Pensioenreglement
Pensioenreglement
Inhoudsopgave
Artikel 1 Begrippen 3
Wanneer ben je Deelnemer?
Artikel 2 Deelname aan de pensioenregeling 8
Karakter pensioenregeling
Artikel 3 Karakter pensioenregeling 9
Pensioengrondslag en Pensioenaanspraken
Artikel 4 Aanspraken 10
Artikel 5 Pensioengrondslag 10
Artikel 6 Ouderdomspensioen 11
Pensioen voor nabestaanden: Pensioen voor Partners en Kinderen van de overleden (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde
Artikel 7 (Tijdelijk) Partnerpensioen 12
Artikel 8 Wezenpensioen 13
Verhoging en verlaging van pensioenen
Artikel 9 Voorwaardelijke toeslagverlening 15
Artikel 10 Verlaging van pensioen 15
Einde deelname
Artikel 11 Pensioenaanspraken bij einde deelname 17
Individuele voortzetting van deelname
Artikel 12 Voortzetting van deelname bij Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 13 Vrijwillige Voortzetting van de deelname tijdens werkloosheid 20
Artikel 14 Vrijwillige Voortzetting van de deelname 21
Afkoop klein pensioen en waardeoverdracht
Artikel 15 Afkoop kleine pensioenen 23
Artikel 16 Individuele waardeoverdracht 23
Bijzondere situaties: Pensioenopbouw tijdens Verlof en Echtscheiding
Artikel 17 Verlof 25
Artikel 18 Scheiding 26
Financiering: Hoogte van de premie en de eigen bijdrage voor de Deelnemer
Artikel 19 Financiering pensioenregeling 28
Artikel 20 Premiebetaling in bijzondere omstandigheden 28
Als het pensioen ingaat: pensioenuitkering aanvragen en keuzemogelijkheden bij pensioneren
Artikel 21 Pensioenuitkeringen aanvragen en uitbetalen 30
Artikel 22 Keuzemogelijkheden bij pensioeningang 30
Artikel 23 Deeltijdpensionering 31
Artikel 24 Vervroeging van de pensioendatum 32
Artikel 25 Uitstel van de pensioendatum 32
Artikel 26 Uitruil van pensioenaanspraken 33
Artikel 27 Hoog/laag- en laag/hoog-uitkering ouderdomspensioen 34
Informatieverstrekking
Artikel 28 Informatieverstrekking 35
Aanvullende regelingen
Artikel 29 WIA-Excedentpensioen 38
Overgangsbepalingen
Artikel 30 Overgangsbepalingen 40
Slotbepalingen
Artikel 31 Juridische bepalingen 43
Artikel 32 Wijziging pensioenreglement 43
Artikel 33 Klachten- en geschillenprocedure 43
Artikel 34 Hardheidsbepaling 43
Artikel 35 Inwerkingtreding 43
Bijlage 1: Afkoopfactoren 45
Bijlage 2: Flexibiliseringsfactoren 50
Artikel 1 Begrippen
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
1.1 Aanspraakgerechtigde
De (Gewezen) Deelnemer, de (Ex-)Partner en het Kind die recht hebben op een nog niet ingegane pensioenuitkering van het Fonds.
1.2 Afkoopgrens
Het bedrag waaronder kleine pensioenen mogen worden afgekocht volgens artikel 66 van de Pensioenwet
1.3 AOW-datum
De eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of de Aanspraakgerechtigde de voor hem geldende AOW-gerechtigde leeftijd volgens de Algemene Ouderdomswet bereikt.
1.4 AOW-uitkering
De AOW-uitkering inclusief vakantietoeslag voor de gehuwde persoon.
1.5 Arbeidsongeschikt
De persoon die door het UWV als geheel of gedeeltelijk Arbeidsongeschikt is aangemerkt én een WIA-, of WAO-uitkering ontvangt.
1.6 Belanghebbende
De persoon die een recht heeft op een ingegane pensioenuitkering bij het Fonds of een aanspraak op een nog niet ingegane pensioenuitkering heeft bij het Fonds en de werkgever.
1.7 Bestuur
Het Bestuur van het Fonds.
1.8 Bijzonder partnerpensioen
Het deel van het opgebouwde partnerpensioen dat bij een Scheiding wordt afgesplitst voor de Ex- partner van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde. Dit Bijzonder partnerpensioen wordt betaald aan de Ex-partner als de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt.
