TRAC T A TENBLAD
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 2011 Nr. 102
A. TITEL
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Xxxxxxxxxxxxxx Xxxxx tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen;
(met Protocol en briefwisseling) Hongkong, 22 maart 2010
B. TEKST
De Engelse tekst van het Verdrag, met Protocol en briefwisseling, is geplaatst in Trb. 2010, 198.
C. VERTALING
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Xxxxxxxxxxxxxx Xxxxx tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en
De Regering van de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Xxxxxxxxxxxxxx Xxxxx,
Geleid door de wens een verdrag te sluiten tot het vermijden van dub- bele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen,
Zijn het volgende overeengekomen:
HOOFDSTUK I REIKWIJDTE VAN HET VERDRAG
Artikel 1
Personen op wie het Verdrag van toepassing is
Dit Verdrag is van toepassing op personen die inwoner zijn van een of van beide verdragsluitende partijen.
Artikel 2
Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is
1. Dit Verdrag is van toepassing op belastingen naar het inkomen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een ver- dragsluitende partij of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan.
2. Als belastingen naar het inkomen worden beschouwd alle belastin- gen die worden geheven naar het gehele inkomen of naar bestanddelen van het inkomen, waaronder begrepen belastingen naar voordelen ver- kregen uit de vervreemding van roerende of onroerende zaken, belastin- gen naar het totale bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.
3. De bestaande belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is, zijn met name:
a. wat Nederland betreft:
– de inkomstenbelasting;
– de loonbelasting;
– de vennootschapsbelasting, daaronder begrepen het aandeel van de regering in de nettowinsten behaald met de exploitatie van natuur- lijke rijkdommen geheven krachtens de Mijnbouwwet; en
– de dividendbelasting;
b. wat de Speciale Administratieve Regio Hongkong betreft:
– de profits tax (winstbelasting);
– de salaries tax (loonbelasting); en
– de property tax (vermogensbelasting);
ongeacht of deze via een persoonlijke aanslag worden vastgesteld.
4. Dit Verdrag is voorts van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van ondertekening van dit Verdrag naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden gehe- ven, evenals op andere belastingen waarop het eerste en tweede lid van dit artikel van toepassing is die een verdragsluitende partij in de toe-
5. De bestaande belastingen worden tezamen met de belastingen die na de ondertekening van dit Verdrag worden geheven respectievelijk aangeduid als „de belastingen van de Speciale Administratieve Regio Hongkong” en „de Nederlandse belastingen”.
HOOFDSTUK II BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Artikel 3
Algemene begripsbepalingen
1. Voor de toepassing van dit Verdrag, tenzij de context anders ver- eist:
a. betekenen de uitdrukkingen „een verdragsluitende partij” en „de andere verdragsluitende partij” het Koninkrijk der Nederlanden (Neder- land) of de Speciale Administratieve Regio Hongkong, naargelang de context vereist;
b. betekent de uitdrukking „Nederland” het deel van het Koninkrijk der Nederlanden dat in Europa is gelegen, met inbegrip van zijn territo- riale zee en elk gebied buiten de territoriale zee waarbinnen Nederland, in overeenstemming met het internationale recht, rechtsmacht of soeve- reine rechten uitoefent;
c. betekent de uitdrukking „Speciale Administratieve Regio Hong- kong” de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepu- bliek China;
d. betekent de uitdrukking „persoon” een natuurlijke persoon, een lichaam, een samenwerkingsverband en elke andere vereniging van per- sonen en wat betreft de Speciale Administratieve Regio Hongkong, tevens een trust;
e. betekent de uitdrukking „lichaam” elke rechtspersoon of elke een- heid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;
f. heeft de uitdrukking „onderneming” betrekking op het uitoefenen van een bedrijf;
g. betekenen de uitdrukkingen „onderneming van een verdragslui- tende partij” en „onderneming van de andere verdragsluitende partij” onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een verdragsluitende partij en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere verdragsluitende partij;
h. betekent de uitdrukking „internationaal verkeer” alle vervoer met een schip of luchtvaartuig, geëxploiteerd door een onderneming van een
i. betekent de uitdrukking „bevoegde autoriteit”:
i. wat Nederland betreft, de minister van Financiën of zijn be- voegde vertegenwoordiger;
ii. wat de Speciale Administratieve Regio Hongkong betreft, de Commissioner of Inland Revenue of zijn bevoegde vertegen- woordiger of elke persoon die of elk lichaam dat gemachtigd is de taken te verrichten die thans door de Commissioner worden verricht of soortgelijke taken;
j. betekent de uitdrukking „onderdaan” wat Nederland betreft, elke natuurlijke persoon die de Nederlandse nationaliteit bezit en elke rechts- persoon, elk samenwerkingsverband of elke vereniging die zijn of haar rechtspositie als zodanig ontleent aan de wetgeving die in Nederland van kracht is;
k. omvat de uitdrukking „bedrijfsuitoefening” mede de uitoefening van een vrij beroep en van andere werkzaamheden van zelfstandige aard.
2. Wat betreft de toepassing van dit Verdrag op enig moment door een verdragsluitende partij heeft, tenzij de context anders vereist, elke daarin niet omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking op dat tijdstip heeft volgens de wetgeving van die verdragsluitende partij met betrekking tot de belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is, waarbij elke betekenis volgens de toepasselijke belastingwetgeving van die verdragsluitende partij prevaleert boven een betekenis die volgens andere wetgeving van die verdragsluitende partij aan die uitdrukking wordt gegeven.
Artikel 4
Inwoner
1. Voor de toepassing van dit Verdrag betekent de uitdrukking „inwo- ner van een verdragsluitende partij”:
a. wat Nederland betreft, iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van Nederland, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid. Deze uitdrukking omvat echter niet een persoon die in Nederland slechts aan belasting is onderworpen ter zake van inkomsten uit bronnen in Nederland;
b. wat de Speciale Administratieve Regio Hongkong betreft:
i. elke natuurlijke persoon die gewoonlijk woont in de Speciale Administratieve Regio Hongkong;
ii. elke natuurlijke persoon die gedurende langer dan 180 dagen in een belastingjaar of langer dan 300 dagen in twee opeenvol-
gende belastingjaren waarvan er een het desbetreffende belas- tingjaar is in de Speciale Administratieve Regio Hongkong ver- blijft;
iii. een lichaam dat in de Speciale Administratieve Regio Hong- kong is opgericht of dat, indien het buiten de Speciale Adminis- tratieve Regio Hongkong is opgericht, gewoonlijk wordt geleid of beheerd in de Speciale Administratieve Regio Hongkong;
iv. elke andere persoon die krachtens het recht van de Speciale Administratieve Regio Hongkong is ingesteld of die, indien hij buiten de Speciale Administratieve Regio Hongkong is inge- steld, gewoonlijk wordt geleid of beheerd in de Speciale Administratieve Regio Hongkong;
2. De uitdrukking „inwoner van een verdragsluitende partij” omvat mede:
a. wat Nederland betreft, de Regering van Nederland, een staatkun- dig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam ervan;
b. wat de Speciale Administratieve Regio Hongkong betreft, de Rege- ring van de Speciale Administratieve Regio Hongkong; en
c. wat de verdragsluitende partijen betreft, een pensioenfonds dat of een pensioenregeling die volgens de wettelijke bepalingen van een ver- dragsluitende partij erkend is en onder toezicht staat en waarvan het inkomen in het algemeen is vrijgesteld van belasting in die verdragslui- tende partij.
3. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid inwoner van beide verdragsluitende partijen is, wordt zijn posi- tie als volgt bepaald:
a. hij wordt geacht slechts inwoner te zijn van de verdragsluitende partij waarin hij een permanente woning tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide verdragsluitende partijen een permanente woning tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht slechts inwoner te zijn van de verdragsluitende partij waarmede zijn persoonlijke en economische be- trekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);
b. indien niet kan worden bepaald in welke verdragsluitende partij hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, of indien hij in geen van beide verdragsluitende partijen een permanente woning tot zijn beschik- king heeft, wordt hij geacht slechts inwoner te zijn van de verdragslui- tende partij waarin hij gewoonlijk verblijft;
c. indien hij in beide verdragsluitende partijen of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht slechts inwoner te zijn van de ver- dragsluitende partij waarvan hij onderdaan is (wat Nederland betreft) of waarin hij gerechtigd is te verblijven (wat de Speciale Administratieve Regio Hongkong betreft);
d. indien hij onderdaan is van Nederland en tevens gerechtigd is te verblijven in de Speciale Administratieve Regio Hongkong of indien hij geen onderdaan is van Nederland en niet gerechtigd is te verblijven in
4. Indien een persoon, niet zijnde een natuurlijke persoon, ingevolge de bepalingen van het eerste lid, inwoner is van beide verdragsluitende partijen, trachten de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende par- tijen de aangelegenheid in onderling overleg te regelen. Bij het ontbre- ken van een dergelijk overleg heeft een dergelijke persoon geen recht op enig voordeel uit hoofde van dit Verdrag, behalve dat deze persoon aan- spraak kan maken op de voordelen van de artikelen 23 (Non- discriminatie) en 24 (Procedure voor onderling overleg), en de bevoegde autoriteiten kunnen in onderling overleg de wijze van toepassing van de rest van dit Verdrag op die persoon vaststellen.
Artikel 5
Vaste inrichting
1. Voor de toepassing van dit Verdrag betekent de uitdrukking „vaste inrichting” een vaste bedrijfsinrichting door middel waarvan de werk- zaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoe- fend.
2. De uitdrukking „vaste inrichting” omvat in het bijzonder:
a. een plaats waar leiding wordt gegeven;
b. een filiaal;
c. een kantoor;
d. een fabriek;
e. een werkplaats; en
f. een mijn, een olie- of gasbron, een (steen)groeve of een andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.
