Pensioenreglement II Abbott
Pensioenreglement II Abbott
Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland
Reglement per 01-04-2023 geldig voor werknemers die:
• in dienst zijn getreden op of na 01-01-2006; of
• in dienst zijn getreden vóór 01-01-2006 en geboren zijn op of na 01-01-1950
1 april 2023 Definitief
Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland I Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxx I xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx
Inhoudsopgave
ALGEMEEN 4
Artikel 1 Begripsomschrijvingen 4
Artikel 2 Karakter regeling 12
Artikel 3 Deelnemerschap 13
Artikel 4 Aanspraken op pensioen 14
Artikel 5 Grondslagen voor de berekening van de pensioenaanspraken 15
BASIS MODULE 16
Artikel 6 Ouderdomspensioen 16
Artikel 7 Partnerpensioen 16
Artikel 8 Wezenpensioen 17
Artikel 9 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid 18
Artikel 10 Flexibiliseringsmogelijkheden 20
Artikel 10A Deeltijdpensionering 21
Artikel 10B Wijziging in de verhouding tussen het ouderdoms- en partnerpensioen 22
Artikel 10C Vervroeging of uitstel van het ingangstijdstip van het ouderdomspensioen 23
Artikel 10D Variatie van de hoogte van het ouderdomspensioen 24
Artikel 11 Scheiding en de gevolgen daarvan voor het ouderdomspensioen 25
Artikel 12 Beëindiging partnerrelatie en de gevolgen daarvan voor het partnerpensioen 26 Artikel 13 Beëindiging van het deelnemerschap 27
BESCHIKBARE PREMIE MODULE 29
Artikel 14 Pensioenkapitaal voor excedent ouderdoms- en partnerpensioen 29
Artikel 15 Excedent partnerpensioen bij overlijden van de deelnemer voor de pensioenrichtdatum 32
Artikel 16 Excedent wezenpensioen bij overlijden van de deelnemer voor de pensioenrichtdatum 33
Artikel 17 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid 34
Artikel 18 Scheiding en de gevolgen daarvan voor het pensioenkapitaal 36
Artikel 19 Beëindiging van het deelnemerschap 38
VRIJWILLIGE BIJSPAAR MODULE 39
Artikel 20 Aanspraken 39
2
Artikel 21 Gevolgen van het overlijden van de deelnemer 40
Artikel 22 Scheiding en de gevolgen daarvan voor het extra pensioenkapitaal 41
Artikel 23 Beëindiging van het deelnemerschap 43
OVERIGE BEPALINGEN 43
Artikel 24 Uitgaande Waardeoverdracht en afkoop en vervallen van pensioenafspraken.43 Artikel 25 Inkomende waardeoverdracht 45
Artikel 26 Berekening van de pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers 45
Artikel 27 Uitbetaling van pensioenen 46
Artikel 28 Beslag op en verbod op afkoop van aanspraken 47
Artikel 29 Kosten van de pensioenregeling 47
Artikel 30 Wijziging van de pensioenovereenkomst 48
Artikel 31 Toeslag pensioenen en premievrije rechten 49
Artikel 32 Informatieverstrekking 49
Artikel 33 Klachten- en geschillenregeling 51
Artikel 34 Afwijken van bepalingen 51
Artikel 35 Uitgesloten risico’s 51
Artikel 36 Inwerkingtreding 52
Artikel 37 Overgangsbepalingen 52
Bijlage I 55
Bijlage II 65
Bijlage III 66
Bijlage IV 67
3
ALGEMEEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
Aanspraakgerechtigde
Degene die op grond van dit pensioenreglement begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen.
Aanvullend ouderdomspensioen, partner- en wezenpensioen
De volgens de Vrijwillige Bijspaar Module toegekende aanspraak op ouderdomspensioen, partner- en wezenpensioen.
AOW-uitkering
De uitkering uit hoofde van de Algemene Ouderdomswet voor een gehuwde deelnemer, inclusief de vakantie-uitkering en exclusief de toeslag voor een jongere partner.
Arbeidsongeschiktheid
Arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO of de WIA.
Arbeidstijd
De in de arbeidsovereenkomst vastgelegde arbeidstijd.
Beëindiging van een partnerrelatie
Echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerde partnerschap anders dan door de dood of vermissing dan wel omzetting van het geregistreerde partnerschap in een huwelijk, beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding anders dan door overlijden of het aangaan van een huwelijk dan wel geregistreerd partnerschap met dezelfde partner als waarmee de gezamenlijke huishouding bestond.
4
Beschikbare premie salarisgrens
De salarisgrens waarboven de Beschikbare Premie Module geldt.
Bestuur
Het bestuur van het fonds.
Bijzonder partnerpensioen
Het pensioen ten behoeve van de nagelaten ex-partner.
Deelnemer
De werknemer die deelneemt aan de in dit pensioenreglement omschreven pensioen- regeling. De deelnemer ontleent zijn pensioenaanspraken aan de pensioentoezegging van de werkgever bij wie hij in dienst is.
Deelnemersjaar
Elk jaar dat de werknemer als deelnemer in deze pensioenregeling is opgenomen waarbij een jaar wordt gesteld op 12 maanden en een gedeelte van een maand van 15 dagen of meer als een gehele maand wordt gerekend en waarbij een gedeelte van een maand van minder dan 15 dagen wordt verwaarloosd.
Deelnemingstijd
De deelnemersjaren tussen de toetredingsdatum en de pensioenrichtdatum. De deelnemingstijd wordt bepaald in jaren en maanden waarbij een gedeelte van een maand van 15 dagen of meer als een hele maand wordt gerekend en waarbij een gedeelte van een maand van minder dan 15 dagen wordt verwaarloosd. In de deelnemingstijd zijn ook de jaren inbegrepen die door inkomende waardeoverdracht zijn verkregen.
Deeltijdpercentage
De verhouding tussen de in deeltijd gewerkte tijd en de normale arbeidsduur die behoort bij de, voor de desbetreffende categorie waartoe de werknemer behoort, volledige dienstbetrekking bij de werkgever.
5
Deeltijdwerknemer
De werknemer voor wie de arbeidstijd minder bedraagt dan de arbeidstijd die behoort bij de, voor de desbetreffende categorie waartoe de werknemer behoort, volledige dienstbetrekking bij de werkgever.
Excedent ouderdomspensioen, partner- en wezenpensioen
De volgens de Beschikbare Premie Module toegekende aanspraak op excedent ouderdomspensioen, partner- en wezenpensioen.
Ex-partner
Onder ex-partner wordt in dit pensioenreglement verstaan:
a. degene van wie het huwelijk met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geëindigd door echtscheiding of door ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed. Uitsluitend in geval van pensioenverevening; degene van wie het huwelijk is geëindigd door echtscheiding of door scheiding van tafel en bed;
b. degene van wie het geregistreerd partnerschap in de zin van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geëindigd anders dan door de dood of vermissing dan wel omzetting van het geregistreerde partnerschap in een huwelijk;
c. degene van wie de gemeenschappelijke huishouding met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geëindigd anders dan door overlijden of het aangaan van een huwelijk dan wel geregistreerd partnerschap met dezelfde partner als waarmee de gezamenlijke huishouding bestond.
Franchise
Het bedrag van het pensioengevend salaris waarboven pensioenaanspraken worden opgebouwd overeenkomstig de bepalingen van dit pensioenreglement.
Gemeenschappelijke huishouding
Er is sprake van een gemeenschappelijke huishouding mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
6
1. de gemeenschappelijke huishouding is notarieel vastgelegd in een samenlevingsovereenkomst waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met het oog op partnerpensioen diens partner als rechthebbende heeft aangewezen;
2. uit een opgave uit de Basisregistratie Personen dient te blijken dat de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de partner op hetzelfde adres wonen.
Gemiddelde ploegendienstfactor
Deze factor wordt als volgt vastgesteld:
a. van iedere periode gedurende welke de ploegendienstfactor niet verandert, wordt de duur bepaald in jaren en maanden;
b. de volgens a vastgestelde duur van iedere periode wordt vermenigvuldigd met de ploegendienstfactor van de desbetreffende periode.
Het quotiënt van de som van de volgens b bepaalde producten en de deelnemingstijd is gelijk aan de gemiddelde ploegendienstfactor. Bij de vaststelling van de gemiddelde ploegendienstfactor wordt de laatst vastgestelde ploegendienstfactor geacht tot de pensioendatum ongewijzigd te blijven.
Gepensioneerde
De persoon die krachtens de bepalingen van dit pensioenreglement een ouderdomspensioen ontvangt.
Gewezen deelnemer
Degene van wie de deelname aan de pensioenregeling is beëindigd en die een premievrije aanspraak op pensioen tegenover het fonds heeft verkregen en behouden en wiens ouderdomspensioen nog niet is ingegaan.
Het fonds
Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland.
7
Kind
Onder kind wordt in dit pensioenreglement verstaan:
1. het kind met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als ouder in familierechtelijke betrekking staat;
2. het pleegkind of stiefkind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, dat naar het oordeel van het bestuur grotendeels door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt onderhouden;
3. andere kinderen die naar het oordeel van het bestuur door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als eigen kinderen worden onderhouden en opgevoed.
Kinderen dienen vóór de pensioendatum aan bovengenoemde voorwaarden te voldoen.
Ouderdomspensioen
Het levenslange pensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
Partner
Onder partner wordt in dit pensioenreglement verstaan:
x. xx xxxxxxx echtgeno(o)t(e) van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde;
b. de partner met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een geregistreerd partnerschap in de zin van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan;
x. xx xxxxxxxxx man of vrouw, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer dan wel ongehuwde gepensioneerde een gemeenschappelijke huishouding voert in de zin van dit pensioenreglement.
Partnerpensioen
Het levenslange pensioen ten behoeve van de partner van de (gewezen) deelnemer en de gepensioneerde.
Partnerrelatie
Een huwelijk, een geregistreerd partnerschap of een gemeenschappelijke huishouding met een partner.
8
Pensioendatum
De pensioenrichtdatum of de dag waarop de (gewezen) deelnemer daadwerkelijk met pensioen gaat. Deze datum is in de Basis Module, Beschikbare Premie Module en Vrijwillige Bijspaar Module hetzelfde tijdstip.
Pensioengerechtigde
De persoon voor wie op grond van dit pensioenreglement van het fonds het pensioen is ingegaan.
Pensioengevend salaris
Het jaarsalaris, zijnde 13 maal het voor de deelnemer geldende maandelijkse salaris vermeerderd met de vakantietoeslagen en vermenigvuldigd met één plus de gemiddelde ploegendienstfactor.
Pensioengrondslag I
Het pensioengevend salaris, voor zover dit bedrag niet hoger is dan het bedrag van de voor dat jaar geldende beschikbare premie salarisgrens, verminderd met de franchise.
Pensioengrondslag II
Het gedeelte van het pensioengevend salaris boven de beschikbare premie salarisgrens, zoals dat gold op 31 december 2014 volgens een voorgaand Pensioenreglement II Abbott dat in werking was getreden op 1 januari 2014.
Pensioengrondslag III
Het gedeelte van het pensioengevend salaris boven de beschikbare premie salarisgrens, waarbij maximaal een salaris in aanmerking wordt genomen tot € 100.000,- (bedrag per 1 januari 2015). Dit wettelijke bedrag wordt jaarlijks per 1 januari door de Belastingdienst aangepast op basis van de contractloonontwikkelingsfactor zoals dat omschreven is in artikel 10.2b derde lid van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001. In de pensioenregeling van het fonds vindt deze aanpassing echter per 1 april van ieder jaar plaats. Het bedrag per 1 april 2023 is gelijk aan € 128.810.
9
Pensioenovereenkomst
Hetgeen tussen werkgever en werknemer is overeengekomen betreffende pensioen.
Pensioenregeling
De regeling omtrent pensioen tussen een werkgever en werknemers, zoals deze regeling geldt vanaf 1 januari 2006 en in de daaropvolgende jaren gewijzigd is vastgesteld.
Pensioenreglement
Het onderhavige pensioenreglement van het fonds waarin de pensioenregeling van de werkgever is vastgelegd.
Pensioenrichtdatum
De dag waarop de (gewezen) deelnemer de 68-jarige leeftijd bereikt.
Ploegendienstfactor
De verhouding tussen de ploegentoeslag en 13 maal het voor de deelnemer geldende maandelijkse salaris vermeerderd met de vakantietoeslagen.
Ploegentoeslag
13 maal de toeslag die de deelnemer per maand wegens ploegendienst geniet, vermeerderd met de vakantietoeslag over deze toeslag.
Prijsindexcijfer
Het afgeleide indexcijfer van de consumentenprijsindex voor alle bestedingen berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek (C.B.S.) op de meest recente tijdsbasis. Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt jaarlijks per 1 april van het betreffende kalenderjaar uitgegaan van het indexcijfer, zoals dit door het C.B.S. voor de periode oktober tot oktober voorafgaande aan 1 april in enig jaar wordt gepubliceerd.
PW
De Pensioenwet.
10
Restverdiencapaciteit
Het verschil tussen 100% en de mate van arbeidsongeschiktheid.
Scheiding
Echtscheiding, scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerde partnerschap met wederzijds goedvinden en ontbinding van het geregistreerd partnerschap op verzoek van één van de partners.
Statuten
De statuten van het fonds.
Toetredingsdatum
De datum bedoeld in Artikel 3 Deelnemerschap, lid 2.
Uitvoeringsovereenkomst
Een overeenkomst tussen de werkgever en het fonds die voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk 3 van de PW.
Variabele pensioenuitkering
Pensioenuitkeringen die na ingang nog kunnen stijgen of dalen door verwerking van beleggingsrisico, sterfteresultaat en/of levensverwachting.
Vaste pensioenuitkering
pensioenuitkeringen die na ingang in principe gelijk blijven, behoudens eventuele flexibiliseringsmogelijkheden en toeslag- en kortingsbeleid (indien van toepassing).
Volle wees
De wees van wie de langstlevende ouder of verzorger is overleden.
Wajong
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
11
WAO
De Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Wees
Degene die bij overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde zijn pensioengerechtigd kind is.
Werkgever
Abbott Holdings B.V., alsmede de eventueel aan deze vennootschap aangesloten ondernemingen. Een lijst van de aangesloten ondernemingen is als bijlage II toegevoegd aan dit pensioenreglement.
Werknemer
Degene die een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan met een werkgever.
Wezenpensioen
Het pensioen ten behoeve van het (de) pensioengerechtigde kind(eren) van de (gewezen) deelnemer en de gepensioneerde.
WIA
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Artikel 2 Karakter regeling
Dit pensioenreglement betreft de uitvoering van de volgende drie modules: Basis Module
Beschikbare Premie Module Vrijwillige Bijspaar Module
Basis Module
Deze module betreft de uitvoering van een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 1
12
van de PW.
Beschikbare Premie Module (excedent-pensioenregeling)
Deze module betreft de uitvoering van een premieovereenkomst in de zin van artikel 1 van de PW. De in deze module opgenomen aanspraken op excedent partner- en wezenpensioen betreffen de uitvoering van een uitkeringsovereenkomst.