1.9 CAO
De Collectieve Arbeidsovereenkomst die van toepassing is voor de Metalektro.
1.10 Conversie
De handeling waarbij partijen na een echtscheiding overeenkomen dat het Bijzonder partnerpensioen samen met het vereveningsdeel van het ouderdomspensioen waarop de Ex-partner een recht op uitbetaling heeft, wordt omgezet in een eigen en zelfstandig recht op ouderdomspensioen voor de Ex-partner. Conversie is niet mogelijk bij beëindiging van de Gezamenlijke huishouding.
1.11 Deelnemer
De persoon die pensioen opbouwt en/of verwerft.
1.12 Deelnemingsjaren
Het aantal jaren tussen het begin en het einde van de deelname. De bepaling van het aantal Deelnemingsjaren gebeurt in dagen nauwkeurig. Dit aantal wordt verhoogd met de extra Deelnemingsjaren die uit een eventuele inkomende waardeoverdracht worden verkregen.
1.13 Deeltijdfactor
De Deeltijdfactor is de verhouding tussen het overeengekomen aantal arbeidsuren van de Deelnemer per week en het gebruikelijke aantal arbeidsuren per week bij zijn Werkgever.
De op deze manier bepaalde factor wordt gemaximeerd op één. De Deeltijdfactor bij het gebruik maken van het Generatiepact is de Deeltijdfactor zoals die direct voorafgaand aan het Generatiepact gold.
1.14 Dienstbetrekking
De rechtsbetrekking tussen Werkgever en Werknemer op basis van een arbeidsovereenkomst.
1.15 Eerste ziektedag
De eerste ziektedag is de eerste dag van de 104 weken uit de wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte.
1.16 Ex-partner
De persoon die voorafgaand aan de Scheiding als Partner werd aangemerkt.
1.17 Fonds
Stichting Pensioenfonds Honeywell
1.18 Franchise
Het deel van het Pensioengevend salaris waarover de Deelnemer geen pensioen opbouwt en waarvoor geen premie wordt betaald. De hoogte van de franchise wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld. Per 1 januari 2024 bedraagt de franchise € 17.545. De franchise in enig jaar kan nooit lager zijn dan de fiscaal minimale franchise.
1.19 Generatiepact
Een set afspraken die zijn gemaakt door sociale partners in de Metalektro in het kader van de CAO. Voor het vaststellen van het pensioengevend salaris wordt het oorspronkelijke salaris gehandhaafd terwijl het feitelijke salaris vanwege deelname aan het generatiepact lager ligt.
1.20 Gepensioneerde
De (Gewezen) Deelnemer die de Pensioeningangsdatum heeft bereikt en voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan.
1.21 Gewezen Deelnemer
De persoon van wie de deelname is beëindigd, anders dan door het bereiken van de Pensioeningangsdatum of door overlijden en die aanspraken kan ontlenen aan het Pensioenreglement 2015.
1.22 Gezamenlijke huishouding
Van een Gezamenlijke huishouding is sprake wanneer een (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en een ander persoon onafgebroken op hetzelfde adres ingeschreven staan in de Basisregistratie personen (BRP) en wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. vóór de Pensioeningangsdatum is tussen deze personen, die beiden ongehuwd zijn en geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, een notarieel verleden (officieel door de notaris vastgestelde) samenlevings- contract gesloten, waaruit een verzorgingskarakter blijkt; of
b. vóór de Pensioeningangsdatum is een notariële samenlevingsverklaring afgegeven waaruit blijkt dat deze personen een Gezamenlijke huishouding voeren en waaruit een verzorgingskarakter blijkt.
Als het verzorgingskarakter niet duidelijk blijkt uit het notarieel verleden samenlevingscontract of de samenlevingsverklaring dan kan de Gezamenlijke huishouding alsnog door de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en/of deze andere persoon worden aangetoond door middel van aan het fonds te verstrekken aanvullende documenten.
