AKTE VAN STATUTENWIJZIGING STICHTING PENSIOENFONDS ABP
Versie d.d. 12-1/2-2-2009 KK/CDM/DK/MVG
F:\Xxxx\Akten\akt2009\akt2009.cdm\74589067.bpa6.doc
AKTE VAN STATUTENWIJZIGING STICHTING PENSIOENFONDS ABP
Op twee februari tweeduizendnegen verschijnt voor mij, Xx Xxxxxxxx Xxxxxx xx Xxxxxx, notaris met plaats van vestiging te Amsterdam:
Xx Xxxxxxxx Xxx Xxxxxxxxx, kandidaat-notaris, werkzaam ten kantore van de naamloze vennoot- schap: Xx Xxxxx Xxxxxxxxxx Westbroek N.V., statutair gevestigd te Amsterdam, met adres: 0000 XX Xxxxxxxxx, Burgerweeshuispad 301, geboren te Haaften op zeventien oktober negentien- honderdzestig, te dezen handelend als gemachtigde van na te noemen stichting.
De comparant verklaart dat op tweeëntwintig januari tweeduizendnegen het bestuur van de stich- ting: Stichting Pensioenfonds ABP, statutair gevestigd te Heerlen en met adres: 0000 XX Xxxx- len, Xxxx Xxxxxxxxxxx 00, heeft besloten, met inachtneming van het bepaalde in artikel 25 van de statuten, de statuten van die stichting te wijzigen.
Ter uitvoering van dat besluit verklaart de comparant, handelend als gemeld, de statuten van de stichting zodanig te wijzigen, dat zij in hun geheel komen te luiden als volgt
S T A T U T E N :
Naam en zetel.
Artikel 1.
1.1. De stichting draagt de naam: Stichting Pensioenfonds ABP.
1.2. De stichting is gevestigd te Heerlen.
Begripsbepalingen.
Artikel 2.
2.1. In deze statuten wordt verstaan onder:
a. Abp-wet: de Algemene burgerlijke pensioenwet (wet van zes januari negentien- honderdzesenzestig, Stb. 6, zoals nadien gewijzigd en ingetrokken bij de Wet privatisering ABP);
b. centrale: een van de navolgende centrales van overheidspersoneel:
1. de Algemene Centrale van Overheidspersoneel;
2. het Ambtenarencentrum;
3. de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, On- derwijs, Bedrijven en Instellingen;
4. de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijspersoneel;
c. NVOG: de Nederlandse Vereniging van Organisaties van Gepensioneerden;
d. fonds: de stichting, bedoeld in artikel 1;
x. xxxxxxxx: de werkgevers, als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, zijnde rechtspersonen, vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid, samenwer- kingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid die met verenigingen maatschappelijk
gelijk kunnen worden gesteld, maatschappen en ondernemingen van publiek- rechtelijke rechtspersonen;
f. overheidswerknemers: de overheidswerknemers, bedoeld in artikel 2 van de Wet privatisering ABP;
x. xxxxxxxxxx: ouderdomspensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen, nabestaan- denpensioen en flexibel pensioen;
h. VSO: de Stichting Verbond Sectorwerkgevers Overheid;
i. werkgeverslid: een lid van het bestuur benoemd door XXX;
j. werknemerslid: een lid van het bestuur benoemd door een centrale;
k. Wet FVP/ABP: de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP;
l. de vennootschap: APG Groep N.V., statutair gevestigd te Heerlen.
2.2. Onder verzekeren wordt mede begrepen: herverzekeren.
Doel, middelen en werkwijze. Artikel 3.
3.1. Het fonds heeft ten doel om, als bedrijfstakpensioenfonds ten behoeve van de overheid, onderwijs en aangewezen en toegelaten lichamen, alsmede de in artikel 3a van deze statuten aangewezen bedrijfstak of bedrijfstakken, pensioenovereenkomsten uit te voe- ren ten behoeve van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en ove- rige aanspraakgerechtigden.
3.2. In aanvulling op het eerste lid kan het fonds:
a. al die handelingen verrichten die in overeenstemming zijn met de Pensioenwet, de Wet op het financieel toezicht en de Wet verplichte deelneming in een be- drijfstakpensioenfonds 2000, en die er toe strekken deelnemers, gewezen deel- nemers, pensioengerechtigden en overige aanspraakgerechtigden inkomens- voorzieningen te bieden in aanvulling op hun aanspraken ingevolge het op hen van toepassing zijnde pensioenreglement;
b. na het VSO en de centrales te hebben gehoord, ten behoeve van de aangesloten lichamen of de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en ove- rige aanspraakgerechtigden andere handelingen verrichten, voor zover deze ver- enigbaar zijn met het eerste lid.
3.3. Het bestuur stelt een actuariële en bedrijfstechnische nota vast. In de actuariële en be- drijfstechnische nota wordt de basis voor het verzekeringstechnische en financiële be- leid van het fonds beschreven. In de actuariële en bedrijfstechnische nota wordt, naast hetgeen overigens bij of krachtens de Pensioenwet is vereist, opgenomen:
a. een uiteenzetting van het premie- en toeslagbeleid;
b. een uiteenzetting van het beleggingsbeleid;
c. een organogram van het fonds;
d. een mandaatregeling binnen het fonds.
De regels bij of krachtens de Pensioenwet en het Besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen, alsmede de door De Nederlandsche Bank N.V., hierna te noemen: De Nederlandsche Bank, op te stellen regels zullen bij de opstelling van de actuariële en bedrijfstechnische nota in acht worden genomen. De actuariële en bedrijfstechni- sche nota alsmede wijzigingen daarvan worden door het bestuur onverwijld aan De Ne- derlandsche Bank overgelegd.
Het bestuur legt de uitgangspunten die het hanteert en de maatregelen die het treft om voldoende afstand te bewaren tot de ondernemingen waarin in meer of mindere mate wordt deelgenomen vast in de "Verklaring inzake de beleggingsbeginselen". Het be- stuur herziet de in de vorige zin genoemde verklaring in ieder geval binnen de termijnen genoemd in de Pensioenwet.
Het fonds zal, hetzij de dekking van de pensioenaanspraken en pensioenrechten in ei- gen beheer (voor eigen risico) houden, hetzij overeenkomsten van verzekering sluiten met één of meer verzekeraars als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet.
