ingediend op
ingediend op
1073 (2021-2022) – Nr. 1
17 december 2021 (2021-2022)
Ontwerp van decreet
tot instemming met de overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van Australië
betreffende de luchtdiensten,
gedaan te Canberra op 23 november 2012
verzendcode: BUI
MEMORIE VAN TOELICHTING
Samenvatting
Bilaterale luchtvaartakkoorden omvatten de beginselen van de opsomming van de uitgewisselde vrijheden, de aanwijzing van de luchtvervoerders, de capaciteit van de ingezette vervoersmiddelen, de reiswegen en landingspunten, de tarievenrege- ling en de beveiliging van de vluchten.
I. ALGEMENE TOELICHTING
1. Situering
Ondanks zijn symboolwaarde van ongebondenheid is het luchtruim staatkundig slechts in dezelfde mate vrij als de zee. In de territoriale nabijheid en boven het grondgebied van een staat geldt diens recht van soevereiniteit, waarbij er slechts vrije toegang is voor de luchtvaartuigen van de eigen nationaliteit.
Op deze algemene en principiële onvrijheid kunnen uitzonderingen gemaakt wor- den door expliciete afwijkingen die naar hun voorwerp als de vijf vrijheden van de lucht werden onderscheiden. Deze vrijheden behelzen het recht van overvliegen, het recht van niet-commerciële landing en de rechten van respectievelijk aan en van boord brengen en doorvoeren van commerciële lading namelijk passagiers en hun bagage, vracht en post.
De Conventie van Chicago van 7 december 1944 kwam tegemoet aan de behoefte aan internationale standaarden en afspraken voor een veilige en ordelijke ont- wikkeling van het luchtverkeer. Deze conventie bepaalde onder meer dat er geen geregelde internationale luchtdiensten mogen worden geëxploiteerd over of tot in het grondgebied van één van de verdragsluitende staten, tenzij met de bijzondere toestemming of vergunning van die staat. Sindsdien werden er bilaterale lucht- vaartakkoorden gesloten om die toestemming te regelen. Het luchtvaartakkoord tussen het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten geldt als basismodel. België heeft een honderdtal dergelijke luchtvaartakkoorden afgesloten.
Intussen werden er bevoegdheden op vlak van luchtvaart overgeheveld naar het Europese niveau. De zogenaamde ‘open skies’-arresten van 2002 van het Hof van Justitie van de Europese Unie veroordeelden onder meer België omdat haar bila- terale luchtvaartakkoorden vier bepalingen bevatten die niet conform het EU-recht waren. De bestaande bilaterale akkoorden dienden dus opnieuw onderhandeld te worden.
Het luchtvaartakkoord bestaat uit de tekst van het akkoord zelf – het juridische kader – en een memorandum van overeenstemming (operationeel). Deze akkoor- den bestaan grotendeels uit standaardbepalingen van de Conventie van Chicago en van de EU.
Het akkoord en zijn uitvoeringsbepalingen voorzien in alle exploitatiemogelijkheden die de luchtvaartmaatschappijen van beide landen wensen, zowel op het gebied van het aantal vluchten per week als op het gebied van de uitgewisselde rechten.
– Vlaamse bevoegdheden
Deze bilaterale luchtvaartovereenkomst heeft enerzijds bepalingen die betrekking hebben op materies waarvoor de gewesten adviesbevoegdheid hebben: verkeers- rechten (artikel 6, §3, 6°, bijzondere wet tot hervorming der instellingen (BWHI)) en beveiliging van de luchtvaart (artikel 6, §4, 4°, BWHI).
Anderzijds zijn er bepalingen die betrekking hebben op gewestelijke bevoegdhe- den.
Het artikel 8 ‘Gebruikersvergoedingen’ stelt dat luchthavenvergoedingen niet hoger mogen zijn dan deze voor nationale transportmaatschappijen.
Het artikel 14 ‘Grondafhandeling’ bevat een verbod op discriminatie. In het Vlaamse Gewest wordt de bevoegdheid tot grondafhandeling geregeld door het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 1999 betreffende de toegang tot de grond- afhandelingsmarkt op de Vlaamse regionale luchthavens. Dit besluit is een omzet- ting van de Europese richtlijn 96/67/EG.
