BANCAIR FINANCIEREN EN ALTERNATIEVEN
BANCAIR FINANCIEREN EN ALTERNATIEVEN
Mr. drs. X.X. xxx Xxxxxxx Finance, Corporate, Structuring
RWV Advocaten
Onderhavige bijdrage valt grofweg uiteen in twee delen. In het eerste –klein- ste– deel ga ik in op het bancair financieren; het tweede –belangrijkste– deel gaat over de alternatieven. Ondernemers realiseren zich dat bancaire finan- cieringen niet (meer) voorhanden zijn en komen zoals vóór de kredietcrisis. Daarbij komt aan de orde de voorgeschreven versterking van de buffers bij banken die een remmend effect heeft op bancaire kredietverlening. Als er dan sprake is van kredietverlening verwachten we met z’n allen en mogen we verwachten dat de banken dat doen met de nodige zorgvuldigheid. Met be- hulp van o.a. een recente uitspraak van het Hof Den Bosch van 15 april 2014 geef ik daaraan invulling opdat ondernemers meer concreet weten wat ze van hun bank(en) mogen verwachten.
Nuttiger is het opsommen van alternatieven. Dat doe ik in deel twee waarbij de alternatieven uiteen vallen in:
A) hybride financiering, waarbij vreemd vermogen ver- strekt wordt met een borgstelling dan wel garantie van (in)direct de overheid,
B) verstrekking van eigen vermogen via kredietunies, informal investors, participatiemaatschappijen, mkb- fonds, regionale ontwikkelingsmaatschappijen, crowd- funding, Qredits, etc. en tot slot
C) subsidies en fiscale faciliteiten.
In het slot zet ik kort uiteen hoe belangrijk het is om bij aanvang van financiering voor te sorteren op de toekomst en vooral op de verhoudingen tussen leninggevers onderling en hun leningnemers, maar ook die ten opzichte van de verschaf- fers van eigen vermogen.
BANCAIR FINANCIEREN EN WEL ZORG- VULDIG
De kredietcrisis heeft een aantal zwakheden in de finan- ciële sector aan het licht gebracht. Nieuwe regelgeving en uit- gebreider toezicht hebben daarop een antwoord bedacht o.m. resulterend in de zogenaamde Basel III regels. Het belangrijk-
ste element daaruit is m.i. de gestelde noodzaak om de buffers te versterken. Ondernemers lijken daarbij in het bijzonder de dupe te zijn. Banken proberen simpelweg bestaande kredietlij- nen te beperken, aanvullende zekerheden én aflossingen te vragen. Als het dan vervolgens al tot kredietverlening komt, worden een hogere eigen inbreng verlangd, hogere krediet- opslagen o.a. vanwege een veranderde risicoperceptie van zwel debiteur als soort financiering, intensievere rapportering, kor- tere looptijden, etc.
Zorgplicht
Als we het over de zorgplicht hebben dan kijk ik, als ad- vocaat en voormalig banking lawyer, als eerste naar de wet en de soort relatie tussen de bank en haar klant. In art. 7: 401 Burgerlijk Wetboek is bepaald:
“De opdrachtnemer moet bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen.”
In art. 2 lid 1 eerste zin van de Algemene Bankvoorwaar- den is een vergelijkbare vage norm geformuleerd:
“De bank neemt bij haar dienstverlening de nodige zorgvuldigheid in acht en houdt daarbij naar beste ver- mogen rekening met de belangen van de cliënt.”
ALTERNATIEF FINANCIEREN
Ontwikkeling vakgebied
A) hybride financiering, waarbij vreemd vermogen soms versterkt wordt met een borgstelling dan wel garantie van (in)direct de overheid.
De vraag die in dat verband rijst, is of de opdrachtnemer (de bank) heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot te werk zou zijn gegaan. Wat dit in concreto betekent, is afhankelijk van de omstandighe- den van het geval. Wat zijn dan die omstandigheden van het geval die als rode draad door allerlei rechterlijke uitspraken heen loopt?
