AANSPRAKELIJKHEID BUITEN OVEREENKOMST
Xxx xxx Xxxxxxxx
XXXXXXXX
0 - 0000
XXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXX OVEREENKOMST
OORZAAK
Oorzaak - Begrip - Beoordeling door de rechter - Oorzakelijk verband - Beoordeling - Omstandigheden - Rechtmatig handelen
Degene die schadevergoeding vordert moet bewijzen dat er tussen de fout en de schade, zoals die zich heeft voorgedaan, een oorzakelijk verband bestaat; dit verband veronderstelt dat, zonder de fout, de schade zich niet had voorgedaan, zoals ze zich heeft voorgedaan er is bijgevolg geen oorzakelijk verband wanneer de schade zich eveneens zou hebben voorgedaan indien de verweerder de hem verweten handelwijze correct had uitgevoerd; de rechter moet aldus bepalen wat de verweerder, had moeten doen om rechtmatig te handelen; hij moet abstractie maken van het foutieve element in de historiek van het schadegeval, zonder de andere omstandigheden ervan te wijzigen, en nagaan of de schade zich ook in dat geval zou hebben voorgedaan.
12 juni 2017
12 juni 2017
SCHADE
C.2016.0428.N AC nr. ...
Schade - Algemeen - Overheid - Werkgever - Door een derde veroorzaakt ongeval - Wettelijke of reglementaire verplichtingen - Betaling van wedde
De werkgever uit de overheidssector die, ten gevolge van de fout van een derde, krachtens zijn wettelijke of reglementaire verplichtingen een van zijn personeelsleden de wedde en de daarop rustende lasten moet doorbetalen zonder in ruil arbeidsprestaties te ontvangen, heeft recht op een vergoeding voor zover hij aldus schade lijdt, tenzij uit de wet of uit het reglement volgt dat hij die uitgaven definitief moet dragen (1). (1) Cass. 7 november 2014, XX X.00.0000.X, AC 2014, nr. 679, met concl. OM.
- Artt. 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek
3 november 2017
3 november 2017
C.2015.0337.F AC nr. ...
Schade - Materiële schade - Elementen en grootte - Overheid - Werkgever - Leerkracht van zijn eigen onderwijsnet - Door een derde veroorzaakte tijdelijke arbeidsongeschiktheid - Wettelijke of reglementaire verplichtingen - Betaling van wedde
De openbare werkgever kan zich op eigen schade beroepen wanneer hij een wedde moet betalen aan een lid van het onderwijzend personeel van zijn eigen onderwijsnet, die afwezig is wegens een tijdelijke arbeidsongeschiktheid die veroorzaakt werd door een ongeval t.g.v. de fout van een derde.
- Artt. 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek
3 november 2017
3 november 2017
C.2015.0337.F AC nr. ...
Schade - Materiële schade - Elementen en grootte - Overheid - Subsidiërende overheid van het gesubsidieerde onderwijs - Leerkracht van wie de overheid niet de werkgever is - Door een derde veroorzaakte tijdelijke arbeidsongeschiktheid - Wettelijke of reglementaire verplichtingen - Betaling van wedde
Datzelfde recht moet de overheid in dezelfde omstandigheden worden erkend wanneer zij, in haar hoedanigheid van subsidiërende overheid van het gesubsidieerde onderwijs, via het mechanisme van de weddetoelage een wedde moet betalen aan een leerkracht van wie zij niet de werkgever is, zonder dat de arbeidsprestaties waarvoor die wedde in normale omstandigheden verschuldigd is, werden verricht (1). (1) Cass. 7 november 2014, XX X.00.0000.X, AC 2014, nr. 679, met concl. OM.
- Artt. 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek
3 november 2017
C.2015.0337.F AC nr. ...
ADMINISTRATIEVE GELDBOETE IN SOCIALE ZAKEN
- Sancties van strafrechtelijke aard - Parallel lopende administratieve procedures
Artikel 4.1 Zevende Aanvullend Protocol EVRM, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, verhindert niet dat onderscheiden administratieve procedures tot oplegging van fiscale sancties, die tegen eenzelfde persoon en wegens dezelfde feiten werden ingesteld alvorens één ervan definitief werd beëindigd, tot hun einde worden voortgezet en, desgevallend, beëindigd worden met een beslissing tot oplegging van een sanctie, op voorwaarde dat vaststaat dat de desbetreffende procedures, zowel substantieel als temporeel, voldoende nauw met elkaar verbonden zijn (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 14.7 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, ondertekend te New-York op 19 december 1966
- Art. 4.1 Zevende Aanvullend Protocol EVRM
21 september 2017
21 september 2017
F.2015.0081.N AC nr. ...
- Sancties van strafrechtelijke aard - Parallel lopende administratieve procedures
Conclusie van advocaat-generaal m.o. Van der Fraenen.
21 september 2017
21 september 2017
ADVOCAAT
F.2015.0081.N AC nr. ...
- Tuchtzaken - Advocaat die als rechter zitting houdt in een tuchtraad - Vroegere veroordeling tot een straf van schorsing met uitstel - Aanhangigmaking bij de tuchtraad van een vordering tot herroeping van het uitstel - Begrip van hetzelfde geschil
De omstandigheid dat een vordering tot herroeping van het uitstel, dat aan de eiser was toegekend door een vroegere beslissing, bij de tuchtraad aanhangig zou kunnen worden gemaakt of zelfs dat de tuchtraad zou moeten beschouwen dat die vordering bij hem aanhangig is gemaakt, zou niet tot gevolg hebben dat het nieuwe geschil zou moeten worden beschouwd als hetzelfde geschil in de zin van artikel 828, 9°, van het Gerechtelijk Wetboek, als dat welk door die beslissing is beslecht.
- Art. 828, 9° Gerechtelijk Wetboek
3 november 2017
3 november 2017
D.2017.0012.F AC nr. ...
- Tuchtzaken - Advocaat die als rechter zitting houdt in een tuchtraad - Onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de rechter - Beginsel
Zolang het tegendeel niet is bewezen, wordt de rechter vermoed onpartijdig en onafhankelijk te zijn; het is niet voldoende dat een partij beweert dat zij een subjectieve twijfel heeft omtrent de onpartijdigheid of de onafhankelijkheid van de rechter, om daaruit te besluiten dat het bewezen is dat er een schijn van partijdigheid bestaat of dat de rechter niet onafhankelijk en niet onpartijdig is (1). (1) Cass. 2 april 2009, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 257.
3 november 2017
3 november 2017
D.2017.0012.F AC nr. ...
- Tuchtzaken - Advocaat die als rechter zitting houdt in een tuchtraad - Rechter die vroeger van hetzelfde geschil heeft kennisgenomen als rechter
De rechter die kennisneemt van hetzelfde te bespreken en te beslechten geschilpunt, neemt kennis van hetzelfde geschil (1). (1) Zie Cass. 29 oktober 1994, AR C.93.0485.F, AC 1994, nr. 444.
- Art. 828, 9° Gerechtelijk Wetboek
3 november 2017
3 november 2017
D.2017.0012.F AC nr. ...
- Tuchtzaken - Advocaat die als rechter zitting houdt in een tuchtraad - Toepasselijke regels
De in het Gerechtelijk Wetboek gestelde regels, met inbegrip van die bedoeld in de artikelen 828 en volgende, zijn krachtens artikel 2 van dat wetboek van toepassing op alle rechtsplegingen, behoudens wanneer deze geregeld worden door niet uitdrukkelijk opgeheven wetsbepalingen of door rechtsbeginselen waarvan de toepassing niet verenigbaar is met de toepassing van de bepalingen van dat wetboek (1). (1) Cass. 20 september 1979, AC 0000-00, xx. 45.
- Artt. 2, 828 e.v. Gerechtelijk Wetboek
3 november 2017
3 november 2017
D.2017.0012.F AC nr. ...
- Tuchtzaken - Advocaat die als rechter zitting houdt in een tuchtraad - Deelname aan een vroegere beslissing die dezelfde persoon schuldig verklaart aan tuchtrechtelijke tekortkomingen
De omstandigheid dat bepaalde leden van de tuchtraad vroeger hebben deelgenomen aan een beslissing die de eiser schuldig verklaart aan tuchtrechtelijke tekortkomingen, kan geen gewettigde verdenking doen ontstaan omtrent de geschiktheid van die leden om op onpartijdige wijze uitspraak te doen over nieuwe tegen hem ingestelde vervolgingen (1). (1) Zie Cass. 15 maart 2002, AR C.02.0028.F, AC 2002, nr. 185.
- Art. 828, 9° Gerechtelijk Wetboek
3 november 2017
3 november 2017
D.2017.0012.F AC nr. ...
- Tucht - Stafhouder - Hoger beroep
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
7 april 2017
7 april 2017
D.2016.0005.N AC nr. ...
- Tucht - Stafhouder - Hoger beroep
De termijn om hoger beroep in te stellen geeft aan tot wanneer de stafhouder hoger beroep kan instellen tegen een beslissing van de tuchtraad in tuchtzaken, maar belet niet dat de stafhouder hoger beroep kan instellen vooraleer de beslissing in tuchtzaken waartegen hoger beroep wordt ingesteld hem door de secretaris van de tuchtraad ter kennis is gebracht (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 461, § 2, en 463, eerste en tweede lid Gerechtelijk Wetboek
7 april 2017
7 april 2017
D.2016.0005.N AC nr. ...
- Tuchtzaken - Advocaat die als rechter zitting houdt in een tuchtraad - Toepasselijke regels
Advocaten die als rechter zitting houden in een tuchtraad, kunnen slechts onder dezelfde voorwaarden als elke rechter worden gewraakt.
- Artt. 2, 828 e.v. Gerechtelijk Wetboek
3 november 2017
3 november 2017
D.2017.0012.F AC nr. ...
AFSTAMMING
- Vordering tot betwisting van vaderschap - Artikel 318, § 1, Burgerlijk Wetboek - Wetgever -
Xxxxx xxx xxxx-ontvankelijkheid wegens het bezit van staat
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
7 april 2017
7 april 2017
C.2015.0379.N AC nr. ...
- Vordering tot betwisting van vaderschap - Artikel 318, § 1, Burgerlijk Wetboek - Wetgever - Grond van niet-ontvankelijkheid wegens het bezit van staat
De wetgever heeft met artikel 318, §1, Burgerlijk Wetboek in een algemene grond van niet- ontvankelijkheid van de vordering willen voorzien indien de rechter het bezit van staat ten aanzien van de echtgenoot vaststelt (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 318, § 1 Burgerlijk Wetboek
7 april 2017
7 april 2017
C.2015.0379.N AC nr. ...
ARBEIDSOVEREENKOMST
EINDE
Einde - Allerlei - Beschermde werknemer - Personeelsafgevaardigde - Uitoefening van een mandaat - Ontslagbescherming
Het doel van de bescherming vervat in de Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden bestaat erin nadelige discriminatie van de personeelsafgevaardigden te voorkomen en de goede werking van de overlegorganen te vrijwaren; zolang niet vaststaat dat de betreffende overlegorganen in een bepaalde onderneming binnen een zeer korte termijn niet langer hun wettelijke opdracht zullen te vervullen hebben, is er, behoudens afwijkende bijzondere wetsbepaling zoals artikel 46, §2, eerste lid, Faillissementswet, geen enkele grond die toelaat een personeelsafgevaardigde om technische of economische redenen te ontslaan zonder het bevoegde paritair comité te raadplegen.
- Art. 3, § 1 Wet 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden
26 juni 2017
26 juni 2017
S.2015.0036.N AC nr. ...
BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE
- Administratieve sancties - "Non bis in idem" - Administratieve sancties van strafrechtelijke aard - Parallel lopende administratieve procedures
Conclusie van advocaat-generaal m.o. Van der Fraenen.
21 september 2017
21 september 2017
F.2015.0081.N AC nr. ...
- Administratieve sancties - "Non bis in idem" - Administratieve sancties van strafrechtelijke aard - Parallel lopende administratieve procedures
Artikel 4.1 Zevende Aanvullend Protocol EVRM, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, verhindert niet dat onderscheiden administratieve procedures tot oplegging van fiscale sancties, die tegen eenzelfde persoon en wegens dezelfde feiten werden ingesteld alvorens één ervan definitief werd beëindigd, tot hun einde worden voortgezet en, desgevallend, beëindigd worden met een beslissing tot oplegging van een sanctie, op voorwaarde dat vaststaat dat de desbetreffende procedures, zowel substantieel als temporeel, voldoende nauw met elkaar verbonden zijn (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 14.7 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, ondertekend te New-York op 19 december 1966
- Art. 4.1 Zevende Aanvullend Protocol EVRM
21 september 2017
21 september 2017
F.2015.0081.N AC nr. ...
- Overdracht van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling - Overnemer die de overdrager voortzet - Wettelijke fictie
Uit de artikelen 9, 10, §1, en 11 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde volgt niet dat de wettelijke fictie van voortzetting, door de overnemer, van de persoon van de overdrager zich uitstrekt tot goederen die niet begrepen zijn in de algemeenheid van goederen of in de aldus overgedragen bedrijfsafdeling.
- Artt. 9, 10, § 1, en 11 Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde
24 november 2017
24 november 2017
C.2014.0578.F AC nr. ...
BESCHERMING VAN DE MAATSCHAPPIJ
INTERNERING
Internering - Internering van een veroordeelde - Kamer voor bescherming van de maatschappij - Hoger beroep van de veroordeelde - Neerlegging van een verzoekschrift met grieven - Verplichting
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 oktober 2017
25 oktober 2017
P.2017.1021.F AC nr. ...
Internering - Internering van een veroordeelde - Kamer voor bescherming van de maatschappij - Hoger beroep van de veroordeelde - Neerlegging van een verzoekschrift met grieven - Verplichting
Aangezien artikel 77/6, §2, van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering afwijkt van artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering door te bepalen dat de termijn voor het hoger beroep van de veroordeelde tegen een beslissing tot internering van de kamer voor de bescherming van de maatschappij vijftien dagen bedraagt en die termijn ten aanzien van hem begint te lopen vanaf de dag van de kennisgeving en aangezien artikel 77/7, §4, van dezelfde wet afwijkt van artikel 209 van het Wetboek van Strafvordering door te bepalen dat de correctionele kamer van het hof van beroep uitspraak doet uiterlijk binnen vijftien dagen nadat het hoger beroep is ingesteld, heeft de wetgever een procedure voor hoger beroep tegen de vonnissen van de kamer voor de bescherming van de maatschappij ingericht die niet verenigbaar is met de verplichting om binnen een termijn van dertig dagen na de bestreden beslissing een verzoekschrift met de tegen die beslissing ingebrachte grieven neer te leggen, zoals bedoeld in artikel 204 van het Wetboek van Strafvordering (1). (1) Zie concl.
OM in Pas. 2017, nr. …
- Art. 77/6 Wet 5 mei 2014 betreffende de internering
25 oktober 2017
25 oktober 2017
P.2017.1021.F AC nr. ...
KAMER VOOR BESCHERMING VAN DE MAATSCHAPPIJ
Kamer voor bescherming van de maatschappij - Internering van een veroordeelde - Hoger beroep van de veroordeelde - Neerlegging van een verzoekschrift met grieven - Verplichting
Aangezien artikel 77/6, §2, van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering afwijkt van artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering door te bepalen dat de termijn voor het hoger beroep van de veroordeelde tegen een beslissing tot internering van de kamer voor de bescherming van de maatschappij vijftien dagen bedraagt en die termijn ten aanzien van hem begint te lopen vanaf de dag van de kennisgeving en aangezien artikel 77/7, §4, van dezelfde wet afwijkt van artikel 209 van het Wetboek van Strafvordering door te bepalen dat de correctionele kamer van het hof van beroep uitspraak doet uiterlijk binnen vijftien dagen nadat het hoger beroep is ingesteld, heeft de wetgever een procedure voor hoger beroep tegen de vonnissen van de kamer voor de bescherming van de maatschappij ingericht die niet verenigbaar is met de verplichting om binnen een termijn van dertig dagen na de bestreden beslissing een verzoekschrift met de tegen die beslissing ingebrachte grieven neer te leggen, zoals bedoeld in artikel 204 van het Wetboek van Strafvordering (1). (1) Zie concl.
OM in Pas. 2017, nr. …
- Art. 77/6 Wet 5 mei 2014 betreffende de internering
25 oktober 2017
25 oktober 2017
P.2017.1021.F AC nr. ...
Kamer voor bescherming van de maatschappij - Internering van een veroordeelde - Hoger beroep van de veroordeelde - Neerlegging van een verzoekschrift met grieven - Verplichting
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 oktober 2017
25 oktober 2017
BESLAG
ALGEMEEN
P.2017.1021.F AC nr. ...
Algemeen - Proces-verbal van met redenen omklede weigering - Verplichting - Beslag op onroerend goed - Notaris - Hoger bod - Borg - Definitieve toewijzing - Geen borg - Wering
Wanneer de notaris een hoger bod aanvaardt op voorwaarde dat de opbieder een borg stelt en die voorwaarde niet werd vervuld op de zitdag voor de definitieve toewijzing, weert hij het hoger bod zonder dat hij daarbij een met redenen omkleed proces-verbaal dient op te stellen.
- Art. 1592, vijfde lid Gerechtelijk Wetboek
22 september 2017
22 september 2017
C.2016.0494.F AC nr. ...
BEWIJS
BELASTINGZAKEN
Belastingzaken - Vermoedens - Bezoldigingen van bedrijfsleiders - Wettelijk vermoeden - Weerlegging
Artikel 32 WIB92 voert een wettelijk vermoeden in dat alle voordelen die een vennootschap aan een bedrijfsleider verleent of toekent, hun oorzaak vinden in de uitoefening van de beroepswerkzaamheid en aldus belastbare bezoldigingen van bedrijfsleiders uitmaken; zowel de vennootschap als de bedrijfsleider kunnen dit vermoeden weerleggen door aan te tonen dat het voordeel een andere oorzaak heeft dan de uitoefening van de beroepswerkzaamheid (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 32 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
16 juni 2017
16 juni 2017
F.2015.0127.N AC nr. ...
Belastingzaken - Vermoedens - Bezoldigingen van bedrijfsleiders - Wettelijk vermoeden - Weerlegging
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
16 juni 2017
16 juni 2017
F.2015.0127.N AC nr. ...
Belastingzaken - Bewijslast - Beoordelingsvrijheid - Inkomstenbelastingen - Personenbelasting - Beroepsinkomsten - Beroepskosten - Aankoopprijs van handelsgoederen bestemd voor de doorverkoop - Bewijslast
De aankoopprijs van handelsgoederen bestemd voor de doorverkoop in het kader van een beroepsactiviteit vormt een aftrekbare beroepskost in de zin van artikel 49 WIB92; bijgevolg rust de bewijslast van de echtheid en het bedrag van deze aankopen op de belastingplichtige en dient hij dit bewijs te leveren overeenkomstig de regels vervat in de artikelen 49 en 50 WIB92.
- Artt. 49 en 50 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
16 juni 2017
16 juni 2017
F.2015.0163.N AC nr. ...
CASSATIE
Vernietiging - Omvang - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Beklaagde - Appelrechter die uitspraak doet over de burgerlijke rechtsvordering - Beslissing van de eerste rechter die de burgerlijke rechtsvordering niet-gegrond verklaart - Ontstentenis van hoger beroep door de burgerlijke partij - Nieuwe beslissing over de burgerlijke rechtsvordering - Miskenning van het gezag van gewijsde van het beroepen vonnis - Gevolg - Cassatie zonder verwijzing
Wanneer het Hof de beslissing van de appelrechters op de burgerlijke rechtsvordering vernietigt wegens miskenning van het gezag van gewijsde van het beroepen vonnis en van de devolutieve werking van het hoger beroep, blijft de beslissing van de eerste rechter om de burgerlijke rechtsvordering niet-gegrond te verklaren bestaan aangezien die in kracht van gewijsde is getreden vanaf de dag waarop die beslissing niet meer vatbaar was voor hoger beroep, zodat de vernietiging wordt uitgesproken zonder verwijzing.
- Art. 202 Wetboek van Strafvordering
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0065.F AC nr. ...
Vernietiging - Omvang - Strafzaken - Strafvordering - Beklaagde en verdachte - Appelrechter die uitspraak doet over de strafvordering - Ontstentenis van hoger beroep door het openbaar ministerie en de beklaagde - Nieuwe beslissing over de strafvordering - Miskenning van het gezag van gewijsde van het beroepen vonnis - Gevolg - Cassatie zonder verwijzing
Wanneer het Hof de beslissing van de appelrechters op de strafvordering vernietigt wegens miskenning van het gezag van gewijsde van het beroepen vonnis en van de devolutieve werking van het hoger beroep, blijft de veroordeling van de beklaagde door de eerste rechter bestaan aangezien die in kracht van gewijsde is getreden vanaf de dag waarop die beslissing niet meer vatbaar was voor hoger beroep, zodat de vernietiging wordt uitgesproken zonder verwijzing.
- Art. 202 Wetboek van Strafvordering
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0065.F AC nr. ...