3. De uitdrukking „vaste inrichting” omvat voorts een bouwterrein of constructie-, montage-, installatie- of baggerwerkzaamheden, evenwel uitsluitend indien het bouwterrein of de werkzaamheden langer dan zes maanden blijft voortbestaan respectievelijk voortduren.
4. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste, tweede en derde lid, waar een onderneming van een verdragsluitende partij diensten ver- richt in de andere verdragsluitende partij
a. door middel van een natuurlijke persoon die in de andere verdrag- sluitende partij aanwezig is gedurende een tijdvak dat of tijdvakken die een totaal van 183 dagen te boven gaat of gaan in een tijdvak van twaalf maanden, en meer dan 50 percent van de bruto-ontvangsten die aan bedrijfsmatige activiteiten van de onderneming gedurende dat tijdvak of
die tijdvakken toegerekend kunnen worden afkomstig is van de diensten die via die natuurlijke persoon in de andere verdragsluitende partij ver- richt worden, of
b. gedurende een tijdvak dat of tijdvakken die in een tijdvak van twaalf maanden een totaal van 183 dagen te boven gaat of gaan en deze diensten worden verricht voor dezelfde werkzaamheden of met elkaar verbonden werkzaamheden via een of meer natuurlijke personen die aanwezig zijn en deze diensten verrichten in de andere verdragsluitende partij.
De in de andere verdragsluitende partij in het kader van deze diensten verrichte activiteiten worden geacht te worden verricht door middel van een vaste inrichting van de in de andere verdragsluitende partij geves- tigde onderneming, tenzij deze diensten beperkt zijn tot die welke zijn vermeld in het vijfde lid, die indien zij zouden worden verricht door een vaste bedrijfsinrichting, deze vaste bedrijfsinrichting op grond van de bepalingen van dat lid niet tot een vaste inrichting zouden maken. Voor de toepassing van dit lid worden diensten namens een onderneming ver- richt door een natuurlijke persoon niet geacht via die natuurlijke persoon te zijn verricht door een andere onderneming, tenzij die andere onder- neming toezicht houdt op, aanwijzingen geeft voor of leiding geeft aan de wijze waarop de diensten door de natuurlijke persoon worden ver- richt.
5. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt de uitdrukking „vaste inrichting” niet geacht te omvatten:
a. het gebruikmaken van inrichtingen uitsluitend voor opslag, uitstal- ling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;
b. het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebeho- rende goederen of koopwaar, uitsluitend voor opslag, uitstalling of afle- vering;
c. het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebeho- rende goederen of koopwaar, uitsluitend voor de verwerking door een andere onderneming;
d. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of informatie te verzamelen;
e. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming enige andere werkzaamheid uit te oefenen die van voor- bereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft;
f. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend voor een combinatie van de in de onderdelen a. tot en met e. genoemde werk- zaamheden, mits het totaal van de werkzaamheden van de vaste bedrijfs- inrichting dat uit deze combinatie voortvloeit van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheden heeft.
7. Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een ver- dragsluitende partij te bezitten uitsluitend op grond van de omstandig- heid dat zij in die verdragsluitende partij zaken doet door bemiddeling van een makelaar, commissionair of enige andere onafhankelijke verte- genwoordiger, mits deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
8. De omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een verdrag- sluitende partij een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst dat inwoner is van de andere verdragsluitende partij of dat in die andere verdragsluitende partij zaken doet (hetzij door middel van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt een van beide lichamen niet tot een vaste inrichting van het andere.
HOOFDSTUK III BELASTINGHEFFING NAAR HET INKOMEN
Artikel 6
Inkomsten uit onroerende zaken
1. Inkomsten verkregen door een inwoner van een verdragsluitende partij uit onroerende zaken (waaronder begrepen voordelen uit landbouw- of bosbedrijven) die in de andere verdragsluitende partij zijn gelegen mogen in die andere verdragsluitende partij worden belast.
2. De uitdrukking „onroerende zaken” heeft de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van de verdragsluitende partij waar de desbetreffende zaken zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de zaken die bij de onroerende zaken behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalin- gen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing
3. De bepalingen van het eerste lid zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie, uit het verhuren of verpach- ten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende zaken.
4. De bepalingen van het eerste en derde lid zijn eveneens van toe- passing op inkomsten uit onroerende zaken van een onderneming.
Artikel 7
Winst uit onderneming
1. De voordelen van een onderneming van een verdragsluitende par- tij zijn slechts in die verdragsluitende partij belastbaar, tenzij de onder- neming in de andere verdragsluitende partij haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderne- ming aldus haar bedrijf uitoefent, mogen de voordelen van de onderne- ming in de andere verdragsluitende partij worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.
2. Onder voorbehoud van de bepalingen van het derde lid worden, indien een onderneming van een verdragsluitende partij in de andere ver- dragsluitende partij haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elk van de verdragsluitende partijen aan die vaste inrichting de voordelen toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen, alsof zij een zelfstandige onderneming zou zijn die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk transacties zou aangaan met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is of met andere ondernemingen waarmee zij transacties aangaat.
3. Bij het bepalen van de voordelen van een vaste inrichting worden kosten die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, daaronder begrepen kosten van de leiding en algemene beheerskosten, voor aftrek toegelaten, hetzij in de verdragsluitende partij waarin de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.
4. Voor zover het in een verdragsluitende partij gebruikelijk is de aan een vaste inrichting toe te rekenen voordelen te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschil- lende delen, belet het tweede lid die verdragsluitende partij niet de te belasten voordelen te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de
gevolgde methode van xxxxxxxxx moet echter zodanig zijn, dat het resul- taat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.
5. Er worden geen voordelen aan een vaste inrichting toegerekend alleen op grond van de aankoop door die vaste inrichting van goederen of koopwaar voor de onderneming.
6. Indien de informatie waarover de belastingautoriteit van een ver- dragsluitende partij beschikt onvoldoende is om de aan de vaste inrich- ting van een onderneming toe te rekenen voordelen te bepalen, doet niets in dit artikel afbreuk aan de toepassing van enige wet van die verdrag- sluitende partij die betrekking heeft op de vaststelling van de door een persoon verschuldigde belasting, mits die wet wordt toegepast in over- eenstemming met de beginselen van dit artikel, voor zover de informa- tie waarover de belastingautoriteit beschikt dat toelaat.
7. Voor de toepassing van de voorgaande leden worden de aan de vaste inrichting toe te rekenen voordelen van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat hiervan af te wijken.
8. Indien in de voordelen bestanddelen van het inkomen zijn begre- pen die afzonderlijk in andere artikelen van dit Verdrag worden behan- deld, laten de bepalingen van dit artikel de bepalingen van die artikelen onverlet.
Artikel 8
Zee- en luchtvervoer
1. Voordelen van een onderneming van een verdragsluitende partij uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer zijn slechts in die verdragsluitende partij belastbaar.
2. De bepalingen van het eerste lid zijn ook van toepassing op voor- delen uit de deelneming in een „pool”, een gemeenschappelijke onder- neming of een internationaal opererend agentschap.
Artikel 9
Gelieerde ondernemingen
1. Indien:
a. een onderneming van een verdragsluitende partij onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere verdragsluitende partij, of
en in het ene of in het andere geval tussen de beide ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen voorwaarden wor- den overeengekomen of opgelegd, die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen alle voordelen die een van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald, maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de voordelen van die onderneming en wor- den dienovereenkomstig belast. Het is echter wel te verstaan dat de omstandigheid dat gelieerde ondernemingen overeenkomsten hebben afgesloten, zoals „costsharing”-overeenkomsten of algemene dienstver- leningsovereenkomsten, voor of gebaseerd op de toerekening van kosten van de leiding, de algemene beheerskosten, de technische en zakelijke kosten, kosten voor onderzoek en ontwikkeling en andere soortgelijke kosten, op zichzelf geen voorwaarde is als bedoeld in de voorgaande zin.
2. Indien een verdragsluitende partij in de voordelen van een onder- neming van die partij voordelen begrijpt – en dienovereenkomstig belast
– ter zake waarvan een onderneming van de andere verdragsluitende par- tij in die andere verdragsluitende partij in de belastingheffing is betrok- ken en deze voordelen bestaan uit voordelen die de onderneming van de eerstbedoelde verdragsluitende partij zou hebben behaald, indien tussen de beide ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeenge- komen als die welke tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, zal die andere verdragsluitende partij het bedrag aan belasting dat in die verdragsluitende partij over die voordelen is gehe- ven, dienovereenkomstig aanpassen. Bij de vaststelling van deze aanpas- sing wordt zorgvuldig rekening gehouden met de overige bepalingen van dit Verdrag en plegen de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen daartoe indien nodig met elkaar overleg.
Artikel 10
Dividenden
1. Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van een ver- dragsluitende partij aan een inwoner van de andere verdragsluitende par- tij, mogen in die andere verdragsluitende partij worden belast.
2. Deze dividenden mogen echter ook in de verdragsluitende partij waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, overeenkom- stig de wetgeving van die verdragsluitende partij worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden een inwoner van de
andere verdragsluitende partij is, mag de aldus geheven belasting 10 per- cent van het brutobedrag van de dividenden niet overschrijden.
3. Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid, heft de ver- dragsluitende partij waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwo- ner is geen belasting over door dat lichaam betaalde dividenden, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden:
a. een lichaam is, niet zijnde een samenwerkingsverband, dat inwo- ner is van de andere verdragsluitende partij en onmiddellijk ten minste 10 percent bezit van het kapitaal van het lichaam dat de dividenden betaalt, mits:
i. de aandelen van het lichaam dat de dividenden ontvangt regel- matig worden verhandeld op een erkende effectenbeurs; of
ii. ten minste 50 percent van de aandelen van het lichaam dat de dividenden ontvangt in eigendom is van een lichaam waarvan de aandelen regelmatig worden verhandeld op een erkende effectenbeurs, maar uitsluitend indien het laatstbedoelde li- chaam:
A. inwoner is van een van de verdragsluitende partijen; of
B. inwoner is van een lidstaat van de Europese Unie (EU) en dat lichaam recht zou hebben op voordelen die gelijk zijn aan of gunstiger dan de voordelen uit hoofde van dit artikel ingevolge een allesomvattende regeling voor het vermijden van dubbele belasting tussen zijn woonstaat en de verdragsluitende partij bij welke aan- spraak wordt gemaakt op de voordelen van dit artikel of uit hoofde van een multilaterale overeenkomst waarbij zijn woonstaat en de verdragsluitende partij bij welke aanspraak wordt gemaakt op de voordelen van dit artikel partij zijn;
iii. het lichaam een bank of een verzekeringsmaatschappij is die gevestigd is in en als zodanig gereguleerd wordt door het recht van de verdragsluitende partij waarvan deze inwoner is;
iv. het lichaam een hoofdkantoor is voor een multinationale groep van vennootschappen dat een substantieel deel verzorgt van het algemene toezicht op en het bestuur van de groep en dat de onafhankelijke discretionaire bevoegdheden heeft en uitoefent voor het verrichten van deze functies;
b. een verdragsluitende partij, of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan is;
c. een door de regering van een verdragsluitende partij opgerichte instelling of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechte- lijk lichaam daarvan is, dat wordt erkend als een integrerend onderdeel van die regering, hetgeen door de bevoegde autoriteiten van de verdrag- sluitende partijen in onderling overleg wordt overeengekomen.
d. een pensioenfonds of een pensioenregeling is als bedoeld in arti- kel 4, tweede lid; of
e. een lichaam dat niet voldoet aan de voorwaarden genoemd onder i, ii, iii, of iv van onderdeel a, of een lichaam dat anders is dan een
lichaam genoemd in onderdeel c, mits de bevoegde autoriteit van de ver- dragsluitende partij die de voordelen moet toekennen, vaststelt dat het veiligstellen van de voordelen van dit artikel niet het voornaamste doel of een van de voornaamste doelen van de oprichting, verwerving of instandhouding van het lichaam is.
4. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen regelen in onderling overleg de wijze van toepassing van deze beperkingen.
5. De bepalingen van het tweede en derde lid laten onverlet de belas- tingheffing van het lichaam ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.
6. De uitdrukking „dividenden”, zoals gebezigd in dit artikel, bete- kent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaan- delen, oprichtersaandelen of andere rechten, niet zijnde schuldvorderin- gen, die aanspraak geven op een aandeel in de winst alsmede inkomsten uit andere vennootschappelijke rechten die door de wetgeving van de verdragsluitende partij waarvan het lichaam dat de uitdeling doet inwo- ner is, op dezelfde wijze aan de belastingheffing worden onderworpen als inkomsten uit aandelen.
7. De bepalingen van het eerste, tweede, derde en negende lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een verdragsluitende partij, in de andere verdragslui- tende partij waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrich- ting en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting behoort. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
8. Indien een lichaam dat inwoner is van een verdragsluitende partij, voordelen of inkomsten verkrijgt uit de andere verdragsluitende partij, mag die andere verdragsluitende partij geen belasting heffen op de divi- denden die door het lichaam worden betaald, behalve voor zover deze dividenden worden betaald aan een inwoner van die andere verdragslui- tende partij of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de divi- denden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van een in die andere verdragsluitende partij gevestigde vaste inrichting behoort, noch de niet- uitgedeelde winst van het lichaam onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst van het lichaam, zelfs indien de betaalde dividen- den of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit voor- delen of inkomsten die uit die andere verdragsluitende partij afkomstig zijn.
9. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste, tweede en achtste lid, mogen dividenden betaald door een lichaam met een in aandelen
Artikel 11
Interest
1. Interest afkomstig uit een verdragsluitende partij die wordt verkre- gen door een inwoner van de andere verdragsluitende partij die de uit- eindelijke gerechtigde is, mag uitsluitend in die andere verdragsluitende partij worden belast.
2. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen regelen in onderling overleg de wijze van toepassing van het eerste lid.
3. De uitdrukking „interest”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verze- kerd door hypotheek en al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit over- heidsleningen en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, waaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen ver- bonden premies en prijzen. In rekening gebrachte boetes voor te late betaling worden voor de toepassing van dit artikel niet als interest aan- gemerkt.
4. De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een verdrag- sluitende partij, in de andere verdragsluitende partij waaruit de interest afkomstig is, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting behoort. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
5. Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, ongeacht de gronden, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar over-
Artikel 12
Royalty’s
1. Xxxxxxx’x afkomstig uit een verdragsluitende partij die worden betaald of worden geacht te worden betaald aan een inwoner van de andere verdragsluitende partij mogen in die andere verdragsluitende par- tij worden belast.
2. Deze royalty’s mogen echter ook in de verdragsluitende partij waaruit zij afkomstig zijn, overeenkomstig de wetgeving van die ver- dragsluitende partij worden belast, maar indien de uiteindelijk gerech- tigde tot de royalty’s een inwoner is van de andere verdragsluitende par- tij, mag de aldus geheven belasting 3 percent van het brutobedrag van de royalty’s niet overschrijden. De bevoegde autoriteiten van de verdrag- sluitende partijen regelen in onderling overleg de wijze van toepassing van deze beperkingen.
3. Onder de uitdrukking „royalty’s”, zoals gebezigd in dit artikel, worden verstaan vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik, of voor het recht van gebruik, van een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, waaronder begrepen bio- scoopfilms of films of banden voor radio- en televisieuitzendingen, een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening of model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, of voor het gebruik, of voor het recht van gebruik, van uitrusting op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap of voor informatie omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
4. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty’s, die inwoner is van een verdragsluitende partij, in de andere verdragsluitende partij waaruit de royalty’s afkomstig zijn, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting en het recht of de zaak uit hoofde waarvan de royalty’s worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting behoort. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toe- passing.
5. Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty’s, ongeacht de gronden, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft
6. Royalty’s worden geacht uit een verdragsluitende partij afkomstig te zijn indien zij worden betaald door een inwoner van die verdragslui- tende partij. Indien evenwel de persoon die de royalty’s betaalt, of hij inwoner van een verdragsluitende partij is of niet, in een verdragslui- tende partij een vaste inrichting heeft, waarvoor de verplichting tot het betalen van de royalty’s was aangegaan, en deze royalty’s ten laste komen van die vaste inrichting, worden deze royalty’s geacht afkomstig te zijn uit de verdragsluitende partij waar de vaste inrichting is geves- tigd.
Artikel 13
Vermogenswinsten
1. Voordelen verkregen door een inwoner van een verdragsluitende partij uit de vervreemding van onroerende zaken als bedoeld in artikel 6 en die zijn gelegen in de andere verdragsluitende partij, mogen in die andere verdragsluitende partij worden belast.
2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een verdragsluitende partij in de andere verdragslui- tende partij heeft, waaronder begrepen voordelen verkregen uit de ver- vreemding van de vaste inrichting (afzonderlijk of met de gehele onder- neming), mogen in die andere verdragsluitende partij worden belast.
3. Voordelen verkregen door een onderneming van een verdragslui- tende partij uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die door een onderneming van die verdragsluitende partij in internationaal ver- keer worden geëxploiteerd of van roerende zaken die worden gebruikt bij de exploitatie van deze schepen of luchtvaartuigen zijn slechts belast- baar in die verdragsluitende partij.
4. Voordelen verkregen door een inwoner van een verdragsluitende partij uit de vervreemding van aandelen in een lichaam dat meer dan 50 percent van de waarde van zijn activa onmiddellijk of middellijk ont- leent aan onroerende zaken gelegen in de andere verdragsluitende partij mogen in die andere verdragsluitende partij worden belast, mits de inwo- ner onmiddellijk of middellijk ten minste 5 percent van de geplaatste aandelen bezit. Dit lid is evenwel niet van toepassing op voordelen ver- kregen uit de vervreemding van aandelen:
a. genoteerd aan een erkende effectenbeurs; of
c. in een lichaam dat meer dan 50 percent van de waarde van zijn activa onmiddellijk of middellijk ontleent aan onroerende zaken waarin het zijn bedrijf uitoefent.
5. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die bedoeld in het eerste, tweede, derde en vierde lid, zijn slechts belastbaar in de verdragsluitende partij waarvan de vervreemder inwo- ner is.
6. Niettegenstaande de bepalingen van het vijfde lid, mag een ver- dragsluitende partij, overeenkomstig haar eigen wetgeving, de uitleg van de uitdrukking „vervreemding” daaronder begrepen, belasting heffen over voordelen verkregen door een natuurlijke persoon die inwoner is van de andere verdragsluitende partij uit de vervreemding van aandelen in, winstbewijzen van of schuldvorderingen op, een lichaam met een in aandelen verdeeld kapitaal, dat volgens de wetgeving van de eerstbe- doelde verdragsluitende partij inwoner is van die verdragsluitende par- tij, alsmede uit de vervreemding van een gedeelte van de in die aande- len, winstbewijzen of schuldvorderingen besloten liggende rechten, indien die natuurlijke persoon – al dan niet tezamen met zijn of haar echtgenoot – dan wel een van hun bloed- of aanverwanten in de rechte lijn onmiddellijk of middellijk ten minste vijf percent bezit van het geplaatste kapitaal van een bepaalde soort van aandelen in dat lichaam.