Vrijwillige Bijspaar Module (vrijwillige aanvullende pensioenregeling)
Deze module betreft de uitvoering van een premieovereenkomst in de zin van artikel 1 van de PW. Hierin kunnen vanaf 1 januari 2015 geen nieuwe stortingen meer plaatsvinden.
Artikel 3 Deelnemerschap
1. Als deelnemer wordt opgenomen de werknemer die een arbeidsovereenkomst heeft met de werkgever. Xxxx deelnemer is de werknemer die geboren is vóór 1950 en die op 31 december 2005 een arbeidsovereenkomst met de werkgever had.
2. Voor werknemers gaat het deelnemerschap in op 1 januari 2015: Indien het dienstverband van de werknemer na 1 januari 2015 aanvangt gaat het deelnemerschap in op de eerste dag van de maand indien de dienstbetrekking van de werknemer op één van de eerste 15 dagen van die maand aanvangt en op de eerste dag van de volgende maand indien de dienstbetrekking op één van de volgende dagen van die maand aanvangt. Indien de datum van aanvang van de dienstbetrekking is gelegen na de 15de van een maand, wordt het risico van overlijden van de werknemer reeds verzekerd vanaf de datum van aanvang van de dienstbetrekking.
3. Werknemers die op de datum van inwerkingtreding van dit pensioenreglement reeds deelnemer zijn aan de vorige pensioenregeling, worden per de datum waarop zij deelnemer zijn geworden aan de vorige pensioenregeling in de pensioenregeling opgenomen.
4. Het deelnemerschap eindigt:
a. bij overlijden van de deelnemer;
b. op de pensioendatum;
c. op de datum waarop de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd anders dan door
13
arbeidsongeschiktheid;
d. op de datum en voor het deel dat de deelnemer met onbetaald verlof gaat, waarbij de deelneming herleeft per de datum en voor het deel dat het onbetaalde verlof eindigt.
5. Tijdens onbetaald verlof gelden de volgende (aanvullende) bepalingen voor het deelnemerschap en de opbouw van pensioenaanspraken:
a. tijdens levensloopverlof wordt het deelnemerschap voortgezet en vindt opbouw van pensioenaanspraken plaats, mits de deelnemer tenminste 70% van het laatstverdiende loon laat uitkeren vanuit het levenslooptegoed;
b. tijdens alle overige vormen van onbetaald verlof, waaronder levensloopverlof indien de deelnemer minder dan 70% van het laatstverdiende loon laat uitkeren vanuit het levenslooptegoed, vindt geen opbouw van pensioenaanspraken plaats. Tijdens dit verlof kan de werknemer de deelname aan de pensioenregeling vrijwillig voorzetten. Zowel de werknemers- als de werkgeverspremie komt in dat geval ten laste van de werknemer.
Bij onbetaald verlof is het bepaalde in Artikel 7 Partnerpensioen lid 8 van toepassing.
Artikel 4 Aanspraken op pensioen
1. De deelnemer heeft op grond van de Basis Module aanspraak op de volgende pensioenen:
a. ouderdomspensioen;
b. partnerpensioen;
c. wezenpensioen.
Voorts bestaat onder bepaalde voorwaarden recht op (gedeeltelijke) premievrije pensioenopbouw bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid.
2. De deelnemer bouwt op grond van de Beschikbare Premie Module en onder nadere voorwaarden op grond van de Vrijwillige Bijspaar Module een pensioenkapitaal op waarmee op de pensioendatum een excedent ouderdomspensioen en indien gewenst een bijbehorend partnerpensioen wordt aangekocht.
3. Alle rechten op pensioenaanspraken, pensioenkapitalen en daarmee verband houdende uitkeringen die de (gewezen) deelnemer en gepensioneerde of andere rechthebbende jegens het fonds hebben, zijn onderworpen aan de in het pensioenreglement en
14
statuten vermelde voorwaarden.
4. De deeltijdwerknemer bouwt in de Basis Module, de Beschikbare Premie Module en onder nadere voorwaarden in de Vrijwillige Bijspaar Module, pensioenaanspraken respectievelijk pensioenkapitalen op naar rato van het deeltijdpercentage (zie Artikel 26 Berekening van de pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers).
5. De rechten en aanspraken op pensioen uit hoofde van dit pensioenreglement luiden op jaarbasis en in Euro’s.
Artikel 5 Grondslagen voor de berekening van de pensioenaanspraken
1. De berekening van de pensioenaanspraken en de vorming van pensioenkapitalen vindt plaats op basis van de in dit artikel opgenomen grondslagen.
2. Pensioengrondslag I en III worden voor de eerste maal op het tijdstip van aanvang van het deelnemerschap vastgesteld en vervolgens jaarlijks per de eerste april aangepast aan het per genoemd tijdstip geldende pensioengevend salaris en de franchise.
3. Per 1 april 2023 bedraagt de franchise € 19.876. Het laatst vastgestelde franchisebedrag wordt jaarlijks per de eerste april aangepast op basis van een door het bestuur vast te stellen indexatiepercentage. Als richtlijn voor het indexatiepercentage geldt de ontwikkeling van het prijsindexcijfer zoals genoemd in artikel 1 van dit reglement, met dien verstande dat het indexatiepercentage nooit hoger kan zijn dan dit prijsindexcijfer. De franchise zal per 1 april van enig jaar nooit minder bedragen dan de wettelijke minimum franchise voor dat jaar.
4. Per 1 april 2023 bedraagt de beschikbare premie salarisgrens € 76.390. De beschikbare premie salarisgrens wordt jaarlijks per de 1 april aangepast op basis van een door het bestuur vast te stellen indexatiepercentage waarbij het bepaalde in lid 3 van overeenkomstige toepassing is.
5. Een verlaging van de pensioengrondslag leidt niet tot een verlaging van de pensioenaanspraken die tot de datum van verlaging van de pensioengrondslag zijn opgebouwd.
15
BASIS MODULE
Artikel 6 Ouderdomspensioen
1. Het jaarlijks ouderdomspensioen bedraagt 1,657% van de laatst geldende pensioengrondslag I vermenigvuldigd met de deelnemingstijd.
Voor degenen die per 31 december 2014 deelnamen aan de pensioenregeling van het fonds is artikel 37 mede van toepassing.
2. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gepensioneerde.
Artikel 7 Partnerpensioen
1. Het jaarlijks partnerpensioen bedraagt 70% van het jaarlijkse ouderdomspensioen zoals vastgesteld in Artikel 6 Ouderdomspensioen, lid 1. Voor degenen die per 31 december 2017 deelnamen aan de pensioenregeling van het fonds is artikel 37 mede van toepassing.
2. Het partnerpensioen, met uitzondering voor degenen die uiterlijk 31 december 2017 al deelnamen aan de pensioenregeling van het fonds, bedraagt bij overlijden van een deelnemer 70% van het bereikbare ouderdomspensioen op de pensioenrichtdatum. Voor degenen die per 31 december 2017 deelnamen aan de pensioenregeling van het fonds is artikel 37 mede van toepassing.
3. Het partnerpensioen, met uitzondering voor degenen die uiterlijk 31 december 2017 al deelnamen aan de pensioenregeling van het fonds, bedraagt bij overlijden van de gewezen deelnemer of de gepensioneerde 70% van het tijdens de dienstbetrekking opgebouwde ouderdomspensioen. Voor degenen die per 31 december 2017 deelnamen aan de pensioenregeling van het fonds is artikel 37 mede van toepassing.
4. Indien er sprake is van het uitruilen van partnerpensioen voor extra ouderdomspensioen of het uitruilen van ouderdomspensioen voor een (hoger) partnerpensioen, zijn andere dan de in de leden 1 tot en met 3 genoemde percentages mogelijk.
5. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde komt te overlijden en wordt
16
uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner.
6. Indien het partnerpensioen ingaat voor de pensioenrichtdatum, zal het jaarlijks op 1 januari, voor het eerst op 1 januari volgend op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer, worden verhoogd met 3% van het partnerpensioen van het voorafgaande jaar. Voor de laatste maal wordt het partnerpensioen verhoogd op 1 januari voorafgaande aan het tijdstip waarop de (gewezen) deelnemer de pensioenrichtdatum zou hebben bereikt.
7. Indien aanspraken jegens het fonds bestaan op een bijzonder partnerpensioen, zullen deze aanspraken op bijzonder partnerpensioen in mindering worden gebracht op het partnerpensioen berekend volgens dit artikel. De vermindering vindt niet of gedeeltelijk plaats indien die aanspraken op een bijzonder partnerpensioen zijn vervallen als gevolg van het overlijden van de ex-partner(s) voordat dit bijzondere partnerpensioen is ingegaan.
8. Gedurende de tussen werkgever en de deelnemer overeengekomen periode van onbetaald verlof houdt de deelnemer gedurende maximaal 18 maanden aanspraak op het partnerpensioen dat voor hem was verzekerd onmiddellijk voorafgaand aan het onbetaald verlof. Voor zover dit partnerpensioen uitgaat boven het partnerpensioen dat de deelnemer tot aan het moment van verlof heeft opgebouwd, gaat dit partner- pensioen uitsluitend in als de deelnemer gedurende de periode van onbetaald verlof, doch uiterlijk binnen 18 maanden na ingang van het onbetaald verlof, overlijdt.
Artikel 8 Wezenpensioen
1. Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het jaarlijkse ouderdomspensioen zoals vastgesteld in Artikel 6 Ouderdomspensioen, lid 1. Voor degenen die per 31 december 2017 deelnamen aan de pensioenregeling van het fonds is artikel 37 mede van toepassing.
2. Het wezenpensioen, met uitzondering voor degenen die uiterlijk 31 december 2017 al deelnamen aan de pensioenregeling van het fonds, bedraagt bij overlijden van een deelnemer 14% van het bereikbare ouderdomspensioen op de pensioenrichtdatum. Het wezenpensioen, met uitzondering voor degenen die uiterlijk 31 december 2017 al deelnamen aan de pensioenregeling van het fonds, bedraagt bij overlijden van de gewezen deelnemer of gepensioneerde 14% van het tijdens de dienstbetrekking
17
opgebouwde ouderdomspensioen.
3. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en wordt aan het kind uitgekeerd tot en met de maand waarin de 18-jarige leeftijd van het kind valt of - bij eerder overlijden - tot en met de maand waarin het kind komt te overlijden.
Het wezenpensioen wordt voorts uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin een kind voldoet aan de omschrijving van een studerende als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 dan wel arbeidsongeschikt is in de zin van de Wajong mits de (gewezen) deelnemer op die dag niet meer in leven is. De uitkering wordt voortgezet zolang het kind studerende dan wel arbeidsongeschikt is maar uiterlijk tot en met de maand waarin de 27-ste verjaardag van het kind valt of bij eerder overlijden - de maand waarin het kind komt te overlijden.
4. Indien het wezenpensioen ingaat voor de pensioenrichtdatum, zal het jaarlijks op 1 januari, voor het eerst op 1 januari volgend op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer, worden verhoogd met 3% van het wezenpensioen van het voorafgaande jaar. Voor de laatste maal wordt het wezenpensioen verhoogd op 1 januari voorafgaande aan het tijdstip waarop de (gewezen) deelnemer de pensioenrichtdatum zou hebben bereikt.
5. Voor een volle wees wordt het wezenpensioen verdubbeld.
6. Gedurende de tussen werkgever en de deelnemer overeengekomen periode van onbetaald verlof houdt de deelnemer gedurende maximaal 18 maanden aanspraak op het wezenpensioen dat voor zijn kinderen was verzekerd onmiddellijk voorafgaand aan het onbetaald verlof. Voor zover dit wezenpensioen uitgaat boven het wezenpensioen dat de deelnemer tot aan het moment van verlof heeft opgebouwd, gaat dit wezenpensioen uitsluitend in als de deelnemer gedurende de periode van onbetaald verlof, doch uiterlijk binnen 18 maanden na ingang van het onbetaald verlof, overlijdt.
Artikel 9 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
1. Gedurende de periode waarin de deelnemer recht heeft op loondoorbetaling bij ziekte ingevolge artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek of recht heeft op een uitkering
18
ingevolge de Ziektewet, wordt de pensioenopbouw voortgezet.
2. Gedurende de periode waarin de deelnemer aansluitend op de in lid 1 genoemde periode recht heeft op een uitkering ingevolge de WIA wordt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet zolang en voor zover de deelnemer arbeidsongeschikt is. De dekking wordt gemaximeerd tot de mate van arbeidsongeschiktheid zoals die gold bij einde dienstverband.
3. Aan een deelnemer die bij de aanvang van de deelneming reeds een WIA-uitkering ontving wordt (gedeeltelijke) premievrije voortzetting verleend, indien en voor zover de WIA tijdens de deelneming wordt gebaseerd op een hogere arbeidsongeschiktheidsklasse dan de klasse die bij de aanvang van de deelneming gold.
4. De voortzetting van de pensioenopbouw gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer het recht op een uitkering ingevolge de WIA verkrijgt. De voortzetting van de pensioenopbouw wordt na ingang verleend zolang de WIA- uitkering voortduurt, maar niet langer dan tot de pensioenrichtdatum.
5. De omvang waarin de voortzetting van de pensioenopbouw plaatsvindt, wordt vastgesteld volgens onderstaande tabel:
Mate van arbeidsongeschiktheid | Voortzettingspercentage |
0 tot 35% | 0% |
35 tot 45% | 40% |
45 tot 55% | 50% |
55 tot 65% | 60% |
65 tot 80% | 72,5% |
80 tot 100% | 100% |
6. De voortzetting van de pensioenopbouw vindt plaats op basis van de pensioengrondslagen zoals die op de datum waarop de deelnemer arbeidsongeschikt is geworden van toepassing was.
7. Voortzetting vindt plaats op basis van de arbeidstijd zoals die op de datum waarop de deelnemer arbeidsongeschikt is geworden van toepassing was.
8. Gedurende de periode van voortzetting van de pensioenopbouw is de (gewezen) deelnemer zijn eigen bijdrage niet verschuldigd voor het gedeelte dat overeenkomt
met het voortzettingspercentage.
19
9. Zolang de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met de werkgever bestaat, zijn op het deel van de pensioenaanspraken, waarop de voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid niet van toepassing is, de bepalingen met betrekking tot de deeltijdwerknemers van toepassing. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid zich wijzigt tijdens deze periode, wijzigt de mate van voortzetting van de pensioenopbouw dienovereenkomstig.
10. Voor zover en zolang de deelnemer zijn restverdiencapaciteit bij de werkgever benut, wordt voor dat deel de pensioenopbouw voortgezet, met dien verstande dat de pensioenopbouw niet kan uitgaan boven 100% van de opbouw waarop de deelnemer recht zou hebben als hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest.
