Artikelen 92 tot en met 94 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap)
STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN C 51/97 (ex N 753/96)
Italië
(98/C 130/06)
(Artikelen 92 tot en met 94 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap)
Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag aan de lidstaten en de overige belanghebbenden inzake steun die Italië voornemens is te verlenen voor het ontwerp van regionale wet nr. 231 van 18 juni 1996:
— artikel 45 en artikel 46 van het ontwerp van regionale wet nr. 231/96: maatregelen ten behoeve van voorlichtings-, demonstratie- en proefprojecten, schadeloosstelling in verband met BSE
— herfinanciering van bestaande maatregelen — steun voor herkapitalisatie van coöperaties
— extra premie voor de herstructurering van wijngaarden
Bij onderstaand schrijven heeft de Commissie de Ita- liaanse regering meegedeeld dat zij besloten heeft de be- treffende procedure in te leiden.
,,Bij schrijven van 22 augustus 1996 heeft de Permanente Vertegenwoordiging van Italië bij de Europese Unie de Commissie in kennis gesteld van het bovenvermelde ont- werp van regionale wet betreffende steunmaatregelen in de landbouwsector en in andere sectoren. In dit schrijven verklaarden de Italiaanse autoriteiten dat nog werd ge- werkt aan de opstelling van de fiches betreffende de be- palingen voor de landbouwsector. De gemelde maatrege- len zijn onder nummer N 657/96 ingeschreven in het re- gister van gemelde steunmaatregelen.
Bij telex nr. 5273 van 24 september 1996 heeft de Com- missie aanvullende gegevens gevraagd over andere secto- ren dan de landbouwsector.
Bij schrijven van 11 oktober 1996, geregisteerd op 15 ok- tober 1996, hebben de Italiaanse autoriteiten de Com- missie de fiches doen toekomen betreffende de onder re- ferte vermelde steunmaatregelen in de landbouwsector. Deze maatregelen zijn onder nummer N 753/96 inge- schreven in het register van gemelde steunmaatregelen. Deze mededeling betreft uitsluitend de maatregelen die betrekking hebben op de landbouwsector.
Bij telexberichten nrs. 48176 en 13959 van respectievelijk
12 december 1996 en 2 april 1997 heeft de Commissie aanvullende informatie gevraagd over de steunmaatrege- len in de landbouwsector. De Italiaanse autoriteiten heb- ben bij schrijven van 3 februari 1997 en van 29 mei 1997, geregistreerd op 2 juni 1997, nadere gegevens verstrekt.
A. Artikel 45 van het ontwerp van regionale wet nr. 231/96
Dit artikel voorziet in subsidies à fonds perdu of in de vorm van gratis terbeschikkingstelling, gedurende negen jaar, van planten, vee, machines voor diverse voorlich- tingsprojecten, voor een project voor de selectie van klo- nen van wijnstokken en voor twee programma’s betref- fende resp. de toepassing van Richtlijn EEG/91/676 en de verbetering van de kwaliteit van asperges.
1. Buffelhouderij
Wat het voorlichtingsproject voor de buffelhouderij be- treft, is het plan vee aan te kopen en gedurende negen jaar gratis ter beschikking te stellen teneinde een ,,be- drijfskolom’’ buffelmelk op te zetten.
Met het project moeten de technieken voor de buffel- houderij worden ontwikkeld (voeding, spenen, bronst- synchronisatie) om aan te tonen dat deze veehouderijtak aan de regio kan worden aangepast en om de geschikt- heid van buffelmelk voor de kaasbereiding en de econo- mische rentabiliteit van deze productietak aan te tonen. Uiteindelijk moet in de regio een buffelstapel tot stand worden gebracht die genoeg melk kan produceren (40 quintaal per dag) om de bedrijfskolom buffelmelk op te zetten, en moet daardoor een economisch alternatief voor de melkveehouderij worden verbreid.
Het project gaat van start in 1996/1997 en heeft een looptijd van negen jaar. Het is gericht op de landbouw- bedrijven, de Regionale vereniging van veehouders, de afdeling Dierlijke productiewetenschap van de universi- teit van Udine en het Consortium van zuivelcoöperaties van Friuli-Venezia-Giulia.
Gepland zijn:
— het tot stand brengen van een bestand van 50 buffels via een overeenkomst met een looptijd van negen jaar,
— de verlening van de nodige technische bijstand aan de veehouders,
— de verwerking van het product door het Consortium van zuivelbedrijven van Friuli.