Artikel 14
Inkomsten uit dienstbetrekking
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 15, 17 en 18 zijn salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een verdragsluitende partij ter zake van een dienstbetrekking slechts in die verdragsluitende partij belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere verdragsluitende partij wordt uitgeoe- fend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mag de ter zake daarvan verkregen beloning in die andere verdragsluitende partij worden belast.
2. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid, is de beloning verkregen door een inwoner van een verdragsluitende partij ter zake van een in de andere verdragsluitende partij uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde verdragsluitende partij belastbaar, indien:
a. de genieter in de andere verdragsluitende partij verblijft gedurende een tijdvak dat of tijdvakken die in een tijdvak van 12 maanden begin- nend of eindigend in het desbetreffende belastingjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaat of gaan, en
x. xx xxxxxxxx wordt betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere verdragsluitende partij is, en
x. xx xxxxxxxx niet ten laste komt van een vaste inrichting die de werkgever in de andere verdragsluitende partij heeft.
3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel is de beloning verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd door een onderneming van een verdragsluitende partij, slechts in die verdragsluitende partij belastbaar.
Artikel 15
Directeursbeloningen
Directeursbeloningen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een verdragsluitende partij in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer van een lichaam dat inwoner is van de andere verdragsluitende partij, mogen in die andere verdragsluitende partij worden belast.
Artikel 16
Artiesten en sportbeoefenaars
1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7 en 14, mogen inkomsten verkregen door een inwoner van een verdragsluitende partij als artiest, zoals een toneelspeler, een film-, radio- of televisie-artiest, of een musicus, of als sportbeoefenaar, uit zijn persoonlijke werkzaamhe- den als zodanig die worden verricht in de andere verdragsluitende par- tij, worden belast in die andere verdragsluitende partij.
2. Indien inkomsten ter zake van persoonlijke werkzaamheden die door een artiest of een sportbeoefenaar in die hoedanigheid worden ver- richt, niet aan de artiest of sportbeoefenaar zelf toekomen, maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7 en 14, worden belast in de verdragsluitende partij waarin de werkzaamheden van de artiest of sportbeoefenaar worden ver- richt.
3. De bepalingen van het eerste en tweede lid van dit artikel zijn niet van toepassing op beloningen die worden verkregen uit werkzaamheden die in een verdragsluitende partij worden verricht door een artiest of sportbeoefenaar van de andere verdragsluitende partij, indien het bezoek aan de eerstbedoelde verdragsluitende partij hoofdzakelijk wordt bekos- tigd uit de openbare fondsen van de andere verdragsluitende partij met inbegrip van haar plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of bij wet inge-
Artikel 17
Pensioenen, lijfrenten, socialezekerheidsuitkeringen, alimentatieuitkeringen en betalingen ten behoeve van levensonderhoud
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 18, tweede lid, mogen pensioenen en andere soortgelijke beloningen (met inbegrip van een afkoopsom) ter zake van een vroegere dienstbetrekking of werk- zaamheden als zelfstandige en lijfrenten (met inbegrip van een afkoop- som) afkomstig uit een verdragsluitende partij en betaald aan een inwo- ner van de andere verdragsluitende partij in de eerstgenoemde verdragsluitende partij worden belast.
2. Pensioenen en andere betalingen betaald uit hoofde van de socia- lezekerheidswetgeving van een verdragsluitende partij aan een inwoner van de andere verdragsluitende partij mogen in de eerstgenoemde ver- dragsluitende partij worden belast.
3. Pensioenen en andere soortgelijke beloningen (met inbegrip van een afkoopsom) en lijfrenten (met inbegrip van een afkoopsom) worden geacht uit een verdragsluitende partij afkomstig te zijn:
a. wat Nederland betreft, voor zover de met de pensioenen of soort- gelijke beloningen of lijfrenten samenhangende bijdragen of betalingen, of de aanspraken daarop, in Nederland in aanmerking zijn gekomen voor een fiscale faciliëring;
b. wat de Speciale Administratieve Regio Hongkong betreft, indien ze worden betaald uit een pensioenregeling en deze voor de belasting- heffing is erkend of gereguleerd in overeenstemming met de wetgeving van de Speciale Administratieve Regio Hongkong.
Door de overdracht van een pensioen of een soortgelijke beloning of lijfrente van een in een verdragsluitende partij gevestigd pensioenfonds of aldaar gevestigde verzekeringsmaatschappij naar een buiten die ver- dragsluitende partij gevestigd pensioenfonds of aldaar gevestigde verze- keringsmaatschappij worden de ingevolge dit artikel aan de eerstbe- doelde verdragsluitende partij toegekende heffingsrechten op geen enkele wijze beperkt.
4. De uitdrukking „lijfrente” betekent een vaste som, periodiek be- taalbaar op vaste tijdstippen, hetzij gedurende het leven, hetzij gedu- rende een vastgesteld of voor vaststelling vatbaar tijdvak, ingevolge een verbintenis tot het doen van betalingen, die tegenover een voldoende en volledige tegenprestatie in geld of geldswaarde staat.
5. Voor de toepassing van dit artikel wat de Speciale Administratieve Regio Hongkong betreft:
a. wordt onder een pensioenregeling verstaan een regeling waaraan natuurlijke personen kunnen deelnemen teneinde hun pensioenuitkerin- gen zeker te stellen, en
b. wordt een pensioenregeling voor de belastingheffing erkend indien de bijdragen aan de regeling in aanmerking komen voor een fiscale faci- liëring.
6. Periodieke betalingen gedaan uit hoofde van een schriftelijke schei- dingsovereenkomst of een echtscheidingsvonnis, onderhoudsuitkeringen in verband met scheiding, of verplichte ondersteuning, met inbegrip van betalingen voor het levensonderhoud van een kind, alsmede afkoopsom- men in plaats daarvan, betaald door een inwoner van een verdragslui- tende partij aan een inwoner van de andere verdragsluitende partij wor- den in geen van de verdragsluitende partijen belast indien de schuldenaar in de eerstgenoemde verdragsluitende partij geen recht heeft op aftrek van de belasting voor dergelijke betalingen. Indien de schuldenaar in de eerstgenoemde verdragsluitende partij voor dergelijke betalingen even- wel recht heeft op aftrek van de belasting, mogen deze betalingen in beide verdragsluitende partijen worden belast.
Artikel 18
Overheidsfuncties
1. a. Salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen, niet zijnde een pensioen, betaald door de regering van een verdragsluitende partij of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten verricht voor die verdragsluitende partij of dat onderdeel of dat publiekrechtelijke lichaam, zijn slechts in die verdragsluitende partij belastbaar.
b. Deze salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen zijn ech- ter slechts in de andere verdragsluitende partij belastbaar, indien de dien- sten in die verdragsluitende partij worden verricht en de natuurlijke per- soon een inwoner is van die verdragsluitende partij die:
i. wat Nederland betreft, onderdaan daarvan is en wat de Speciale Administratieve Regio Hongkong betreft, gerechtigd is aldaar te verblijven; of
ii. niet uitsluitend voor het verrichten van de diensten inwoner van die verdragsluitende partij werd.
2. a. Pensioenen (met inbegrip van een afkoopsom) betaald door, of uit fondsen uit bijdragen van of gecreëerd door, de regering van een ver- dragsluitende partij of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, aan een natuurlijke persoon ter zake
van diensten verricht voor die verdragsluitende partij of dat onderdeel of dat publiekrechtelijke lichaam, zijn slechts in die verdragsluitende partij belastbaar.
b. Dergelijke pensioenen (met inbegrip van een afkoopsom) zijn ech- ter uitsluitend belastbaar in de andere verdragsluitende partij voor zover de diensten in die verdragsluitende partij zijn verricht onder de omstan- digheden omschreven in het eerste lid, onderdeel b.
3. De bepalingen van de voorgaande leden van dit artikel zijn niet van toepassing op salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen of op pensioenen (met inbegrip van een afkoopsom) ter zake van diensten ver- richt in het kader van een bedrijf, uitgeoefend door de regering van een verdragsluitende partij of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van de artikelen 14, 15, 16 en 17 van toepassing.
Artikel 19
Studenten
Beloningen en betalingen die een student die inwoner is of onmiddel- lijk voorafgaande aan zijn bezoek aan een verdragsluitende partij inwo- ner was van de andere verdragsluitende partij en die uitsluitend voor zijn opleiding in de eerstbedoelde verdragsluitende partij verblijft, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud of opleiding, zijn in die verdragslui- tende partij niet belastbaar, mits deze beloningen en betalingen afkom- stig zijn uit bronnen buiten die verdragsluitende partij.
Artikel 20
Overige inkomsten
1. Bestanddelen van het inkomen die worden verkregen door een inwoner van een verdragsluitende partij die de uiteindelijke gerechtigde is, van waaruit ook afkomstig, die niet in de voorgaande artikelen van dit Verdrag zijn behandeld, zijn slechts in die verdragsluitende partij belastbaar.
2. De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op inkom- sten, niet zijnde inkomsten uit onroerende zaken zoals omschreven in artikel 6, tweede lid, indien de uiteindelijke gerechtigde tot die inkom- sten, die inwoner is van een verdragsluitende partij, in de andere ver- dragsluitende partij een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, en het recht of de zaak ter zake waarvan de inkomsten worden betaald tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrich- ting behoort. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepas- sing.
HOOFDSTUK IV VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING
Artikel 21
Methoden voor het vermijden van dubbele belasting
1. Nederland is bevoegd bij het heffen van belasting van zijn inwo- ners in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestand- delen van het inkomen te begrijpen die overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag mogen worden belast of uitsluitend mogen worden belast in de Speciale Administratieve Regio Hongkong.