11. Zodra de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met de werkgever wordt beëindigd, is op het in lid 8 bedoelde deel van de pensioenaanspraken het bepaalde in Artikel 13 Beëindiging van het deelnemerschap van toepassing.
Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid van de gewezen deelnemer wordt verlaagd, wijzigt de mate van voortzetting van de pensioenopbouw dienovereenkomstig. De mate van voortzetting herleeft indien een verhoging tot het oorspronkelijke percentage plaatsvindt binnen 4 weken na de verlaging. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid van de gewezen deelnemer wordt verhoogd, blijft de mate van voortzetting van de pensioenopbouw ongewijzigd.
Artikel 10 Flexibiliseringsmogelijkheden
1. De (gewezen) deelnemer heeft het recht de waarde van de pensioenaanspraken aan te wenden conform de in dit artikel vermelde keuzemogelijkheden.
2. De volgende keuzemogelijkheden worden door het fonds aangeboden:
A. Deeltijdpensionering;
B. Uitruil van ouderdomspensioen voor (hoger) partnerpensioen en uitruil van partnerpensioen voor extra ouderdomspensioen;
C. Vervroeging of uitstel van het ingangstijdstip van het ouderdomspensioen;
D. Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen.
3. De gemaakte keuze zal administratief worden doorgevoerd in de volgorde zoals genoemd in lid 2 met dien verstande dat de combinatie van deeltijdpensionering als bedoeld in Artikel 10A Deeltijdpensionering en variatie in de hoogte van het
20
ouderdomspensioen als bedoeld in Artikel 10D Variatie van de hoogte van het ouderdomspensioen niet mogelijk is.
Aan de (gewezen) deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de wijziging in de pensioenaanspraken die als gevolg van toepassing van dit artikel heeft plaatsgevonden.
4. Het bestuur is bevoegd nadere richtlijnen voor de flexibiliseringmogelijkheden uit te vaardigen. In Bijlage I zijn de uitruilfactoren voor de flexibiliseringsmogelijkheden opgenomen.
Artikel 10A Deeltijdpensionering
1. Het bestuur is ten aanzien van de (gewezen) deelnemer bevoegd het ouderdomspensioen gedeeltelijk te laten ingaan (deeltijdpensionering). Gedeeltelijke ingang is mogelijk op een tijdstip vanaf de dag waarop de deelnemer de leeftijd van 60 jaar bereikt en is mogelijk in units van 10% van het aantal werkuren met een minimum van 20%, uitgaande van een voor de desbetreffende categorie waartoe de werknemer behoort volledige dienstbetrekking bij de werkgever. Het is een (gewezen) deelnemer die met deeltijdpensionering is gegaan niet meer toegestaan het aantal werkuren te verhogen. Artikel 10C Vervroeging of uitstel van het ingangstijdstip van het ouderdomspensioen is overeenkomstig van toepassing.
2. Het verzoek tot gedeeltelijke ingang van het ouderdomspensioen dient door de (gewezen) deelnemer uiterlijk zes maanden voorafgaand aan het beoogde tijdstip van ingang schriftelijk aan het fonds kenbaar te worden gemaakt.
Indien de (gewezen) deelnemer verzoekt het ouderdomspensioen meer dan vijf jaar voor de AOW-datum van de (gewezen) deelnemer in te laten gaan, dient aan het verzoek een schriftelijke verklaring van een werkgever, bij wie de (gewezen) deelnemer werkzaam is, te zijn gehecht, waaruit blijkt dat deze werkgever er mee instemt dat het ouderdomspensioen gedeeltelijk ingaat en dat de omvang en ingang van het gedeeltelijke ouderdomspensioen verband houdt met een evenredige vermindering van de arbeidsduur.
3. Indien de (gewezen) deelnemer kiest voor deeltijdpensionering als bedoeld in lid 1, zullen eveneens de op genoemd tijdstip aanwezige pensioenkapitalen uit hoofde van de Beschikbare Premie Module en de Vrijwillige Bijspaar Module voor dat deel moeten
21
worden aangewend voor een direct ingaand ouderdomspensioen en een bijbehorend partnerpensioen.
Bij het vaststellen van de grootte van de pensioenen zal rekening worden gehouden met de grootte van de eventuele vermindering van de arbeidsduur die ten grondslag ligt aan de deeltijdpensionering.
Artikel 10B Wijziging in de verhouding tussen het ouderdoms- en partnerpensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft de keuze het partnerpensioen uit te ruilen voor een extra ouderdomspensioen. Het ouderdomspensioen zal in dat geval worden verhoogd aan de hand van een door het bestuur vast te stellen uitruilfactor. Deze sekseneutrale uitruilfactor is, evenals de periode gedurende welke deze door het fonds wordt toegepast, opgenomen in Bijlage I bij dit pensioenreglement. Een bijzonder partnerpensioen als bedoeld in Artikel 12 Beëindiging partnerrelatie en de gevolgen daarvan voor het partnerpensioen kan niet worden ingeruild.
2. De in lid 1 bedoelde uitruil kan slechts éénmalig plaatsvinden en dient uiterlijk zes maanden voorafgaand aan de pensioendatum - op een door het fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het fonds kenbaar gemaakt te worden. Dit formulier dient ondertekend te worden door de (gewezen) deelnemer en indien op dat tijdstip een partner aanwezig is, ook door die persoon. De gemaakte keuze is onherroepelijk.
3. Indien de (gewezen) deelnemer kiest voor uitruil van partnerpensioen heeft de deelnemer de mogelijkheid om 100%, 75%, 50% of 25% van het partnerpensioen uit te ruilen.
4. Voor de (gewezen) deelnemer die op de pensioendatum geen partner heeft, wordt de omzetting van het partnerpensioen in extra ouderdomspensioen automatisch toegepast.
5. De (gewezen) deelnemer heeft de keuze het ouderdomspensioen uit te ruilen voor een verhoging van het partnerpensioen. Het partnerpensioen zal in dat geval worden verhoogd aan de hand van door het bestuur vast te stellen uitruilfactoren. Deze sekseneutrale uitruilfactoren zijn, evenals de periode gedurende welke deze door het fonds wordt toegepast, opgenomen in Bijlage I bij dit pensioenreglement.
22
6. De in lid 5 bedoelde uitruil kan slechts éénmalig plaatsvinden op de datum waarop het deelnemerschap anders dan door overlijden eindigt dan wel op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen. De uitruil dient uiterlijk twee maanden na beëindiging van het deelnemerschap of uiterlijk zes maanden voorafgaand aan de pensioendatum - op een door het fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het fonds kenbaar gemaakt te worden. Dit formulier dient ondertekend te worden door de (gewezen) deelnemer en indien op dat tijdstip een partner aanwezig is, ook door die persoon.
7. Het totale partnerpensioen kan met inbegrip van aanspraken op bijzonder partnerpensioen na uitruil niet meer bedragen dan 70% van het ouderdomspensioen.
8. Het recht op uitruil geldt niet voor het deel van het ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
Artikel 10C Vervroeging of uitstel van het ingangstijdstip van het ouderdomspensioen
1. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen eerder of later dan de pensioenrichtdatum ingaan conform het bepaalde in de leden 2 tot en met 8. De pensioenrichtdatum kan met hele maanden vervroegd of uitgesteld worden.
2. Door het eerder dan wel later ingaan van het ouderdomspensioen zal de hoogte van het partner- en wezenpensioen niet worden gewijzigd.
3. Eerdere ingang van het ouderdomspensioen (vervroeging) is op zijn vroegst mogelijk vanaf de dag waarop de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 60 jaar bereikt, met inachtneming van het bepaalde in de leden 6 en 7 van dit artikel. Het tot de pensioendatum opgebouwde ouderdomspensioen zal in dat geval actuarieel worden verminderd op basis van door het bestuur vast te stellen vervroegingsfactoren. Deze sekseneutrale vervroegingsfactoren zijn, evenals de periode gedurende welke deze door het fonds worden toegepast, opgenomen in Bijlage I bij dit pensioenreglement.
4. Latere ingang van het ouderdomspensioen (uitstel) is mogelijk tot uiterlijk de dag waarop de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 70 jaar bereikt. Bij uitstel door de deelnemer zal de opbouw van het ouderdomspensioen worden voortgezet indien de deelnemer nog een dienstverband heeft met de werkgever.
23
Het tot de pensioendatum opgebouwde ouderdomspensioen zal in dat geval actuarieel worden verhoogd op basis van de door het bestuur vast te stellen uitstelfactoren. Deze sekseneutrale uitstelfactoren zijn, evenals de periode gedurende welke deze door het fonds worden toegepast, opgenomen in Bijlage I bij dit pensioenreglement.
5. De deelnemer dient het verzoek tot vervroeging uiterlijk zes maanden voorafgaand aan de pensioendatum schriftelijk aan het fonds kenbaar te maken.
Het verzoek tot uitstel dient uiterlijk drie maanden voorafgaande aan de pensioenrichtdatum schriftelijk aan het fonds kenbaar te worden gemaakt.
6. Vervroeging van het ingangstijdstip van het ouderdomspensioen, indien dit plaatsvindt meer dan vijf jaar voor de AOW-datum van de (gewezen) deelnemer, is slechts mogelijk voor zover het deelnemerschap wordt beëindigd wegens beëindiging van de dienstbetrekking met een werkgever.
7. De (gewezen) deelnemer is op verzoek van het fonds verplicht tegenover het fonds aan te tonen dat de in dit artikel bedoelde vervroeging verband houdt met pensionering en dat de deelnemer op het ingangstijdstip van het ouderdomspensioen geen dienstbetrekking elders heeft aanvaard indien de vervroeging meer dan vijf jaar plaatsvindt voor de AOW-datum van de (gewezen) deelnemer.
8. Indien de deelnemer gebruik maakt van zijn recht om het ouderdomspensioen te vervroegen dan wel uit te stellen, zal de aanwending van het pensioenkapitaal uit hoofde van de Beschikbare Premie Module en de Vrijwillige Bijspaar Module dienovereenkomstig moeten worden vervroegd dan wel uitgesteld moeten worden.
Artikel 10D Variatie van de hoogte van het ouderdomspensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft de keuze de hoogte van het ouderdomspensioen vanaf de pensioendatum te variëren. De hoogte kan vanaf de pensioendatum uitsluitend zodanig worden gevarieerd dat het laagste jaarlijkse ouderdomspensioen gedurende een bepaalde periode 75% bedraagt van het hoogste jaarlijkse ouderdomspensioen. Het ouderdomspensioen zal in dat geval actuarieel worden herrekend op basis van door het bestuur vast te stellen factoren. Deze sekseneutrale factoren zijn, evenals de periode gedurende welke deze door het fonds worden toegepast, opgenomen in Bijlage I bij dit pensioenreglement.
2. Naast de in lid 1 genoemde mogelijkheid de hoogte van het ouderdomspensioen vanaf
24
de pensioendatum te variëren heeft de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid om het ouderdomspensioen qua hoogte zodanig te variëren dat over de periode vanaf de pensioendatum tot de pensioenrichtdatum kan worden voorzien in een extra ouderdomspensioen ter grootte van maximaal twee maal de AOW-uitkering.
3. Door het variëren van de hoogte van het ouderdomspensioen zal het partner- en wezenpensioen niet worden gewijzigd.
4. De in de leden 1 en 2 bedoelde variatie kan slechts éénmalig plaatsvinden en dient uiterlijk zes maanden voorafgaand aan de pensioendatum - op een door de het fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het fonds kenbaar gemaakt te worden.
5. Dit formulier dient ondertekend te worden door de deelnemer en indien op dat tijdstip een partner aanwezig is, ook door die persoon.
Artikel 11 Scheiding en de gevolgen daarvan voor het ouderdomspensioen
1. In geval van scheiding heeft de ex-partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op uitbetaling door het fonds van de helft van het ouderdomspensioen dat tijdens huwelijk of de periode van geregistreerd partnerschap is opgebouwd, mits een van beide partners binnen twee jaar na het tijdstip van de scheiding hiervan op een bij wet voorgeschreven formulier mededeling heeft gedaan aan het fonds.
In afwijking van het hiervoor bepaalde wordt bij de verevening rekening gehouden met een ander percentage respectievelijk een andere periode indien de (gewezen) deelnemer en de ex-partner dit bij schriftelijke overeenkomst in verband met de scheiding zijn overeengekomen. Ten bewijze hiervan dient een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het fonds te worden overgelegd.
2. Het bepaalde in lid 1 vindt geen toepassing, indien de (gewezen) deelnemer of gepen- sioneerde en de ex-partner de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden respectievelijk voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding.
3. In afwijking van wat in het eerste lid is bepaald, vindt de in dat lid bedoelde
25
pensioenverevening geen toepassing indien een deel van het ouderdomspensioen, waarop recht op uitbetaling ontstaat, op het tijdstip van scheiding een bedrag zoals genoemd in artikel 66 van de PW (in 2023: € 594,89) niet te boven gaat. Deze grens geldt voor het totaal van de pensioenaanspraken uit de Basis Module en de pensioenaanspraken die met het opgebouwde pensioenkapitaal uit de Beschikbare Premie Module en de Vrijwillige Bijspaar Module aangekocht kunnen worden.
4. Het bestuur is bevoegd om de kosten van de pensioenverevening aan de (gewezen) deelnemer en de ex-partner ieder voor de helft in rekening te brengen dan wel in mindering te brengen op de aan hen uit te betalen bedragen.
5. Aan de ex-partner wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraak of het verleende recht. De (gewezen) deelnemer ontvangt daarvan een afschrift.
6. Het recht op uitbetaling gaat in op de pensioendatum. Indien het tijdstip van scheiding na de pensioendatum ligt, gaat het recht op uitbetaling in een maand nadat het in lid 1 genoemd formulier bij het fonds is ingeleverd. Indien de (gewezen) deelnemer of de ex-partner (na ingang van het ouderdomspensioen) komt te overlijden, vervalt het recht op uitbetaling aan de ex-partner.
Artikel 12 Beëindiging partnerrelatie en de gevolgen daarvan voor het partnerpensioen
1. Bij beëindiging van de partnerrelatie van een deelnemer krijgt de ex-partner aanspraak op een bijzonder partnerpensioen. De aanspraak op bijzonder partnerpensioen betreft het gedeelte van het partnerpensioen waarop de deelnemer aanspraak zou hebben behouden indien op het tijdstip van beëindiging van de partnerrelatie het deelnemerschap van de deelnemer zou zijn beëindigd anders dan door het bereiken van de pensioenrichtdatum of het overlijden van de deelnemer. Bij beëindiging van de partnerrelatie van een gewezen deelnemer of gepensioneerde, krijgt de ex-partner een aanspraak op bijzonder partnerpensioen ter grootte van de aanspraak op partnerpensioen die de gewezen deelnemer of gepensioneerde tot de datum van beëindiging van de partnerrelatie heeft behouden.
