Naam en zetel. Artikel 1.
Stichting BES Pensioenfonds
d.d. 4 november 2009
Naam en zetel. Artikel 1.
De stichting draagt de naam: Stichting BES Pensioenfonds. De stichting is gevestigd te Bonaire of Saba of Sint Eustatius
Begripsbepalingen. Artikel 2.
2.1. In deze statuten wordt verstaan onder:
a. Pensioenwet BES.: de nog tot stand te brengen wetgeving
m.b.t. de aanvullende pensioenen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
b. centrales: de bonden die zijn toegelaten tot het sectoroverleg BES;
c. fonds: de stichting, bedoeld in artikel 1;
x. xxxxxxxx: rechtspersonen, vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid, samenwerkingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid die met verenigingen maatschappelijk gelijk kunnen worden gesteld, maatschappen en ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen
e. pensioenen: ouderdoms-, invaliditeits-, nabestaanden- en wezenpensioenen;
f. werkgeversvertegenwoordiging: de vertegenwoordiging van overheidswerkgevers op de BES-eilanden bestaande uit het Regionaal Service Centrum, (RSC), het openbaar lichaam Bonaire (OLB), het openbaar lichaam Sint Eustatius (OLE) en het openbaar lichaam Saba (OLS);
g. werkgevers lid: een lid van het bestuur benoemd door de werkgeversvertegenwoordiging;
h. werknemerslid: een lid van het bestuur benoemd door een centrale;
i. De Bank ; De Nederlandsche Bank N.V.
j. transitiedatum: het tijdstip waarop artikel I, tweede lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen in werking treedt.
Doel, middelen en werkwijze. Artikel 3t.
3.1.t De stichting heeft tot de tranistiedatum ten doel om de inrichting van de Stichting BES Pensioenfonds met ingang van de transitiedatum voor te bereiden
3.2 .t Tot de transitiedatum worden de middelen van het fonds gevormd door:
a. bijdragen en donaties;
b. hetgeen de stichting door erfstelling, legaat, schenking, of op enigerlei andere wijze wettig verkrijgt ;
c. andere inkomsten.
3.3.t Tot de transitiedatum worden de uitgaven van het fonds gevormd door:
a. voorbereidingskosten;
b. andere uitgaven die het bestuur noodzakelijk of wenselijk acht in
verband met het doel van het fonds. Uitgaven die een bedrag van 10.000,- NAF te boven gaan behoeven de goedkeuring van de minister van BZK of degene die door he m gemachtigd is.
Artikel 3
Dit artikel treedt met ingang van de transitiedatum in werking.
3.1. De stichting heeft ten doel om, als bedrijfstakpensioenfonds ten behoeve van overheid, onderwijs, zorg en daarmee gelieerde lichamen, pensioenovereenkomsten uit te
voeren ten behoeve van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige aanspraakgerechtigden.
3.2. In aanvulling op het eerste lid kan het fonds:
a. al die handelingen verrichten die in overeenstemming zijn met de Pensioenwet BES en die er toe strekken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige aanspraakgerechtigden inkomensvoorzieningen te bieden in aanvulling op hun aanspraken ingevolge het op hun van toepassing zijnde pensioenreglement;
b. na de werkgeversvertegenwoordiging en de centrales te hebben gehoord, ten behoeve van de aangesloten lichamen of de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige aanspraakgerechtigden andere handelingen verrichten, voor zover deze verenigbaar zijn met het eerste lid.
3.3. Het bestuur stelt een actuariële en bedrijfstechnische nota vast. In de actuariële en bedrijfstechnische nota wordt de basis voor het verzekeringstechnische en financiële beleid van het fonds beschreven. In de actuariële en bedrijfstechnische nota wordt, naast hetgeen bij of krachtens de Pensioenwet BES is vereist, opgenomen:
a. een uiteenzetting van het premie- en toeslagenbeleid;
b. een uiteenzetting van het beleggingsbeleid;
c. een organogram van het fonds;
d. een mandaatregeling binnen het fonds.
3.4. De middelen van het fonds worden gevormd door:
a. het vermogen dat het fonds ontvangt uit de boedelscheiding met het Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen (APNA);
b. bijdragen van aangesloten lichamen;
c. inkomsten uit beleggingen;
d. bijdragen van deelnemers;
e. verkrijgingen bij erfenis, legaat of schenking, met dien verstande, dat erfenissen door het bestuur niet worden aanvaard dan onder xxxxxxxxx van boedelbeschrijving;
f. andere inkomsten.
3.5. De uitgaven van het fonds worden gevormd door:
a. uitkeringen overeenkomstig het pensioenreglement;
b. uitvoeringskosten;
c. andere uitgaven die het bestuur noodzakelijk of wenselijk acht in verband met het doel van het fonds.
Aangesloten licha men. Artikel 4.
Dit artikel treedt met ingang van de transitiedatum in werking.
4.1. Aangesloten lichamen van het fonds zijn:
a. de lichamen die werknemers, bedoeld in artikel 4 en 5 van de Pensioenwet ambtenaren BES, in dienst hebben;
x. xx xxxxxxxx die op hun verzoek door het bestuur van het fonds tot het fonds zijn toegelaten.
4.2. De lichamen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kunnen door het bestuur tot het fonds worden toegelaten op grond van:
a. hun doelstelling en financiële verhouding tot een of meer lichamen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a;
b. het gegeven dat zij aanvankelijk behoorden tot de lichamen, bedoeld in
het eerste lid, onderdeel a;
c. het gegeven dat zij werknemers in dienst hebben die aanvankelijk behoorden tot de deelnemers, bedoeld in artikel 5, aanhef en de onderdelen a en b.
4.3. Een lichaam houdt op aangesloten lichaam te zijn indien:
a. de aanwijzing van dat lichaam als lichaam waarvan de werknemers deelnemen in de Stichting BES Ambtenarenpensioenfonds, is ingetrokken overeenkomstig artikel 5, vijfde lid van de Pensioenwet ambtenaren BES;
b. de toelating, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en de uitvoeringsovereenkomst zijn beëindigd.
