GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING MILIEU EN AFVAL KOP VAN NOORD-HOLLAND
9-12-2011
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING MILIEU EN AFVAL KOP VAN NOORD-HOLLAND
Ingaand per 1-7-2012
Overwegende dat:
1. De gemeenten Den Helder, Harenkarspel, Hollands Kroon (voorheen Xxxx Xxxxxxxx, Niedorp, Wieringen en Wieringermeer) Schagen, Texel en Zijpe hebben, in het belang van een adequate ambtelijke ondersteuning van de deelnemende gemeenten samen en afzonderlijk, besloten de gemeentelijke milieutaken onder te brengen in een samenwerkingsorganisatie ressorterend onder deze gemeenschappelijke regeling en handelend onder de naam Milieudienst Kop van Noord- Holland. Ter uitvoering van deze taken is mandaat verleend aan het Dagelijks Bestuur van de Milieudienst Kop van Noord-Holland middels een separaat mandaatbesluit.
2. De gemeenten Xxxx Xxxxxxxx, Harenkarspel, Niedorp, Schagen en Zijpe hebben per 1 september 2006 besloten de gemeentelijke milieutaken aan het Gewest Kop van Noord-Holland en per 1 mei 2007 aan de Gemeenschappelijke regeling milieu en afval Kop van Noord-Holland over te dragen. De gemeente Wieringermeer heeft besloten om voor de gemeentelijke milieutaken per 1 januari 2010 aan te sluiten bij de Gemeenschappelijke regeling milieu en afval Kop van Noord-Holland. De gemeente Wieringen heeft besloten om per 1 januari 2012 aan te sluiten bij de Gemeenschappelijke regeling milieu en afval Kop van Noord-Holland.
3. De gemeenten Xxxx Xxxxxxxx, Harenkarspel, Niedorp, Schagen, Wieringen, Wieringermeer, Texel en Zijpe hebben besloten de voormalige gewestelijke milieutaken per 1 mei 2007 over te dragen aan de Gemeenschappelijke regeling milieu en afval Kop van Noord-Holland. Met de bezuinigingsronde zijn per 1 januari 2011 de voormalige gewestelijke milieutaken komen ter vervallen.
4. De gemeenten Xxxx Xxxxxxxx, Harenkarspel, Niedorp, Schagen en Zijpe hebben per 1 mei 2007 besloten de Gemeenschappelijke regeling als een Openbaar Lichaam op te richten.
5. Voor het uitvoeren van de opgedragen taken komt het bestuur van de Milieudienst Kop van Noord- Holland de bevoegdheid toe voor het in stand houden van de Milieudienst Kop van Noord-Holland die is belast met de kwantitatieve en kwalitatieve uitvoering van de gemeentelijke milieutaken van die gemeenten die deze taak expliciet aan de Milieudienst Kop van Noord-Holland hebben overgedragen.
6. De gemeenten Den Helder, Harenkarspel, Hollands Kroon,, Schagen, Texel en Zijpe, de schaal van samenwerking, te weten een gebied van zes gemeenten, voldoende vinden om een efficiëntere en effectievere uitvoering van milieutaken te realiseren met dien verstande, dat het de voorkeur heeft om de schaal van samenwerking nog verder uit te breiden.
7. De gemeenten Den Helder, Harenkarspel, Hollands Kroon,, Schagen, Texel en Zijpe verwachten dat aan de landelijke kwaliteitscriteria voor de milieuhandhaving wordt voldaan.
8. De Gemeenschappelijke regeling ruimte biedt aan niet deelnemende gemeenten om van de Milieudienst Kop van Noord-Holland producten en diensten af te nemen.
voorts overwegende dat:
9. Gemeenten op grond van de Wet milieubeheer verplicht zijn regels te stellen ten aanzien van de inzameling van huishoudelijke en andere afvalstoffen en een taak hebben bij de inzameling van
huishoudelijke afvalstoffen en de verdere verwijdering van ingezamelde of afgegeven huishoudelijke afvalstoffen.
10. De gemeenten Harenkarspel, Hollands Kroon, Schagen en Zijpe de uitvoering van de taken onder punt 9 onderbrengen bij de Gemeenschappelijke regeling milieu en afval Kop van Noord-Holland. De gemeenten Harenkarspel, Hollands Kroon, Schagen en Zijpe de feitelijke inzameling en het verdere beheer van huishoudelijke en andere afvalstoffen opdragen aan de N.V. Huisvuilcentrale Noord-Holland ("HVC"), statutair gevestigd te Alkmaar en dat zij dat tot uitdrukking hebben gebracht door te besluiten HVC daartoe een alleenrecht te verlenen.
11. De Gemeenschappelijke regeling milieu en afval Kop van Noord-Holland belast is met de monitoring van het contract met HVC.
12. De Gemeenschappelijke regeling Milieu en Afval Kop van Noord-Holland voorts bevoegd is tot het vaststellen en (doen) uitvoeren van beleid ten aanzien van huishoudelijke en andere afvalstoffen, waaronder de verordenende bevoegdheid als bedoeld in artikel 10.23 e.v. Wet Milieubeheer.
13. De Gemeenschappelijke regeling Milieu en Afval Kop van Noord-Holland met de hiervoor genoemde verordenende bevoegdheid bevoegd is de entiteit aan te wijzen die belast is met het inzamelen van huishoudelijke en andere afvalstoffen, onder voorwaarde dat HVC wordt aangewezen als inzameldienst als bedoeld in artikel 10.24 Wet milieubeheer.
En voorts overwegende dat:
14. De gemeenten Den Helder en Texel hebben besloten per 1 juli 2012 de milieutaken over te dragen aan de Gemeenschappelijke regeling milieu en afval Kop van Noord-Holland.