De Nederlandsche Bank kan op grond van het bepaalde in artikel 149 van de Pensi- oenwet een verplichting tot overdracht, herverzekering of onderbrenging opleggen.
3.4. De middelen van het fonds worden gevormd door:
a. het vermogen dat het fonds krachtens artikel 24 van de Wet privatisering ABP verkrijgt van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds, bedoeld in artikel L 1 van de Abp-wet;
b. bijdragen van aangesloten lichamen;
c. inkomsten uit beleggingen;
d. bijdragen van deelnemers;
e. verkrijgingen bij erfenis, legaat of schenking, met dien verstande, dat erfenissen door het bestuur niet worden aanvaard dan onder xxxxxxxxx van boedelbeschrij- ving;
f. andere inkomsten.
3.5. De uitgaven van het fonds worden gevormd door:
a. uitkeringen overeenkomstig de pensioenreglementen;
b. uitvoeringskosten;
c. andere uitgaven die het bestuur noodzakelijk of wenselijk acht in verband met het doel van het fonds.
Aangewezen bedrijfstakken. Artikel 3a.
Aangewezen bedrijfstak in de zin van artikel 3, eerste lid, is:
- de bedrijfstak luchthavens, bestaande uit lichamen die in Nederland een luchtvaartterrein of een gedeelte daarvan in eigendom hebben of beheren.
Aangesloten lichamen.
Artikel 4.
4.1. Aangesloten lichamen van het fonds zijn:
a. de lichamen die overheidswerknemers, bedoeld in artikel 2 van de Wet privatise- ring ABP, in dienst hebben;
b. de lichamen die ingevolge een verplichtstelling als bedoeld in artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 verplicht zijn deel te nemen in het fonds;
x. xx xxxxxxxx die op hun verzoek door het bestuur van het fonds tot het fonds zijn toegelaten en een uitvoeringsovereenkomst met het fonds gesloten hebben.
4.2. De lichamen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, kunnen door het bestuur tot het fonds worden toegelaten op grond van:
a. het gegeven dat zij deel uitmaken van een aangewezen bedrijfstak als bedoeld in
artikel 3a;
b. hun doelstelling en financiële verhouding tot een of meer lichamen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a;
c. het gegeven dat zij aanvankelijk behoorden tot de lichamen, bedoeld in het eer- ste lid, onderdeel a;
d. het gegeven dat zij werknemers in dienst hebben die aanvankelijk behoorden tot de deelnemers, bedoeld in artikel 5, aanhef en de onderdelen a en b.
4.3. Een lichaam houdt op aangesloten lichaam te zijn indien:
a. de aanwijzing van dat lichaam als lichaam waarvan de werknemers deelnemen in de Stichting Pensioenfonds ABP, is ingetrokken overeenkomstig artikel 3, vijfde lid, of artikel 22 van de Wet privatisering ABP;
b. de verplichte deelneming is ingetrokken overeenkomstig artikel 11 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;
c. de toelating, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en de uitvoeringsovereen- komst zijn beëindigd.
4.4. Het bestuur kan voorwaarden stellen met betrekking tot de toelating, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en de beëindiging daarvan.
4.5. Het bestuur kan regels stellen met betrekking tot de toelating, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en de beëindiging daarvan.
4.6. Een aangesloten lichaam is bij de beëindiging van zijn aansluiting anders dan overeen- komstig artikel 23 van de Wet privatisering ABP, een vergoeding aan het fonds ver- schuldigd wegens draagvlakverlies, verzekeringtechnisch nadeel en overige door het vertrek van het lichaam voor het fonds veroorzaakte lasten. Het bestuur stelt regels voor de berekening van deze vergoeding.
Het bepaalde in dit artikellid is van overeenkomstige toepassing indien de deelneming in het fonds van een gedeelte van de werknemers in dienst van een aangesloten li- chaam groepsgewijs wordt beëindigd.
Deelnemers.
Artikel 5.
Deelnemers in het fonds zijn degenen die:
a. ingevolge artikel 21 van de Wet privatisering ABP verplicht zijn deel te nemen in het fonds;
b. ingevolge een verplichtstelling als bedoeld artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 verplicht zijn deel te nemen in het fonds;
c. overigens in dienst zijn of zijn aangesteld door een aangesloten lichaam, met uitzondering van de personen of groepen van personen die door het bestuur van deelneming zijn uitge- zonderd vanwege hun bijzondere arbeidsvoorwaarden of de bijzondere aard van hun werk- zaamheden;
d. deelnemer zijn geweest ingevolge de onderdelen a, b en c, en die hun deelnemerschap overeenkomstig het pensioenreglement vrijwillig voortzetten.
Bestuur.
Artikel 6.
6.1. Het bestuur van het fonds bestaat uit twaalf leden. Indien het bestuur een onafhankelij- ke voorzitter buiten zijn midden benoemt, bestaat het uit dertien leden.
6.2. Zes bestuursleden worden benoemd door XXX. De zes overige bestuursleden worden
benoemd door de centrales op de volgende wijze:
a. de Algemene Centrale van Overheidspersoneel heeft het recht twee bestuursle- den te benoemen;
b. de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijspersoneel heeft het recht twee bestuursleden te benoemen;
c. het Ambtenarencentrum heeft het recht één bestuurslid te benoemen;
d. de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen heeft het recht één bestuurslid te benoemen.
6.3. De leden van het bestuur worden benoemd onder de opschortende voorwaarde dat De Nederlandsche Bank niet binnen de daartoe in artikel 105, zevende lid, van de Pen- sioenwet gestelde termijn aan het bestuur bekend heeft gemaakt dat zij met de voorge- nomen benoeming niet instemt. Zij worden benoemd voor een periode van vier jaar te rekenen vanaf het moment waarop de in de voorgaande volzin bedoelde termijn is ver- streken. Zij kunnen terstond worden herbenoemd.
6.4. De deskundigheid van de leden van het bestuur dient naar het oordeel van De Neder- landsche Bank voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij het fonds be- trokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, overige aanspraak- gerechtigden en aangesloten lichamen.
6.5. De voornemens, de handelingen of de antecedenten van de leden van het bestuur mo- gen De Nederlandsche Bank geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen, bedoeld in het vierde lid, de betrouwbaarheid van deze personen niet bui- ten twijfel staat.