26
2. Indien het bijzonder partnerpensioen ingaat voor de pensioenrichtdatum, zal het jaarlijks op 1 januari, voor het eerst op 1 januari volgend op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer, worden verhoogd met 3% van het bijzonder partnerpensioen van het voorafgaande jaar. Voor de laatste maal wordt het bijzonder partnerpensioen verhoogd op 1 januari voorafgaande aan het tijdstip waarop de (gewezen) deelnemer de pensioenrichtdatum zou hebben bereikt.
3. Lid 1 is niet van toepassing indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de ex- partner op basis van huwelijkse voorwaarden, respectievelijk voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de beëindiging van de partnerrelatie anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het fonds is gehecht, waarin het fonds zich akkoord verklaart met de gewijzigde regeling.
4. De ex-partner ontvangt een bewijsstuk van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen.
5. Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde komt te overlijden en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de ex-partner.
6. Conversie van aanspraken is ook mogelijk mits het fonds hiermee instemt. De (gewezen) deelnemer maakt samen met zijn ex-partner afspraken over het deel van het ouderdomspensioen volgens artikel 11 en het bijzonder partnerpensioen. De afspraak van conversie is vastgelegd in huwelijke voorwaarden, de voorwaarden van geregistreerd partnerschap of een echtscheidingsconvenant.
Artikel 13 Beëindiging van het deelnemerschap
1. Bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden vóór de pensioendatum behoudt de gewezen deelnemer aanspraken op het tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap premievrij opgebouwd ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen.
2. Het premievrij opgebouwd ouderdomspensioen is gelijk aan het ouderdomspensioen waarop de gewezen deelnemer aanspraak had bij een ongewijzigde voortzetting van de dienstbetrekking tot de pensioenrichtdatum verminderd met het ouderdomspensioen
berekend op dezelfde grondslagen over de jaren tussen de datum van beëindiging van
27
het deelnemerschap en de pensioenrichtdatum.
3. Het premievrij opgebouwd partnerpensioen bedraagt 70% van het premievrij opgebouwd ouderdomspensioen. Het bepaalde in Artikel 7 Partnerpensioen, leden 2, 3, 4,5 en 6 is van overeenkomstige toepassing.
4. Het premievrije wezenpensioen bedraagt 14% van het premievrij opgebouwd ouderdomspensioen. Het bepaalde in Artikel 8 Wezenpensioen leden 2, 3, 4 en 5 is van overeenkomstige toepassing.
5. Aan de gewezen deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de toegekende aanspraken (zie ook Artikel 32 Informatieverstrekking).
6. De in Artikel 10 Flexibiliseringsmogelijkheden genoemde keuzemogelijkheden zijn voor de gewezen deelnemer dienovereenkomstig van toepassing.
28
BESCHIKBARE PREMIE MODULE
Artikel 14 Pensioenkapitaal voor excedent ouderdoms- en partnerpensioen
1. De deelnemer bouwt over de pensioengrondslag III ten behoeve van een excedent ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen een pensioenkapitaal op. De opbouw vindt plaats door middel van storting bij het fonds van premies door een werkgever, die conform de onderstaande tabel en per deelnemersjaar worden vastgesteld.
Leeftijd per 1 april van ieder jaar | Werknemersbijdrage als percentage van pensioengrondslag III | Bijdrage werkgever als percentage van pensioengrondslag III | Totale bijdrage |
20-24 | 4,1% | 0,30% | 4,40% |
25-29 | 4,1% | 1,30% | 5,40% |
30-34 | 4,1% | 2,40% | 6,50% |
35-39 | 4,1% | 3,90% | 8,00% |
40-44 | 4,1% | 5,60% | 9,70% |
45-49 | 4,1% | 7,80% | 11,90% |
50-54 | 4,1% | 10,40% | 14,50% |
55-59 | 4,1% | 13,80% | 17,90% |
60-64 | 4,1% | 18,20% | 22,30% |
65-67 | 4,1% | 22,70% | 26,80% |
2. In afwijking van het in lid 1 bepaalde wordt indien de aanvang van het deelnemerschap ligt tussen 1 januari en 1 april van enig jaar uitgegaan van de leeftijd op 1 januari van dat jaar.
3. Per gedeelte van een deelnemersjaar is een werkgever de in lid 1 bedoelde storting verschuldigd naar rato van dat deelnemersjaar.
4. De conform de voorgaande leden vastgestelde storting in enig kalenderjaar wordt in evenveel termijnen door een werkgever aan het fonds afgedragen als het aantal malen
29
waarin het maandsalaris in hetzelfde kalenderjaar aan de deelnemer wordt uitbetaald. De afdracht aan het fonds vindt plaats aan het eind van iedere termijn.
5. De storting wordt zo spoedig mogelijk belegd op een beleggingsrekening. De beleggingsrekening wordt door het fonds en op naam van de deelnemer geopend bij Goldman Sachs Asset Management (voorheen: NN Investment Partners). De voorwaarden, keuzemogelijkheden en de kosten van het beleggen zijn vermeld in de deelnemersbrochure “Mijn Pensioen” van Goldman Sachs Asset Management (voorheen: NN Investment Partners). Het bestuur is bevoegd voor de aangewezen vermogensbeheerder een andere vermogensbeheerder aan te wijzen. Het fonds is nimmer rente verschuldigd wegens te late storting. Het beleggingsrisico is voor de deelnemer.
Van de (gewezen) deelnemer wordt op basis van informatie over de keuzemogelijkheden, 15 jaar voor de pensioendatum een keuze gevraagd voor beleggen ten behoeve van aankoop van een vaste dan wel variabele pensioenuitkering en het daarbij gewenste beleggingsprofiel. Indien de (gewezen) deelnemer geen keuze maakt, worden de stortingen belegd op basis van het door het fonds vastgestelde standaard beleggingsprofiel gericht op aankoop van een vaste pensioenuitkering.
6. Het op de beleggingsrekening aanwezige pensioenkapitaal wordt op de pensioendatum bij een externe verzekeraar niet zijnde het fonds aangewend voor de aankoop van een direct ingaand ouderdomspensioen en een bijbehorend partnerpensioen en wezenpensioen in de verhouding 100:70:14. De (gewezen) deelnemer heeft echter de keuze om het pensioenkapitaal op de pensioendatum aan te wenden in een andere verhouding tussen het ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen, zolang de fiscale maximum grenzen in acht worden genomen.
De (gewezen) deelnemer krijgt zes maanden voorafgaande aan de pensioendatum de keuze om het pensioenkapitaal aan te wenden bij een externe verzekeraar voor een vaste pensioenuitkering dan wel een variabele pensioenuitkering voor zover dat op grond van de Pensioenwet mogelijk is. Bij deze keuzemogelijkheid ontvangt de (gewezen) deelnemer de informatie over de mogelijkheden tot waardeoverdracht om een vaste of variabele pensioenuitkering te kunnen ontvangen daar de pensioenkapitalen dienen te worden aangewend bij een externe verzekeraar.
Na aanwending van het pensioenkapitaal zal de beleggingsrekening worden
30
opgeheven. Indien de (gewezen) deelnemer niet binnen twee maanden na de pensioendatum, een verzekeraar heeft geselecteerd voor inkoop van pensioen, wordt het pensioenkapitaal bij een door het fonds geselecteerde verzekeraar aangewend voor verwerving van een direct ingaand ouderdomspensioen en een bijbehorend partnerpensioen en wezenpensioen in de verhouding 100:70:14.
7. Bij overlijden van de deelnemer voor de pensioendatum wordt het pensioenkapitaal op de beleggingsrekening bij het fonds aangewend ter financiering van (een gedeelte van) een direct ingaand volgens Artikel 15 Excedent partnerpensioen bij overlijden van de deelnemer voor de pensioenrichtdatum en Artikel 16 Excedent wezenpensioen bij overlijden van de deelnemer voor de pensioenrichtdatum toegekend excedent partnerpensioen en/of excedent wezenpensioen bij overlijden voor de pensioenrichtdatum. Indien het pensioenkapitaal op de beleggingsrekening groter is dan nodig is voor de uitkering van het direct ingaand excedent partnerpensioen en/of het direct ingaand excedent wezenpensioen, zal het meerdere worden uitgekeerd aan het fonds. Na aanwending van het pensioenkapitaal zal de beleggingsrekening vervolgens worden opgeheven.
8. Bij overlijden van de gewezen deelnemer voor de pensioendatum wordt het pensioenkapitaal op de beleggingsrekening aangewend voor de aankoop van een direct ingaand partnerpensioen en/of wezenpensioen bij een externe verzekeraar niet zijnde het fonds in de verhouding 70:14. De nagelaten partner heeft echter de keuze om het pensioenkapitaal aan te wenden in een andere verhouding tussen het partnerpensioen en wezenpensioen, voor zover de externe verzekeraar dit toestaat. Na aanwending van het pensioenkapitaal zal de beleggingsrekening worden opgeheven. Indien de nabestaande niet binnen zes maanden na het overlijden van de gewezen deelnemer, een verzekeraar heeft geselecteerd voor inkoop van pensioen, wordt het pensioenkapitaal bij een door het fonds geselecteerde verzekeraar aangewend voor een direct ingaand partnerpensioen en/of wezenpensioen in de verhouding 70:14.
9. Gedurende een periode waarin de gewezen deelnemer aansluitend op het eindigen van het deelnemerschap recht heeft op een uitkering ingevolgde de Werkloosheidswet, houdt de gewezen deelnemer recht op een excedent partnerpensioen. Het excedent partnerpensioen wordt overeenkomstig Artikel 15 Excedent partnerpensioen bij overlijden van de deelnemer voor de pensioenrichtdatum vastgesteld, met dien
31
verstande dat uitsluitend de deelnemersjaren tot het einde van het deelnemerschap in aanmerking komen voor de vaststelling van de hoogte van het excedent partnerpensioen. Het excedent partnerpensioen gaat uitsluitend in als de gewezen deelnemer gedurende de periode waarin hij recht heeft op een uitkering ingevolgde de Werkloosheidswet overlijdt.
Artikel 15 Excedent partnerpensioen bij overlijden van de deelnemer voor de pensioenrichtdatum
1. Het jaarlijks excedent partnerpensioen bij overlijden van de deelnemer voor de pensioenrichtdatum is gelijk aan de som van:
1,225% van de pensioengrondslag II, vermenigvuldigd met de deelnemingstijd tot 1 januari 2015; en
1,1599% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag III vermenigvuldigd met de deelnemingstijd na 1 januari 2015.
Indien de pensioengrondslag III na 1 januari 2015 boven pensioengrondslag II stijgt, wordt het excedent partnerpensioen verhoogd met 1,1599% van die stijging, vermenigvuldigd met de deelnemingstijd tot 1 januari 2015.
2. Het excedent partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer komt te overlijden en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner.
3. Het excedent partnerpensioen zal na ingang voor de pensioenrichtdatum jaarlijks op 1 januari, voor het eerst op 1 januari volgend op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer, worden verhoogd met 3% van het excedent partnerpensioen van het voorafgaande jaar. Voor de laatste maal wordt het excedent partnerpensioen verhoogd op 1 januari voorafgaande aan het tijdstip waarop de deelnemer de pensioenrichtdatum zou hebben bereikt.
4. Indien er aanspraken jegens het fonds bestaan op een bijzonder excedent partnerpensioen, zullen deze aanspraken op bijzonder excedent partnerpensioen in mindering worden gebracht op het excedent partnerpensioen berekend volgens dit artikel. De vermindering vindt niet of gedeeltelijk plaats indien die aanspraken op een bijzonder excedent partnerpensioen zijn vervallen als gevolg van het overlijden van de ex-partner(s) voordat dit bijzondere excedent partnerpensioen is ingegaan.
32
5. Na beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden vóór de pensioenrichtdatum is er geen aanspraak op excedent partnerpensioen.
6. Gedurende de tussen werkgever en de deelnemer overeengekomen periode van onbetaald verlof houdt de gewezen deelnemer gedurende maximaal 18 maanden aanspraak op het excedent partnerpensioen dat voor hem was verzekerd onmiddellijk voorafgaand aan het onbetaald verlof. Voor zover dit excedent partnerpensioen uitgaat boven het excedent partnerpensioen dat de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap heeft behouden, gaat dit excedent partnerpensioen uitsluitend in als de gewezen deelnemer gedurende de periode van onbetaald verlof, doch uiterlijk binnen 18 maanden na ingang van het onbetaald verlof, overlijdt.
Artikel 16 Excedent wezenpensioen bij overlijden van de deelnemer voor de pensioenrichtdatum
1. Het jaarlijks excedent wezenpensioen is gelijk aan de som van:
0,245% van de pensioengrondslag II, vermenigvuldigd met de deelnemingstijd tot 1 januari 2015; en
0,23198% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag III vermenigvuldigd met de deelnemingstijd na 1 januari 2015.
Indien de pensioengrondslag III na 1 januari 2015 stijgt wordt dit excedent wezenpensioen verhoogd met 0,23198% van die stijging vermenigvuldigd met de deelnemingstijd tot 1 januari 2015.
2. Het excedent wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden van de deelnemer en wordt aan het kind uitgekeerd tot en met de maand waarin de 18-jarige leeftijd van het kind valt of – bij eerder overlijden – tot en met de maand waarin het kind komt te overlijden.
Het excedent wezenpensioen wordt voorts uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin een kind voldoet aan de omschrijving van een studerende als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 dan wel arbeidsongeschikt is in de zin van de Wajong mits de deelnemer op die dag niet meer in leven is.
De uitkering wordt voortgezet zolang het kind studerende dan wel arbeidsongeschikt
33
is maar uiterlijk tot en met de maand waarin de 27-ste verjaardag van het kind valt of bij eerder overlijden - de maand waarin het kind komt te overlijden.
3. Het excedent wezenpensioen zal na ingang voor de pensioenrichtdatum jaarlijks op 1 januari, voor het eerst op 1 januari volgend op de dag van overlijden van de deelnemer, worden verhoogd met 3% van het excedent wezenpensioen van het
voorafgaande jaar. Voor de laatste maal wordt het excedent wezenpensioen verhoogd op 1 januari voorafgaande aan het tijdstip waarop de deelnemer de pensioenrichtdatum zou hebben bereikt.
4. Voor een volle wees wordt het excedent wezenpensioen verdubbeld.
5. Na beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden vóór de pensioenrichtdatum is er geen aanspraak op excedent wezenpensioen.
6. Gedurende de tussen werkgever en de deelnemer overeengekomen periode van onbetaald verlof houdt de gewezen deelnemer gedurende maximaal 18 maanden aanspraak op het excedent wezenpensioen dat voor zijn kinderen was verzekerd onmiddellijk voorafgaand aan het onbetaald verlof. Voor zover dit excedent wezenpensioen uitgaat boven het excedent wezenpensioen dat de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap heeft behouden, gaat dit excedent wezenpensioen uitsluitend in als de gewezen deelnemer gedurende de periode van onbetaald verlof, doch uiterlijk binnen 18 maanden na ingang van het onbetaald verlof, overlijdt.