2. Indien echter een inwoner van Nederland bestanddelen van het inkomen verkrijgt die volgens artikel 6, eerste, derde en vierde lid, arti- kel 7, eerste lid, artikel 10, zevende lid, artikel 11, vierde lid, artikel 12, vierde lid, artikel 13, eerste en tweede lid, artikel 14, eerste en derde lid, artikel 18, eerste lid (onderdeel a) en tweede lid (onderdeel a), en arti- kel 20, tweede lid, van dit Verdrag mogen worden belast of uitsluitend mogen worden belast in de Speciale Administratieve Regio Hongkong en die in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen, stelt Nederland deze bestanddelen van het inkomen vrij door een verminde- ring van zijn belasting toe te staan. Deze vermindering wordt berekend overeenkomstig de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het ver- mijden van dubbele belasting. Te dien einde worden bedoelde bestand- delen van het inkomen geacht te zijn begrepen in het bedrag van de bestanddelen van het inkomen die ingevolge die bepalingen van Neder- landse belasting zijn vrijgesteld.
3. Nederland verleent voorts een aftrek op de aldus berekende Neder- landse belasting voor de bestanddelen van het inkomen die volgens arti- kel 10, tweede en negende lid, artikel 12, tweede lid, artikel 13, vierde en zesde lid, artikel 15, artikel 16, eerste en tweede lid, artikel 17, eer- ste, tweede en zesde lid, en artikel 20, derde lid, van dit Verdrag in de Speciale Administratieve Regio Hongkong mogen worden belast, in zoverre dat deze bestanddelen in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen. Het bedrag van deze aftrek is gelijk aan de in de Speciale Administratieve Regio Hongkong over deze bestanddelen van het inko- men betaalde belasting, maar bedraagt, indien de bepalingen in de
Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting daarin voorzien, niet meer dan het bedrag van de aftrek die zou zijn verleend indien de aldus in het inkomen begrepen bestanddelen van het inkomen de enige bestanddelen van het inkomen zouden zijn geweest die uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermij- den van dubbele belasting van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.
Dit lid zal een tegemoetkoming nu of in de toekomst verleend uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermij- den van dubbele belasting niet beperken, echter uitsluitend voor zover het de berekening van het bedrag van de aftrek op de Nederlandse belas- ting betreft met betrekking tot de som van inkomsten afkomstig uit meer dan een land en de voortwenteling van de belasting betaald in de Spe- ciale Administratieve Regio Hongkong op bedoelde bestanddelen van het inkomen naar de volgende jaren.
4. Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid, verleent Neder- land een aftrek op de Nederlandse belasting voor de in de Speciale Administratieve Regio Hongkong betaalde belasting op bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 7, eerste lid, artikel 10, zevende lid, artikel 11, vierde lid, artikel 12, vierde lid, en artikel 20, tweede lid, van dit Verdrag in de Speciale Administratieve Regio Hongkong mogen wor- den belast, voor zover deze bestanddelen in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen en voor zover Nederland volgens de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting een aftrek verleent op de Nederlandse belasting voor de in een ander land over die bestanddelen van het inkomen geheven belasting. Voor de berekening van deze aftrek zijn de bepalingen van het derde lid van dit artikel van overeenkomstige toepassing.
5. In de Speciale Administratieve Regio Hongkong mag, met inacht- neming van de bepalingen van de wetgeving van de Speciale Adminis- tratieve Regio Hongkong inzake het toestaan van een verrekening met de belasting van de Speciale Administratieve Regio Hongkong van in een buiten de Speciale Administratieve Regio Hongkong gelegen rechts- gebied betaalde belasting (die het algemene beginsel van dit artikel onverlet laat), Nederlandse belasting betaald uit hoofde van de Neder- landse wetgeving en in overeenstemming met dit Verdrag, hetzij recht- streeks hetzij via aftrek, ter zake van inkomsten verkregen door een per- soon die inwoner is van de Speciale Administratieve Regio Hongkong uit bronnen in Nederland, worden verrekend met de in de Speciale Administratieve Regio Hongkong ter zake van die inkomsten verschul- digde belasting, mits de aldus toegelaten verrekening niet hoger is dan het bedrag van de ter zake van die inkomsten berekende belasting van de Speciale Administratieve Regio Hongkong in overeenstemming met de belastingwetgeving van de Speciale Administratieve Regio Hong- kong.
HOOFDSTUK V BIJZONDERE BEPALINGEN
Artikel 22
Werkzaamheden buitengaats
1. De bepalingen van dit artikel vinden toepassing niettegenstaande enige andere bepaling van dit Verdrag. Dit artikel is echter niet van toe- passing indien werkzaamheden buitengaats van een persoon voor die persoon een vaste inrichting vormen ingevolge de bepalingen van arti- kel 5.
2. In dit artikel betekent de uitdrukking „werkzaamheden buiten- gaats” werkzaamheden die buitengaats worden verricht in verband met de exploratie of exploitatie van de in een verdragsluitende partij gelegen zeebodem en de ondergrond daarvan en hun natuurlijke rijkdommen.
3. Een onderneming van een verdragsluitende partij die in de andere verdragsluitende partij werkzaamheden buitengaats verricht, wordt, on- der voorbehoud van het vierde lid van dit artikel, geacht ter zake van die werkzaamheden in de andere verdragsluitende partij een bedrijf uit te oefenen door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, tenzij de desbetreffende werkzaamheden buitengaats in de andere verdragslui- tende partij worden verricht gedurende een tijdvak dat of tijdvakken die in een tijdvak van twaalf maanden een totaal van minder dan 30 dagen beslaat of beslaan.
Voor de toepassing van dit lid:
a. indien een onderneming die in de andere verdragsluitende partij werkzaamheden buitengaats verricht, is gelieerd aan een andere onder- neming en die andere onderneming, als onderdeel van hetzelfde project, dezelfde werkzaamheden buitengaats voortzet die worden of werden uit- gevoerd door de eerstbedoelde onderneming, en de hiervoor bedoelde door beide ondernemingen verrichte werkzaamheden bij elkaar opgeteld een tijdvak beslaan van ten minste 30 dagen, wordt iedere onderneming geacht haar werkzaamheden te verrichten gedurende een tijdvak van ten minste 30 dagen in een tijdvak van twaalf maanden;
b. wordt een onderneming geacht gelieerd te zijn aan een andere onderneming indien de ene onderneming onmiddellijk of middellijk ten minste een derde deel van het kapitaal van de andere onderneming bezit of indien een persoon onmiddellijk of middellijk ten minste een derde deel van het kapitaal van beide ondernemingen bezit.
4. Voor de toepassing van het derde lid van dit artikel wordt de uit- drukking „werkzaamheden buitengaats” evenwel niet geacht te omvat- ten:
a. een van de activiteiten of een combinatie daarvan als genoemd in artikel 5, vijfde lid;
b. sleep- of ankerwerkzaamheden door schepen die in de eerste plaats voor dat doel zijn ontworpen alsmede andere door zulke schepen ver- richte activiteiten;
c. het vervoer van voorraden of personeel door schepen of luchtvaar- tuigen in internationaal verkeer.
5. Niettegenstaande de tweede volzin van het eerste lid van dit arti- kel, mogen salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkre- gen door een inwoner van een verdragsluitende partij ter zake van een dienstbetrekking in verband met werkzaamheden buitengaats die worden verricht door middel van een vaste inrichting in de andere verdragslui- tende partij, voor zover de dienstbetrekking in die andere verdragslui- tende partij buitengaats wordt uitgeoefend, in die andere verdragslui- tende partij worden belast.
6. Indien aan de hand van bewijsstukken wordt aangetoond dat in de Speciale Administratieve Regio Hongkong belasting is betaald over de bestanddelen van het inkomen die ingevolge artikel 7 en artikel 14 in verband met het derde lid van dit artikel en ingevolge het vijfde lid van dit artikel in de Speciale Administratieve Regio Hongkong mogen wor- den belast of uitsluitend mogen worden belast, verleent Nederland een vermindering van zijn belasting die wordt berekend overeenkomstig de regels die zijn neergelegd in artikel 21, tweede lid.
Artikel 23
Non-discriminatie
1. Personen die, wat Nederland betreft, onderdaan zijn, en, wat de Speciale Administratieve Regio Hongkong betreft, die gerechtigd zijn tot verblijf of zijn opgericht of anderszins daarin gevestigd zijn, worden in de andere verdragsluitende partij niet aan enige belasting of daarmee verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmee verband houdende verplichtingen waaraan personen die gerechtigd zijn tot verblijf, zijn opgericht of anderszins zijn gevestigd in die andere verdragsluitende partij (zijnde de Speciale Administratieve Regio Hongkong) of onderdanen van die an- dere verdragsluitende partij (zijnde Nederland) onder dezelfde omstan- digheden, in het bijzonder met betrekking tot de woonplaats, zijn of kun- nen worden onderworpen. Deze bepaling is, niettegenstaande de bepalingen van artikel 1, ook van toepassing op personen die geen inwo- ner zijn van een of van beide verdragsluitende partijen.
2. Staatloze personen die inwoner zijn van een verdragsluitende par- tij worden in geen van de verdragsluitende partijen aan enige belasting-
3. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een verdragsluitende partij in de andere verdragsluitende partij heeft, is in die andere verdragsluitende partij niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere verdragsluitende partij die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd, dat zij een verdragsluitende partij verplicht aan inwoners van de andere verdragsluitende partij bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de samenstelling van het gezin of gezinslasten te verlenen, die eerst- bedoelde partij aan haar eigen inwoners verleent.
4. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, eerste lid, artikel 11, vijfde lid, of artikel 12, vijfde lid, van toepassing zijn, zijn interest, royalty’s en andere uitgaven betaald door een onderneming van een ver- dragsluitende partij aan een inwoner van de andere verdragsluitende par- tij, bij de vaststelling van de belastbare winst van die onderneming onder dezelfde voorwaarden aftrekbaar als wanneer zij betaald waren aan een inwoner van de eerstbedoelde verdragsluitende partij.
5. Ondernemingen van een verdragsluitende partij, waarvan het kapi- taal geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van of wordt beheerst door een of meer inwoners van de andere verdragslui- tende partij, worden in de eerstbedoelde verdragsluitende partij niet aan enige belastingheffing of daarmee verband houdende verplichting onder- worpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan andere soortgelijke onderne- mingen van de eerstbedoelde verdragsluitende partij zijn of kunnen wor- den onderworpen.
Artikel 24
Regeling voor onderling overleg
1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een van de of van beide verdragsluitende partijen voor hem leiden of zullen lei- den tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepa- lingen van dit Verdrag, kan hij, ongeacht de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die verdragsluitende partijen voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de verdragsluitende
partij waarvan hij inwoner is, of, indien zijn geval valt onder artikel 23, eerste lid, aan die van de verdragsluitende partij waarvan hij onderdaan is (zijnde Nederland) of de verdragsluitende partij waar hij gerechtigd is tot verblijf, of is opgericht of anderszins is gevestigd (zijnde de Speci- ale Administratieve Regio Hongkong). Het geval moet worden voor- gelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die leidt tot een belastinghef- fing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.
2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplos- sing te komen, het geval in onderling overleg met de bevoegde autori- teit van de andere verdragsluitende partij op te lossen teneinde belasting- heffing die niet in overeenstemming is met dit Verdrag te vermijden. De bereikte overeenstemming wordt ten uitvoer gelegd niettegenstaande eventuele termijnen in de nationale wetgeving van de verdragsluitende partijen.
3. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag in onderling overleg op te lossen. Zij kunnen ook met elkaar overleg plegen teneinde dubbele belasting ongedaan te maken in gevallen die niet in het Verdrag zijn geregeld.
4. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen kunnen zich rechtstreeks, of via een gezamenlijke commissie, bestaande uit hen- zelf of hun vertegenwoordigers, met elkaar in verbinding stellen ten- einde een overeenstemming als bedoeld in de voorgaande leden te berei- ken.
5. Indien
a. een persoon uit hoofde van het eerste lid van dit artikel een geval heeft voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van een verdragsluitende partij omdat de maatregelen van een van de of van beide verdragslui- tende partijen ertoe hebben geleid dat de belastingheffing voor die per- soon niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag, en
b. de bevoegde autoriteiten er niet in slagen om binnen twee jaar nadat het geval is voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van de andere verdragsluitende partij overeenstemming te bereiken om het geval op te lossen overeenkomstig het tweede lid,
worden onopgeloste kwesties die voortvloeien uit het geval op ver- zoek van de persoon voorgelegd voor arbitrage. Deze onopgeloste kwes- ties worden evenwel niet voorgelegd voor arbitrage indien een rechter- lijke of bestuursrechtelijke instantie van een van beide verdragsluitende partijen reeds over deze kwesties beslist heeft. Deze arbitrale uitspraak is bindend voor beide verdragsluitende partijen en wordt ten uitvoer
Artikel 25
Uitwisseling van informatie
1. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen wisselen de informatie uit die naar verwachting van belang zal zijn voor de uit- voering van de bepalingen van dit Verdrag of voor de toepassing of handhaving van de nationale wetgeving van de verdragsluitende partijen betreffende de belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met het Verdrag. De uitwisseling van informatie wordt niet beperkt door artikel 1.
2. Alle uit hoofde van het eerste lid door een verdragsluitende partij ontvangen informatie wordt op dezelfde wijze geheim gehouden als informatie die volgens de nationale wetgeving van die verdragsluitende partij is verkregen en wordt alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke en bestuursrechtelijke in- stanties) die betrokken zijn bij de vaststelling of invordering van, de ten- uitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroeps- zaken betrekking hebbende op de in het eerste lid bedoelde belastingen, of het toezicht daarop. Deze personen of autoriteiten mogen van de informatie alleen voor deze doeleinden gebruikmaken. Zij mogen de informatie bekendmaken in openbare rechtszittingen of in gerechtelijke beslissingen. Informatie wordt niet bekendgemaakt aan een derde juris- dictie voor welk doel dan ook, zonder instemming van de verdragslui- tende partij die de informatie oorspronkelijk heeft verstrekt.
3. In geen geval worden de bepalingen van het eerste en tweede lid zo uitgelegd dat zij een verdragsluitende partij de verplichting opleggen:
a. bestuurlijke maatregelen uit te voeren die in strijd zijn met de wet- geving en de bestuurlijke praktijk van die of van de andere verdragslui- tende partij;
b. informatie te verstrekken die niet verkrijgbaar is volgens de wet- geving of in de normale gang van zaken in het bestuur van die of van de andere verdragsluitende partij;
c. informatie te verstrekken die een handelsgeheim, zakelijk geheim, industrieel, commercieel of beroepsgeheim of een handelsproces zou worden onthuld, dan wel informatie waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde (ordre public).
4. Indien informatie wordt verzocht door een verdragsluitende partij in overeenstemming met dit artikel, wendt de andere verdragsluitende partij haar maatregelen inzake het verzamelen van informatie aan om de verzochte informatie te verkrijgen, ongeacht het feit dat de andere ver- dragsluitende partij ten behoeve van haar eigen belastingheffing niet over dergelijke informatie behoeft te beschikken. Op de in de vorige zin vervatte verplichting zijn de beperkingen van het derde lid van toepas- sing, maar deze beperkingen mogen in geen geval zodanig worden uit- gelegd dat het een verdragsluitende partij toegestaan is uitsluitend op grond van het feit dat zij geen nationaal belang heeft te weigeren infor- matie te verstrekken.
5. De bepalingen van het derde lid mogen in geen geval zodanig wor- den uitgelegd dat het een verdragsluitende partij toegestaan is het ver- schaffen van informatie te weigeren uitsluitend op grond van het feit dat de informatie berust bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde, of een persoon die bij wijze van vertegenwoordiging of als vertrouwenspersoon optreedt, dan wel omdat deze betrekking heeft op eigendomsbelangen in een persoon.
Artikel 26
Leden van regeringsmissies
De bepalingen in dit Verdrag tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van regeringsmissies, met inbegrip van con- sulaire posten, ontlenen aan de algemene regels van het internationaal recht of aan de bepalingen van bijzondere internationale overeenkomsten.
Artikel 27
Overige bepalingen
1. Geen enkele bepaling van dit Verdrag doet afbreuk aan het recht van beide verdragsluitende partijen hun nationale wetgeving en maatre- gelen inzake het ontgaan van belasting toe te passen, ongeacht of deze als zodanig zijn omschreven.
2. Voor de toepassing van dit artikel worden onder „wetgeving en maatregelen inzake het ontgaan van belasting” mede begrepen wetge- ving en maatregelen tot het voorkomen, ontmoedigen, vermijden of tegengaan van transacties, regelingen of praktijken die ten doel of tot gevolg hebben dat een persoon een belastingvoordeel wordt verleend.
3. Voor de toepassing van dit artikel omvat „wetgeving en maatrege- len inzake het ontgaan van belasting” wat Nederland betreft in elk geval:
artikel 17, derde lid, onderdeel b juncto artikel 17a, eerste lid, onder- deel c, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 of gelijke of in wezen gelijksoortige bepalingen die deze artikelen vervangen.
Artikel 28
Uitbreiding tot andere gebieden
1. Dit Verdrag kan, hetzij in zijn geheel, hetzij met de noodzakelijke wijzigingen, worden uitgebreid tot zowel de Nederlandse Antillen als Aruba, of tot de Nederlandse Antillen of Aruba afzonderlijk, of de rechtsopvolgers van één van de of van beide landen, indien het desbe- treffende land belastingen heft die in wezen gelijksoortig zijn aan de belastingen waarop het Verdrag van toepassing is. Een dergelijke uitbrei- ding wordt van kracht met ingang van een dergelijke datum en met inachtneming van wijzigingen en voorwaarden, daaronder begrepen voorwaarden ten aanzien van de beëindiging, nader vast te stellen en overeen te komen bij een notawisseling.
2. Tenzij anders overeengekomen, brengt de beëindiging van het Ver- drag niet met zich mede dat tevens de uitbreiding van het Verdrag tot enig land waartoe het ingevolge dit artikel is uitgebreid, wordt beëin- digd.
HOOFDSTUK VI SLOTBEPALINGEN
Artikel 29
Inwerkingtreding
1. Dit Verdrag treedt in werking vijf dagen na de laatste van de data waarop de onderscheiden verdragsluitende partijen elkaar schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat aan de wettelijk vereiste formalitei- ten voor het in werking doen treden van dit Verdrag is voldaan.
2. De bepalingen van dit Verdrag zijn van toepassing:
a. in de Speciale Administratieve Regio Hongkong ter zake van de belasting van de Speciale Administratieve Regio Hongkong voor elk belastingjaar beginnend op of na 1 april 2011;
b. in Nederland ter zake van de Nederlandse belasting voor belasting- jaren en -tijdvakken beginnend op of na 1 januari 2011.