6.6. De leden van het bestuur richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtig- den, overige aanspraakgerechtigden en aangesloten lichamen en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
6.7. Het bestuur brengt elke wijziging in zijn samenstelling vooraf ter kennis aan De Neder- landsche Bank.
6.8. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten, bedoeld in het vijfde lid, stelt het bestuur van het fonds De Nederlandsche Bank daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
6.9. Ingevolge het tweede lid kunnen tot bestuurslid uitsluitend worden benoemd natuurlijke personen die niet in een gezagsverhouding staan tot het bestuur.
6.10. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt door het verstrijken van de zittingsduur, door bedanken door het bestuurslid, door overlijden, door intrekking van zijn benoeming door de organisatie die hem benoemde, doordat het bestuurslid in een gezagsverhouding komt te staan tot het bestuur.
6.11. Indien het lidmaatschap van een bestuurslid eindigt, stelt het bestuur de organisatie die het desbetreffende bestuurslid heeft benoemd in kennis van de vacature. Na de ont- vangst van die kennisgeving is deze organisatie bevoegd in de vacature te voorzien.
6.12. Het bestuur benoemt uit zijn midden een voorzitter, een secretaris, een plaatsvervan- gend voorzitter en een plaatsvervangend secretaris. De functie van voorzitter, onder- scheidenlijk plaatsvervangend voorzitter en van secretaris, onderscheidenlijk plaatsver- vangend secretaris wordt telkens met ingang van één januari voor een jaar afwisselend
vervuld door een werkgevers-, onderscheidenlijk een werknemerslid. Hierbij geldt dat een werknemerslid de functie van voorzitter vervult, wanneer een werkgeverslid de functie van secretaris vervult en een werkgeverslid de functie van voorzitter vervult, wanneer een werknemerslid de functie van secretaris vervult.
6.13. In afwijking van het twaalfde lid is het bestuur bevoegd buiten zijn midden een onafhan- kelijke voorzitter te benoemen en uit zijn midden een eerste en tweede plaatsvervan- gend voorzitter. De functie van eerste plaatsvervangend voorzitter, onderscheidenlijk van tweede plaatsvervangend voorzitter en van secretaris, onderscheidenlijk van plaatsvervangend secretaris wordt telkens met ingang van één januari voor een jaar afwisselend vervuld door een werkgevers-, onderscheidenlijk een werknemerslid. Hier- bij geldt dat een werknemerslid de functie van eerste plaatsvervangend voorzitter ver- vult, wanneer een werkgeverslid de functie van secretaris vervult en een werkgeverslid de functie van eerste plaatsvervangend voorzitter vervult, wanneer een werknemerslid de functie van secretaris vervult.
6.14. Door het bestuur wordt een deskundigheidsplan opgesteld, hetwelk als doel heeft de deskundigheid van het bestuur blijvend op een dusdanig niveau te houden, dat naar het oordeel van De Nederlandsche Bank de deskundigheid voldoende is met het oog op de belangen van de bij de stichting betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pen- sioengerechtigden en overige aanspraakgerechtigden.
6.15. Het bestuur beschikt over een eigen gedragscode, waarin voorschriften zijn opgenomen gericht op de voorkoming van belangenconflicten, en van misbruik respectievelijk onei- genlijk gebruik van bij het fonds aanwezige informatie.
6.16. Het bestuur stelt een procedure vast voor een periodieke evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden.
6.17. Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, worden aan bestuursleden en aan voor- malige bestuursleden vergoed:
(i) de redelijke kosten van het voeren van verdediging tegen aanspraken wegens een handelen of nalaten in de uitoefening van hun functie of van een andere functie die zij op verzoek van het fonds vervullen of hebben vervuld;
(ii) eventuele schadevergoedingen of boetes die zij verschuldigd zijn wegens een hierboven onder (i) vermeld handelen of nalaten;
(iii) de redelijke kosten van het optreden in andere rechtsgedingen waarin zij als be- stuurslid of als voormalig bestuurslid zijn betrokken met uitzondering van de ge- dingen waarin zij in hoofdzaak een eigen vordering geldend maken.
Een betrokkene heeft geen aanspraak op de vergoeding als hiervoor bedoeld indien en voor zover (i) door de Nederlandse rechter bij gewijsde is vastgesteld dat het handelen of nalaten van de betrokkene kan worden gekenschetst als opzettelijk, bewust of roeke- loos of ernstig verwijtbaar, tenzij uit de wet anders voortvloeit of zulks in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn of (ii) de kosten van het vermogensverlies van de betrokkene is gedekt door een verzekering en de verzekeraar deze kosten of dit vermogensverlies heeft uitbetaald.
Het bestuur kan ten behoeve van de betrokkenen verzekeringen tegen aansprakelijk- heid afsluiten.
6.18. Een bestuurslid dat naar het oordeel van het bestuur onvoldoende functioneert, kan
door het bestuur voor ontslag worden voorgedragen aan de organisatie die het desbe- treffende bestuurslid heeft benoemd.
Taken en bevoegdheden van het bestuur. Artikel 7.
7.1. Het bestuur bestuurt het fonds. Het neemt daarbij in acht dat het dagelijks beleid van het fonds wordt bepaald door ten minste twee personen.
7.2. Het bestuur is binnen de doelstelling van het fonds bevoegd te besluiten tot het aan- gaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoe- deren en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij het fonds zich als borg of hoof- delijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zeker- heidsstelling voor een schuld voor een ander verbindt.
7.3. Ieder van de bestuursleden is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste een vierde deel van de bestuursleden zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering door een deskundige te laten bij- staan.
7.4. Indien de noodzaak van een verhoging van een of meer pensioenpremies zich aftekent, informeert het bestuur de centrales en VSO tijdig daarover, teneinde genoemde partijen in de gelegenheid te stellen zich omtrent die verhoging te kunnen beraden.
Bestuursbureau.
Artikel 8.
Het bestuur kan een bestuursbureau instellen. Indien het bestuur besluit een bestuursbureau in te stellen, benoemt en ontslaat het bestuur de medewerkers van het bestuursbureau en kan het bestuur één of meer hunner een titel toekennen. Het bestuur is alsdan bevoegd een reglement vast te stellen waarin de taak en de werkwijze van het bestuursbureau nader wordt geregeld.
Vertegenwoordiging.
Artikel 9.