1.23 Kind/Kinderen
Onder Kind/Kinderen van de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde wordt in deze pensioenregeling verstaan:
x. xx xxxxxxx, gewettigde, wettig erkende of geadopteerde kinderen beneden de leeftijd van 25 jaar van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde.
b. de stief- en pleegkinderen beneden de leeftijd van 25 jaar die door de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde worden opgevoed en verzorgd. Onder stiefkind wordt verstaan het Kind dat de Partner al had bij het aangaan van het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de Gezamenlijke huishouding met de (Gewezen) Deelnemer. Onder pleegkind wordt verstaan een kind zoals gedefinieerd in de Algemene Kinderbijslagwet;
Een Kind (Kinderen) moet voor de Pensioeningangsdatum zijn geboren, gewettigd, erkend, geadopteerd respectievelijk al worden opgevoed en verzorgd om als Kind (Kinderen) te worden gekwalificeerd in deze pensioenregeling.
1.24 Klacht
Onder een Klacht wordt verstaan iedere uiting van ontevredenheid gericht aan het Fonds. De ontevreden kan onder meer gaan:
- over de uitvoering van het pensioenreglement van het Fonds;
- over de bejegening door het Fonds.
1.25 Klein pensioen
Een klein pensioen is een pensioen dat lager is dan de afkoopgrens, maar gelijk of hoger is dan € 2,00
bruto per jaar.
1.26 Loonindex
Het peil van de lonen op 1 januari van enig jaar ten opzichte van 1 januari van het jaar daarvoor. Deze index wordt gebaseerd op de in de CAO vastgelegde algemene loonontwikkelingen. Afronding vindt plaats op twee decimalen nauwkeurig.
1.27 Metalektro
De bedrijfstak die bestaat uit alle ondernemingen die zich in hoofdzaak bezighouden met werkzaamheden in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie.
1.28 Opbouwjaren
De perioden vanaf 1 januari 2018 binnen de Opbouwperiode, waarin een persoon Deelnemer is aan de pensioenregeling van het Fonds
1.29 Opbouwperiode
Pensioen wordt opgebouwd vanaf toetreding tot het Fonds maar op zijn vroegst vanaf de eerste dag van de maand waarin de 18-jarige leeftijd wordt bereikt, tot uiterlijk de AOW-datum.
1.30 Partner
De persoon met wie de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde voorafgaand aan de Pensioeningangsdatum:
a. is gehuwd; of
b. een geregistreerd partnerschap heeft gesloten; of
c. ten minste een half jaar een Gezamenlijke huishouding voert en die geen bloed- of aanverwante is in rechte lijn.
Indien de partnerrelatie aanvangt na de Pensioeningangsdatum heeft de nieuwe partner geen aanspraak op partnerpensioen. Dit geldt ook als de aanvang van de partnerrelatie ligt na ingang van het deeltijdpensioen. De deelnemer kan het beschikbare partnerpensioen bij elke pensioeningang inruilen voor een hoger ouderdomspensioen.
1.31 Pensioengerechtigde
De Gepensioneerde, de (Ex-)Partner en het Kind die recht hebben op een pensioenuitkering van het Fonds.
1.32 Pensioengevend salaris
Het Pensioengevend salaris is het in dat kalenderjaar vaste jaarsalaris van de Werknemer zoals dat geldt op 1 januari.
Tot dit Pensioengevend salaris behoren de volgende salarisbestanddelen:
a. de vakantietoeslag;
b. de met de Werkgever schriftelijk overeengekomen vaste jaarlijkse uitkeringen (zoals 13e maand, gegarandeerd tantième);
c. De vaste toeslag (incentive). De vaste toeslag wordt door de werkgever vastgesteld en aan de deelnemer medegedeeld. De vaste toeslag kan zowel een percentage van het loon zijn als een vast bedrag. De vast toeslag wordt gemaximeerd op 20% van het loon;
d. De ploegentoeslag, voor zover van toepassing.
Het Pensioengevend salaris wordt berekend op basis van een voltijds dienstverband.
Voor werknemers die gebruik maken van het Generatiepact heeft minder werken dan de normale arbeidsduur geen gevolgen voor de pensioenopbouw conform het pensioenreglement. Wanneer voor toepassing van het Generatiepact minder dan de normale arbeidsduur werd gewerkt, wordt de regeling naar evenredigheid toegepast.
1.33 Pensioengrondslag
De pensioengrondslag is het bedrag waarover pensioen wordt opgebouwd.
