Tunesië (Overeenkomst van 22.02.1975)
Tunesië (Overeenkomst van 22.02.1975)
Tunesië (Overeenkomst van 22.02.1975)
Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Tunesië tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen.
Goedkeuringswet: 16.07.1976 Overeenkomst ondertekend op 22.02.1975
In werking getreden op 16.10.1976
Verschenen in Belgisch Staatsblad: 14.10.1976
Toepassing vanaf: - Bronbelasting: 01.01.1977 - Andere belastingen: 31.12.1976
Bull. 546
xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/XXX/X0000/X00000000/X00000000.xxx
|
I. - Reikwijdte van de Overeenkomst.
Artikel 1. Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is
Deze Overeenkomst is, van toepassing op personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
Artikel 2. Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.
§ 1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van elk van de overeenkomstsluitende Staten of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.
§ 2. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, belastingen naar het bedrag van de lonen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.
§ 3. De bestaande belastingen, waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name :
1* Met betrekking tot Tunesië :
a) de patentbelasting;
b) de belasting naar winsten van nietcommerciële beroepen;
c) de belasting naar lonen, salarissen en pensioenen;
d) de belasting naar het inkomen van effecten;
e) de belasting naar het inkomen van schuldvorderingen, deposito's, borgstellingen en lopende rekeningen (B.I.S.);
f) de landbouwbelasting;
g) de belasting op wijnstokken, graangewassen en vlas, halfgras en olijfbomen;
h) de personele staatsbelasting;
i) de huurbelasting (hierna te noemen "Tunesische belasting");
2* Met betrekking tot België :
a) de personenbelasting;
b) de vennootschapsbelasting;
c) de rechtspersonenbelasting;
d) de belasting der nietverblijfhouders, met inbegrip van de voorheffingen en aanvullende voorheffingen, de opdeciemen en opcentiemen op de hierboven vermelde belastingen en voorheffingen, alsmede de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting
(hierna te noemen "Belgische belasting").
§ 4. De Overeenkomst zal ook van toepassing zijn op elke gelijke of in wezen gelijksoortige belasting, die in de toekomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten zullen elkaar regelmatig de wijzigingen die in hun onderscheidene belastingwetten zijn aangebracht, mededelen.
II. Begripsbepalingen.
Artikel 3. Algemene begripsbepalingen.
§ 1. In deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist :
1* a) betekent het woord "Tunesië", in aardrijkskundig verband gebruikt, het grondgebied van de Republiek Tunesië en de aan de territoriale wateren van Tunesië grenzende zones, waarover Tunesië, overeenkomstig het internationaal recht, zijn rechten met betrekking tot de zeebodem en de ondergrond en de natuurlijke rijkdommen daarvan kan uitoefenen;
b) betekent het woord "België", in aardrijkskundig verband gebruikt, het grondgebied van het Koninkrijk België; het omvat elk grondgebied buiten de nationale souvereiniteit van België dat, volgens de Belgische wetgeving betreffende het continentaal plat en overeenkomstig het internationaal recht, is of zal worden aangeduid als een gebied waarin de rechten van België met betrekking tot te zeebodem en de ondergrond en de natuurlijke rijkdommen daarvan kunnen worden uitgeoefend;
2* betekenen de uitdrukkingen "een overeenkomstsluitende Staat" en "de andere overeenkomstsluitende Staat", Tunesië of België, al naar het zinsverband vereist;
3* omvat het woord "persoon" een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;
4* betekent het woord "vennootschap" elke rechtspersoon of elk lichaam dat voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;
5* betekenen de uitdrukkingen "onderneming van een overeenkomstsluitende Staat" en "onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat", onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;
6* betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit" :
a) in Tunesië, de autoriteit die volgens de Tunesische wetgeving bevoegd is, en
b) in België, de autoriteit die volgens de Belgische wetgeving bevoegd is.
§ 2. Voor de toepassing van de Overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet anders omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen die het onderwerp van de overeenkomst uitmaken.
Artikel 4. Fiscale woonplaats.
§ 1. Voor de toepassing van deze overeenkomst betekent de uitdrukking "inwoner van een overeenkomstsluitende Staat" elke persoon wiens inkomen of vermogen, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid.
§ 2. Indien een natuurlijk persoon ingevolge de bepaling van paragraaf 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, gelden de volgende regels :
1* Hij wordt geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarin hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft. Indien hij in beide overeenkomstsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwste zijn (middelpunt van de levensbelangen);
2* Indien niet kan worden bepaald in welke overeenkomstsluitende Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, of indien hij in geen van de overeenkomstsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarin hij gewoonlijk verblijft;
3* Indien hij in beide overeenkomstsluitende Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij onderdaan is;
4* Indien hij onderdaan is van beide overeenkomstsluitende Staten of van geen van beide, zullen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming regelen.