Beëindiging
Dit Verdrag blijft van kracht totdat het door een verdragsluitende par- tij wordt beëindigd. Elk van de verdragsluitende partijen kan dit Verdrag beëindigen door de andere verdragsluitende partij ten minste zes maan- den voor het einde van enig kalenderjaar na het verstrijken van een peri- ode van vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag schriftelijk kennis te geven van de beëindiging. In dat geval houdt het Verdrag op van toepassing te zijn:
a. in de Speciale Administratieve Regio Hongkong ter zake van de belasting van de Speciale Administratieve Regio Hongkong voor elk belastingjaar beginnend op of na 1 april in het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de kennisgeving is gedaan;
b. in Nederland ter zake van de Nederlandse belasting voor belasting- jaren en -tijdvakken beginnend op of na 1 januari in het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de kennisgeving van beëindiging is gedaan.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.
GEDAAN in tweevoud te Hongkong op 22 maart 2010, in de Engelse taal.
Voor het Koninkrijk der Nederlanden
J. C. DE JAGER
Voor de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepu- bliek China,
K. C. CHAN
Protocol bij het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Xxxxxxxxxxxxxx Xxxxx tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Op het tijdstip van de ondertekening van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Speciale Administratieve Regio Hong- kong van de Xxxxxxxxxxxxxx Xxxxx tot het vermijden van dubbele belas- ting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot
belastingen naar het inkomen (het „Verdrag”) zijn de regeringen van de verdragsluitende partijen de volgende bepalingen overeengekomen die een integrerend onderdeel uitmaken van dit Verdrag.
I.
Algemeen
1. Het is wel te verstaan dat het OESO-commentaar evenals latere aanpassingen ter verduidelijking daarvan belangrijke richtlijnen vormen bij de uitlegging van de bepalingen van dit Verdrag die op het tijdstip van de ondertekening gelijk of in wezen gelijk zijn aan de desbetreffende bepalingen van het OESO-modelverdrag ter zake van het inkomen en het vermogen. De strekking van de voorgaande volzin is niet van toe- passing op daarmee strijdige uitleggingen die in dit Protocol zijn over- eengekomen, op daarmee strijdige uitleggingen die na de inwerkingtre- ding van het Verdrag tussen de bevoegde autoriteiten zijn overeengekomen noch op voorbehouden of commentaar van een van de verdragsluitende partijen op het OESO-modelverdrag inzake belastingen of het OESO-commentaar.
2. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt een bestanddeel van het inkomen, de winst of een voordeel verkregen door tussenkomst van een persoon die fiscaal transparant is krachtens de wetgeving van een van beide verdragsluitende partijen, geacht te zijn verworven door een inwo- ner van een verdragsluitende partij voor zover dat bestanddeel, die winst of dat voordeel voor de toepassing van de belastingwetgeving van die verdragsluitende partij wordt behandeld als het inkomen, de winst of het voordeel van die inwoner.
II.
Ad artikel 2
In dit Verdrag wordt onder de uitdrukkingen „belasting van de Speci- ale Administratieve Regio Hongkong” en „Nederlandse belasting” niet verstaan een boete of interest (wat de Speciale Administratieve Regio Hongkong betreft met inbegrip van enig bedrag waarmee de belasting van de Speciale Administratieve Regio Hongkong wegens verzuim ver- hoogd is en teruggevorderd wordt en „aanvullende belasting” ingevolge artikel 82A van de Inland Revenue Ordinance) geheven uit hoofde van de wetgeving van een van de verdragsluitende partijen ter zake van de belastingen waarop dit Verdrag ingevolge artikel 2 van toepassing is.
Ad artikel 4
1. Een natuurlijke persoon die aan boord van een schip woont zonder een werkelijke woonplaats in een van de verdragsluitende partijen te hebben, wordt geacht inwoner te zijn van de verdragsluitende partij waarin het schip zijn thuishaven heeft.
2. Bij de behandeling van zaken waarop artikel 4, vierde lid, van het Verdrag van toepassing is nemen de bevoegde autoriteiten in aanmer- king:
a. op welke plaats het senior management van de persoon wordt uit- geoefend;
b. waar de vergaderingen van de raad van beheer of een daarmee ver- gelijkbaar orgaan plaatsvinden;
c. waar het hoofdkantoor van de persoon gevestigd is;
d. de omvang en aard van de economische band van de persoon met elk van de verdragsluitende partijen;
e. of de vaststelling dat de persoon inwoner is van een van de ver- dragsluitende partijen maar voor de toepassing van het Verdrag niet van de andere verdragsluitende partij het risico met zich brengt dat het Ver- drag of de nationale wetgeving van een van de verdragsluitende partijen niet naar behoren of onjuist wordt toegepast.
IV.
Ad artikelen 5, 6, 7, 13 en 22
Het is wel te verstaan dat rechten op de exploratie en exploitatie van natuurlijke hulpbronnen worden aangemerkt als een vaste inrichting in de verdragsluitende partij op wier zeebodem en ondergrond daarvan deze rechten betrekking hebben. Voorts is het wel te verstaan dat voor- noemde rechten mede belangen in dergelijke rechten omvatten.
V.
Ad artikel 7
1. Met betrekking tot artikel 7, eerste en tweede lid:
a. geldt dat, indien een onderneming van een verdragsluitende partij in de andere verdragsluitende partij goederen of koopwaar verkoopt of een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrich- ting, de voordelen van die vaste inrichting niet worden bepaald op basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, doch slechts op basis van dat deel van de inkomsten van de onderneming dat aan de wer-
b. geldt met name bij overeenkomsten betreffende het toezicht op, de levering, installatie of constructie van industriële, commerciële of we- tenschappelijke uitrusting of gebouwen alsmede bij openbare werken, dat, indien de onderneming een vaste inrichting heeft, de voordelen toe te rekenen aan die vaste inrichting niet worden bepaald op basis van het totale bedrag van de overeenkomst, doch slechts op basis van dat deel van de overeenkomst dat werkelijk wordt uitgevoerd door de vaste inrichting in de verdragsluitende partij waar de vaste inrichting is geves- tigd. De voordelen die betrekking hebben op het deel van de overeen- komst dat wordt uitgevoerd door het hoofdkantoor van de onderneming, zijn slechts belastbaar in de verdragsluitende partij waarvan de onderne- ming inwoner is.
2. Vergoedingen voor technische diensten, waaronder begrepen stu- dies of onderzoeken van wetenschappelijke, geologische of technische aard, of voor diensten van adviserende of toezichthoudende aard, wor- den aangemerkt als vergoedingen waarop de bepalingen van artikel 7 van toepassing zijn.
VI.
Ad artikelen 8 en 29
1. Het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Xxxxxxxxxxxxxx Xxxxx tot het vermijden van dubbele belasting van inkomsten, winsten, vermogens- winsten of vermogen van een onderneming die schepen exploiteert in het internationale verkeer, ondertekend te Hongkong op 2 november 2000 (hierna te noemen „het Scheepvaartverdrag”) wordt bij de inwer- kingtreding van dit Verdrag beëindigd. De bepalingen van het Scheep- vaartverdrag blijven echter van toepassing op belastingjaren en
-tijdvakken die zijn verstreken voor het tijdstip waarop de bepalingen van dit Verdrag van kracht worden.
2. Het is wel te verstaan dat artikel 8A van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Hongkong inzake luchtdiensten, ondertekend te Den Haag op 17 sep- tember 1986 (hierna te noemen de „Luchtvaartovereenkomst”) niet van kracht is zolang dit Verdrag van kracht is. De bepalingen van de Xxxxx- xxxxxxxxxxxxxxxxx blijven echter van toepassing op belastingjaren en
-tijdvakken die zijn verstreken voor het tijdstip waarop de bepalingen van dit Verdrag van kracht worden.
Ad artikelen 10 en 13
1. Een persoon wordt voor de toepassing van artikel 10, derde lid, onderdeel a, iv, uitsluitend als hoofdkantoor aangemerkt indien:
a. de groep van vennootschappen bestaat uit vennootschappen die inwoner zijn van ten minste vijf landen en zich aldaar bezighouden met bedrijfsmatige activiteiten en deze bedrijfsmatige activiteiten in elk van de vijf landen ten minste 10 percent van het bruto-inkomen van de groep genereren; en
b. ten hoogste 50 percent van zijn bruto-inkomen afkomstig is uit de verdragsluitende partij waarvan het lichaam dat het dividend betaalt inwoner is.
2. De vaststelling voor de toepassing van artikel 10, derde lid, onder- deel e, wordt gebaseerd op alle feiten en omstandigheden, met inbegrip van:
a. de aard en de omvang van de werkzaamheden van het lichaam in zijn woonstaat ten opzichte van de aard en de omvang van de dividen- den;
b. de eigendom van het lichaam in het heden en het verleden; en
c. de zakelijke redenen van het lichaam voor de keuze van zijn woon- staat.
De bevoegde autoriteit die het voordeel moet toekennen, overlegt met de bevoegde autoriteit van de andere verdragsluitende partij alvo- rens het voordeel te weigeren.
3. Voor de toepassing van artikel 10, derde lid, en artikel 13, vierde lid, wordt verstaan onder de uitdrukking „erkende effectenbeurs”:
a. elke effectenbeurs in de lidstaten van de Europese Unie (EU);
b. de Stock Exchange of Hong Kong Exchanges Limited;
c. elke andere door de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen overeengekomen effectenbeurs,
mits de aankoop of verkoop van aandelen op de effectenbeurs niet impliciet of expliciet is voorbehouden aan een beperkte groep investeer- ders.
4. Voor de toepassing van artikel 10, derde lid, onderdeel c, wordt wat de Speciale Administratieve Regio Hongkong betreft onder instel- ling in elk geval verstaan:
x. xx Xxxx Kong Monetary Authority;
b. een door de Regering van de Speciale Administratieve Regio Hongkong aangewezen en door de bevoegde autoriteiten van beide ver- dragsluitende partijen onderling overeengekomen financiële instelling.