4.4. Het bestuur kan voorwaarden stellen met betrekking tot de toelating, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en de beëindiging daarvan.
4.5. Het bestuur kan regels stellen met betrekking tot de toelating, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en de beëindiging daarvan.
4.6. De lichamen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b zijn bij beëindiging van hun aansluiting bij de Stichting Bes pensioenfonds een vergoeding aan het fonds verschuldigd wegens draagvlakverlies, verzekeringtechnisch nadeel en overige door het vertrek van het lichaam voor het fo nds veroorzaakte lasten. Het bestuur stelt regels voor de berekening van deze vergoeding.
Het bepaalde in dit artikellid is van overeenkomstige toepassing indien de deelneming in het fonds van een gedeelte van de werknemers in dienst van een aangesloten lichaam groepsgewijs wordt beëindigd.
Deelnemers. Artikel 5.
Dit artikel treedt met ingang van de transitiedatum in werking.
Deelnemers in het fonds zijn degenen die:
a. ingevolge artikel 4 en 5 van de Pensioenwet ambtenaren BES verplicht zijn deel te nemen in het fonds;
b. overigens in dienst zijn of zijn aangesteld door een aangesloten lichaam, met uitzondering van de personen of groepen van personen die door het bestuur van deelneming zijn uitgezonderd vanwege hun bijzondere arbeidsvoorwaarden of de bijzondere aard van hun werkzaamheden;
c. deelnemer zijn geweest ingevolge de onderdelen a, en b, en die hun deelnemerschap overeenkomstig het pensioenreglement vrijwillig voortzetten.
Bestuur Artikel 6.
6.1 Het fonds wordt bestuurd door een bestuur.
6.2 Slechts natuurlijke personen kunnen tot bestuurder van het fonds worden benoemd.
Tot transitiedatum zijn de artikelen 6.3.t tot en met 6.14.t van toepassing
6.3.t Tot transitiedatum bestaat het bestuur uit ten minste een lid.
6.4.t Tot trans itiedatum worden bestuursleden benoemd door de minister van BZK.
6.5.t Tot tranistiedatum benoemt de minister van BZK uit de bestuursleden een voorzitter.
6.6.t Tot transitiedatum verschaft het bestuur de minister van BZK alle door de minister gewenste informatie.
6.7.t. Het bestuur maakt per transitiedatum een verantwoording op die de goedkeuring nodig heeft van de minister van BZK
6.8.t Bestuurders worden benoemd voor de periode van oprichting tot transitiedatum. Een aftredend bestuurder is terstond herbenoembaar, met dien verstande dat iedere bestuurder maximaal twee maal tot bestuurder kan worden herbenoemd.
6.9.t Ingeval van aftreden van een bestuurder geschiedt de benoeming van een opvolgend
bestuurder zo tijdig dat ten tijde van zijn aftreden in die opvolging is voorzien.
6.10.t Het bestuur beschikt over een eigen gedragscode, waarin voorschriften zijn opgenomen gericht op de voorkoming van belangenconflicten, en van misbruik respectievelijk oneigenlijk gebruik van bij het fonds aanwezige informatie.
Tot bestuurder kan niet worden benoemd de persoon die een functie vervult die strijdig is met een goede vervulling van zijn taak als bestuurder of zijn onpartijdigheid en onafhankelijkheid of het vertrouwen daarin aantast.
6.11.t De leden van het bestuur richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de Minister van BZK en de na transitiedatum bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, overige aanspraakgerechtigden, aangesloten lichamen, centrales en werkgeversvertegenwoordiging.
6.12.t Het lidmaatschap van het bestuur eindigt door bedanken door het bestuurslid, door overlijden, door intrekking van zijn benoeming door de Minister van BZK of doordat het bestuurslid in een gezagsverhouding komt te staan tot het bestuur.
6.13.t Indien het lidmaatschap van een bestuurslid eindigt, stelt het bestuur de Minister van BZK in kennis van de vacature. Na de ontvangst van die kennisgeving is de Minister bevoegd in de vacature te voorzien.
6.14.t Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, worden aan bestuursleden en aan voormalige bestuursleden vergoed:
(i) de redelijke kosten van het voeren van verdediging tegen aanspraken wegens een handelen of nalaten in de uitoefening van hun functie of van een andere func tie die zij op verzoek van een fonds vervullen of hebben vervuld;
(ii) eventuele schadevergoedingen of boetes die zij verschuldigd zijn wegens een hierboven onder (i) vermeld handelen of nalaten;
(iii) de redelijke kosten van het optreden in andere rechtsgedingen waarin zij als bestuurslid of voormalig bestuurslid zijn betrokken met uitzondering
van de gedingen waarin zij in hoofdzaak een eigen vordering geldend maken.
Een betrokkene heeft geen aanspraak op de vergoeding als hiervoor bedoeld
indien en voor zover (i) door de Nederlandse (in dienst van het Gemeenschappelijk Hof zijnde) rechter bij gewijsde is vastgesteld dat het handelen of nalaten kan worden gekenschetst als opzettelijk, bewust of roekeloos of ernstig verwijtbaar, tenzij uit de wet anders voortvloeit of zulks in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid of billijkheid onaanvaardbaar zou zijn of (i) de kosten van het vermogensverlies van de betrokkene is gedekt door een verzekering en de verzekeraar deze kosten of dit vermogensverlies heeft uitbetaald.
Het bestuur kan ten behoeve van betrokkenen verzekeringen tegen aansprakelijkheid
sluiten.
De artikelen 6.3 t/m 6.18 treden met ingang van de transitiedatum in werking.
6.3. Het bestuur van het fonds bestaat uit vier leden.
6.4. Twee bestuursleden worden benoemd door de werkgeversvertegenwoordiging. De twee overige bestuursleden worden benoemd door de centrales op de volgende wijze(nog invullen):
a.
b.
6.5. De leden van het bestuur worden benoemd onder de opschortende voorwaarde dat de DNB niet binnen de daartoe in artikel ……van de Pensioenwet BES gestelde termijn aan het bestuur bekend heeft gemaakt dat zij met de voorgenomen benoeming niet instemt. Zij worden benoemd voor een periode van vier jaar te rekenen vanaf het moment waarop de in de voorgaande volzin bedoelde termijn is verstreken. Zij kunnen
terstond worden herbenoemd.