CASSATIEBEROEP
BURGERLIJKE ZAKEN
Burgerlijke zaken - Personen door of tegen wie cassatieberoep kan of moet worden ingesteld - Eisers en verweerders - Tucht - Orde van Vlaamse Balies - Ontvankelijkheid
De inzake toepasselijke bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek staan niet eraan in de weg dat zowel de Orde van advocaten waartoe de betrokken advocaat behoort als de Orde van Vlaamse balies waarvan de Orde van advocaten deel uitmaakt, gemachtigd zijn om op te treden als eiser of verweerder voor het Hof van Cassatie dat uitspraak doet over de cassatieberoepen tegen de beslissingen in laatste aanleg van de raden van beroep van de Orde van advocaten (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 455, 495, eerste en tweede lid, 1121/1, § 1, 1°, 1121/2 en 1121/3, § 1 Gerechtelijk Wetboek
7 april 2017
7 april 2017
D.2016.0005.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Personen door of tegen wie cassatieberoep kan of moet worden ingesteld - Eisers en verweerders - Tucht - Orde van Vlaamse Balies - Ontvankelijkheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
7 april 2017
7 april 2017
STRAFZAKEN
D.2016.0005.N AC nr. ...
Strafzaken - Vormen - Vorm en termijn van betekening en/of neerlegging - Jeugdbescherming - Ouders van de minderjarige - Verplichting tot betekening van het cassatieberoep
In de regel moet de partij die cassatieberoep instelt, het cassatieberoep doen betekenen aan de partij tegen wie het gericht is; de ouders van een minderjarige moeten echter het cassatieberoep dat zij instellen tegen de beslissing die maatregelen beveelt ten aanzien van hun kind, niet doen betekenen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2017, nr. 682.
- Art. 427, eerste lid Wetboek van Strafvordering
29 november 2017
29 november 2017
P.2017.0902.F AC nr. ...
Strafzaken - Vormen - Vorm en termijn van betekening en/of neerlegging - Jeugdbescherming - Ouders van de minderjarige - Verplichting tot betekening van het cassatieberoep
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
29 november 2017
29 november 2017
P.2017.0902.F AC nr. ...
Strafzaken - Allerlei - Vreemdeling - Vrijheidsberoving - Beroep bij de rechterlijke macht - Arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling - Cassatieberoep - Toepasselijke wettelijke bepalingen
De Voorlopige Hechteniswet 1990, die een hoofdstuk wijdt aan het cassatieberoep, heeft artikel 72 Vreemdelingenwet niet gewijzigd, zodat zelfs na de inwerkingtreding van de Voorlopige Hechteniswet artikel 31 van die wet niet van toepassing is op het cassatieberoep tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling dat uitspraak doet over de beslissing tot handhaving van de opsluiting van een vreemdeling; dat cassatieberoep en zijn berechting blijven onderworpen aan de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering (1). (1) Cass. 28 april 2009, AR P.09.0545.N, AC 2009, nr. 283.
- Art. 72 Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
29 november 2017
29 november 2017
P.2017.1145.F AC nr. ...
Strafzaken - Allerlei - Vreemdeling - Vrijheidsberoving - Beroep bij de rechterlijke macht - Arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling - Cassatieberoep - Termijn waarbinnen het Hof zich uitspreekt - Buiten de termijn van vijftien dagen - Artikel 15.2 van de richtlijn 2008/115/EG - Artikel 5.4 E.V.R.M. - Artikel 6, E.V.R.M. - Verenigbaarheid
De omstandigheid dat het Hof uitspraak doet binnen een termijn van meer dan vijftien dagen te rekenen vanaf het cassatieberoep, kan op zich niet worden beschouwd als onverenigbaar met artikel 15.2 van de richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, noch met de artikelen 5.4 en 6 EVRM (1). (1) Cass. 20 september 2017, AR P.17.0933.F, AC 2017, nr. 489.
- Art. 72 Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
29 november 2017
29 november 2017
P.2017.1145.F AC nr. ...
Strafzaken - Afstand - Burgerlijke rechtsvordering - Beslissing over de omvang van de schade die geen eindbeslissing is - Ontstentenis van betekening van het cassatieberoep - Weerslag
De eiser kan geldig afstand doen van zijn cassatieberoep in zoverre het gericht is tegen de niet- definitieve beslissing over de omvang van de schade terwijl zijn cassatieberoep tegen de beslissing over het beginsel van de aansprakelijkheid niet ontvankelijk is wegens ontstentenis van bewijs van betekening van het cassatieberoep.
- Art. 429, tweede lid Wetboek van Strafvordering
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0065.F AC nr. ...
TUCHTZAKEN
Tuchtzaken - Algemeen - Orde van Vlaamse Balies - Ontvankelijkheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
7 april 2017
7 april 2017
D.2016.0005.N AC nr. ...
Tuchtzaken - Algemeen - Orde van Vlaamse Balies - Ontvankelijkheid
De inzake toepasselijke bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek staan niet eraan in de weg dat zowel de Orde van advocaten waartoe de betrokken advocaat behoort als de Orde van Vlaamse balies waarvan de Orde van advocaten deel uitmaakt, gemachtigd zijn om op te treden als eiser of verweerder voor het Hof van Cassatie dat uitspraak doet over de cassatieberoepen tegen de beslissingen in laatste aanleg van de raden van beroep van de Orde van advocaten (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 455, 495, eerste en tweede lid, 1121/1, § 1, 1°, 1121/2 en 1121/3, § 1 Gerechtelijk Wetboek
7 april 2017
7 april 2017
D.2016.0005.N AC nr. ...
CASSATIEMIDDELEN
BURGERLIJKE ZAKEN
Burgerlijke zaken - Vereiste vermeldingen - Vermelding van de artikelen die tot cassatie kunnen leiden - Ontvankelijkheid
Hoewel het middel niet preciseert in welk opzicht het arrest artikel 54 van het Gerechtelijk Wetboek schendt, leidt het daarentegen uit de artikelen 704, §1, en 1034quinquies van dat wetboek duidelijk af dat het versturen per aangetekende brief van een verzoekschrift op tegenspraak naar de griffier van het gerecht en de neerlegging ervan ter griffie, twee gelijkwaardige wijzen zijn om een zaak in te leiden die bij een dergelijk verzoekschrift kan worden ingeleid; de schending van die twee artikelen van het Gerechtelijk Wetboek, zou, samen met de andere door het middel aangevoerde wettelijke bepalingen, als het middel gegrond was, volstaan om de vernietiging tot gevolg te hebben (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2017, nr.
13 november 2017
13 november 2017
S.2017.0028.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Vereiste vermeldingen - Vermelding van de artikelen die tot cassatie kunnen leiden - Ontvankelijkheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
13 november 2017
13 november 2017
DIEREN
S.2017.0028.F AC nr. ...
- Bescherming en welzijn - Waals Gewest - Huiszoeking en huisbezoek - Huiszoeking in een woning - Machtiging - Bevoegdheid - Onderzoeksrechter
Inzake dierenbescherming en -welzijn in het Waals Gewest moet de machtiging om iemands woning binnen te treden door de onderzoeksrechter worden verleend.
- Artt. D138 en D145 Decr.X.Xxx. 27 mei 2004 - Milieuwetboek. - Boek 2 : Waterwetboek. - Decretale gedeelte
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0602.F AC nr. ...
ECHTSCHEIDING EN SCHEIDING VAN TAFEL EN BED
GEVOLGEN T.A.V. DE PERSONEN
Gevolgen t.a.v. de personen - Echtgenoten - Uitkering na echtscheiding
De uitkering na echtscheiding heeft niet tot doel de uitkeringsgerechtigde in staat te stellen de kosten van de opvoeding en het onderhoud van de gemeenschappelijke kinderen te kunnen dragen.
- Art. 301, § 3 Burgerlijk Wetboek
1 december 2017
1 december 2017
C.2016.0437.F AC nr. ...
FAILLISSEMENT, FAILLISSEMENTSAKOORD EN GERECHTELIJ
GEVOLGEN (PERSONEN, GOEDEREN, VERBINTENISSEN)
Gevolgen (personen, goederen, verbintenissen) - Faillissement - Schulden ten aanzien van een inningsorganisme van de sociale zekerheidsbijdragen - Aansprakelijkheid bestuurders - Periode van vijf jaar voorafgaand aan de faillietverklaring - Begrip
Wanneer de zaakvoerders, gewezen zaakvoerders en alle andere personen die ten aanzien van de zaken van de vennootschap werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, betrokken zijn bij een faillissement met schulden ten aanzien van een inningsorganisme van de sociale zekerheidsbijdragen dat eveneens wordt uitgesproken op de datum van het faillissement van de
vennootschap waarvan de sociale schulden het voorwerp uitmaken van de in artikel 265, §2, eerste lid, Wetboek van Vennootschappen bedoelde aansprakelijkheid, wordt het eerstgenoemde
faillissement voor de toepassing van artikel 265, §2, eerste lid, Wetboek van Vennootschappen geacht zich te hebben voorgedaan in de periode van vijf jaar voorafgaand aan het laatstgenoemde faillissement (1). (1) Cass. 24 maart 2016, AR C.15.0166.N, AC 2016, nr. 217, met concl. OM; wat de ratio legis van deze bepaling betreft: zie Xxxxxxxxxxxxxx Xxx 0 mei 2014, nr. 79/2014, B.6 en B.9.2, dat een eerder arrest van 17 september 2009, nr. 139/2009, bevestigt.
- Art. 38, § 3octies, 8° Wet 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers
- Art. 265, § 2, eerste lid Wetboek 7 mei 1999 van vennootschappen
7 april 2017
7 april 2017
C.2016.0390.N AC nr. ...
GEBREK VAN DE ZAAK [ZIE: 008 AANSPRAKELIJKHEID BUI
- Verkoper - Fabrikant of gespecialiseerde verkoper
De verkoper, wanneer hij een fabrikant of een gespecialiseerde verkoper is, is verplicht de zaak zonder gebrek te leveren en moet daarbij alle maatregelen nemen om alle mogelijke gebreken op te sporen, zodat hij, indien het bestaan van een gebrek wordt aangetoond, de door de koper geleden schade moet vergoeden, tenzij hij bewijst dat het gebrek onmogelijk kon worden opgespoord; deze resultaatsverbintenis rust niet op elke professionele verkoper, maar op de fabrikant en op de gespecialiseerde verkoper ongeacht of deze laatste een professionele verkoper is; de rechter oordeelt in feite of een verkoper als een gespecialiseerde verkoper kan worden beschouwd en hanteert daarbij als onderscheidingscriterium de specialisatiegraad en de technische competenties van de verkoper in kwestie (1). (1) Cass. 6 mei 1977, AC 1977, 915; zie ook Cass. 17 mei 1984, AR
7056, AC 1983-84, nr. 529; Cass. 27 juni 1985, AR 7207, AC 1984-85, nr. 657; Cass. 7 december
1990, AR 6754, AC 1990-91, nr. 182; Cass. 19 september 1997, AR C.96.0207.F, AC 1997, nr. 362;
Cass. 18 oktober 2001, AR C.99.0326.N, AC 2001, nr. 556.
- Art. 0000 Xxxxxxxxxx Wetboek
7 april 2017
7 april 2017
C.2016.0311.N AC nr. ...
GEMEENSCHAP EN GEWEST
- Vlaams Gewest - Stedenbouw - Herstel van plaats in de vorige staat - Herstelvordering - Tenuitvoerlegging - Dwangsom - Stedenbouwkundig inspecteur - Hoedanigheid
De stedenbouwkundig inspecteur treedt op in naam van het Vlaams Gewest zowel bij het vorderen van een herstelmaatregel als bij het ten uitvoer leggen van de bevolen herstelmaatregel en van de verschuldigde dwangsommen (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 6.1.41, § 1, eerste lid, §§ 3 en 4, 6.1.43 en 6.1.46 Besluit van de Vlaamse Regering 15 mei 2009 houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2013.0517.N AC nr. ...
- Vlaams Gewest - Leegstandsheffing Bedrijfsruimten - Overmacht - Begrip
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 juni 2017
F.2015.0100.N AC nr. ...
- Vlaams Gewest - Leegstandsheffing Bedrijfsruimten - Overmacht - Begrip
In geval van overmacht is de leegstandsheffing niet verschuldigd; er is sprake van overmacht indien de leegstand te wijten is aan redenen buiten de wil van de houder van het zakelijk recht; het bestaan van overmacht om aan de leegstand een einde te stellen staat los van het al dan niet indienen van een verzoek tot opschorting van de heffing en van het al dan niet verkrijgen van de opschorting van de heffing (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 15, §§ 1 en 2, 26, § 3, en 34, §§ 1 en 2 Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996
16 juni 2017
16 juni 2017
F.2015.0100.N AC nr. ...
- Wet Rijkscomptabiliteit - Subsidiërende overheid - Subsidies - Toelagen - Wettelijke voorwaarden - Afzonderlijke overeenkomst - Gevolg tussen partijen
Artikel 12, derde lid, van de gecoördineerde wetten 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit, dat hier van toepassing is, bepaalt dat er, bij ontstentenis van een organieke wet, voor elke toelage in de algemene uitgavenbegroting een speciale bepaling moet zijn die de aard van de toelage preciseert; de verplichting die deze bepaling van openbare orde oplegt, geldt enkel voor de subsidiërende overheid, die deze in acht moet nemen en zich op geen enkele wijze, en, met name door overeenkomst, hieraan mag onttrekken; ze heeft echter geen enkele weerslag op de naleving, door diezelfde overheid, van haar contractuele verbintenissen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2017, nr. ...
13 november 2017
13 november 2017
C.2016.0320.F AC nr. ...
- Wet Rijkscomptabiliteit - Subsidiërende overheid - Subsidies - Toelagen - Wettelijke voorwaarden - Afzonderlijke overeenkomst - Gevolg tussen partijen
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
13 november 2017
13 november 2017
C.2016.0320.F AC nr. ...
- Vlaams Gewest - Stedenbouw - Herstel van plaats in de vorige staat - Herstelvordering - Tenuitvoerlegging - Dwangsom - Stedenbouwkundig inspecteur - Hoedanigheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2013.0517.N AC nr. ...
GEMEENSCHAPS- EN GEWESTBELASTING
- Vlaams Gewest - Leegstandsheffing Bedrijfsruimten - Overmacht - Begrip
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 juni 2017
16 juni 2017
F.2015.0100.N AC nr. ...
- Vlaams Gewest - Leegstandsheffing Bedrijfsruimten - Overmacht - Begrip
In geval van overmacht is de leegstandsheffing niet verschuldigd; er is sprake van overmacht indien de leegstand te wijten is aan redenen buiten de wil van de houder van het zakelijk recht; het bestaan van overmacht om aan de leegstand een einde te stellen staat los van het al dan niet indienen van een verzoek tot opschorting van de heffing en van het al dan niet verkrijgen van de opschorting van de heffing (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 15, §§ 1 en 2, 26, § 3, en 34, §§ 1 en 2 Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996
16 juni 2017
16 juni 2017
F.2015.0100.N AC nr. ...
GEMEENTE-, PROVINCIE- EN PLAATSELIJKE BELASTINGEN
PROVINCIEBELASTINGEN
Provinciebelastingen - Tweede verblijf - Eigenaar - Belastingplichtige - Redenen
Niet alleen eigenaars van tweede verblijven die dit tweede verblijf zelf gebruiken, maar ook eigenaars van tweede verblijven die dit tweede verblijf verhuren of door een derde laten gebruiken, genieten rechtstreeks dan wel onrechtstreeks het voordeel van de investeringen die de provincie doet in diverse provinciale voorzieningen; bijgevolg is het, in het licht van het financiële doel van de belastingreglementen op tweede verblijven, niet onredelijk om de eigenaar als belastingplichtige aan te merken en daarbij geen onderscheid te maken tussen eigenaars die het tweede verblijf zelf gebruiken en eigenaars die het tweede verblijf verhuren of door een derde laten gebruiken.
16 juni 2017
16 juni 2017
GERECHTSKOSTEN
BURGERLIJKE ZAKEN
F.2015.0186.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Procedure voor de feitenrechter - Rechtsplegingsvergoeding - Overheid optredend in algemeen belang - Vrijwaring van de goede ruimtelijke ordening - Stedenbouw - Stakingsbevel - Doorbreking - Voortzetting van de handelingen, werken of wijzigingen - Administratieve geldboete of dwangbevel - Verzetsprocedure - Verweerder
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2014.0349.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Procedure voor de feitenrechter - Rechtsplegingsvergoeding - Overheid optredend in algemeen belang - Vrijwaring van de goede ruimtelijke ordening - Stedenbouw - Stakingsbevel - Doorbreking - Voortzetting van de handelingen, werken of wijzigingen - Administratieve geldboete of dwangbevel - Verzetsprocedure - Verweerder
De overheid die optreedt in het algemeen belang ter vrijwaring van de goede ruimtelijke ordening, meer bepaald als verweerder in een verzetsprocedure voor de burgerlijke rechter tegen een administratieve geldboete of een dwangbevel opgelegd op grond van artikel 156 Stedenbouwdecreet of artikel 6.1.49 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, kan tot betaling van een rechtsplegingsvergoeding worden veroordeeld (1). (1) Xxx (op dit punt) andersluidende concl. OM; zie tevens, wat de veroordeling tot betaling van een rechtsplegingsvergoeding door de Belgische Staat betreft wanneer het OM in het ongelijk wordt gesteld in een vordering die het op grond van artikel 138bis, §1, Gerechtelijk Wetboek instelde Cass. 13 januari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 28, met concl. van Advocaat-generaal A. VAN INGELGEM.
- Art. 6.1.49 Besluit van de Vlaamse Regering 15 mei 2009 houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening
- Art. 156 Stedenbouwdecreet 1999 Decr. van de Vlaamse Raad 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening
- Artt. 1017, eerste lid, 1018, 6°, en 1022 Gerechtelijk Wetboek
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2014.0349.N AC nr. ...
GRONDWET
GRONDWET 1994 (ART. 1 TOT 99)
Art. 10 - Artikel 11 - Werkloosheid - Toelatingsvoorwaarde - Wachttijd - Duur - Referteperiode - Verlenging - Hogere leeftijdsgroep - Lagere leeftijdsgroep - Artikel 30 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 - Uitlegging - Geen discriminatie
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
13 november 2017
13 november 2017
S.2017.0018.F AC nr. ...
Art. 10 - Artikel 11 - Werkloosheid - Toelatingsvoorwaarde - Wachttijd - Duur - Referteperiode - Verlenging - Hogere leeftijdsgroep - Lagere leeftijdsgroep - Artikel 30 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 - Uitlegging - Geen discriminatie
Er is geen discriminatie tussen werklozen van een lagere leeftijdsgroep en die van een hogere leeftijdsgroep in de uitlegging van artikel 30, eerste lid, waardoor een werkloze van een lagere leeftijdsgroep van de door artikel 30, derde lid, bepaalde verlenging zou kunnen genieten van de referteperiode van een hogere leeftijdsgroep waarop hij zich krachtens artikel 30, tweede lid, kan beroepen, aangezien die discriminatie niet blijkt uit die uitlegging, maar uit de afzonderlijke omstandigheid dat werklozen van een hogere leeftijdsgroep niet kunnen genieten van de voor een lagere leeftijdsgroep bedoelde voorwaarden (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2017, nr.
13 november 2017
13 november 2017
GRONDWETTELIJK HOF
S.2017.0018.F AC nr. ...
- Prejudiciële vraag - Strafuitvoering - Vrijheidsberovende straf - Strafuitvoeringsmodaliteit - Toelaatbaarheidsvoorwaarde - Tijdsvoorwaarde - Persoon veroordeeld door de correctionele rechtbank tot een vrijheidsstraf van meer dan drie jaar - Misdaad strafbaar met vijftien tot twintig jaar opsluiting - Gecorrectionaliseerde misdaad gepleegd in staat van herhaling - Verschil in behandeling met de persoon die door het hof van assisen is veroordeeld
In zijn arrest nr. 102/2017 van 26 juli 2017 heeft het Grondwettelijk Hof voor recht gezegd: “Artikel 25, § 2, b), van de wet van 17 mei 2006 ‘betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de
strafuitvoeringsmodaliteiten’, in samenhang gelezen met de artikelen 25, 56, tweede lid, en 80 van het Strafwetboek en met artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het tot gevolg heeft dat een persoon die zich in staat van wettelijke herhaling bevindt in de zin van artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek en die door de correctionele rechtbank wordt veroordeeld wegens een met opsluiting van vijftien tot twintig jaar strafbare misdaad die is gecorrectionaliseerd, pas aanspraak kan maken op een voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij twee derde van zijn straf heeft ondergaan, terwijl een persoon die wegens dezelfde misdaad die in dezelfde omstandigheden is gepleegd, naar het hof van assisen is verwezen en die tot een criminele straf wordt veroordeeld,
reeds aanspraak kan maken op een voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij één derde van zijn straf heeft ondergaan.”; daaruit volgt dat de strafuitvoeringsrechtbank die beslist dat de persoon die veroordeeld is wegens een gecorrectionaliseerde misdaad die strafbaar is met vijftien tot twintig jaar opsluiting in aanmerking komt voor de voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij één derde van zijn straf heeft ondergaan, niettegenstaande de omstandigheid dat het veroordelend vonnis heeft vastgesteld dat laatstgenoemde zich in staat van herhaling bevond, zijn beslissing naar recht verantwoordt (1). (1) Zie concl. van advocaat-generaal XXXXXXXXXXXXX vóór Xxxx. 10 mei 2017,
AR P.17.0461.F, AC 2017, nr. 325.
- Art. 25, § 2, b Wet 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0461.F AC nr. ...
- Vordering tot betwisting van vaderschap - Artikel 318, § 1, Burgerlijk Wetboek - Grond van niet- ontvankelijkheid wegens het bezit van staat - Grondwetsconforme lezing
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
7 april 2017
7 april 2017
C.2015.0379.N AC nr. ...