9.1. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds.
9.2. Het fonds wordt voorts vertegenwoordigd:
a. indien het bestuur uit dertien leden bestaat: door de onafhankelijke voorzitter tezamen met de eerste plaatsvervangend voorzitter en de secretaris;
b. indien het bestuur uit twaalf leden bestaat: door de voorzitter tezamen met de secretaris.
9.3. De tot vertegenwoordiging bevoegden kunnen aan één of meer medewerkers van het fonds en aan derden schriftelijk volmacht tot vertegenwoordiging verlenen.
Uitvoering van werkzaamheden. Artikel 10.
10.1. Het bestuur kan de door het fonds, gelet op zijn doelstelling, uit te voeren werkzaamhe- den uitbesteden aan een rechtspersoon die ten doel heeft het uitvoeren van pensioen- administraties en vermogensbeheer.
10.2. Indien het fonds werkzaamheden uitbesteedt aan een derde draagt het bestuur er zorg voor dat deze derde de bij of krachtens de wet gestelde regels, die op de uitbesteding van toepassing zijn, naleeft. Xxxxxxx van uitbesteding van werkzaamheden aan derden sluit het bestuur met de betreffende derde een uitbestedingsovereenkomst, die voldoet aan de terzake geldende wettelijke vereisten.
10.3. Het bestuur kan de uitvoering van bepaalde taken delegeren aan het bestuursbureau, respectievelijk bepaalde door het bestuur vast te stellen werkzaamheden, doen uitvoe- ren door een derde als hiervoor in dit artikel vermeld.
De hiervoor vermelde medewerkers van het fonds handelen in deze in opdracht van en onder verantwoordelijkheid van het bestuur.
Vergaderingen van het bestuur. Artikel 11.
11.1. Het bestuur vergadert zo vaak als de voorzitter, of ten minste twee andere bestuursle- den dit gewenst achten, maar ten minste twee keer per jaar.
11.2. De secretaris roept schriftelijk op tot de vergaderingen ten minste veertien dagen van tevoren en onder opgave van de agenda. In spoedeisende gevallen, ter beoordeling van de voorzitter, kan de oproeping ook op andere wijze gebeuren.
11.3. De secretaris houdt van een vergadering notulen, die door het bestuur worden vastge- steld.
11.4. Het bestuur kan derden toelaten tot de vergaderingen van het bestuur.
Besluitvorming van het bestuur. Artikel 12.
12.1. Besluiten kunnen slechts worden genomen in een vergadering van het bestuur waarin ten minste drie werkgeversleden en ten minste drie werknemersleden aanwezig zijn.
12.2. Besluiten worden genomen met meerderheid van stemmen, waarbij ieder bestuurslid één stem uitbrengt indien de werkgeversleden en werknemersleden in gelijk aantal aanwezig zijn, onverminderd het bepaalde in het vierde lid. Zijn de werkgeversleden en de werknemersleden in ongelijk aantal aanwezig, dan brengen de werkgeversleden, onderscheidenlijk de werknemersleden gezamenlijk evenveel stemmen uit als er leden van de grootste groep aanwezig zijn. Een voorzitter die niet uit het midden van het be- stuur is benoemd heeft geen stemrecht.
12.3. Indien bij de stemming geen volstrekte meerderheid wordt verkregen, is het voorstel verworpen, met dien verstande dat, indien het bestuur alsdan besluit dat het desbetref- fende onderwerp van zo zwaarwegend belang is dat daarover op korte termijn dient te worden besloten, het voorstel wordt aangehouden. In dat geval zal binnen vijfendertig dagen na afloop van de gehouden vergadering een nieuwe vergadering worden gehou- den met inachtneming van artikel 11, tweede lid. Indien ook in deze tweede vergadering geen volstrekte meerderheid wordt verkregen, is het voorstel verworpen.
12.4. Indien in de algemene vergadering van aandeelhouders van de vennootschap een voorgesteld besluit aan de orde komt, zoals hierna in dit lid vermeld, brengt het fonds slechts stem uit ten gunste van dat voorstel, indien binnen het bestuur ten minste drie/vierde van de stemmen wordt uitgebracht ten gunste van dat voorstel.
Het fonds zal slechts met inachtneming van het hiervoor in dit lid bepaalde zijn stem uitbrengen in de bovenvermelde algemene vergadering, indien aan de orde komen voorgestelde besluiten betreffende:
a. de uitgifte van aandelen, alsook het verlenen van rechten tot het nemen van aandelen;
b. het verlenen van machtiging aan de raad van bestuur tot het inkopen van eigen aandelen;
c. het aangaan van een juridische fusie of splitsing, statutenwijziging of ontbinding;
d. overdracht van de onderneming of vrijwel de gehele onderneming aan een derde;
e. het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking van de vennootschap of een dochtermaatschappij met een andere rechtspersoon of vennootschap dan wel als volledig aansprakelijke vennote in een commanditaire vennootschap of vennootschap onder firma, indien deze samenwerking of verbreking van ingrij- pende betekenis is voor de vennootschap;
f. het nemen of afstoten van een deelneming in het kapitaal van een vennootschap ter waarde van ten minste een derde van het bedrag van de activa volgens de balans met toelichting of, indien de vennootschap een geconsolideerde balans opstelt, volgens de geconsolideerde balans met toelichting volgens de laatst vastgestelde jaarrekening van de vennootschap, door haar of een dochtermaat- schappij;
g. aangaan, beëindigen en wijzigen van samenwerkingsovereenkomsten;
h. aangaan van een fusie, het verbreken van een fusie, het doen van een overna- me, het afstoten van een deelneming, het deelnemen in een andere entiteit, mits met het vorenstaande een belang is gemoeid van ten minste één/vierde gedeelte van het eigen vermogen van de vennootschap blijkens de laatst vastgestelde jaarrekening; en
i. vaststellen of wijzigen van het markt- en/of productbeleid van de vennootschap. Het hiervoor in dit lid bepaalde ten aanzien van de besluitvorming is van overeenkom- stige toepassing op een besluit tot vervreemding van aandelen in de vennootschap. Besluitvorming omtrent aangelegenheden als hiervoor onder h en i vermeld, en als be- doeld in de vorige zin, zal slechts plaatsvinden, nadat met VSO en de centrales overleg is gepleegd.