6.6. De deskundigheid van de leden van het bestuur dient naar het oordeel van DNB voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, overige aanspraakgerechtigden en aangesloten lichamen.
6.7. De voornemens, de handelingen of de antecedenten van de leden van het bestuur mogen DNB geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen, bedoeld in het vierde lid, de betrouwbaarheid van deze personen niet buiten twijfel staat.
6.8. De leden van het bestuur richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fo nds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, overige aanspraakgerechtigden en aangesloten lichamen en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
6.9. Het bestuur brengt elke wijziging in zijn samenstelling vooraf ter kennis aan DNB.
6.10. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten, bedoeld in het vijfde lid, stelt het bestuur van het fonds DNB daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
6.11 Ingevolge het tweede lid kunne n tot bestuurslid uitsluitend worden benoemd natuurlijke personen die niet in een gezagsverhouding staan tot het bestuur.
6.12. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt door het verstrijken van de zittingsduur, door bedanken door het bestuurslid, door overlijden, door intrekking van zijn benoeming door de organisatie die hem benoemde of doordat het bestuurslid in een gezagsverhouding komt te staan tot het bestuur.
6.13. Indien het lidmaatschap van een bestuurslid eindigt, stelt het bestuur de organisatie die het desbetreffende bestuurslid heeft benoemd in kennis van de vacature. Na de ontvangst van die kennisgeving is deze organisatie bevoegd in de vacature te voorzien.
6.14. Het bestuur benoemt uit zijn midden een voorzitter, een secretaris, een plaatsvervangend voorzitter en een plaatsvervangend secretaris. De functie van voorzitter, onderscheidenlijk plaatsvervangend voorzitter en van secretaris, onderscheidenlijk plaatsvervangend secretaris wordt telkens met ingang van één januari voor een jaar afwisselend vervuld door een werkgevers-, onderscheidenlijk een werknemerslid. Hierbij geldt dat een werknemerslid de functie van voorzitter vervult, wanneer een werkgeverslid de functie van secretaris vervult en een werkgeverslid de functie van voorzitter vervult, wanneer een werknemerslid de functie van secretaris vervult.
6.15. Door het bestuur wordt een deskundigheidsplan opgesteld, hetwelk als doel heeft de deskundigheid van het bestuur blijvend op een dusdanig niveau te houden, dat naar het oordeel van DNB de deskundigheid voldoende is met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige aanspraakgerechtigden.
6.16. Het bestuur beschikt over een eigen gedragscode, waarin voorschriften zijn opgenomen gericht op de voorkoming van belangenconflicten, en van misbruik respectievelijk oneigenlijk gebruik van bij het fonds aanwezige informatie.
6.17. Het bestuur stelt een procedure vast voor een periodieke evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden.
6.18. Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, worden aan bestuursleden en aan voormalige bestuursleden vergoed:
(i) de redelijke kosten van het voeren van verdediging tegen aanspraken wegens een handelen of nalaten in de uitoefening van hun functie of van een andere functie die zij op verzoek van een fonds vervullen of hebben vervuld;
(ii) eventuele schadevergoedingen of boetes die zij verschuldigd zijn wegens een hierboven onder (i) vermeld handelen of nalaten;
(iii) de redelijke kosten van het optreden in andere rechtsgedingen waarin zij als
bestuurslid of voormalig bestuurslid zijn betrokken met uitzondering van de gedingen waarin zij in hoofdzaak een eigen vordering geldend maken.
Een betrokkene heeft geen aanspraak op de vergoeding als hiervoor bedoeld indien en voor zover (i) door de Nederlandse (in dienst van het Gemeenschappelijk Hof zijnde) rechter bij gewijsde is vastgesteld dat het handelen of nalaten kan worden gekenschetst als opzettelijk, bewust of roekeloos of ernstig verwijtbaar, tenzij uit de wet anders voortvloeit of zulks in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid of billijkheid onaanvaardbaar zou zijn of (ii) de kosten van het vermogensverlies van de betrokkene is gedekt door een verzekering en de verzekeraar deze kosten of dit vermogensverlies heeft uitbetaald.
Het bestuur kan ten behoeve van betrokkenen verzekeringen tegen aansprakelijkheid sluiten.
6.19. Een bestuurslid dat naar het oordeel van het bestuur onvoldoende functioneert, kan door het bestuur voor ontslag worden voorgedragen aan de organisatie die het desbetreffende bestuurslid heeft benoemd.
Na opheffing van de Raad van Toezicht cfm. het bepaalde in art. 10.4 worden de artikelen 6.3 en 6.14 vervangen door onderstaande artikelen 6.3.u en 6.14.u.
6.3.u Het bestuur van het fonds bestaat uit vier leden en een onafhankelijke voorzitter, die het bestuur buiten zijn midden benoemt.
6.14.u Het bestuur benoemt uit zijn midden een eerste en tweede plaatsvervangend voorzitter. De functie van eerste plaatsvervangend voorzitter, onderscheidenlijk van tweede plaatsvervangend voorzitter en van secretaris, onderscheidenlijk van plaatsvervangend secretaris wordt telkens met ingang van één januari voor een jaar afwisselend vervuld door een werkgevers-, onderscheidenlijk een werknemerslid. Hierbij geldt dat een werknemerslid de functie van eerste plaatsvervangend voorzitter vervult, wanneer een werkgeverslid de functie van secretaris vervult en een werkgeverslid de functie van eerste plaatsvervangend voorzitter vervult, wanneer een werknemerslid de functie van secretaris vervult.
Taken en bevoegdheden van het bestuur. Artikel 7
Tot transitiedatum zijn de artikelen 7.1.t tot en met 7.4.t. van toepassing
7 .1.t Het bestuur bestuurt het fonds en is belast met de dagelijkse leiding van het fonds.
Het neemt daarbij in acht dat het dagelijks beleid van het fonds wordt bepaald door ten minste een persoon.