Gelet op de bepalingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) en de Gemeentewet; besluiten:
vast te stellen de hierna volgende
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING MILIEU EN AFVAL KOP VAN NOORD-HOLLAND
Hoofdstuk I Algemene bepalingen Artikel 1 Begrippen
In deze Regeling en de daarop berustende besluiten wordt verstaan onder:
a. Afvaltaken: taken zoals vermeld in artikel 4, aanhef en sub 2;
b. Afvalstoffen:,alle stoffen, preparaten of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen; met inachtneming van nadere regelgeving op grond van de Wet milieubeheer;
c. Alleenrecht: het exclusieve recht om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen dat door de deelnemende Gemeenten aan HVC is verleend;
d. Deelnemer(s) Afval: de aan deze Gemeenschappelijke Regeling deelnemende gemeente(n) voor de afvaltaakuitvoering.
e. Deelnemer(s) Milieu: de aan deze Gemeenschappelijke Regeling deelnemende gemeente(n) voor de milieutaakuitvoering.
f. Gedeputeerde Staten: het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland;
g. Gemeentewet: de Gemeentewet zoals die luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur;
h. HVC: de naamloze vennootschap N.V. Huisvuilcentrale Noord-Holland, statutair gevestigd te Alkmaar;
i. Milieudienst: de Milieudienst Kop van Noord-Holland;
j. Milieutaken: taken zoals vermeld in artikel 4, aanhef en sub 1;
k. Regeling: de Gemeenschappelijke regeling Milieu en Afval Kop van Noord-Holland;
l. Samenwerkingsgebied: het gezamenlijk grondgebied van de aan deze Regeling deelnemende gemeenten;
m. Uitvoeringsovereenkomst: overeenkomsten ter uitvoering van het Alleenrecht;
n. Verwerkingsinrichting: een inrichting, bestemd voor het overslaan, het be- en/of verwerken dan wel het nuttig toepassen van afvalstoffen;
o. Wet: Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 2 Openbaar lichaam
1. Er is een openbaar lichaam, genaamd Milieudienst Kop van Noord-Holland.
2. Het openbaar lichaam is een rechtspersoon als bedoeld in artikel 8, lid 1 van de Wet en heeft als centrale vestigingsplaats Schagen met gedeconcentreerde standplaatsen Den Helder en Texel.
3. Het Algemeen Bestuur kan besluiten tot wijziging van de vestigingsplaats.
4. Waar in de Regeling artikelen uit de Gemeentewet of andere regelingen van overeenkomstige toepassing worden verklaard, dient in plaats van de gemeente, de raad, het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester te worden gelezen: de Milieudienst, Algemeen Bestuur, Dagelijks Bestuur en de voorzitter.
Hoofdstuk II
Paragraaf 1: Belang
Artikel 3 Doel
De Milieudienst heeft ten doel:
a) Op gebied van Milieu uitvoering te geven aan de door de deelnemers Milieu aan de Milieudienst opgedragen milieutaken en –bevoegdheden, met inachtneming van het ter zake door de deelnemers gevoerde beleid en de vigerende wet- en regelgeving.
b) Op het gebied van Afval uitvoering te geven aan de door deelnemers Afval aan de Milieudienst opgedragen en overgedragen taken en bevoegdheden, met inachtneming van het ter zake door de deelnemers gevoerde beleid en de vigerende wet- en regelgeving.
Paragraaf 2: Taken
Artikel 4 Taken
Voor het behartigen van het belang als vermeld in paragraaf 1, verricht de Milieudienst de volgende taken:
1. Milieu
Alle milieutaken, in die zin, dat de Milieudienst uitvoeringstaken voorbereidt en uitvoert en over de beleidstaken adviseert aan de Deelnemers Milieu en na besluitvorming door de Deelnemers Milieu de uitvoering ter hand neemt, met in achtneming van de in hoofdstuk II paragraaf 3 aangeduide bevoegdheden, onder de bepaling dat deze taken uitsluitend en volledig voor rekening en risico van de Deelnemers Milieu worden uitgevoerd. Aan deze taken wordt door de Milieudienst zo goed, effectief en efficiënt mogelijk invulling gegeven. In bijlage 1 zijn de taken opgenomen die onder het domein van de milieutaken vallen. Het vaststellen van de taken die exact voor elke gemeente worden uitgevoerd, vindt plaats in het jaarlijks op te stellen werkprogramma.
2. Afval
Alle taken die gepaard gaan met het vaststellen en (doen) uitvoeren van het beleid ten aanzien van huishoudelijke en andere afvalstoffen voor de Deelnemers Afval, met in achtneming van de in hoofdstuk II paragraaf 3 aangeduide bevoegdheden, onder de bepaling dat deze taken uitsluitend en volledig voor rekening en risico van de Deelnemers Afval worden uitgevoerd. Aan deze taken wordt door de Milieudienst zo goed, effectief en efficiënt mogelijk invulling gegeven. De volgende taken en bevoegdheden worden aan de Milieudienst opgedragen en overgedragen:
- verordeningen vast te stellen als bedoeld in artikel 10.23 e.v. van de Wet Milieubeheer, onder voorwaarde dat HVC wordt aangewezen als inzameldienst als bedoeld in artikel 10.24 Wet milieubeheer, met uitzondering van de gemeente Wieringen;
- ter uitvoering van het Alleenrecht Uitvoeringsovereenkomsten met HVC aan te gaan;
- monitoren van de met HVC afgesloten dienstverleningsovereenkomst en het terzake uitoefenen van de bevoegdheid te besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen;
- zorg te dragen voor het (doen/laten) beheren van huishoudelijke en andere afvalstoffen op de wijze zoals aangegeven in wet- en regelgeving;
- het (doen/laten) stichten, (doen/laten) beheren en (doen/laten) exploiteren van verwerkingsinrichtingen, al dan niet in samenwerking met derden, voor zover de stichting, het beheer dan wel de exploitatie ingevolge overige publiekrechtelijke regelingen door de Milieudienst dient te worden verzorgd;
- het (doen/laten) verzorgen van transport van die categorieën afvalstoffen die op grond van wet- en regelgeving vanuit het samenwerkingsverband moeten worden afgevoerd;
- het (doen/laten) verzorgen van de inzameling, opslag en verwerking van xxxxx gevaarlijk afval conform de daarvoor geldende regelgeving;
- het adviseren van de deelnemende gemeenten aangaande de uitvoering van het gestelde in de Wet milieubeheer met betrekking tot de afvaltaken en op verzoek van een of meer gemeenten aangaande milieutechnische vraagstukken, verband houdende met de taakstelling, zoals in dit artikel omschreven;
- het ten behoeve van de deelnemende gemeenten participeren in HVC en aan haar gelieerde ondernemingen.