Met dit project is voor 1996 een bedrag van 250 miljoen ITL gemoeid.
In hun schrijven van 29 mei 1997 verklaren de Italiaanse autoriteiten dat in het kader van het project één enkel bedrijf wordt opgericht in de regio, die 4 228 melkvee- houderijen en drie buffelhouderijen telt. Zij verklaren te- vens dat de waarde van de jaarlijkse melkproductie 145 000 090 000 ITL bedraagt, waarvan 250 miljoen ITL betrekking heeft op de productie van buffelmelk. Het onder referte vermelde demonstratieproject heeft ten doel de geldwaarde van de buffelmelkproductie met 75 miljoen ITL te verhogen.
2. Varkenshouderij
Voor het voorlichtingsproject voor de sector ,,lopers’’ is een subsidie gepland die tot 45 % van de infrastructuur kan gaan.
Het project heeft ten doel:
— de exploitatie - en beheerskosten te verminderen via geautomatiseerde beheerssystemen voor zeugen en veevoer,
— gezonder vlees te produceren,
— het welzijn van de dieren te verbeteren en milieu- vriendelijker veehouderijsystemen tot stand te bren- gen waarin meer waarde wordt gehecht aan de band tussen mens, dier en milieu,
— meer variatie te brengen in het grondgebruik van de bedrijven in de meest afgelegen gebieden.
De duur van het project is niet aangegeven; het gaat van start in 1996/1997. Het is gericht op landbouwbedrijven en de Regionale vereniging van veehouders in de gebie- den Udine, Pordenone, Gorizia en Triëste.
Xxxxxxx zijn de volgende acties:
— tot stand brengen van een varkenshouderij in de re- gio (brief van de Italiaanse autoriteiten van 28 mei
1995 ter correctie van de brief van 3 februari 1997, waarin stond dat het om drie bedrijven ging),
— verlening van de nodige technische bijstand.
Het verwachte uiteindelijke resultaat is de totstandbren- ging van een bedrijfskolom (20 000 stuks vee) voor de productie van ,,Rustichello Friulano’’ met certificaat.
Voor dit project is in 1996 30 miljoen ITL uitgetrokken.
In hun schrijven van 29 mei 1997 verklaren de Italiaanse autoriteiten dat drie van de 232 varkenshouderijen in de regio ,,lopers’’ houden. De waarde van de productie van de varkenssector in 1995 bedraagt 99,331 miljard ITL, die van de productie van een van de drie bedrijven met
,,lopers’’ bedraagt 100 miljoen ITL. Het project heeft ten doel een varkenshouderij op te richten met een productie ter waarde van 70 miljoen ITL.
3. Olijventeelt
Wat het voorlichtingsproject in de olijvensector betreft is het plan plantgoed voor de olijventeelt en persapparatuur aan te kopen en gedurende negen jaar gratis ter beschik- king te stellen.
De Italiaanse autoriteiten verklaren dat de tot dusver verkregen gegevens inzake de verhoging van de produc- tiviteit van de olijfbomen erop duiden dat deze productie goed beantwoord aan de omstandigheden en het milieu in bepaalde gebieden van de regio.
De kwaliteit van de olie zou zeer hoog kunnen liggen. Wel moeten tot in het eindstadium van de behandeling van de verwerkingsresiduen controles worden verricht. Het programma heeft ten doel de bedrijfskolom te creë- ren en deze teelt in de meest geschikte gebieden rendabel te maken.
Het project gaat van start in 1996/1997, de deelnemende gebieden zijn de provincie Triëste en de heuvelachtige gebieden in de regio.
Aan het project werken mee: de landbouwbedrijven, de afdeling Voedingswetenschappen van de universiteit van Udine, landbouwcoöperaties, centra voor theoretische en toegepaste ecologie van Gorizia.
De volgens acties zijn gepland:
— tot stand brengen van xxxxxxxxxxxx via overeen- komsten met een looptijd van negen jaar die ingaan in 1996/1997,
— verlening van de nodige technische bijstand aan de landbouwers,
— technische samenwerking voor de aanleg van een in- stallatie voor de verwerking van het vruchtwater van de olijfbomen.
Voor dit project is in 1996 een bedrag van 140 miljoen ITL uitgetrokken.
In hun brief van 29 mei 1997 verklaren de Italiaanse au- toriteiten dat het betrokken demonstratieproject betrek- king heeft op circa 20 ha van de in totaal 115 ha olijven- areaal in de regio. De waarde van de regionale olijven- productie bedroeg in 1995 556 miljoen ITL. Het project heeft ten doel de productie over een periode van negen jaar met circa 17 % verhogen.