7.2.t Het bestuur is binnen de doelstelling van het fonds bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij het fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld voor een ander verbindt.
7.3.t leder van de bestuursleden is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste een vierde deel van de
bestuursleden zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan.
7.4.t. Het bestuur stelt jaarlijks een begroting vast.
De artikelen 7.1 t/m 7.5 treden met ingang van de transitiedatum in werking.
7.1. Het bestuur bestuurt het fonds. Het neemt daarbij in acht dat het dagelijks beleid van het fonds wordt bepaald door ten minste twee personen.
7.2. Het bestuur is binnen de doelstelling van het fond s bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van
registergoederen en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij het fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld voor een ander verbindt.
7.3 leder van de bestuursleden is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste een vierde deel van de
bestuursleden zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan.
7.4 Indien de noodzaak van een verhoging van een of meer pensioenpremies zich aftekent, informeert het bestuur de centrales en werkgeversvertegenwoordiging tijdig daarover, teneinde genoemde partijen in de gelegenheid te stellen zich omtrent die verhoging te kunnen beraden.
7.5 Het bestuur stelt jaarlijks een begroting vast, waarin opgenomen de premiestelling en het jaarplan van het fonds.
Bestuursbureau Artikel 8.
Het bestuur kan een bestuursbureau instellen. Indien het bestuur besluit een bestuursbureau in te stellen, benoemt en ontslaat het bestuur de medewerkers van het bestuursbureau en kan het bestuur een of meer hunner een titel toekennen. Het bestuur is alsdan bevoegd een reglement vast te stellen waarin de taak en de werkwijze van het bestuursbureau nader wordt geregeld.
Raad van Toezicht. Intern toezicht. Artikel 9.
Dit artikel treedt in werking met ingang van de transitiedatum
9.1. Het fonds heeft een Raad van Toezicht.
9.2. De Raad van Toezicht bestaat uit drie leden, die als volgt worden benoemd:
a. de voorzitter van de Raad van Toezicht wordt in functie benoemd door de Minister van BZK
b. één lid wordt benoemd door de Raad van Toezicht op voordracht van de werkgeversvertegenwoordiging.
c. één lid wordt benoemd door de Raad van Toezicht op voordracht van de centrales.
9.3. De leden van de Raad van Toezicht zijn onafhankelijk, hetgeen met zich brengt dat
zij hun functie uitoefenen zonder last of ruggespraak en zij geen deel mogen uitmaken van het orgaan van het fonds of een dochtermaatschappij van het fonds. De leden mogen voorts niet werkzaam zijn als adviseur van het fonds of een dochtermaatschappij van het fonds of op andere wijze een zakelijke band hebben met het fonds of een dochtermaatschappij van het fonds.
9.4. Besluiten kunnen slechts worden genomen in een vergadering van de Raad van Toezicht waarin alle leden aanwezig zijn.
9.5. In afwijking van het vorige lid kan een besluit van de Raad van Toezicht buiten een vergadering worden genomen indien het desbetreffende voorstel schriftelijk aan alle leden is voorgelegd, geen van leden bezwaar maakt tegen deze wijze van besluitvorming en zoveel bestuursleden schriftelijk hun stem ten gunste van het voorstel uitbrengen, dat het voorstel daarmee de volgens deze statuten vereiste meerderheid heeft gekregen.
9.6. De Raad van Toezicht geeft bij reglement, met inachtneming van deze statuten, nadere regels over de wijze van vergaderen, besluitvorming en verslaglegging
9.7. Besluiten worden genomen met meerderheid van stemmen, waarbij ieder lid van de Raad van Toezicht één stem uitbrengt.
9.8. Leden van de Raad van Toezicht hebben voor hun werkzaamheden recht op een passende, door de Minister van XXX stelt vast te stellen vergoeding.
Taken en bevoegdheden van de Raad van Toezicht. Artikel 10.
Dit artikel treedt in werking met ingang van de transitiedatum
10.1. De Raad van Toezicht heeft ten minste de volgende taken:
a. het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en –processen en de checks and balances binnen het fonds;
b. het beoordelen van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd;
c. het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn;
d. het vaststellen van de vergoeding voor de leden van het bestuur. Daarbij heeft de Raad van Toezicht recht op:
a. alle informatie die het nodig acht om zijn taak goed te kunnen uitvoeren;
b. overleg met het bestuur over alle bestuurstaken;
c. overleg met een externe accountant en actuaris.
10.2. Het bestuur brengt voorgenomen besluiten ten aanzien van pensioenpremie, indexatie, herstelplan, beleggingsbeleid, benoeming en ontslag van de accountant als bedoeld in art. 23 en ontbinding van de Stichting ter kennis aan de Raad van Toezicht. Voorgenomen besluiten ten aanzien van genoemde onderwerpen alsmede de begroting en verantwoording van de Stichting worden definitief nadat de raad van Toezicht daarmee heeft ingestemd.
10.3. De bevindingen en besluiten van de Raad van Toezicht worden in het jaarverslag opgenomen.
10.4. De Raad van Toezicht wordt uiterlijk per 31-12- 2015 opgeheven.
10.5 Na inwerkingtreding van art. 10.4 geeft het bestuur éénmaal per drie jaar of – gehoord het verantwoordingsorgaan – vaker als daartoe aanleiding is, een visitatiecommissie opdracht het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds te bezien conform de taken en rechten genoemd in art. 10.1 Een visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen.
Vertegenwoordiging.
Artikel 11.
11.1. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds.
Tot transitiedatum zijn de artikelen 11.2.t. tot en met 11.3.t van toepassing
11.2.t. Het bestuur kan besluiten dat een van de bestuursleden het fonds vertegenwoordigt.
11.3.t De tot vertegenwoordiging bevoegden kunnen aan een of meer medewerkers van het bestuursbureau en aan derden schriftelijk volmacht tot vertegenwoordiging
verlenen.
De artikelen 11.2 en 11.3 treden met ingang van de transitiedatum in werking.