3. Fysieke leefomgeving (cafetariamodel)
Overige taken met betrekking tot de fysieke leefomgeving kunnen door het Algemeen Bestuur worden vastgesteld en in uitvoeringsbesluiten worden vastgelegd.
Artikel 5 Relatie Deelnemers Milieu – Milieudienst (milieugemeenten)
1. Voor het uitvoeren en nader invullen van de in artikel 4 bedoelde taken, maken de Milieudienst en de deelnemers toetsbare schriftelijke afspraken over de omvang en kwaliteit van de te leveren producten en diensten en de daarbij behorende kosten, welke kosten uitgedrukt zullen worden in specifiek voor de deelnemers te hanteren uurtarieven.
2. Elke deelnemer stelt jaarlijks een werkprogramma vast, dat wordt voorbereid door de Milieudienst.
3. In aanvulling op het in het tweede lid bepaalde kunnen de Milieudienst en elke deelnemer projectovereenkomsten afsluiten waarin wordt vastgelegd aan welke producten en diensten door de Milieudienst projectmatig invulling wordt gegeven.
4. De Milieudienst en de Deelnemers Milieu maken werkafspraken over de concrete uitvoering van de taken.
Artikel 6 Taken op verzoek van derden (contractgemeenten)
Artikel 7 Relatie Deelnemers Afval – Milieudienst (afvalgemeenten)
1. Voor het uitvoeren en nader invullen van de in artikel 4 bedoelde taken, maken de Milieudienst en de Deelnemers Afval toetsbare schriftelijke afspraken over de omvang en kwaliteit van de te leveren producten en diensten en de daarbij behorende kosten.
2. De Milieudienst en de Deelnemers Afval maken werkafspraken over de concrete uitvoering van de taken.
Artikel 8 Bevoegdheden Deelnemers Milieu– bevoegdheden Milieudienst
1. Voor de uitvoering van de in artikel 4 van deze Regeling aangeduide taken, wordt bij separaat besluit mandaat verleend aan het Dagelijks Bestuur van de Milieudienst door elke afzonderlijke gemeente.
2. Voor de uitvoering van de in artikel 4 van deze Regeling aangeduide taken kunnen afzonderlijke volmachten/mandaten aan de Milieudienst worden verleend.
3. De deelnemers Milieu verlenen het Dagelijks Bestuur de bevoegdheid overeenkomstig artikel 10:9 van de Algemene wet bestuursrecht om ondermandaat te verlenen aan de directeur van de Milieudienst. De directeur kan vervolgens ondermandaat aan de medewerkers verlenen. Omtrent elke ondermandaat wordt de mandaatgever schriftelijk geïnformeerd.
4. De bevoegdheden die niet bij of krachtens deze regelingen aan de bestuursorganen van de Milieudienst zijn overgedragen berusten, behoudens additionele mandaatbesluiten, bij de deelnemers.
Artikel 9 Bevoegdheden Deelnemers Afval– bevoegdheden Milieudienst
Aan het Algemeen Bestuur worden toegekend de bevoegdheden, zowel van regeling als van bestuur, die de wet aan de bestuursorganen van de deelnemende gemeente toekent met betrekking tot de in artikel 4 genoemde taken, met inbegrip van:
1. de bevoegdheid om verordeningen vast te stellen, door strafbepalingen en/of bestuursdwang te handhaven;
2. de bevoegdheid deel te nemen aan een gemeenschappelijke regeling zoals bedoeld in artikel 93 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, nadat de raden van de deelnemende gemeenten zijn gehoord;
3. de bevoegdheid om privaatrechtelijke overeenkomsten aan te gaan, waaronder ook begrepen overeenkomsten ter zake van de verkoop en levering van activa en passiva.
Hoofdstuk III
Paragraaf 1: Algemene bepaling
Artikel 10 Bestuur
Het bestuur van de Milieudienst bestaat uit het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter en de op grond van artikel 25 van deze Regeling ingestelde commissies.
Artikel 11 Samenstelling
1. Het Algemeen Bestuur bestaat per deelnemende gemeente uit één lid – ongeacht waaraan de gemeente deelneemt – dat door de Gemeenteraad uit het College van Burgemeester & Wethouders wordt aangewezen. De Gemeenteraad wijst tevens uit het College van Burgemeester & Wethouders één of meer personen aan die als plaatsvervangend lid kunnen optreden.
2. Het in deze Regeling ten aanzien van leden van het Algemeen Bestuur bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden.
Artikel 12 Zittingsperiode en beëindiging lidmaatschap Algemeen Bestuur
1. De leden van het Algemeen Bestuur worden aangewezen voor een periode gelijk aan de zittingsperiode van de Gemeenteraden van de deelnemende gemeenten. Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van deze Gemeenteraden afloopt. Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt in ieder geval zodra men ophoudt lid van het College van Burgemeester & Wethouders van de deelnemende gemeente te zijn.
2. De leden van het Algemeen Bestuur kunnen te allen tijde zelf ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter als bedoeld in deze Regeling alsmede de voorzitter van de Gemeenteraad die hen heeft aangewezen onverwijld schriftelijk op de hoogte.
3. De Gemeenteraad van iedere deelnemende gemeente kan het door hem aangewezen (plaatsvervangend) lid tussentijds ontslag verlenen.
4. Indien tussentijds een plaats binnen het Algemeen Bestuur openvalt, wijst de Gemeenteraad van de gemeente die het aangaat in zijn eerstvolgende vergadering, of indien dit niet mogelijk is, ten spoedigste daarna, een nieuw lid aan.
5. Een plaatsvervangend lid treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.
6. Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt tevens op het moment van uittreding uit de Regeling van de gemeente die het lid vertegenwoordigt.
Artikel 13 Incompatibiliteit
1. Naast de in artikel 22 van de Wet genoemde onverenigbare betrekkingen, is het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur ook onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar in Milieudienst van het openbaar lichaam. Met ambtenaar wordt voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.
2. Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur is bovendien onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van een van de deelnemende gemeenten aangesteld.