Gewezen wordt op onder andere de rol die banken in het maatschappelijk verkeer vervullen, de positie van de bank als professionele kredietverlener, de deskundigheid en maat- schappelijk positie van banken, de maatschappelijke functie van banken en de vertrouwenspositie en deskundigheid van banken op het gebied van vermogensbeheer.
Een bank moet vooraf naar behoren onderzoek doen naar de financiële mogelijkheden, de deskundigheid en doelstel- lingen van de klant. De bank moet hem waarschuwen voor bijzondere risico’s die aan een voorgenomen of toegepaste constructie zijn verbonden. Dat geldt ook voor het feit dat een door de klant voorgenomen of toegepaste (beleggings-) strategie niet past bij zijn financiële mogelijkheden of doel- stellingen, zijn risicobereidheid of zijn deskundigheid.
Zorgplichten van financiële dienstverleners zijn neergelegd in de art. 4: 18 tot en met 4: 27 Wet financieel toezicht (Wft). Die Wft biedt primair een publiekrechtelijk kader voor het toezicht op de financiële markten. Schending van een derge- lijke publiekrechtelijke norm kan leiden tot corrigerend en sanctionerend optreden van de toezichthouder. Een dergelij- ke publiekrechtelijke schending impliceert in de verhouding tussen klant en bank niet vanzelf dat daaraan zogenaamde civielrechtelijke consequenties uit volgen. Het kan een rol spe- len, maar is volgens de wetgever niet bepalend.
Buffers
Op 29 april 2014 heeft De Nederlandsche Bank bekend gemaakt dat de drie grootbanken ING, Rabobank en ABN Amro tegen 2019 extra kernkapitaal moeten aanhouden, om- dat ze het Nederlandse financiële systeem kunnen ontwrich- ten als ze failliet gaan. Deze bekendmaking verschijnt nage- noeg gelijktijdig met het bericht dat het bedrijfsleven in de maand maart 2014 weer minder krediet heeft opgenomen. De kredietverlening aan niet-financiële bedrijven is met 3,1% terug gelopen ten opzichte van dezelfde maand maart 2013. Experts wijten de teruggang enerzijds aan de geringere be- reidheid van banken om krediet te verstrekken, anderzijds aan het feit dat bedrijven minder krediet lijken te vragen. Frap- pant is dat volgens De Nederlandse Bank (eind mei 2014) zo’n 45% van de kredietaanvragen van het mkb wordt afge- wezen. Op Griekenland na (54%) het hoogste afwijzingsper- centage! De cijfers over de afname van kredietverlening aan het bedrijfsleven versterken de roep om alternatieven.
Groeifaciliteit
– Voor mkb en grootbedrijf
– Garantie van 50 procent op bancaire leningen of risicoka- pitaal
– Aanvragen via bank of participatiemaatschappij
VFP
De Groeifaciliteit kan gebruikt worden voor bijvoorbeeld een bedrijfsovername, vermogensversterking, een ‘manage- ment buy out’, expansie in het buitenland of investeringen gericht op groei. Allemaal situaties waarin doorgaans risico- dragend vermogen nodig is. Dat blijkt niet altijd makkelijk te verkrijgen. Daarom heeft de overheid de garantieregeling Groeifaciliteit in het leven geroepen. Hiermee staat de over- heid garant voor 50 procent van het risicokapitaal. De Groei- faciliteit is gericht op ondernemers die kapitaal willen aan- trekken in Nederland, Bonaire, Sint Eustatius of Saba. Er zijn voldoende rentabiliteits-en continuïteitsperspectieven, de aangevraagde financiering dient niet ter vervanging van eer- der verstrekt krediet (‘fresh money-eis’) en er hebben zich geen bovenmatige kapitaalonttrekkingen voorgedaan in de laatste twaalf maanden.