4. Toepassing van Richtlijn EEG/91/676 (nitraat)
Het betreft een regionaal informaticaprogramma ter eva- luatie van de gevaren die verbonden zijn aan de vervui- ling in de landbouw.
Het programma heeft ten doel een regionaal geautomati- seerd systeem ter bewaking van nitraatverontreiniging op te zetten en kaarten op te stellen vanuit een oogpunt van vervuiling door nitraten en gewasbeschermingsproducten kwetsbare landbouwgebieden. Dit project betreft het Uf- ficio Agrario della Provincia di Pordenone.
Het programma heeft een looptijd van drie jaar; het be- treft de provincie Pordenone en in de laatste twee jaar ook de vlakte van Friuli. De volgende maatregelen zijn gepland:
— aankoop van hardware, software en laboratorium- en peilmateriaal,
— opstelling van een input-output-balans voor de proef- bedrijven in de peilingsgebieden (de bedrijven ,,Ric- chieri’’ en ,,Rinascita’’),
— analyseren van de residuen van gewasbeschermings- middelen in de wateren,
— opstelling van modellen voor de berekening van het vervuilingsrisico.
Voor dit project is in 1996 50 miljoen ITL uitgetrokken.
5. Aspergeteelt
Teneinde de kwaliteit van de regionale aspergeproductie te verbeteren, het gebruik van gewasbeschermingsmidde- len te beperken en daardoor de productiekosten te verla- gen en de milieuschade te verminderen, zal een pro- gramma worden uitgevoerd inzake:
— bewaking van de gewasbeschermingssituatie in de be- drijven die deel uitmaken van een steekproef,
— volgen van de weerssituatie,
— uitwerking van wekelijkse gewasbeschermingsplan- nen,
— verspreiding van deze plannen via wekelijkse nieuws- brieven,
— analyse van de residuen van gewasbeschermingsmid- delen op productmonsters.
De maatregelen bevatten de aankoop van apparatuur en het gebruik van een informaticanetwerk met het oog op een optimaal gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en vermindering van de negatieve gevolgen voor het milieu.
Het programma betreft gronden in de provincies Udine, Gorizia en Pordenone (in totaal 250 ha).
Er is geen looptijd voor het programma aangegeven. Er wordt aan deelgenomen door: landbouwbedrijven, telerscoöperaties, het centrum voor agrometereologische diensten.
Voor dit project is in 1996 50 miljoen ITL uitgetrokken.
Wat de in de punten 1) tot en met 5) van rubriek A be- schreven maatregelen betreft, d.w.z. de maatregelen ten behoeve van proef- en modelprojecten in de sectoren buffelmelk, ,,lopers’’ en olijventeelt, alsmede de maatre- gelen betreffende de toepassing van de nitratenrichtlijn en ten behoeve van de aspergesector, kan ik u meedelen dat de Commissie daartegen geen bezwaar maakt op grond van artikel 92, lid 3, onder c) van het Verdrag.
Bij het nemen van haar besluit heeft de Commissie reke- ning gehouden met de volgende punten:
a) Wat het voorlichtingsproject voor de buffelmelksector betreft, blijkt uit de gegevens die de Italiaanse autori- teiten in hun schrijven van 29 mei 1997 hebben ver- strekt, dat de ,,subsector’’ buffelhouderij een miniem deel van de zuivelsector in de betrokken regio vormt zowel uitgedrukt in waarde van de jaarlijkse produc- tie als in aantallen bedrijven. Een looptijd van negen jaar wordt noodzakelijk geacht opdat het project in de veehouderij een modelfunctie kan vervullen;
b) Wat het voorlichtingsproject voor de sector ,,lopers’’ betreft, blijkt eveneens uit de door de Italiaanse auto- riteiten verstrekte gegevens dat deze productietak qua waarde van de jaarlijkse productie en het aantal be- trokken bedrijven slechts een miniem deel is van de varkenshouderij. De duur van het project in niet aan- gegeven, maar aangezien het doel is een veestapel tot stand te brengen waarvan de productie een bepaalde waarde vertegenwoordigt, gaat de Commissie ervan uit dat het project beëindigd zal zijn wanneer dat doel is bereikt.