Artikel 17 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
1. Gedurende de periode waarin de deelnemer recht heeft op loondoorbetaling bij ziekte ingevolge artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek of recht heeft op een uitkering ingevolge de Ziektewet, wordt de beschikbare premie op staffelvolgende wijze voortgezet.
2. Gedurende de periode waarin de deelnemer aansluitend op de in lid 1 genoemde periode recht heeft op een uitkering ingevolge de WIA wordt de beschikbare premie op staffelvolgende wijze geheel of gedeeltelijk voortgezet zolang en voor zover de deelnemer arbeidsongeschikt is. De dekking wordt gemaximeerd tot de mate van
34
arbeidsongeschiktheid zoals die gold bij einde dienstverband.
3. Aan een deelnemer die bij de aanvang van de deelneming reeds een WIA ontving, wordt (gedeeltelijke) premievrije voortzetting verleend, indien en voor zover de WIA tijdens de deelneming wordt gebaseerd op een hogere arbeidsongeschiktheidsklasse dan de klasse die bij de aanvang van de deelneming gold.
4. De voortzetting van de premiebetaling van de beschikbare premie gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer het recht op een uitkering ingevolge de WIA verkrijgt.
De voortzetting van de premiebetaling van de beschikbare premie wordt na ingang verleend zolang de WIA-uitkering voortduurt, maar niet langer dan tot de pensioenrichtdatum.
5. De omvang waarin de premiebetaling van de beschikbare premie plaatsvindt, wordt vastgesteld volgens onderstaande tabel:
Mate van arbeidsongeschiktheid | Voortzettingspercentage |
0 tot 35% | 0% |
35 tot 45% | 40% |
45 tot 55% | 50% |
55 tot 65% | 60% |
65 tot 80% | 72,5% |
80 tot 100% | 100% |
6. De voortzetting van de premiebetaling van de beschikbare premie vindt plaats op basis van de pensioengrondslagen zoals die op de datum waarop de deelnemer arbeidsongeschikt is geworden van toepassing was.
7. Voortzetting vindt plaats op basis van de arbeidstijd zoals die op de datum waarop de deelnemer arbeidsongeschikt is geworden van toepassing was.
8. Gedurende de periode van de voortzetting van de premiebetaling van de beschikbare premie is de (gewezen) deelnemer zijn eigen bijdrage niet verschuldigd voor het gedeelte dat overeenkomt met het voortzettingspercentage.
9. Zolang de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met de werkgever bestaat, zijn op het deel van de pensioenaanspraken, waarop de voortzetting van de premiebetaling van de beschikbare premie bij arbeidsongeschiktheid niet van toepassing is, de
bepalingen met betrekking tot de deeltijdwerknemers van toepassing. Indien en zodra
35
de mate van arbeidsongeschiktheid zich wijzigt tijdens deze periode, wijzigt de mate van voortzetting van de beschikbare premie dienovereenkomstig.
10. Voor zover en zolang de deelnemer zijn restverdiencapaciteit bij de werkgever benut, wordt voor dat deel de premiebetaling van de beschikbare premie voortgezet, met dien verstande dat de premiebetaling van de beschikbare premie niet kan uitgaan boven 100% van de opbouw waarop de deelnemer recht zou hebben als hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest.
11. Zodra de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met de werkgever wordt beëindigd, is op het in lid 8 bedoelde deel van de pensioenaanspraken het bepaalde in Artikel 19 Beëindiging van het deelnemerschap van toepassing.
12. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid van de gewezen deelnemer wordt verlaagd, wijzigt de mate van de voortzetting van de premiebetaling van de beschikbare premie dienovereenkomstig. De mate van voortzetting herleeft indien een verhoging tot het oorspronkelijke percentage plaatsvindt binnen vier weken na de verlaging. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid van de gewezen deelnemer wordt verhoogd, blijft de mate van de voortzetting van de premiebetaling van de beschikbare premie ongewijzigd.
Artikel 18 Scheiding en de gevolgen daarvan voor het pensioenkapitaal
1. De ex-partner van de (gewezen) deelnemer heeft aanspraak op bijzonder excedent partnerpensioen. Een deel van het pensioenkapitaal wordt hiertoe op de scheidingsdatum afgesplitst en blijft belegd. De aanspraak op bijzonder excedent partnerpensioen komt tot uitkering bij overlijden van de (gewezen) deelnemer. De ex- partner dient dit kapitaal dan aan te wenden bij een externe verzekeraar voor een in euro uitgedrukte aanspraak op bijzonder excedent partnerpensioen. Bij in leven zijn van de (gewezen) deelnemer op de pensioendatum wordt het kapitaal aangewend voor een bijzonder excedent partnerpensioen voor deze ex-partner. In geval van scheiding heeft de ex-partner van de (gewezen) deelnemer recht op uitbetaling door het fonds van een deel van het excedent ouderdomspensioen op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, mits een van beide partners binnen twee
36
jaar na het tijdstip van de scheiding hiervan op een bij wet voorgeschreven formulier mededeling heeft gedaan aan het fonds. Dit deel van het excedent ouderdomspensioen is gelijk aan 50% van het pensioen dat correspondeert met het deel van het pensioenkapitaal dat tijdens het huwelijk respectievelijk de periode van geregistreerd partnerschap is verkregen voor de aankoop van excedent ouderdomspensioen.
2. In afwijking van het voorgaande bepaalde wordt bij de verevening rekening gehouden met een ander percentage respectievelijk een andere periode indien de (gewezen) deelnemer en de ex-partner dit bij schriftelijke overeenkomst in verband met de scheiding zijn overeengekomen. Ten bewijze hiervan dient een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het fonds te worden overgelegd.
3. Op de scheidingsdatum worden de hoogtes van de in lid 1 bedoelde pensioenkapitalen vastgesteld. De delen van het pensioenkapitaal worden op aparte beleggingsrekeningen gestort en belegd op basis van de default optie LifeCycle Mix neutraal.
4. Het recht op uitbetaling van het verevende excedent ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum van de (gewezen) deelnemer. Op de pensioendatum wordt het in lid 3 bedoelde deel van het pensioenkapitaal aangewend voor een direct ingaand ouderdomspensioen bij een door de (gewezen) deelnemer aangewezen verzekeraar. Het volgens dit artikel vastgestelde deel van dit verevende excedent ouderdomspensioen wordt uitbetaald aan de ex-partner, zolang de gewezen deelnemer in leven is.
5. Bij overlijden van de (gewezen) deelnemer voor de ingang van het excedent ouderdomspensioen vervalt het pensioenkapitaal voor het verevende excedent ouderdomspensioen aan het fonds. Indien de (gewezen) deelnemer overlijdt na ingang van het verevende excedent ouderdomspensioen vervalt de uitbetaling van dit pensioen. Mocht de ex-partner eerder komen te overlijden dan de (gewezen) deelnemer, dan vervalt het recht op uitbetaling van de ex-partner en wordt het pensioenkapitaal dat bestemd is voor excedent ouderdomspensioen weer volledig gebruikt voor pensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer conform de bepalingen van dit pensioenreglement.
6. Aan de ex-partner wordt schriftelijk mededeling gedaan van de hoogte van het
37
pensioenkapitaal voor het verevende excedent ouderdomspensioen en het pensioenkapitaal voor het bijzonder excedent partnerpensioen. De (gewezen) deelnemer ontvangt daarvan een afschrift.
7. Na aanwending van een pensioenkapitaal zal de beleggingsrekening vervolgens worden opgeheven.
8. Er vindt geen pensioenverevening plaats indien de (gewezen) deelnemer en de ex- partner de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden respectievelijk voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding.
9. Het bestuur is bevoegd om de kosten van de pensioenverevening aan de (gewezen) deelnemer en de ex-partner ieder voor de helft in rekening te brengen dan wel in mindering te brengen op de aan hen uit te betalen pensioenuitkeringen.
10. Er zal geen aanspraak op bijzonder excedent partnerpensioen worden vastgesteld indien de (gewezen) deelnemer en de ex- partner op basis van huwelijkse voorwaarden, respectievelijk voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de beëindiging van de partnerrelatie anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het fonds is gehecht, waarin het fonds zich akkoord verklaart met de gewijzigde regeling.
11. Conversie van aanspraken is ook mogelijk mits het fonds hiermee instemt. De (gewezen) deelnemer maakt samen met zijn ex-partner afspraken over het deel van de pensioenkapitalen volgens dit artikel. De afspraak van conversie is vastgelegd in huwelijke voorwaarden, de voorwaarden van geregistreerd partnerschap of een echtscheidingsconvenant.
Artikel 19 Beëindiging van het deelnemerschap
1. Bij beëindiging van het deelnemerschap door onbetaald verlof of beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de werkgever anders dan door arbeidsongeschiktheid behoudt de gewezen deelnemer aanspraak op het opgebouwde pensioenkapitaal en wordt de beleggingsrekening in stand gehouden. Indien waardeoverdracht plaatsvindt,
38
zal de beleggingsrekening worden opgeheven.
2. Aan de gewezen deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de hoogte van het opgebouwde pensioenkapitaal. Voorts is het bepaalde in Artikel 33 Informatieverstrekking, lid 3 van toepassing.
VRIJWILLIGE BIJSPAAR MODULE
Artikel 20 Aanspraken
1. De deelnemer kan vrijwillig deelnemen aan de Vrijwillige Bijspaar Module. De premie komt volledig voor rekening van de deelnemer. De werkgever draagt niet bij aan deze Vrijwillige Bijspaar Module. Vanaf 1 januari 2015 kunnen geen nieuwe stortingen meer plaatsvinden in de vrijwillige bijspaar module.
2. De deelnemer bouwt een extra pensioenkapitaal op ten behoeve van de aankoop van een aanvullend ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen. De opbouw vindt plaats door middel van de storting van de premies op een aparte beleggingsrekening, welke door het fonds en op naam van de deelnemer geopend wordt bij een door het fonds aan te wijzen vermogensbeheerder.
Van de (gewezen) deelnemer wordt op basis van informatie over de keuzemogelijkheden, 15 jaar voor de pensioendatum een keuze gevraagd voor beleggen ten behoeve van aankoop van een vaste dan wel variabele pensioenuitkering en het daarbij gewenste beleggingsprofiel. Indien de (gewezen) deelnemer geen keuze maakt, worden de stortingen belegd op basis van het door het fonds vastgestelde standaard beleggingsprofiel gericht op aankoop van een vaste pensioenuitkering.
3. Op de pensioendatum wordt het aanwezige kapitaal bij een externe verzekeraar niet zijnde het fonds aangewend voor de aankoop van een direct ingaand aanvullend ouderdomspensioen en een bijbehorend partnerpensioen en wezenpensioen in de verhouding 100:70:14. De (gewezen) deelnemer heeft echter de keuze om het pensioenkapitaal op de pensioendatum aan te wenden in een andere verhouding tussen het ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen, voor zover de externe verzekeraar dit toestaat.
De (gewezen) deelnemer krijgt zes maanden voorafgaande aan de pensioendatum de
39
keuze om het pensioenkapitaal aan te wenden bij een externe verzekeraar voor een vaste dan wel een variabele pensioenuitkering voor zover dat op grond van de Pensioenwet mogelijk is. Bij deze keuzemogelijkheid ontvangt de (gewezen) deelnemer de informatie over de keuzemogelijkheid tot waardeoverdracht om een vaste of variabele pensioenuitkering te kunnen ontvangen daar de kapitalen dienen te worden aangewend bij een externe verzekeraar.
Na aanwending van het pensioenkapitaal zal de beleggingsrekening worden opgeheven. Indien (gewezen) deelnemer niet binnen 2 maanden na de pensioendatum, een verzekeraar heeft geselecteerd voor inkoop van pensioen, wordt het pensioenkapitaal bij een door het fonds geselecteerde verzekeraar aangewend voor verwerving van een direct ingaand ouderdomspensioen en een bijbehorend partner- en wezenpensioen in de verhouding 100:70:14.
Artikel 21 Gevolgen van het overlijden van de deelnemer
1. Bij overlijden van de (gewezen) deelnemer wordt het op de beleggingsrekening aanwezige extra pensioenkapitaal (inclusief het eventueel verevend pensioenkapitaal) bij een externe verzekeraar niet zijnde het fonds aangewend voor de aankoop van een direct ingaand partnerpensioen en wezenpensioen in de verhouding 70:14. De partner heeft echter de keuze om het extra pensioenkapitaal op de pensioendatum aan te wenden in een andere verhouding tussen het partnerpensioen en wezenpensioen, waarbij de verhouding ook 70:0 kan zijn, voor zover de externe verzekeraar dit toestaat. Na aanwending van het extra pensioenkapitaal zal de beleggingsrekening worden opgeheven. Indien de nabestaande niet binnen zes maanden na overlijden van de deelnemer, een verzekeraar heeft geselecteerd voor inkoop van pensioen, wordt het extra pensioenkapitaal bij een door het fonds geselecteerde verzekeraar aangewend voor een direct ingaand partnerpensioen en/of wezenpensioen in de verhouding 70:14.
2. Indien bij overlijden van de deelnemer het partnerpensioen en wezenpensioen niet tot uitkering komen vervalt het extra pensioenkapitaal aan het fonds en wordt de beleggingsrekening opgeheven.
40
Artikel 22 Scheiding en de gevolgen daarvan voor het extra pensioenkapitaal
1. De ex-partner van de (gewezen) deelnemer heeft aanspraak op bijzonder aanvullend partnerpensioen. Een deel van het extra pensioenkapitaal wordt hiertoe op de scheidingsdatum afgesplitst en blijft belegd. De aanspraak op bijzonder aanvullend partnerpensioen komt tot uitkering bij overlijden van de (gewezen) deelnemer. De ex-partner dient dit kapitaal dan aan te wenden bij een externe verzekeraar voor een in euro uitgedrukte aanspraak op bijzonder partnerpensioen. Bij in leven zijn van de (gewezen) deelnemer op de pensioendatum wordt het kapitaal aangewend voor een bijzonder partnerpensioen ten behoeve van deze ex- partner.
In geval van scheiding heeft de ex-partner van de (gewezen) deelnemer recht op uitbetaling door het fonds van een deel van het aanvullend ouderdomspensioen op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding mits een van beide partners binnen twee jaar na het tijdstip van de scheiding hiervan op een bij wet voorgeschreven formulier mededeling heeft gedaan aan het fonds. Dit deel van het aanvullend ouderdomspensioen is gelijk aan 50% van het pensioen dat correspondeert met het deel van het extra pensioenkapitaal dat tijdens huwelijk respectievelijk periode van geregistreerd partnerschap is verkregen (pensioenverevening) voor de aankoop van aanvullend ouderdomspensioen.
2. In afwijking van het voorgaande bepaalde wordt bij de verevening rekening gehouden met een ander percentage respectievelijk een andere periode indien de (gewezen) deelnemer en de ex-partner dit bij schriftelijke overeenkomst in verband met de scheiding zijn overeengekomen. Ten bewijze hiervan dient een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de overeenkomst aan het fonds te worden overgelegd.