- Prejudiciële vraag - Strafuitvoering - Vrijheidsberovende straf - Strafuitvoeringsmodaliteit - Toelaatbaarheidsvoorwaarde - Tijdsvoorwaarde - Persoon veroordeeld door de correctionele rechtbank tot een vrijheidsstraf van meer dan drie jaar - Misdaad strafbaar met vijftien tot twintig jaar opsluiting - Gecorrectionaliseerde misdaad gepleegd in staat van herhaling - Verschil in behandeling met de persoon die door het hof van assisen is veroordeeld
In zijn arrest nr. 102/2017 van 26 juli 2017 heeft het Grondwettelijk Hof voor recht gezegd: “Artikel 25, § 2, b), van de wet van 17 mei 2006 ‘betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de
strafuitvoeringsmodaliteiten’, in samenhang gelezen met de artikelen 25, 56, tweede lid, en 80 van het Strafwetboek en met artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het tot gevolg heeft dat een persoon die zich in staat van wettelijke herhaling bevindt in de zin van artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek en die door de correctionele rechtbank wordt veroordeeld wegens een met opsluiting van vijftien tot twintig jaar strafbare misdaad die is gecorrectionaliseerd, pas aanspraak kan maken op een voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij twee derde van zijn straf heeft ondergaan, terwijl een persoon die wegens dezelfde misdaad die in dezelfde omstandigheden is gepleegd, naar het hof van assisen is verwezen en die tot een criminele straf wordt veroordeeld,
reeds aanspraak kan maken op een voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij één derde van zijn straf heeft ondergaan.”; daaruit volgt dat de strafuitvoeringsrechtbank die beslist dat de persoon die veroordeeld is wegens een gecorrectionaliseerde misdaad die strafbaar is met vijftien tot twintig jaar opsluiting in aanmerking komt voor de voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij één derde van zijn straf heeft ondergaan, niettegenstaande de omstandigheid dat het veroordelend vonnis heeft vastgesteld dat laatstgenoemde zich in staat van herhaling bevond, zijn beslissing naar recht verantwoordt (1). (1) Zie concl. van advocaat-generaal XXXXXXXXXXXXX vóór Xxxx. 10 mei 2017,
AR P.17.0461.F, AC 2017, nr. 325.
- Art. 25, § 2, b Wet 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0461.F AC nr. ...
- Vordering tot betwisting van vaderschap - Artikel 318, § 1, Burgerlijk Wetboek - Grond van niet- ontvankelijkheid wegens het bezit van staat - Grondwetsconforme lezing
Uit een grondwetsconforme lezing van artikel 318, §1, Burgerlijk Wetboek, zoals opgevat door het Grondwettelijk Hof, volgt dat de daarin bepaalde grond van niet-ontvankelijkheid wegens het bezit van staat geen algemeen karakter heeft en dat de rechter, rekening houdende met de belangen van alle betrokken partijen, in het bijzonder met die van het kind, hierop een uitzondering kan maken (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 318, § 1 Burgerlijk Wetboek
7 april 2017
7 april 2017
C.2015.0379.N AC nr. ...
- Prejudiciële vraag - Hof van Cassatie - Verplichting - Grenzen - Vraag die uitgaat van een verkeerde rechtsopvatting
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2014.0349.N AC nr. ...
- Prejudiciële vraag - Hof van Cassatie - Verplichting - Grenzen - Vraag die uitgaat van een verkeerde rechtsopvatting
Wanneer het verzoek om een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof berust op een verkeerde rechtsopvatting, hoeft het Hof die vraag niet te stellen (1). (1) Zie Cass. 24 maart 2015, XX X.00.0000.X, AC 2015, nr. 218; Cass. 6 november 2014, AR C.14.0066.F, AC 2014, nr. 675; Xxxx;
14 oktober 2014, AR P.14.0507.N, AC 2014, nr. 606; Cass. 28 november 2013, AR C.13.0003.N, AC
2013, nr. 642, met concl. OM.
- Art. 26, § 1, 3° Bijzondere wet op het Arbitragehof van 6 januari 1989
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2014.0349.N AC nr. ...
HANDELSPRAKTIJK
- Overeenkomst - Herroepingsbeding - Invoeging - Verplichting - Dading - Toepassing
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxx.
8 december 2017
8 december 2017
C.2017.0101.F AC nr. ...
- Overeenkomst - Herroepingsbeding - Invoeging - Verplichting - Dading - Toepassing
Uit de artikelen 58, §1, en 60 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming volgt dat de overeenkomst, om te worden onderworpen aan de bij voornoemd artikel 60 opgelegde verplichting tot invoeging van een herroepingsbeding, betrekking moet hebben op de verkoop, door een onderneming aan een consument, van goederen of diensten; de dading die, luidens artikel 2044 van het Burgerlijk Wetboek, een contract is waarbij partijen een gerezen geschil beëindigen of een toekomstig geschil voorkomen, is geen koopovereenkomst of dienstenovereenkomst in de zin van de voormelde artikelen 58 en 60 (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2017, nr. 696.
- Artt. 58, § 1, en 60 Wet 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming
8 december 2017
8 december 2017
C.2017.0101.F AC nr. ...
HOF VAN ASSISEN
BEHANDELING TER ZITTING EN TUSSENARRESTEN. VERKLARING VAN DE JURY
Behandeling ter zitting en tussenarresten - Verklaring van de jury - Vragenlijst met de beslissing van de jury - Voeging bij het arrest houdende de motivering - Verplichting - Draagwijdte - Vragenlijst gevoegd bij de rechtsplegingsstukken
Artikel 334, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt niet geschonden wanneer de vragenlijst met de beslissing van de jury niet gevoegd is bij de beslissing maar bij de rechtsplegingsstukken.
- Art. 334, tweede lid Wetboek van Strafvordering
25 oktober 2017
25 oktober 2017
P.2017.0913.F AC nr. ...
HOGER BEROEP
STRAFZAKEN (DOUANE EN ACCIJNZEN INBEGREPEN)
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Verzoekschrift dat de grieven bevat - Grieven
Een grief in de zin van artikel 204 Wetboek van Strafvordering is de specifieke aanwijzing in het verzoekschrift in hoger beroep van een beslissing van het beroepen vonnis, waarvan de eiser in hoger beroep de hervorming door de appelrechter vraagt; niet vereist is dat de eiser in hoger beroep, in het verzoekschrift of in het grievenformulier, opgave doet van de redenen van zijn hoger beroep, noch van de middelen die hij wenst aan te voeren om de hervorming van de in de grief bedoelde beslissing te bekomen (1). (1) Cass. 18 april 2017, AR P.17.0105.N, AC 2017, nr. 264 en
Cass. 28 juni 2017, AR P.17.0176.F, AC 2017, nr. 427.
- Art. 204 Wetboek van Strafvordering
P.2017.0257.F
AC nr. ...
27 september 2017
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Gevolgen - Bevoegdheid van de rechter - Devolutieve werking van het hoger beroep - Ontstentenis van hoger beroep door het openbaar ministerie en de beklaagde - Nieuwe beslissing over de strafvordering - Miskenning van het gezag van gewijsde van het beroepen vonnis
De appelrechters miskennen het gezag van gewijsde van het beroepen vonnis en de devolutieve werking van het hoger beroep wanneer zij, bij ontstentenis van hoger beroep door het openbaar ministerie en de beklaagde, uitspraak doen over de tegen laatstgenoemde ingestelde strafvordering en over de kosten van de strafvordering (1). (1) Cass. 21 november 1984, AR 3822, AC 1984-85, nr.
183.
- Art. 202 Wetboek van Strafvordering
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0065.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Gevolgen - Bevoegdheid van de rechter - Devolutieve werking van het hoger beroep - Beslissing die de burgerlijke rechtsvordering niet- gegrond verklaart - Ontstentenis van hoger beroep door de burgerlijke partij - Nieuwe beslissing over de burgerlijke rechtsvordering - Miskenning van het gezag van gewijsde van het beroepen vonnis
De appelrechters miskennen het gezag van gewijsde van het beroepen vonnis en de devolutieve werking van het hoger beroep wanneer zij, bij ontstentenis van hoger beroep door de burgerlijke partij tegen de beslissing van de eerste rechter om de burgerlijke rechtsvordering niet-gegrond te verklaren, uitspraak doen over die burgerlijke rechtsvordering (1). (1) Cass. 21 november 1984, AR 3822, AC 1984-85, nr. 183.
- Art. 202 Wetboek van Strafvordering
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0065.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Gevolgen - Bevoegdheid van de rechter - Devolutieve werking van het hoger beroep - Beslissing van de eerste rechter die de burgerlijke rechtsvordering niet-gegrond verklaart - Ontstentenis van hoger beroep door de burgerlijke partij - Nieuwe beslissing over de burgerlijke rechtsvordering - Miskenning van het gezag van gewijsde van het beroepen vonnis - Gevolg - Cassatie zonder verwijzing
Wanneer het Hof de beslissing van de appelrechters op de burgerlijke rechtsvordering vernietigt wegens miskenning van het gezag van gewijsde van het beroepen vonnis en van de devolutieve werking van het hoger beroep, blijft de beslissing van de eerste rechter om de burgerlijke rechtsvordering niet-gegrond te verklaren bestaan aangezien die in kracht van gewijsde is getreden vanaf de dag waarop die beslissing niet meer vatbaar was voor hoger beroep, zodat de vernietiging wordt uitgesproken zonder verwijzing.
- Art. 202 Wetboek van Strafvordering
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0065.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Verzoekschrift dat de grieven bevat - Verplichting
Artikel 204 Wetboek van Strafvordering verplicht de eiser in hoger beroep nauwkeurig te bepalen op welke punten de beroepen beslissing moet worden hervormd.
- Art. 204 Wetboek van Strafvordering
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0257.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn -
Ontvankelijkheidsvoorwaarden van het hoger beroep - Zevende Aanvullend Protocol EVRM - Artikel 2.1 - Beoordelingsbevoegdheid van de nationale wetgever
Uit artikel 2.1 van het Zevende Aanvullend Protocol bij het EVRM volgt dat de nationale wetgever over een ruime beoordelingsbevoegdheid beschikt om het recht op hoger beroep in te richten, met name om de ontvankelijkheidsvoorwaarden ervan te bepalen, in zoverre die voorwaarden
gewettigd zijn en dat recht zelf niet aantasten (1). (1) EHRM 19 mei 0000, xx. 00000/00, §00, Xxxxxxxx/Xxxxxx; EHRM 3 juli 2008, nr. 40593/05, §31, Regalova/Tsjechische Republiek.
- Art. 204 Wetboek van Strafvordering
- Art. 2 Zevende Aanvullend Protocol EVRM
25 oktober 2017
25 oktober 2017
P.2017.0898.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Verzoekschrift dat de grieven bevat - Verplichting tot neerlegging binnen de wettelijke termijn - Verzuim - Overmacht - Begrip - Toetsing door het Hof
Wanneer de eiser in hoger beroep de grieven die hij wenst in te brengen, niet binnen de wettelijke termijn nauwkeurig heeft bepaald overeenkomstig artikel 204, eerste lid, Wetboek van Strafvordering, blijft het hoger beroep toelaatbaar als dat verzuim het gevolg is van een van de wil van de eiser in hoger beroep onafhankelijke gebeurtenis die hij niet kon voorzien of voorkomen, aangezien een dergelijke gebeurtenis overmacht oplevert; de rechter beoordeelt op onaantastbare wijze of de aangevoerde omstandigheden overmacht uitmaken, waarbij het Hof nagaat of hij uit de door hem in aanmerking genomen omstandigheden, wettig heeft kunnen afleiden of er al dan niet sprake was van overmacht (1). (1) Zie Cass. 31 januari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 74.
- Art. 204 Wetboek van Strafvordering
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0647.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Verzoekschrift dat de grieven bevat - Verplichting
Volgens artikel 204 Wetboek van Strafvordering bepaalt het verzoekschrift in hoger beroep, op straffe van verval, nauwkeurig de grieven die tegen het vonnis worden ingebracht, met inbegrip van de procedurele grieven; uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie volgt dat het beginsel van het hoger beroep op grieven niet beoogt de eiser in hoger beroep te verplichten nauwkeurig de middelen te bepalen die hij voor de appelrechters wenst uiteen te zetten maar wel ertoe strekt de omvang van hun saisine te bepalen (1). (1) Zie Cass. 1 februari 2017, AR P.16.1100.F, AC 2017, nr. 78.
- Art. 204 Wetboek van Strafvordering
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0647.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Hoger beroep van het openbaar ministerie - Verzoekschrift dat de grieven bevat - Grieven - Nauwkeuringheidsvereiste - Grief die verklaart het hoger beroep van de beklaagde te volgen - Beklaagde die geen grief inbrengt
Door te vermelden dat zijn hoger beroep dat van de beklaagde volgt, geeft het openbaar ministerie aan dat het aldus de saisine van de appelrechters beperkt tot het door de voormelde beklaagde beroepen dictum1; maar wanneer het hoger beroep van de beklaagde vervallen verklaard wordt op grond dat hij zelf geen enkele grief tegen het beroepen vonnis heeft ingebracht binnen de wettelijke termijn, kan op grond van de loutere vermeldingen in het grievenformulier van het openbaar ministerie dat het verklaart het hoger beroep van de beklaagde te volgen en daarbij, foutief, verwijst naar de grieven die de beklaagde zou hebben ingebracht, ook niet bepaald worden in welke mate de zaak bij het appelgerecht aanhangig gemaakt wordt en wordt, bijgevolg, niet voldaan aan de vormvereiste die artikel 204 Wetboek van Strafvordering oplegt.
- Art. 204 Wetboek van Strafvordering
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0647.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Verzoekschrift dat de grieven bevat - Grieven - Nauwkeuringheidsvereiste
De grieven zijn nauwkeurig bepaald in de zin van artikel 204 Wetboek van Strafvordering wanneer de rechter en de partijen met zekerheid de beslissing of de beslissingen van het beroepen vonnis kunnen bepalen waarvan de eiser in hoger beroep de hervorming vraagt, met andere woorden wanneer daardoor de mate waarin de zaak bij het appelgerecht aanhangig is gemaakt, kan worden bepaald (1). (1) Cass. 28 juni 2017, AR P.17.0176.F, AC 2017, nr. 427.
- Art. 204 Wetboek van Strafvordering
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0257.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Gevolgen - Bevoegdheid van de rechter - Devolutieve werking van het hoger beroep - Ontstentenis van hoger beroep door het openbaar ministerie en de beklaagde - Nieuwe beslissing over de strafvordering - Miskenning van het gezag van gewijsde van het beroepen vonnis - Gevolg - Cassatie zonder verwijzing
Wanneer het Hof de beslissing van de appelrechters op de strafvordering vernietigt wegens miskenning van het gezag van gewijsde van het beroepen vonnis en van de devolutieve werking van het hoger beroep, blijft de veroordeling van de beklaagde door de eerste rechter bestaan aangezien die in kracht van gewijsde is getreden vanaf de dag waarop die beslissing niet meer vatbaar was voor hoger beroep, zodat de vernietiging wordt uitgesproken zonder verwijzing.
- Art. 202 Wetboek van Strafvordering
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0065.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Gevolgen - Bevoegdheid van de rechter - Onderzoek van de ontvankelijkheid van het hoger beroep - Onderzoek van de door de partijen aangevoerde grieven - Artikel 210 Wetboek van Strafvordering
Artikel 210 Wetboek van Strafvordering, dat betrekking heeft op het onderzoek door de appelrechter van de grieven die de partijen in hun verzoekschrift tegen het beroepen vonnis aanvoeren, houdt geen verband met de verplichting van de appelrechter om ambtshalve na te gaan of voldaan is aan de door de wet vastgestelde ontvankelijkheidsvoorwaarden om een beroep in te stellen.
- Art. 210 Wetboek van Strafvordering
29 november 2017
29 november 2017
P.2017.0761.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Gevolgen - Bevoegdheid van de rechter - Onderzoek van de ontvankelijkheid van het hoger beroep - Onderzoek van de door de partijen aangevoerde grieven - Artikel 210 Wetboek van Strafvordering
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
29 november 2017
29 november 2017
P.2017.0761.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Termijn - Hoger beroep van de beklaagde - Navolgend hoger beroep van het openbaar ministerie - Bijkomende termijn om hoger beroep in te stellen - Aanvang
Door te bepalen dat het openbaar ministerie, nadat de beklaagde hoger beroep heeft ingesteld, over een bijkomende termijn van tien dagen beschikt om hoger beroep in te stellen, heeft artikel 203, §1, Wetboek van Strafvordering geen termijn ingesteld die van rechtswege wordt toegevoegd aan de gewone termijn van dertig dagen; die bijkomende termijn heeft immers tot doel het openbaar ministerie in staat te stellen te beoordelen of er grond is een navolgend beroep in te stellen wanneer de beklaagde hoger beroep heeft ingesteld tegen een vonnis; in dat geval vangt de termijn van tien dagen aan op de dag die volgt op het hoger beroep van de beklaagde; aldus staat de wet het openbaar ministerie toe om desgevallend de gewone termijn van dertig dagen waarover het beschikt, te overschrijden naargelang van de dag waarop de beklaagde hoger beroep heeft ingesteld (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2017, nr. 681.
- Art. 203, § 1 Wetboek van Strafvordering
29 november 2017
29 november 2017
P.2017.0761.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Toegankelijkheid en daadwerkelijkheid van het rechtsmiddel - Artikel 6, E.V.R.M. - Informatieplicht over de rechtsmiddelen aan de beklaagde - Draagwijdte - Modaliteiten van het rechtsmiddel
Hoewel de toegankelijkheid en de daadwerkelijkheid van het rechtsmiddel, in de zin van artikel 6 EVRM, inhouden dat de beklaagde correct op de hoogte wordt gesteld van het rechtsmiddel, vereist die bepaling niet dat die mededeling alle modaliteiten van het rechtsmiddel bevat indien zij duidelijk worden aangegeven in de wet.
- Art. 204 Wetboek van Strafvordering
- Art. 6 Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
25 oktober 2017
25 oktober 2017
P.2017.0898.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Verzoekschrift met grieven - Grievenformulier - Informatie op het formulier - Toereikendheid
Artikel 204 van het Wetboek van Strafvordering vereist dat de eiser in hoger beroep op straffe van verval dertig dagen na de uitspraak van het op tegenspraak gewezen vonnis aangeeft op welke punten de beroepen beslissing moet worden hervormd; de vermelding “Verplichte en bindende opgave van de grieven tegen het eerste vonnis (artikel 204 Wetboek van Strafvordering)” op het in artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 februari 2016 tot uitvoering van artikel 204, derde lid van het Wetboek van Strafvordering bepaalde formulier, samen met de verwijzing naar artikel 204 van het Wetboek van Strafvordering, volstaan om de rechtzoekende in staat te stellen de ontvankelijkheidsvoorwaarden van het hoger beroep te begrijpen.
- Art. 204 Wetboek van Strafvordering
25 oktober 2017
25 oktober 2017
P.2017.0898.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Kamer voor bescherming van de maatschappij - Internering van een veroordeelde - Hoger beroep van de veroordeelde - Neerlegging van een verzoekschrift met grieven - Verplichting
Aangezien artikel 77/6, §2, van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering afwijkt van artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering door te bepalen dat de termijn voor het hoger beroep van de veroordeelde tegen een beslissing tot internering van de kamer voor de bescherming van de maatschappij vijftien dagen bedraagt en die termijn ten aanzien van hem begint te lopen vanaf de dag van de kennisgeving en aangezien artikel 77/7, §4, van dezelfde wet afwijkt van artikel 209 van het Wetboek van Strafvordering door te bepalen dat de correctionele kamer van het hof van beroep uitspraak doet uiterlijk binnen vijftien dagen nadat het hoger beroep is ingesteld, heeft de wetgever een procedure voor hoger beroep tegen de vonnissen van de kamer voor de bescherming van de maatschappij ingericht die niet verenigbaar is met de verplichting om binnen een termijn van dertig dagen na de bestreden beslissing een verzoekschrift met de tegen die beslissing ingebrachte grieven neer te leggen, zoals bedoeld in artikel 204 van het Wetboek van Strafvordering (1). (1) Zie concl.
OM in Pas. 2017, nr. …
- Art. 77/6 Wet 5 mei 2014 betreffende de internering
25 oktober 2017
25 oktober 2017
P.2017.1021.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Verzoekschrift dat de grieven bevat - Grieven - Nauwkeuringheidsvereiste - Grief die niet ter zake dient
De rechter kan niet beslissen dat het verzoekschrift onnauwkeurig was en het hoger beroep van de eiser in hoger beroep vervallen verklaren, op grond dat de opgegeven grieven niet ter zake dienen; een dergelijke reden houdt geen verband met het onderzoek naar de nauwkeurigheid van de grieven die in het verzoekschrift tot hoger beroep werden aangebracht.
- Art. 204 Wetboek van Strafvordering
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0257.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Kamer voor bescherming van de maatschappij - Internering van een veroordeelde - Hoger beroep van de veroordeelde - Neerlegging van een verzoekschrift met grieven - Verplichting
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 oktober 2017
25 oktober 2017
P.2017.1021.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Verzoekschrift dat de grieven bevat - Verplichting - Grieven die betrekking hebben op het gehele strafrechtelijk dictum - Regelmatigheid
Artikel 204 Wetboek van Strafvordering ontneemt de beklaagde niet het recht om het strafrechtelijk dictum dat op hemzelf betrekking heeft, in zijn geheel aan te vechten, desnoods door het voorwerp van zijn beroep op de zitting te beperken, zoals artikel 206, zesde lid, Wetboek van Strafvordering dat toestaat.