§ 3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepaling van paragraaf 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt hij geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarin de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.
Artikel 5. Vaste inrichting.
§ 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "vaste inrichting" een vaste bedrijfsinrichting waarin de onderneming haar werkzaamheden geheel of gedeeltelijk uitoefent.
§ 2. De uitdrukking "vaste inrichting" omvat in het bijzonder :
1* een zetel van leiding;
2* een filiaal;
3* een verkoopgelegenheid;
4* een kantoor;
5* een fabriek;
6* een werkplaats;
7* een mijn, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen;
8* een bouwwerk, of tijdelijke constructiewerkzaamheden, of werkzaamheden van toezicht daarop, indien de duur van dat bouwwerk, die constructiewerkzaamheden of die werkzaamheden van toezicht zes maanden overschrijdt, of indien de duur van die tijdelijke constructiewerkzaamheden of werkzaamheden van toezicht, volgend op de verkoop van machines of uitrusting, zes maanden niet overschrijdt en de kosten van de constructie of het toezicht 10 pct. van de prijs van die machines of die uitrusting overschrijden.
§ 3. Een vaste inrichting wordt, niet aanwezig geacht indien :
1* gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen;
2* een aan de onderneming toebehorende goederenvoorraad wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag uitstalling of aflevering;
3* een aan de onderneming toebehorende goederenvoorraad wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
4* een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
5* een vaste bedrijfsinrichting ten behoeve van de onderneming wordt aangehouden, uitsluitend voor reclamedoeleinden, voor het geven van inlichtingen, voor wetenschappelijk onderzoek of voor soortgelijke werkzaamheden die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben.
§ 4. Een persoon (niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van paragraaf 6 hierna) die in een overeenkomstsluitende Staat voor een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat werkzaam is, wordt als een vaste inrichting in de eerstbedoelde Staat beschouwd :
1* Indien hij in die Staat een machtiging bezit om voor, of voor rekening van, de onderneming te onderhandelen en overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot de aankoop van goederen voor, of voor rekening van, de onderneming, of
2* Indien hij in de eerstbedoelde Staat gewoonlijk een voorraad goederen aanhoudt waaruit hij regelmatig goederen afneemt om te worden geleverd voor, of voor rekening van, de onderneming.
§ 5. Een verzekeringsonderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt geacht in de andere overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting te hebben indien zij op het grondgebied van die Staat premies int of aldaar bestaande risico's verzekert door middel van een in die Staat gevestigde werknemer of door middel van een in die Staat gevestigde vertegenwoordiger die niet behoort tot de in paragraaf 6 hierna bedoelde categorie van personen.
§ 6. Een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
§ 7. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheerst, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting hetzij op andere wijze), stempelt een van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.
III. Belastingheffing naar het inkomen.
Artikel 6. Inkomsten uit onroerende goederen.
§ 1. Inkomsten uit onroerende goederen zijn belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin die goederen zijn gelegen.
§ 2. De uitdrukking "onroerende goederen" heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waarin de goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw en bosbouwbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwt.
§ 3. De bepaling van paragraaf 1 is van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreekse genot, uit de verhuring of verpachting, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.
§ 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een vrij beroep.
Artikel 7. Ondernemingswinst.
§ 1. Winsten van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, zijn de winsten van de onderneming in de andere Staat belastbaar, maar slechts voor zover zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.
§ 2. Indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, worden in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winsten toegerekend die zij zou kunnen behalen indien zij een onafhankelijke en zelfstandige onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is geheel onafhankelijk zou handelen.
§ 3. Bij het bepalen van de winsten van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, die ten behoeve van de werkzaamheid van die vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders. Geen aftrek wordt evenwel toegelaten ter zake van bedragen die bij voorkomend geval door de vaste inrichting (anders dan tot terugbetaling van kosten) worden betaald aan de hoofdzetel van de onderneming of aan een van haar andere inrichtingen, als royalty's, honoraria of andere soortgelijke betalingen voor het gebruik van octrooien of andere rechten, of als commissie voor het verstrekken van specifieke diensten of voor het geven van leiding, of, behalve in het geval van een bankonderneming als interest van aan de vaste inrichting gekend geld.