11.2. Het fonds wordt voorts vertegenwoordigd door de voorzitter tezamen met de plaatsvervangend voorzitter.
11.3. De tot vertegenwoordiging bevoegden kunnen aan een of meer medewerkers van het fonds en aan derden schriftelijk volmacht tot vertegenwoordiging verlenen.
Na opheffing van de Raad van Toezicht cfm. het bepaalde in art. 10.4 wordt artikel 11.2. vervangen door onderstaand nieuw artikel 11.2.u
11.2.u Het fonds wordt voorts vertegenwoordigd door de onafhankelijke voorzitter tezamen met de plaatsvervangende voorzitter en de secretaris.
Uitbesteding van werkzaamheden
Artikel 12.
12.1. Het bestuur kan de door het fonds, gelet op zijn doelstelling, uit te voeren werkzaamheden uitbesteden aan een rechtspersoon die ten doel heeft het uitvoeren van pensioenadministraties en vermogensbeheer.
12.2. Indien het fonds werkzaamheden uitbesteedt aan een derde, draagt het bestuur er zorg voor dat deze derde de bij of krachtens de wet gestelde regels, die op de uitbesteding van toepassing zijn, naleeft. Xxxxxxx van uitbesteding van werkzaamheden aan derden sluit het bestuur met de betreffende derde een uitbestedingsovereenkomst, die voldoet aan de ter zake geldende wettelijke vereisten.
12.3. Het bestuur kan de uitvoering van bepaalde taken delegeren aan het bestuursbureau, respectievelijk bepaalde door het bestuur vast te stellen werkzaamheden, doen uitvoeren door een derde als hiervoor in dit artikel vermeld.
Vergaderingen van het bestuur.
Artikel 13.
13.1. Het bestuur vergadert zo vaak als de voorzitter, of ten minste twee andere bestuursleden dit gewenst achten, maar ten minste twee keer per jaar.
13.2. De secretaris roept schriftelijk op tot de vergaderingen ten minste veertien dagen van tevoren en onder opgave van de agenda. In spoedeisende gevallen, ter beoordeling van de voorzitter, kan de oproeping ook op andere wijze gebeuren.
13.3. De secretaris houdt van een vergadering notulen, die door het bestuur worden vastgesteld.
13.4. Het bestuur kan derden toelaten tot de vergaderingen van het bestuur.
Besluitvorming van het bestuur.
Artikel 14.Tot transitiedatum zijn de artikelen 14.1.t tot en met 14.4.t. van toepassing
14.1.t Besluiten kunnen slechts worden genomen in een vergadering van het bestuur waarin ten minste een bestuurslid aanwezig is.
14.2.t Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen, waarbij ieder bestuurslid één stem uitbrengt. Indien bij de stemming geen volstrekte meerderheid wordt verkregen, is het besluit verworpen, met dien verstande dat, indien het bestuur alsdan besluit dat het desbetreffende onderwerp van zo zwaarwegend belang is dat daarover op korte termijn dient te worden besloten, het voorstel wordt aangehouden. In dat geval zal binnen vijfendertig dagen na afloop van de gehouden vergadering een nieuwe vergadering worden gehouden met inachtneming van artikel 13, tweede lid. Indien ook in deze tweede vergadering geen volstrekte meerderheid wordt verkregen, is het voorstel verworpen.
14.3.t Het bestuur geeft bij reglement, met inachtneming van deze statuten, nadere regels over de wijze van vergaderen, besluitvorming en verslaglegging.
14.4.t In afwijking van het eerste lid kan een bestuursbesluit buiten een vergadering worden genomen indien het desbetreffende voorstel schriftelijk aam alle bestuursleden is voorgelegd, geen van de bestuursleden bezwaar maakt tegen deze wijze van besluitvorming en zoveel bestuursleden schriftelijk hun stem ten gunste van het voorstel uitbrengen, dat het voorstel daarmee volgens deze statuten vereiste meerderheid heeft gekregen.
De artikelen 14.1 t/m 14.5 treden met ingang van de transitiedatum in werking.
14.1. Besluiten kunnen slechts worden genomen in een vergadering van het bestuur waarin ten minste een werkgeverslid en ten minste een werknemerslid aanwezig zijn.
14.2. Besluiten worden genomen met meerderheid van stemmen, waarbij ieder bestuurslid één stem uitbrengt indien de werkgeversleden en werknemersleden in gelijk aantal aanwezig zijn, onverminderd het bepaalde in het vierde lid. Zijn de werkgeversleden en de werknemersleden in ongelijk aantal aanwezig, dan brengen de werkgeversleden,
onderscheidenlijk de werknemersleden gezamenlijk evenveel stemmen uit als er leden van de grootste groep aanwezig zijn.
14.3. Indien bij de stemming geen volstrekte meerderheid wordt verkregen, is het voorstel verworpen, met dien verstande dat, indien het bestuur alsdan besluit dat het desbetreffende onderwerp van zo zwaarwegend belang is dat daarover op korte termijn dient te worden besloten, het voorstel wordt aangehouden. In dat geval zal binnen vijfendertig dagen na afloop van de ge houden vergadering een nieuwe vergadering worden gehouden met inachtneming van artikel 13, tweede lid. Indien ook in deze tweede vergadering geen volstrekte meerderheid wordt verkregen, is het voorstel verworpen.
14.4. Het bestuur geeft bij reglement, met inachtneming van deze statuten, nadere regels over de wijze van vergaderen, besluitvorming en verslaglegging.
14.5. In afwijking van het eerste lid kan een bestuursbesluit buiten een vergadering worden genomen indien het desbetreffende voorstel schriftelijk aan alle bestuursleden is voorgelegd, geen van de bestuursleden bezwaar maakt tegen deze wijze van besluitvorming en zoveel bestuursleden schriftelijk hun stem ten gunste van het voorstel uitbrengen, dat het voorstel daarmee de volgens deze statuten vereiste meerderheid heeft gekregen.
Pensioenreglement. Artikel 15.