De Pensioengrondslag is het Pensioengevend salaris tot de Salarisgrens, verminderd met de Franchise. De salarisgrens is in 2024 € 137.800.
De pensioengrondslag gaat uit van een voltijd salaris. Wanneer de Deelnemer in deeltijd werkt, wordt bij berekening van de pensioenopbouw de Pensioengrondslag vermenigvuldigd met de Deeltijdfactor.
De Pensioengrondslag wordt op een hele euro naar beneden afgerond. Als de Franchise gelijk is aan of hoger dan het Pensioengevend jaarsalaris dan wordt de Pensioengrondslag op nul gezet.
1.34 Pensioeningangsdatum
De datum waarop het ouderdomspensioen van het Fonds daadwerkelijk ingaat.
1.35 Pensioenreglement
Het pensioenreglement van het Fonds voor Werknemers geboren na 1949 dat geldt vanaf 1 januari 2015 inclusief de laatste wijzigingen.
1.36 Pensioenrichtdatum
De eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer 68 jaar wordt.
1.37 Prijsindex
Het peil van de prijzen in de maand juli van een jaar ten opzichte van de maand juli van het jaar daarvoor. Deze index wordt jaarlijks door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgesteld als “Consumentenprijsindexcijfer alle bestedingen (afgeleid)”. Afronding vindt plaats op twee decimalen nauwkeurig.
1.38 Salarisgrens
De Salarisgrens wordt vastgesteld conform artikel 18ga van de Wet op de Loonbelasting. De salarisgrens bedraagt per 1 januari 2024 € 137.800.
1.39 Scheiding
Hieronder wordt verstaan:
• beëindiging van het huwelijk door echtscheiding;
• ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
• beëindiging van het geregistreerd partnerschap;
• beëindiging van de Gezamenlijke huishouding.
Als scheidingsdatum geldt bij gehuwden en geregistreerde partners de inschrijvingsdatum van de Scheiding in de registers van de Burgerlijke Stand.
Als scheidingsdatum geldt bij ongehuwde en ongeregistreerde partners de datum waarop volgens het register Basisregistratie personen (BRP) de inschrijving op hetzelfde adres is geëindigd, tenzij de Partners anders zijn overeengekomen.
1.40 Stichting PAWW
Stichting PAWW keert de PAWW uit. De PAWW is de private uitkering die ingaat na afloop van de wettelijke WW- of loongerelateerde WGA-uitkering. Deelname aan de PAWW is via de CAO bepaald.
1.41 Structurele salarisverhogingen
De verhogingspercentages en (minimale) nominale verhogingen van de in de CAO overeengekomen salarissen op 1 januari van enig jaar ten opzichte van 1 januari van het jaar daarvoor.
1.42 Uitvoeringsovereenkomst
De overeenkomst die de relatie regelt tussen de Werkgever en het Fonds.
1.43 Verevening van pensioenrechten
Verevening van pensioenrechten bij scheiding is de verdeling van het ouderdomspensioen. Het gaat om het ouderdomspensioen dat is opgebouwd tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap. Verevening is niet van toepassing bij beëindiging van de Gezamenlijke huishouding.
1.44 WAO
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
1.45 Werkgever
De besloten vennootschap Honeywell B.V., gevestigd te Amsterdam, of één van de andere aangesloten ondernemingen als bedoeld in artikel 4 van de statuten.
1.46 Werknemer
De persoon die een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek met de Werkgever heeft.
1.47 WIA
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
1.48 WW
Werkloosheidswet.
1.49 ZW
Ziektewet.
Wanneer ben je deelnemer?
Artikel 2 Deelname aan de pensioenregeling
2.1 Deelnemer
Als Deelnemer in de pensioenregeling wordt aangemerkt:
a. de Werknemer vanaf 18 jaar die werkzaam is bij de Werkgever;
b. de Werknemer of de ex Werknemer waarvoor de pensioenopbouw wordt voortgezet gedurende (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid;
c. degene die de deelname voortzet tijdens perioden van xxxxxx;
d. degene die de deelname vrijwillig voortzet, al dan niet tijdens werkloosheid;
2.2 Begin deelname
De deelname start op de dag waarop een persoon Deelnemer wordt.