Artikel 14 Orde
1. Het Algemeen Bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.
2. Het Algemeen Bestuur vergadert minimaal driemaal per jaar of zo dikwijls de voorzitter of het Dagelijks Bestuur dit nodig oordeelt, of wanneer tenminste twee leden van het Algemeen Bestuur dit onder opgave van redenen schriftelijk verzoeken.
3. De vergaderingen van het Algemeen Bestuur zijn openbaar.
4. In afwijking van lid 3 worden de deuren gesloten wanneer één der aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het Algemeen Bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.
5. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of worden besloten over:
a. de vaststelling van de begroting en de rekening;
b. het toetreden tot en het uittreden uit de Regeling;
c. het wijzigen en opheffing van de Regeling.
6. Het Algemeen Bestuur kan slechts vergaderen en besluiten nemen indien meer dan de helft van de leden van het Algemeen Bestuur aanwezig is.
7. Indien het op grond van lid 6 vereiste aantal leden niet aanwezig is bij een vergadering belegt de voorzitter opnieuw een vergadering, waartoe minimaal 24 uur van te voren wordt opgeroepen.
8. Op de vergadering als bedoeld in lid 7 is het bepaalde in lid 6 niet van toepassing, met dien verstande dat het Algemeen Bestuur over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerste vergadering was belegd alleen kan beraadslagen en besluiten nemen indien meer dan de helft van de leden van het Algemeen Bestuur aanwezig is.
Artikel 15 Stemrecht
1. Ieder lid van het Algemeen Bestuur heeft per deelname aan een aan de Regeling opgedragen taak één stem.
2. Besluiten worden genomen bij gewone meerderheid van stemmen, tenzij in deze Regeling anders is bepaald.
3. Een lid van het Algemeen Bestuur van een gemeente die niet deelneemt aan een aan de Regeling opgedragen milieu- of afvaltaak, onthoudt zich van beraadslaging en stemming over de onderwerpen en taak betreffende.
4. Indien de stemmen met betrekking tot een bepaald voorstel staken, wordt het betrokken onderwerp aangehouden tot de eerstvolgende vergadering van het Algemeen Bestuur. Indien de stemmen in de eerstvolgende vergadering wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Ingeval de stemmen bij herstemming over besluiten met betrekking tot benoeming, voordracht of aanbeveling van personen staken, beslist de voorzitter.
Artikel 16 Inlichtingen en verantwoording
1. Een lid van het Algemeen Bestuur geeft aan de Gemeenteraad die dit lid heeft aangewezen de door één of meer leden van deze Gemeenteraad gevraagde inlichtingen. Indien de Gemeenteraad dit wenselijk acht, worden deze inlichtingen periodiek verstrekt.
2. Een lid van het Algemeen Bestuur kan door de Gemeenteraad die dit lid heeft aangewezen ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in dit bestuur gevoerde beleid.
3. De Gemeenteraad van elke deelnemer regelt de wijze waarop aan het eerste en tweede lid invulling wordt gegeven.
4. Het Algemeen Bestuur geeft aan de Gemeenteraden van de deelnemers de door één of meer leden van die Gemeenteraden gevraagde inlichtingen.
5. De wijze waarop aan het vierde lid invulling wordt gegeven, wordt geregeld in het ingevolge artikel 14 van deze Regeling opgestelde reglement van orde.
Paragraaf 3: Dagelijks Bestuur
Artikel 17 Samenstelling
1. Het Dagelijks Bestuur bestaat uit de voorzitter en twee leden.
2. Leden van het Dagelijks Bestuur worden door en uit het Algemeen Bestuur aangewezen.
Artikel 18 Zittingperiode en beëindiging lidmaatschap
1. Het Algemeen Bestuur wijst in zijn eerste vergadering van iedere zittingsperiode de nieuwe leden van het Dagelijks Bestuur aan.
2. De leden van het Dagelijks Bestuur treden af op de dag waarop de zittingsperiode van het Algemeen Bestuur eindigt. Zij blijven indien en voor zover zij nog lid van het College van Burgemeester & Wethouders van de deelnemende gemeente zijn, als lid van het Dagelijks Bestuur functioneren tot het moment waarop in hun opvolging is voorzien.
3. Hij die ophoudt lid van het Algemeen Bestuur te zijn, houdt daarmee tevens op lid van het Dagelijks Bestuur te zijn.
4. Het Algemeen Bestuur kan een lid van het Dagelijks Bestuur ontslaan als dit lid niet langer het vertrouwen van het Algemeen Bestuur geniet.
5. Indien tussentijds een plaats in het Dagelijks Bestuur openvalt, wijst het Algemeen Bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan. Indien het ontstaan van een vacature in het Dagelijks Bestuur gepaard gaat met het openvallen van een plaats in het Algemeen Bestuur, geschiedt de aanwijzing zo spoedig mogelijk nadat in de vacature binnen het Algemeen Bestuur is voorzien, maar in ieder geval binnen zes weken, tenzij de voorzitter anders beslist.
6. Een lid van het Dagelijks Bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan het Algemeen Bestuur. Een lid dat ontslag heeft genomen, neemt zijn betrekking waar totdat zijn opvolger het lidmaatschap van het Dagelijks Bestuur heeft aanvaard.
Artikel 19 Orde
1. Het Dagelijks Bestuur kan voor zijn vergaderingen een reglement van orde vaststellen. Dit reglement wordt aan het Algemeen Bestuur meegedeeld.
2. Het Dagelijks Bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of een ander lid, onder opgave van redenen.
3. De vergaderingen van het Dagelijks Bestuur zijn niet openbaar.
4. Het Dagelijks Bestuur kan slechts vergaderen en besluiten nemen, indien een meerderheid van de leden aanwezig is. Indien het vereiste aantal leden niet aanwezig is, belegt de voorzitter opnieuw een vergadering. Op deze vergadering is het bepaalde in de eerste volzin van dit lid niet van toepassing. Het Dagelijks Bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen vergaderen of besluiten, indien alle zitting hebbende leden aanwezig zijn.
Artikel 20 Stemrecht en besluitvorming
1. Ieder lid van het Dagelijks Bestuur heeft één stem.
2. Besluiten worden genomen bij gewone meerderheid van stemmen.
3. Bij staking der stemmen heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.
Artikel 21 Inlichtingen en verantwoording
1. Het Dagelijks Bestuur en elk van zijn leden verstrekken aan het Algemeen Bestuur de door één of meer leden van dit bestuur gevraagde inlichtingen.