Ad artikelen 10, 11 en 12
Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen van de artikelen 10, 11 of 12 mag worden gehe- ven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de verdragsluitende partij die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven.
IX.
Ad artikelen 10 en 13
Het is wel te verstaan dat inkomsten die worden ontvangen in verband met de (gedeeltelijke) liquidatie van een lichaam of een inkoop van eigen aandelen door een lichaam worden behandeld als inkomsten uit aandelen en niet als vermogenswinsten.
X.
Ad artikel 15
Het is wel te verstaan dat indien een lichaam inwoner is van Neder- land, de uitdrukking „lid van de raad van beheer” zowel een bestuurder als een commissaris omvat. Het is wel te verstaan dat „bestuurder” of
„commissaris” van een Nederlands lichaam betrekking heeft op perso- nen die als zodanig zijn benoemd door de algemene vergadering van aandeelhouders of door enig ander bevoegd orgaan van dat lichaam, en die zijn belast met de algemene leiding van het lichaam, onderscheiden- lijk met het toezicht daarop.
XI.
Ad artikel 25
Het is wel te verstaan dat artikel 25 de verdragsluitende partijen niet verplicht uit eigener beweging of automatisch informatie uit te wisselen.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN in tweevoud te Hongkong op 22 maart 2010, in de Engelse taal.
Voor het Koninkrijk der Nederlanden,
J. C. DE JAGER
Voor de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepu- bliek China,
K. C. CHAN
Nr. I
AMBASSADE VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN
Hong Kong, 22 maart 2010
Excellentie,
Ik heb de eer te verwijzen naar het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Xxxxxxxxxxxxxx Xxxxx tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen met Protocol, heden 22 maart 2010 ondertekend te Hongkong (hierna te noemen „het Verdrag”) en namens de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden het volgende voor te stellen:
Bij de inwerkingtreding van het heden ondertekende Verdrag is het wel te verstaan dat indien op enig tijdstip na de inwerkingtreding van dit Verdrag ingevolge een verdrag of overeenkomst tussen de Speciale Administratieve Regio Hongkong en een derde staat die lid is van het Global Forum on Transparency and Exchange of Information, de Spe- ciale Administratieve Regio Hongkong ermee instemt informatie uit te wisselen inzake belastingen niet zijnde belastingen waarop het Verdrag van toepassing is, de Speciale Administratieve Regio Hongkong met spoed zal streven naar onderhandelingen met Nederland teneinde de reikwijdte van artikel 25 van het Verdrag zodanig uit te breiden dat het van toepassing is op die andere belastingen.
Het is voorts wel te verstaan dat de Speciale Administratieve Regio Hongkong instemt met het secundair gebruik van het product dat of de uitkomst die voortvloeit uit de overeenkomstig artikel 25 van het Ver- drag uitgewisselde primaire informatie voor het vaststellen en heffen van successierechten, schenkingsrechten, belasting toegevoegde waarde, kansspelbelasting en andere belastingcategorieën die van tijd tot tijd door de bevoegde autoriteiten kunnen worden overeengekomen en voor de uitvoering van inkomstengerelateerde regelgeving krachtens de wet-
Ik heb voorts de eer voor te stellen dat deze nota en de antwoordnota van Xxx Excellentie namens uw Regering een overeenkomst zullen vor- men tussen de beide regeringen die van kracht wordt op de datum waarop het heden ondertekende Verdrag in werking treedt.
Gelieve, Excellentie, de uitdrukking van mijn zeer bijzondere hoog- achting wel te willen aanvaarden.
H. E. K. C. Chan
X. X. xx Xxxxx
Minister van Financiën van Nederland
Secretary for Financial Services and the Treasury
De Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Xxxxxxxxxxxxxx Xxxxx
Nr. II
DE SPECIALE ADMINISTRATIEVE REGIO HONGKONG VAN DE XXXXXXXXXXXXXX XXXXX
Hong Kong, 22 maart 2010
Excellentie,
Ik heb de eer de ontvangst te bevestigen van de brief van Xxx Xxxxx- lentie van 22 maart 2010 die luidt als volgt:
(Zoals in Nr. I)
Ik heb voorts de eer U ervan in kennis te stellen dat de bovenge- noemde voorstellen voor de Regering van de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Xxxxxxxxxxxxxx Xxxxx aanvaardbaar zijn en dat zij ermee instemt dat de brief van Xxx Excellentie en deze antwoord- brief tezamen als een overeenkomst zullen worden beschouwd tussen de beide regeringen, die van kracht wordt op de datum van inwerkingtre- ding van het Verdrag.
Gelieve, Excellentie, de verzekering van mijn zeer bijzondere hoog- achting wel te willen aanvaarden.
Hoogachtend,
K. C. Chan
Secretary for Financial Services and the Treasury
Minister van Financiën van Nederland
D. PARLEMENT
Zie Trb. 2010, 198.
E. PARTIJGEGEVENS
Ter verduidelijking van de interpretatie van artikel 29 van het Verdrag werden op 22 maart 2011 en 29 maart 2011 nota’s gewisseld, waarvan de tekst als volgt xxxxx:
Nr. I
CONSULATE GENERAL OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS
Our reference: XXX-00/00
Xxxx Xxxxxxx
Xxxx Xxxx, 22 March 2011
The Consulate-General of the Kingdom of the Netherlands presents its compliments to the Financial Services and the Treasury Bureau of the Government of the Hong Kong Special Administrative Region of the People’s Republic of China and has the honour to refer to discussions on the interpretation of Article 29 of the Agreement between xxx Xxxx- dom of the Netherlands and the Hong Kong Special Administrative Region of the People’s Republic of China for the avoidance of double taxation and the prevention of fiscal evasion with respect to taxes on income (the Agreement), signed in Hong Kong on 22 March 2010, which led to the following understanding.
Paragraph 1 of Article 29 specifies that the Agreement shall enter into force when the formalities required by the laws for the bringing into force of the Agreement have been complied with by the Contracting Par-
ties, while paragraph 2 of Article 29 contains dates as of which the pro- visions of the Agreement shall have effect in the territory of the Con- tracting Parties. With regard to the relation between paragraphs 1 and 2 of Article 29, the Netherlands and Hong Kong agree, that paragraph 2 cannot be implemented as long as the Agreement has not entered into force in accordance with paragraph 1, unless the Agreement would be applied retroactively.
The Hong Kong authorities informed the authorities of the Nether- lands that its domestic laws do not allow a retroactive application of the Agreement. In view of the uncertainty of the date of entry into force of the Agreement, the Netherlands and Hong Kong decided, taking into account the prevailing character of paragraph 1 in relation to paragraph 2 of Article 29, to clarify the meaning of paragraph 2 of Article 29 in order to make clear that the provisions of the Agreement shall not have effect for years of assessment or taxable years and periods beginning before the entry into force of the Agreement. It is also mutually under- stood that neither Contracting Party is obliged to comply with a request for information which pertains to periods prior to which the Agreement commences to have effect for that Party. The Netherlands and Hong Kong thus stipulate that Article 29, paragraph 2 should be read as fol- lows:
„The provisions of this Agreement shall have effect:
a) in the Hong Kong Special Administrative Region, in respect of Hong Kong Special Administrative Region tax, for any year of assess- ment that either begins on or begins after 1 April 2011;
b) in the Netherlands, in respect of Netherlands tax, for any taxable years and periods that either begins on or begins after 1 January 2011.”
The Consulate-General of the Kingdom of the Netherlands requests the Financial Services and the Treasury Bureau of the Government of the Hong Kong Special Administrative Region of the People’s Republic of China to confirm that the Kingdom of the Netherlands and the Hong Kong Special Administrative Region of the People’s Republic of China have come to the understanding as described above.
Moreover, the Consulate-General informs the Financial Services and the Treasury Bureau of the Government of Hong Kong that the relevant Dutch authorities consider it of vital importance that the clarification as described above will come to the attention of all those concerned. There- fore, the Ministry of Foreign Affairs of the Kingdom of the Netherlands will publish this Note and the Government of Hong Kong’s Note in Reply to this Note in the Treaty Series of the Kingdom of the Nether- lands. It requests the Hong Kong Government to confirm that it will do likewise in the Hong Kong Inland Revenue Department official website on tax treaties.
Financial Services and the Treasury Bureau Hong Kong
Nr. II
FINANCIAL SERVICES AND THE TREASURY BUREAU HONG KONG
Hong Kong, 29 March 2011
Our Ref.: TsyB R 183/800-1-1/2/1 (C)
Your Ref.: HON-20/11
The Financial Services and the Treasury Bureau of the Government of the Hong Kong Special Administrative Region of the People’s Repub- lic of China (HKSARG) presents its compliments to the Consulate- General of the Kingdom of the Netherlands and has the honour to acknowledge receipt of the latter’s Note (Note No: HON-20111) of 22 March 2011, which reads as follows:
(zoals in Nota Nr. I)
The Financial Services and the Treasury Bureau has the honour to confirm that it agrees with the above understanding and that as re- quested, the Inland Revenue Department of the HKSARG will publish the aforementioned Note and this Note on its official website on tax trea- ties.
The Financial Services and the Treasury Bureau of the HKSARG avails itself of this opportunity to renew to the Consulate-General of the Kingdom of the Netherlands the assurances of its highest consideration.
Consulate-General of the Kingdom of the Netherlands Hong Kong
Zie Trb. 2010, 198.
Uitgegeven de negende juni 2011.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
X. XXXXXXXXX
trb-2011-102 ISSN 0920 - 2218
’s-Gravenhage 2011