Dit artikel treedt inwerking met ingang van de transitiedatum
15.1 Het bestuur stelt, gehoord de actuaris, bedoeld in artikel 21, een of meer pensioenreglementen vast en is bevoegd vastgestelde reglementen te wijzigen met inachtneming van hetgeen de betrokken werkgeversorganisaties zijn overeengekomen met de centrales omtrent de pensioenen, behoudens wat betreft de vaststelling door het bestuur van de hoogte van de verschuldigde bijdragen en het tweede lid.
15.2. Een pensioenreglement en een wijziging daarin treden in werking op de door het bestuur vastgestelde datum.
15.3. Een pensioenreglement mag geen bepalingen bevatten die onverenigbaar zijn met deze statuten.
Commissie van Beroep. Artikel 16.
Dit artikel treedt inwerking met ingang van de transitiedatum
16.1. Er is een Commissie van Beroep, bestaande uit twee leden van het bestuur, één uit de werkgeversgeleding en één uit de werknemersgeleding.
16.2. De Commissie van Beroep heeft tot taak namens het bestuur te beslissen op het bezwaar van een belanghebbende tegen een besluit dat is genomen krachtens de statuten en reglementen van het fonds, niet zijnde een besluit van algemene strekking.
16.3 Het bestuur benoemt de leden van de Commissie van Beroep. Voor elk van de leden van de Commissie van Beroep kan een plaatsvervangend lid worden benoemd.
16.4. Taak en werkwijze van de Commissie van Beroep worden in een door het bestuur vast te stellen reglement nader geregeld. Het bestuur kan daarbij afwijken van het eerste lid.
Beleggingen.
Artikel 17.
Dit artikel treedt inwerking met ingang van de transitiedatum
17.1. De beschikbare gelden van het fonds worden, op basis van een door het bestuur jaarlijks vastte stellen beleggingsplan, solide belegd met inachtneming van eisen van solvabiliteit, liquiditeit, rentabiliteit en spreiding van risico.
Het bestuur voert een beleggingsbeleid dat in overeenstemming is met de prudent- person regel en met name gebaseerd is op de volgende uitgangspunten:
a. de waarden worden belegd in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden;
b. de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaarde.
17.2. Het bestuur stelt met het oog op de realisatie van de in het eerste lid bedoelde beleggingen voor het overige een kaderregeling inzake beleggingen vast.
Deelnemersraad. Artikel 18.
Dit artikel treedt inwerking met ingang van de transitiedatum
18.1. Er is een deelnemersraad, bestaande uit een door het bestuur vast te stellen aantal leden. In de deelnemersraad zijn de in het fonds deelnemende werknemers en de gepensioneerden evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd.
18.2. Van de vertegenwoordigers van de actieve deelnemers wordt een door het bestuur vast te stellen aantal benoemd door iedere centrale. Van de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden wordt een door het bestuur vast te stellen aantal benoemd door iedere centrale en door representatieve verenigingen van gepensioneerden.
18.3. De samenstelling van de deelnemersraad wordt door het bestuur nader geregeld in het reglement voor de deelnemersraad.
18.4. Bestuursleden van het fonds, medewerkers van het fonds, statutair bestuurders van dochtermaatschappijen van het fonds, medewerkers en leden van dochtermaatschappijen van het fonds zijn niet benoembaar tot lid van de deelnemersraad.
18.5 De leden van de deelnemersraad worden benoemd voor een periode van vier jaar. Zij kunnen terstond worden herbenoemd.
18.6. De deelnemersraad heeft tot taak het bestuur van advies te dienen in alle gevallen waarin het bestuur het wenselijk acht de raad te horen. Voorts kan de deelnemersraad het bestuur uit eigen beweging van advies dienen over alle zaken het beleid van het fonds betreffende. Het bestuur zal in ieder geval het advies van de deelnemersraad inwinnen ten aanzien van voorgenomen besluiten tot:
a. vaststelling of wijziging van de statuten en de reglementen van het fonds;
b. vaststelling van het jaarverslag, de begroting en de besche iden, bedoeld in artikel 3, derde lid, en artikel 25, zesde en zevende lid;
c. het nemen van maatregelen van algemene strekking, waaronder te verstaan maatregelen die het fonds in zijn algemeenheid of groepen van deelnemers aangaan, zoals in ieder geval het meerjarenbeleidsplan, het strategisch beleggingsplan, de vaststelling van de franchises en de premies;
d. het verlenen van toeslagen en beslissingen tot indexatie van de pensioenen
e. de wijziging van de hoogte van de ingegane pensioene n in gevallen waarin de financiële toestand van het fonds daartoe aanleiding geeft.
f. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds;
x. overname van of door een ander fonds en/of samengaan van het fonds met een ander fonds;
h. liquidatie van het fonds;
i. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst;
j. het vaststellen, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsreglement;
x. het terugstorten van premie of geven van premiekorting;
l. het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid.
18.7. Het bestuur beslist niet in afwijking van een advies met betrekking tot de onderwerpen genoemd onder g en h van het voorgaande lid, behalve wanneer zwaarwegende en als
zodanig duidelijk te motiveren redenen daartoe dwingen.
18.8. Het bestuur van het fonds en de deelnemersraad komen ten minste eenmaal per jaar in vergadering bijeen. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter van het bestuur van het fonds, of diens plaatsvervanger.
18.9. Tot de vergaderingen van het bestuur en de deelnemersraad hebben tevens toegang en in die vergaderingen hebben tevens het recht het woord te voeren:
a. de actuaris, bedoeld in artikel 21;
b. de accountant, bedoeld in artikel 22;
c. deskund igen, daartoe uitgenodigd door de voorzitter van het bestuur, of door de voorzitter van het bestuur en de deelnemersraad gezamenlijk.
d. werknemers van het fonds, daartoe door de voorzitter van het bestuur uitgenodigd.
18.10. De werkwijze van de deelnemersraad wordt door het bestuur geregeld in het reglement voor de deelnemersraad. Het bestuur is te allen tijde bevoegd het reglement van de deelnemersraad te wijzigen. De deelnemersraad heeft het recht op instemming ten aanzien van dit reglement en wijzigingen daarvan.
Verantwoordingsorgaan. Artikel 19.