2. Het Dagelijks Bestuur en elk van zijn leden leggen op verzoek van het Algemeen Bestuur verantwoording af over het door het Dagelijks Bestuur of één der leden gevoerde bestuur.
3. Het reglement van orde van het Algemeen Bestuur regelt de wijze waarop aan het eerste en tweede lid invulling wordt gegeven.
Artikel 22
1. Het Algemeen Bestuur wijst een lid van het Dagelijks bestuur aan als voorzitter en een ander lid als plaatsvervangend voorzitter.
2. De voorzitter wordt in de eerste vergadering van iedere zittingsperiode van het Algemeen Bestuur aangewezen.
3. De voorzitter treedt af op de dag waarop de zittingsperiode van het Algemeen Bestuur eindigt. De voorzitter blijft indien en voor zover hij of zij nog lid van het College van Burgemeester & Wethouders van de betrokken gemeente is, als voorzitter functioneren tot het moment waarop in zijn of haar opvolging is voorzien.
4. Indien de voorzitter ophoudt lid van het Algemeen Bestuur te zijn, houdt hij of zij tevens op voorzitter te zijn.
5. Het Algemeen Bestuur kan de voorzitter ontslaan als hij of zij niet langer het vertrouwen van het Algemeen Bestuur geniet.
6. Indien het voorzitterschap tussentijds openvalt, wijst het Algemeen Bestuur zo spoedig mogelijk een nieuwe voorzitter aan. Indien het ontstaan van de vacature gepaard gaat met het openvallen van een plaats in het Algemeen Bestuur, geschiedt de aanwijzing van de nieuwe voorzitter zo spoedig mogelijk nadat in de vacature in het Algemeen Bestuur is voorzien.
7. De voorzitter is aan het Algemeen Bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde bestuur. Hij geeft het Algemeen Bestuur mondeling of schriftelijk de door één of meer leden gevraagde inlichtingen. Indien het Algemeen Bestuur dit wenselijk acht, worden deze inlichtingen periodiek verstrekt.
Paragraaf 5: Taken en bevoegdheden bestuursorganen
Artikel 23 Algemeen Bestuur
Aan het Algemeen Bestuur komen alle taken en bevoegdheden toe die niet bij of krachtens de Regeling dan wel op grond van toepasselijke wet- en regelgeving aan het Dagelijks Bestuur of de voorzitter dan wel een commissie als bedoeld in artikel 25 zijn op- of overgedragen.
Artikel 24 Commissies van advies
Het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter kunnen commissies van advies instellen, zulks met inachtneming van artikel 24 van de Wet.
Artikel 25 Bestuurscommissies
1. Het Algemeen Bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.
2. Het Algemeen Bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld in het eerste lid dan na verkregen verklaring van geen bezwaar van de raden van elk van de deelnemers.
3. Het Algemeen Bestuur regelt, met inachtneming van artikel 25 van de Wet, hun bevoegdheden en samenstelling.
Artikel 26 Dagelijks Bestuur
Het Dagelijks Bestuur heeft als taak:
a. het voorbereiden van al hetgeen in de vergadering van het Algemeen Bestuur ter beraadslaging en beslissing moet worden gebracht;
b. het uitvoeren en bekendmaken van de besluiten van het Algemeen Bestuur;
c. het houden van toezicht op het functioneren van de Milieudienst.
Artikel 27 Voorzitter
1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur.
2. De stukken die van het Algemeen Bestuur of van het Dagelijks Bestuur uitgaan, worden door de voorzitter ondertekend. Het Dagelijks Bestuur kan hem toestaan de ondertekening op te dragen aan een ander lid van dit bestuur.
3. De voorzitter vertegenwoordigt de Milieudienst in en buiten rechte. De voorzitter kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon. Bij afwezigheid of ontstentenis wordt de voorzitter vervangen door de plaatsvervangend voorzitter. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemer die partij is in een geding waarbij de Milieudienst betrokken is, oefent een ander door het Dagelijks Bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid deze bevoegdheid uit.
Hoofdstuk IV
Personeel en organisatie
Artikel 28 Ambtelijk apparaat
De Milieudienst heeft een ambtelijk apparaat, met aan het hoofd een secretaris-directeur.
Artikel 29 Organisatieverordening
Het Algemeen Bestuur stelt een verordening vast omtrent de ambtelijke organisatie van de Milieudienst.
Artikel 30 Secretaris-directeur; secretaris Algemeen en Dagelijks Bestuur
1. Het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur hebben een ambtelijk secretaris. Als secretaris treedt op de secretaris-directeur van de Milieudienst of de door het Algemeen Bestuur aan te wijzen plaatsvervanger.
2. De secretaris-directeur staat het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur, de voorzitter en eventuele commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.
3. De secretaris-directeur is in de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur aanwezig, waarbij aan hem in het Dagelijks Bestuur een adviserende stem toekomt.
4. De secretaris-directeur draagt zorg voor:
a. het voorbereiden, agenderen en notuleren van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur;
b. het coördineren, bewaken en uitvoeren van de besluitvorming van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur.
5. Alle stukken die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur uitgaan, worden ondertekend door de secretaris-directeur en de voorzitter.
Artikel 31 Secretaris-directeur: directeur Milieudienst
1. De secretaris-directeur wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het Algemeen Bestuur. Voor benoeming, schorsing en ontslag wordt door het Dagelijks Bestuur een voordracht gemaakt.
2. De secretaris-directeur is, als directeur van de Milieudienst, belast met de dagelijkse leiding en de zorg voor een juiste taakvervulling van de Milieudienst.
3. De secretaris-directeur kan zich in zijn taken en onder zijn verantwoording laten bijstaan door hem aan te wijzen personen.
4. Het Algemeen Bestuur stelt voor de secretaris-directeur een instructie vast.
Artikel 32 Rechtspositie en bezoldiging
1. Het Algemeen Bestuur regelt overeenkomstig het bepaalde in de Xxxxxxxxxxxxx 0000 de rechtspositie en de bezoldiging van de secretaris-directeur en het overige personeel van de Milieudienst.