- Art. 204 Wetboek van Strafvordering
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0257.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Grievenformulier - Informatie op het formulier - Verzoekschrift met grieven - Ontstentenis van opgave van de termijn voor de neerlegging van het formulier - Gevolg - Recht op rechtspraak in twee instanties - Recht van toegang tot de rechter
Uit de omstandigheid alleen dat het grievenformulier dat aan de eiser in hoger beroep werd overhandigd om er zijn grieven op neer te schrijven, de termijn niet vermeldt waarbinnen die akte moet worden neergelegd op straffe van verval van het beroep, kan noch een miskenning van het recht op rechtspraak in twee instanties noch van het recht van toegang tot de rechter worden afgeleid.
- Art. 204 Wetboek van Strafvordering
25 oktober 2017
25 oktober 2017
P.2017.0898.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Termijn - Hoger beroep van de beklaagde - Navolgend hoger beroep van het openbaar ministerie - Bijkomende termijn om hoger beroep in te stellen - Aanvang
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
29 november 2017
29 november 2017
TUCHTZAKEN
P.2017.0761.F AC nr. ...
Tuchtzaken - Stafhouder
De termijn om hoger beroep in te stellen geeft aan tot wanneer de stafhouder hoger beroep kan instellen tegen een beslissing van de tuchtraad in tuchtzaken, maar belet niet dat de stafhouder hoger beroep kan instellen vooraleer de beslissing in tuchtzaken waartegen hoger beroep wordt ingesteld hem door de secretaris van de tuchtraad ter kennis is gebracht (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 461, § 2, en 463, eerste en tweede lid Gerechtelijk Wetboek
7 april 2017
7 april 2017
D.2016.0005.N AC nr. ...
Tuchtzaken - Stafhouder
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
7 april 2017
7 april 2017
XXXX XXX XXXXXXXX
HANDELSHUUR
D.2016.0005.N AC nr. ...
Handelshuur - Einde (opzegging, huurhernieuwing, enz.) - Huurhernieuwing - Van de wettelijke duur afwijkend akkoord - Vorm - Toepassingsgebied - Hernieuwing voor meer dan negen jaar
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2016.0199.N AC nr. ...
Handelshuur - Einde (opzegging, huurhernieuwing, enz.) - Huurhernieuwing - Duur - Meer dan negen jaar - Akkoord - Vorm
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2016.0199.N AC nr. ...
Handelshuur - Einde (opzegging, huurhernieuwing, enz.) - Huurhernieuwing - Duur - Meer dan negen jaar - Akkoord - Vorm
Aangezien de wetgever met het voorschrift dat een van de wettelijke duur van de huurhernieuwing afwijkend akkoord moet blijken uit een authentieke akte of een voor de rechter afgelegde verklaring, de bescherming van de huurder heeft beoogd, geldt dit voorschrift bijgevolg slechts om de duur van een hernieuwde handelshuur op minder dan negen jaar te bepalen (1). (1) Zie concl.
OM.
- Art. 13, eerste lid Wet van 30 april 1951 op de handelshuurovereenkomsten met het oog op de bescherming van het handelsfonds
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2016.0199.N AC nr. ...
Handelshuur - Einde (opzegging, huurhernieuwing, enz.) - Huurhernieuwing - Van de wettelijke duur afwijkend akkoord - Vorm - Toepassingsgebied - Hernieuwing voor meer dan negen jaar
Aangezien de wetgever met het voorschrift dat een van de wettelijke duur van de huurhernieuwing afwijkend akkoord moet blijken uit een authentieke akte of een voor de rechter afgelegde verklaring, de bescherming van de huurder heeft beoogd, geldt dit voorschrift bijgevolg slechts om de duur van een hernieuwde handelshuur op minder dan negen jaar te bepalen (1). (1) Zie concl.
OM.
- Art. 13, eerste lid Wet van 30 april 1951 op de handelshuurovereenkomsten met het oog op de bescherming van het handelsfonds
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2016.0199.N AC nr. ...
PACHT
Pacht - Voorkooprecht - Uitzondering - Bouwgronden
De in artikel 6, § 1, 2°, van de Pachtwet van 4 november 1969 bedoelde uitzondering op het voorkooprecht is niet onderworpen aan de voorwaarde dat de gronden geen bouwgronden mogen zijn op het ogenblik waarop de pachtovereenkomst wordt gesloten en tijdens de looptijd van die overeenkomst bouwgronden worden.
- Art. 6, § 1, 2° Wet van 4 november 1969 tot wijziging van de pachtwetgeving en van de wetgeving betreffende het recht van voorkoop ten gunste van huurders van landeigendommen
22 september 2017
22 september 2017
C.2016.0095.F AC nr. ...
HUWELIJK
- Vormvereisten - Internationaal privaatrecht - Code marocain de la famille - Overeenstemmend buitenlands document - Inhoud - Verwijzing naar de buitenlandse wet
Artikel 65, 6, van de Code marocain de la Famille, dat vreemdelingen toestaat dat bij het dossier dat voor de huwelijksvoltrekking wordt aangelegd een buitenlands document wordt gevoegd dat overeenstemt met het in de Marokkaanse wet bekende getuigschrift van geschiktheid voor het huwelijk, verwijst bij het bepalen van de inhoud van dat document niet naar de buitenlandse wet.
- Art. 65, 6) Code marocain de la famille
- Art. 47, § 1 Wet 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht
17 november 2017
17 november 2017
C.2012.0427.F AC nr. ...
INDEPLAATSSTELLING
- Wegens een misdrijf tot herstel veroordeelde - Verhaal tegen de mededader - Actio judicati -
Begrip
Het verhaal dat de wegens een misdrijf tot herstel veroordeelde op grond van artikel 1251, 3°, Burgerlijk Wetboek instelt tegen de hoofdelijk of in solidum veroordeelde mededader is een actio judicati; de omstandigheid dat het verhaal niet strekt tot de uitvoering van het herstel zelf, maar tot restitutie van een deel van de kosten gemaakt ter uitvoering van de opgelegde herstelmaatregel, doet daaraan niet af (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 1251, 3° Burgerlijk Wetboek
7 april 2017
7 april 2017
C.2015.0534.N AC nr. ...
- Wegens een misdrijf tot herstel veroordeelde - Verhaal tegen de mededader - Actio judicati - Begrip
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
7 april 2017
7 april 2017
INKOMSTENBELASTINGEN
AANSLAGPROCEDURE
C.2015.0534.N AC nr. ...
Aanslagprocedure - Sancties - verhogingen - administratieve boeten - straffen - "Non bis in idem" - Administratieve sancties van strafrechtelijke aard - Parallel lopende administratieve procedures
Conclusie van advocaat-generaal m.o. Van der Fraenen.
21 september 2017
21 september 2017
F.2015.0081.N AC nr. ...
Aanslagprocedure - Sancties - verhogingen - administratieve boeten - straffen - "Non bis in idem" - Definitieve administratieve sanctie van strafrechtelijke aard - Parallel lopende administratieve procedures
Artikel 4.1 Zevende Aanvullend Protocol EVRM, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, verhindert niet dat onderscheiden administratieve procedures tot oplegging van fiscale sancties, die tegen eenzelfde persoon en wegens dezelfde feiten werden ingesteld alvorens één ervan definitief werd beëindigd, tot hun einde worden voortgezet en, desgevallend, beëindigd worden met een beslissing tot oplegging van een sanctie, op voorwaarde dat vaststaat dat de desbetreffende procedures, zowel substantieel als temporeel, voldoende nauw met elkaar verbonden zijn (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 14.7 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, ondertekend te New-York op 19 december 1966
- Art. 4.1 Zevende Aanvullend Protocol EVRM
21 september 2017
21 september 2017
F.2015.0081.N AC nr. ...
Aanslagprocedure - Aanslag en inkohiering - Ambtenaar belast met de vestiging of de invordering van de belastingen - Definitie
Uit artikel 327, §1, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 volgt niet dat de ambtenaar die belast is met de vestiging of de invordering van de belastingen, om de daarin vermelde akten, stukken, registers en bescheiden te kunnen raadplegen of daarvan afschriften te kunnen nemen, een bijzondere graad moet kunnen aantonen of moet bewijzen dat hij bevoegd is om de belasting te inkohieren (1). (1) In zijn arrest van 22 november 2001 (AR F.99.0038.N, AC 2001, nr. 637), heeft het Hof bepaald wat moet worden verstaan onder "ambtenaar belast met de vestiging of de invordering van de belastingen" in de zin van artikel 235, §1, eerste lid, WIB64. Op het middel dat, in substantie, aanvoerde dat voornoemd begrip begrepen moest worden in de betekenis die hieraan was gegeven door de administratieve commentaar en, derhalve, enkel betrekking had op "enerzijds de territoriaal bevoegde controleurs en hoofdcontroleurs en anderzijds de ontvangers of hun gedelegeerden of waarnemers", heeft het Hof beslist dat uit de samenhang van de artikelen 235, §1, eerste lid, 242 en 243 van dat wetboek volgt dat artikel 235 niet inhoudt dat alleen tot het aanzoeken bevoegd zouden zijn de territoriaal bevoegde controleurs en hoofdcontroleurs en de ontvangers of hun gedelegeerden en hun waarnemers; dat voornoemd artikel enkel ertoe strekt op te leggen dat de ondervragende ambtenaar handelt met het oog op de vestiging of de invordering van de belastingen en niet met het oog op andere doeleinden. Er dient erop te worden gewezen dat hoewel het precedent van 22 november 2001 als model heeft gediend voor het antwoord van het Hof in onderstaand arrest, het Hof daarvan is afgeweken, doordat het de ambtenaar belast met de vestiging of de invordering van de belastingen niet anders omschrijft dan als een ambtenaar die behoort tot de administratie die belast is met de vestiging of de invordering van de belastingen. In tegenstelling tot het voormelde precedent, voegt het Hof hieraan niet langer toe dat die ambtenaar moet "handelen met het oog op de vestiging of de invordering van de belastingen en niet met het oog op andere doeleinden", aangezien die verduidelijking eerder lijkt te zijn ingegeven door de omstandigheden van de zaak waarvan het Hof in 2001 heeft kennisgenomen. A.H.
- Art. 327, § 1 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
8 december 2017
8 december 2017
F.2015.0110.F AC nr. ...
Aanslagprocedure - Wijziging door de administratie van een aangifte - Aanvullende aanslagtermijn
Uit artikel 346, eerste en vijfde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 volgt niet dat de redenen die de taxatieambtenaar opgeeft tot staving van zijn beslissing om met de onenigheid van de belastingplichtige geen rekening te houden en derhalve de wijziging door te voeren waartoe hij heeft beslist op grond van de inkomsten en andere, reeds ter kennis gebrachte gegevens, wanneer zijn redenen die van het bericht van wijziging aanvullen of verduidelijken zonder deze te vervangen, tot een nieuw wijzigingsbericht moeten leiden.
- Art. 346, eerste en vijfde lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
10 november 2017
10 november 2017
F.2016.0133.F AC nr. ...
Aanslagprocedure - Aanslagtermijn - Aanvullende aanslagtermijn
Uit de bepalingen van de artikelen 354, tweede lid, en 333, derde lid WIB92 volgt niet dat het vestigen van een aanslag binnen de aanvullende aanslagtermijn van twee jaar in geval van belastingontduiking onderworpen is aan de voorwaarde dat de administratie de belastingplichtige vooraf schriftelijk en op nauwkeurige wijze kennis heeft gegeven van de aanwijzingen van belastingontduiking.
- Artt. 333, derde lid, en 354, tweede lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
21 september 2017
21 september 2017
F.2016.0109.N AC nr. ...
Aanslagprocedure - Bezwaar - Eurovignet - Inning van de belasting - Aanvangspunt van de bezwaartermijn - Begrippen
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
16 juni 2017
16 juni 2017
F.2015.0151.N AC nr. ...
Aanslagprocedure - Bezwaar - Eurovignet - Inning van de belasting - Aanvangspunt van de bezwaartermijn - Begrippen
Met het begrip inning van de belasting wordt bedoeld de handeling waarmee het bestuur de belasting in ontvangst neemt en aanvaardt als regelmatige betaling voor het door haar aangenomen bedrag; als aanvangspunt van de bezwaartermijn veronderstelt het begrip inning van de belasting dat het verschuldigde bedrag aan belasting aan de belastingschuldige ter kennis werd gebracht zodat deze met kennis van zaken een bezwaar kan indienen; wanneer aan de belastingschuldige kennis werd gegeven van het verschuldigde bedrag aan belasting en de belastingschuldige dit bedrag vervolgens betaalt, geldt de datum van xxxxxxxx als datum van de inning van de belasting (1).
(1) Zie andersluidende concl. OM.
- Art. 371, eerste lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
16 juni 2017
16 juni 2017
F.2015.0151.N AC nr. ...
INTERNATIONALE VERDRAGEN
Internationale verdragen - Frans-Belgisch dubbelbelastingverdrag van 10 maart 1964 - Voorkoming van dubbele belasting op dividenden - Stelsel van verrekening van het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
16 juni 2017
16 juni 2017
F.2015.0102.N AC nr. ...
Internationale verdragen - Frans-Belgisch dubbelbelastingverdrag van 10 maart 1964 - Voorkoming van dubbele belasting op dividenden - Stelsel van verrekening van het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting
Uit artikel 19.A.1, tweede lid, van het Frans-Belgisch dubbelbelastingverdrag volgt dat België een forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting moet verlenen waarvan het tarief minstens gelijk is aan 15 procent van het netto bedrag van de roerende inkomsten (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 19.A.1, tweede lid Overeenkomst van 10 maart 1964 tussen België en Frankrijk tot voorkoming van dubbel belasting en tot regeling van wederzijdse administratieve en juridische bijstand inzake inkomstenbelastingen
16 juni 2017
16 juni 2017
F.2015.0102.N AC nr. ...
Internationale verdragen - Frans-Belgisch dubbelbelastingverdrag van 10 maart 1964 - Artikel
3.2 - Slotprotocol - Punt 2 - Franse Code général des impôts - Artikel 8 - Artikel 238bis K. - Onroerend goed
Uit de artikelen 8 en 238bis X xxx xx Xxxxxx Code général des impôts, in de uitlegging ervan die in Frankrijk gangbaar is, volgt niet dat de maatschappelijke rechten in die burgerlijke vastgoedvennootschappen, die een onderscheiden rechtspersoonlijkheid en fiscale persoonlijkheid hebben van hun leden, beantwoorden aan het begrip onroerend goed voor de toepassing van artikel 3.1 Frans-Belgisch Dubbelbelastingverdrag.
- Artt. 8 en 238bis K Frans Code général des impôts
- punt 2, Slotprotocol Overeenkomst van 10 maart 1964 tussen België en Frankrijk tot voorkoming van dubbel belasting en tot regeling van wederzijdse administratieve en juridische bijstand inzake inkomstenbelastingen
- Art. 3.2 Overeenkomst van 10 maart 1964 tussen België en Frankrijk tot voorkoming van dubbel belasting en tot regeling van wederzijdse administratieve en juridische bijstand inzake inkomstenbelastingen
21 september 2017
21 september 2017
F.2015.0075.N AC nr. ...
PERSONENBELASTING
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Bedrijfslasten - Voordeel van alle aard - Aftrekbaarheidsvoorwaarden
Conclusie van advocaat-generaal m.o. Van der Fraenen.
19 oktober 2017
19 oktober 2017
F.2015.0199.N AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Bezoldigingen - Geldsommen die een werknemer zich onrechtmatig toekent ten nadele van zijn werkgever - Aanslag
De omstandigheid dat geldsommen die een werknemer zich onrechtmatig toekent ten nadele van zijn werkgever, niet beantwoorden aan het begrip bezoldiging in de zin van artikel 31, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, sluit niet uit dat die geldsommen belastbare beroepsinkomsten van een andere categorie kunnen uitmaken.
- Art. 31, eerste lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
8 december 2017
8 december 2017
F.2015.0021.F AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Baten uit vrije beroepen en winstgevende bezigheden - Baten - Definitie
Artikel 27, eerste en tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 geeft geen
limitatieve opsomming van de categorieën van baten die belast kunnen worden, maar omschrijft als baten zowel de inkomsten van een vrij beroep, een ambt of een post, als alle niet als winst of als bezoldigingen aan te merken inkomsten uit een winstgevende bezigheid, ongeacht de benaming ervan.
- Art. 27, eerste en tweede lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
8 december 2017
8 december 2017
F.2015.0021.F AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Bedrijfslasten - Voordeel van alle aard - Aftrekbaarheidsvoorwaarden
Enkel in de mate dat het voordeel van alle aard betrekking heeft op uitgaven die, waren ze door de genieter van het voordeel zelf gedaan, de aard van beroepskosten zouden hebben gehad, mag het ermee overeenstemmende bedrag onder de beroepskosten van de genieter worden opgenomen (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 36, § 1, en 49 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
19 oktober 2017
19 oktober 2017
F.2015.0199.N AC nr. ...
Personenbelasting - Inkomsten uit roerende goederen - Belastingplichtige - Onderhoudsuitkering - Aftrek van zijn totale netto-inkomen - Voorwaarde
Uit artikel 37 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 volgt niet dat roerende goederen en kapitalen die inkomsten opleveren, voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid van de belastingplichtige worden gebruikt enkel en alleen omdat die goederen en kapitalen door die werkzaamheid zijn voortgebracht.
- Art. 37 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
10 november 2017
10 november 2017
F.2014.0076.F AC nr. ...
Personenbelasting - Van het totaal belastbaar netto-inkomen aftrekbare lasten - Belastingplichtige - Onderhoudsuitkering - Aftrek van zijn totale netto-inkomen - Voorwaarde
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
16 juni 2017
16 juni 2017
F.2013.0176.N AC nr. ...
Personenbelasting - Van het totaal belastbaar netto-inkomen aftrekbare lasten - Belastingplichtige - Onderhoudsuitkering - Aftrek van zijn totale netto-inkomen - Voorwaarde
Een belastingplichtige kan 80 pct. van een onderhoudsuitkering aftrekken van zijn totale netto- inkomen indien hij die onderhoudsuitkering werkelijk betaalde in het belastbare tijdperk ter
uitvoering van een verplichting op grond van een in artikel 104, 1°, WIB92 vermelde wetsbepaling; wanneer na dat belastbare tijdperk blijkt dat de belastingplichtige tot die betaling niet gehouden was zodat de onderhoudsuitkering aan hem dient te worden terugbetaald, staat het vast dat hij op het moment van de betaling daartoe niet gehouden was op grond van een in artikel 104, 1°, WIB92 vermelde wetsbepaling; in voorkomend geval kan de belastingplichtige bijgevolg de onderhoudsuitkering niet aftrekken van het totale netto-inkomen (1). (1) Zie andersluidende concl. OM.
- Art. 104, 1° Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
16 juni 2017
16 juni 2017
F.2013.0176.N AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Bedrijfslasten - Bedrijfsleider - Bezoldiging gezinsleden - Aftrekbaarheidsvoorwaarden
Uit de samenhang van de artikelen 32, 49 en 52, 4° WIB92 volgt dat bezoldigingen betaald aan gezinsleden slechts aftrekbare beroepskosten van de bedrijfsleider zijn wanneer ze inherent zijn aan zijn activiteiten als bedrijfsleider binnen de vennootschap en niet aan de maatschappelijk activiteit van de vennootschap.
- Artt. 32, 49 en 52, 4° Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
21 september 2017
21 september 2017
F.2016.0142.N AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Algemeen - Wettelijke definitie
Doordat het begrip beroepsinkomsten in artikel 23, §1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 gedefinieerd wordt, kan het niet in zijn gebruikelijke betekenis worden aangewend voor de toepassing ervan op de personenbelasting.
- Art. 23, § 1 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
8 december 2017
8 december 2017
F.2015.0021.F AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Bedrijfslasten - Aankoopprijs van handelsgoederen bestemd voor de doorverkoop - Bewijslast
De aankoopprijs van handelsgoederen bestemd voor de doorverkoop in het kader van een beroepsactiviteit vormt een aftrekbare beroepskost in de zin van artikel 49 WIB92; bijgevolg rust de bewijslast van de echtheid en het bedrag van deze aankopen op de belastingplichtige en dient hij dit bewijs te leveren overeenkomstig de regels vervat in de artikelen 49 en 50 WIB92.
- Artt. 49 en 50 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
16 juni 2017
16 juni 2017
F.2015.0163.N AC nr. ...
Personenbelasting - Van het totaal belastbaar netto-inkomen aftrekbare lasten - Onderhoudsgelden - Onderhoudsverstrekking in natura - Eindbeslissing m.b.t. een belastingschuld die in een bepaald aanslagjaar is ontstaan - Gezag van gewijsde
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
F.2015.0127.N
AC nr. ...
16 juni 2017
Personenbelasting - Van het totaal belastbaar netto-inkomen aftrekbare lasten - Onderhoudsgelden - Onderhoudsverstrekking in natura - Eindbeslissing m.b.t. een belastingschuld die in een bepaald aanslagjaar is ontstaan - Gezag van gewijsde
Artikel 171, tweede lid, Xxxxxxxx verhindert niet dat het gezag van gewijsde van een eindbeslissing met betrekking tot een belastingschuld die in een bepaald aanslagjaar is ontstaan, zich uitstrekt tot een geschilpunt met betrekking tot een belastingschuld die in een later aanslagjaar is ontstaan en dat overeenstemt met het geschilpunt dat in de eerste beslissing werd beslecht (1). (1) Zie concl.
