Contract
J
nj
s
Xxxxxxx xxx xxx Xxxx, Xxxxxxx Xxxxxxx en Xxxxxx Xxxxxxxxxx • PP
8 uur
2 reacties
O P I N I E
De nieuwe contracten: geen lood om oud ijzer
Het nieuwe pensioencontract en de verbeterde premieregeling vertonen wel degelijk grote
verschillen. Het is risicodeling en stabiliteit versus keuzevrijheid en maatwerk, stellen Xxxxxxx xxx xxx Xxxx, Xxxxxxx Xxxxxxx en Xxxxxx Xxxxxxxxxx.
J nj s
Bewaren
Xxxxxx Xxxxxxxxxx
Morgen Pensioen Pro Live
Het verschil tussen de twee nieuwe contracten is het onderwerp de volgende uitzending
xxx Xxxxxxxx Pro Live op woensdag 24 maart. Panelleden zijn Xxxx Xxxxxxx (PGGM),
De meerderheid van de pensioenfondsen zal uiterlijk 2026 overstappen naar het
nieuwe contract (HNC) of naar de verbeterde premieregeling (WVP). Beide contracten zijn premieovereenkomsten en diverse partijen betogen dat de verschillen tussen
beide beperkt zijn. Toch zijn die verschillen er wel degelijk: in formele, maar ook in principiële zin.
We lichten de vier volgens ons belangrijkste verschillen toe, zonder daarbij volledigheid na te streven en zonder een voorkeur uit te spreken voor het ene of het andere contract. Sociale partners zullen op decentraal niveau een keuze moeten maken naar gelang hun eigen voorkeuren en omstandigheden.
1. Solidariteitsreserve
Het meest in het oog springende en zelfs kenmerkende verschil tussen de contracten is de solidariteitsreserve. De solidariteitsreserve is verplicht in HNC. Deze reserve
zorgt voor een belangrijk deel voor de risicodeling tussen generaties, maar beperkt tegelijkertijd de mogelijkheden van keuzevrijheid en maatwerk. Dat is een inherent spanningsveld: het organiseren van herverdelingen verhoudt zich slecht tot vormen van keuzevrijheid, omdat daarmee prikkels worden geïntroduceerd om
herverdelingen te ontlopen.
We gaan in deze vergelijking uit van de WVP zonder solidariteitsreserve. Deze mag in een verplichtgestelde WVP wel toegevoegd worden, maar de combinatie met
keuzevrijheid, maatwerk en een gescheiden uitkeringsfase met shoprecht ligt niet voor de hand. In het geval dat in de WVP wel een solidariteitsreserve wordt toegepast, vervalt het verschil met HNC grotendeels. De werking van de solidariteitsreserve is in de WVP vrijwel identiek. Anders in de WVP is onder meer dat daarin een expliciete portefeuille moet worden ingericht voor de solidariteitsreserve.
Hoewel de consultatiestukken regels stellen aan de hoogte, vulling en aanwending
van de solidariteitsreserve, zijn de vrijheidsgraden bij de inrichting ervan aanzienlijk. De solidariteitsreserve heeft een dempende werking op de (verwachte) uitkeringen, en dat alleen al betekent dat met het aanhouden ervan een meer risicovol
beleggingsbeleid mogelijk is om eenzelfde risicoprofiel voor de deelnemer te realiseren. Dat effect op zich is welvaartsverhogend. Dat geldt dan echter vanuit een evenwichtssituatie waarin de solidariteitsreserve een optimale omvang heeft. In elk geval waarin de financiële positie daarvan afwijkt, zoals op het moment dat de
solidariteitsreserve nog gevuld moet worden, is er sprake van herverdeling. Die
herverdeling kan vanuit de transitie beschouwd evenwichtig zijn, maar vergt hoe dan ook extra verantwoording.
2. Rendementstoekenning
Een tweede verschil tussen de beide contracten is de wijze
van rendementstoekenning. Dat verschil heeft ook gevolgen voor de portefeuilleconstructie. In de WVP heeft elke
deelnemer een expliciete beleggingsmix, en daarmee ook een direct volgbaar kapitaal. Die beleggingsmix ontwikkelt zich met de leeftijd; op basis van algemeen gangbare
lifecycle-theorie wordt het risicoprofiel geleidelijk afgebouwd naarmate de deelnemer ouder wordt. Ook na de pensioenleeftijd zet dat proces zich voort.
In HNC is dat niet het geval. Een deelnemer heeft daar geen eigen kapitaal, maar een aandeel in het collectief belegde vermogen. In het wetsvoorstel heet dat een voor de
Xxxxxxx xxx xxx Xxxx
pensioenuitkering gereserveerd vermogen. Rendementen worden toegevoegd aan dat vermogen op basis van per leeftijd gedefinieerde toedelingsregels, waarbij
onderscheid gemaakt wordt tussen beschermingsrendement en overrendement.
Dat verschil maakt dat HNC meer mogelijkheden biedt voor illiquide
beleggingscategorieën, onder meer omdat vormen van discontinuïteit minder aan de orde zijn. Bij de WVP kan discontinuïteit bijvoorbeeld optreden bij de overgang naar een volgend cohort met bijbehorend beleggingsbeleid, of bij de keuze tussen een
vastgesteld of variabel pensioen.