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 31, eerste lid, wordt het personeel van de Milieudienst benoemd, geschorst en ontslagen door het Dagelijks Bestuur.
Hoofdstuk V
Financiële bepalingen
Artikel 33 Financieel beheer
1. Het Algemeen Bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het kasbeheer van de Milieudienst.
2. Ten aanzien van de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding zijn de artikelen 212 en
213 van de Gemeentewet, zoals deze luidt vanaf 7 maart 2002, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 34 Boekjaar
Het boekjaar van de Milieudienst is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 35 Begroting en begrotingswijzigingen
1. De begroting van de Milieudienst wordt uiterlijk 1 juli voorafgaand aan het jaar waarvoor deze geldt door het Algemeen Bestuur vastgesteld. De begroting bestaat uit een afzonderlijk programma voor de milieutaken en voor de afvaltaken.
2. Het Dagelijks Bestuur maakt jaarlijks een ontwerpbegroting op van baten en lasten en de investerings- en financieringstaak voor het volgende boekjaar. Het Dagelijks Bestuur zendt deze zes weken voordat zij in het Algemeen Bestuur wordt behandeld toe aan de leden van het Algemeen Bestuur en de Gemeenteraden van de deelnemers zodat deze laatsten in staat zijn de door hen verschuldigde bijdragen in de programma- en productenbegroting op te nemen.
3. De Gemeenteraden van de deelnemers kunnen omtrent de ontwerpbegroting via hun vertegenwoordiging in het Algemeen Bestuur aan het Dagelijks Bestuur van hun zienswijze doen blijken. Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijzen zijn vervat, bij de begroting zoals deze aan het Algemeen Bestuur is aangeboden.
4. Nadat deze is vastgesteld, zendt het Dagelijks Bestuur binnen twee weken, maar uiterlijk vóór 15 juli de begroting aan Gedeputeerde Staten en aan de Gemeenteraden van de deelnemers.
5. Voor de samenstelling van de jaarlijkse begroting wordt uitgegaan van de incrementele methode, dat wil zeggen op de in de laatst vastgestelde – eventueel gewijzigde - begroting opgenomen ramingen. Daarbij wordt tevens rekening gehouden met de rekeningresultaten van het afgelopen jaar.
6. De begroting wordt voorzien van een memorie van toelichting waarin voldoende inzicht wordt gegeven in de kosten in relatie tot de te leveren diensten en/of producten.
7. De begroting gaat vergezeld van een beredeneerde toelichting, waarin de hoofdlijnen van de gewenste (beleids-)ontwikkelingen in het samenwerkingsgebied worden aangegeven.
8. Aan de begroting wordt een meerjarenprognose toegevoegd.
9. De meerjarenprognose omvat een globale raming van uitgaven en inkomsten en wordt van een toelichting voorzien.
10. De in de onderscheidene jaarschijven van de meerjarenprognose op te nemen ramingen worden gebaseerd op het loon- en kostenpeil dat geldt voor de samenstelling van de jaarlijkse startbegroting. Het voorgaande betekent, dat ter zake een constant nominaal loon- en prijspeil wordt gehanteerd.
11. De voorgaande leden zijn ook van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met uitzondering van wijzigingen van de begroting die geen invloed hebben op de bijdragen van de deelnemende gemeenten.
Artikel 36 Bijdragen van de deelnemers
1. De deelnemende gemeenten staan voor hun deelname garant voor de kosten en verplichtingen van de Milieudienst, waaronder begrepen de kosten en verplichtingen voortvloeiend uit aansprakelijkstellingen, wanprestatie.
2. In de begroting staat welke bijdrage elke deelnemende gemeente per deelname verschuldigd is ter dekking van alle kosten van het openbaar lichaam, waaronder de kosten voortvloeiend uit de dienstverleningsovereenkomst met HVC.
Artikel 37 Rekening
1. Van de baten en lasten van de Milieudienst wordt door het Dagelijks Bestuur over elk Milieudienstjaar verantwoording afgelegd aan het Algemeen Bestuur onder overlegging van de rekening met de daarbij behorende bescheiden. Daarbij wordt onderscheid aangebracht tussen de milieutaken en de afvaltaken.
2. De ontwerprekening wordt met de toelichting en de accountantsverklaring alsmede het beleidsinhoudelijke jaarverslag vóór 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarop de rekening betrekking heeft aan de Gemeenteraden van de deelnemers toegezonden.
3. De Gemeenteraden van de deelnemers kunnen binnen zeven weken na de datum van toezending van de in het tweede lid bedoelde stukken, het Dagelijks Bestuur hieromtrent van hun gevoelen doen blijken.
4. Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren waarin dit gevoelen is vervat bij de ontwerp- rekening.
5. Het Algemeen Bestuur stelt de rekening vast vóór 1 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de rekening betrekking heeft en neemt het verslag voor kennisgeving aan.
6. Het Dagelijks Bestuur zendt de vastgestelde rekening en alle daarbij behorende stukken binnen 2 weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli aan Gedeputeerde Staten en aan de Gemeenteraden van de deelnemers.
Artikel 38 Batig en nadelig saldo milieutaken (resultaatbestemming)
1. Indien de rekening sluit met een batig saldo dan wordt door het Algemeen Bestuur vastgesteld of de gemaakte afspraken – de te leveren producten en diensten – met de gemeenten zijn nagekomen.
2. Indien de gemaakte afspraken, bedoeld in lid 1, niet (volledig) zijn nagekomen, zal het saldo(deel) worden gerestitueerd richting de gemeenten.
3. Indien de gemaakte afspraken, bedoeld in lid 1, volledig zijn nagekomen, zal het saldo(deel) worden toegevoegd aan de algemene reserve tot het vastgestelde maximum per gemeente is bereikt. .
4. Indien na het toevoegen aan de algemene reserve alsnog een batig saldo resteert vloeit het saldo naar de deelnemers terug op basis van de verdeelsleutel van de ingebrachte fte bijdrage.