De aanvraag verloopt via de bank of participatiemaat- schappij. Voor banken geldt de garantie van 50 procent op leningen tot 5 miljoen euro, voor participatiemaatschappijen geldt de 50 procent garantie op investeringen tot 25 miljoen euro.
Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfinanciering
– Voor banken die bouwfinanciering aan scheepswerven verstrekken
– Garantie van maximaal 80 miljoen euro per schip
– Aanvragen bij de bank
De Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF) is het antwoord van de overheid op de moeilijkheden die scheepswerven ondervinden bij het aantrekken van bankle- ningen en bankgaranties voor het financieren van nieuw te bouwen schepen. Door de GSF kunnen banken 80 procent Staatsgarantie krijgen op de bouwfinanciering van een schip. Zo wordt het risico voor de bank op de te verstrekken bouw- financiering of voorfinanciering aanzienlijk beperkt. De GSF- regeling is bestemd voor scheepswerven die krediet (constan- te bouwkredieten en/of bankgaranties) willen aantrekken voor de financiering van een scheepsnieuwbouwproject voor zeeschepen, binnenvaartschepen of luxe jachten. Per jaar is 1 miljard euro beschikbaar voor garanties voor scheepsnieuw- bouwprojecten. Een werf kan maximaal 300 miljoen euro per jaar aan garanties krijgen.
Starters Borgstellingskrediet
– Voor startende mkb-bedrijven
– Garantie van 200.000 euro
– Aanvragen bij de bank
Een starter die een lening wil afsluiten van maximaal 266.667 euro kan in aanmerking komen voor een borg van de overheid voor 67,5 procent. Dat is gunstig, want banken zijn eerder bereid een lening te verstrekken als de overheid borg staat voor een deel van het bedrag. Iemand kwalificeert als starter als men minder dan drie jaar als ondernemer actief is. Het geldt voor een eenmanszaak, personenvennootschap- pen (vof, maatschap, c.v.) en directeur-grootaandeelhouder van een B.V. Voor hogere bedragen bestaat de BMKB-rege- ling (zie hierna).
Garantie Ondernemingsfinanciering
– Voor (middel) grote bedrijven
– Garantie van 50 procent bij een lening va 1,5 miljoen tot 150 miljoen euro
– Aanvragen bij de bank
Dankzij de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) kun- nen banken een 50% Staatsgarantie krijgen op leningen van bankgarantiefaciliteiten van 1,5 – 150 miljoen euro. Door die Staatsgarantie wordt het risico voor de bank op te verstrek- ken bedrijfsfinanciering gereduceerd. Dit vergroot voor ban- ken de mogelijkheden om te voorzien in de financieringsbe- hoefte bij het Nederlandse bedrijfsleven.
De GO-regeling is bestemd voor Nederlandse onderne- mers die krediet willen aantrekken en is gericht op (middel) grote ondernemingen met substantiële activiteiten in Neder- land. Ook staat de GO-regeling open voor ondernemers die gevestigd zijn in Bonaire, Sint Eustatius of Saba.
Innovatief Borgstellingskrediet
– Voor innovatief mkb
– Garantie van 1,5 miljoen euro
– Aanvragen bij de bank
Bij het financieren van innovaties via het Innovatief Borg- stellingskrediet staat de overheid borg voor 60 procent van de lening bij een krediet van maximaal 2.250.000 euro. Bo- vendien kan men later beginnen met het aflossen van het Borgstellingskrediet. Doordat de overheid garant staat voor een deel van de lening, is de bank eerder bereid een lening te verstrekken.
Heeft men een S&O-(speur – en ontwikkelingswerk) ver- klaring, dan:
– Mag de looptijd maximaal twaalf jaar bedragen;
– Begint men met aflossen op uiterlijk de eerste dag van het veertiende kwartaal nadat de kredietovereenkomst is gesloten;
– Kan in overleg met de bank de lening maximaal acht kalenderkwartalen worden opgeschort.