De Italiaanse autoriteiten verklaren in hun schrijven van 3 december 1997 dat het programma ten doel heeft een product met certificaat ,,Rustichello Friu- lano’’ te creëren. De Commissie herinnert de Ita- liaanse autoriteiten eraan dat voor namen en oor- sprongsbenamingen de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2081/92 van toepassing zijn en dat alle be- namingen waarin wordt verwezen naar de oorsprong van een productie niet zijn erkend in het kader van genoemde verordening met die bepalingen en ook met artikel 30 van het Verdrag in strijd kunnen zijn. De benaming ,,Rustichello Friulano’’ is namelijk nog niet erkend en ook niet aan de Commissie voorgelegd voor erkenning;
c) Wat het voorlichtingsproject voor de olijventeelt be- treft, blijkt uit de door de Italiaanse autoriteiten ver- strekte gegevens dat de olieproductie in de regio zeer beperkt is in vergelijking met die van de andere Ita- liaanse regio’s. Een looptijd van negen jaar voor dit project wordt nodig geacht opdat het project in deze sector een modelfunctie kan vervullen;
d) Wat het programma voor de toepassing van Richtlijn (EEG) nr. 91/676 (nitraten) en voor de berekening van het risico van vervuiling door gewasbescher- mingsmiddelen betreft, verklaren de Italiaanse autori- teiten in hun schrijven van 3 februari 1997 dat de betrokken steun niet bestemd is voor specifieke be- drijven of teelten en niet inhoudt dat informaticama- teriaal wordt aangekocht voor of verschaft aan landbouwbedrijven (schrijven van 29 mei 1997). De resultaten worden ter beschikking gesteld van alle geïnteresseerde bedrijven in de Gemeenschap zonder enig onderscheid en de maatregelen zijn niet specifiek afgestemd op de industriële of commerciële activitei- ten van bepaalde bedrijven;
e) Wat het programma voor de aspergesector betreft, verklaren de Italiaanse autoriteiten in hun schrijven van 29 mei 1997 dat dit programma ten doel heeft gegevens te produceren die wekelijks via de plaatse- lijke radio en televisie, de gespecialiseerde pers, en een groen telefoonnummer ter beschikking worden gesteld aan alle geïnteresseerden. Tevens verklaren zij dat de betrokken steunmaatregelen horizontale acties voor dienstverlening zijn en niet inhouden dat infor- maticamateriaal wordt aangekocht voor of verschaft aan bedrijven;
Bovendien verklaren de Italiaanse autoriteiten ten aan- zien van alle bovenvermelde projecten dat de resultaten van al deze initiatieven niet alleen na afloop van de maatregelen gepubliceerd zullen worden maar ook tus- sentijds. De resultaten zullen verspreid worden bij bezoe- ken aan de betrokken bedrijven en veehouderijen, in evaluatievergaderingen met landbouwers, via de televisie en via tweemaandelijkse publicaties door ERSA (de regi- onale instelling voor landbouwontwikkeling). Voor al
deze initiatieven zal worden samengewerkt met de Universiteit van Udine, het Experimenteel Instituut voor de Wijnbouw van Conegliano Veneto, de plaatselijke au- toriteiten en de scholen voor landbouwwetenschappen;
De Commissie beschouwt deze maatregelen als ,,soft’’ omdat zij niet rechtstreeks van invloed zijn op concur- rentie en handel.
6. De wijnbouwsector
De volgende acties zijn gepland:
— aanleg van velden voor het verkrijgen van klonen, se- lectie door klonering van de wijnstokken en gezond- heidscontroles,
— aankoop van materiaal voor de vermenigvuldiging van de geselecteerde virusvrije klonen.
Het project is van onbepaalde duur. De agrarische over- heidsbedrijven ,,Pantianicco’’ en ,,Xxxxxxxxx’’, de ver- eniging van boomkwekers, en een aantal afzonderlijke ondernemers nemen eraan deel. Voor dit project is in 1996 200 miljoen ITL uitgetrokken.
In hun schrijven van 29 mei 1997 verklaren de Italiaanse autoriteiten dat de enige twee bedrijven die klonen selec- teren en waarop de bewuste maatregelen rechtstreeks zijn gericht overheidsbedrijven zijn. Ook verklaren zij dat de door genoemde bedrijven geproduceerde klonen tegen marktprijzen aan alle geïnteresseerde bedrijven in de Europese Unie worden verkocht.
Uit de gegevens waarover de Commissie beschikt, is niet duidelijk wat de redenen zijn voor de steunverlening ten behoeve van de twee overheidsbedrijven die klonen se- lecteren en distribueren.