Bovenstaande bepalingen hebben direct of indirect betrekking op de bevoegdhe- den van de gewesten, in het bijzonder deze vermeld in artikel 6, §1, X, 7°, BWHI (de uitrusting en uitbating van de luchthavens en openbare vliegvelden, met uit- zondering van de luchthaven Brussel-Nationaal).
2. Procedureverloop
– Gemengd karakter
Tijdens zijn vergadering van 15 februari 2017 stemde de Interministeriële Confe- rentie Buitenlands Beleid (ICBB) ermee in dat een aantal geparafeerde bilaterale luchtvaartakkoorden namens het Koninkrijk België getekend worden met enkele ondertekening door de federale overheid, met dien verstande dat deze akkoorden, na ondertekening zullen beschouwd worden als gemengde verdragen.
De Werkgroep Gemengde Verdragen (WGV), adviesorgaan van de ICBB, nam op 16 februari 2017 akte van de beslissing van de ICBB om de voorliggende akkoor- den als gemengd te beschouwen. Zowel de federale overheid als de gewesten worden respectievelijk bevoegd geacht. De werkgroep stelde ook dat het voor zich spreekt dat naar analogie met deze beslissing van de ICBB, ook de tot nu toe door de federale staat ondertekende maar nog niet geratificeerde bilaterale luchtvaar- takkoorden als gemengd (federale staat/gewesten) worden beschouwd.
De overeenkomst met Australië van 23 november 2012 behoort tot de categorie van de door de federale staat ondertekende maar nog niet geratificeerde bilaterale luchtvaartakkoorden.
Het verslag van de Werkgroep Gemengde Verdragen is op 25 juli 2017 goedge- keurd door de ICBB.
– Advies van de Raad van State, afdeling Wetgeving
De Raad van State, afdeling Wetgeving bracht op 16 november 2021 advies uit met kenmerk 70.302/3.
Bevoegdheid
De Raad van State stelt dat de voorliggende overeenkomst terecht wordt aange- merkt als een gemengd verdrag in de zin van artikel 167, §4, van de Grondwet, dat ter instemming moet worden voorgelegd aan de gewestparlementen.
Overeenstemming met het Europees recht
De Raad merkt op dat bij verordening (EG) nr. 847/2004 procedures zijn ingesteld met betrekking tot de samenwerking tussen de Europese Commissie en de lidsta-
ten bij de onderhandelingen over en het sluiten van bilaterale overeenkomsten betreffende het luchtvervoer met derde landen.
De Vlaamse Regering bevestigt dat de procedures die ingesteld zijn bij verordening (EG) nr. 847/2004 zijn gevolgd.
Procedure tot wijziging van de overeenkomst en procedure tot wijziging van de vliegroutes
De Raad merkt op dat de overeenkomst voorziet in een procedure tot wijziging van de overeenkomst (artikel 18). Zo blijkt uit artikel 18, eerste en derde lid, dat wijzigingen van de overeenkomst kunnen worden overeengekomen na mondeling of schriftelijk overleg tussen de partijen en dat deze wijzigingen van kracht worden nadat ze door een uitwisseling van diplomatieke nota’s zijn bevestigd. Alvorens die wijzigingen het voorwerp uitmaken van diplomatieke notawisseling, zullen die wij- zigingen overeenkomstig artikel 167, §3, van de Grondwet de instemming van het Vlaams Parlement moeten hebben verkregen. Bij wijziging van de overeenkomst zal dus de gebruikelijke instemmingsprocedure worden gevolgd.
Bovendien wordt er door de Raad op gewezen dat in dit geval:
– het gaat om internationale overeenkomsten tot wijziging of aanvulling van de overeenkomst, die gemengd van aard zijn (federale overheid/gewesten);
– de procedures die bij de voormelde verordening (EG) nr. 847/2004 ingesteld zijn, moeten worden nageleefd;
– ze bekendgemaakt moeten worden in het Belgisch Staatsblad.
De Raad van State merkt op dat artikel 3 van het voorontwerp van decreet wel voorziet in een anticipatieve instemming met de wijzigingen aan de bijlage bij de overeenkomst die met toepassing van het voormelde artikel 18, lid 1, ervan wor- den aangenomen. De Raad van State kan hiermee instemmen gelet op het duide- lijk begrensde voorwerp van de wijzigingen aan de bijlage.
Daarnaast stelt de Raad dat het ontwerp van decreet zou kunnen worden aange- vuld met een bepaling die de regering verplicht om aan het Vlaams Parlement deze wijzigingen mee te delen binnen een vastgestelde termijn. Omwille van de rechts- duidelijkheid en eenvormigheid met de federale instemmingswet en de andere instemmingsdecreten wordt op dit voorstel niet ingegaan.
