Huishoudelijk reglement NOB/NIG
Huishoudelijk reglement NOB/NIG
Vastgesteld door het NOB bestuur op 28 september 2005.
Het huishoudelijk reglement is gebaseerd op de Overeenkomst Onderzoekschool NOB en wordt in principe voor een periode van vijf jaar vastgesteld. Het regle- ment wordt voorgesteld door het bestuur van de onderzoekschool en is geba- seerd op artikel 7.1 van de genoemde overeenkomst.
Tussentijdse wijzigingen van het reglement zijn mogelijk. Hiervoor geldt dat het bestuur, zonodig op voordracht van een of meerdere van de betrokken faculteits- besturen, hiertoe besluit.
Paragraaf 1: Opleiding
Artikel 1. Onderwijs
Promovendi in de NOB ontvangen 640 uur onderwijs verdeeld over hun eerste en tweede aanstellingsjaar, en nog eens 480 uur onderwijs in hun derde en vierde aanstellingsjaar (totaal 1120). De invulling en verdeling van deze onderwijslast is nader uitgewerkt in de studiegids.
Artikel 2. Kerndocenten
1. De onderzoekschool kent kerndocenten aan wie de verdere opzet en invulling van onderwijsmodules is opgedragen.
2. Kerndocenten zijn in beginsel aanwezig bij de bijeenkomsten die in het kader van de betreffende module zijn belegd.
3. Aan het einde van de bijeenkomsten evalueert de kerndocent de module con- form de aanwijzingen van de directie. De resultaten van deze evaluatie worden binnen zes weken na afloop van de module aan de directie gerapporteerd.
Paragraaf 2: Toelating en begeleiding promovendi
Artikel 3. Toelating en begeleiding promovendi
1.Ten aanzien van de werving en selectie van AIO-plaatsen geldt het volgende:
a. voorstellen voor promotie-projecten zijn volgens een vastomlijnd inde- lingskader opgesteld;
b. de specifieke functie-vereisten worden door de eenheid (c.q. de vakgroep) waar de promovendus in dienst komt bepaald;
c. werving en selectie geschiedt in beginsel onder verantwoordelijkheid van de faculteit waar de promovendus in dienst komt;
d. indien hiervoor dringende redenen aanwezig zijn, kan de wetenschappelijk directeur van de onderzoekschool zich laten vertegenwoordigen bij de werving en selectie van een promovendus.
2. Bij de toelating van promovendi tot de school worden de volgende criteria gehanteerd:
x. een afgeronde eerste-fase opleiding in de bestuurskunde of politicologie, of een daaraan vergelijkbare opleiding;
b. een opleidingsplan dat voldoet aan de randvoorwaarden van het onderwijs- programma van de NOB;
c. een begeleidingsplan dat voldoende waarborgen biedt voor een adequate
begeleiding van de promovendus; en
d. een onderzoeksvoorstel voor het promotieproject dat gerelateerd is aan onderzoek dat binnen de NOB door senioronderzoekers wordt uitgevoerd.
3. Afwijkingen van het onderwijsprogramma zijn alleen toegestaan met nadrukke- lijke instemming vooraf van de directie. De directie kan tevens dispensatie ver- lenen voor onderdelen van het onderwijsprogramma bij een studieverblijf in het buitenland.
4. Aan het einde van het eerste jaar heeft een tussentijdse evaluatie plaats van het promotieproject door de betrokken begeleiders en een derde, door de directie aan te wijzen, beoordelaar. Daarbij wordt op basis van behaalde resultaten binnen het onderwijsprogramma en de voortgang van het promotieonderzoek bezien in hoeverre de promovendus over de noodzakelijke kwaliteiten beschikt voor verdere opleiding als gekwalificeerd onderzoeker en de voltooiing van het proefschrift. Deze evaluatie vindt tevens plaats na het eerste jaar. Indien de be- oordelaars tot een negatief oordeel komen wordt met de betrokken instelling overleg gevoerd over de beëindiging van de plaatsing van de promovendus bij de NOB.
