Contract
Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid (ROP) | ||||
verzonden | 06-11-2000 | |||
briefnummer | PK/00.00257 | |||
zaaknummer | Z.1011.1 | |||
status | Behandeling | x | Informatie | |
Behandeling (zie brief) |
Pensioenovereenkomst
(laatstelijk gewijzigd: 14 juli 1998; in de bijlage is vermeld welke wijzigingen in onderstaande tekst zijn verwerkt)
De Minister van Binnenlandse Zaken en
de Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP),
de Christelijke Centrale van overheids- en Onderwijspersoneel (CCOOP), het Ambtenarencentrum (AC),
de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF),
hierna aangeduid als partijen;
gelet op het ontwerp van de Wet privatisering ABP d.d. 3 februari 1995; gezien:
a. het op 10 februari 1993 door partijen gesloten Convenant inzake de privatisering van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds;
b. de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP;
c. het op 19 oktober 1994 door partijen gesloten Convenant inzake het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;
zijn, onder het voorbehoud dat het ontwerp van de Wet privatisering ABP tot wet wordt verheven en uiterlijk 1 januari 1996 in werking treedt, overeengekomen als volgt:
Artikel 1
1. Partijen richten gezamenlijk de Stichting Pensioenfonds ABP op, overeenkomstig de bij deze pensioenovereenkomst behorende en daarvan onderdeel uitmakende ontwerpstatuten.
2. Partijen nodigen het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen uit op te treden als medeoprichter van de in het eerste lid bedoelde stichting.
3. In de ontwerpstatuten kunnen tot uiterlijk de datum waarop zij notarieel worden verleden technische aanpassingen worden aangebracht indien de partijen na het sluiten van deze pensioenovereenkomst gezamenlijk vaststellen dat deze noodzakelijk zijn om het resultaat te verwerkelijken dat ten tijde van het sluiten van deze overeenkomst is beoogd.
Artikel 2
1. Overeenkomstig artikel 12, tweede lid, van de ontwerpstatuten van de Stichting Pensioenfonds ABP wordt het pensioenreglement dat met ingang van 1 januari 1996 geldt voor overheidswerknemers, gewezen overheidswerknemers en hun nagelaten betrekkingen, door het bestuur vastgesteld overeenkomstig het bij deze pensioenovereenkomst behorende en daarvan onderdeel uitmakende ontwerp-pensioenreglement.
2. De in het ontwerp-pensioenreglement genoemde bedragen zullen, indien daartoe naar het oordeel van partijen aanleiding bestaat, tot en met 1 januari 1996 worden aangepast overeenkomstig artikel A 8 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, onderscheidenlijk de aanpassing van de ouderdomspensioenen ingevolge de Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx.
3. In het ontwerp-pensioenreglement kunnen tot uiterlijk 1 september 1995 technische aanpassingen worden aangebracht indien de partijen na het sluiten van deze pensioenovereenkomst gezamenlijk vaststellen dat deze noodzakelijk zijn om het resultaat te verwerkelijken dat ten tijde van het sluiten van deze overeenkomst is beoogd.
Artikel 3
1. De overheidswerkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel m, van het ontwerp van de Wet privatisering ABP, verhaalt 25 procent van de door hem aan de Stichting Pensioenfonds ABP verschuldigde pensioenpremies op de bij hem in dienst zijnde overheidswerknemer door middel van een inhouding op het salaris, behoudens in de gevallen, bedoeld in het derde tot en met tiende lid.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de werkgever of de instantie die een ontslaguitkering uitbetaalt aan een gewezen overheidswerknemer.
3. Geen verhaal vindt plaats inzake de pensioenpremie die tijdens het recht op suppletie is verschuldigd over de inkomsten van de overheidswerknemer die genoten worden in verband met de dienstverhouding van waaruit het recht op suppletie is ontstaan.
4. Van de overheidswerknemer die slechts een gedeelte van zijn ambtelijk inkomen geniet omdat hij wegens ziekte verhinderd is dienst te verrichten, wordt het in het eerste lid bedoelde verhaal naar evenredigheid verminderd.
5. Van de overheidswerknemer die geen of slechts gedeeltelijk inkomen geniet wegens schorsing of omdat hij zonder daartoe verkregen verlof zijn betrekking niet uitoefent, is het verhaal gelijk aan de verschuldigde pensioenpremies die geacht kunnen worden betrekking te hebben op de tijd waarvoor de schorsing geldt, onderscheidenlijk de betrekking niet wordt uitgeoefend.
6. Van de overheidswerknemer die heeft afgezien van de individuele bijverzekering, bedoeld in artikel 8.4 van het bij deze overeenkomst behorende ontwerp-pensioenreglement, wordt het verhaal inzake de premie voor het invaliditeitspensioen verlaagd met 0,25 procentpunt.
7. In het geval de overheidswerknemer, anders dan voor het vervullen van een politieke functie waarin pensioenaanspraken worden verkregen, verzoekt geheel of gedeeltelijk te worden ontheven van zijn betrekking, kan de overheidswerkgever als voorwaarde stellen dat de door hem verschuldigde pensioenpremies geheel, onderscheidenlijk voor een groter deel dan 25 procent ten laste worden gebracht van de werknemer.
8. Van het verschuldigde premiedeel in verband met de toeslag ter compensatie van het Anw-hiaat, bedoeld in de artikelen 7.4a en 7.4b van het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, verhaalt de overheidswerkgever 75 procent op het salaris van de bij hem in dienst zijnde werknemer.
9. De werkgever verhaalt 50 procent van de verschuldigde pensioenpremie voor het flexibel pensioen op het salaris van de bij hem in dienst zijnde werknemer. Het verhaal vindt plaats in combinatie met het verhaal van de “Vut-fondsbijdrage”, als bedoeld in artikel 21 van het FPU- reglement ter zake van basis-uitkering en aanvullende uitkering.
Artikel 4
1. Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd.
2. Overeenkomstig artikel 4, derde lid, van het ontwerp van de Wet privatisering ABP zijn de meerderheid van sectorwerkgevers en de meerderheid van de in de aanhef van deze overeenkomst genoemde centrales van overheidspersoneel na 1 januari 1996 bevoegd tot het wijzigen of vervangen van deze overeenkomst.
3. Bij de uitoefening van de in het tweede lid bedoelde bevoegdheid zal de partij die deze overeenkomst wenst te wijzigen of vervangen, daarvan ten minste twee maanden voor de beoogde ingangsdatum schriftelijk mededeling doen aan de andere partij, waarna partijen, bedoeld in het tweede lid, daarover in overleg treden.
's-Gravenhage, 15 maart 1995
De Minister van Namens de Algemene Centrale van
Binnenlandse Zaken Overheidspersoneel (ACOP),
Namens de Christelijke Centrale van Overheid- en Onderwijsper- soneel (CCOOP),
Namens het Ambtenarencentrum (AC)
Namens de Centrale van Middelbare bare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF),
Bijlage bij de Pensioenovereenkomst (laatstelijk gewijzigd: 14 juli 1998)
De op 15 maart 1995 gesloten Pensioenovereenkomst is gewijzigd:
- door middel van een overeenkomst tot wijziging van de Pensioenovereenkomst d.d. 18 september 1996;
- nadat hiertoe overeenstemming werd bereikt in de Pensioenkamer door middel van publicatie in de Staatscourant d.d. 11 augustus 1997;
- door middel van een overeenkomst tot wijziging van de Pensioenovereenkomst d.d. 14 juli 1998.