STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 824
10 januari
2013
Reglement erkenning leerbedrijven van KC PMLF
Artikel 1. Begripsbepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
1. KC PMLF: Stichting Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven PMLF (voorheen Stichting VAPRO), zoals bedoeld in artikel 1.5.1. van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB).
2. BPV-overeenkomst: De overeenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8. van de Wet Educatie en Beroeps- onderwijs (Stbl. 1995, 501).
3. Leerbedrijf: Het (deel van het) bedrijf dat, of de organisatie die op grond van dit reglement bevoegd is om de beroepspraktijkvorming (BPV) te verzorgen.
4. Praktijkcentrum: De organisatie die samen met een leerbedrijf het bij de kwalificatie behorende geheel aan beroepspraktijkvorming verzorgt.
5. Detacheringorganisatie: De organisatie die fungeert als werkgever van de deelnemer, en de deelnemer plaatst bij een erkend leerbedrijf.
6. Kwalificatie: De opleiding die gevolgd wordt door de onderwijsdeelnemer. Kenmerkend is dat aan de erkende kwalificaties een CREBO nummer is toegekend.
7. Reglement: Reglement erkenning leerbedrijven van KC PMLF.
8. Onderwijsdeelnemer: VMBO- of MBO-leerling.
9. Onderwijsinstelling: school voor VMBO of MBO.
Artikel 2.1. Doel
Uitsluitend bedrijven en organisaties die voldoen aan de bepalingen in dit reglement en die door KC PMLF als zodanig zijn erkend, zijn bevoegd om op te treden als leerbedrijf, praktijkcentrum of detacheringorganisatie.
Artikel 2.2. Soorten erkenningen
In deze erkenningsregeling van KC PMLF worden de volgende erkenningen onderscheiden:
1. Erkend leerbedrijf.
In het leerbedrijf kan de volledige voor de kwalificatie te doorlopen beroepspraktijkvorming feitelijk plaatsvinden. In het leerbedrijf wordt de onderwijsdeelnemer geconfronteerd met de reële beroepspraktijk met alle daarbij behorende facetten, zoals de afhankelijkheid van afnemers en leveranciers, organisatorische verhoudingen en structuren, productieomvang, prestatiedruk, efficiency, kwaliteit, veiligheid en milieu. Kenmerkend is dat aan het erkende (deel van) het bedrijf een unieke CODE LEERBEDRIJF is toegekend. Door vermelding van deze code in de per onderwijs- deelnemer overeen te komen BPV-overeenkomst wordt aangegeven, dat de beroepspraktijkvor- ming van de deelnemer in een erkend leerbedrijf plaatsvindt.
2. Erkend praktijkcentrum.
Het is mogelijk om bijvoorbeeld als aanloop naar de BPV in de reële beroepspraktijk, een deel van de beroepspraktijkvorming te laten plaatsvinden in een gesimuleerde praktijkomgeving. Echter vanwege het ontbreken van de onder 1 van dit artikel genoemde aspecten, zal vervolgens een substantieel deel van de BPV in een erkend leerbedrijf (zie onder 1), moeten plaatsvinden.
3. Detacheringorganisatie.
Het is mogelijk de beroepspraktijkvorming te doorlopen terwijl de onderwijsdeelnemer in formele zin in dienst is van- of stage loopt bij een ‘Ïntermediaire Arbeidsorganisatie’. Deze arbeidsorganisa- tie vervult de werkgeversrol, terwijl de feitelijke beroepspraktijkvorming bij een erkend leerbedrijf plaats (zie onder 1) vindt.
Intermediaire organisaties die niet de bpv=biedende organisatie zijn, ontvangen geen erkenning als leerbedrijf. Intermediaire organisaties kunnen een keurmerk ontvangen indien wordt voldaan aan de gestelde kwaliteitseisen.
Artikel 3. Verzoek tot erkenning
1. Met inachtneming van de bepalingen in dit reglement wordt een erkenning alleen afgegeven op verzoek van het leerbedrijf, praktijkcentrum, of het detacheringbedrijf zelve, dat de beroepspraktijk- vorming wil verzorgen.