Ook kan renteafdekking in HNC effectiever worden ingericht en kan alleen in HNC voor jonge deelnemers de leenrestrictie worden opgeheven. Daar staat tegenover dat leeftijdsafhankelijk onderscheid in het risicoprofiel in HNC alleen op
portefeuilleniveau kan worden gemaakt. Specifieker onderscheid naar bijvoorbeeld de mate van blootstelling aan kredietrisico binnen de returnportefeuille is niet mogelijk.
Afwijken van het standaard-beleggingsbeleid behoort in HNC niet tot de
mogelijkheden. In de WVP is dat wel het geval, zowel door keuze als door maatwerk. Omdat de risicohouding niet alleen door leeftijd wordt bepaald, maar bijvoorbeeld ook door inkomensniveau, burgerlijke status en individuele omstandigheden, komt daarin een potentiële meerwaarde van dit contract tot uiting.
3. Uitkeringsfase
Een fundamenteel verschil tussen beide contracten betreft de al dan niet losgekoppelde uitkeringsfase van de opbouwfase. In HNC vormen de opbouwfase en
uitkeringsfase een geheel (vergelijkbaar met bestaande
uitkeringsregelingen). De uitkering vindt (verplicht) plaats
vanuit het pensioenfonds waar de opbouw ook heeft plaatsgevonden en vormt daarbinnen ook financieel een geheel.
Lees ook
Xxxxxxx Xxxxxxx
Xxxx ook de eerdere opiniestukken over de twee contracten: van Xxxxx Xxxxxx ('zoek de overeenkomsten'), TKP ('de contracten lijken te veel op elkaar') en Xxxxx Xxxxxxxx/First Pensions ('verbeterde premieregeling is toekomstbestendiger').
Voor de WVP geldt juist dat de opbouwfase en uitkeringsfase gescheiden zijn: de uitkeringsfase vindt niet noodzakelijk plaats in het pensioenfonds waar ook de
opbouw heeft plaatsgevonden (shoprecht) en voor zover dat wel het geval is, betreft het een ‘kring’ die (financieel) afgescheiden is van de opbouwfase.
Deze extra keuzevrijheid voor de deelnemer binnen de WVP heeft als voordeel dat de uitkeringsfase mogelijk beter aansluit bij de individuele voorkeuren. Een deelnemer kan zelf kiezen voor een vaste (zekere) uitkering of juist het beleggingsrisico van
doorbeleggen (variabele uitkering) accepteren en daarmee een hogere uitkering nastreven.
Daar staat tegenover dat ervaring met de WVP tot nu toe leert dat deelnemers weinig inzicht hebben in hun eigen risicohouding en relatief weinig gebruikmaken van deze reeds bestaande keuzemogelijkheden. Het ontbreken van diezelfde keuzevrijheid in HNC kan daarom ook als voordeel worden gezien in termen van het ontzorgen of zelfs beschermen van de deelnemer.
Omdat de opbouw- en uitkeringsfase in HNC een geheel zijn, kunnen risico’s tussen de beide fases worden gedeeld. Micro- en macro-langlevenrisico van de pensioengerechtigden kunnen worden gedeeld met de overige (gewezen) deelnemers in het fonds en zelfs met generaties die nog niet zijn toegetreden. Dit kan met behulp van de eerdergenoemde solidariteitsreserve of het toekennen van (positieve en
negatieve) overrendementen. Beide aspecten resulteren in beginsel tot minder volatiliteit in de uitkeringen van pensioengerechtigden.
Het micro-langlevenrisico moet ofwel gedeeld worden binnen het collectief, ofwel extern verzekerd worden. Binnen HNC kan het risico met een grotere populatie
worden gedeeld dan in het geval van de WVP, waar het risico op micro-langleven door ondernemingspensioenfondsen alleen in de uitkeringskring kan worden gedeeld.
Daarmee zal de noodzaak tot herverzekering binnen de WVP in de praktijk doorgaans groter zijn dan bij HNC.
4. Risicodekkingen
HNC en de WVP bieden dezelfde regels en mogelijkheden voor aanvullende risicodekkingen voor overlijden en arbeidsongeschiktheid. Er lijkt dus geen onderscheid tussen beide contracten. In de uitvoering kan er echter wel verschil
worden verwacht. In de WVP is in principe geen ruimte voor een collectief resultaat op risicodekkingen. Dat betekent dat herverzekering van deze risico’s, met de meestal
hogere kosten die daarmee gepaard gaan, hier meer voor de hand ligt. HNC biedt de mogelijkheid om resultaten van jaar op jaar te verwerken (via de solidariteitsreserve of via het reguliere rendementstoedelingsmechanisme), waardoor er – vanuit dat opzicht in ieder geval – geen noodzaak is om te kiezen voor een herverzekering.
Conclusie
In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat HNC zijn meerwaarde in de eerste plaats ontleent aan de risicodeling tussen generaties, die stabielere pensioenuitkeringen mogelijk maakt. De meerwaarde van de WVP is gelegen in keuzevrijheid en maatwerk. Hoe de balans uitslaat in het voordeel van het ene of andere contract, hangt af van omstandigheden en preferenties.
De auteurs zijn lid van de werkgroep pensioenstelsel van het Koninklijk Actuarieel Genootschap
s
J nj
Meest gelezen
Deze fondsen behaalden in 2020 de hoogste en laagste rendementen
Grote meerderheid nieuwe Tweede Kamer steunt
‘De deelnemer kan geen kant op’