De betrokken maatregelen zijn namelijk een vorm van staatssteun ten behoeve van twee overheidsbedrijven die door deze maatregelen in een gunstiger positie verkeren dan hun concurrenten op de markt.
Indien de overheidsbedrijven de klonn tegen scherpere prijzen verkochten dan de andere handelaren op de markt zou de betrokken steun duidelijk de markt versto- ren, zonder in aanmerking te komen voor een van de uitzonderingen als bedoeld in artikel 92, lid 3, onder c) van het Verdrag. Als, zoals de Italiaanse autoriteiten ver- zekeren, door de met de steun geproduceerde klonen geen verstoring ten aanzien van de verkoopprijzen wordt teweeggebracht, dient de betrokken maatregel eveneens als ongerechtvaardigd te worden beschouwd omdat over- heidsbedrijven, evenals particuliere bedrijven, hun pro- ductiekosten behoren te dekken met de ontvangsten uit de verkoop van de klonen, zonder steun nodig te heben.
De steun ten behoeve van de productie van klonen van wijnstokken is dus, volgens de gegevens waarover de Commissie beschikt, een vorm van steun ter dekking van de bedrijfsvoeringskosten. De Commissie is van mening dat de betrokken steunmaatregel de ontwikkeling van de betrokken sector niet bevordert in een mate die verenig- baar is met de gemeenschappelijke markt, aangezien de steunmaatregel de gemeenschappelijke marktordening voor wijnbouwproducten door ongerechtvaardigde fi- nanciering kan doorkruisen; het gaat dus om ongerecht- vaardigde steun voor de bedrijfsvoering die niet is toege- staan in het kader van artikel 92, lid 3, onder c), en dus bij het Verdrag is verboden.
De Commissie heeft derhalve besloten om ten aanzien van de bovenvermelde maatregelen die betrekking heb- ben op de productie en de distributie van klonen van wijnstokken, de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag in te leiden.
7. Diversificatie van de graanteelt
De Italiaanse autoriteiten verklaren dat de gehele plaat- selijke graanproductie betrekking heeft op de gewone graansoorten, die het laagst genoteerd zijn op de markt. Het betrokken modelproject is erop gericht de nodige technologie voor de productie van zachte tarwe die di- rect geschikt is voor de broodbakkerij ingang te doen vinden via een aan de bedrijven verstrekte subsidie ,,à fonds perdu’’ voor de aankoop van zachte tarwe (zaai- zaad), de aankoop en de verdeling van vloeibare mest- stoffen, de kosten voor beluchting, schonen, laden en lossen van het product, de kosten van technische analy- ses in gespecialiseerde laboratoria. Het demonstratiepro- ject is bedoeld om een bedrijfskolom te creëren voor de valorisatie van dit product.
Het project heeft een looptijd van drie jaar. Het betreft een jaarlijks areaal van 130 ha en de deelnemers zijn de landbouwbedrijven, de coöperaties voor het drogen van graan, de vereniging van graantelers, het landbouwbu- reau van de provincie Pordenone, de maalderijen, de bakkers,
Met dit project is voor 1996 een bedrag van 50 miljoen ITL gemoeid.
In hun brief van 29 mei 1997 verklaren de Italiaanse au- toriteiten dat het project betrekking heeft op 120-130 ha, verdeeld over twee provincies van de regio. Aan het pro- ject nemen circa 50 bedrijven deel, verdeeld over de twee provincies. Het zachte-tarweareaal in de twee betrokken provincies is 5 148 ha groot en is verspreid over 1 613 bedrijven.
Het betrokken project omvat dus de introductie van nieuwe soorten zaaizaad met het oog op verbeteringen in de diverse fasen van productie en verwerking van graan- producten tot aan het eindproduct.
Uit de beschikbare gegevens is voor de Commissie niet duidelijk op te maken welke verschillen bestaan tussen de productietechniek voor zachte tarwe in en die voor de andere in de regio gebruikte graansoorten. Het is zelfs zo dat een teler die gewoonlijk de gebruikelijke graan- soorten verbouwt, geen speciale vaardigheden, kennis of knowhow hoeft te verwerven om tarwe te verbouwen die geschikt is voor de broodbereiding. De teeltmethoden zijn identiek, alleen het zaaizaad verschilt.
Wat de verwerkingstechniek betreft (het malen, de broodbereiding) is evenmin duidelijk of het gaat om technieken die in de regio onbekend zijn dan wel om technieken die reeds bestaan, maar die worden toegepast voor tarwe uit andere regio’s dan Friuli-Venezia Giulia.