Bij het bepalen van de winsten van een vaste inrichting zal evenmin rekening worden gehouden met bedragen die door de vaste inrichting (anders dan tot terugbetaling van gedane kosten) ten laste worden gelegd van de hoofdzetel van de onderneming of van een van haar andere inrichtingen, als royalty's, honoraria of andere soortgelijke betalingen voor het gebruik van octrooien of andere rechten, of als commissie voor het verstrekken van specifieke diensten of voor het geven van leiding of behalve in het geval van een bankonderneming, als interest van aan de hoofdzetel van de onderneming of aan een van haar andere inrichtingen geleend geld.
§ 4. Voor zover het in een overeenkomstsluitende Staat gebruikelijk is de winsten die aan een vaste inrichting kunnen worden toegerekend, te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst der onderneming over haar verschillende delen, belet paragraaf 2 die overeenkomstsluitende Staat niet te belasten winsten te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn, dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.
§ 5. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen worden de winsten die aan de vaste inrichting kunnen worden toegerekend, ieder jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om anders te handelen.
§ 6. Indien in de winsten inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, beletten de bepalingen van dit artikel geenszins de toepassing van de bepalingen van die andere artikelen voor de belastingheffing van die inkomstenbestanddelen.
Artikel 8. Zeevaart en luchtvaart.
§ 1. Winsten uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
§ 2. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een zeescheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de overeenkomstsluitende Staat waarin de thuishaven van dat schip is gelegen of, indien er geen thuishaven is, in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de exploitant van het schip inwoner is.
§ 3. De bepaling van paragraaf 1 is van toepassing op al de in artikel 2 vermelde belastingen; wat de Tunesische belasting betreft, is die bepaling op overeenkomstig wijze ook van toepassing op de belasting op de beroepsvorming.
Artikel 9. Onderling afhankelijke ondernemingen.
Indien :
a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding, van, aan het toezicht op, dan wel aan de financiering van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of
b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel aan de financiering van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat en in het ene of in het andere geval tussen de twee ondernemingen in hun handels of financiële betrekkingen, zijn overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen, winsten, welke zonder deze voorwaarden door een van de ondernemingen zouden zijn behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet zijn behaald, worden begrepen in de winsten van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
Artikel 10. Dividenden.
§ 1. Dividenden toegekend door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat zijn in die andere Staat belastbaar.
§ 2. Die dividenden mogen echter in de overeenkomstsluitende Staat, waarvan de vennootschap die de dividenden toekent inwoner is, worden belast indien de wetgeving van die Staat daarin voorziet, maar de aldus geheven belasting mag 15 pct. van het brutobedrag van die dividenden niet overschrijden.
De bepalingen van deze paragraaf laten onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winsten waaruit de dividenden worden betaald.
§ 3. Het woord "dividenden" betekent in dit artikel inkomsten uit aandelen, genotsaandelen of rechten, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere winstaandelen, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten van andere maatschappelijke delen, die volgens de belastingwetgeving van de Staat, waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is, op dezelfde wijze als inkomsten van aandelen worden belast.
§ 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de genieter van de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden toekent inwoner is, een vaste inrichting heeft waarmede de deelneming die de dividenden oplevert wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de dividenden in die andere Staat belastbaar volgens de wetgeving van die Staat.
§ 5. Indien een vennootschap die inwoner is van België en in Tunesië één of meer vaste inrichtingen bezit, dividenden uitdeelt die in België aan de roerende voorheffing zijn onderworpen, mag Tunesië het gedeelte van die dividenden dat overeenstemt met de verhouding tussen, eensdeels, de algebraïsche som van de uitkomsten der Tunesische inrichtingen en anderdeels, de wereldwinst van de vennootschap, onderwerpen aan de belasting naar het inkomen van effecten, waarvan het tarief evenwel tot 15 pct. is beperkt. Bij het bepalen van die wereldwinst worden buiten beschouwing gelaten de verliezen die worden vastgesteld in de gezamenlijke vaste inrichtingen van de vennootschap die in eenzelfde Staat zijn gelegen, ongeacht of deze Staat al dan niet een overeenkomstsluitende Staat is.
Ingeval er geen of een negatieve wereldwinst is, is het in aanmerking te nemen gedeelte datgene dat vroeger werd vastgelegd of, bij ontstentenis, datgene dat in onderling overleg tussen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wordt bepaald.
Artikel 11. Interest.
§ 1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en toegekend aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat is in die andere Staat belastbaar.
§ 2. Die interest mag echter in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is, worden belast indien de wetgeving van die Staat daarin voorziet, maar de aldus geheven belasting mag 15 pct. van het bedrag van de interest niet overschrijden.