OM.
- Art. 171, tweede lid De gecoördineerde Grondwet 1994
16 juni 2017
16 juni 2017
F.2015.0127.N AC nr. ...
VOORHEFFINGEN EN BELASTINGKREDIET
Voorheffingen en belastingkrediet - Roerende voorheffing - Inhouding - Inkomsten van belastbare kapitalen en roerende goederen - Inkomsten van Belgische oorsprong - Toegekende of betaalbaar gestelde inkomsten - Vennootschap die de inkomsten verschuldigd is - Geen enkele inhouding of storting van roerende voorheffing - Aan de rechtspersonenbelasting onderworpen verkrijger - Verplichtingen
Uit de artikelen 261, 1°, en 262, 1°, a), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 volgt niet dat de vennootschap die de inkomsten verschuldigd is maar, hoewel de wet haar daartoe verplicht, niet aan de bron de roerende voorheffing inhoudt op de inkomsten die ze toekent of betaalbaar stelt, van haar wettelijke verplichting tot inhouding van die roerende voorheffing ontheven zou zijn louter op grond dat de verkrijger van die inkomsten een aan de rechtspersonenbelasting onderworpen belastingplichtige zou zijn, en evenmin dat, in dat geval, die verkrijger degene zou worden die de voormelde voorheffing verschuldigd is (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2017, AR F.16.0030.F, nr. 633.
- Artt. 261, 1°, en 262, 1°, a Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
10 november 2017
10 november 2017
F.2016.0030.F AC nr. ...
Voorheffingen en belastingkrediet - Roerende voorheffing - Inhouding - Inkomsten van belastbare kapitalen en roerende goederen - Inkomsten van Belgische oorsprong - Toegekende of betaalbaar gestelde inkomsten - Vennootschap die de inkomsten verschuldigd is - Geen enkele inhouding of storting van roerende voorheffing - Aan de rechtspersonenbelasting onderworpen verkrijger - Verplichtingen
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxx.
10 november 2017
10 november 2017
F.2016.0030.F AC nr. ...
Voorheffingen en belastingkrediet - Roerende voorheffing - Vastrentende effecten - Kapitalisatiebonnen en kapitalisatiecontracten - Faillissement van de emittent - Verworven gekapitaliseerde intresten - Belastbaarheid
Conclusie van advocaat-generaal m.o. Van der Fraenen.
21 december 2017
21 december 2017
F.2016.0036.N AC nr. ...
Voorheffingen en belastingkrediet - Roerende voorheffing - Vastrentende effecten - Kapitalisatiebonnen en kapitalisatiecontracten - Faillissement van de emittent - Verworven gekapitaliseerde intresten - Belastbaarheid
Uit de bepalingen van artikel 19, §1, 1°, en §2, eerste lid WIB92 volgt dat ter zake van kapitalisatiebonnen en kapitalisatiecontracten in beginsel enkel de som die boven de uitgifteprijs wordt betaald of toegekend als roerend inkomen belastbaar is onder de vorm van roerende voorheffing; wanneer bij de terugbetaling van bedoelde effecten ingevolge vereffening of faillissement van de emittent, de houder van de effecten in het geheel minder ontvangt dan de uitgifteprijs en aldus geen meerwaarde realiseert, levert deze terugbetaling geen belastbare inkomsten op (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 19, § 1, 1°, en § 2, eerste lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
21 december 2017
21 december 2017
F.2016.0036.N AC nr. ...
JEUGDBESCHERMING
- Arrest van de jeugdkamer - Cassatieberoep door de ouders van de minderjarige - Vormen - Verplichting tot betekening van het cassatieberoep
In de regel moet de partij die cassatieberoep instelt, het cassatieberoep doen betekenen aan de partij tegen wie het gericht is; de ouders van een minderjarige moeten echter het cassatieberoep dat zij instellen tegen de beslissing die maatregelen beveelt ten aanzien van hun kind, niet doen betekenen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2017, nr. 682.
- Art. 427, eerste lid Wetboek van Strafvordering
29 november 2017
29 november 2017
P.2017.0902.F AC nr. ...
- Brussels Gewest - Gemeenschappelijke gemeenschapscommissie inzake hulpverlening aan jongeren - Ordonnantie van 29 april 2004 - Artikel 10 - Beschermingsmaatregelen - Plaatsingsmaatregel - Toepassingsvoorwaarden
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
29 november 2017
29 november 2017
P.2017.0902.F AC nr. ...
- Arrest van de jeugdkamer - Cassatieberoep door de ouders van de minderjarige - Vormen - Verplichting tot betekening van het cassatieberoep
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
29 november 2017
29 november 2017
P.2017.0902.F AC nr. ...
- Brussels Gewest - Gemeenschappelijke gemeenschapscommissie inzake hulpverlening aan jongeren - Ordonnantie van 29 april 2004 - Artikel 10 - Beschermingsmaatregelen - Plaatsingsmaatregel - Toepassingsvoorwaarden
Wanneer de rechter beslist om ten aanzien van een jongere, zijn familie of naasten één van de in artikel 10 Ordonnantie van 29 april 2004 van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie inzake hulpverlening aan jongeren bepaalde maatregelen te nemen, op grond dat de minderjarige gevaarlijk gedrag vertoont op de wijze die bepaald is in artikel 8, tweede lid, van de voormelde ordonnantie of omdat die jongere slachtoffer is van ernstige nalatigheden, van mishandelingen, van misbruik van gezag of van seksueel misbruik die hem of haar op
rechtstreekse en reële wijze bedreigen, moet hij voorafgaandelijk vaststellen dat één van die omstandigheden concreet en dadelijk aanwezig is en dat het noodzakelijk is om over te gaan tot de door hem gekozen maatregel tussen diegene waarin artikel 10 voorziet (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2017, nr. 682.
- Artt. 8 en 10 Ordonnantie Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 29 april 2004 inzake hulpverlening aan jongeren
29 november 2017
KOOP
P.2017.0902.F AC nr. ...
- Verplichtingen van de verkoper - Vrijwaring voor uitwinning - Toepassingsgebied - Rechtsstoornis - Begrip - Toepassing - Stedenbouw - Ontbreken van stedenbouwkundige vergunning - Recht van een derde om een herstelvordering in te stellen
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2016.0084.N AC nr. ...
- Verplichtingen van de verkoper - Vrijwaring voor uitwinning - Toepassingsgebied - Rechtsstoornis - Begrip - Toepassing - Stedenbouw - Ontbreken van stedenbouwkundige vergunning - Recht van een derde om een herstelvordering in te stellen
De verkoper moet de koper vrijwaren wanneer een derde beweert een recht te bezitten met betrekking tot het verkochte goed en dit recht afbreuk doet aan het ongestoorde bezit van de koper; dit is het geval wanneer een derde, wegens het ontbreken van een stedenbouwkundige vergunning, recht heeft om een herstelvordering in de zin van de artikelen 6.1.41, 6.1.42, 6.1.43 en
6.1.44 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening in te stellen (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 6.1.41, 6.1.42, 6.1.43 en 6.1.44 Besluit van de Vlaamse Regering 15 mei 2009 houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening
- Art. 1626 Burgerlijk Wetboek
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2016.0084.N AC nr. ...
- Verkoper - Fabrikant of gespecialiseerde verkoper - Gebrek van de zaak
De verkoper, wanneer hij een fabrikant of een gespecialiseerde verkoper is, is verplicht de zaak zonder gebrek te leveren en moet daarbij alle maatregelen nemen om alle mogelijke gebreken op te sporen, zodat hij, indien het bestaan van een gebrek wordt aangetoond, de door de koper geleden schade moet vergoeden, tenzij hij bewijst dat het gebrek onmogelijk kon worden opgespoord; deze resultaatsverbintenis rust niet op elke professionele verkoper, maar op de fabrikant en op de gespecialiseerde verkoper ongeacht of deze laatste een professionele verkoper is; de rechter oordeelt in feite of een verkoper als een gespecialiseerde verkoper kan worden beschouwd en hanteert daarbij als onderscheidingscriterium de specialisatiegraad en de technische competenties van de verkoper in kwestie (1). (1) Cass. 6 mei 1977, AC 1977, 915; zie ook Cass. 17 mei 1984, AR
7056, AC 1983-84, nr. 529; Cass. 27 juni 1985, AR 7207, AC 1984-85, nr. 657; Cass. 7 december
1990, AR 6754, AC 1990-91, nr. 182; Cass. 19 september 1997, AR C.96.0207.F, AC 1997, nr. 362;
Cass. 18 oktober 2001, AR C.99.0326.N, AC 2001, nr. 556.
- Art. 0000 Xxxxxxxxxx Wetboek
7 april 2017
7 april 2017
C.2016.0311.N AC nr. ...
- Handgeld - Toepassing
Artikel 1590 van het Burgerlijk Wetboek is slechts toepasselijk wanneer de partijen zich wederzijds de mogelijkheid hebben willen voorbehouden om hun belofte te herroepen.
- Art. 1590 Burgerlijk Wetboek
22 september 2017
22 september 2017
C.2016.0403.F AC nr. ...
MILIEURECHT
- Milieuvergunning - Beslissingen van de overheden - Vermeldingen van de specifieke
exploitatienormen en van de technische en financiële garanties - Niet-naleving door de exploitant van een inrichting van klasse 1 of 2
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxx.
8 december 2017
8 december 2017
C.2017.0004.F AC nr. ...
- Milieuvergunning - Beslissingen van de overheden - Vermeldingen van de specifieke
exploitatienormen en van de technische en financiële garanties - Niet-naleving door de exploitant van een inrichting van klasse 1 of 2
Uit de onderlinge samenhang tussen artikel 1 van de wet van 12 januari 1993 betreffende een vorderingsrecht inzake bescherming van het leefmilieu en de artikelen 10, §1, 45, §1, tweede lid, 1°, 58, §1, en 77, eerste lid, van het decreet van de Waalse Gewestraad van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning volgt dat de niet-naleving, door de exploitant van een inrichting van klasse 1 of 2, van de specifieke exploitatienormen en technische en financiële garanties die de bevoegde overheid nodig acht en die vermeld worden in de beslissing tot toekenning van de milieuvergunning of in de beslissing van de overheid die van het verhaal kennisneemt, de bepalingen van wetten, decreten, ordonnanties, verordeningen of besluiten betreffende de bescherming van het leefmilieu in de zin van artikel 1 van de wet van 12 januari 1993 schendt (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2017, nr. 695.
- Art. 1 Wet 12 januari 1993 betreffende een vorderingsrecht inzake bescherming van het leefmilieu
8 december 2017
8 december 2017
C.2017.0004.F AC nr. ...
MISDRIJF
ALGEMEEN. BEGRIP. MATERIEEL EN MOREEL BESTANDDEEL. EENHEID VAN OPZET
Algemeen - Begrip - Materieel en moreel bestanddeel - Eenheid van opzet - Moreel bestanddeel - In artikel 67ter, vierde lid, Wegverkeerswet bedoelde overtreding - Fout
De in artikel 67ter, vierde lid, Wegverkeerswet bedoelde overtreding is een over-treding waarvan de fout wordt afgeleid uit de niet-naleving van de wet door de beklaagde, die voortkomt uit het stellen van de verboden materiële gedraging of het verzuim van de gedraging die de wet oplegt, zonder dat die beklaagde een rechtvaardigings- of niet-toerekenbaarheidsgrond kan aanvoeren.
- Art. 67ter, vierde lid Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij Koninklijk besluit van 16 maart 1968
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0482.F AC nr. ...
ALLERLEI
Allerlei - Stedenbouw - Instandhoudingsmisdrijf - Begrip - Aard - Vereiste - Instandhouder - Hoedanigheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2013.0517.N AC nr. ...
Allerlei - Stedenbouw - Instandhoudingsmisdrijf - Begrip - Aard - Vereiste - Instandhouder -
Hoedanigheid
Het misdrijf van instandhouding dat bestaat in het schuldig verzuim om aan het bestaan van de wederrechtelijk uitgevoerde werken een einde te maken, is een voortdurend misdrijf dat te onderscheiden is van het aflopend misdrijf van uitvoering; hierbij is niet vereist dat de instandhouder van de werken ook de uitvoerder ervan was (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 6.1.1, 1° Besluit van de Vlaamse Regering 15 mei 2009 houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2013.0517.N AC nr. ...
SOORTEN
Soorten - Aflopend, voortgezet, voortdurend misdrijf - Stedenbouw - Instandhoudingsmisdrijf - Begrip - Aard - Vereiste - Instandhouder - Hoedanigheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2013.0517.N AC nr. ...
Soorten - Aflopend, voortgezet, voortdurend misdrijf - Stedenbouw - Instandhoudingsmisdrijf - Begrip - Aard - Vereiste - Instandhouder - Hoedanigheid
Het misdrijf van instandhouding dat bestaat in het schuldig verzuim om aan het bestaan van de wederrechtelijk uitgevoerde werken een einde te maken, is een voortdurend misdrijf dat te onderscheiden is van het aflopend misdrijf van uitvoering; hierbij is niet vereist dat de instandhouder van de werken ook de uitvoerder ervan was (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 6.1.1, 1° Besluit van de Vlaamse Regering 15 mei 2009 houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2013.0517.N AC nr. ...
TOEREKENBAARHEID
Toerekenbaarheid - Natuurlijke personen - Strafrechtelijke verantwoordelijkheid - Natuurlijke persoon als enige zaakvoerder van een rechtspersoon - Natuurlijke persoon heeft de zwaarste fout begaan - Gevolg - Verplichting om na te gaan of de fout wetens en willens werd begaan
Wanneer de rechtspersoon verantwoordelijk gesteld wordt uitsluitend wegens het optreden van een geïdentificeerde natuurlijke persoon, kan enkel degene die de zwaarste fout heeft begaan worden veroordeeld en indien de geïdentificeerde natuurlijke persoon de fout wetens en willens heeft begaan kan hij samen met de verantwoordelijke rechtspersoon worden veroordeeld; wanneer de appelrechters na een feitelijke beoordeling beslissen dat de beklaagde in zijn hoedanigheid van enige zaakvoerder van de rechtspersoon hoe dan ook de zwaarste fout heeft begaan met betrekking tot het misdrijf van niet-verzekering, hebben zij hun beslissing tot schuldigverklaring naar recht verantwoord; de omstandigheid dat de fout desgevallend wetens en willens werd begaan, kan hem in dat geval niet ontslaan van die verantwoordelijkheid.
- Art. 5, tweede lid Strafwetboek
25 oktober 2017
25 oktober 2017
P.2017.0532.F AC nr. ...
Toerekenbaarheid - Rechtspersonen - Natuurlijke persoon als enige zaakvoerder van de rechtspersoon - Geïdentificeerde natuurlijke persoon - Natuurlijke persoon heeft de zwaarste fout begaan - Gevolg - Verplichting om na te gaan of de fout wetens en willens werd begaan
Wanneer de rechtspersoon verantwoordelijk gesteld wordt uitsluitend wegens het optreden van een geïdentificeerde natuurlijke persoon, kan enkel degene die de zwaarste fout heeft begaan worden veroordeeld en indien de geïdentificeerde natuurlijke persoon de fout wetens en willens heeft begaan kan hij samen met de verantwoordelijke rechtspersoon worden veroordeeld; wanneer de appelrechters na een feitelijke beoordeling beslissen dat de beklaagde in zijn hoedanigheid van enige zaakvoerder van de rechtspersoon hoe dan ook de zwaarste fout heeft begaan met betrekking tot het misdrijf van niet-verzekering, hebben zij hun beslissing tot schuldigverklaring naar recht verantwoord; de omstandigheid dat de fout desgevallend wetens en willens werd begaan, kan hem in dat geval niet ontslaan van die verantwoordelijkheid.
- Art. 5, tweede lid Strafwetboek
25 oktober 2017
25 oktober 2017
P.2017.0532.F AC nr. ...
ONAANTASTBARE BEOORDELING DOOR DE FEITENRECHTER
- Oorzaak - Begrip - Beoordeling door de rechter - Oorzakelijk verband - Beoordeling - Omstandigheden - Rechtmatig handelen
Degene die schadevergoeding vordert moet bewijzen dat er tussen de fout en de schade, zoals die zich heeft voorgedaan, een oorzakelijk verband bestaat; dit verband veronderstelt dat, zonder de fout, de schade zich niet had voorgedaan, zoals ze zich heeft voorgedaan er is bijgevolg geen oorzakelijk verband wanneer de schade zich eveneens zou hebben voorgedaan indien de verweerder de hem verweten handelwijze correct had uitgevoerd; de rechter moet aldus bepalen wat de verweerder, had moeten doen om rechtmatig te handelen; hij moet abstractie maken van het foutieve element in de historiek van het schadegeval, zonder de andere omstandigheden ervan te wijzigen, en nagaan of de schade zich ook in dat geval zou hebben voorgedaan.
12 juni 2017
12 juni 2017
C.2016.0428.N AC nr. ...
- Hoger beroep in strafzaken - Principaal beroep - Verzoekschrift dat de grieven bevat - Verplichting tot neerlegging binnen de wettelijke termijn - Verzuim - Overmacht - Beoordeling door de feitenrechter - Toetsing door het Hof
Wanneer de eiser in hoger beroep de grieven die hij wenst in te brengen, niet binnen de wettelijke termijn nauwkeurig heeft bepaald overeenkomstig artikel 204, eerste lid, Wetboek van Strafvordering, blijft het hoger beroep toelaatbaar als dat verzuim het gevolg is van een van de wil van de eiser in hoger beroep onafhankelijke gebeurtenis die hij niet kon voorzien of voorkomen, aangezien een dergelijke gebeurtenis overmacht oplevert; de rechter beoordeelt op onaantastbare wijze of de aangevoerde omstandigheden overmacht uitmaken, waarbij het Hof nagaat of hij uit de door hem in aanmerking genomen omstandigheden, wettig heeft kunnen afleiden of er al dan niet sprake was van overmacht (1). (1) Zie Cass. 31 januari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 74.
- Art. 204 Wetboek van Strafvordering
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0647.F AC nr. ...
ONDERNEMINGSRAAD EN VEILIGHEIDSCOMITE
BESCHERMDE WERKNEMERS
Beschermde werknemers - Personeelsafgevaardigde - Uitoefening van een mandaat - Ontslagbescherming
Het doel van de bescherming vervat in de Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden bestaat erin nadelige discriminatie van de personeelsafgevaardigden te voorkomen en de goede werking van de overlegorganen te vrijwaren; zolang niet vaststaat dat de betreffende overlegorganen in een bepaalde onderneming binnen een zeer korte termijn niet langer hun wettelijke opdracht zullen te vervullen hebben, is er, behoudens afwijkende bijzondere wetsbepaling zoals artikel 46, §2, eerste lid, Faillissementswet, geen enkele grond die toelaat een personeelsafgevaardigde om technische of economische redenen te ontslaan zonder het bevoegde paritair comité te raadplegen.
- Art. 3, § 1 Wet 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden
26 juni 2017
26 juni 2017
S.2015.0036.N AC nr. ...
ONDERZOEKSRECHTER
- Huiszoeking en huisbezoek - Bescherming en welzijn van dieren - Waals Gewest - Huiszoeking in een woning - Machtiging
Inzake dierenbescherming en -welzijn in het Waals Gewest moet de machtiging om iemands woning binnen te treden door de onderzoeksrechter worden verleend.
- Artt. D138 en D145 Decr.X.Xxx. 27 mei 2004 - Milieuwetboek. - Boek 2 : Waterwetboek. - Decretale gedeelte
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0602.F AC nr. ...
OVEREENKOMST
EINDE
Einde - Gerechtelijke ontbinding - Wederkerig contract met opeenvolgende prestaties
De omstandigheid dat de ontbinding van een contract met opeenvolgende prestaties niet ertoe kan leiden dat de wederzijdse prestaties die ter uitvoering van het contract zijn verricht, niet kunnen worden tenietgedaan wanneer ze niet vatbaar zijn voor teruggave, ontzegt de partij jegens wie de verbintenis niet werd uitgevoerd, het recht niet de ontbinding van dat contract te vorderen (1). (1) Zie Cass. 5 juni 2009, AR C.07.0482.N, AC 2009, nr. 375; Cass. 19 mei 2011, AR C.09.0645.F, AC
2011, nr. 326.
- Art. 0000 Xxxxxxxxxx Wetboek
17 november 2017
17 november 2017
C.2017.0090.F AC nr. ...
RECHTEN EN VERPLICHTINGEN VAN PARTIJEN
Rechten en verplichtingen van partijen - Tussen partijen - Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 december 2006 - Subsidieaanvraag - Subsidies - Wettelijke voorwaarden - Afzonderlijke overeenkomst - Gevolg tussen partijen
Xxxxxxx artikel 20.6, eerste lid, van de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 december 2006 houdende de Algemene Uitgavenbegroting van het Gewest voor het begrotingsjaar 2007 en artikel 16.6, eerste lid, van de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 21 december 2007 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2008, moeten de subsidieaanvragen schriftelijk worden ingediend en vergezeld zijn van een begrotingsraming; in zoverre het bestreden arrest overweegt dat "de overeenkomst de betaling van toelagen niet onderwerpt aan de voorwaarde om bepaalde documenten vooraf over te leggen", doet het geen uitspraak over de voorwaarden waaraan het indienen van subsidieaanvragen onderworpen is en schendt het bijgevolg de voormelde wettelijke bepalingen niet (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2017, nr.