Qredits – microfinanciering
– Voor startende en bestaande ondernemers
– Zakelijke lening van maximaal 150.000 euro
– Aanvragen via xxx.xxxxxxx.xx
Microfinanciering bestaat uit een combinatie van coaching
en krediet tot maximaal 150.000 euro. Een Microkrediet is een zakelijke lening van maximaal 50.000 euro. Een mkb-kre- diet is een zakelijke lening voor een kredietbehoefte van mi- nimaal 50.000 en maximaal 150.000 euro.
Borgstellingskrediet
– Voor mkb-bedrijven
– Garantie van 1,5 miljoen euro
– Aanvragen bij de bank
Indien bedrijfsfinanciering onmogelijk lijkt doordat de bank te weinig zekerheid geboden kan worden, dan staat de over- heid borg tot 1,85 miljoen euro. Doordat de overheid garant staat voor een deel van de lening, is de bank eerder bereid deze te verstrekken. Banken kunnen verwijzen naar de BMKB bij onvoldoende onderpand, maximaal 250 fte in dienst en een jaaromzet tot 50 miljoen euro of een balanstotaal tot 43 miljoen euro. Voor alle borgstellingskredieten geldt dat het bedrijf in Nederland, Bonaire, St. Eustatius of Saba is geves- tigd. De bedrijfsactiviteiten vinden daar ook overwegend plaats. De looptijd van de borgstelling is maximaal zes jaar vanaf de datum van eerste aflossing. Als de lening bedoeld is om te investeren in een gebouw of schip, geldt een periode van 12 jaar. Als de lening dient om een woon-werk-pand te financieren, dient minstens 50 procent van de ruimte bestemd te zijn voor zakelijk gebruik. In overleg met de bank kan de lening maximaal acht kalenderkwartalen worden opgeschort.
Dutch Good Growth Fund
– Voor mkb-bedrijven die willen investeren en/of exporte- ren naar de 66 DGGF-landen
– Financiering en verzekering tot 10 miljoen euro
– Exportkredietverzekering tot 15 miljoen en exportfinan- ciering tot 2 miljoen euro
– Aanvragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Neder- land, budget: 750 miljoen euro
Nederlandse ondernemers die zaken willen doen in opko- mende markten en ontwikkelingslanden lopen vaak op tegen een financieringsprobleem. Vaak vinden banken de risico’s te groot om mee te financieren. Plannen voor investeringen en handel komen daardoor niet van de grond. Het nieuwe Dutch Good Growth Fund (DGGF) voorziet in die financiering. Het DGGF biedt financiële steun in de vorm van leningen, garan- ties en aandelenparticipaties. Het fonds heeft een revolve- rend karakter, wat betekent dat het geld dat wordt terugbe- taald, opnieuw in het fonds terechtkomt. Andere ondernemers kunnen hier ook weer gebruik van maken. Het DGGF gaat vanaf 1 juli 2014 van start.
Finance for International Business
– Voor mkb-bedrijven met expansieplannen in 25 FIB-lan- den
– Financiering tot 875.000 euro zonder zekerheden zijnde 35% van totale behoefte
– Overige 65% moet verstrekt zijn door professionele finan- cier
– Totaalbudget 2014: 5.870.000 euro
Ontwikkeling vakgebied
Met Finance for International Business investeert het ministerie van Buitenlandse Zaken op deal-bij-deal basis mee met een financier. De Staat verstrekt 35 procent van het financieringsbedrag in de vorm van een lening (co-financie- ring), met een maximum van € 875.000. Voor deze lening worden geen zekerheden gevraagd. De overige 65 procent van de financiering moet door een professionele financier worden verstrekt. Doordat de Staat daadwerkelijk voor een deel meefinanciert, zijn financiers eerder bereid te financie- ren. Alle professionele financiers (banken, participatiemaat- schappijen en onder voorwaarden ook informal investors) kunnen als co-financier bij deze regeling optreden, als zij vol- doen aan een aantal voorwaarden.