Dit artikel treedt inwerking met ingang van de transitiedatum
19.1. Het fonds kan een verantwoordingsorgaan instellen.
19.2 Het verantwoordingsorgaan bestaat uit de deelnemersraad en uit vertegenwoordigers die aangewezen worden door de werkgeversvertegenwoordiging. Zetels en stemmen zijn gelijk verdeeld over beide geledingen.
19.3. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur of enig ander orgaan van het fonds, met uitzondering van het lidmaatschap van de deelnemersraad of werkgeversraad.
19.4 Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd.
19.5. Het bestuur bespreekt ten minste een maal per jaar het gevoerde beleid en de resultaten daarvan met het verantwoordingsorgaan.
19.6 Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het interne toezicht, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag van het fonds opgenomen.
19.7. Het verantwoordingsorgaan heeft voorts de volgende rechten:
a. het recht op overleg met het bestuur;
b. het recht op overleg met de externe accountant en de externe actuaris;
c. het recht op informatie;
d. het recht op een schriftelijke en beargumenteerde reactie op het oordeel dat het heeft gegeven over het door het bestuur uitgevoerde beleid.
19.8. Het verantwoordingsorgaan heeft het recht advies uit te brengen over:
a. het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden;
b. het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan;
x. xx xxxx, inrichting en samenstelling van het interne toezicht;
d. het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure.
19.9. Het bestuur stelt bij reglement nadere regelen het verantwoordingsorgaan betreffende vast. Het bestuur is te allen tijde bevoegd het reglement van het verantwoordingsorgaan te wijzigen. Het verantwoordingsorgaan heeft het recht op instemming ten aanzien van deze nadere regelen en wijzigingen daarvan.
Overige commissies. Artikel 20.
Het bestuur kan ook andere commissies – al dan niet van tijdelijke aard - instellen dan die welke in deze statuten worden genoemd.
Actuaris.
Artikel 21.
21.1. Het bestuur benoemt en ontslaat een externe actuaris.
21.2. De externe actuaris heeft tot taak het bestuur te adviseren met betrekking tot de actuariële grondslagen waarop het fonds berust. Verder is de externe actuaris belast met het afleggen van een actuariële verklaring met betrekking tot het actuariële verslag, bedoeld in artikel 25, zevende lid.
Accountant. Artikel 22.
22.1. Het bestuur benoemt een registeraccountant of wijst een organisatie aan waarin registeraccountants samenwerken. Het bestuur kan de registeraccountant ontslaan of de aanwijzing intrekken van de in de eerste volzin bedoelde organisatie.
22.2. De registeraccountant of organisatie heeft tot taak de controle van de administratie van het fonds, het jaarlijks uitbrengen van een rapport over de financiële toestand van het fonds en de controle van het door het bestuur uit te brengen verslag, bedoeld in
artikel 25, vierde lid, en het afleggen van een verklaring ter zake.
Vergoedingen. Artikel 23.
Tot transitiedatum is artikel 23.1.t van toepassing
23.1.t De minister van BZK kan bepalen dat de bestuursleden een vaste vergoeding alsmede reis- en vacatiegeld ontvangen.
De artikelen 23.1 en 23.2 treden in werking met ingang van de transitiedatum
23.1. De Raad van Toezicht kan bepalen dat de bestuursleden een door het bestuur vast te stellen vaste vergoeding, alsmede reis- en vacatiegeld ontvangen.
23.2. De Raad van Toezicht kan bepalen dat de leden van de deelnemersraad, van de werkgeversraad, van het verantwoordingsorgaan, van de Commissie van Beroep, van de Beleggingscommissie en van andere door het bestuur ingestelde commissies een vergoeding en/of een reis- en vacatiegeld ontvangen.
Na opheffing van de Raad van Toezicht cfm. het bepaalde in art. 10.4
worden artikel 23.1 en 23.2 vervangen door onderstaande artikelen 23.1.u t/m 23.3.u..
23.1.u Het bestuur kan aan de voorzitter, die niet uit zijn midden is benoemd, een vergoeding toekennen.
23.2.u Het bestuur kan bepalen dat de bestuursleden een door het bestuur vast te stellen vaste vergoeding, alsmede reis- en vacatiegeld ontvangen.
23.3.u Het bestuur kan bepalen dat de leden van de deelnemersraad, van de werkgeversraad, van het verantwoordingsorgaan, van de Commissie van Beroep, van de Beleggingscommissie en van andere door het bestuur ingestelde commissies een vergoeding en/of een reis- en vacatiegeld ontvangen.
Geheimhouding. Artikel 24.
De leden van het bestuur, van de Commissie van Beroep, van de deelnemersraad, van de
werkgeversraad, van het verant woordingsorgaan, van de Beleggingscommissies en van andere door het bestuur ingestelde commissies en de medewerkers van het fonds zijn verplicht geheim te houden hetgeen hun in deze functie ter kennis is gekomen en waarvan de geheimhoudingsplicht uit de aard der zaak voortvloeit of waarvoor hun voorzitter geheimhoudingsplicht heeft opgelegd. Daarbij geeft de voorzitter aan hoe lang de geheimhouding duurt.
Boekjaar en jaarstukken. Artikel 25.
25.1. Het boekjaar van het fonds valt samen met het kalenderjaar.
25.2 Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van het fonds en van alles betreffende de werkzaamheden van het fonds, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van het fonds kunnen
worden gekend.
25.3. Onverminderd hetgeen overigens bij wet is bepaald, is het bestuur verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten van het fonds te maken en op papier te stellen. De balans en de staat van baten en lasten wordt vergezeld van een toelichting. Het bestuur geeft aan de registeraccountant of de organisatie, bedoeld in artikel 22, opdracht om bij deze stukken een verklaring omtrent de rechtmatigheid af te leggen.
25.4. Het bestuur stelt tegelijkertijd met de in het derde lid bedoelde bescheiden een jaarverslag op.
25.5 Het bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vast.
25.6.t Het bestuur zendt jaarlijks het jaarverslag, de jaarrekening en de verklaring van de registeraccountant, bedoeld in artikel 22, uiterlijk in de maand juli aan de Minister van BZK.