13 november 2017
13 november 2017
C.2016.0320.F AC nr. ...
Rechten en verplichtingen van partijen - Tussen partijen - Gemeenschap en Gewest - Wet
Rijkscomptabiliteit - Subsidiërende overheid - Subsidies - Toelagen - Wettelijke voorwaarden - Afzonderlijke overeenkomst - Gevolg tussen partijen
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
13 november 2017
13 november 2017
C.2016.0320.F AC nr. ...
Rechten en verplichtingen van partijen - Tussen partijen - Overdracht - Wederkerige overeenkomst - Wilsovereenstemming - Recht gecedeerde schuldeiser
Krachtens het beginsel van de wilsautonomie zoals neergelegd in artikel 1134 Burgerlijk Wetboek, en de artikelen 1121, 1236 en 0000 Xxxxxxxxxx Wetboek kan een contractspartij met een derde overeenkomen om zijn contractuele rechten en verplichtingen over te nemen: een dergelijke overdracht die de overdrager niet bevrijdt, behoeft de instemming van de overgedragen medecontractant niet; het middel dat ervan uitgaat dat een contractoverdracht noodzakelijk de bevrijding van de overdrager onderstelt en bijgevolg niet mogelijk is zonder de instemming van de overgedragen medecontractant, berust het op een andere rechtsopvatting en faalt het naar recht.
26 juni 2017
26 juni 2017
C.2016.0329.N AC nr. ...
Rechten en verplichtingen van partijen - Tussen partijen - Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 december 2006 - Subsidieaanvraag - Subsidies - Wettelijke voorwaarden - Afzonderlijke overeenkomst - Gevolg tussen partijen
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
13 november 2017
13 november 2017
C.2016.0320.F AC nr. ...
Rechten en verplichtingen van partijen - Tussen partijen - Gemeenschap en Gewest - Wet
Rijkscomptabiliteit - Subsidiërende overheid - Subsidies - Toelagen - Wettelijke voorwaarden - Afzonderlijke overeenkomst - Gevolg tussen partijen
Artikel 12, derde lid, van de gecoördineerde wetten 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit, dat hier van toepassing is, bepaalt dat er, bij ontstentenis van een organieke wet, voor elke toelage in de algemene uitgavenbegroting een speciale bepaling moet zijn die de aard van de toelage preciseert; de verplichting die deze bepaling van openbare orde oplegt, geldt enkel voor de subsidiërende overheid, die deze in acht moet nemen en zich op geen enkele wijze, en, met name door overeenkomst, hieraan mag onttrekken; ze heeft echter geen enkele weerslag op de naleving, door diezelfde overheid, van haar contractuele verbintenissen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2017, nr. ...
13 november 2017
13 november 2017
C.2016.0320.F AC nr. ...
VERBINDENDE KRACHT (NIET-UITVOERING)
Verbindende kracht (niet-uitvoering) - Vergoeding - Schade - Bewijs - Voorwerp - Foutieve beëindiging
Uit artikel 1149 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat de schuldeiser, zodra hij aantoont dat de schade zich zonder de fout niet op dezelfde wijze had voorgedaan, recht heeft op de volledige vergoeding van zijn schade, zowel wat het geleden verlies als wat de gederfde winst betreft; hieruit volgt daarentegen niet dat hij moet aantonen dat hij zelf, zonder de foutieve beëindiging van de overeenkomst, zijn contractuele verbintenissen tot aan het einde van de overeenkomst zou zijn nagekomen (1). (1) Het OM heeft in zijn andersluidende mondelinge conclusie geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. Het OM ging uit van de premisse dat het middel de vraag van de bewijslast opwierp in het kader van een vordering tot vergoeding die was ingesteld ten gevolge van de foutieve beëindiging van de overheidsopdracht door de aanbestedende overheid, en leidde daaruit af dat het middel faalde naar recht, aangezien het steunde op de bewering dat de
overlegging van de foutief beëindigde overeenkomst op zich reeds volstond als bewijs van de schade die in een noodzakelijk oorzakelijk verband stond met de foutieve beëindiging, maar dus niet volstond als bewijs van het ontstaan van het recht op vergoeding. Het OM heeft geoordeeld dat uit de artikelen 1315 Burgerlijk Wetboek en 870 Gerechtelijk Wetboek volgt dat, in geval van foutieve beëindiging van een overheidsopdracht door de aanbestedende overheid, de eiser tot vergoeding de reële omvang moet aantonen van de schade die in een oorzakelijk verband staat met de daad of fout van de aanbestedende overheid (X. Xxxxxxxx, L'indemnisation en droit des marchés publics, Limal, Anthemis, 2012, p. 107). Dat verband veronderstelt dat de schade zich zonder de fout niet op dezelfde wijze had voorgedaan (zie inzake contractuele aansprakelijkheid, Cass. 6 december 2013,
AC 2013, nr. 662; Cass. 5 juni 2008, AC 2008, nr. 350; X. Xxxx, Droit des obligations, vol. 1. Xxxxxxx xxxxxxxx xx xxxxxxx, Xxxxxxx, Xxxxxxx, 0000, p. 536). Het OM, dat de voormelde beginselen op deze zaak toepast, concludeerde dat de eiseres de vergoeding van de aangevoerde schade enkel kon
vorderen indien zij aantoonde dat ze, zonder de foutieve beëindiging, tegen de laatste deadline een conforme terminal had kunnen leveren of zelfs een reële kans op welslagen had gehad, en dat de beëindiging dus de reden was waardoor zij de winst of de daarmee samenhangende kans op winst en op de prijs van de uitrustingen misgelopen was. AH
- Art. 1149 Burgerlijk Wetboek
10 november 2017
10 november 2017
C.2015.0318.F AC nr. ...
PREJUDICIEEL GESCHIL
- Hof van Justitie van de Europese Unie - Vreemdelingen - Maatregel tot verwijdering van het grondgebied - Maatregel van vrijheidsberoving - Beroep bij de rechterlijke macht - Arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling - Cassatieberoep - Termijn waarbinnen het Hof zich uitspreekt - Buiten de termijn van vijftien dagen - Verenigbaarheid met het Europees recht - Verplichting om de vraag te stellen
Wanneer het recht van de vreemdeling om op korte termijn te worden berecht, dat bij artikel 5.4 EVRM gewaarborgd is, in het gedrang dreigt te komen, te dezen indien een prejudiciële vraag zou worden gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie en omdat geen enkele bepaling of algemeen beginsel van het recht van de Europese Unie exact bepaalt binnen welke termijn het Hof van Cassatie uitspraak moet doen, is er geen grond om hierover een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie (1). (1) Zie Cass. 7 september 2016, AR P.16.0926.F, AC 2016, nr. 465.
- Art. 72 Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
29 november 2017
29 november 2017
P.2017.1145.F AC nr. ...
- Grondwettelijk Hof - Prejudiciële vraag - Hof van Cassatie - Verplichting - Grenzen - Vraag die uitgaat van een verkeerde rechtsopvatting
Wanneer het verzoek om een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof berust op een verkeerde rechtsopvatting, hoeft het Hof die vraag niet te stellen (1). (1) Zie Cass. 24 maart 2015, XX X.00.0000.X, AC 2015, nr. 218; Cass. 6 november 2014, AR C.14.0066.F, AC 2014, nr. 675; Xxxx;
14 oktober 2014, AR P.14.0507.N, AC 2014, nr. 606; Cass. 28 november 2013, AR C.13.0003.N, AC
2013, nr. 642, met concl. OM.
- Art. 26, § 1, 3° Bijzondere wet op het Arbitragehof van 6 januari 1989
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2014.0349.N AC nr. ...
- Grondwettelijk Hof - Prejudiciële vraag - Hof van Cassatie - Verplichting - Grenzen - Vraag die uitgaat van een verkeerde rechtsopvatting
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
31 maart 2017
31 maart 2017
RECHTEN VAN DE MENS
C.2014.0349.N AC nr. ...
INTERNATIONAAL VERDRAG BURGERRECHTEN EN POLITIEKE RECHTEN
International verdrag burgerrechten en politieke recht - Artikel 14.7 - Administratieve sancties inzake belastingen - Parallel lopende administratieve procedures
Artikel 4.1 Zevende Aanvullend Protocol EVRM, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, verhindert niet dat onderscheiden administratieve procedures tot oplegging van fiscale sancties, die tegen eenzelfde persoon en wegens dezelfde feiten werden ingesteld alvorens één ervan definitief werd beëindigd, tot hun einde worden voortgezet en, desgevallend, beëindigd worden met een beslissing tot oplegging van een sanctie, op voorwaarde dat vaststaat dat de desbetreffende procedures, zowel substantieel als temporeel, voldoende nauw met elkaar verbonden zijn (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 14.7 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, ondertekend te New-York op 19 december 1966
- Art. 4.1 Zevende Aanvullend Protocol EVRM
21 september 2017
21 september 2017
F.2015.0081.N AC nr. ...
International verdrag burgerrechten en politieke recht - Artikel 14.7 - Administratieve sancties inzake belastingen - Parallel lopende administratieve procedures
Conclusie van advocaat-generaal m.o. Van der Fraenen.
21 september 2017
21 september 2017
VERDRAG RECHTEN VAN DE MENS
F.2015.0081.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Vreemdeling - Vrijheidsberoving - Beroep bij de rechterlijke macht - Arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling - Cassatieberoep - Termijn waarbinnen het Hof zich uitspreekt - Buiten de termijn van vijftien dagen - Artikel 6, E.V.R.M. - Verenigbaarheid
De omstandigheid dat het Hof uitspraak doet binnen een termijn van meer dan vijftien dagen te rekenen vanaf het cassatieberoep, kan op zich niet worden beschouwd als onverenigbaar met artikel 15.2 van de richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, noch met de artikelen 5.4 en 6 EVRM (1). (1) Cass. 20 september 2017, AR P.17.0933.F, AC 2017, nr. 489.
- Art. 72 Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
29 november 2017
29 november 2017
P.2017.1145.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht op hoger beroep - Toegankelijkheid en daadwerkelijkheid van het rechtsmiddel - Informatieplicht over de rechtsmiddelen aan de beklaagde - Draagwijdte - Modaliteiten van het rechtsmiddel
Hoewel de toegankelijkheid en de daadwerkelijkheid van het rechtsmiddel, in de zin van artikel 6 EVRM, inhouden dat de beklaagde correct op de hoogte wordt gesteld van het rechtsmiddel, vereist die bepaling niet dat die mededeling alle modaliteiten van het rechtsmiddel bevat indien zij duidelijk worden aangegeven in de wet.
- Art. 204 Wetboek van Strafvordering
- Art. 6 Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
25 oktober 2017
25 oktober 2017
P.2017.0898.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 5 - Art. 5.4 - Vreemdeling - Vrijheidsberoving - Beroep bij de rechterlijke macht - Arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling - Cassatieberoep - Termijn waarbinnen het Hof zich uitspreekt - Buiten de termijn van vijftien dagen - Artikel 5.4 E.V.R.M. - Verenigbaarheid
De omstandigheid dat het Hof uitspraak doet binnen een termijn van meer dan vijftien dagen te rekenen vanaf het cassatieberoep, kan op zich niet worden beschouwd als onverenigbaar met artikel 15.2 van de richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, noch met de artikelen 5.4 en 6 EVRM (1). (1) Cass. 20 september 2017, AR P.17.0933.F, AC 2017, nr. 489.
- Art. 72 Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
29 november 2017
29 november 2017
P.2017.1145.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Artikel 4.1 Zevende Aanvullend Protocol EVRM - Administratieve sancties inzake belastingen - Parallel lopende administratieve procedures
Conclusie van advocaat-generaal m.o. Van der Fraenen.
21 september 2017
21 september 2017
F.2015.0081.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Artikel 4.1 Zevende Aanvullend Protocol EVRM - Administratieve sancties inzake belastingen - Parallel lopende administratieve procedures
Artikel 4.1 Zevende Aanvullend Protocol EVRM, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, verhindert niet dat onderscheiden administratieve procedures tot oplegging van fiscale sancties, die tegen eenzelfde persoon en wegens dezelfde feiten werden ingesteld alvorens één ervan definitief werd beëindigd, tot hun einde worden voortgezet en, desgevallend, beëindigd worden met een beslissing tot oplegging van een sanctie, op voorwaarde dat vaststaat dat de desbetreffende procedures, zowel substantieel als temporeel, voldoende nauw met elkaar verbonden zijn (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 14.7 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, ondertekend te New-York op 19 december 1966
- Art. 4.1 Zevende Aanvullend Protocol EVRM
21 september 2017
21 september 2017
F.2015.0081.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Allerlei - Zevende Aanvullend Protocol - Artikel 2.1 - Recht op hoger beroep - Ontvankelijkheidsvoorwaarden - Beoordelingsbevoegdheid van de nationale wetgever
Uit artikel 2.1 van het Zevende Aanvullend Protocol bij het EVRM volgt dat de nationale wetgever over een ruime beoordelingsbevoegdheid beschikt om het recht op hoger beroep in te richten, met name om de ontvankelijkheidsvoorwaarden ervan te bepalen, in zoverre die voorwaarden
gewettigd zijn en dat recht zelf niet aantasten (1). (1) EHRM 19 mei 0000, xx. 00000/00, §00, Xxxxxxxx/Xxxxxx; EHRM 3 juli 2008, nr. 40593/05, §31, Regalova/Tsjechische Republiek.
- Art. 204 Wetboek van Strafvordering
- Art. 2 Zevende Aanvullend Protocol EVRM
25 oktober 2017
25 oktober 2017
P.2017.0898.F AC nr. ...
RECHTERLIJK GEWIJSDE
GEZAG VAN GEWIJSDE
Gezag van gewijsde - Strafzaken - Stedenbouw - Instandhoudingsmisdrijf - Begrip - Aard - Vereiste - Instandhouder - Hoedanigheid
Het gezag van gewijsde in strafzaken geldt alleen voor hetgeen zeker en noodzakelijk door de strafrechter is beslist met betrekking tot het al dan niet bestaan van de aan de beklaagde ten laste gelegde feiten en rekening houdend met de redenen die de noodzakelijke grondslag van de beslissing in strafzaken uitmaken (1). (1) Zie concl. OM.
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2013.0517.N AC nr. ...
Gezag van gewijsde - Burgerlijke zaken - Vordering tot uitvoerbaarverklaring - Buitenlandse beslissing - Uitgifte - Afwezigheid - Herneming van de vordering - Overlegging
Het gezag van het rechterlijk gewijsde strekt zich niet verder uit dan tot hetgeen het voorwerp van de beslissing heeft uitgemaakt.
- Art. 23 Gerechtelijk Wetboek
1 december 2017
1 december 2017
C.2017.0069.F AC nr. ...
Gezag van gewijsde - Belastingzaken - Onderhoudsgelden - Onderhoudsverstrekking in natura - Eindbeslissing m.b.t. een belastingschuld die in een bepaald aanslagjaar is ontstaan
Artikel 171, tweede lid, Xxxxxxxx verhindert niet dat het gezag van gewijsde van een eindbeslissing met betrekking tot een belastingschuld die in een bepaald aanslagjaar is ontstaan, zich uitstrekt tot een geschilpunt met betrekking tot een belastingschuld die in een later aanslagjaar is ontstaan en dat overeenstemt met het geschilpunt dat in de eerste beslissing werd beslecht (1). (1) Zie concl.
OM.
- Art. 171, tweede lid De gecoördineerde Grondwet 1994
16 juni 2017
16 juni 2017
F.2015.0127.N AC nr. ...
Gezag van gewijsde - Burgerlijke zaken - Stedenbouw - Instandhoudingsmisdrijf - Begrip - Aard -
Vereiste - Instandhouder - Hoedanigheid
Het gezag van gewijsde is beperkt tot wat de rechter over een geschilpunt heeft beslist en tot wat, gelet op het geschil dat voor de rechter is gebracht en waarover de partijen tegenspraak hebben kunnen voeren, de noodzakelijke grondslag, zij het impliciet, van zijn beslissing vormt (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 23 Gerechtelijk Wetboek
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2013.0517.N AC nr. ...
Gezag van gewijsde - Burgerlijke zaken - Stedenbouw - Instandhoudingsmisdrijf - Begrip - Aard - Vereiste - Instandhouder - Hoedanigheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2013.0517.N AC nr. ...
Gezag van gewijsde - Strafzaken - Stedenbouw - Instandhoudingsmisdrijf - Begrip - Aard - Vereiste - Instandhouder - Hoedanigheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2013.0517.N AC nr. ...
Gezag van gewijsde - Belastingzaken - Onderhoudsgelden - Onderhoudsverstrekking in natura - Eindbeslissing m.b.t. een belastingschuld die in een bepaald aanslagjaar is ontstaan
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 juni 2017
16 juni 2017
RECHTSBEGINSELEN (ALGEMENE)
F.2015.0127.N AC nr. ...
- "Non bis in idem" - Administratieve sancties van strafrechtelijke aard - Parallel lopende administratieve procedures
Artikel 4.1 Zevende Aanvullend Protocol EVRM, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, verhindert niet dat onderscheiden administratieve procedures tot oplegging van fiscale sancties, die tegen eenzelfde persoon en wegens dezelfde feiten werden ingesteld alvorens één ervan definitief werd beëindigd, tot hun einde worden voortgezet en, desgevallend, beëindigd worden met een beslissing tot oplegging van een sanctie, op voorwaarde dat vaststaat dat de desbetreffende procedures, zowel substantieel als temporeel, voldoende nauw met elkaar verbonden zijn (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 14.7 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, ondertekend te New-York op 19 december 1966
- Art. 4.1 Zevende Aanvullend Protocol EVRM
21 september 2017
21 september 2017
F.2015.0081.N AC nr. ...
- Primauteit van het internationale recht op het nationale recht - Frans-Belgisch dubbelbelastingverdrag van 10 maart 1964
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 juni 2017
16 juni 2017
F.2015.0102.N AC nr. ...
- Primauteit van het internationale recht op het nationale recht - Frans-Belgisch dubbelbelastingverdrag van 10 maart 1964
Krachtens het algemeen rechtsbeginsel inzake de primauteit van het internationale recht op het nationale recht, heeft het Frans-Belgisch dubbelbelastingverdrag voorrang op de bepalingen van het nationale recht; hieruit volgt dat aangezien het Frans-Belgisch dubbelbelastingverdrag, België verplicht tot het verlenen van een minimum verrekenbaar bedrag aan forfaitaire buitenlandse belasting, geen gevolg kan gegeven worden aan interne Belgische regels die deze vermindering aan bijkomende voorwaarden onderwerpen (1). (1) Zie concl. OM.
16 juni 2017
16 juni 2017
F.2015.0102.N AC nr. ...
- "Non bis in idem" - Administratieve sancties van strafrechtelijke aard - Parallel lopende administratieve procedures
Conclusie van advocaat-generaal m.o. Van der Fraenen.
21 september 2017
21 september 2017
F.2015.0081.N AC nr. ...
- Advocaat - Tuchtzaken - Advocaat die als rechter zitting houdt in een tuchtraad - Onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de rechter - Beginsel
Zolang het tegendeel niet is bewezen, wordt de rechter vermoed onpartijdig en onafhankelijk te zijn; het is niet voldoende dat een partij beweert dat zij een subjectieve twijfel heeft omtrent de onpartijdigheid of de onafhankelijkheid van de rechter, om daaruit te besluiten dat het bewezen is dat er een schijn van partijdigheid bestaat of dat de rechter niet onafhankelijk en niet onpartijdig is (1). (1) Cass. 2 april 2009, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 257.
3 november 2017
3 november 2017
D.2017.0012.F AC nr. ...
REDENEN VAN DE VONNISSEN EN ARRESTEN
ALGEMEEN
Algemeen - Burgerlijke zaken (handelszaken en sociale zaken inbegrepen) - Motiveringsplicht - Vermelding - Wettelijke basis
Artikel 149 van de Grondwet, krachtens hetwelk de redenen die de rechter voor zijn beslissing opgeeft het Hof in staat moeten stellen zijn wettigheidstoetsing uit te oefenen, vereist niet dat de rechter de wettelijke grondslag van zijn beslissing vermeldt.
- Art. 149 De gecoördineerde Grondwet 1994
17 november 2017
17 november 2017
C.2012.0427.F AC nr. ...
GEEN CONCLUSIE
Geen conclusie - Burgerlijke zaken (handelszaken en sociale zaken inbegrepen) - Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 december 2006 - Subsidieaanvraag - Subsidies - Wettelijke voorwaarden - Afzonderlijke overeenkomst - Motivering
Xxxxxxx artikel 20.6, eerste lid, van de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 december 2006 houdende de Algemene Uitgavenbegroting van het Gewest voor het begrotingsjaar 2007 en artikel 16.6, eerste lid, van de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 21 december 2007 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2008, moeten de subsidieaanvragen schriftelijk worden ingediend en vergezeld zijn van een begrotingsraming; in zoverre het bestreden arrest overweegt dat "de overeenkomst de betaling van toelagen niet onderwerpt aan de voorwaarde om bepaalde documenten vooraf over te leggen", doet het geen uitspraak over de voorwaarden waaraan het indienen van subsidieaanvragen onderworpen is en schendt het bijgevolg de voormelde wettelijke bepalingen niet (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2017, nr.
13 november 2017
13 november 2017
C.2016.0320.F AC nr. ...