Fonds Opkomende Markten
– Voor investeringen van Nederlandse bedrijven in opko- mende markten
VFP
– Nederlands belang minimaal 51% met een groepsomzet groter dan 15 miljoen euro
– Meerjarige financiering, minimaal 500.000 euro, maximaal 10 miljoen euro
– Voornamelijk land- en tuinbouw, transport, logistiek, voed- selverwerking
– Aanvragen bij FMO
Dochteronderneming of joint-venture in een opkomende markt? Dan kan men lokale financiering krijgen van de FMO (Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelings- landen). Financiering in de vorm van een lening, garantie, achtergestelde lening of participatie.
De voorwaarden:
– Het Nederlandse bedrijf moet garanties bieden om de financiële structuur van de lokale onderneming te versterken;
– FOM-financiering is mogelijk in alle lidstaten van de Wereldbank, inclusief Aruba en de Nederlandse An- tillen. Uitgezonderd zijn hoge inkomenslanden en EU- lidstaten;
– FOM financiert geen Nederlandse bedrijven die al grotendeels of helemaal zijn toegetreden tot de opko- mende markten.
B) verstrekking van eigen vermogen via krediet- unies, informal investors, participatiemaat- schappijen, mkb-Fonds, regionale ontwikke- lingsmaatschappijen, crowdfunding, Qredits, etc.
Innovatiekrediet
– Voor unieke technische of klinische ontwikkeling bij mkb en grootbedrijf
– Projecten vanaf 150.000 euro, de maximale ondersteu- ning bedraagt 5 miljoen euro
Indien een onderneming een nieuw product, proces of dienst ontwikkelt met nog grote technische en financiële
risico’s dan ontbreekt het vaak aan voldoende financiële mid- delen. Het Innovatiekrediet is een risicodragend krediet dat met de rente terug betaald moet worden. De rente hangt af van het risicoprofiel. Kleine bedrijven kunnen met het inno- vatiekrediet 45 procent van de ontwikkelingskosten van een project financieren, middelgrote bedrijven 35 procent en gro- te bedrijven 25 procent. In het geval van samenwerkingsver- banden kan het maximale kredietpercentage verhoogd wor- den tot 40 procent of 50 procent.
Zowel technische als klinische ontwikkelprojecten kunnen ondersteund worden met het Innovatiekrediet. Mislukt het project in technische of klinische zin, dan wordt de ontstane schuld kwijtgescholden. Ook als het commerciële perspectief tijdens de ontwikkeling verdwijnt, kan kwijtschelding plaats- vinden. Slaagt het project, dan moet de lening inclusief ren- te binnen tien jaar terug betaald worden.
Seed Capital
– Voor mkb, creatieve of technische starters
– Investeringen van 100.000 euro tot maximaal 2,5 miljoen euro (afhankelijk van het fonds)
– Aanvragen bij de diverse fondsen
Met behulp van investeringen en ondersteuning van de verschillende fondsen uit Seed Capital wordt het mogelijk voor techno- en creatieve starters om hun kennis om te zet- ten in commerciële producten of diensten. De fondsen zijn verdeeld over een aantal sectoren. Zo zijn er fondsen die zich richten op Informatietechnologie, Life Sciences, Duurzame technologie, Luchtvaart of de Zorgsector. Ook is er een aan- tal Seedfondsen zonder specifieke focus.