Bekendmaking van de normen waarnaar de overeenkomst verwijst
Verder merkt de Raad op dat in de overeenkomst herhaaldelijk wordt verwezen naar de bijlagen of de wijzigingen ervan die krachtens artikel 90 van de Con- ventie van Chicago worden aangenomen. De negentien bijlagen bij de Conventie van Chicago die de ‘International Standards and Recommended Practices’ vormen, werden niet bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Ze worden via de publi- catiedienst van de ICAO (International Civil Aviation Organization) tegen betaling beschikbaar gesteld en zijn niet verkrijgbaar in de Nederlandse taal.
Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie zijn, bij gebrek aan een bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, deze bepalingen niet tegenstelbaar aan particulieren.
De Raad stelt dan ook dat het probleem van bekendmaking van de bijlagen bij het Verdrag van Chicago best op een horizontale manier dient te worden onderzocht teneinde internationaal of internrechtelijk een oplossing uit te werken die garan- deert dat de betrokken rechtsregels – desnoods op een geëigende wijze – bekend- gemaakt of toegankelijk gemaakt kunnen worden op een wijze die beantwoordt aan de vereisten van rechtszekerheid, gelijkheid en kenbaarheid.
Dit probleem werd voorgelegd op de Werkgroep Gemengde Verdragen van 19 sep- tember 2017. De federale overheidsdienst (FOD) Mobiliteit neemt dit punt verder op. Het is een globaal probleem dat evenwel geen beletsel vormt voor de verder- zetting van de instemmingsprocedure.
Onderzoek van de tekst van het ontwerp van decreet
Het verdrag waarmee instemming wordt verleend, is luidens het opschrift ervan een overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van Australië betreffende de luchtdiensten, gedaan te Canberra op 23 november 2012.
De Raad merkt hierbij op dat ofschoon verdragen worden gesloten door de bevoegde regeringen, zij dit evenwel doen namens de rechtspersonen waarvan zij de uitvoe- rende macht zijn of voor wie zij optreden. De verdragsluitende partijen zijn hier dan ook de Belgische Staat en het Gemenebest van Australië.
II. TOELICHTING BIJ DE OVEREENKOMST
In artikel 1 worden enkele begripsomschrijvingen weergegeven.
Artikel 2 betreft de aanwijzing voor het exploiteren van diensten. De bevoegde instanties van de ene partij verlenen de passende vergunningen aan een lucht- vaartmaatschappij van de andere partij. In bepaalde gevallen kunnen de bevoegde overheden een exploitatievergunning weigeren, intrekken, opschorten of beper- ken.
Overeenkomstig artikel 3 verlenen de partijen elkaar de volgende rechten voor het uitvoeren van internationale luchtdiensten door de respectieve aangewezen lucht- vaartmaatschappijen:
– om zonder te landen over haar grondgebied te vliegen;
– om op haar grondgebied te landen voor andere dan verkeersdoeleinden;
– om op haar grondgebied te landen bij de exploitatie van de routes omschreven in de bijlage, voor het opnemen en afzetten van passagiers, vracht en post in internationaal vervoer, afzonderlijk of gecombineerd.
Luchtvaartmaatschappijen moeten de toepasselijke wetten en regels inzake het binnenkomen of verlaten van het grondgebied of inzake de exploitatie en navigatie van luchtvaartuigen naleven (artikel 4).
Artikel 5 behandelt de bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van geschiktheid en vergunningen. Artikel 6 en 7 betreffen de veiligheid en de beveiliging van de luchtvaart. De partijen beschermen de beveiliging van de burgerluchtvaart tegen wederrechtelijke gedragingen. Deze verplichting maakt integraal deel uit van de overeenkomst.
Gebruikersheffingen op luchthavens, luchthavenvoorzieningen en -diensten moe- ten kostengerelateerd en niet discriminerend zijn (artikel 8). De luchtvaartmaat- schappijen hebben het recht hun grondafhandeling te regelen en samen te werken met andere transportdiensten (artikel 14).
De overige artikelen betreffen de statistieken (artikel 9), douane en andere heffin- gen (artikel 10), de tarieven (artikel 11), de capaciteit (artikel 12) en handelsop- portuniteiten (artikel 13).
