BETALINGSOVEREENKOMST AARDBEVINGSBESTENDIGE INDUSTRIE
BETALINGSOVEREENKOMST AARDBEVINGSBESTENDIGE INDUSTRIE
Ondergetekenden:
1. De Staat der Nederlanden, hierna te noemen ‘de Staat’, vertegenwoordigd door de Minister
van Economische Zaken en Klimaat;
2. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nederlandse Aardolie
Maatschappij B.V., hierna te noemen ‘NAM’, vertegenwoordigd door de heren X. Xxxxx en
M.J.G.M. Jurgens;
De Staat en NAM worden hierna ieder ook aangeduid als “Partij” en gezamenlijk als “Partijen”.
Nemen in overweging dat:
a. Op 19 december 2018 artikel 52g, derde lid, van de Mijnbouwwet in werking is getreden. In dit artikel is bepaald dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna: Minister van EZK) alle maatregelen neemt die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden om te voorkomen dat als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld de veiligheid wordt geschaad;
b. Op 30 januari 2021 de ‘Beleidsregel vergoeding aardbevingsbestendige industrie Groningen’ is vastgesteld (hierna de ‘Beleidsregel Industrie’);
c. De Beleidsregel Industrie een beleidsregel is in de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), die voorziet in een procedure voor het vergoeden van kosten die samenhangen met het onderzoeken en treffen van maatregelen bij (industriële) inrichtingen, die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld de veiligheid wordt geschaad;
d. Met de inwerkingtreding van de Beleidsregel Industrie het vergoeden van deze kosten van NAM op de Staat is overgegaan, maar dat dit niets afdoet aan de financiële draagplicht van NAM voor deze kosten;
e. Partijen het er over eens zijn dat de vergoedingen die op grond van de Beleidsregel Industrie (versie januari 2021) worden verstrekt, strekken ter dekking van de kosten voor het onderzoeken en treffen van maatregelen, die ‘redelijkerwijs nodig’ zijn om te voorkomen dat als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld de veiligheid wordt geschaad;
f. De terminologie ‘redelijkerwijs nodig’ in de Beleidsregel Industrie erop duidt dat op grond van de Beleidsregel Industrie vergoedingen worden verstrekt voor het bepalen, ontwerpen en uitvoeren van maatregelen die op basis van de meest actuele seismische en bouwkundige inzichten nodig zijn om te voorkomen dat de veiligheid wordt geschaad;
g. De Minister van EZK - gelet op artikel 4:84 Awb - bij het nemen van een beslissing op een aanvraag om een vergoeding in beginsel in overeenstemming met de Beleidsregel Industrie dient te handelen;
h. De Minister van EZK, eveneens op grond van artikel 4:84 Awb, de bevoegdheid en de plicht heeft om in bijzondere gevallen van de Beleidsregel Industrie af te wijken en over te gaan tot maatwerk;
i. De dienst Nationaal Coördinator Groningen (hierna: NCG) de Beleidsregel Industrie, namens de Minister van EZK, uitvoert;
j. Partijen in onderhavige overeenkomst afspraken willen maken over onder meer de vergoedingen van NAM aan de Staat ter dekking van de vergoedingen die op grond van de Beleidsregel Industrie worden verstrekt, alsmede voor de vergoedingen die worden
verstrekt in bijzondere gevallen waarbij op grond van artikel 4:84 Awb van de Beleidsregel Industrie wordt afgeweken (maatwerk);
Komen overeen als volgt:
Artikel 1. Reikwijdte overeenkomst
1. Onder ‘Beleidsregel Industrie’ wordt in deze overeenkomst verstaan: De Beleidsregel vergoeding aardbevingsbestendige industrie Groningen, alsmede toekomstige wijzigingen van deze beleidsregel.
2. Deze overeenkomst heeft betrekking op de vergoedingen van NAM aan de Staat van de uitgaven die samenhangen met de uitvoering van de Beleidsregel Industrie.
3. Deze overeenkomst is van toepassing op alle vergoedingen die worden toegekend op basis van aanvragen die na inwerkingtreding van de Beleidsregel Industrie bij de Minister van EZK zijn ingediend en onder het toepassingsbereik van de Beleidsregel Industrie vallen.
Artikel 2. Betalingsverplichtingen NAM
1. NAM vergoedt aan de Staat alle uitgaven van de Staat voor:
a. de vergoedingen die op aanvraag worden verstrekt op grond van de Beleidsregel Industrie;
b. de vergoedingen die op aanvraag worden verstrekt en waarbij op grond van artikel 4:84 Awb van de Beleidsregel Industrie wordt afgeweken;
voor zover de vergoedingen onder a en b worden verstrekt ter dekking van kosten voor het onderzoeken en treffen van maatregelen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld de veiligheid wordt geschaad.