12.5. Het bestuur geeft bij reglement, met inachtneming van deze statuten, nadere regels over de wijze van vergaderen, besluitvorming en verslaglegging.
12.6. In afwijking van het eerste lid kan een bestuursbesluit buiten een vergadering worden genomen indien het desbetreffende voorstel schriftelijk aan alle bestuursleden is voor- gelegd, geen van de bestuursleden bezwaar maakt tegen deze wijze van besluitvor- ming en zoveel bestuursleden schriftelijk hun stem ten gunste van het voorstel uitbren- gen, dat het voorstel daarmee de volgens deze statuten vereiste meerderheid heeft ge- kregen.
Pensioenreglement.
Artikel 13.
13.1. Het bestuur stelt, gehoord de actuaris, bedoeld in artikel 22, een of meer pensioenre- glementen vast en is bevoegd vastgestelde reglementen te wijzigen met inachtneming van hetgeen de betrokken werkgeversorganisatie- of -organisaties, onderscheidenlijk werkgever is of zijn overeengekomen met de betrokken werknemersorganisaties om- trent de pensioenen, behoudens wat betreft de vaststelling door het bestuur van de hoogte van de verschuldigde bijdragen en het tweede lid.
13.2. Indien op enig tijdstip redelijkerwijs valt te voorzien dat de lasten en baten van het fonds niet met elkaar in evenwicht kunnen worden gebracht, kan het bestuur op schrif- telijk advies van de actuaris wijzigingen aanbrengen in de rechten en verplichtingen van
de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige aanspraakge- rechtigden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 134 van de Pensioenwet. Het bestuur zal het pensioenreglement of de -reglementen aanpassen aan de in de vorige volzin bedoelde wijzigingen.
13.3. Een pensioenreglement en een wijziging daarin treden in werking op de door het be- stuur vastgestelde datum.
13.4. Een pensioenreglement mag geen bepalingen bevatten die onverenigbaar zijn met de- ze statuten.
Commissie van Beroep. Artikel 14.
14.1. Er is een Commissie van Beroep, bestaande uit een aantal leden van het bestuur en een aantal onafhankelijke leden die in de commissie worden benoemd op grond van hun deskundigheid.
14.2. De Commissie van Beroep heeft tot taak namens het bestuur te beslissen op het be- zwaar van een belanghebbende tegen een besluit dat is genomen krachtens de statu- ten en reglementen van het fonds, niet zijnde een besluit van algemene strekking.
14.3. Het bestuur benoemt de leden van de Commissie van Beroep. Voor elk van de leden van de Commissie van Beroep kan een plaatsvervangend lid worden benoemd.
14.4. De samenstelling, taak en werkwijze van de Commissie van Beroep worden in een door het bestuur vast te stellen reglement nader geregeld. Het bestuur kan daarbij afwijken van het eerste lid.
Beleggingscommissie.
Artikel 15.
15.1. Er is een Beleggingscommissie, bestaande uit een aantal onafhankelijke leden die in de commissie worden benoemd op grond van hun deskundigheid.
15.2. De Beleggingscommissie heeft tot taak het bestuur te adviseren inzake ten minste:
a. het beleggingsplan;
b. tussentijdse aanpassingen van het beleggingsplan;
c. de uitvoering van het beleggingsplan voor zover deze buiten de in artikel 16, tweede lid, bedoelde kaderregeling valt;
d. belangrijke beleggingsprojecten die een door het bestuur te bepalen financiële omvang te boven gaan;
e. de in artikel 16, tweede lid, bedoelde kaderregeling en wijzigingen daarvan.
15.3. De Beleggingscommissie kan uit eigen beweging van advies dienen.
15.4. Het bestuur benoemt de leden van de Beleggingscommissie.
15.5. De samenstelling, taak en werkwijze van de Beleggingscommissie worden overigens in een door het bestuur vast te stellen reglement nader geregeld.
Beleggingen.
Artikel 16.
16.1. De beschikbare gelden van het fonds worden, op basis van een door het bestuur jaar- lijks vast te stellen beleggingsplan, solide belegd met inachtneming van eisen van sol- vabiliteit, liquiditeit, rentabiliteit en spreiding van risico.
Het bestuur voert een beleggingsbeleid dat in overeenstemming is met de prudent- person regel en met name gebaseerd is op de volgende uitgangspunten:
a. de waarden worden belegd in het belang van de aanspraak- en pensioengerech- tigden;
b. de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaarde.
16.2. Het bestuur stelt met het oog op de realisatie van de in het eerste lid bedoelde beleg- gingen een kaderregeling inzake beleggingen vast.
Deelnemersraad.
Artikel 17.
17.1. Er is een deelnemersraad, bestaande uit een door het bestuur vast te stellen aantal leden. In de deelnemersraad zijn de deelnemers en de pensioengerechtigden evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd.
17.2. Van de vertegenwoordigers van de deelnemers wordt een door het bestuur vast te stel- len aantal benoemd door iedere centrale en door die verenigingen die voldoen aan het bepaalde in artikel 109, lid 5, van de Pensioenwet. Van de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden wordt een door het bestuur vast te stellen aantal benoemd door iedere centrale, door de NVOG en door die verenigingen die voldoen aan het bepaalde in artikel 109, lid 5, van de Pensioenwet.
17.3. De samenstelling van de deelnemersraad wordt door het bestuur nader geregeld in het reglement voor de deelnemersraad.
17.4. Bestuursleden van het fonds, medewerkers van het fonds, statutair bestuurders van dochtermaatschappijen van het fonds en medewerkers van dochtermaatschappijen van het fonds zijn niet benoembaar tot lid van de deelnemersraad.
17.5. De leden van de deelnemersraad worden benoemd voor een periode van vier jaar. zij kunnen terstond worden herbenoemd. Het negende tot en met elfde lid van artikel 6 zijn van overeenkomstige toepassing.