§ 3. In afwijking van paragraaf 2 is niet belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is, interest die door die Staat of door een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan wordt betaald, indien hij betrekking heeft op een voor ten minste 5 jaar aangegane lening die niet vertegenwoordigd is door obligaties of ander effecten van leningen en wordt betaald aan een bank of een andere openbare kredietinstelling die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat.
§ 4. Het woord "interest" betekent in dit artikel inkomsten van overheidsfondsen van leningobligaties met of zonder hypothecaire waarborg of recht van deelneming in de winsten en, onder voorbehoud van het volgende lid, van schuldvorderingen of deposito's van allerlei aard, alsmede loten van leningen en alle andere opbrengsten die volgens de belastingwetgeving van de Staat waaruit de inkomsten afkomstig zijn, op dezelfde wijze worden belast als inkomsten van geleende of gedeponeerde gelden.
Het omvat niet :
1* Interest van handelsschuldvorderingen met inbegrip van vorderingen vertegenwoordigd door handelspapier wegens termijnbetaling van leveringen van koopwaar, goederen of diensten door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;
2* Interest van rekeningencourant of van voorschotten op naam tussen bankondernemingen van beide overeenkomstsluitende Staten.
De in het vorige lid bedoelde interest is onderworpen aan de regeling van artikel 7.
§ 5. De bepalingen van de paragrafen 1 tot 3 zijn niet van toepassing, indien de genieter van de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een vaste inrichting heeft waarmede de schuldvordering of het deposito, die de interest opleveren, wezenlijk zijn verbonden. In dat geval is de interest in die andere Staat belastbaar volgens de wetgeving van die Staat.
§ 6. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn als de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, of een inwoner van die Staat. Indien evenwel die schuldenaar van de interest ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft ten behoeve waarvan de lening die de interest voortbrengt werd aangegaan en die de last van die interest als zodanig draagt, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de overeenkomstsluitende Staat waarin de vaste inrichting is gelegen.
§ 7. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de schuldeiser of deponent of tussen hen beiden en derden, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering of het deposito waarvoor hij toegekend is, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de schuldeiser of deponent zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarboven uitgaande deel van de interest in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is belastbaar volgens de wetgeving van die Staat.
Artikel 12. Royalty's.
§ 1. Xxxxxxx'x afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en toegekend aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat zijn in die andere Staat belastbaar.
§ 2. Die royalty's mogen echter in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn, worden belast indien de wetgeving van die Staat daarin voorziet, maar de aldus geheven belasting mag niet overschrijden :
a) 5 pct. van het brutobedrag van de royalty's betaald als tegenwaarde voor het gebruik of voor het recht van gebruik van auteursrechten op werken op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, bioscoopfilms en films voor televisie daaronder niet begrepen;
b) 15 pct. van het brutobedrag van de royalty's verkregen uit het verlenen van het recht tot exploitatie van octrooien, ontwerpen en modellen, plannen, geheime recepten of werkwijzen alsmede van de beloningen voor het verstrekken van inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap;
c) 20 pct. van de sommen betaald voor het recht tot exploitatie van fabrieks of handelsmerken, voor de huur van het recht van gebruik van bioscoopfilms en films voor televisie, alsmede van de vergoeding voor het gebruik of het recht van gebruik van landbouw-, nijverheids, haven en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting;
d) 15 pct. van het brutobedrag van de sommen betaald voor het verlenen van technische bijstand met betrekking tot het gebruik van de in b) en c) hierboven vermelde goederen, voor zover die bijstand wordt verleend in de Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn.
§ 3. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de genieter van de royalty's die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, een vaste inrichting heeft waarmede het recht of het goed, die de royalty's opleveren, wezenlijk zijn verbonden.
In dat geval zijn de royalty's in die andere Staat belastbaar volgens de wetgeving van die Staat.
§ 4. Xxxxxxx'x worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn als de schuldenaar die Staat zelf is een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft ten behoeve waarvan de overeenkomst welke tot de betaling van de royalty's aanleiding geeft werd aangegaan en die de last van de royalty's als zodanig draagt, worden die royalty's geacht afkomstig te zijn uit de overeenkomstsluitende Staat waarin de vaste inrichting is gelegen.
§ 5. Indien ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de schuldeiser of tussen hen beiden en derden het bedrag van de royalty's, gelet op de prestatie waarvoor zij worden toegekend, hoger is dan het normale bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de schuldeiser zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing.
In dat geval is het daarboven uitgaande deel van de royalty's in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn belastbaar volgens de wetgeving van die Staat.
Artikel 13. Vermogenswinsten.
§ 1. Winsten verkregen uit de vervreemding van onroerende goederen, als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, zijn belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin die goederen zijn gelegen.