De teler hoeft alleen de verhouding tussen prijs en op- brengst voor de diverse types graan te berekenen om te zien wat voor hem het beste is. De gegevens inzake de opbrengst en de economische voordelen van de hoogst genoteerde graansoorten (. . .) kunnen via technische bij- stand, uitsluitend in de vorm van informatie, verspreid worden.
Gezien het bovenstaande is de Commissie van mening dat het hier niet gaat om een maatregel die de ontwikke- ling van de sector bevordert in een mate die verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt maar om een maat- regel die de gemeenschappelijke marktordening voor granen doorkruist door ongerechtvaardigde financiering, en dus steun is voor de bedrijfsvoering die niet voldoet aan het bepaalde in artikel 92, lid 3, onder c) en bijge- volg bij het Verdrag is verboden.
Om die redenen heeft de Commissie besloten om ten aanzien van dat gedeelte van de bovenvermelde maatre- gelen dat betrekking heeft op het voorlichtingsproject voor de diversificatie van de graanproductie de proce- dure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag in te leiden.
8. Mechanisatie in de tuinbouwsector
De ontwerpsteunmaatregel voor de mechanisatie van de tuinbouwsector houdt in dat aan landbouwcoöperaties voor de verwerking en afzet van aardappelen en asperges gedurende een periode van ten minste drie jaar meer ge- avanceerde machines ter beschikking worden gesteld waardoor minder product verloren gaat tijdens het sorte- ren en verpakken en bespaard kan worden op de produc- tiekosten.
De Italiaanse autorieiten hebben niet geantwoord op de vraag van de Commissie (telex nr. 13959 van 2 april 1997) of de betrokken machines op de markt beschik- baar zijn. Bovendien gaat het, volgens de gegevens waar- over de Commissie ten aanzien van dit project beschikt, niet om de invoering van nieuwe technieken voor de ont- wikkeling van een sector of subsector met een achter- stand maar om het ter beschikking stellen van verwer- kings- en verpakkingsmachines die meer geavanceerd zijn dan de reeds bekende en gebruikte machines. De
Italiaanse autoriteiten hebben niet gepreciseerd welke ri- sico’s aan het gebruik van deze machines verbonden zijn en waardoor het noodzakelijk zou zijn om het nut van die machines aan te tonen. Daarentegen zouden de tech- nische kenmerken en de economische voordelen die het gebruik van technisch meer geavanceerde machines mee- brengt voor alle marktdeelnemers duidelijk moeten zijn, vooral wanneer dit op korte termijn zoals de Italiaanse autoriteiten stellen, leidt tot besparingen op de produc- tiekosten. Bijgevolg kan men ervan uitgaan dat de be- trokken maatregelen steun voor de bedrijfsvoering zijn die kan leiden tot verstoring van de concurrentie en geen duurzame positieve uitwerking op de betrokken sectoren heeft.
Gezien het bovenstaande heeft de Commissie besloten ten aanzien van de bovenvermelde maatregelen met be- trekking tot de steun voor de mechanisatie van de tuin- bouwsector, behalve wat de toepassing op de aardappel- sector betreft, de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag in te leiden.
Aangezien in de aardappelsector de concurrentieregels van artikel 4 van Verordening nr. 26 (PB 30 van 20.4.1962) van toepassing zijn, beveelt de Commissie, op basis van bovenvermelde overwegingen en overeenkom- stig artikel 93, lid 3, eerste zin van het Verdrag, de Ita- liaanse autoriteiten aan om de maatregelen inzake de mechanisatie van de tuinbouwsector niet ten uitvoer te leggen.
B. Artikel 46 van het ontwerp van regionale wet nr. 231/96
Het gaat om eenmalige subsidies ,,à fonds perdu’’ die aan handelaars in de rundvleessector worden verleend wegens de inkomensderving als gevolg van BSE. De Ita- liaanse autoriteiten willen een vergoeding geven voor de inkomensderving die het gevolg is van de daling van de vleesprijzen en de daling van het aantal geslachte runde- ren in de periode tussen 18 maart 1996 en 16 augustus 1996.
Om dit verlies te bepalen, wordt berekend hoeveel dieren minder zijn geslacht dan in dezelfde periode van 1995. De subsidie bedraagt ten hoogste 852 000 ITL per niet- verkocht dier van de categorie ,,jonge runderen’’ met een gewicht van 440 kg. Deze buitengewone steun kan niet gecumuleerd worden met andere steun. Er is 500 miljoen ITL voor uitgetrokken.