Overeenkomstig artikel 15 mogen intermodale diensten op het grondgebied van de andere partij of naar of uit derde landen worden aangeboden. Deze bepaling is bijzonder interessant voor aangewezen luchtvaartmaatschappijen, die in het
vrachtvervoer gespecialiseerd zijn. Wegvervoer en luchtvervoer kunnen dus met een grote reglementaire soepelheid gecombineerd worden.
Artikel 16 verwijst naar de nationale wetgevingen van beide partijen inzake con- currentie en voor wat betreft België, naar het communautair recht. Het voorziet in overleg tussen de luchtvaartautoriteiten van beide partijen in geval van oneerlijke of discriminerende praktijken uit hoofde van eender welke luchtvaartmaatschappij van beide partijen.
Tot slot bevat de overeenkomst een aantal algemene slotbepalingen inzake overleg (artikel 17), wijziging van de overeenkomst (artikel 18), regeling van geschillen (artikel 19), beëindiging (artikel 20) en registratie (artikel 21) van de overeen- komst en de inwerkingtreding (artikel 22).
De bijlage bestaat uit drie afdelingen.
De ‘Routetabel’ (afdeling 1) bepaalt de punten (steden) waaruit, via en waarnaar (in het overeenkomstsluitende land of verder) elke aangewezen luchtvaartmaat- schappij luchtdiensten volgens de voorwaarden die in de overeenkomst werden vastgelegd, kan uitvoeren.
De clausule ‘operationele flexibiliteit’ (afdeling 2) biedt de mogelijkheid om verschil- lende vluchtnummers op dezelfde vlucht te combineren en passagiers en vracht op een ander vliegtuig over te hevelen op elk punt van de route. Deze clausule staat codesharingsregelingen en de aankoop van zetels toe, alsook enige andere vorm van zakelijke samenwerking met derde luchtvaartmaatschappijen mits de lucht- vaartautoriteiten van beide partijen daarmee instemmen.
De clausule ‘verandering van vliegtuigtype’ (afdeling 3) geeft de mogelijkheid aan iedere luchtvaartmaatschappij om op elk punt van de route van luchtvaartuig te veranderen.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, Digitalisering en Facilitair Management,
Xxx XXXXXX
De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken, Xxxxx XXXXXXX
Voorontwerp van decreet tot instemming met de overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van Australië betreffende de luchtdiensten, gedaan te Canberra op 23 november 2012.
Op voorstel van de Vlaamse minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, Digitalisering en Facilitair Management en de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken;
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken is ermee belast, in naam van de Vlaamse Regering, bij het Vlaams Parlement het ontwerp van decreet in te dienen, waarvan de tekst volgt:
Artikel 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.
Vlaams Parlement
Pagina 1 van 2
12 1073 (2021-2022) – Nr. 1
Art. 2. De overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van Australië betreffende de luchtdiensten, gedaan te Canberra op 23 november 2012, zal volkomen gevolg hebben.
Art. 3. De wijzigingen aan de bijlage bij de overeenkomst, die met toepassing van artikel 18, lid 1 van de overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van Australië betreffende de luchtdiensten, gedaan te Canberra op 23 november 2012, aangenomen worden, zullen volkomen gevolg hebben.
Brussel,
De minister-president van de Vlaamse Regering,
Vlaams minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, Digitalisering en Facilitair Management,
Xxx XXXXXX
De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken,
Xxxxx XXXXXXX
Vlaams Parlement
ONTWERP VAN DECREET
Op voorstel van de Vlaamse minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, Digitalise- ring en Facilitair Management en de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken;
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken is ermee belast, in naam van de Vlaamse Regering, bij het Vlaams Parlement het ontwerp van decreet in te dienen, waarvan de tekst volgt:
Artikel 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.
Art. 2. De overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk België en de rege- ring van Australië betreffende de luchtdiensten, gedaan te Canberra op 23 novem- ber 2012, zal volkomen gevolg hebben.
Art. 3. De wijzigingen aan de bijlage bij de overeenkomst, die met toepassing van artikel 18, lid 1, van de overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van Australië betreffende de luchtdiensten, gedaan te Canberra op 23 november 2012, aangenomen worden, zullen volkomen gevolg hebben.
Xxxxxxx, 00 december 2021.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, Digitalisering en Facilitair Management,
Xxx XXXXXX
De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken, Xxxxx XXXXXXX
Vlaams Parlement