5. Mocht de onder lid 4. genoemde beoordeling leiden tot een negatieve conclu- sie ten aanzien van de begeleider/promotor van de promovendus, dan wordt hier- over met de betrokken instelling overleg gevoerd. Dit kan uiteindelijk, in overleg met de betrokkenen, er toe leiden dat een andere promotor/begeleider wordt gekozen.
6. De promovendus, begeleider of promotor kan ten aanzien van een beslissing van de directie binnen een periode van zes weken in beroep gaan bij het bestuur.
Paragraaf 3. Onderzoek
Ingevolge artikel 6 van de Overeenkomst Onderzoeksschool NOB stelt het bestuur het onderzoeksprogramma vast.
Artikel 4. Coördinatie
1. De onderzoekschool kan beschikken over projectleiders die de wetenschappe- lijk directeur, waar nodig, ondersteunen bij het coördineren van onderzoek binnen de projecten.
2. De coördinatoren werken onder verantwoordelijkheid van de wetenschappelijk directeur.
3. Vergaderingen tussen de wetenschappelijk directeur en de programmacoördi- natoren vinden plaats op verzoek van de directeur dan wel één of meerdere pro- grammacoördinatoren.
Paragraaf 3. Lidmaatschap voor stafleden
Artikel 5. Criteria en procedure
1. Een lid van de staf van de deelnemende instellingen kan tot de NOB worden toegelaten indien ten minste voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a. gepromoveerd zijn,
b. regelmatige wetenschappelijke output over de afgelopen vijf jaar in weten- schappelijk gerespecteerde tijdschriften en boeken,
c. aantoonbare internationale reputatie op het terrein van één van de zwaarte- punten van het onderzoeksprogramma van de NOB,
d. gebleken kwaliteit ten aanzien van de begeleiding van promovendi (voor promotoren) of het verzorgen van onderwijs (voor docenten).
2. Naast de onder lid 1. genoemde criteria dient een staflid, om in het onder- zoeksprogramma te kunnen participeren, een goedgekeurd onderzoeksvoorstel ingediend te hebben.
3. Bij de goedkeuring van een onderzoeksvoorstel wordt de volgende procedure gehanteerd:
a. het voorstel wordt beoordeeld door een coördinator van het project waar het voorstel voor is beoogd;
b. het voorstel wordt tevens beoordeeld door één referent met deskundigheid op het betreffende deelgebied.
c. afhankelijk van deze adviezen, beslist de directeur over de toelating van het onderzoeksproject en de betrokken onderzoekers.
4. De adviezen worden anoniem aan de indieners overlegd en kunnen zo nodig tot bijstelling van het voorstel leiden voordat de directeur een definitief besluit over toelating neemt.
5. Binnen zes weken na het definitieve besluit van de wetenschappelijk directeur over het onderzoeksproject, kunnen de indieners in beroep gaan bij het bestuur.
Paragraaf 5. Advisering aan directie
Paragraaf 3 van de Overeenkomst Onderzoeksschool NOB legt de inrichting en taken van de directie vast. De directie heeft twee adviesorganen.
Artikel 6. Adviescommissie
1. De directie laat zich bijstaan door een adviescommissie.
2. Deze adviescommissie is als volgt samengesteld:
a. uit elke instelling die binnen de NOB participeert op basis van de Overeenkomst Onderzoekschool NOB of een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 15 of 16 van deze overeenkomst wordt één lid benoemd.
b. uit het promovendiberaad, zoals bedoeld in artikel 7, die binnen de NOB worden opgeleid worden twee leden benoemd.
3. Het bestuur van de NOB benoemt deze leden voor een periode van tenminste één jaar. Leden zijn herbenoembaar.
4. De adviescommissie komt ten minste driemaal per jaar bijeen.
Artikel 7. Promovendiberaad
1. De directie laat zich adviseren door een promovendiberaad waarin uit elke instelling die binnen de NOB op basis van de Overeenkomst Onderzoekschool NOB of een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 15 of 16 van deze overeenkomst één lid wordt benoemd.
2. Het bestuur van de NOB benoemt deze leden voor een periode tenminste één jaar. Leden zijn herbenoembaar.
3. Het promovendiberaad komt ten minste tweemaal per jaar bijeen. De gang van zaken tijdens deze vergaderingen wordt door het beraad zelf bepaald.