In hun bovenvermeld schrijven van 3 februari 1997 ver- klaren de Italiaanse autoriteiten dat de betrokken steun- maatregelen niet onder Verordening (EG) nr. 1357/96 van de Raad van 8 juli 1997 (PB L 175 van 13.7.1996,
blz. 9) vallen.
In hun schrijven van 29 mei 1997 stellen de Italiaanse autoriteiten dat volgens de prijslijsten van een organisatie
in Udine geslachte kalveren gemiddeld circa 800 ITL per kg in waarde zijn gedaald in vergelijking met de vorige periode. Bovendien verklaren zij dat doordat de kalveren als gevolg van de kleinere vraag naar rundvlees in de be- trokken periode ouder zijn als ze worden geslacht, de geslachte dieren 1 000 ITL per kg in waarde dalen. Ten- slotte zij erop gewezen dat de inkomensderving wegens het niet-verkopen van o.m. hersenen en orgaanvlees ge- schat mag worden op 60 000 ITL per kalf.
De Italiaanse autoriteiten verklaren dat hun berekening niet gebaseerd is op het statistische aantal geslachte die- ren dat over de jaren ongewijzigd kan blijven, maar op het gegeven betreffende het kleinere aantal dieren dat in de periode tussen 18 maart 1996 en 16 augustus 1996 is geslacht in vergelijking met de dezelfde periode in het voorgaande jaar. Dat minder dieren zijn geslacht bete- kent dat de dieren langer leven en dus op het moment van de slacht minder waard zijn.
Bij telex nr. 13959 van 2 april 1997 heeft de Commissie de Italiaanse autoriteiten gevraagd de verzekering te ge- ven dat de vergoedingen voor de daling van het aantal geslachte dieren en voor de waardevermindering van het vlees in geen geval groter is dan de werkelijk geleden verliezen als berekend op basis van de volgende gege- vens:
a) de steun ter compensatie van de daling van de waarde van de dieren na 18 maart 1996 moet gelijk zijn aan het verschil tussen de gemiddelde verkoopprijs vóór en na 18 maart 1996 met verdiscontering evenwel van het verschil tussen de gemiddelde aankoopprijs van voor de slacht bestemde dieren vóór en na 18 maart 1996;
b) voor de berekening van de steun voor de inkomens- derving ten gevolge van de daling van het aantal ge- slachte dieren na 18 maart 1996 in vergelijking met het voorgaande jaar, moet berekend worden door uit- sluitend rekening te houden met het bedrag dat elk geslacht dier in de referentieperiode van het voor- gaande jaar heeft opgebracht, vermenigvuldigd met het aantal dieren dat in 1996 na 18 maart minder is geslacht.
Als de waardevermindering zo wordt berekend kan er inderdaad voor worden gezorgd dat niet meer wordt ge- compenseerd dan de als gevolg van de BSE geleden ver- liezen, aangezien de compensatie uitsluitend beperkt blijft tot elke waardevermindering boven het bedrag dat reeds is gecompenseerd in het kader van communautaire Verordening (EG) nr. 1357/96 van de Raad van 8 juli 1996 (PB L 175 van 13.7.1996, blz. 9).
De Commissie heeft de Italiaanse autoriteiten derhalve gevraagd de statistische gegevens te verstrekken op grond waarvan deze berekening is gemaakt en, indien zij een andere basis voor hun berekening gebruiken, daar-
voor de redenen aan te geven. De Italiaanse autoriteiten hebben de gevraagde verzekering en statistische gegevens niet verstrekt en hebben niet uitgelegd waarom zij een andere berekening maken die uitsluitend gebaseerd is op de verschillen in verkooprijs van de karkassen en niet, volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, met het verschil tussen de gemiddelde verkoopprijs vóór en na 18 maart 1996, met verdiscontering van het ver- schil tussen de gemiddelde aankoopprijs van voor de slacht bestemde vóór en na 18 maart 1996.
Gezien het voorgaande is het op basis van de gegevens waarover de Commissie beschikt niet mogelijk te contro- leren of de Italiaanse autoriteiten bij de berekening van de verliezen die zij willen vergoeden rekening houden met het verschil tussen de gemiddelde verkoopprijzen vóór 18 maart 1996 en na die datum, en daarbij het ver- schil tussen de gemiddelde aankoopprijs van voor de slacht bestemde dieren vóór en na 12 maart 1996 in aan- merking nemen.