17.6. De deelnemersraad heeft tot taak het bestuur van advies te dienen in alle gevallen waarin het bestuur het wenselijk acht de raad te horen. Voorts kan de deelnemersraad het bestuur uit eigen beweging van advies dienen over alle zaken het beleid van het fonds betreffende. Het bestuur zal in ieder geval het advies van de deelnemersraad in- winnen ten aanzien van voorgenomen besluiten tot:
a. vaststelling of wijziging van de statuten en de reglementen van het fonds;
b. vaststelling van het jaarverslag, de begroting en de bescheiden, bedoeld in arti- kel 3, derde lid, en artikel 26, zesde en zevende lid;
c. het nemen van maatregelen van algemene strekking, waaronder in ieder geval te verstaan maatregelen die het fonds in zijn algemeenheid of groepen van deel- nemers aangaan, zoals in ieder geval het meerjarenbeleidsplan, het strategisch beleggingsplan, de vaststelling van de franchises en de premies bedoeld in hoofdstuk 4 en hoofdstuk 17, paragraaf 4, van het Pensioenreglement;
d. het verlenen van toeslagen hoe ook genaamd en met inbegrip van beslissingen tot indexatie van de pensioenen als bedoeld in artikel 14.1 en daarbij behorende bijlage h en artikel 17.11.1 en daarbij behorende bijlage c van het Pensioenre- glement, of het aanbrengen van wijzigingen daarin;
e. de wijziging van de hoogte van de ingegane pensioenen in gevallen waarin de financiële toestand van het fonds daartoe aanleiding geeft, een en ander zoals bedoeld in artikel 13, vijfde lid, van de statuten, indien toepassing wordt gegeven
aan het bepaalde in artikel 134 van de Pensioenwet;
f. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds;
x. overname van of door een ander fonds en/of samengaan van het fonds met een ander fonds;
h. liquidatie van het fonds;
i. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst;
j. het vaststellen, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsreglement;
x. het terugstorten van premie of geven van premiekorting, bedoeld in artikel 129 van de Pensioenwet;
l. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitbestedingsovereenkomst, als be- doeld in artikel 10, lid 2;
m. het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid.
17.7. Het bestuur beslist niet in afwijking van een advies met betrekking tot de onderwerpen genoemd onder g en h van het voorgaande lid, behalve wanneer zwaarwegende en als zodanig duidelijk te motiveren redenen daartoe dwingen.
17.8. Het bestuur van het fonds en de deelnemersraad komen ten minste tweemaal per jaar in vergadering bijeen. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter van het be- stuur van het fonds, of diens plaatsvervanger.
17.9. Tot de vergaderingen van het bestuur en de deelnemersraad hebben tevens toegang en in die vergaderingen hebben tevens het recht het woord te voeren:
a. de statutair bestuurder(s) van een organisatie, bedoeld in artikel 10, eerste lid, daartoe door de voorzitter van het bestuur uitgenodigd;
b. de actuaris, bedoeld in artikel 22;
c. de accountant, bedoeld in artikel 23;
d. werknemers van APG Algemene Pensioen Groep N.V., statutair gevestigd te Heerlen, daartoe uitgenodigd door de voorzitter van het bestuur;
e. deskundigen, daartoe uitgenodigd door de voorzitter van het bestuur, of door de voorzitter van het bestuur en de deelnemersraad gezamenlijk.
17.10. De werkwijze van de deelnemersraad wordt door het bestuur geregeld in het reglement voor de deelnemersraad. Het bestuur is te allen tijde bevoegd het reglement van de deelnemersraad te wijzigen. De deelnemersraad heeft het recht op instemming ten aanzien van dit reglement en wijzigingen daarvan.
Werkgeversraad.
Artikel 18.
18.1. Er is een werkgeversraad, bestaande uit een door het bestuur vast te stellen aantal le- den. In de werkgeversraad zijn de in het fonds deelnemende overheids- en onderwijs- sectoren, alsmede andere te onderkennen publiek of private sectoren op een dusdani- ge wijze vertegenwoordigd dat de raad als een afspiegeling kan worden aangemerkt van het geheel van aangesloten lichamen.
18.2. Van de leden van de raad wordt een door het bestuur vast te stellen aantal benoemd door VSO en door de Werkgeversvereniging Energie- en Nutsbedrijven. Het bestuur kan andere organisaties van besturen van aangesloten lichamen die als representatief aangemerkt kunnen worden voor het terrein waarop zij werkzaam zijn de bevoegdheid verlenen een of meer leden van de raad te benoemen.
18.3. Het derde tot en met tiende lid van artikel 17 zijn van overeenkomstige toepassing op de werkgeversraad.
Verantwoordingsorgaan. Artikel 19.
19.1. Het fonds kent een verantwoordingsorgaan.
19.2. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit vertegenwoordigers van de deelnemers, de pensioengerechtigden en de aangesloten lichamen. De leden van het verantwoordings- orgaan worden aangewezen voor zover het de vertegenwoordigers van de aangesloten lichamen betreft door het VSO uit de kring van de werkgeversraad. De leden van het verantwoordingsorgaan worden voor zover het de vertegenwoordigers van de deelne- mers betreft aangewezen door de centrales voor overheids- en onderwijspersoneel uit de geleding van de deelnemers binnen de deelnemersraad. Voor zover het de verte- genwoordigers van de gepensioneerden betreft worden deze aangewezen door de cen- trales en de NVOG uit de geleding van de pensioengerechtigden binnen de deelne- mersraad.
19.3. Indien een lid van de deelnemersraad of werkgeversraad defungeert, defungeert het ook als lid van het verantwoordingsorgaan. Het lidmaatschap van het verantwoordings- orgaan is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur of enig ander orgaan van het fonds, met uitzondering van het lidmaatschap van de deelnemersraad of werk- geversraad.
19.4. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd en over de naleving van de Principes voor goed pen- sioenfondsbestuur, zoals bedoeld in het Besluit Uitvoering Pensioenwet en Wet ver- plichte beroepspensioenregeling.
19.5. Het bestuur bespreekt ten minste eenmaal per jaar het gevoerde beleid en de resulta- ten daarvan met het verantwoordingsorgaan.
19.6. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het han- delen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere in- formatie, waaronder de bevindingen van het interne toezicht, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag van het fonds opgenomen.
19.7. Het verantwoordingsorgaan heeft voorts ten minste de volgende rechten:
a. het recht op overleg met het bestuur;
b. het recht op overleg met de externe accountant en de externe actuaris;
c. het recht op informatie;
d. het recht op een schriftelijke en beargumenteerde reactie op het oordeel dat het heeft gegeven over het door het bestuur uitgevoerde beleid.
19.8. Het verantwoordingsorgaan heeft het recht advies uit te brengen over:
a. het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden;
b. het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan;
x. xx xxxx, inrichting en samenstelling van het interne toezicht;
d. het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure.