3. Op de scheidingsdatum worden de hoogtes van de in lid 1 bedoelde extra pensioenkapitalen vastgesteld. Deze delen van het extra pensioenkapitaal worden op aparte beleggingsrekeningen gestort en belegd op basis van de default optie LifeCycle Mix neutraal.
4. Het recht op uitbetaling van het verevende aanvullend ouderdomspensioen gaat in
op de pensioendatum van de (gewezen) deelnemer. Op de pensioendatum wordt
41
het in lid 3 bedoelde deel van het extra pensioenkapitaal aangewend voor een direct ingaand aanvullend ouderdomspensioen bij een door de (gewezen) deelnemer aangewezen verzekeraar. Het volgens dit artikel vastgestelde deel van dit verevende aanvullend ouderdomspensioen wordt uitbetaald aan de ex-partner, zolang de gewezen deelnemer in leven is.
5. Bij overlijden van de (gewezen) deelnemer voor de ingang van het aanvullend ouderdomspensioen vervalt het extra pensioenkapitaal voor het verevende aanvullend ouderdomspensioen aan het fonds. Indien de (gewezen) deelnemer overlijdt na ingang van het verevend aanvullend ouderdomspensioen vervalt de uitbetaling van dit pensioen. Mocht de ex-partner eerder komen te overlijden dan de (gewezen) deelnemer, dan vervalt het recht op uitbetaling van de ex-partner en wordt het extra pensioenkapitaal dat bestemd is voor aanvullend ouderdomspensioen weer volledig gebruikt voor pensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer conform de bepalingen van dit pensioenreglement.
6. Aan de ex-partner wordt schriftelijk mededeling gedaan van de hoogte van het extra pensioenkapitaal voor het verevende aanvullend ouderdomspensioen en het extra pensioenkapitaal voor bijzonder aanvullend partnerpensioen. De deelnemer ontvangt daarvan een afschrift.
7. Na aanwending van een extra pensioenkapitaal zal de beleggingsrekening vervolgens worden opgeheven.
8. Er vindt geen pensioenverevening plaats indien de (gewezen) deelnemer en de ex- partner de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden respectievelijk voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding.
9. Het bestuur is bevoegd om de kosten van de pensioenverevening aan de (gewezen) deelnemer en de ex-partner ieder voor de helft in rekening te brengen dan wel in mindering te brengen op de aan hen uit te betalen pensioenuitkeringen.
10. Er zal geen aanspraak op bijzonder aanvullend partnerpensioen worden vastgesteld indien de deelnemer en de ex- partner op basis van huwelijkse voorwaarden, respectievelijk voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de beëindiging van de partnerrelatie anders
42
overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het fonds is gehecht, waarin het fonds zich akkoord verklaart met de gewijzigde regeling.
Artikel 23 Beëindiging van het deelnemerschap
1. Bij beëindiging van het deelnemerschap door onbetaald verlof of beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de werkgever anders dan door arbeidsongeschiktheid behoudt de gewezen deelnemer aanspraak op het opgebouwde pensioenkapitaal en wordt de beleggingsrekening in stand gehouden. Indien waardeoverdracht plaatsvindt, zal de beleggingsrekening worden opgeheven.
2. Aan de gewezen deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de hoogte van het opgebouwde pensioenkapitaal. Voorts is het bepaalde in Artikel 32 Informatieverstrekking, lid 3 van toepassing.
OVERIGE BEPALINGEN
De hierna volgende overige bepalingen zijn van toepassing op alle modules in dit pensioenreglement.
Artikel 24 Uitgaande Waardeoverdracht, afkoop en vervallen van pensioenaanspraken
1. In geval van beëindiging van het deelnemerschap door beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de werkgever anders dan door arbeidsongeschiktheid is het fonds verplicht op verzoek van de gewezen deelnemer om met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens de PW, de overdrachtswaarde van diens pensioenaanspraken rechtstreeks over te dragen aan de volgens de PW toegelaten pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever of van de beroepspensioenregeling, ten einde het de gewezen deelnemer mogelijk te maken daar extra pensioenaanspraken te verwerven. Hierbij geldt dat de uitkering van het ouderdomspensioen op de pensioendatum van de gewezen uitgaat boven het bedrag als genoemd in artikel 66 van de PW (in 2023:
€ 594,89).
43
2. De partner van de gewezen deelnemer dient in te stemmen met de overdracht van de waarde van de aanspraak op partnerpensioen.
3. De procedure voor waardeoverdracht en de berekeningsmethodiek geschieden op basis van het bepaalde in de PW en het Besluit uitvoering PW en Wet verplichte beroepspensioenregeling.
4. In geval van overdracht van de verzekerde aanspraken naar een andere toegelaten pensioenuitvoerder vervallen alle pensioenaanspraken ter zake jegens de overdragende pensioenuitvoerder, ongeacht het bepaalde in dit artikel.
5. Indien in geval van beëindiging als benoemd in lid 1 of een beëindiging van het deelnemerschap om een andere redenen waardoor geen pensioen meer wordt opgebouwd bij het pensioenfonds, de uitkering van het ouderdomspensioen op de pensioendatum van de gewezen deelnemer lager is dan het bedrag als genoemd in artikel 66 PW draagt het fonds de waarde van dit pensioen automatisch over naar de nieuwe pensioenuitvoerder van de gewezen deelnemer. Het fonds doet tenminste gedurende vijf jaar jaarlijks een poging tot automatische waardeoverdracht. De afhandeling van de waardeoverdracht vindt plaats volgens artikel 70 a van de Pensioenwet.
6. Het fonds heeft onder de in artikel 66 tot en met 69 van de PW genoemde voorwaarden het recht een pensioenrecht of pensioenaanspraak af te kopen.
7. De afkoopwaarde wordt vastgesteld op basis van door het bestuur vast te stellen factoren. Deze sekseneutrale factoren zijn, evenals de periode gedurende welke deze door het fonds worden toegepast, opgenomen in Bijlage I bij dit pensioenreglement.
8. Het fonds betaalt de uitkering op de dag dat de pensioenaanspraken of pensioenrechten vervallen in verband met de afkoop.
9. Indien bij beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in lid 1 de uitkering van het ouderdomspensioen op de pensioendatum niet meer zal bedragen dan € 2 bruto per jaar, vervallen de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemer.
10. Het fonds is bevoegd, met inachtneming van artikel 90 en 90a van de PW, op verzoek van de werkgever mee te werken aan een collectieve waardeoverdracht naar een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of verzekeraar met een zetel buiten Nederland.
44
Artikel 25 Inkomende waardeoverdracht
1. Een waarde die het fonds ontvangt op grond van waardeoverdracht in de zin van artikel 1 van de PW zal worden aangewend ter verwerving van aanspraken op pensioen voor de betrokken deelnemer.
2. De procedure voor waardeoverdracht en de berekeningsmethodiek geschieden op basis van het bepaalde in de PW en het Besluit uitvoering PW en Wet verplichte beroepspensioenregeling.
3. Voor deelnemers die zowel aan de Basis Module als aan de Beschikbare Premie Module deelnemen, wordt de waarde op basis van een evenredigheidsbreuk verdeeld over beide regelingen.
4. De evenredigheidsbreuk is voor de Basis Module gelijk aan het quotiënt van:
a. de bij aanvang van deelname geldende pensioengrondslag I voor de Basis Module; en
b. de som van de bij aanvang van deelname geldende pensioengrondslag I in de Basis Module en de pensioengrondslag III voor de Beschikbare Premie Module.
5. Voor de Beschikbare Premie Module is de evenredigheidsbreuk gelijk aan één minus de evenredigheidsbreuk voor de Basis Module.
6. Binnen de Basis Module wordt de waarde aangewend ter verwerving van extra aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen in een verhouding 100:70:14. Hiervoor worden aan de deelnemer de bijbehorende extra deelnemersjaren toegekend.
7. Het fonds is bevoegd, met inachtneming van artikel 92 en 92a van de PW mee te werken aan een inkomende (collectieve) waardeoverdracht van een andere lidstaat.
Artikel 26 Berekening van de pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers
1. Voor een deeltijdwerknemer wordt het pensioengevend salaris, pensioengrondslag I, pensioengrondslag II en pensioengrondslag III vastgesteld alsof de normale arbeidsduur zou gelden die behoort bij de, voor de desbetreffende categorie waartoe de werknemer behoort, volledige dienstbetrekking bij de werkgever.
2. De deeltijdwerknemer bouwt pensioenaanspraken op in de verhouding tussen de in
deeltijd gewerkte tijd en de in het vorige lid bedoelde normale arbeidsduur.
45
3. Het gemiddelde deeltijdpercentage wordt als volgt vastgesteld:
a. van iedere periode gedurende welke het deeltijdpercentage niet veranderde, wordt de duur bepaald in jaren en maanden;
b. de volgens a vastgestelde duur van iedere periode wordt vermenigvuldigd met het deeltijdpercentage van de desbetreffende periode.
Het quotiënt van de som van de volgens b bepaalde producten en de deelnemingstijd is gelijk aan het gemiddelde deeltijdpercentage. Bij de vaststelling van het gemiddelde deeltijdpercentage wordt het laatst vastgestelde deeltijdpercentage geacht tot de pensioenrichtdatum ongewijzigd te blijven.
4. De pensioenaanspraken in de Basis Module van de deeltijdwerknemer worden berekend door de pensioenaanspraken bij een normale arbeidsduur te vermenigvuldigen met het gemiddelde deeltijdpercentage.
5. Voor de berekening van de premies voor de storting in de Beschikbare Premie Module wordt pensioengrondslag III op basis van de normale arbeidsduur volgens lid 1 voor de deeltijdwerknemer vermenigvuldigd met het gemiddelde deeltijdpercentage.
6. De aanspraken op partner- en wezenpensioen in de Beschikbare Premie Module van de deeltijdwerker worden berekend door de pensioenaanspraken bij een normale arbeidsduur te vermenigvuldigen met het gemiddelde deeltijdpercentage.
7. Bij een wijziging van het deeltijdpercentage in de loop van een jaar worden de pensioenaanspraken opnieuw vastgesteld.
8. Indien een werknemer deelneemt aan de 00-00-000 regeling van de werkgever wordt het gemiddelde deeltijdpercentage genomen dat gold direct voorafgaand aan de deelname aan deze 00-00-000 regeling.
Artikel 27 Uitbetaling van pensioenen
1. De pensioenen zullen door het fonds in maandelijkse termijnen bij nabetaling worden uitbetaald op een door de pensioengerechtigde schriftelijk aangewezen bankrekening. Ingeval van aanwijzing door de pensioengerechtigde van een niet in Nederland gevestigde bankrekening, is het fonds bevoegd de transactiekosten van de uit te keren pensioenen bij de pensioengerechtigde in rekening te brengen. Dit kan geschieden door middel van het in mindering brengen van de transactiekosten op de uit te keren pensioenen.
46
2. Uitbetaling van de termijnen door het fonds zal geschieden, mits de pensioengerechtigde een schriftelijke aanvraag daartoe bij het fonds indient onder bijvoeging van de informatie die volgens de wet en dit pensioenreglement noodzakelijk is.
3. Het fonds zal op de uitkeringen de wettelijk voorgeschreven inhoudingen verrichten.
4. Een rechtsvordering tegen het fonds tot het doen van een uitkering verjaart niet bij leven van de pensioengerechtigde.
Artikel 28 Beslag op en verbod op afkoop van aanspraken
1. Beslag op pensioen is slechts mogelijk indien en voor zover dit wettelijk is toegestaan. In geval van beslaglegging op pensioen is het bestuur bevoegd de daarmee gepaard gaande kosten geheel of gedeeltelijk bij de pensioengerechtigde op dat pensioen in rekening te brengen, al dan niet door verrekening met dat pensioen.
2. De aanspraken uit hoofde van dit pensioenreglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, behoudens in de bij of krachtens dit pensioenreglement voorziene gevallen.
3. Lid 1 is niet van toepassing in geval van het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, lid 4 van de Invorderingswet.
4. Volmacht tot invordering van het pensioen, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
5. Elk beding, strijdig met het bepaalde in een van de voorgaande leden, is ten opzichte van het fonds nietig.
Artikel 29 Kosten van de pensioenregeling
1. De kosten van deze pensioenregeling komen gezamenlijk voor rekening van een werkgever en de deelnemers.
2. De financiering van de reglementaire pensioenaanspraken geschiedt door middel van een jaarlijkse storting van een kostendekkende premie door de werkgever zoals bepaald in de uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de werkgever.
3. De deelnemersbijdrage in de Basis Module bedraagt 4,1% van pensioengrondslag I. De deelnemersbijdrage in de Beschikbare Premie Module bedraagt 4,1% van
47
pensioengrondslag III.
4. Indien de deelnemer in deeltijd werkt, wordt de bijdrage vastgesteld in de verhouding tussen de in deeltijd gewerkte tijd en de bij een werkgever voor de desbetreffende deelnemers geldende normale arbeidsduur.
5. Een werkgever kan zich het recht voorbehouden om zijn bijdrage aan de pensioenregeling te verminderen of te beëindigen, indien zijn financiële situatie zodanig is, dat hij de kosten van de pensioenregeling geheel of gedeeltelijk niet meer kan dragen. Van een dergelijke financiële situatie is alleen sprake in het geval van een mogelijk faillissement van de werkgever. Uit een verklaring van een externe accountant moet blijken dat van de hiervoor bedoelde financiële situatie sprake is. Indien een werkgever van deze bevoegdheid gebruik maakt, zal hij met het bestuur in overleg treden over de wijze waarop de beëindiging van zijn bijdrage wordt doorgevoerd. De pensioenovereenkomst zal dan gewijzigd worden of worden beëindigd. De deelnemers zullen hiervan door het bestuur in kennis worden gesteld.
Artikel 30 Wijziging van de pensioenovereenkomst
1. Het fonds zal na wijziging van de pensioenovereenkomst het pensioenreglement aanpassen aan de gewijzigde pensioenovereenkomst, met inachtneming van het bepaalde in de uitvoeringsovereenkomst.
2. In geval van wijziging van de pensioenovereenkomst worden de voor de aanspraakgerechtigden tot het moment van wijziging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd, behoudens voor zover dit is toegestaan op grond van de PW.
3. Het fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten, met uitzondering van het (extra) pensioenkapitaal, uitsluitend verminderen indien:
a. de beleidsdekkingsgraad van het fonds niet voldoet aan het minimaal vereist of het vereist eigen vermogen overeenkomstig de voorschriften van de PW;
b. het fonds niet in staat is binnen een termijn van tien jaar te voldoen aan de wettelijke eisen ten aanzien van het (minimaal) vereist eigen vermogen, zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan als bedoeld in artikel 138 en artikel
48
139 PW.
4. Een dergelijke korting kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigden, werkgever en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Artikel 31 Toeslag pensioenen en premievrije rechten
Op het (bijzonder) partnerpensioen en het wezenpensioen dat ingaat voor de pensioenrichtdatum wordt een onvoorwaardelijke toeslag verleend van 3% van het (bijzonder) partnerpensioen dan wel wezenpensioen van het voorafgaande jaar. De toeslag wordt verleend tot de datum waarop de (gewezen) deelnemer de pensioenrichtdatum zou hebben bereikt. Op de overige pensioenaanspraken en pensioenrechten wordt geen toeslag verleend.