2. De aanvraag heeft betrekking op één of meerdere kwalificaties of delen daarvan.
3. Een aanvraag wordt in behandeling genomen indien dit een eerste aanvraag betreft of indien na
een eerdere afgewezen aanvraag en de nieuwe aanvraag ten minste zes maanden verstreken zijn.
Artikel 4. Beoordeling van het verzoek
1. KC PMLF verleent de erkenning indien naar haar oordeel aan de in artikel 5 genoemde voorwaar- den is voldaan.
2. KC PMLF stelt vast of het een erkenning als leerbedrijf, praktijkcentrum of als detacheringorganisa- tie is.
3. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan KC PMLF op grond van zwaarwegende redenen besluiten om de erkenning niet te verlenen.
4. Aan de beoordeling van de aanvraag is het bedrijf of de organisatie verplicht zijn medewerking te verlenen.
Artikel 5. Voorwaarden voor erkenning
Binnen het kader van de onder 2.2. geschetste soorten erkenningen zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
Voor de erkenning als leerbedrijf wordt het bedrijf geacht:
• Een goede en veilige leerplaats en werkzaamheden te bieden die behoren tot de werkprocessen van het beroep waarvoor de onderwijsdeelnemer wordt opgeleid;
• Voldoende en deskundige begeleiding te bieden gericht op de deelnemer;
• Bereid te zijn tot overleg met de onderwijsinstelling en het kenniscentrum over de voortgang en de kwaliteitsbevordering van de BPV;
• Akkoord te gaan met de vermelding van de bedrijfsgegevens in het openbare register leerbedrij- ven.
De eisen die aan een leerplaats en aan de begeleiding worden gesteld zijn afhankelijk van de bijzondere eisen per kwalificatie waarvoor de erkenning wordt verleend. Deze aanvullende criteria worden vastgesteld door de paritaire commissie van XX PMLF.
Voor de erkenning als praktijkcentrum wordt het centrum geacht:
• Een goede en veilige leerplaats en voldoende mogelijkheden te bieden voor het aanleren en inoefenen van vaardigheden relevant voor het beroep waarvoor de onderwijsdeelnemer wordt opgeleid;
• Het ontbrekende deel van de BPV te laten plaatsvinden bij een voor die kwalificatie erkend leerbedrijf gedurende een afsluitende BPV periode van tenminste 6 maanden aaneengesloten;
• Voldoende en deskundige begeleiding te bieden gericht op de deelnemer;
• Bereid te zijn tot overleg met de onderwijsinstelling en KC PMLF over de voortgang en de kwaliteitsbevordering.
De eisen die aan een leerplaats en aan de begeleiding worden gesteld zijn afhankelijk van de bijzondere eisen per kwalificatie waarvoor de erkenning wordt verleend. Deze aanvullende criteria worden vastgesteld door de paritaire commissie van XX PMLF.
Voor het keurmerk als detacheringorganisatie wordt de organisatie geacht:
• Uitvoering van de beroepspraktijkvorming te laten plaatsvinden bij één of meerdere erkende leerbedrijven waarbij de BPV periode bij elk erkend leerbedrijf tenminste zes maanden aaneenge- sloten is;
• Te zorgen voor een individueel opleidingsplan en een voortgangsregistratie van de deelnemer;
• Bereid te zijn tot overleg met de onderwijsinstelling en het KC PMLF over de voortgang en de kwaliteitsbevordering van de BPV.
De eisen die aan een leerplaats en aan de begeleiding worden gesteld zijn afhankelijk van de bijzondere eisen per kwalificatie waarvoor de erkenning wordt verleend. Deze aanvullende criteria worden vastgesteld door de paritaire commissie van XX PMLF.
Artikel 6. Verlenen van de erkenning
1. Uiterlijk tien werkdagen na dagtekening van het verzoek als bedoeld in artikel 3 lid 1 beslist KC PMLF over de verlening van de erkenning en maakt dit aan het bedrijf of de organisatie bekend. Overschrijding van deze termijn is in uitzonderlijke gevallen toegestaan en dient in de beslissing te worden gemotiveerd.