19.9. Het bestuur stelt bij reglement nadere regelen het verantwoordingsorgaan betreffende
vast. Het bestuur is te allen tijde bevoegd het reglement van het verantwoordingsor- gaan te wijzigen. Het verantwoordingsorgaan heeft het recht op instemming ten aanzien van deze nadere regelen en wijzigingen daarvan.
Auditcommissie. Intern toezicht. Artikel 20.
20.1. Het fonds kent een auditcommissie. De in het tweede lid vermelde externe leden van de auditcommissie zijn belast met het interne toezicht op het functioneren van het bestuur van het fonds, als bedoeld in de Principes voor goed pensioenfondsbestuur.
20.2. De auditcommissie bestaat uit tien leden, te weten de voorzitter van het bestuur, drie werkgeversleden, drie werknemersleden en drie externe leden. De externe leden zijn onafhankelijk, hetgeen met zich brengt dat zij geen deel mogen uitmaken van een or- gaan van het fonds of een dochtermaatschappij van het fonds of medewerker mogen zijn van een dochtermaatschappij van het fonds. De externe leden mogen voorts niet werkzaam zijn als adviseur van het fonds of een dochtermaatschappij van het fonds of op andere wijze een zakelijke band hebben met het fonds of een dochtermaatschappij van het fonds. De leden van de auditcommissie worden benoemd en ontslagen door het bestuur. Zij oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.
20.3. De voorzitter van het bestuur zit de vergaderingen van de auditcommissie voor.
20.4. De externe leden van de auditcommissie hebben in het kader van het door hen uit te oefenen interne toezicht de volgende taken:
a. het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks en balances binnen het fonds;
b. het beoordelen van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd;
c. het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn.
In dat kader hebben zij recht op:
a. alle informatie die zij nodig achten om hun taak goed te kunnen uitvoeren;
b. overleg met het bestuur over alle bestuurstaken;
c. overleg met de externe accountant en externe actuaris.
20.5. De externe leden van de auditcommissie hebben in verband met het door hen uit te oefenen interne toezicht tot taak het functioneren van het fonds kritisch te bezien. Zij bespreken hun bevindingen met het bestuur. De externe leden van de auditcommissie doen in het jaarverslag verslag van hun bevindingen in verband met het interne toe- zicht. De taak van de externe leden van de auditcommissie ligt in het verlengde van de evaluatie die de auditcommissie als geheel tot haar taak rekent.
20.6. Het bestuur stelt bij reglement nadere regelen de auditcommissie betreffende vast. Het bestuur is bevoegd het reglement van de auditcommissie te wijzigen.
Overige commissies.
Artikel 21.
Het bestuur kan ook andere commissies instellen dan die welke in deze statuten worden ge- noemd.
Actuaris.
Artikel 22.
22.1. Het bestuur benoemt en ontslaat een externe actuaris.
22.2. De externe actuaris heeft tot taak het bestuur te adviseren met betrekking tot de actua- riële grondslagen waarop het fonds berust. Verder is de externe actuaris belast met het afleggen van een actuariële verklaring met betrekking tot het actuariële verslag, be- doeld in artikel 26, zevende lid.
Accountant.
Artikel 23.
23.1. Het bestuur benoemt een registeraccountant of wijst een organisatie aan waarin regis- teraccountants samenwerken. Het bestuur kan de registeraccountant ontslaan of de aanwijzing intrekken van de in de eerste volzin bedoelde organisatie.
23.2. De registeraccountant of organisatie heeft tot taak de controle van de administratie van het fonds, het jaarlijks uitbrengen van een rapport over de financiële toestand van het fonds en de controle van het door het bestuur uit te brengen verslag, bedoeld in artikel 26, vierde lid, en het afleggen van een verklaring ter zake.
Vergoedingen.
Artikel 24.
24.1. Het bestuur kan aan de voorzitter, die niet uit zijn midden is benoemd, een vergoeding toekennen.
24.2. Het bestuur kan bepalen dat de bestuursleden een door het bestuur vast te stellen vas- te vergoeding, alsmede reis- en vacatiegeld ontvangen.
24.3. Het bestuur kan bepalen dat de leden van de deelnemersraad, van de werkgeversraad, van het verantwoordingsorgaan, van de auditcommissie, van de Commissie van Be- roep, van de Beleggingscommissie en van andere door het bestuur ingestelde commis- sies een vergoeding en/of een reis- en vacatiegeld ontvangen.
Geheimhouding.
Artikel 25.
De leden van het bestuur, van de Commissie van Beroep, van de deelnemersraad, van de werk- geversraad, van het verantwoordingsorgaan, van de auditcommissie, van de Beleggingscommis- sie, van andere door het bestuur ingestelde commissies en de medewerkers van het fonds zijn verplicht geheim te houden hetgeen hun in deze functie ter kennis is gekomen en waarvan de geheimhoudingsplicht uit de aard der zaak voortvloeit of waarvoor hun voorzitter geheimhou- dingsplicht heeft opgelegd. Daarbij geeft de voorzitter aan hoe lang de geheimhouding duurt.
Boekjaar en jaarstukken. Artikel 26.
26.1. Het boekjaar van het fonds valt samen met het kalenderjaar.
26.2. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van het fonds en van alles betref- fende de werkzaamheden van het fonds, naar de eisen die voortvloeien uit deze werk- zaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van het fonds kunnen worden gekend.
26.3. Onverminderd hetgeen overigens bij wet is bepaald, is het bestuur verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten van het fonds te maken en op papier te stellen. De balans en de staat van baten en lasten wordt vergezeld van een toelichting. Het bestuur geeft aan de registeraccoun- tant of de organisatie, bedoeld in artikel 23, opdracht om bij deze stukken een verkla-
ring omtrent de getrouwheid af te leggen. Het bestuur draagt jaarlijks binnen zes maan- den na afloop van het boekjaar zorg voor de opstelling van een actuarieel verslag, welk verslag wordt voorzien van de verklaring van de actuaris.