2. Onverminderd het eerste lid, vergoedt NAM aan de Staat de uitgaven van de Staat voor het verrichten van handelingen die verband houden met de uitvoering van de Beleidsregel Industrie en het afwijken van die beleidsregel op grond van artikel 4:84 Awb, waaronder - maar niet uitsluitend - het beoordelen van een aanvraag, het voorbereiden van een beslissing op een aanvraag, het beoordelen of aan de voorwaarden voor vergoeding is voldaan en het betalen van vastgestelde vergoedingen.
3. De uitgaven, bedoeld in het tweede lid, betreffen de voor het betreffende kalenderjaar begrote kosten van de NCG voor de uitvoering van de Beleidsregel Industrie, waaronder - maar niet uitsluitend - personeelskosten en kosten voor inhuur van externe deskundigen. De Staat verstrekt een raming van deze kosten, conform het bepaalde in artikel 3, negende lid.
Artikel 3. Informatieverstrekking en wijze van betaling
1. De Staat zal aan NAM alle informatie verstrekken, dan wel doen verstrekken, met betrekking tot de uitvoering van de afspraken in deze overeenkomst die voor NAM noodzakelijk is om haar positie in rechte te verdedigen, of die NAM nodig heeft om aan haar financiële rapportageverplichtingen te voldoen, voor zover de Staat over de gevraagde informatie beschikt en verstrekking daarvan niet in strijd is met een wettelijk voorschrift.
2. De Staat zal aan NAM zo snel mogelijk na het einde van ieder kwartaal een factuur doen toekomen voor de uitgaven, bedoeld in artikel 2, die in dat (voorafgaande) kwartaal zijn gedaan, uitgesplitst naar:
a. uitgaven als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a;
b. uitgaven als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b;
c. uitgaven als bedoeld in artikel 2, tweede lid.
Deze uitsplitsing van de factuur dient slechts ter informatie en doet geen afbreuk aan de betalingsverplichting die uit artikel 2 voortvloeit.
3. NAM vergoedt binnen de (wettelijke) betaaltermijn die op de factuur staat vermeld aan de Staat de uitgaven, bedoeld in artikel 2.
4. Behoudens het vijfde lid zal de Staat aan NAM tegelijk met de factuur de besluiten tot verstrekking van vergoedingen overleggen die in het voorafgaande kwartaal door de Minister van EZK zijn vastgesteld en bekendgemaakt, inclusief de daarbij horende aanvragen.
5. Het verstrekken van de informatie, bedoeld in het vierde lid, blijft achterwege voor zover dit:
a. persoonsgegevens betreft als bedoeld in artikel 4 van de Algemene verordening gegevensbescherming;
b. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de Minister van EZK zijn meegedeeld.
6. Indien de Staat het verstrekken van informatie op grond van het vijfde lid, aanhef en onder b, achterwege laat en NAM motiveert dat ze deze informatie nodig heeft om aan haar financiële rapportageverplichtingen te voldoen of haar positie bij een geschil te verdedigen, treden partijen in overleg om te bezien op welke wijze aan de informatiebehoefte van NAM kan worden voldaan.
7. De informatie, bedoeld in het tweede en het vierde lid, wordt aan NAM verstrekt, zodat NAM aan haar financiële rapportageverplichtingen kan voldoen en haar positie bij een geschil over de factuur kan verdedigen. NAM zal zorgvuldig omgaan met deze informatie, de informatie alleen voor deze doelen gebruiken en de informatie niet met derden delen en/of openbaar maken.
8. Uiterlijk binnen 20 weken na afloop van ieder kalenderjaar verstrekt de Staat aan NAM:
a. een zo nauwkeurig mogelijke inschatting van de in het voorafgaande kalenderjaar gemaakte personeelskosten van de NCG voor de uitvoering van de Beleidsregel Industrie;
b. een schriftelijke bevestiging van de Staat dat de uitgaven zoals genoemd onder artikel 2, tweede lid, niet dubbel bij NAM in rekening zijn of worden gebracht.
9. De Staat spant zich maximaal in om aan NAM zo snel mogelijk na het sluiten van deze overeenkomst en vervolgens ieder kwartaal een raming te verstrekken, dan wel te doen verstrekken, van vergoedingen die op basis van de Beleidsregel Industrie in het lopende en het komende kalenderjaar zijn en zullen worden verstrekt, alsmede een opgave van de verwachte bijbehorende uitvoeringskosten als bedoeld in artikel 2. Daarbij zal tevens een zo goed mogelijke inschatting worden gegeven van de totale vergoedingen per jaar en van de uitvoeringskosten per jaar voor de resterende looptijd van deze overeenkomst. Voor het lopende kalenderjaar zal NAM per kwartaal, tegelijkertijd met de factuur, een ‘Latest
Estimate’ verkrijgen van het verwachte totaal van vergoedingen en van de bijbehorende uitvoeringskosten die aan NAM zullen worden gefactureerd. Hierbij zal ook een raming voor het komende kalenderjaar worden verstrekt. De Staat zal aan NAM een nadere toelichting geven op vergoedingen waarvan de fasering lastig te bepalen is en die kunnen leiden tot een afwijking van de ‘Latest Estimate’ van 20% of meer.