2.3 Einde deelname
De deelname eindigt:
• op de dag direct voorafgaand aan de AOW-datum;
• op de dag waarop de Dienstbetrekking van de Werknemer met de Werkgever wordt beëindigd, tenzij de Deelnemer de deelname voortzet;
• op de dag waarop de voortzetting van de deelname wordt beëindigd;
• op de dag van overlijden van de Deelnemer.
Karakter pensioenregeling
Artikel 3 Karakter pensioenregeling
3.1 Uitkeringsovereenkomst
De pensioenregeling heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. De pensioenregeling is een middelloonregeling. De pensioenopbouw in enig jaar kan worden beperkt volgens het bepaalde in artikel 10.
Pensioengrondslag en Pensioenaanspraken
Artikel 4 Aanspraken
4.1 Aanspraken voor de Deelnemer, Partner, Ex partner en Kind
Als aan de voorwaarden uit het Pensioenreglement wordt voldaan heeft:
x. xx Xxxxxxxxx aanspraak op een levenslang ouderdomspensioen voor zichzelf vanaf de Pensioeningangsdatum;
b. de Partner bij overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde aanspraak op:
• een levenslang partnerpensioen;
• een tijdelijk partnerpensioen.
c. het Kind bij overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde aanspraak op tijdelijk wezenpensioen;
d. de Ex-partner bij overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde aanspraak op een Bijzonder partnerpensioen;
e. de Ex-partner vanaf de Pensioeningangsdatum een aanspraak op een verevend deel van het ouderdomspensioen.
De hoogte van de aanspraken op ouderdomspensioen, (tijdelijk) partnerpensioen en wezenpensioen wordt berekend op basis van de Pensioengrondslag van de Deelnemer.
4.2 Omstandigheden of gebeurtenissen die de hoogte van de pensioenen kunnen beïnvloeden
a. De verleende indexaties en toegepaste verlagingen van de Pensioenaanspraken of Pensioenrechten;
b. De tot en met 31 december 2017 opgebouwde ouderdomspensioenaanspraken met een pensioenleeftijd van 67 jaar zijn per 1 januari 2018 omgezet naar aanspraken met een pensioenleeftijd van 68 jaar. Deze omzetting is geregeld in artikel 30.1.
c. Het gebruik van keuzemogelijkheden zoals uitruilen van partnerpensioen en ouderdomspensioen, vervroegen of uitstellen van pensioen en/of hoog/laag.
d. Het voortzetten van de opbouw van het ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen op basis van Voorzetting van het deelnemerschap bij Arbeidsongeschiktheid (artikel 12).
Voor deelnemers die al vóór 1 januari 2015 Arbeidsongeschikt waren, kunnen afwijkende regels gelden.
e. Een inkomende waardeoverdracht.
Artikel 5 Pensioengrondslag
5.1 Vaststellen van de Pensioengrondslag
De Pensioengrondslag wordt (opnieuw) vastgesteld per 1 januari van elk jaar.
Daarnaast wordt de pensioengrondslag opnieuw vastgesteld per de begindatum van het (hernieuwd) Deelnemerschap.
Artikel 6 Ouderdomspensioen
6.1 Hoogte van het ouderdomspensioen
a. Voor 2024 is het opbouwpercentage vastgesteld op 1,875%.
b. De totale hoogte van het ouderdomspensioen is de som van de in de totale Opbouwperiode opgebouwde aanspraken.
6.2 Uitkeringsperiode ouderdomspensioen
Het ouderdomspensioen gaat in op de Pensioeningangsdatum. Het ouderdomspensioen stopt op de laatste dag van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt.
6.3 Deeltijdwerken en pensioenopbouw
Voor de Deelnemer die gedurende de deelname in deeltijd werkt, wordt de vaststelling van het ouderdomspensioen als volgt bepaald:
De Pensioengrondslag wordt eerst berekend op basis van het voltijd Pensioengevend salaris. Vervolgens wordt bij de berekening van het ouderdomspensioen:
o de Pensioengrondslag vermenigvuldigd met de Deeltijdfactor;
o voor het toekomstige pensioen het aantal toekomstige opbouwjaren vermenigvuldigd met de Deeltijdfactor. Dit toekomstige pensioen is alleen relevant voor het partnerpensioen en het wezenpensioen.