Geen conclusie - Burgerlijke zaken (handelszaken en sociale zaken inbegrepen) - Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 december 2006 - Subsidieaanvraag - Subsidies - Wettelijke voorwaarden - Afzonderlijke overeenkomst - Motivering
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
13 november 2017
13 november 2017
SOCIALE ZEKERHEID
ALGEMEEN
C.2016.0320.F AC nr. ...
Algemeen - Buurtdiensten en -banen - Dienstencheque - Onderneming - Erkenning - Registratiesysteem - Vereisten
Uit artikel 2quater, §4, eerste lid, 15°, van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques volgt dat het door de onderneming gehanteerde registratiesysteem moet toelaten vast te stellen welke individuele werknemer de prestaties heeft verricht die door een bepaalde gebruiker met welbepaalde cheques werden betaald; het onderdeel ervan uitgaat dat aan de voorwaarden die artikel 2quater, §4, eerste lid, 15° stelt is voldaan wanneer de erkende onderneming de dienstencheques voor betaling aan het uitgiftebedrijf overmaakt, gegroepeerd per maand waarin de prestaties effectief verricht zijn, kan het niet worden aangenomen (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 2quater, § 4, eerste lid, 15°, en 7, tweede lid KB 12 december 2001 betreffende de dienstencheques
26 juni 2017
26 juni 2017
S.2015.0125.N AC nr. ...
Algemeen - Buurtdiensten en -banen - Dienstencheque - Onderneming - Erkenning - Registratiesysteem - Vereisten - Toelagetrekker - Verantwoording
De in artikel 2quater, §4, eerste lid, 15°, van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques aan de onderneming opgelegde verplichting kadert tevens in haar verantwoordingsplicht als toelagetrekker; krachtens artikel 57, tweede lid, Wet Rijkscomptabiliteit, voor de opheffing ervan in toepassing van de wet van 22 mei 2003, is de toelagetrekker die in gebreke blijft de in artikel 55 bedoelde verantwoording te verstrekken, gehouden tot terugbetaling ten belope van het deel dat niet werd verantwoord.
26 juni 2017
26 juni 2017
S.2015.0125.N AC nr. ...
Algemeen - Faillissement - Schulden ten aanzien van een inningsorganisme van de sociale zekerheidsbijdragen - Aansprakelijkheid bestuurders - Periode van vijf jaar voorafgaand aan de faillietverklaring - Begrip
Wanneer de zaakvoerders, gewezen zaakvoerders en alle andere personen die ten aanzien van de zaken van de vennootschap werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, betrokken zijn bij een faillissement met schulden ten aanzien van een inningsorganisme van de sociale zekerheidsbijdragen dat eveneens wordt uitgesproken op de datum van het faillissement van de
vennootschap waarvan de sociale schulden het voorwerp uitmaken van de in artikel 265, §2, eerste lid, Wetboek van Vennootschappen bedoelde aansprakelijkheid, wordt het eerstgenoemde
faillissement voor de toepassing van artikel 265, §2, eerste lid, Wetboek van Vennootschappen geacht zich te hebben voorgedaan in de periode van vijf jaar voorafgaand aan het laatstgenoemde faillissement (1). (1) Cass. 24 maart 2016, AR C.15.0166.N, AC 2016, nr. 217, met concl. OM; wat de ratio legis van deze bepaling betreft: zie Xxxxxxxxxxxxxx Xxx 0 mei 2014, nr. 79/2014, B.6 en B.9.2, dat een eerder arrest van 17 september 2009, nr. 139/2009, bevestigt.
- Art. 38, § 3octies, 8° Wet 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers
- Art. 265, § 2, eerste lid Wetboek 7 mei 1999 van vennootschappen
7 april 2017
7 april 2017
C.2016.0390.N AC nr. ...
Algemeen - Buurtdiensten en -banen - Dienstencheque - Onderneming - Erkenning - Registratiesysteem - Vereisten
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
26 juni 2017
26 juni 2017
STEDENBOUW
ALLERLEI
S.2015.0125.N AC nr. ...
Allerlei - Instandhoudingsmisdrijf - Begrip - Aard - Vereiste - Instandhouder - Hoedanigheid
Het misdrijf van instandhouding dat bestaat in het schuldig verzuim om aan het bestaan van de wederrechtelijk uitgevoerde werken een einde te maken, is een voortdurend misdrijf dat te onderscheiden is van het aflopend misdrijf van uitvoering; hierbij is niet vereist dat de instandhouder van de werken ook de uitvoerder ervan was (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 6.1.1, 1° Besluit van de Vlaamse Regering 15 mei 2009 houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2013.0517.N AC nr. ...
Allerlei - Instandhoudingsmisdrijf - Begrip - Aard - Vereiste - Instandhouder - Hoedanigheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2013.0517.N AC nr. ...
HERSTEL VAN PLAATS IN DE VORIGE STAAT. BETALING VAN EEN MEERWAARDE
Herstel van plaats in de vorige toestand - Betaling van een meerwaarde - Herstel van plaats in de vorige staat - Ontbreken van stedenbouwkundige vergunning - Recht van een derde om een herstelvordering in te stellen - Gevolg - Koop - Verplichtingen van de verkoper - Vrijwaring voor uitwinning - Toepassingsgebied
De verkoper moet de koper vrijwaren wanneer een derde beweert een recht te bezitten met betrekking tot het verkochte goed en dit recht afbreuk doet aan het ongestoorde bezit van de koper; dit is het geval wanneer een derde, wegens het ontbreken van een stedenbouwkundige vergunning, recht heeft om een herstelvordering in de zin van de artikelen 6.1.41, 6.1.42, 6.1.43 en
6.1.44 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening in te stellen (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 6.1.41, 6.1.42, 6.1.43 en 6.1.44 Besluit van de Vlaamse Regering 15 mei 2009 houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening
- Art. 1626 Burgerlijk Wetboek
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2016.0084.N AC nr. ...
Herstel van plaats in de vorige toestand - Betaling van een meerwaarde - Herstel van plaats in de vorige staat - Ontbreken van stedenbouwkundige vergunning - Recht van een derde om een herstelvordering in te stellen - Gevolg - Koop - Verplichtingen van de verkoper - Vrijwaring voor uitwinning - Toepassingsgebied
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2016.0084.N AC nr. ...
Herstel van plaats in de vorige toestand - Betaling van een meerwaarde - Herstel van plaats in de vorige staat - Herstelvordering - Tenuitvoerlegging - Dwangsom - Stedenbouwkundig inspecteur - Hoedanigheid
De stedenbouwkundig inspecteur treedt op in naam van het Vlaams Gewest zowel bij het vorderen van een herstelmaatregel als bij het ten uitvoer leggen van de bevolen herstelmaatregel en van de verschuldigde dwangsommen (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 6.1.41, § 1, eerste lid, §§ 3 en 4, 6.1.43 en 6.1.46 Besluit van de Vlaamse Regering 15 mei 2009 houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2013.0517.N AC nr. ...
Herstel van plaats in de vorige toestand - Betaling van een meerwaarde - Herstel van plaats in de vorige staat - Herstelvordering - Tenuitvoerlegging - Dwangsom - Stedenbouwkundig inspecteur - Hoedanigheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
31 maart 2017
31 maart 2017
SANCTIES
C.2013.0517.N AC nr. ...
Sancties - Stakingsbevel - Doorbreking - Voortzetting van de handelingen, werken of wijzigingen - Administratieve geldboete of dwangbevel - Verzetsprocedure - Overheid optredend in algemeen belang - Vrijwaring van de goede ruimtelijke ordening - Verweerder - Rechtsplegingsvergoeding
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2014.0349.N AC nr. ...
Sancties - Stakingsbevel - Doorbreking - Voortzetting van de handelingen, werken of wijzigingen - Administratieve geldboete of dwangbevel - Verzetsprocedure - Overheid optredend in algemeen belang - Vrijwaring van de goede ruimtelijke ordening - Verweerder - Rechtsplegingsvergoeding
De overheid die optreedt in het algemeen belang ter vrijwaring van de goede ruimtelijke ordening, meer bepaald als verweerder in een verzetsprocedure voor de burgerlijke rechter tegen een administratieve geldboete of een dwangbevel opgelegd op grond van artikel 156 Stedenbouwdecreet of artikel 6.1.49 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, kan tot betaling van een rechtsplegingsvergoeding worden veroordeeld (1). (1) Xxx (op dit punt) andersluidende concl. OM; zie tevens, wat de veroordeling tot betaling van een rechtsplegingsvergoeding door de Belgische Staat betreft wanneer het OM in het ongelijk wordt gesteld in een vordering die het op grond van artikel 138bis, §1, Gerechtelijk Wetboek instelde Cass. 13 januari 2017, XX X.00.0000.X, AC 2017, nr. 28, met concl. van Advocaat-generaal A. VAN INGELGEM.
- Art. 6.1.49 Besluit van de Vlaamse Regering 15 mei 2009 houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening
- Art. 156 Stedenbouwdecreet 1999 Decr. van de Vlaamse Raad 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening
- Artt. 1017, eerste lid, 1018, 6°, en 1022 Gerechtelijk Wetboek
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2014.0349.N AC nr. ...
Sancties - Stakingsbevel - Doorbreking - Voortzetting van de handelingen, werken of wijzigingen - Administratieve geldboete - Toepassingsgebied
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2014.0349.N AC nr. ...
Sancties - Stakingsbevel - Doorbreking - Voortzetting van de handelingen, werken of wijzigingen - Administratieve geldboete - Toepassingsgebied
Enkel de handelingen, werken of wijzigingen die worden voortgezet na de bekrachtiging van het bevel tot staking kunnen het voorwerp uitmaken van een administratieve geldboete (1). (1) Zie (op dit punt) gelijkluidende concl. OM.
- Art. 6.1.49, § 1 Besluit van de Vlaamse Regering 15 mei 2009 houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening
31 maart 2017
31 maart 2017
C.2014.0349.N AC nr. ...
STRAF
VERZACHTENDE OMSTANDIGHEDEN. VERSCHONINGSGRONDEN
Verzachtende omstandigheden, verschoningsgronden - Verzachtende omstandigheden - Wet van 5 februari 2016 - Wet die de correctionalisering van alle misdaden mogelijk maakt - Misdrijf
strafbaar met levenslange opsluiting - Misdrijf gepleegd vóór 29 februari 2016 - Correctionalisering - Toepasselijke straf
De rechter die een beklaagde een gevangenisstraf van achtentwintig jaar oplegt voor feiten die gepleegd werden vóór 29 februari 2016 en die niet correctionaliseerbaar waren vóór de inwerkingtreding van de wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie maar die gecorrectionaliseerd werden na die datum, schendt artikel 2 van het Strafwetboek niet (1) (impliciet). (1) Zie concl. OM in Pas. 2017, nr. …
- Artt. 121 en 143, derde lid Wet 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie
- Artt. 2, 25 en 80 Strafwetboek
25 oktober 2017
25 oktober 2017
P.2017.0535.F AC nr. ...
Verzachtende omstandigheden, verschoningsgronden - Verzachtende omstandigheden - Wet van 5 februari 2016 - Wet die de correctionalisering van alle misdaden mogelijk maakt - Misdrijf
strafbaar met levenslange opsluiting - Misdrijf gepleegd vóór 29 februari 2016 - Correctionalisering - Toepasselijke straf
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
25 oktober 2017
25 oktober 2017
STRAFUITVOERING
P.2017.0535.F AC nr. ...
- Vrijheidsberovende straf - Strafuitvoeringsmodaliteit - Toelaatbaarheidsvoorwaarde - Tijdsvoorwaarde - Persoon veroordeeld door de correctionele rechtbank tot een vrijheidsstraf van meer dan drie jaar - Misdaad strafbaar met vijftien tot twintig jaar opsluiting - Gecorrectionaliseerde misdaad gepleegd in staat van herhaling - Verschil in behandeling met de persoon die door het hof van assisen is veroordeeld
In zijn arrest nr. 102/2017 van 26 juli 2017 heeft het Grondwettelijk Hof voor recht gezegd: “Artikel 25, § 2, b), van de wet van 17 mei 2006 ‘betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de
strafuitvoeringsmodaliteiten’, in samenhang gelezen met de artikelen 25, 56, tweede lid, en 80 van het Strafwetboek en met artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het tot gevolg heeft dat een persoon die zich in staat van wettelijke herhaling bevindt in de zin van artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek en die door de correctionele rechtbank wordt veroordeeld wegens een met opsluiting van vijftien tot twintig jaar strafbare misdaad die is gecorrectionaliseerd, pas aanspraak kan maken op een voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij twee derde van zijn straf heeft ondergaan, terwijl een persoon die wegens dezelfde misdaad die in dezelfde omstandigheden is gepleegd, naar het hof van assisen is verwezen en die tot een criminele straf wordt veroordeeld,
reeds aanspraak kan maken op een voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij één derde van zijn straf heeft ondergaan.”; daaruit volgt dat de strafuitvoeringsrechtbank die beslist dat de persoon die veroordeeld is wegens een gecorrectionaliseerde misdaad die strafbaar is met vijftien tot twintig jaar opsluiting in aanmerking komt voor de voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij één derde van zijn straf heeft ondergaan, niettegenstaande de omstandigheid dat het veroordelend vonnis heeft vastgesteld dat laatstgenoemde zich in staat van herhaling bevond, zijn beslissing naar recht verantwoordt (1). (1) Zie concl. van advocaat-generaal XXXXXXXXXXXXX vóór Xxxx. 10 mei 2017,
AR P.17.0461.F, AC 2017, nr. 325.
- Art. 25, § 2, b Wet 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0461.F AC nr. ...
- Vrijheidsberovende straf - Strafuitvoeringsmodaliteit - Toelaatbaarheidsvoorwaarde - Tijdsvoorwaarde - Persoon veroordeeld door de correctionele rechtbank tot een vrijheidsstraf van meer dan drie jaar - Misdaad strafbaar met vijftien tot twintig jaar opsluiting - Gecorrectionaliseerde misdaad gepleegd in staat van herhaling - Verschil in behandeling met de persoon die door het hof van assisen is veroordeeld
In zijn arrest nr. 102/2017 van 26 juli 2017 heeft het Grondwettelijk Hof voor recht gezegd: “Artikel 25, § 2, b), van de wet van 17 mei 2006 ‘betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de
strafuitvoeringsmodaliteiten’, in samenhang gelezen met de artikelen 25, 56, tweede lid, en 80 van het Strafwetboek en met artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het tot gevolg heeft dat een persoon die zich in staat van wettelijke herhaling bevindt in de zin van artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek en die door de correctionele rechtbank wordt veroordeeld wegens een met opsluiting van vijftien tot twintig jaar strafbare misdaad die is gecorrectionaliseerd, pas aanspraak kan maken op een voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij twee derde van zijn straf heeft ondergaan, terwijl een persoon die wegens dezelfde misdaad die in dezelfde omstandigheden is gepleegd, naar het hof van assisen is verwezen en die tot een criminele straf wordt veroordeeld,
reeds aanspraak kan maken op een voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij één derde van zijn straf heeft ondergaan.”; daaruit volgt dat de strafuitvoeringsrechtbank die beslist dat de persoon die veroordeeld is wegens een gecorrectionaliseerde misdaad die strafbaar is met vijftien tot twintig jaar opsluiting in aanmerking komt voor de voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij één derde van zijn straf heeft ondergaan, niettegenstaande de omstandigheid dat het veroordelend vonnis heeft vastgesteld dat laatstgenoemde zich in staat van herhaling bevond, zijn beslissing naar recht verantwoordt (1). (1) Zie concl. van advocaat-generaal XXXXXXXXXXXXX vóór Xxxx. 10 mei 2017,
AR P.17.0461.F, AC 2017, nr. 325.
- Art. 25, § 2, b Wet 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0461.F AC nr. ...
UITVOERBAARVERKLARING
- Vordering tot uitvoerbaarverklaring - Buitenlandse beslissing - Uitgifte - Afwezigheid - Herneming van de vordering - Overlegging
De beslissing van de rechter om de vordering tot uitvoerbaarverklaring van een buitenlandse rechterlijke beslissing niet in te willigen, op grond dat die beslissing niet in haar geheel is overgelegd, verhindert de eiser niet om zijn vordering te hernemen waarbij die beslissing in haar geheel wordt overgelegd.
- Art. 24, § 1, 1° Wet 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht
1 december 2017
1 december 2017
C.2017.0069.F AC nr. ...
VALSHEID EN GEBRUIK VAN VALSE STUKKEN
- Valsheid in geschrifte - Bestanddelen
Valsheid in geschrifte bestaat erin de waarheid te vermommen met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden, op een bij de wet bepaalde wijze, in een door de wet beschermd geschrift, waaruit een nadeel kan ontstaan; een door de wet beschermd geschrift is een geschrift dat in zekere mate tot bewijs kan strekken, met andere woorden dat zich aan het openbaar vertrouwen opdringt zodat de overheid of particulieren die er kennis van nemen of aan wie het wordt voorgelegd, overtuigd kunnen worden van de waarachtigheid van de rechtshandeling of van het rechtsfeit die in dat geschrift zijn vastgelegd of gerechtigd kunnen zijn daaraan geloof te hechten (1). (1) Cass. 25 februari 2015, AR P.14.1764.F, AC 2015, nr. 142.
- Art. 193 Strafwetboek
P.2017.0277.F
AC nr. ...
25 oktober 2017
- Valsheid in geschrifte - Bestanddeel van het misdrijf - Beschermd geschrift
Valsheid in geschrifte bestaat erin de waarheid te vermommen met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden, op een bij de wet bepaalde wijze, in een door de wet beschermd geschrift, waaruit een nadeel kan ontstaan; een door de wet beschermd geschrift is een geschrift dat in zekere mate tot bewijs kan strekken, met andere woorden dat zich aan het openbaar vertrouwen opdringt zodat de overheid of particulieren die er kennis van nemen of aan wie het wordt voorgelegd, overtuigd kunnen worden van de waarachtigheid van de rechtshandeling of van het rechtsfeit die in dat geschrift zijn vastgelegd of gerechtigd kunnen zijn daaraan geloof te hechten (1). (1) Cass. 25 februari 2015, AR P.14.1764.F, AC 2015, nr. 142.
- Art. 193 Strafwetboek
25 oktober 2017
25 oktober 2017
P.2017.0277.F AC nr. ...
- Valsheid in geschrifte - Inschrijving op een fictieve woonplaats - Toepassing
De inschrijving op een woonplaats waarom wordt verzocht door een persoon die een valse verklaring laat optekenen, kan een valsheid in geschrifte opleveren; niettegenstaande het feit dat dergelijke akte wellicht zal worden gecontroleerd, kan zij bewijs opleveren aangezien derden immers overtuigd kunnen zijn van de waarachtigheid van het valselijk verklaarde rechtsfeit of gerechtigd kunnen zijn daaraan geloof te hechten.
- Art. 193 Strafwetboek
25 oktober 2017
25 oktober 2017
P.2017.0277.F AC nr. ...
VENNOOTSCHAPPEN
HANDELSVENNOOTSCHAPPEN
Handelsvennootschappen - Algemeen - Terugneming van aandelen - Gevolgen - Overdracht van de eigendom van de aandelen - Betaling van de prijs - Tijdstip van betaling
Uit artikel 640, eerste lid, van het Wetboek van vennootschappen volgt niet dat de rechter, die de waarde van de aandelen begroot op de datum van de eigendomsoverdracht, de betaling van de prijs gelijktijdig met die overdracht moet bevelen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2017, nr. .
- Art. 640, eerste lid Wetboek 7 mei 1999 van vennootschappen
15 december 2017
15 december 2017
C.2016.0444.F AC nr. ...
Handelsvennootschappen - Algemeen - Terugneming van aandelen - Gevolgen - Overdracht van de eigendom van de aandelen - Betaling van de prijs - Tijdstip van betaling
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
15 december 2017
15 december 2017
VERBINTENIS
C.2016.0444.F AC nr. ...
- Overdracht - Wederkerige overeenkomst - Wilsovereenstemming - Recht gecedeerde schuldeiser
Krachtens het beginsel van de wilsautonomie zoals neergelegd in artikel 1134 Burgerlijk Wetboek, en de artikelen 1121, 1236 en 0000 Xxxxxxxxxx Wetboek kan een contractspartij met een derde overeenkomen om zijn contractuele rechten en verplichtingen over te nemen: een dergelijke overdracht die de overdrager niet bevrijdt, behoeft de instemming van de overgedragen medecontractant niet; het middel dat ervan uitgaat dat een contractoverdracht noodzakelijk de bevrijding van de overdrager onderstelt en bijgevolg niet mogelijk is zonder de instemming van de overgedragen medecontractant, berust het op een andere rechtsopvatting en faalt het naar recht.
26 juni 2017
26 juni 2017
C.2016.0329.N AC nr. ...
- Resultaatsverbintenis - Professionele verkoper - Gespecialiseerde verkoper - Beoordeling door de rechter
De verkoper, wanneer hij een fabrikant of een gespecialiseerde verkoper is, is verplicht de zaak zonder gebrek te leveren en moet daarbij alle maatregelen nemen om alle mogelijke gebreken op te sporen, zodat hij, indien het bestaan van een gebrek wordt aangetoond, de door de koper geleden schade moet vergoeden, tenzij hij bewijst dat het gebrek onmogelijk kon worden opgespoord; deze resultaatsverbintenis rust niet op elke professionele verkoper, maar op de fabrikant en op de gespecialiseerde verkoper ongeacht of deze laatste een professionele verkoper is; de rechter oordeelt in feite of een verkoper als een gespecialiseerde verkoper kan worden beschouwd en hanteert daarbij als onderscheidingscriterium de specialisatiegraad en de technische competenties van de verkoper in kwestie (1). (1) Cass. 6 mei 1977, AC 1977, 915; zie ook Cass. 17 mei 1984, AR
7056, AC 1983-84, nr. 529; Cass. 27 juni 1985, AR 7207, AC 1984-85, nr. 657; Cass. 7 december
1990, AR 6754, AC 1990-91, nr. 182; Cass. 19 september 1997, AR C.96.0207.F, AC 1997, nr. 362;
Cass. 18 oktober 2001, AR C.99.0326.N, AC 2001, nr. 556.