Artikel 4. Gewijzigde omstandigheden, nieuwe inzichten
1. Indien zich gewijzigde omstandigheden of nieuwe inzichten voordoen, waardoor NAM van mening is dat op grond van de Beleidsregel Industrie - al dan niet na een wijziging daarvan
- meer kosten worden vergoed dan noodzakelijk is ter dekking van de kosten voor maatregelen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat als gevolg van de
gaswinning uit het Groningenveld de veiligheid wordt geschaad, zullen Partijen in overleg treden over een eventuele noodzaak tot wijziging van deze overeenkomst.
2. Het overleg, bedoeld in het eerste lid, vindt niet eerder plaats dan nadat NAM de wens daartoe aan de Staat schriftelijk heeft medegedeeld.
Artikel 5. Escalatie
Indien NAM na afloop van enig kalenderjaar van mening is dat de uitgaven op de facturen niet in overeenstemming zijn met artikel 2 zal zij uiterlijk binnen dertig (30) dagen na ontvangst van de laatste factuur over het betreffende kalenderjaar de Staat daarover informeren. Partijen zullen dan daarover met elkaar in overleg treden. Als dat overleg niet tot een oplossing leidt, kunnen Partijen het ontstane geschil laten beslechten op basis van artikel 8, tweede lid.
Artikel 6. Integere bedrijfsvoering
1. De Staat en NAM willen dat de Beleidsregel Industrie op een integere wijze wordt uitgevoerd. De Staat zal gedurende de looptijd van deze overeenkomst processen en procedures hanteren die gericht zijn op het bewaken en beheersen van deze integriteit.
2. De Staat zal NAM zo snel mogelijk informeren bij constatering of een vermoeden van een (al dan niet opzettelijke) schending van de integriteit in het kader van (de uitvoering van) de Beleidsregel Industrie gedurende de looptijd van deze overeenkomst, in het bijzonder, maar niet daartoe beperkt, ten aanzien van de door NAM ingevolgde deze overeenkomst verrichte en te verrichten betalingen.
Artikel 7. Ingangsdatum, duur en einde van de overeenkomst
1. Deze overeenkomst treedt in werking zodra deze door iedere Partij is ondertekend en heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021.
2. Deze overeenkomst eindigt
- op het moment dat de Beleidsregel Industrie is ingetrokken en op alle ingediende aanvragen een besluit is genomen en alle vergoedingen zijn uitbetaald;
- doch uiterlijk op 30 september 2025.
3. Indien Partijen voorzien dat de Beleidsregel Industrie op 30 september 2025 nog niet is ingetrokken of voorzien dat op die datum nog niet alle vergoedingen zijn uitbetaald die zijn toegekend met besluiten op basis van deze beleidsregel, treden Partijen in overleg om te bezien of Partijen deze overeenkomst voor een nader te bepalen termijn willen voortzetten.
4. In geval van gewijzigde omstandigheden, waardoor deze overeenkomst niet langer recht doet aan hetgeen partijen hiermee hebben beoogd, zullen partijen in overleg treden over hoe in het kader van deze omstandigheden met de hiervoor bedoelde afspraken en aanspraken moet worden omgegaan.
Artikel 8. Toepasselijk recht en geschillenbeslechting
1. Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.
2. Alle geschillen tussen Partijen welke mochten ontstaan naar aanleiding van deze overeenkomst zullen uitsluitend worden verwezen naar, en beslecht worden door, arbitrage volgens het arbitragereglement van het Nederlands Arbitrage Instituut (‘NAI-Reglement’). Het arbitragetribunaal zal uit drie arbiters bestaan. De plaats van arbitrage is ’s-
Gravenhage. Het arbitragetribunaal zal oordelen op basis van de regelen des rechts. Deze arbitrageclausule zal de arbitrageclausule in enige bestaande overeenkomst niet vervangen of terzijde stellen. De arbitrage wordt gevoerd in het Nederlands. Partijen komen overeen dat het vonnis openbaar kan worden gemaakt behoudens informatie die door een Partij als bedrijfsvertrouwelijk wordt beschouwd.
3. Alvorens arbitrage te starten zoals genoemd in het vorige lid, zullen Partijen te goeder trouw met elkaar in overleg treden om te bespreken welk geschil is ontstaan en of dit kan worden opgelost.
Artikel 9. BTW-positie NAM
De Staat zorgt ervoor dat deze overeenkomst geen wijziging brengt in de BTW-positie van NAM direct voorafgaand aan het sluiten van deze overeenkomst, in het bijzonder met betrekking tot het in vooraftrek kunnen brengen van BTW.
Artikel 10. Openbaarmaking
Deze overeenkomst wordt door de Minister van EZK openbaar gemaakt.
Aldus getekend:
De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door:
de Minister van Economische Zaken en Klimaat, namens deze de heer A.F. Gaastra,
De besloten vennootschap Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. Vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxx en de heer M.J.G.M. Jurgens