Artikel 32 Informatieverstrekking
1. Het fonds verstrekt binnen 3 maanden na aanvang van de deelneming aan deze pensioenregeling een brief die beantwoordt aan het bepaalde bij en krachtens artikel 21 van de PW.
2. Het fonds verstrekt de deelnemer jaarlijks:
- een overzicht van zijn opgebouwde, pensioenaanspraken;
- een overzicht van de waardeaangroei die benodigd is voor het vaststellen van een eventuele lijfrentepremieaftrek;
- informatie over de toeslagverlening;
- informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 PW;
- informatie over een variabele uitkering;
- informatie over de reglementaire pensioenleeftijd;
- een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken, waarbij de gegevens voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario met de waarschuwing dat de projecties kunnen verschillen van de definitieve hoogte van de te ontvangen pensioenuitkeringen;
- informatie over de werkgevers= en werknemerspremie;
49
- informatie over de dekkingsgraad;
- informatie over de xxxxxxxxxx xxxxxx.
3. Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap en vervolgens jaarlijks een overzicht van zijn opgebouwde aanspraken, informatie over de toeslagverlening en informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 PW. Daarnaast verstrekt het fonds bij het einde van het deelnemerschap informatie over zijn recht op waardeoverdracht, een eventuele afkoopmogelijkheid, de gevolgen voor het partnerpensioen en wezenpensioen, de gevolgen van arbeidsongeschiktheid en het eventueel van toepassing zijn van een herstelplan.
Eveneens bevat het overzicht:
- informatie over een variabele uitkering;
- informatie over de reglementaire pensioenleeftijd;
- een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken, waarbij de gegevens voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario met de waarschuwing dat de projecties kunnen verschillen van de definitieve hoogte van de te ontvangen pensioenuitkeringen;
- informatie over de werkgevers- en werknemerspremie;
- informatie over de dekkingsgraad;
- informatie over de xxxxxxxxxx xxxxxx.
4. Het fonds verstrekt de ex-partner bij beëindiging van een partnerrelatie en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van de opgebouwde aanspraak op bijzonder partnerpensioen, informatie over de toeslagverlening en informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 PW. Daarnaast verstrekt het fonds de ex-partner bij beëindiging van een partnerrelatie informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid.
5. Het fonds verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt voorafgaand aan of bij de pensioeningang en vervolgens jaarlijks een overzicht van de opgebouwde aanspraken, informatie over de toeslagverlening en informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 PW. Daarnaast verstrekt het fonds bij ingang van het pensioen informatie over het recht te kiezen
50
voor een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen en informatie over garanties.
6. Het fonds verstrekt een gewezen deelnemer, pensioengerechtigde, ex-partner die aanspraak heeft op bijzonder partnerpensioen binnen 3 maanden na wijziging van het toeslagbeleid informatie over die wijziging.
7. Het fonds verstrekt de (gewezen) deelnemer, de ex-partner en de pensioen- gerechtigde op verzoek:
a. Informatie die specifiek voor hem relevant is waaronder een indicatie van het mogelijk te bereiken kapitaal op de pensioendatum;
b. Een indicatie van de hoogte van de in te kopen periodieke uitkeringen bij aanwending van het mogelijk te bereiken kapitaal;
c. de voor hem relevante informatie over beleggingen;
d. informatie over het van toepassing zijn van een aanwijzing door de toezichthouder;
e. informatie over de aanstelling van een bewindvoerder;
f. andere informatie die op grond van artikel 9 van het Besluit uitvoering PW en Wet verplichte beroepspensioenregeling moet worden verstrekt.
8. Het fonds verstrekt de informatie als bedoeld in dit artikel met inachtneming van de regels die daartoe bij en krachtens de PW zijn gesteld.
Artikel 33 Klachtenregeling
Klachten die betrekking hebben op de uitvoering van deze pensioenregeling worden behandeld volgens de klachtenregeling van het fonds.
Artikel 34 Afwijken van bepalingen
Het bestuur is bevoegd van de bepalingen van dit reglement af te wijken indien in een individueel geval of voor een of meerdere groepen deelnemers een strikte toepassing van het reglement naar het oordeel van het bestuur tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden en de rechten van de (gewezen) deelnemers, gepensioneerden, pensioengerechtigden respectievelijk aanspraakgerechtigden door deze afwijking geen vermindering ondergaan.
Artikel 35 Uitgesloten risico’s
Met betrekking tot uitgesloten risico’s gelden, indien en voor zover de
51
pensioenverplichtingen zijn (her)verzekerd, de voorwaarden van de verzekeraar. De polisvoorwaarden liggen bij het bestuur voor rechthebbende ter inzage.
Artikel 36 Inwerkingtreding
Dit pensioenreglement is op 1 april 2023 in werking getreden onder de naam “Pensioenreglement XX Xxxxxx" met dien verstande dat de factoren in bijlage I reeds op 1 januari 2023 van kracht zijn. Dit pensioenreglement vervangt het voorgaande pensioenreglement II Abbott dat in werking was getreden op 1 april 2022.
Artikel 37 Overgangsbepalingen
1. Voor werknemers die op 31 december 2014 deelnemer waren aan de pensioenregeling volgens het pensioenreglement dat gold tot 1 januari 2015
a. Tellen de deelnemersjaren voor 1 januari 2015 aan die regeling mee voor de bepaling van de deelnemingstijd in de Basis Module voor de pensioenregeling van dit pensioenreglement;
b. Geldt in afwijking van het in artikel 6 bepaalde het volgende voor de berekening van het ouderdomspensioen voor de Basis Module (zie ook voor verder toelichting Bijlage III).
Het ouderdomspensioen is voor hen gelijk aan de som van:
- De pensioenaanspraken op ouderdomspensioen zoals berekend tot 1 januari 2015 volgens de Basis Module van het voorgaande pensioenreglement II Abbott en
- 1,657% van de laatst geldende Pensioengrondslag I vermenigvuldigd met de deelnemingstijd na 1 januari 2015.
Indien de pensioengrondslag I na 1 januari 2015 stijgt en de pensioengrondslag I wordt daardoor hoger dan de laatst vastgestelde pensioengrondslag van de pensioenregeling van het pensioenreglement dat gold tot 1 januari 2015 wordt het ouderdomspensioen nog verhoogd. De verhoging bedraagt het verschil tussen pensioengrondslag I vastgesteld na 1 januari 2015 en de laatst vastgestelde pensioengrondslag van de pensioenregeling van het voorgaande pensioenreglement vermenigvuldigd met 1,657% en de deelnemingstijd voor 1 januari 2015.
52
c. Het partner- en wezenpensioen wordt conform het bepaalde in artikel 7 en 8 bepaald. Voor deze vaststelling wordt echter uitgegaan alsof de omrekening op 1 januari 2014 naar pensioenleeftijd 67 niet heeft plaatsgevonden.
2. Voor de deelnemer die voor 1 januari 2004 ziek is geworden en aansluitend volledig arbeidsongeschikt is geworden krachtens de WAO, blijven de bepalingen van het op 31 december 2005 geldende pensioenreglement van kracht, met dien restrictie dat de toekomstige opbouw van en omrekening van bestaande aanspraken op ouderdomspensioen plaatsvinden op pensioenleeftijd 67, conform het bepaalde in lid 1.
3. Voor de deelnemer die voor 1 januari 2004 ziek is geworden en aansluitend gedeeltelijk arbeidsongeschikt is geworden in de zin van de WAO, blijven de bepalingen van het op 31 december 2005 geldende pensioenreglement van kracht voor het gedeelte dat de deelnemer arbeidsongeschikt is, met dien restrictie dat de toekomstige opbouw van en omrekening van bestaande aanspraken op ouderdomspensioen plaatsvinden op pensioenleeftijd 67, conform het bepaalde in lid 1. Voor het gedeelte dat de deelnemer arbeidsgeschikt is gelden de bepalingen van het vanaf 1 januari 2006 geldende pensioenreglement van het fonds.
4. Voor de werknemers van AMO Groningen B.V. die op of na 1 januari 2013 in dienst zijn getreden geldt dat zij per de datum waarop de arbeidsovereenkomst is ingegaan opgenomen werden in de pensioenregeling volgens het toen geldende Pensioenreglement II. Voor de werknemers van AMO Groningen B.V. die reeds voor 1 januari 2013 in dienst waren getreden en deelnamen aan de pensioenregeling van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metaal en Techniek (hierna: BPMT) geldt dat zij eerst per 1 januari 2014 deelnemer worden in de pensioenregeling van het fonds. Per 31 december 2013 is het deelnemerschap aan de pensioenregeling van BPMT beëindigd.
Voor degenen die op 31 december 2013 ziek zijn en aansluitend arbeidsongeschikt worden of arbeidsongeschikt zijn blijven conform de bepaling van de pensioenregeling van BPMT deelnemer aan de pensioenregeling van BPMT en worden dus niet opgenomen als deelnemer in de onderhavige pensioenregeling van het fonds.
5. Voor degenen die op 31 december 2017 (gewezen) deelnemer waren in de pensioenregeling geldt het volgende:
53
a. de tot en met 31 december 2017 opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen op leeftijd 67 zijn op 1 januari 2018 collectief omgezet naar aanspraken op ouderdomspensioen op leeftijd 68. Dit vond plaats aan de hand van door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgestelde omzettingsfactoren (zij bijlage IV);
b. voornoemde omzetting van de ouderdomspensioenaanspraken heeft geen gevolgen voor de hoogte van het partner- en het wezenpensioen.
Voor de (gewezen) deelnemers die in 2018 de leeftijd van 67 jaar bereiken, vindt deze omzetting niet plaats. Deze deelnemers behouden pensioenrichtleeftijd 67.
Ondertekening
Het bestuur van het pensioenfonds heeft dit pensioenreglement op 6 april 2023 vastgesteld.
Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland
Voorzitter J.M. Negro
Secretaris J.W. Verweij
54
Bijlage I
Factoren als bedoeld in de artikelen 10B t/m 10D en 24
Deze bijlage bevat uitruil- en afkoopfactoren, waarmee het bestuur van Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland uitvoering geeft aan de artikelen 10B t/m 10D en 24 van het pensioenreglement rekening houdend met de regels die dienaangaande in de Pensioenwet worden gesteld.
Algemene uitgangspunten
Bij het opstellen van de rekenregels zijn de volgende uitgangspunten gebruikt:
1. Actuariële gelijkwaardigheid van de aanspraken voor en na een gemaakte keuze.
2. Bij het omrekenen van aanspraken worden sekseneutrale omrekeningsfactoren gebruikt.
Hiervoor is uitgegaan van een verhouding tussen mannen en vrouwen van 85:15 voor de afkoopfactoren, 85:15 voor de flexibiliseringsmogelijkheden bij pensionering en 78:22 voor de flexibiliseringsmogelijkheden vóór pensionering.
3. Voor het overige wordt uitgegaan van de actuariële grondslagen zoals die gebruikt worden voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen.
4. Het bestuur is bevoegd deze uitgangspunten te herzien.
Deze uitvoeringsregeling bestaat uit de volgende delen:
▪ Deel 1: Wijziging in de verhouding tussen het ouderdoms- en partnerpensioen
▪ Deel 2: Wijziging van de pensioendatum
▪ Deel 3: Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen
▪ Deel 4: Afkoop van pensioen
Indien de (gewezen) deelnemer gebruik wil maken van meer dan één flexibiliseringsmogelijkheid, vindt de herrekening van de pensioenaanspraken in de volgende volgorde plaats:
55
1. Bij pensionering =>
1. Vervroeging of uitstel van het ingangstijdstip van het ouderdomspensioen;
2. Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen;
3. Uitruil van ouderdomspensioen en partnerpensioen.
2. Indien er geen pensionering plaatsvindt, bestaat alleen de mogelijkheid om ouderdomspensioen voor partnerpensioen uit te ruilen.
De combinatie van een hoog-laag uitkering en deeltijdpensioen is niet toegestaan. Alle genoemde factoren worden jaarlijks aangepast en gelden vanaf 1 januari 2023.
De factoren voor flexibilisering en uitruil van pensioen worden jaarlijks aangepast aan de DNB-rentetermijnstructuur per 30 september van het jaar voorafgaand, waarbij rekening gehouden wordt met eventuele wijziging van de overlevingsgrondslagen.
De factoren voor afkoop van pensioen worden jaarlijks aangepast aan de DNB- rentetermijnstructuur per 30 september van het jaar voorafgaand, waarbij rekening gehouden wordt met eventuele wijziging van de overlevingsgrondslagen.
In het vervolg zijn de factoren weergegeven voor gehele leeftijden.
56
Deel 1: Uitruil van ouderdomspensioen en partnerpensioen
Op de pensioendatum kan de (gewezen) deelnemer het partnerpensioen omzetten in extra ouderdomspensioen. Hiervoor is toestemming van de partner vereist.
Op de pensioendatum of bij beëindiging van het deelnemerschap heeft de (gewezen) deelnemer het recht om het ouderdomspensioen om te zetten in partnerpensioen.
Uitruil van partnerpensioen voor ouderdomspensioen bij pensionering.
Het extra ouderdomspensioen dat wordt verkregen bij ruil van het partnerpensioen is gelijk aan de ruilfactor vermenigvuldigd met het te ruilen partnerpensioen.
Leeftijd | PP => OP |
60 | 0,2157 |
61 | 0,2221 |
62 | 0,2286 |
63 | 0,2355 |
64 | 0,2425 |
65 | 0,2499 |
66 | 0,2575 |
67 | 0,2655 |
68 | 0,2739 |
69 | 0,2843 |
70 | 0,2951 |
Uitruil van ouderdomspensioen voor partnerpensioen bij pensionering
Het extra partnerpensioen dat wordt verkregen bij ruil van het ouderdomspensioen is gelijk aan de ruilfactor vermenigvuldigd met het te ruilen ouderdomspensioen.
57
Leeftijd | OP => PP |
60 | 4,6355 |
61 | 4,5033 |
62 | 4,3736 |
63 | 4,2467 |
64 | 4,1237 |
65 | 4,0024 |
66 | 3,8838 |
67 | 3,7669 |
68 | 3,6504 |
69 | 3,5180 |
70 | 3,3882 |
Uitruil van ouderdomspensioen voor partnerpensioen voor pensionering
Het extra partnerpensioen dat wordt verkregen bij ruil van het ouderdomspensioen is gelijk aan de ruilfactor vermenigvuldigd met het te ruilen ouderdomspensioen.