- Art. 0000 Xxxxxxxxxx Wetboek
7 april 2017
7 april 2017
C.2016.0311.N AC nr. ...
VERJARING
BURGERLIJKE ZAKEN
Burgerlijke zaken - Termijnen (aard, duur, aanvang en einde) - Actio judicati
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
7 april 2017
7 april 2017
C.2015.0534.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Termijnen (aard, duur, aanvang en einde) - Actio judicati
Elk vonnis van veroordeling doet een rechtsvordering ontstaan tot tenuitvoerlegging van de veroordeling; deze rechtsvordering, actio judicati genoemd, verjaart overeenkomstig artikel
2262bis, §1, eerste lid, Burgerlijk Wetboek door verloop van tien jaren te rekenen vanaf het vonnis, onverminderd de toepassing van de in de wet van 10 juni 1998 bepaalde overgangsbepalingen (1).
(1) Zie concl. OM.
- Art. 2262bis, § 1, eerste lid Burgerlijk Wetboek
7 april 2017
7 april 2017
C.2015.0534.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Stuiting - Arbeidsrechtbank - Gedinginleidende akte - Verzoekschrift op tegenspraak - Neerlegging ter griffie - Verzending per aangetekende brief - Verjaringsstuitende akte - Aanvangsdatum
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
S.2017.0028.F
AC nr. ...
13 november 2017
Burgerlijke zaken - Stuiting - Arbeidsrechtbank - Gedinginleidende akte - Verzoekschrift op tegenspraak - Neerlegging ter griffie - Verzending per aangetekende brief - Verjaringsstuitende akte - Aanvangsdatum
Uit de artikelen 704, §1, en 1034bis tot 1034sexies van het Gerechtelijk Wetboek volgt dat een vordering die door een verzoekschrift op tegenspraak kan worden ingeleid, bij de arbeidsrechtbank aanhangig is, hetzij wanneer dat verzoekschrift per aangetekende brief aan de griffie is toegezonden, hetzij wanneer het er is neergelegd; de datum van verzending van de aangetekende brief moet bijgevolg in het eerste geval in aanmerking worden genomen om te bepalen of het
verzoekschrift burgerlijke stuiting vormt zoals bedoeld in artikel 2244, §1, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2017, nr.
13 november 2017
13 november 2017
VERZEKERING
LANDVERZEKERING
S.2017.0028.F AC nr. ...
Landverzekering - Brandverzekering - Verzekering tegen nieuwwaarde - Wederopbouw, wedersamenstelling of vervanging van het beschadigde goed - Ontstentenis - Vergoeding - Berekening van het bedrag
In geval van een brandverzekering tegen nieuwwaarde, heeft de verzekerde die het beschadigde goed niet wederopbouwt, wedersamenstelt of vervangt, in afwijking van artikel 39, recht op een minimumvergoeding van tachtig procent van die waarde, onverminderd de toepassing van de overige bepalingen van de wet of van de overeenkomst op grond waarvan de vergoeding kan worden beperkt.
- Artt. 39, 53 en 67, § 3, 1° Wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst
17 november 2017
17 november 2017
C.2016.0126.F AC nr. ...
Landverzekering - Schadeverzekering - Verzekerbaar belang
In schadeverzekeringen bestaat het verzekerbare belang in het belang dat de verzekerde erbij heeft dat een onzekere gebeurtenis die schade kan berokkenen aan de verzekerde zaak of aan het vermogen van de verzekerde of van de begunstigde, zich niet voordoet.
- Artt. 1, A en G, 37 en 51 Wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst
17 november 2017
17 november 2017
C.2016.0126.F AC nr. ...
VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLING
- Toelaatbaarheidsvoorwaarde - Tijdsvoorwaarde - Persoon veroordeeld door de correctionele rechtbank tot een vrijheidsstraf van meer dan drie jaar - Misdaad strafbaar met vijftien tot twintig jaar opsluiting - Gecorrectionaliseerde misdaad gepleegd in staat van herhaling - Verschil in behandeling met de persoon die door het hof van assisen is veroordeeld
strafuitvoeringsmodaliteiten’, in samenhang gelezen met de artikelen 25, 56, tweede lid, en 80 van het Strafwetboek en met artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het tot gevolg heeft dat een persoon die zich in staat van wettelijke herhaling bevindt in de zin van artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek en die door de correctionele rechtbank wordt veroordeeld wegens een met opsluiting van vijftien tot twintig jaar strafbare misdaad die is gecorrectionaliseerd, pas aanspraak kan maken op een voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij twee derde van zijn straf heeft ondergaan, terwijl een persoon die wegens dezelfde misdaad die in dezelfde omstandigheden is gepleegd, naar het hof van assisen is verwezen en die tot een criminele straf wordt veroordeeld,
reeds aanspraak kan maken op een voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij één derde van zijn straf heeft ondergaan.”; daaruit volgt dat de strafuitvoeringsrechtbank die beslist dat de persoon die veroordeeld is wegens een gecorrectionaliseerde misdaad die strafbaar is met vijftien tot twintig jaar opsluiting in aanmerking komt voor de voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij één derde van zijn straf heeft ondergaan, niettegenstaande de omstandigheid dat het veroordelend vonnis heeft vastgesteld dat laatstgenoemde zich in staat van herhaling bevond, zijn beslissing naar recht verantwoordt (1). (1) Zie concl. van advocaat-generaal XXXXXXXXXXXXX vóór Xxxx. 10 mei 2017,
AR P.17.0461.F, AC 2017, nr. 325.
- Art. 25, § 2, b Wet 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0461.F AC nr. ...
- Toelaatbaarheidsvoorwaarde - Tijdsvoorwaarde - Persoon veroordeeld door de correctionele rechtbank tot een vrijheidsstraf van meer dan drie jaar - Misdaad strafbaar met vijftien tot twintig jaar opsluiting - Gecorrectionaliseerde misdaad gepleegd in staat van herhaling - Verschil in behandeling met de persoon die door het hof van assisen is veroordeeld
In zijn arrest nr. 102/2017 van 26 juli 2017 heeft het Grondwettelijk Hof voor recht gezegd: “Artikel 25, § 2, b), van de wet van 17 mei 2006 ‘betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de
strafuitvoeringsmodaliteiten’, in samenhang gelezen met de artikelen 25, 56, tweede lid, en 80 van het Strafwetboek en met artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het tot gevolg heeft dat een persoon die zich in staat van wettelijke herhaling bevindt in de zin van artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek en die door de correctionele rechtbank wordt veroordeeld wegens een met opsluiting van vijftien tot twintig jaar strafbare misdaad die is gecorrectionaliseerd, pas aanspraak kan maken op een voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij twee derde van zijn straf heeft ondergaan, terwijl een persoon die wegens dezelfde misdaad die in dezelfde omstandigheden is gepleegd, naar het hof van assisen is verwezen en die tot een criminele straf wordt veroordeeld,
reeds aanspraak kan maken op een voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij één derde van zijn straf heeft ondergaan.”; daaruit volgt dat de strafuitvoeringsrechtbank die beslist dat de persoon die veroordeeld is wegens een gecorrectionaliseerde misdaad die strafbaar is met vijftien tot twintig jaar opsluiting in aanmerking komt voor de voorwaardelijke invrijheidstelling nadat hij één derde van zijn straf heeft ondergaan, niettegenstaande de omstandigheid dat het veroordelend vonnis heeft vastgesteld dat laatstgenoemde zich in staat van herhaling bevond, zijn beslissing naar recht verantwoordt (1). (1) Zie concl. van advocaat-generaal XXXXXXXXXXXXX vóór Xxxx. 10 mei 2017,
AR P.17.0461.F, AC 2017, nr. 325.
- Art. 25, § 2, b Wet 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0461.F AC nr. ...
VORDERING IN RECHTE
- Actio judicati - Verjaring
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
7 april 2017
7 april 2017
C.2015.0534.N AC nr. ...
- Vonnis van veroordeling - Rechtsvordering
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
7 april 2017
7 april 2017
C.2015.0534.N AC nr. ...
- Vonnis van veroordeling - Rechtsvordering
Elk vonnis van veroordeling doet een rechtsvordering ontstaan tot tenuitvoerlegging van de veroordeling; deze rechtsvordering, actio judicati genoemd, verjaart overeenkomstig artikel
2262bis, §1, eerste lid, Burgerlijk Wetboek door verloop van tien jaren te rekenen vanaf het vonnis, onverminderd de toepassing van de in de wet van 10 juni 1998 bepaalde overgangsbepalingen (1).
(1) Zie concl. OM.
- Art. 2262bis, § 1, eerste lid Burgerlijk Wetboek
7 april 2017
7 april 2017
C.2015.0534.N AC nr. ...
- Actio judicati - Verjaring
Elk vonnis van veroordeling doet een rechtsvordering ontstaan tot tenuitvoerlegging van de veroordeling; deze rechtsvordering, actio judicati genoemd, verjaart overeenkomstig artikel
2262bis, §1, eerste lid, Burgerlijk Wetboek door verloop van tien jaren te rekenen vanaf het vonnis, onverminderd de toepassing van de in de wet van 10 juni 1998 bepaalde overgangsbepalingen (1).
(1) Zie concl. OM.
- Art. 2262bis, § 1, eerste lid Burgerlijk Wetboek
7 april 2017
7 april 2017
C.2015.0534.N AC nr. ...
VREEMDELINGEN
- Vrijheidsberoving - Beroep bij de rechterlijke macht - Prejudicieel geschil - Hof van Justitie van de Europese Unie - Arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling - Cassatieberoep - Termijn waarbinnen het Hof zich uitspreekt - Buiten de termijn van vijftien dagen - Verenigbaarheid met het Europees recht - Verplichting om de vraag te stellen
Wanneer het recht van de vreemdeling om op korte termijn te worden berecht, dat bij artikel 5.4 EVRM gewaarborgd is, in het gedrang dreigt te komen, te dezen indien een prejudiciële vraag zou worden gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie en omdat geen enkele bepaling of algemeen beginsel van het recht van de Europese Unie exact bepaalt binnen welke termijn het Hof van Cassatie uitspraak moet doen, is er geen grond om hierover een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie (1). (1) Zie Cass. 7 september 2016, AR P.16.0926.F, AC 2016, nr. 465.
- Art. 72 Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
29 november 2017
29 november 2017
P.2017.1145.F AC nr. ...
- Vrijheidsberoving - Beroep bij de rechterlijke macht - Arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling - Cassatieberoep - Toepasselijke wettelijke bepalingen
De Voorlopige Hechteniswet 1990, die een hoofdstuk wijdt aan het cassatieberoep, heeft artikel 72 Vreemdelingenwet niet gewijzigd, zodat zelfs na de inwerkingtreding van de Voorlopige Hechteniswet artikel 31 van die wet niet van toepassing is op het cassatieberoep tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling dat uitspraak doet over de beslissing tot handhaving van de opsluiting van een vreemdeling; dat cassatieberoep en zijn berechting blijven onderworpen aan de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering (1). (1) Cass. 28 april 2009, AR P.09.0545.N, AC 2009, nr. 283.
- Art. 72 Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
29 november 2017
29 november 2017
P.2017.1145.F AC nr. ...
- Vrijheidsberoving - Beroep bij de rechterlijke macht - Arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling - Cassatieberoep - Termijn waarbinnen het Hof zich uitspreekt - Buiten de termijn van vijftien dagen - Artikel 15.2 van de richtlijn 2008/115/EG - Artikel 5.4 E.V.R.M. - Artikel 6, E.V.R.M. - Verenigbaarheid
De omstandigheid dat het Hof uitspraak doet binnen een termijn van meer dan vijftien dagen te rekenen vanaf het cassatieberoep, kan op zich niet worden beschouwd als onverenigbaar met artikel 15.2 van de richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, noch met de artikelen 5.4 en 6 EVRM (1). (1) Cass. 20 september 2017, AR P.17.0933.F, AC 2017, nr. 489.
- Art. 72 Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
29 november 2017
29 november 2017
P.2017.1145.F AC nr. ...
- Vrijheidsberoving - Asielzoeker - Beslissing van de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen - Beroep van de vreemdeling voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen - Afwijzende beslissing - Administratief cassatieberoep - Beslissing tot toelaatbaarheid - Schorsende werking
Uit geen enkele bepaling van de Vreemdelingenwet of van de Wet Raad van State volgt dat de bevoegde overheid geen maatregel van vrijheidsberoving met toepassing van artikel 7, derde lid, Vreemdelingenwet mag nemen tijdens de behandeling van het in artikel 39/67 van die wet bedoelde cassatieberoep, zelfs indien de Raad van State dat beroep toelaatbaar heeft verklaard (1). (1) Zie Xxxx.Xx. Kamer 2005-06, nr. 51-2479/1, 47.
- Art. 20 Wetten op de Raad van State, gecoördineerd bij KB van 12 januari 1973
- Art. 39/67 Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
29 november 2017
29 november 2017
P.2017.1145.F AC nr. ...
WEGVERKEER
WEGVERKEERSWET
Wetsbepalingen - Art. 67ter - In artikel 67ter, vierde lid, Wegverkeerswet bedoelde overtreding - Fout
De in artikel 67ter, vierde lid, Wegverkeerswet bedoelde overtreding is een over-treding waarvan de fout wordt afgeleid uit de niet-naleving van de wet door de beklaagde, die voortkomt uit het stellen van de verboden materiële gedraging of het verzuim van de gedraging die de wet oplegt, zonder dat die beklaagde een rechtvaardigings- of niet-toerekenbaarheidsgrond kan aanvoeren.
- Art. 67ter, vierde lid Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij Koninklijk besluit van 16 maart 1968
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0482.F AC nr. ...
WERKLOOSHEID
RECHT OP UITKERING
Recht op uitkering - Toelatingsvoorwaarde - Wachttijd - Duur - Lagere leeftijdsgroep - Referteperiode - Hogere leeftijdsgroep - Verlenging - Toepassing
Een in artikel 30, eerste lid, 1° of 2° van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering bedoelde werknemer kan, om het bewijs te leveren dat hij, overeenkomstig het tweede lid, voldoet aan de voorwaarde gesteld voor een hogere leeftijdsgroep, zich krachtens het derde lid, 3°, beroepen op de verlenging van de referteperiode bedoeld in het eerste lid voor die leeftijdsgroep (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2017, nr.
13 november 2017
13 november 2017
S.2017.0018.F AC nr. ...
Recht op uitkering - Toelatingsvoorwaarde - Wachttijd - Duur - Lagere leeftijdsgroep - Referteperiode - Hogere leeftijdsgroep - Verlenging - Toepassing
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
13 november 2017
13 november 2017
S.2017.0018.F AC nr. ...
WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES, BESLUITEN
WERKING IN DE TIJD EN IN DE RUIMTE
Werking in de tijd en in de ruimte - Werking in de tijd - Wet van 5 februari 2016 - Wet die de correctionalisering van alle misdaden mogelijk maakt - Misdrijf strafbaar met levenslange opsluiting - Misdrijf gepleegd vóór 29 februari 2016 - Correctionalisering - Toepasselijke straf
De rechter die een beklaagde een gevangenisstraf van achtentwintig jaar oplegt voor feiten die gepleegd werden vóór 29 februari 2016 en die niet correctionaliseerbaar waren vóór de inwerkingtreding van de wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie maar die gecorrectionaliseerd
werden na die datum, xxxxxxx artikel 2 van het Strafwetboek niet (1) (impliciet). (1) Zie concl. OM in Pas. 2017, nr. …
- Artt. 121 en 143, derde lid Wet 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie
- Artt. 2, 25 en 80 Strafwetboek
25 oktober 2017
25 oktober 2017
P.2017.0535.F AC nr. ...
Werking in de tijd en in de ruimte - Werking in de tijd - Wet van 5 februari 2016 - Wet die de correctionalisering van alle misdaden mogelijk maakt - Misdrijf strafbaar met levenslange opsluiting - Misdrijf gepleegd vóór 29 februari 2016 - Correctionalisering - Toepasselijke straf
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
25 oktober 2017
25 oktober 2017
WOONPLAATS
P.2017.0535.F AC nr. ...
- Huiszoeking en huisbezoek - Bescherming en welzijn van dieren - Waals Gewest - Huiszoeking in een woning - Machtiging - Bevoegdheid - Onderzoeksrechter
Inzake dierenbescherming en -welzijn in het Waals Gewest moet de machtiging om iemands woning binnen te treden door de onderzoeksrechter worden verleend.
- Artt. D138 en D145 Decr.X.Xxx. 27 mei 2004 - Milieuwetboek. - Boek 2 : Waterwetboek. - Decretale gedeelte
27 september 2017
27 september 2017
P.2017.0602.F AC nr. ...
WRAKING
- Tuchtzaken - Advocaat die als rechter zitting houdt in een tuchtraad - Onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de rechter
Zolang het tegendeel niet is bewezen, wordt de rechter vermoed onpartijdig en onafhankelijk te zijn; het is niet voldoende dat een partij beweert dat zij een subjectieve twijfel heeft omtrent de onpartijdigheid of de onafhankelijkheid van de rechter, om daaruit te besluiten dat het bewezen is dat er een schijn van partijdigheid bestaat of dat de rechter niet onafhankelijk en niet onpartijdig is (1). (1) Cass. 2 april 2009, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 257.
3 november 2017
3 november 2017
D.2017.0012.F AC nr. ...
- Tuchtzaken - Advocaat die als rechter zitting houdt in een tuchtraad - Rechter die vroeger van hetzelfde geschil heeft kennisgenomen als rechter
De rechter die kennisneemt van hetzelfde te bespreken en te beslechten geschilpunt, neemt kennis van hetzelfde geschil (1). (1) Zie Cass. 29 oktober 1994, AR C.93.0485.F, AC 1994, nr. 444.
- Art. 828, 9° Gerechtelijk Wetboek
3 november 2017
3 november 2017
D.2017.0012.F AC nr. ...
- Tuchtzaken - Advocaat die als rechter zitting houdt in een tuchtraad - Toepasselijke regels
Advocaten die als rechter zitting houden in een tuchtraad, kunnen slechts onder dezelfde voorwaarden als elke rechter worden gewraakt.
- Artt. 2, 828 e.v. Gerechtelijk Wetboek
3 november 2017
3 november 2017
D.2017.0012.F AC nr. ...
- Tuchtzaken - Advocaat die als rechter zitting houdt in een tuchtraad - Vroegere veroordeling tot een straf van schorsing met uitstel - Aanhangigmaking bij de tuchtraad van een vordering tot herroeping van het uitstel - Begrip van hetzelfde geschil
De omstandigheid dat een vordering tot herroeping van het uitstel, dat aan de eiser was toegekend door een vroegere beslissing, bij de tuchtraad aanhangig zou kunnen worden gemaakt of zelfs dat de tuchtraad zou moeten beschouwen dat die vordering bij hem aanhangig is gemaakt, zou niet tot gevolg hebben dat het nieuwe geschil zou moeten worden beschouwd als hetzelfde geschil in de zin van artikel 828, 9°, van het Gerechtelijk Wetboek, als dat welk door die beslissing is beslecht.
- Art. 828, 9° Gerechtelijk Wetboek
3 november 2017
3 november 2017
D.2017.0012.F AC nr. ...
- Tuchtzaken - Advocaat die als rechter zitting houdt in een tuchtraad - Deelname aan een vroegere beslissing die dezelfde persoon schuldig verklaart aan tuchtrechtelijke tekortkomingen
De omstandigheid dat bepaalde leden van de tuchtraad vroeger hebben deelgenomen aan een beslissing die de eiser schuldig verklaart aan tuchtrechtelijke tekortkomingen, kan geen gewettigde verdenking doen ontstaan omtrent de geschiktheid van die leden om op onpartijdige wijze uitspraak te doen over nieuwe tegen hem ingestelde vervolgingen (1). (1) Zie Cass. 15 maart 2002, AR C.02.0028.F, AC 2002, nr. 185.
- Art. 828, 9° Gerechtelijk Wetboek
3 november 2017
3 november 2017
D.2017.0012.F AC nr. ...
- Tuchtzaken - Advocaat die als rechter zitting houdt in een tuchtraad - Toepasselijke regels
De in het Gerechtelijk Wetboek gestelde regels, met inbegrip van die bedoeld in de artikelen 828 en volgende, zijn krachtens artikel 2 van dat wetboek van toepassing op alle rechtsplegingen, behoudens wanneer deze geregeld worden door niet uitdrukkelijk opgeheven wetsbepalingen of door rechtsbeginselen waarvan de toepassing niet verenigbaar is met de toepassing van de bepalingen van dat wetboek (1). (1) Cass. 20 september 1979, AC 0000-00, xx. 45.
- Artt. 2, 828 e.v. Gerechtelijk Wetboek
3 november 2017
3 november 2017
D.2017.0012.F AC nr. ...