6.4 Wijziging deeltijdpercentage werkt direct door in berekening pensioen
Wanneer voor de Deelnemer tijdens deelname het deeltijdpercentage wijzigt, dan wordt per de datum dat de Deelnemer meer of minder uren gaat werken het gewijzigde deeltijdpercentage direct verwerkt in de berekening van het ouderdomspensioen.
Pensioen voor nabestaanden: Pensioen voor (ex-) Partner en Kinderen van de overleden (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde
Artikel 7a Partnerpensioen
7a.1 Wat is partnerpensioen?
Partnerpensioen is een pensioenuitkering voor de Partner als de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt.
7a.2 Hoogte van het partnerpensioen bij overlijden van de Deelnemer vóór de Pensioeningangsdatum Het partnerpensioen bij overlijden van een Deelnemer is gelijk aan de som van de volgende onderdelen:
a. het opgebouwde partnerpensioen: dit is per Opbouwjaar 70% van het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen van de Pensioengrondslag in dat jaar; en
b. het toekomstige partnerpensioen: dit is 70% van het ouderdomspensioen dat de Deelnemer tot de AOW-datum op basis van de laatste Pensioengrondslag en Deeltijdfactor nog had kunnen opbouwen als hij niet was overleden waarbij de Pensioengrondslag wordt vastgesteld volgens artikel 5; en
c. het tot en met 31 december 2017 opgebouwde partnerpensioen, vermeerderd met toeslagen/indexaties en aanspraken uit inkomende waardeoverdracht, en verminderd met kortingen.
7a.3 Hoogte van partnerpensioen bij overlijden van een Gewezen Xxxxxxxxx
Het partnerpensioen bij overlijden van een Gewezen Deelnemer is gelijk aan het tot de datum van beëindiging van de deelname opgebouwde partnerpensioen. Dit opgebouwde partnerpensioen bedraagt:
a. per Opbouwjaar 70% van het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen van de Pensioengrondslag in dat jaar; en
b. het tot en met 31 december 2017 opgebouwde partnerpensioen, vermeerderd met toeslagen/indexaties en aanspraken uit inkomende waardeoverdracht, en verminderd met kortingen.
tenzij de Deelnemer bij einde deelname een andere keuze heeft gemaakt.
Het toekomstige partnerpensioen komt per de datum van beëindiging van de deelname te vervallen.
De Gewezen Deelnemer kan de hoogte van het partnerpensioen na beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling aanpassen volgens de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 11.2.
7a.4 Hoogte van partnerpensioen bij overlijden na pensioeningang
De (Gewezen) Deelnemer kan op de Pensioeningangsdatum kiezen om een deel van het partnerpensioen te ruilen voor een hoger ouderdomspensioen, of een deel van het ouderdomspensioen te ruilen voor een hoger partnerpensioen.
Zonder keuze is het partnerpensioen bij overlijden van een Gepensioneerde gelijk aan het tot de Pensioeningangsdatum opgebouwde partnerpensioen.
Dit opgebouwde partnerpensioen bedraagt:
a. per Opbouwjaar 70% van het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen van de Pensioengrondslag in dat jaar; en
b. het tot en met 31 december 2017 opgebouwde partnerpensioen, vermeerderd met toeslagen/indexaties en aanspraken uit inkomende waardeoverdracht, en verminderd met kortingen.
7a.5 Uitkeringsperiode partnerpensioen
Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt. Het partnerpensioen wordt aan de Partner uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Partner overlijdt.
7a.6 Beperking van het recht op partnerpensioen
Als de Partner schuldig of medeplichtig is aan de levensberoving van de (Gewezen) Deelnemer dan bestaat het partnerpensioen uit het tot aan de dag voorafgaand aan het overlijden opgebouwde partnerpensioen. Als dit zich voordoet na pensioeningang blijft het partnerpensioen in stand.
7a.7 Aspecten die van invloed zijn op de hoogte van het partnerpensioen
a. (Echt)scheiding kan gevolgen hebben voor de hoogte van het partnerpensioen. Het partnerpensioen ten behoeve van de Partner van de (Gewezen) Xxxxxxxxx wordt dan verminderd met een (eventueel) vastgesteld Bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de Ex-partner.
b. De keuzes die de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde bij het einde van de deelname aan de pensioenregeling en/of bij pensionering heeft gemaakt met betrekking tot de hoogte van het partnerpensioen.