5. Indien enig exploitatiejaar een nadelig saldo oplevert, stelt het Algemeen Bestuur een plan vast dat is gericht op het afbouwen en/of dekken van het nadelig exploitatiesaldo. Daarvoor zal eerst onderzoek plaatsvinden over de oorzaak en achtergronden van het nadelig saldo. Het bedoelde plan wordt niet eerder vastgesteld dan nadat de Gemeenteraden van de gemeenten gedurende een termijn van twaalf weken in de gelegenheid zijn gesteld om hun mening ten aanzien van het plan naar voren te brengen.
6. Indien uit het plan geen andere maatregelen worden voorgesteld, zal de verrekening van het nadelig saldo bestaan uit (een combinatie van) de volgende methoden:
a. een (deel van het ) nadelig saldo komt ten laste van de algemene reserve,
b. een (deel van het) nadelig saldo wordt verwerkt in een RUD-taakstelling en eventueel gefinancieerd via een lening,
c. een (deel van het) nadelig saldo wordt gedekt door een bijdrage van deelnemende gemeenten op basis van de verdeelsleutel van de ingebrachte fte’s.
Artikel 39 Financiering
1. Financiering vindt met ingang van 1 januari 2012 niet langer plaats via de dotatie reserve vervangingsinvesteringen maar door een lening of kredietregeling bij een bank.
2. Als financiering nodig is wordt het conceptbesluit tot het aangaan van lening of kredietregeling aan alle deelnemers ter goedkeuring voorgelegd.
Artikel 40 Verdeling van baten en lasten
De lasten van de Milieudienst worden gedekt door:
a. door de deelnemers te betalen financiële bijdrage voor af te nemen producten voor de uitoefening van taken zoals bedoeld in artikel 4 en vastgesteld bij de begroting;
b. door de deelnemers te betalen financiële bijdrage voor af te nemen (tijdelijke) projecten buiten de financiële bijdrage bedoeld onder a.
c. door de in overeenkomsten met andere overheden vastgestelde productprijzen en/of financiële bijdrage voor af te nemen producten en diensten als bedoeld in artikel 6;
d. subsidies;
e. andere bijdragen dan de onder a. van dit artikel bedoelde financiële bijdrage;
f. overige inkomsten;
g. eventuele beschikking over reserves.
Hoofdstuk VI
Het archief
Artikel 41
1. Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de Milieudienst overeenkomstig de vast te stellen archiefverordening.
2. De aan de uitvoering van het eerste lid verbonden kosten komen ten laste van de Milieudienst.
3. Gedeputeerde Staten oefenen toezicht uit op de in het eerste lid aan het Dagelijks Bestuur opgedragen zorg overeenkomstig het bepaalde in artikel 33 van de Archiefwet 1995.
4. De secretaris-directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de Milieudienst, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar het Regionaal Archief te Alkmaar.
5. De Directeur/Archivaris van het Regionaal Archief te Alkmaar oefent toezicht uit op het in het vierde lid bedoelde beheer.
6. Voor de bewaring van de op grond van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de Milieudienst is aangewezen het Regionaal Archief te Alkmaar.
7. Na opheffing van de Regeling worden de archiefbescheiden van de Milieudienst overgebracht naar het Regionaal Archief te Alkmaar.
Hoofdstuk VII
Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Artikel 42 Toetreding
1. Toetreding tot de Regeling is mogelijk nadat de Gemeenteraad van de toetredende gemeenten daartoe heeft besloten.
2. Toetreding tot de Regeling kan plaatsvinden indien de Gemeenteraden en de Colleges van Burgemeester en Wethouders en de Burgemeester van ten minste tweederde van de deelnemende gemeenten daarmee instemt.
3. Het Algemeen Bestuur regelt de gevolgen van de toetreding, de datum van toetreding en kan aan de toetreding bepaalde voorwaarden verbinden.
Artikel 43 Uittreding
1. Een deelnemende gemeente kan uittreden door toezending aan het Algemeen Bestuur van de daartoe strekkende besluiten van haar bestuursorganen.
2. Het Dagelijks Bestuur zendt een besluit tot uittreding van een gemeente aan de Gemeenteraden van de overige deelnemende gemeenten.
3. Uittreding van deelname aan de milieutaakuitvoering kan niet plaatsvinden gedurende de eerste twee jaar na de instelling van het openbaar lichaam. Voor uittreding van deelname aan de afvaltaakuitvoering geldt een termijn van 10 jaar na instelling van het openbaar lichaam.
4. Onverkort lid 3 van dit artikel, kan de uittreding niet eerder plaatsvinden dan op 31 december van het tweede kalenderjaar volgende op dat waarin de goedkeuring van het besluit tot uittreding heeft plaatsgevonden, tenzij het Algemeen Bestuur een kortere termijn bepaalt.
5. Onverminderd lid 3 van dit artikel, kan gedurende de looptijd van de Uitvoeringsovereenkomst een deelnemende gemeente niet uittreden voordat een adequate financiële regeling met het Algemeen Bestuur is overeengekomen, waarin in ieder geval moet zijn vastgelegd dat de uittredende gemeente na haar uittreden steeds tijdig aan de Regeling zal betalen hetgeen de Regeling uit hoofde van de Uitvoeringsovereenkomst aan HVC verschuldigd is voor de uitvoering van de in de Uitvoeringsovereenkomst vermelde taken op het grondgebied van de uittredende gemeente. HVC kan jegens de Regeling en de deelnemende gemeenten een beroep doen op dit artikel 43.5.
6. Het Algemeen Bestuur stelt de verplichtingen van de uittredende gemeente vast. Deze verplichtingen bestaan uit de vergoeding van de kosten die rechtstreeks het gevolg zijn van de uittreding. Geschillen vallen onder de werking van de geschillenregeling van deze Regeling.
7. De financiële schade die door de uittreding aan de Milieudienst is toegebracht, wordt, inclusief de hierdoor ontstane wachtgeldverplichtingen, aan de uittredende gemeente in rekening gebracht.
Artikel 44 Wijziging
1. De Regeling kan worden gewijzigd indien tweederde van de Gemeenteraden, de Colleges van Burgemeester en Wethouders en burgemeesters van de gemeenten hiertoe besluiten.