§ 2. Winsten verkregen uit de vervreemding van roerende goederen, deel uitmakend van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende goederen behorende tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat voor de uitoefening van een vrij beroep tot zijn beschikking heeft, daaronder begrepen winsten verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming) of van de vaste basis, zijn in die andere Staat belastbaar.
Winsten verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen geëxploiteerd in internationaal verkeer, alsmede van roerende goederen die voor de exploitatie daarvan worden gebezigd, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin die goederen op grond van artikel 20, 3*, belastbaar zijn.
§ 3. Winsten verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.
Artikel 14. Zelfstandige arbeid.
§ 1. Inkomsten door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkregen uit de uitoefening van een vrij beroep of andere zelfstandige werkzaamheden van soortgelijke aard zijn slechts in die Staat belastbaar. Deze inkomsten zijn evenwel in de volgende gevallen in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar :
1* Indien die inwoner in de andere overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt; in dat geval is slechts het deel van de inkomsten dat aan die vaste basis kan worden toegerekend, in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar; of
2* Indien hij zijn werkzaamheden in de andere overeenkomstsluitende Staat uitoefent gedurende een tijdvak of tijdvakken welke met inbegrip van de gewone arbeidsonderbreking gedurende het kalenderjaar in totaal 183 dagen te boven gaan; of
3* Indien de vergoeding voor zijn diensten in de andere overeenkomstsluitende Staat, verkregen van inwoners van die overeenkomstsluitende Staat, voor het kalenderjaar een bedrag van 200.000 Belgische franken of de tegenwaarde daarvan in Tunesische dinars te boven gaat, zelfs indien zijn verblijf in die Staat gedurende een of meerdere tijdvakken korter is dan 183 dagen gedurende het kalenderjaar.
§ 2. De uitdrukking "vrij beroep" omvat met name zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandig werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.
Artikel 15. Beloningen uit de particuliere sector.
§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18 en 19, zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, zijn de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat belastbaar.
§ 2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1, zijn beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar indien :
1* de beloningen werkzaamheden vergoeden, die in de andere Staat werden uitgeoefend tijdens een tijdvak of tijdvakken welke - met inbegrip van de gewone arbeidsonderbrekingen gedurende het kalenderjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan;
2* de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere Staat is; en
3* de last van de beloningen als zodanig niet wordt gedragen door een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in de andere Staat heeft.
§ 3. Niettegenstaande de bepalingen van paragrafen 1 en 2 zijn beloningen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of van een luchtvaartuig in internationaal verkeer geacht betrekking te hebben op werkzaamheden uitgeoefend in de overeenkomstsluitende Staat, waarin de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen en zijn ze in die Staat belastbaar.
Artikel 16. Tantièmes.
§ 1. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke uitkeringen, door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkregen in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer of van toezicht van een vennootschap op aandelen, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn in die andere Staat belastbaar. Deze regeling is ook van toepassing op de beloningen van een gecommanditeerde vennoot in een vennootschap bij wijze van geldschieting op aandelen die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat of van een beherend vennoot met meerderheidsaandeel in een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die inwoner is van Tunesië.
§ 2. De normale beloningen die de voormelde personen in een andere hoedanigheid verkrijgen zijn, naar het geval, overeenkomstig artikel 14 of overeenkomstig artikel 15, paragraaf 1, van deze Overeenkomst belastbaar.
Artikel 17. Artiesten en sportbeoefenaars.
Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 zijn inkomsten die beroepsartiesten, zoals toneelspelers, film, radio of televisieartiesten en musici, alsmede sportbeoefenaars, als zodanig verkrijgen uit hun persoonlijke werkzaamheden, belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin die werkzaamheden worden verricht.
Artikel 18. Particuliere pensioenen.
Particuliere pensioenen en sociale pensioenen en uitkeringen alsmede lijfrenten betaald aan een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar.
Artikel 19. Studenten, leerlingen en stagiairs.
Een student, een leerling of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon, die inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of vroeger was en die in de andere overeenkomstsluitende Staat tijdelijk verblijft uitsluitend voor zijn studie of opleiding is in die andere Staat niet belastbaar ter zake van :
betalingen die hem worden gedaan ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding;
beloningen die hij ontvangt uit hoofde van een in die andere Staat uitgeoefende dienstbetrekking,
op voorwaarden dat het totale bedrag van die betalingen en beloningen voor een aanslagjaar niet hoger is dan 120.000 Belgische franken of de tegenwaarde daarvan in Tunesische munt tegen de officiële wisselkoers.
IV. Belastingheffing naar het vermogen.
Artikel 20.