26.4. Het bestuur stelt tegelijkertijd met de in het derde lid bedoelde bescheiden een jaarver- slag op.
26.5. Het bestuur zendt jaarlijks het jaarverslag, de jaarrekening, de verklaring van de regis- teraccountant, bedoeld in artikel 23 en de verklaring van de actuaris, als bedoeld in het derde lid, uiterlijk in de maand juli aan:
a. VSO;
b. de Werkgeversvereniging Energie- en Nutsbedrijven;
c. organisaties van besturen van xxxxxxxx die ingevolge de tweede volzin van arti- kel 18a, tweede lid, een of meer leden van de werkgeversraad kunnen benoe- men;
d. de centrales;
e. de NVOG;
f. de leden van de deelnemersraad, van de werkgeversraad en van het verant- woordingsorgaan.
26.6. Het bestuur van het fonds legt jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan De Nederlandsche Bank een jaarrekening, een jaarverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar over, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds gegeven wordt en waaruit ten genoegen van De Nederlandsche Bank blijkt dat aan het bij of krachtens de Pensioenwet bepaalde wordt voldaan en dat de be- langen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige be- langhebbenden, voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden.
26.7. Het bestuur van het fonds legt een maal in de vijf jaren, of - indien De Nederlandsche Bank dit nodig acht - binnen kortere termijn, aan De Nederlandsche Bank een actuari- eel verslag betreffende het fonds over.
26.8. Het bestuur draagt er voor zorg dat het samenstellen en het overleggen aan De Neder- landsche Bank van de bescheiden, bedoeld in het zesde en zevende lid, geschieden met inachtneming van de ter zake door De Nederlandsche Bank gegeven aanwijzingen.
Reglementen.
Artikel 27.
Het bestuur kan een of meer reglementen vaststellen of wijzigen, teneinde specifieke onderwer- pen betreffende het fonds nader te regelen.
Overeenkomsten met andere pensioenfondsen. Artikel 28.
28.1. Het bestuur is bevoegd met andere pensioenfondsen overeenkomsten te sluiten, die ten doel hebben om bij overgang van alle deelnemers, of een bepaalde groep van deelnemers van het andere pensioenfonds naar het fonds:
a. de verplichtingen van het andere pensioenfonds jegens deze deelnemers, de gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden en de overige aanspraakgerech- tigden, die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers die overgaat over te nemen; of
b. aan deze deelnemers, de gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden en de
overige aanspraakgerechtigden, die behoord hebben tot dezelfde groep deelne- mers die overgaat, aanspraken op pensioen te verlenen volgens het pensioenre- glement van het fonds.
28.2. Het bestuur is bevoegd met andere pensioenfondsen overeenkomsten te sluiten die ten doel hebben om bij overgang van alle deelnemers, of een bepaalde groep van deelne- mers van het fonds naar het andere pensioenfonds:
a. de verplichtingen van het fonds jegens deze deelnemers, de gewezen deelne- mers, de pensioengerechtigden en de overige aanspraakgerechtigden, die be- hoord hebben tot dezelfde groep deelnemers die overgaat, over te dragen; of
b. aan deze deelnemers, de gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden en de overige aanspraakgerechtigden, die behoord hebben tot dezelfde groep deelne- mers die overgaat, aanspraken op pensioen te verlenen volgens het pensioenre- glement van het andere fonds.
28.3. Het bestuur kan in verband met het eerste en tweede lid ten aanzien van de betrokken deelnemers afwijken van de bepalingen van de statuten en het pensioenreglement.
28.4. Het bestuur is bevoegd met andere pensioenuitvoerders, zoals publiekrechtelijke pen- sioenfondsen, pensioenfondsen waarop de Pensioenwet van toepassing is en verzeke- raars, als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, alsmede met de betrokken werkge- ver, indien dit noodzakelijk zou zijn, overeenkomsten te sluiten die ten doel hebben om bij veranderingen van pensioenuitvoerder waarden over te dragen dan wel over te ne- men.
28.5. Het bestuur is bevoegd overeenkomsten aan te gaan met anderen, zoals pensioen- fondsen, levensverzekeringsmaatschappijen, bedrijfsverenigingen en de Sociale Verze- keringsbank, teneinde regelingen te treffen voor de coördinatie van werkzaamheden, die zowel tot de taak van het fonds als tot die van een of meer andere partijen bij de overeenkomst behoren.
Statutenwijzigingen.
Artikel 29.
29.1. Met inachtneming van het tweede lid en artikel 17, zesde lid, sub a, is het bestuur be- voegd te besluiten tot wijziging van de statuten.
29.2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden genomen, indien ten minste negen leden van het bestuur voor het voorstel stemmen en gehoord VSO en de centra- les.
Duur en ontbinding.
Artikel 30.
30.1. De stichting is voor onbepaalde tijd opgericht.
30.2. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot ontbinding van het fonds, met inachtneming van artikel 17, zesde lid, sub h.
30.3. Een besluit tot ontbinding van het fonds moet tevens de bestemming inhouden van een eventueel batig saldo. Dit saldo moet worden bestemd voor een doel dat het meest overeenstemt met het doel van het fonds.
30.4. Bij ontbinding van het fonds is het bestuur belast met de vereffening en blijven de bepa- lingen van deze statuten zo veel mogelijk van kracht.
30.5. In geval van ontbinding van het fonds is het bevoegd om zijn verplichtingen over te dra-
gen aan een pensioenuitvoerder, als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet.
Slotbepaling.
Artikel 31.
In alle gevallen waarin niet door deze statuten of de wet is voorzien, beslist het bestuur. Tenslotte verklaart de comparant dat de onderhavige statutenwijziging in de verhouding van het fonds tot de belanghebbenden bij het fonds in werking treedt op een januari tweeduizendnegen. Het stuk waaruit blijkt van het in de aanhef van deze akte vermelde besluit wordt aan deze akte gehecht.
Van het bestaan van de volmacht is mij, notaris, genoegzaam gebleken.
Waarvan deze akte in minuut wordt verleden te Amsterdam, op de datum in het hoofd van deze akte vermeld.
Na mededeling van de zakelijke inhoud van de akte, het geven van een toelichting daarop en na de verklaring van de comparant van de inhoud van de akte te hebben kennisgenomen en met beperkte voorlezing in te stemmen, wordt deze akte onmiddellijk na voorlezing van die gedeelten van de akte, waarvan de wet voorlezing voorschrijft, door de comparant, die aan mij, notaris, be- kend is, en mij, notaris, ondertekend.
(get.): C.J. Kraaiveld, X.X. xx Xxxxxx.