2. De erkenning wordt verleend voor één of meerdere kwalificaties of delen daarvan (praktijkcentra).
3. De erkenning wordt verleend op vestiging- en/of afdelingsniveau, hetwelk overeenkomt met de omgeving waarbinnen de deelnemer zijn/haar beroepspraktijkvorming gaat doorlopen.
4. Van de beslissing als bedoeld in het eerste lid wordt het bedrijf of de organisatie schriftelijk binnen 20 werkdagen na dagtekening, middels een brief en een certificaat. Indien de erkenning niet wordt verleend worden de redenen vermeld.
5. De erkenning is geldig voor een periode van maximaal 4 jaar.
Artikel 7. Verlengen van de erkenning
1. Na het verstrijken van de in artikel 6 lid 5 genoemde periode, wordt de erkenning voor dezelfde duur door KC PMLF verleend. Artikel 4 is van overeenkomstige toepassing.
2. Van de beslissing over het verlengen wordt het leerbedrijf, praktijkcentrum, detacheringorganisatie in kennis gesteld. Indien de verlenging geweigerd wordt, wordt het bedrijf/de organisatie daarvan schriftelijk onder opgave van redenen van deze beslissing op de hoogte gebracht.
3. Indien KC PMLF niet binnen zes weken na het verstrijken van de in artikel 6 lid 5 genoemde termijn de beslissing over het verlengen aan het leerbedrijf heeft kenbaar gemaakt, stelt het kenniscen- trum PMLF de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijk termijn waarop de beslissing wel kenbaar wordt gemaakt.
Artikel 8. Intrekken van de erkenning
1. De erkenning kan worden ingetrokken indien niet langer aan de voorwaarden voor erkenning als vermeld in artikel 5 wordt voldaan of indien KC PMLF op grond van zwaarwegende redenen meent dat de erkenning in redelijkheid niet dient te worden voortgezet.
2. Van intrekking van de erkenning wordt het bedrijf/de organisatie schriftelijk onder opgave van redenen door KC PMLF op de hoogte gebracht.
Artikel 9. Dienstverlening
Het leerbedrijf, het praktijkcentrum, de detacheringorganisatie heeft recht op ondersteuning van XX PMLF bij het vervullen van de rol als leerbedrijf. Ondersteuning is gericht op het verhogen van de kwaliteit van de leeromgeving en van het praktijkleren.
Artikel 10. Bezwaar
Indien de erkenning geweigerd, ingetrokken of niet verlengd wordt kan het bedrijf of de organisatie tegen de beslissing als bedoeld in de artikelen 6 lid 1, 7 lid 2 en 8 lid 1 binnen 6 weken na dagtekening van de beslissing bezwaar maken bij KC PMLF. Op de bezwaarprocedure is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (hoofdstuk 6).
Artikel 11. Onvoorziene omstandigheden
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet beslist KC PMLF.
Artikel 12. Inwerkingtreding
Dit reglement treedt in werking met ingang van 15 januari 2013.
Artikel 13. Wijzigingen
Wijzigingen in het reglement worden vastgesteld door de Paritaire Commissie en het bestuur van KC PMLF.