Gezien het bovenstaande heeft de Commissie besloten ten aanzien van de in artikel 46 van het wetsontwerp vervatte maatregelen ter vergoeding van de verliezen als gevolg van BSE, de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag in te leiden.
C. Herfinanciering van artikel 31 van regionale wet nr. 20 van 17 juli 1992
Het wetsontwerp voorziet in de herfinanciering, voor 1996, van de maatregelen die zijn vervat in artikel 31 van regionale wet nr. 20 van 17 juli 1992 en die de Commis- sie bij schrijven nr. SG(96) D/7735 van 5 september 1996, bekendgemaakt in het PB C 359/69 van 28 no- vember 1996 (steunmaatregel nr. N 523/A/1996 betref- fende de toepassing van de hierna uiteengezette maatre- gelen op de landbouwsector) reeds heeft toegestaan.
Hiervoor is voor 1996 1 miljard ITL uitgetrokken. Bij schrijven van 3 februari 1997 (betrokken steunmaatregel) verklaren de Italiaanse autoriteiten dat de bewuste toe- passingsmaatregelen niet zijn gewijzigd sedert de goed- keuring van steunmaatregel nr. 523/A/1996.
Ik kan u dan ook meedelen dat de Commissie tegen de herfinanciering van de betrokken maatregelen geen be- zwaar maakt op grond van artikel 92, lid 3, onder c), van het Verdrag.
D. Herfinanciering van artikel 3 van regionale wet nr. 13 van 21 maart 1998
Het wetsontwerp voorziet bovendien in de herfinancie- ring, voor 1996, van de steunmaatregelen die zijn vervat in artikel 3 van regionale wet nr. 13 van 1988 en die de
Commissie reeds bij schrijven nr. SG(96) D/7422 van 9 augustus 1996, bekendgemaakt in PB C 1/97 van 3 ja- nuari 1997 (steunmaatregel nr. NN 50/A/96 betreffende sommige bepalingen van de regionale begrotingswetten nrs. 5/94 en 14/94), heeft goedgekeurd.
Artikel 3 van regionale wet nr. 13/88 voorziet in aanvul- lende steun ten laste van de regio ten belope van 2 of 5 miljoen ITL per opnieuw beplante hectare — bovenop de steun in het kader van Verordening (EEG) nr. 458/80 van de Raad van 18 februari 1980 betreffende de her- structurering van wijngaarden in het kader van collec- tieve maatregelen (PB L 57 van 29.2.1980). De aanvul- lende regionale steun wordt in het kader van de gewij- zigde verordening verleend aan de deelnemers aan col- lectieve projecten voor de herstructurering van wijngaar- den die door de verenigingen van de regio zijn ingediend en door de Commissie op 24 juli 1987 zijn goedgekeurd. Daarvoor is voor 1996 114 miljoen ITL uitgetrokken.
Het programma had moeten lopen tot 1994. Als gevolg van wijzingen in Verordening (EEG) nr. 458/80 (Verordening (EEG) nr. 2991/81) zijn de maatregelen verlengd tot en met 24 juli 1997.
Ik kan u mededelen dat de Commissie tegen de herfi- nanciering van de in artikel 3 van regionale wet nr. 13/88 vervatte maatregelen geen bezwaar maakt op grond van artikel 92, lid 3, onder c) van het Verdrag.
In het kader van de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag, maant de Commissie de Italiaanse regering aan binnen een maand haar opmerkingen te maken in- zake de in artikel 45 van het betrokken ontwerp van re- gionale wet vervatte steunmaatregelen ten aanzien van de wijnbouwsector, de graansector en de mechanisatie van de tuinbouwsector en de maatregelen die zijn vervat in artikel 46 van genoemd wetsontwerp.
Via een bekendmaking in het Publicatieblad van de Euro- pese Gemeenschappen verzoekt de Commissie de regerin- gen van de andere lidstaten en de overige belanghebben- den binnen dezelfde termijn hun opmerkingen te ma- ken.’’
De Commissie maant de overige lidstaten en de andere belanghebbenden aan, haar binnen een maand vanaf de datum van deze mededeling hun opmerkingen over de betrokken maatregelen toe te zenden aan het volgende adres:
Europese Xxxxxxxxx Xxxxxxxxx 000
B-1049 Brussel.
Deze opmerkingen zullen aan de Italiaanse regering wor- den meegedeeld.