Fund-of-funds
– Voor snelgroeiende, innovatieve mkb-ondernemingen
– Investeringen van 75.000 tot maximaal 2.500.000 euro
– Aanvragen bij de fondsen
Funds-of funds is gericht op de snelgroeiende innovatie- ve bedrijven die hiermee sneller toegang krijgen tot de risi- cokapitaalmarkt. Via financiering uit het Fund-of-funds en private investeerders kunnen nieuwe investeringsfondsen in snelgroeiende innovatieve bedrijven. Het Dutch Venture Ini- tiative (DVI) is het eerste Fund-of-funds dat het Europe In- vesterings Fonds samen met het PPM Oost heeft opgezet. De site van de Nederlandse Vereniging van Participatiemaat- schappijen (NVP) biedt inzicht in de achterliggende fondsen. Men maakt niet rechtstreeks gebruik van het Fund-of-funds: institutionele beleggers kunnen een nieuw fonds oprichten.
Mkb-financiering
Andere mogelijke financieringsbronnen:
• Crowdfunding
• Kredietunies (voor en door ondernemers)
• Informal Investors of Business Angels
• Participatiemaatschappijen
• Regionale 0ntwikkelings Maatschappijen (R0M’s)
• Plaatselijke of juist Europese financieringsbronnen
C) subsidies en fiscale faciliteiten
Europese subsidie voor internationaal onderzoek en innova- tie Horizon 2020
– Voor individuele onderzoekers en iedere organisatie die ac- tief is in onderzoek, technologische ontwikkeling en inno- vatie in internationaal verband, soms specifiek voor het mkb
– (co)Financiering en subsidie van 20-100% afhankelijk van de projectvorm aan te vragen met behulp van allerlei ad- viseurs opgesomd door de RVO (Rijksdienst voor Onder- nemend Nederland)
– Budget voor 2014-2020: 70 miljard euro vanuit de Euro- pese Commissie
Onderzoeken en innovatie in internationaal verband komen sneller dan gedacht in aanmerking voor Europese subsidie/co-financiering.
Voorbeelden van organisaties: universiteiten, onderzoeksin- stellingen, bedrijven en andere organisaties. Partners uit drie of meer landen werken hierbij samen in projecten die ze zelf voorstellen.
Innovatiebox
– Voor bedrijven die aantoonbaar innovatief zijn
– In 2014 is 625 miljoen euro beschikbaar bij de fiscus
Ondernemers met een octrooi of een Speur- en ontwik- kelingswerk (S&O)-verklaring voor eigen innovatie komen in aanmerking voor belastingvoordeel. Ondernemers met een BV of NV kunnen de winsten uit hun innovaties onderbren- gen in de Innovatiebox, een speciale tariefbox (5 procent) binnen de vennootschapsbelasting. De winst moet voor min- stens 30 procent het gevolg zijn van het verleende octrooi.
Belangrijk:
• De voordelen (royalties, verkoopwinsten) van inno- vatie zijn pas laag belast als de maakkosten van de in- novatie zijn ingelopen;
• Met de belastingdienst zijn afspraken te maken over de winst die in de innovatiebox valt.
Topconsortia voor Xxxxxx en Innovatie
– Voor bedrijven die willen investeren in meerjarig privaat- publiek onderzoek binnen de TKI’s en waarvoor de TKI’s projecten indient
– Voor iedere euro die een bedrijf investeert legt de over- heid 25 cent bij; bij de 1e 20.000 euro is de toeslag 40% die naar de TKI gaat
Negen topsectoren zijn geïdentificeerd: Agri&Food, Che- mie, Creatieve Industrie, Energiesector, High Tech Systemen en Materialen, Life sciences & Health, Logistiek, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen en Water. Het gaat om meerjarige sa- menwerking tussen bedrijven en universiteiten, NWO, KNAW, TNO, DLO, GTI’s en hogescholen. Het gaat daarbij om nieu- we publiek private samenwerking op het gebied van onder- zoek en ontwikkeling dan wel het stimuleren van innovatie-
activiteiten die vooral gericht zijn op het beter betrekken van het mkb bij R&D.