2. Indien het Algemeen Bestuur wijziging wenselijk acht, doet het een daartoe strekkend voorstel aan de deelnemers.
3. De Regeling kan niet worden gewijzigd voor zover de wijziging in strijd is met de inhoud of de strekking van de Uitvoeringsovereenkomst.
Artikel 45 Opheffing
1. De Regeling kan worden opgeheven bij een daartoe strekkend besluit van de Gemeenteraden en de Colleges van Burgemeester en Wethouders en de Burgemeesters van ten minste drie vierde
van het aantal deelnemende gemeenten. De Regeling kan niet worden opgeheven gedurende de looptijd van de Uitvoeringsovereenkomst.
2. Een besluit, als bedoeld in lid 1, kan niet eerder worden genomen dan nadat het Algemeen Bestuur daarover zijn mening heeft kenbaar gemaakt.
3. In geval van opheffing van de Regeling regelt het Algemeen Bestuur de financiële gevolgen van de opheffing in een liquidatieplan. Hierbij kan van bepalingen van deze Regeling worden afgeweken.
4. Het liquidatieplan wordt door het Algemeen Bestuur, de Gemeenteraden van deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld.
5. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten alle rechten en verplichtingen van de Milieudienst over de deelnemende gemeenten te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.
6. Het plan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.
7. De organen van de Milieudienst blijven, zo nodig, na het tijdstip van de opheffing van de Regeling in functie voor zover dit tot vereffening van het vermogen noodzakelijk is, totdat de liquidatie is voltooid. Bij de vereffening wordt het liquidatieplan betrokken.
Hoofdstuk VIII
Geschillen en onvoorziene situaties
Artikel 46
1. Voordat over een geschil de beslissing van Gedeputeerde Staten overeenkomstig artikel 28 van de Wet wordt ingeroepen, leggen partijen het geschil voor aan een daartoe door hen in te stellen en nader te regelen geschillencommissie.
2. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen en brengt uiterlijk binnen drie maanden advies uit over de mogelijkheid partijen tot overeenstemming te brengen.
3. Bij gebreke van overeenstemming wordt het geschil uiterlijk twee maanden na het uitbrengen van het in het tweede lid bedoelde advies aan Gedeputeerde Staten voorgelegd.
4. Indien zich zaken voordoen waarin deze Regeling of het reglement van orde van het Algemeen Bestuur niet voorzien, treft het Algemeen Bestuur de nodige voorzieningen. Het Algemeen Bestuur doet van deze voorzieningen onverwijld mededeling aan de Gemeenteraden van de gemeenten.
Hoofdstuk IX
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 47 Titel en looptijd Regeling
1. De Regeling wordt aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling Milieu en Afval Kop van Noord- Holland”.
2. De Regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 48 Toezending, inwerkingtreding en bekendmaking
1. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen draagt zorg voor de in artikel 26 van de Wet voorgeschreven toezending aan Gedeputeerde Staten.
2. Deze Regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de Regeling door de laatste deelnemende gemeente is vastgesteld.
3. De besturen van de deelnemers dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor bekendmaking van deze Regeling.
Artikel 49 Overgangsbepalingen
1. De begroting wordt voor de eerste maal vastgesteld voor de periode aanvangende op de dag waarop de regeling in werking treedt, tot het einde van het kalenderjaar, dan wel, wanneer het Algemeen Bestuur dit bepaalt, tot het einde van het volgende kalenderjaar.
2. De eerste rekening heeft betrekking op de periode waarvoor de eerste begroting geldt.
Datum verzending | |
Datum (openbare) bekendmaking | |
Datum inwerkingtreding | |
Gemeenteblad editie nummer |
Ondertekening,
voorzitter, secretaris-directeur.
BIJLAGE 1
De in artikel 1 sub j en artikel 4 genoemde wettelijke milieutaken betreffen taken waarvoor de bestuursorganen van de deelnemers Milieu het bevoegd gezag is, waartoe in ieder geval gerekend worden taken ter uitvoering van:
- de Wet Milieubeheer c.a.;
- de Wet Bodembescherming c.a.
De hieruit voortvloeiende werkzaamheden betreffen in elk geval:
a. het voeren van procedures verband houdende met milieuvergunningen, milieuontheffingen, aanwijzingen, nadere eisen en meldingen;
b. het uitvoeren van controle- en handhavingsprogramma’s en meer in het algemeen het houden van toezicht op de naleving van milieuwetgeving alsmede het houden van toezicht op onderdelen van de APV die het milieubeleidsterrein betreffen;
c. het verrichten van geluidmetingen en het adviseren over en uitvoeren van taken samenhangend met industrielawaai, verkeerslawaai en spoorweglawaai, zoals het voeren van procedures verband houdende met de vaststelling van de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting;
d. het verrichten en beoordelen van bodem- en grondwateronderzoeken en het begeleiden van bodem- en grondwatersaneringsprojecten;
e. het voeren van bestuursrechtelijke procedures, w.o. de vertegenwoordiging in bezwaar- of beroepsprocedures;
f. het zorgdragen voor een goede afstemming van handhavingsactiviteiten met andere dan gemeentelijke handhavingsorganisaties;
g. het adviseren aan andere gemeentelijke beleidsterreinen, m.n. omtrent ruimtelijke planvorming en bouwplannen;
h. het participeren in projecten en milieuoverlegstructuren van andere overheidslichamen of milieuorganisaties;
i. het voorbereiden en uitvoeren van de gemeentelijke milieubeleidsplannen en
milieuwerkprogramma’s;
j. het voorbereiden en (doen) uitvoeren van milieubeleidsprojecten, onder meer op het gebied van geluid, lucht, water, bodem, afval, veiligheid en zonodig op raakvlakken met andere beleidsterreinen;
x. het signaleren van relevante ontwikkelingen en het adviseren omtrent te nemen besluiten ten aanzien van beleidswijzigingen;
l. het bevorderen en stimuleren van milieu-educatie en milieucommunicatie;
m. het in ontvangst nemen en behandelen van klachten;
n. het adviseren en ondersteunen van de deelnemende gemeenten bij calamiteiten en acties in het kader van rampenplannen;
o. het organiseren van periodiek overleg over regionale beleidsaangelegenheden die betrekking hebben op het belang van de Milieudienst.