Per transitiedatum wordt artikel 25.6.t vervangen door onderstaande artikelen 25.6 t/m 25.9
25.6. Het bestuur zendt jaarlijks het jaarverslag, de jaarrekening en de verklaring van de registeraccountant, bedoeld in artikel 22, uiterlijk in de maand juli aan:
a. werkgeversvertegenwoordiging ;
b. de besturen van de in artikel 4.1. genoemde lichamen;
c. de centrales;
d. de leden van de deelnemersraad, van de werkgeversraad en van het verantwoordingsorgaan.
25.7. Het bestuur van het fonds legt jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan DNB een jaarrekening, een jaarverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar over, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds gegeven wordt en waaruit ten genoegen van DNB blijkt dat aan het bij of krachtens de Pensioenwet BES bepaalde wordt voldaan en dat de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden, voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden.
25.8. Het bestuur van het fonds legt een maal in de vijf jaren, of- indien DNB dit nodig acht
- binnen kortere termijn, aan DNB een actuarieel verslag betreffende het fonds over.
25.9 Het bestuur draagt er voor zorg dat het samenstellen en het overleggen aan DNB van de bescheiden, bedoeld in het zevende en achtste lid, geschieden met inachtneming
van de ter zake door DNB gegeven aanwijzingen.
Reglementen.
Artikel 26.
Het bestuur kan een of meer reglementen vaststellen of wijzigen, teneinde specifieke
onderwerpen betreffende het fonds nader te regelen.
Overeenkomsten met andere pensioenfondsen. Artikel 27.
27.1. Het bestuur is bevoegd met andere pensioenfondsen overeenkomsten te sluiten, die ten doel hebben om bij overgang van alle deelnemers, of een bepaalde groep van deelnemers van het andere pensioenfonds naar het fonds:
a. de verplichtingen van het andere pensioenfonds jegens deze
deelnemers, de gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden en de overige aanspraakgerechtigden, die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers die overgaat, over te nemen; of
b. aan deze deelnemers, de gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden en de overige aanspraakgerechtigden,die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers, die overgaat, aanspraken op pensioen te verlenen volgens het pensioenreglement van het fonds.
27.2. Het bestuur is bevoegd met andere pensioenfondsen overeenkomsten te sluiten die ten doel hebben om bij overgang van alle deelnemers, of een bepaalde groep van deelnemers van het fonds naar het andere pensioenfonds:
a. de verplichtingen van het fonds jegens deze deelnemers, de gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden en de overige aanspraakgerechtigden die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers die overgaat, over te dragen; of
b. aan deze deelnemers, de gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden en de overige aanspraakgerechtigden die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers die overgaat aanspraken op pensioen te verlenen volgens het pensioenreglement van het andere fonds.
27.3. Het bestuur kan in verband met het eerste en tweede lid ten aanzien van de betrokken deelnemers afwijken van de bepalingen van de statuten en het pensioenreglement.
27.4. Het bestuur is bevoegd met andere pensioenuitvoerders, zoals publiekrechtelijke pensioenfondsen, pensioenfondsen waarop de Pensioenwet BES van toepassing is en verzekeraars, als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet BES, alsmede met de betrokken werkgever, indien dit noodzakelijk zou zijn, overeenkomsten te sluiten die ten doel hebben om bij veranderingen van pensioenuitvoerder reservewaarden over te dragen dan wel in te nemen.
27.5 Het bestuur is bevoegd overeenkomsten aan te gaan met anderen, zoals pensioenfondsen, levensverzekeringsmaatschappijen, bedrijfsverenigingen en de Sociale Verzekeringsbank, teneinde regelingen te treffen voor de coördinatie van werkzaamheden die zowel tot de taak van het fonds als tot die van een of meer andere partijen bij de overeenkomst behoren.
Statutenwijzigingen.
Artikel 28.
Tot transitiedatum zijn de artikelen 28.1.t tot en met 28.3.t van toepassing
28.1.t Met inachtneming van het tweede lid is het bestuur bevoegd te besluiten tot wijziging van de statuten.
28.2.t. Een besluit als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden genomen na instemming van de Minister van BZK.
28.3.t. De wijziging komt op straffe van nietigheid tot stand bij notariële akte.
Het bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de akte van wijziging te deponeren ter kantore van het openbaar stichtingenregister, gehouden door de Kamer van Koophandel te Bonaire, Saba of Sint Eustatius.
De artikelen 28.1 t/m 28.3 treden in werking met ingang van de transitiedatum
28.1. Met inachtneming van het tweede en derde lid en artikel 18 zesde lid, sub a, is het bestuur bevoegd te besluiten tot wijziging van de statuten.
28.2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden genomen, indien ten minste drie leden van het bestuur voor het voorstel stemmen en gehoord de werkgeversvertegenwoordiging en de centrales.
28.3. Een besluit als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden genomen na instemming van de Raad van Toezicht.
Na opheffing van de Raad van Toezicht cfm. het bepaalde in art. 10.4 wordt artikel 28.1. vervangen door een nieuw artikel 28.1.u
28.1.u Met inachtneming van het tweede lid en artikel 18 zesde lid, sub a, is het bestuur bevoegd te besluiten tot wijziging van de statuten.
Duur en ontbinding. Artikel 29.
29.1. De stichting is voor onbepaalde tijd opgericht.
29.2. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot ontbinding van het fonds, met inachtneming van artikel 18, zesde lid, sub h.
29.3. Een besluit tot ontbinding van het fonds moet tevens de bestemming inhouden van een eventueel batig saldo. Dit saldo moet worden bestemd voor een doel dat het meest overeenstemt met het doel van het fonds.
29.4 Bij ontbinding van het fonds is het bestuur belast met de vereffening en blijven de bepalingen van deze statuten zo veel mogelijk van kracht.
29.5. In geval van ontbinding van het fonds is het bevoegd om zijn verplichtingen over te dragen aan een pensioenuitvoerder, als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet BES.
Slotbepaling. Artikel 30.
In alle gevallen waarin niet door deze statuten of de wet is voorzien, beslist het bestuur.