Regeling mkb innovatiestimulering topsectoren (MIT)
– Voor mkb-ondernemers actief in één of meerdere van de negen topsectoren (inclusief ICT)
– Per topsector is 2 miljoen euro beschikbaar
– Een mkb-ondernemer mag 1 aanvraag indienen per ka- lenderjaar bij de RVO
De overheid stelt geld beschikbaar ten behoeve van inno- vatiekracht in het mkb en het te gelde maken van weten- schappelijke kennis en techniek. Topsectoren in het mkb stel- len een mkb-innovatieplan op waarin aangegeven wordt voor welke onderwerpen en welke activiteiten het mkb subsidie aan kan vragen. De inhoud van deze plannen wordt bij de re- geling mkb innovatiestimulering topsectoren gepubliceerd. Subsidiabele activiteiten zijn a.s. samenwerkingsprojecten, haalbaarheidsstudies, kennisvouchers en het inhuren van hooggekwalificeerd personeel.
Eurostars
– Voor mkb-ondernemers die ten minste 10% van hun om- zet of fte’s inzetten voor toegepast onderzoek en experi- mentele ontwikkeling
– Er moet sprake zijn van samenwerking met partijen uit minstens één ander Eurostars-land
– Aanvragen in te dienen bij de RVO
Ook andere organisaties kunnen (onder voorwaarden) aan een Eurostars project deelnemen. Eurostars helpt (kleine) be- drijven om de time-to-market van nieuwe technologieën te verkorten en de technische risico’s te verkleinen. Zo kunnen kleine bedrijven zich sneller ontwikkelen en groeien. Het pro- gramma geeft projecten financiële ondersteuning via de na- tionale overheid van ieder deelnemend land. Vanaf 2014 wor- den jaarlijks twee calls for tender uitgeschreven.
Subsidieregeling praktijkleren
– Voor bedrijven die praktijkleer –en werkleerplaatsen wil- len bieden
– Het is een tegemoetkoming in de begeleidingskosten
– Het bedrag is maximaal 2.700 euro per deelnemer per stu- diejaar bij de RVO aan te vragen
De subsidie is naar verhouding van de periode waarin daadwerkelijk sprake is van begeleiding. De aanvraag wordt per studiejaar achteraf digitaal ingediend. De regeling loopt tot 2019.
WBS0/RDA
– Voor bedrijven met R&D-projecten
– De fiscale faciliteiten voor 2014: resp. 756 en 302 miljoen euro
Met de fiscale regelingen Wet Bevordering Speur- en Ont- wikkelingswerk (WBSO) en Research & Development Aftrek (RDA) kunnen bedrijven de kosten voor R&D verlagen. De WBSO verlaagt de loonkosten voor R&D, de RDA levert een
extra aftrekpost op voor andere kosten en uitgaven voor R&D. Bijvoorbeeld voor prototypes of onderzoeksapparatuur. Gebruik van de RDA kan alleen als ook WBSO aangevraagd wordt. Bedrijven dragen minder loonheffing af en zelfstandi- gen krijgen een vaste aftrek.
Subsidieregeling voor demonstratieprojecten, haalbaarheids- studies en kennisverwerving
Ontwikkeling vakgebied
– Voor bedrijven met internationale ambitie in opkomende markten met demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en kenniswerving
– Kenniswerving: financiële ondersteuning voor advisering en begeleiding door een externe deskundige gericht op positionering van hun onderneming in een opkomende markt
– Haalbaarheidsstudies: subsidie voor het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie
VFP
– Demonstratieprojecten: subsidie om specifieke Nederland- se expertise in het transitieland te tonen.
Het budget voor 2014 is al overtekend; de RVO geeft aan dat het weinig zinvol is om nog een aanvraag in te dienen.
Stimulering Duurzame Energieproductie
– Voor bedrijven die navolgende hernieuwbare energie wil- len produceren: groen gas, duurzame elektriciteit, duurza- me warmte of een combinatie daarvan
– Voor 2014 is een budget beschikbaar van 3,5 miljard euro Aanvragen in te dienen bij het eLoket van de RVO.