58
Leeftijd | OP => PP | Leeftijd | OP => PP |
18 | 3,0423 | 44 | 2,8203 |
19 | 3,0362 | 45 | 2,8136 |
20 | 3,0330 | 46 | 2,8075 |
21 | 3,0301 | 47 | 2,8030 |
22 | 3,0266 | 48 | 2,8003 |
23 | 3,0216 | 49 | 2,7998 |
24 | 3,0171 | 50 | 2,8017 |
25 | 3,0115 | 51 | 2,8065 |
26 | 3,0052 | 52 | 2,8148 |
27 | 2,9979 | 53 | 2,8263 |
28 | 2,9886 | 54 | 2,8424 |
29 | 2,9796 | 55 | 2,8633 |
30 | 2,9701 | 56 | 2,8903 |
31 | 2,9593 | 57 | 2,9234 |
32 | 2,9488 | 58 | 2,9640 |
33 | 2,9382 | 59 | 3,0119 |
34 | 2,9268 | 60 | 3,0669 |
35 | 2,9153 | 61 | 3,1308 |
36 | 2,9040 | 62 | 3,2029 |
37 | 2,8923 | 63 | 3,2840 |
38 | 2,8808 | 64 | 3,3757 |
39 | 2,8692 | 65 | 3,4775 |
40 | 2,8581 | 66 | 3,5911 |
41 | 2,8475 | 67 | 3,7172 |
42 | 2,8377 | 68 | 3,8553 |
43 | 2,8286 |
Deel 2: Vervroeging of uitstel van het ingangstijdstip van het ouderdomspensioen
De (gewezen) deelnemer kan besluiten om het ouderdomspensioen vervroegd te laten ingaan. De pensioendatum kan echter niet liggen voor de dag waarop de (gewezen)
59
deelnemer 60 wordt. Daarnaast is uitstel van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen met toestemming van de werkgever ook mogelijk. Uitstel is mogelijk tot de dag waarop de deelnemer de leeftijd van 70 jaar bereikt. De pensioenrichtdatum kan vervroegd of uitgesteld worden in hele maanden.
Het vervroegde dan wel uitgestelde ouderdomspensioen is gelijk aan de vervroegings- dan wel uitstelfactor vermenigvuldigd met het te vervroegen dan wel uit te stellen ouderdomspensioen. Het vervroegde dan wel uitgestelde ouderdomspensioen zal levenslang worden uitgekeerd vanaf de gekozen pensioendatum. De hoogte van het partnerpensioen wijzigt niet door wijziging van de pensioendatum. De factoren zijn als volgt:
Bij pensionering op | Vervroegings dan wel uitstelfactoren Voor ouderdomspensioen |
60 | 0,6276 |
61 | 0,6593 |
62 | 0,6943 |
63 | 0,7329 |
64 | 0,7757 |
65 | 0,8231 |
66 | 0,8758 |
67 | 0,9345 |
68 | 1,0000 |
69 | 1,0729 |
70 | 1,1540 |
60
Deel 3: Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen
De (gewezen) deelnemer kan besluiten het levenslange ouderdomspensioen om te zetten in een ouderdomspensioen met tijdelijk hogere en lagere pensioenuitkeringen.
Het levenslang ouderdomspensioen wordt omgezet in een hoger tijdelijk ouderdomspensioen vanaf de pensioendatum gedurende 5 dan wel 10 jaar gevolgd door een lager levenslang ouderdomspensioen na deze periode in de verhouding 100:75.
Het hogere ouderdomspensioen dat gedurende deze 5 dan wel 10 jaar wordt verkregen is gelijk aan de omzettingsfactor vermenigvuldigd met het om te zetten levenslange ouderdomspensioen. Het lagere ouderdomspensioen dat na deze 5 dan wel 10 jaar wordt verkregen, bedraagt 75% van het hogere ouderdomspensioen gedurende de eerste 5 dan wel 10 jaar. De hoogte van het partnerpensioen wijzigt niet door wijziging van de hoogte van het ouderdomspensioen.
De omzettingsfactoren bedragen als volgt:
Bij pensionering op | Omzettingsfactor 5 jaar verhoging | Omzettingsfactor 10 jaar verhoging |
60 | 1,2327 | 1,1596 |
61 | 1,2301 | 1,1555 |
62 | 1,2273 | 1,1513 |
63 | 1,2243 | 1,1469 |
64 | 1,2212 | 1,1422 |
65 | 1,2179 | 1,1374 |
66 | 1,2145 | 1,1324 |
67 | 1,2108 | 1,1271 |
68 | 1,2068 | 1,1216 |
69 | 1,2027 | 1,1159 |
70 | 1,1982 | 1,1100 |
61
Daarnaast bestaat er, indien de (gewezen) deelnemer zijn ouderdomspensioen voor de pensioenrichtdatum laat ingaan, de mogelijkheid om het pensioen zodanig te variëren dat over de periode vanaf de pensioendatum tot de pensioenrichtdatum (68 jaar) kan worden voorzien in een extra ouderdomspensioen, door het uitruilen van het levenslange ouderdomspensioen. Het extra ouderdomspensioen dat tot het bereiken van de pensioenrichtdatum wordt verkregen, is gelijk aan de omzettingsfactor vermenigvuldigd met het uit te ruilen (vervroegde) levenslange ouderdomspensioen, waarbij het te verkrijgen extra ouderdomspensioen maximaal 2 maal de AOW-uitkering mag bedragen. De hoogte van het partnerpensioen wijzigt niet door wijziging van de hoogte van het ouderdomspensioen.
De omzettingsfactoren bedragen als volgt:
Bij pensionering op | Omzettingsfactor verhoging tot pensioenrichtdatum |
60 | 2,6853 |
61 | 2,9352 |
62 | 3,2710 |
63 | 3,7443 |
64 | 4,4583 |
65 | 5,6535 |
66 | 8,0508 |
67 | 15,2739 |
68 | 0 |
Deel 4: Afkoop van pensioen
Indien het pensioen op het tijdstip van ingang de afkoopgrens niet te boven gaat, kan het door het fonds of door de gewezen deelnemer worden afgekocht.
De uitkering ineens bij afkoop van het pensioen is gelijk aan de afkoopfactor vermenigvuldigd met het af te kopen pensioen.
62
Leeftijd | Afkoop Latent OP68 | Afkoop Latent PP | Afkoop Ingegaan PP | Afkoop Ingegaan WZP 18 | Afkoop Ingegaan WZP 27 |
0 | 14,2327 | ||||
1 | 13,6137 | ||||
2 | 12,9827 | ||||
3 | 12,3393 | ||||
4 | 11,6804 | ||||
5 | 11,0024 | ||||
6 | 10,3050 | ||||
7 | 9,5860 | ||||
8 | 8,8435 | ||||
9 | 8,0768 | ||||
10 | 7,2853 | ||||
11 | 6,4685 | ||||
12 | 5,6262 | ||||
13 | 4,7575 | ||||
14 | 3,8619 | ||||
15 | 2,9389 | ||||
16 | 1,9881 | ||||
17 | 1,0076 | ||||
18 | 8,1345 | 2,9462 | 98,7057 | 8,0768 | |
19 | 8,2072 | 2,9784 | 96,1777 | 7,2853 | |
20 | 8,2804 | 3,0080 | 93,6953 | 6,4685 | |
21 | 8,3538 | 3,0374 | 91,2563 | 5,6262 | |
22 | 8,4275 | 3,0675 | 88,8601 | 4,7575 | |
23 | 8,5014 | 3,0993 | 86,5060 | 3,8619 | |
24 | 8,5755 | 3,1306 | 84,1933 | 2,9389 | |
25 | 8,6498 | 3,1631 | 81,9206 | 1,9881 | |
26 | 8,7241 | 3,1968 | 79,6888 | 1,0076 | |
27 | 8,7987 | 3,2316 | 77,4964 | ||
28 | 8,8732 | 3,2690 | 75,3431 | ||
29 | 8,9479 | 3,3064 | 73,2288 | ||
30 | 9,0227 | 3,3446 | 71,1526 | ||
31 | 9,0974 | 3,3844 | 69,1132 | ||
32 | 9,1724 | 3,4244 | 67,1105 | ||
33 | 9,2474 | 3,4648 | 65,1436 | ||
34 | 9,3223 | 3,5065 | 63,2128 |
63
35 | 9,3973 | 3,5487 | 61,3177 | ||
36 | 9,4724 | 3,5911 | 59,4570 | ||
37 | 9,5474 | 3,6344 | 57,6304 | ||
38 | 9,6225 | 3,6779 | 55,8379 | ||
39 | 9,6976 | 3,7218 | 54,0784 | ||
40 | 9,7729 | 3,7656 | 52,3519 | ||
41 | 9,8485 | 3,8093 | 50,6579 | ||
42 | 9,9244 | 3,8525 | 48,9965 | ||
43 | 10,0007 | 3,8952 | 47,3667 | ||
44 | 10,0777 | 3,9374 | 45,7675 | ||
45 | 10,1559 | 3,9781 | 44,2002 | ||
46 | 10,2352 | 4,0187 | 42,6624 | ||
47 | 10,3159 | 4,0579 | 41,1564 | ||
48 | 10,3982 | 4,0953 | 39,6797 | ||
49 | 10,4840 | 4,1310 | 38,2314 | ||
50 | 10,5755 | 4,1653 | 36,8111 | ||
51 | 10,6729 | 4,1977 | 35,4185 | ||
52 | 10,7768 | 4,2275 | 34,0541 | ||
53 | 10,8875 | 4,2550 | 32,7161 | ||
54 | 11,0084 | 4,2792 | 31,4034 | ||
55 | 11,1426 | 4,3011 | 30,1153 | ||
56 | 11,2913 | 4,3192 | 28,8519 | ||
57 | 11,4563 | 4,3340 | 27,6112 | ||
58 | 11,6404 | 4,3445 | 26,3937 | ||
59 | 11,8440 | 4,3516 | 25,1973 | ||
60 | 12,0681 | 4,3556 | 24,0214 | ||
61 | 12,3143 | 4,3549 | 22,8673 | ||
62 | 12,5829 | 4,3511 | 21,7327 | ||
63 | 12,8755 | 4,3436 | 20,6151 | ||
64 | 13,1946 | 4,3312 | 19,5148 | ||
65 | 13,5408 | 4,3157 | 18,4320 | ||
66 | 13,9166 | 4,2960 | 17,3644 | ||
67 | 14,3255 | 4,2729 | 16,5385 | ||
68 | 14,7664 | 4,2474 | 15,9084 | ||
69 | 4,2393 | 15,2800 | |||
70 | 4,2273 | 14,6504 |
64
Bijlage II
Aangesloten ondernemingen
▪ Abbott Logistics B.V. gevestigd te Zwolle
▪ Abbott Laboratories B.V. gevestigd te Zwolle
▪ Abbott B.V. gevestigd te Hoofddorp
▪ Abbott Vascular Netherlands B.V. gevestigd te Heerlen
▪ Abbott Healthcare B.V. gevestigd te Weesp
▪ Abbott Healthcare Products B.V. gevestigd te Weesp
▪ Abbott Biologicals B.V. gevestigd te Weesp
▪ APO Netherlands A.G. gevestigd te Zwolle
▪ Abbott Medical Nederland B.V. gevestigd te Veenendaal
Per 1 januari 2018 is voor de werknemers van AMO Netherlands B.V. en AMO Groningen
B.V. geen voortgezette pensioenopbouw mogelijk bij het fonds.
Met ingang van 1 januari 2019 is Abbott Medical Nederland B.V. gevestigd te Veenendaal toegetreden tot de aangesloten ondernemingen. Deze werkgever is voor dertien werknemers die per 1 januari 2019 overgekomen zijn van Abbott B.V. aangesloten. Voor de overige werknemers heeft Abbott Medical Nederland B.V. een verzekeringsovereenkomst gesloten met Nationale-Nederlanden Levensverzekering N.V. Per 18 januari 2022 is voor de werknemers van Abbott Informatics Netherlands B.V. geen voortgezette pensioenopbouw mogelijk bij het fonds.
65
Bijlage III
Toelichting op artikel 37 overgangsbepalingen: berekening van het ouderdomspensioen
Voor degenen die op 31 december 2014 deelnemer waren in de pensioenregeling is het ouderdomspensioen gelijk aan de som van:
1. De pensioenaanspraken op ouderdomspensioen zoals berekend tot 1 januari 2015 volgens de Basis Module van het voorgaande pensioenreglement II Abbott.
Hierbij wordt rekening gehouden dat per 1 januari 2014 reeds bestaande pensioenaanspraken omgerekend zijn van pensioenleeftijd 65 naar pensioenleeftijd
67. Dit is gebeurd op basis van een uniforme omzettingsfactor die gebaseerd is op de grondslagen van het fonds per ultimo 2013 waarmee de voorziening van het fonds is berekend.
Er voor een deelnemer die op 1 januari 2006 de leeftijd van 25 jaar nog niet had bereikt en per 31 december 2005 een arbeidsovereenkomst had met de werkgever of een deelnemer die geboren is op of na 1 januari 1950 en deelnemer was in de op 31 december 2005 geldende pensioenregeling en in de pensioenregeling voor vervroegde pensionering een afwijkend opbouwpercentage was van 2% tot 2014 en 1,9% in 2014.
Op 1 januari 2014 eenmalig een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen is vastgesteld. De hoogte van deze aanspraak is gelijk aan het verschil tussen de hoogte van het omgerekende pensioen op leeftijd 67 en dat pensioen zoals dat oorspronkelijk was berekend op leeftijd 65. Over deze extra aanspraak is geen partner- en/of wezenpensioen vastgesteld.
2. 1,657% van de laatst geldende pensioengrondslag I vermenigvuldigd met de deelnemingstijd na 1 januari 2015. Indien de pensioengrondslag I na 1 januari 2015 stijgt en de pensioengrondslag I wordt daardoor hoger dan de laatst vastgestelde pensioengrondslag van de pensioenregeling van het voorgaande pensioenreglement wordt het ouderdomspensioen nog verhoogd. De verhoging bedraagt het verschil tussen pensioengrondslag I vastgesteld na 1 januari 2015 en de laatst vastgestelde pensioengrondslag van de pensioenregeling van het voorgaande pensioenreglement vermenigvuldigd met 1,657% en de deelnemingstijd gelegen voor 1 januari 2015.
66
Bijlage IV
In artikel 37 lid 5 wordt de collectieve omrekeningsfactor genoemd.
De omzettingsfactor is voor de totale populatie vastgesteld op 105,98%.
Hierbij is uitgegaan van de DNB-rentetermijnstructuur per 31 december 2017 en de actuariële grondslagen van het fonds waarbij voor de sterftekansen is uitgegaan van startjaar 2018 in de Prognosetafel AG2016, met toepassing van ervaringssterfte (zijnde correctietabel “Hoog” op basis van het Xxxxxx-model).
Voorbeeld:
Stel een deelnemer heeft 1.000 euro ouderdomspensioen dat ingaat op leeftijd 67 vóór de omzetting. Na de omzetting heeft deze deelnemer 1.059,80 euro ouderdomspensioen dat ingaat op leeftijd van 68 jaar
67