Indien na de ondertekeningen van deze Overeenkomst, een van de overeenkomstsluitende Staten een belasting naar het vermogen zou instellen, zou de dubbele belasting op de volgende wijze worden voorkomen :
1* Vermogen bestaande uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, is belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin die goederen zijn gelegen.
2* Vermogen bestaande uit roerende goederen, die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting van een onderneming of uit roerende goederen, die behoren tot een vaste basis gebezigd voor de uitoefening van een vrij beroep is belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin de vaste inrichting of de vaste basis is gelegen.
3* Schepen en luchtvaartuigen in internationaal verkeer, zomede roerende goederen die voor de exploitatie daarvan worden gebezigd, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
4* Alle andere bestanddelen van het vermogen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar.
V. Bepalingen tot voorkoming van dubbele belasting.
Artikel 21.
§ 1. In Tunesië wordt dubbele belasting op de volgende wijze voorkomen :
Indien een inwoner van Tunesië inkomsten ontvangt of vermogensbestanddelen bezit die volgens de voorafgaande bepalingen van deze Overeenkomst in België belastbaar zijn, trekt Tunesië van de belasting die aldaar wordt geïnd op de inkomsten of het vermogen van die inwoner een bedrag af dat gelijk is aan de in België betaalde belasting naar het inkomen of naar het vermogen. Het afgetrokken bedrag mag echter het gedeelte van de Tunesische belasting, berekend voor de vermindering, dat op de in België belastbare inkomsten of vermogensbestanddelen betrekking heeft, niet te boven gaan.
Met betrekking tot de in artikel 11, xxxxxxxxx 0, xxxxxxxx interest wordt eveneens een als hierboven vermelde aftrek toegestaan van 15 pct. van het brutobedrag van de in België van belastingen vrijgestelde interest.
§ 2. In België wordt dubbele belasting op de volgende wijze voorkomen :
1* Indien een inwoner van België niet in 2* en 3* hierna bedoelde inkomsten ontvangt of vermogensbestanddelen bezit die volgens de voorafgaande bepalingen van de Overeenkomst in Tunesië belastbaar zijn, stelt België deze inkomsten of die vermogensbestanddelen vrij van belasting, maar om het bedrag van zijn belasting over het overige inkomen of vermogen van die inwoner te berekenen mag België hetzelfde tarief toepassen alsof die inkomsten of die vermogensbestanddelen niet waren vrijgesteld.
2* Indien een inwoner van België inkomsten ontvangt die in Tunesië belastbaar zijn volgens artikel 10, paragraaf 2, artikel 11, paragrafen 2 of 7, of artikel 12, paragrafen 2 of 5, verleent België, eensdeels, op de personenbelasting met betrekking tot dividenden, interest en royalty's en, anderdeels, op de vennootschapsbelasting met betrekking tot interest en royalty's, een vermindering gelijk aan het forfaitaire gedeelte van de buitenlandse belasting, bepaald onder de voorwaarden en volgens het tarief van de Belgische wetgeving; deze vermindering mag echter niet lager zijn dan 15 pct. van het bedrag van de inkomsten dat in het belastbare inkomen van die inwoners is begrepen.
In afwijking van de bepalingen van zijn wetgeving, verleent België die verrekening ter zake van :
a) de in het vorige lid bedoelde inkomsten, die in Tunesië belastbaar zijn ingevolge de Overeenkomst en de algemene bepalingen van de Tunesische wetgeving, indien zij aldaar door bijzondere wettelijke bepalingen ter bevordering van investeringen ten behoeve van de ontwikkeling van de economie van de Tunesische Republiek, tijdelijk van belastingen zijn vrijgesteld. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten stellen in onderling overleg die inkomsten vast die onder de werking van deze bepaling kunnen vallen.
b) de in artikel 11, xxxxxxxxx 0, xxxxxxxx interest die in Tunesië van belastingen is vrijgesteld.
3* a) Indien een vennootschap, die inwoner is van België, aandelen of delen in eigendom bezit van een vennootschap op aandelen, die inwoner is van Tunesië en aldaar aan de patentbelasting is onderworpen, zijn de dividenden die haar door deze laatste vennootschap worden toegekend en die in Tunesië overeenkomstig artikel 10, paragraaf 2, belastbaar zijn, in België van de vennootschapsbelasting vrijgesteld voor zover vrijstelling zou worden verleend indien beide vennootschappen inwoner van België waren geweest; deze bepaling belet niet dat van die dividenden roerende voorheffing wordt geheven overeenkomstig de Belgische wetgeving.