Energie Investeringsaftrek
– Voor bedrijven die willen investeren in energiezuinige tech- nieken en duurzame energie
– Via de Energie Investeringsaftrek (EIA) kunnen bedrijven fiscaal voordelig investeren in energiezuinige technieken en duurzame energie. 41,5 procent van de investerings- kosten kan afgetrokken worden van de fiscale winst, bo- venop de gebruikelijke afschrijving.
– Men betaalt minder inkomstenbelasting of vennootschaps- belasting. De investeringen waarvoor EIA aangevraagd kan worden staan op de –jaarlijks vastgestelde– Energielijst en leveren allemaal een flinke energiebesparing op. De lijst varieert van kleine tot grote investeringen in energiezuini- ge apparaten, systemen en duurzame technieken.
Aanvragen in te dienen bij de RVO die voor 2014 een bud- get beschikbaar heeft van 111 miljoen euro.
Milieu Investeringsaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving milieu-investeringen
– Voor ondernemers die willen investeren in milieuvriende- lijke technieken
– Met de MIA kan tot maximaal 36 procent van de investe- ringskosten voor een milieuvriendelijke investering afge- trokken worden van de fiscale winst. Met de Vamil kan men zelf bepalen wanneer 75 procent van deze investe- ringskosten afgeschreven worden. De investeringen waar- voor MIA en/of Vamil staan op de –jaarlijks vastgestelde–
Milieulijst en leveren allemaal één of meer milieuvoordelen op.
Over nagenoeg alle hiervoor genoemde financieringsmo- gelijkheden is heel veel nadere informatie beschikbaar bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
SLOT
Het financieringslandschap nationaal en internationaal is voorgoed gewijzigd. Het primaat lag bij de banken, maar ligt daar niet meer. De vanzelfsprekendheid waarmee banken in het verleden financierden en de condities waaronder zijn niet meer. Het streven naar maximale zorgvuldigheid gaat hand in hand met een toegenomen voorzichtigheid aan de kant van de banken.
Onderdeel daarvan is een verhoogd belang van dossier- vorming met als gevolg hogere administratieve lasten voor bedrijven die meer en meer alternatieven vinden. Het zal steeds gebruikelijker worden dat niet alleen grootbedrijven maar ook het mkb –al dan niet tegelijkertijd– een veelheid aan financieringsbronnen aanboort. Het vraagt een extra in- spanning van het mkb om hun financieringsaanvraag niet al- leen maximaal te onderbouwen, maar ook rekening te hou- den met de onderlinge verhoudingen van de verschillende financieringsbronnen.
De verhaalspositie van een leninggever is evident anders dan die van de verschaffer van eigen vermogen, net zoals de premie, het risico en de intentie waarmee geld geïnvesteerd wordt. Xxxxxx versus senior, met en zonder zekerheid, zake- lijke en persoonlijke zekerheden en waardering van zekerhe- den. Die waardering van zekerheid is belangrijker geworden nadat is gebleken dat de bomen niet meer tot in de hemel groeiden en onderpanden minder waard werden/worden. Wat er gebeurt bij een waardeverandering is niet iets wat overgelaten moet worden aan de algemene voorwaarden (bijv. de Algemene Bank Voorwaarden) van financiers. Min- stens zo belangrijk is dat de mkb’er zich daarbij –hoe lastig soms ook– verplaatst in zijn geldverschaffer. Wat heeft de ge- sprekspartner dáár nodig om intern de handen op elkaar te krijgen? Belangrijk daarbij is te laten zien dat men weet wat er in de markt is en dat men zich verdiept heeft in de hier- voor genoemde alternatieven. Wellicht als het mkb mede hierdoor beter beslagen ten ijs komt dat het afwijzingsper- centage van 45% zoals in het begin genoemd, drastisch om- laag gaat en normalere proporties aanneemt zoals in Finland, Oostenrijk en Duitsland, respectievelijk 11, 12 en 14%.