Aanvullende criteria
Criteria en subcriteria | Toelichting |
Criterium 1. Het bedrijf zorgt voor een veilige BPV-omgeving: | |
1.1 Technisch | Er wordt gezorgd voor technische veiligheid met betrekking tot bijvoorbeeld: gebouw, proces, apparatuur en gevaarlijke stoffen. |
1.2 Organisatorisch | Er wordt gezorgd voor organisatorische veiligheid betrekking tot met name: instructie, voorschriften, toezicht op naleving, beschikbaarheid PBM’s, risico-inventarisaties en/of evaluaties. |
1.3 Sociaal | Er wordt gezorgd voor sociale veiligheid met betrekking tot met name: omgang met jongeren en leerlingen, ongewenste intimiteiten en intimidatie. |
Criterium 2. De BPV-omgeving, inclusief de faciliteiten, die nodig is om in de praktijk de kwalificatie te kunnen aanleren: | |
2.1 Diversiteit | Zowel de in te zetten BPV-omgeving, als de aan te leren werkprocessen/competenties zijn qua diversiteit in overeenstemming met de te behalen kwalificatie binnen de betreffende beroeps- context. |
2.2 Complexiteit | Zowel de in te zetten BPV-omgeving, als de aan te leren werkprocessen/competenties zijn qua complexiteit in overeenstemming met de te behalen kwalificatie binnen de betreffende beroepscontext. |
2.3 Innovatie | Het leerbedrijf is op de hoogt van nieuwe ontwikkelingen en innovaties en tracht deze zoveel als mogelijk is in te passen in de BPV-omgeving. |
Criterium 3. De Begeleiding moet goed zijn: | |
3.1 niveau begeleider (vakniveau) | De praktijkbegeleider(s) heeft een hoger werk- en denkniveau op het betreffende vakgebied dan de onderwijsdeelnemer. |
3.2 Motivatie, toegankelijkheid, didactiek | De praktijkbegeleider(s) is gemotiveerd, toegankelijk en heeft didactische kwaliteiten. |
3.3 Continuïteit begeleiding op niveau | Het leerbedrijf zorgt dat er constante praktijkbegeleiding aanwezig is die voldoet aan subcriteria 3.1. en 3.2. |
3.4 Tijd en middelen begeleiding | De praktijkbegeleider(s) krijgen tijd en middelen om te begeleiden. |
3.5 Voortgangsgesprek | Er worden begeleidings- en voortgangsgesprekken gehouden. |
3.6 Contact met onderwijsinstelling | Het leerbedrijf heeft contact met de onderwijsinstelling over de voortgang van de deelnemer. |
3.7 Afspraken met onderwijs- instelling | Het leerbedrijf heeft de intentie om afspraken te maken met de onderwijsinstelling en de onderwijsdeelnemer over de vorm, inhoud, begeleiding en verwachtingen (leerdoelen) omtrent de BPV-periode. |
Criterium 4. De beoordeling van de onderwijsdeelnemer is gewaarborgd: | |
4.1 Contact met onderwijsinstelling | Het leerbedrijf heeft contact met de onderwijsinstelling over de beoordeling van de deelne- mer. |
4.2 Afspraken met onderwijs- instelling | De onderwijsdeelnemer wordt beoordeeld op basis van de gemaakte afspraken met de onderwijsinstelling. |
4.3 Beoordelaar | Het leerbedrijf zorgt voor praktijkbeoordelaar(s) die een hoger werk- en denkniveau heeft op het betreffende vakgebied dan de onderwijsdeelnemer. |
Criterium 5. De BPV is georganiseerd in het leerbedrijf: | |
5.1 Continuïteit | Het leerbedrijf streeft naar continuïteit van de BPV-periode in de zin dat de BPV-periode afgerond kan worden, ook als er veranderingen in het leerbedrijf optreden. |
5.2 Tijd en middelen deelnemer | De deelnemer krijgt tijd en middelen om de overeengekomen leerdoelen aan te leren in een reële beroepspraktijk. |
5.3 Taken, rollen, verantwoordelijk- heden | De taken, rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken medewerkers zijn bekend bij een ieder. |
5.4 Rechten, plichten en afspraken | De rechten, plichten en afspraken van onderwijsinstelling, deelnemer en bedrijf zijn vastge- legd in de BPV-overeenkomst. |
Criterium 6. De kwaliteit van de BPV moet geborgd zijn:
6.1 Intentie | Het leerbedrijf heeft de intentie om de kwaliteit van de BPV-organisatie te borgen. |
6.2 Evaluatie | Het leerbedrijf heeft de intentie om de organisatie van de BPV te evalueren samen met de onderwijsinstelling en de deelnemer. Samen wordt gekeken waar verbetering mogelijk is. |
De cursief weergegeven (delen van) criteria zijn voorwaardelijk voor een eerste erkenning. De overige criteria zijn ontwikkelcriteria. Bij de accreditatie en de eventuele vervolgbezoeken worden daarover afspraken gemaakt.