b) Indien een vennootschap, die inwoner is van België, gedurende het volledige boekjaar van een vennootschap op aandelen, die inwoner is van Tunesië en aldaar aan de patentbelasting is onderworpen, aandelen of delen van deze laatste vennootschap in uitsluitende eigendom heeft bezeten, kan zij eveneens worden vrijgesteld van de roerende voorheffing welke volgens de Belgische wetgeving op de dividenden van die aandelen of delen is verschuldigd, op voorwaarde dat zij zulks schriftelijk aanvraagt ten laatste binnen de termijn waarin haar jaarlijkse aangifte moet worden ingediend bij de wederuitkering van die aldus vrijgestelde dividenden aan haar eigen aandeelhouders, mogen de dividenden niet in mindering worden gebracht van de in de roerende voorheffing te onderwerpen uitgekeerde dividenden. Deze bepaling is niet van toepassing als de eerste vennootschap de aanslag van haar winsten in de personenbelasting heeft gekozen.
4* Indien volgens de Belgische wetgeving verliezen, welke een onderneming van België in een in Tunesië gelegen vaste inrichting heeft geleden, voor de belastingheffing van die onderneming in België werkelijk in mindering van de winsten werden gebracht, is de vrijstelling volgens tot in België niet van toepassing op de winsten van andere belastbare tijdperken, die aan die inrichting kunnen worden toegerekend, in de mate dat die winsten ook in Tunesië van belasting werden vrijgesteld wegens hun compensatie met die verliezen.
VI. Bijzondere bepalingen.
Artikel 22. Non-discriminatie.
§ 1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichting, waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden zijn of mochten worden onderworpen.
§ 2. De uitdrukking "onderdanen" betekent :
1* Alle natuurlijke personen die de nationaliteit van een overeenkomstsluitende Staat bezitten;
2* Alle rechtspersonen, personenvennootschappen en verenigingen opgericht overeenkomstig de wetgeving die van kracht is in een overeenkomstsluitende Staat.
§ 3. Staatlozen die inwoners zijn van een overeenkomstsluitende Staat, worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enig belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichting, waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden zijn of mochten worden onderworpen.
§ 4. De belastingheffing van een vaste inrichting, die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen.
Deze bepaling mag niet dusdanig worden uitgelegt, dat zij België belet de winsten die kunnen worden toegerekend aan de Belgische vaste inrichting van een vennootschap, die inwoner is van Tunesië, of een vereniging van personen, waarvan de plaats van werkelijke leiding in Tunesië is gelegen, gezamenlijk aan belasting te onderwerpen tegen het tarief dat door zijn nationale wetgeving is bepaald.
De belastingheffing die volgens de Belgische wetgeving op die winsten verschuldigd is, mag evenwel niet hoger zijn dan het totaal van de verschillende belastingen berekend tegen het normale tarief, die door een soortgelijke vennootschap, die inwoner is van België, zouden verschuldigd zijn op die winsten en op de aan haar aandeelhouders of vennoten uitgedeelde inkomsten.
Voor de toepassing van deze bepaling wordt de belasting die de inkomsten, uitgekeerd door een soortgelijke vennootschap die inwoner is van België zou treffen, berekend naar het tarief van 15 pct. op het verschil tussen eensdeels de winst van de vaste inrichting en anderdeels het bedrag dat wordt verkregen door op die winst het gewone tarief, in hoofdsom, van de vennootschapsbelasting op door vennootschappen die inwoner zijn van België uitgekeerde winsten, toe te passen.
§ 5. Natuurlijke personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat en die in de andere Staat belastbaar zijn, genieten voor de vestiging van de belastingen in die andere Staat de vrijstellingen, aftrekken, verminderingen of andere tegemoetkomingen, die uit hoofde van gezinslasten worden verleend aan natuurlijke personen, onderdanen van die andere Staat, die daarvan een inwoner zijn.
§ 6. Behoudens het geval van toepassing van de artikelen 9, 11, paragraaf 7, en 12, paragraaf 5, kunnen interest, royalty's en andere kosten, die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, voor de vaststelling van de belastbare winsten van die onderneming in mindering worden gebracht op dezelfde voorwaarden, alsof zij aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald.
Eveneens kunnen schulden van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat tegenover een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat voor de bepaling van het belastbare vermogen van die onderneming in mindering worden gebracht in dezelfde voorwaarden als of het om schulden zou gaan die tegenover een inwoner van de eerste Staat werden aangegaan.
§ 7. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele onmiddellijk of middellijk in het bezit is van, of wordt beheerst door één of meer inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichting, waaraan andere soortgelijke ondernemingen van die eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.
§ 8. In dit artikel betekent de uitdrukking "belastingheffing" belastingen van alle aard of benaming.
Artikel 23. Regeling voor onderling overleg.
§ 1. Indien een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een dubbele belastingheffing die niet in overeenstemming is met deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet, schriftelijk een met redenen omkleed verzoek om herziening van die belastingheffing richten aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is. Om ontvankelijk te zijn, moet dat verzoek worden ingediend binnen een termijn van twee jaar vanaf de betekening of de inning bij de bron van de tweede belastingheffing.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, ten einde een dubbele belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst, te vermijden.
§ 3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de toepassing van de Overeenkomst in onderlinge overeenstemming op te lossen.
§ 4. Indien voor het bereiken van overeenstemming besprekingen nuttig voorkomen wordt de zaak verwezen naar een gemengde commissie die bestaat uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de overeenkomstsluitende Staten.
§ 5. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen overleg omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van de Overeenkomst nodig zijn en met name omtrent de bewijzen die de inwoners van elke Staat moeten voorleggen om in de andere Staat de bij deze Overeenkomst vastgestelde belastingvrijstellingen of verminderingen te genieten.
Artikel 24. Uitwisseling van inlichtingen.
§ 1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van de nationale wetten van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is voor zover de belastingheffing waarin deze voorzien in overeenstemming is met de Overeenkomst.
Elke aldus bekomen inlichting moet geheim worden gehouden en mag buiten de belastingplichtige of zijn gevolmachtigde slechts worden medegedeeld aan personen of autoriteiten die belast zijn met de vestiging of de invordering van de in deze Overeenkomst bedoelde belastingen en met het onderzoek van de desbetreffende bezwaarschriften en andere rechtsmiddelen alsmede aan de gerechtelijke autoriteiten met het oog op strafrechtelijke vervolgingen.
§ 2. In geen geval mogen de bepalingen van paragraaf 1 aldus worden uitgelegd dat zij een van de overeenkomstsluitende Staten de verplichting opleggen :
1* administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetten of van de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
2* bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetten of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
3* inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
Artikel 25 Diverse bepalingen.
§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 21, paragraaf 2, 3*, b, beperken de bepalingen van deze Overeenkomst op generlei wijze de rechten en tegemoetkomingen die de wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat toekent inzake de in artikel 2 bedoelde belastingen; zij doen evenmin afbreuk aan de fiscale voordelen verleend door tussen de twee overeenkomstsluitende Staten gesloten bijzondere akkoorden.
§ 2. De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van diplomatieke zendingen of consulaire posten ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan de bepalingen van bijzondere akkoorden.
§ 3. De Ministers van Financiën van de overeenkomstsluitende Staten of hun lasthebbers stellen zich rechtstreeks met elkander in verbinding voor de toepassing van deze Overeenkomst.
VII. Slotbepalingen.
Artikel 26 Inwerkingtreding.
§ 1. Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen zo spoedig mogelijk te Brussel worden uitgewisseld.
§ 2. Deze Overeenkomst zal in werking treden op de vijftiende dag die volgt op de dag van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging en zij zal in elk van beide Staten van toepassing zijn :
a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de akten van bekrachtiging zijn uitgewisseld;
b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen op of na 31 december van het jaar waarin de akten van bekrachtiging zijn uitgewisseld.
Artikel 27. Opzegging.
Deze Overeenkomst blijft voor onbepaalde tijd van kracht maar elke overeenkomstsluitende Staat kan tot en met de 30e juni van elk kalenderjaar met ingang van het vijfde jaar te rekenen van het jaar van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging, aan de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg een schriftelijke opzegging doen toekomen. In geval van opzegging vóór 1 juli van een zodanig jaar, zal de Overeenkomst in elk van beide Staten voor de laatste maal van toepassing zijn :
a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld ten laatste op 31 december van het jaar waarin de opzegging is gedaan;
b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die vóór de 31e december van hetzelfde jaar eindigen.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Tunis op 22 februari 1975, in tweevoud, in de Nederlandse, de Franse en de Arabische taal, zijnde drie teksten gelijkelijk authentiek. Bij gebreke van overeenstemming tussen de teksten in de Nederlandse, de Franse en de Arabische taal is de Franse tekst beslissend.
Voor de Regering van het Koninkrijk België :
Xxxxxx Xxxxxxxxxxxxxx
Voor de Regering van de Republiek Tunesië :
Xxxxx Xxxxxx
De bekrachtigingsoorkonden werden uitgewisseld te Brussel op 1 oktober 1976.
Overeenkomstig zijn artikel 26, § 2, zal deze Overeenkomst op 16 oktober 1976 in werking treden.