Artikel 7b Tijdelijk Partnerpensioen
7b.1 Wat is tijdelijk partnerpensioen?
Tijdelijk Partnerpensioen is een tijdelijke pensioenuitkering voor de Partner als de Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt vóórdat de partner zijn/haar AOW-leeftijd heeft bereikt.
7b.2 Hoogte van het tijdelijk partnerpensioen bij overlijden van de Deelnemer of Gepensioneerde
Het tijdelijk partnerpensioen bedraagt 0,491% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag van de Deelnemer, vermenigvuldigd met het aantal te bereiken Deelnemingsjaren vermenigvuldigd met de gemiddelde deeltijdfactor.
Hierbij is het aantal te bereiken Deelnemingsjaren gelijk aan de Deelnemingsjaren die de deelnemer tot de AOW-datum had kunnen bereiken als hij/zij niet was overleden. Een onderbreking in het deelnemerschap korter dan een jaar wordt hierbij niet als onderbreking gezien. Deelnemingsjaren in de voorheen geldende pensioenregeling worden voor de toepassing van dit artikel beschouwd als Deelnemingsjaren in dit Reglement.
Het tijdelijk partnerpensioen zal maximaal bedragen 8/7e van de op het moment van overlijden van de Deelnemer geldende partneruitkering ingevolge de Xxxxxxxx nabestaandenwet inclusief de vakantie- uitkering, vermeerderd met een compensatie voor het verschil in premieheffing volksverzekeringen over het partnerpensioen voor en na de AOW-gerechtigde leeftijd.
7b.3 Vervallen tijdelijk partnerpensioen
De dekking van het tijdelijk partnerpensioen vervalt bij beëindiging van het deelnemerschap, behalve als het deelnemerschap wordt beëindigd door (deeltijd)pensionering. In dat geval vervalt de dekking van het tijdelijk partnerpensioen uiterlijk op de eerste dag van de maand waarin de partner de AOW- gerechtigde leeftijd bereikt.
7b.4 Uitkeringsperiode tijdelijk partnerpensioen
Het tijdelijk partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt. Het tijdelijk partnerpensioen wordt aan de Partner uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Partner overlijdt, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
7b.5 Beperking van het recht op partnerpensioen
Als de Partner schuldig of medeplichtig is aan de levensberoving van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde dan wordt geen tijdelijk partnerpensioen toegekend.
Artikel 8 Wezenpensioen
8.1 Wat is Wezenpensioen?
Een wezenpensioen is het (tijdelijk) pensioen dat het Kind van een (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde ontvangt, wanneer de (Gewezen) Deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Om in aanmerking te komen voor wezenpensioen moet het Kind voldoen aan de voorwaarden uit dit reglement.
8.2 Hoogte van het wezenpensioen voor de Kinderen van een Deelnemer
Voor de Kinderen van een Deelnemer bestaat het wezenpensioen uit de volgende onderdelen:
a. het wezenpensioen: dit bedraagt per Opbouwjaar 14% van het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen van de Pensioengrondslag in dat jaar; en
b. het tot en met 31 december 2017 al meeverzekerd wezenpensioen; en
c. 14% van het ouderdomspensioen dat de Deelnemer nog had kunnen opbouwen tot de voor hem geldende AOW-datum als hij niet was overleden. Hierbij wordt uitgegaan van de laatste Pensioengrondslag en Deeltijdfactor op het moment van overlijden van de Deelnemer, waarbij de Pensioengrondslag wordt vastgesteld volgens artikel 5.
8.3 Uitkeringsperiode wezenpensioen
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt.
Het wezenpensioen wordt aan de Kinderen uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand:
• waarin niet meer aan de begripsomschrijving Kind wordt voldaan; of
• van het eventueel eerder overlijden van het Kind.
8.4 Hoogte van het wezenpensioen voor de Kinderen van een Gewezen Deelnemer
Voor de Kinderen van een Gewezen Deelnemer bestaat het wezenpensioen uit het tot de datum van de beëindiging van de deelname meeverzekerde wezenpensioen. Dit wezenpensioen bedraagt 14% van het vanaf 1 januari 2018 tot het einde van de deelname opgebouwde ouderdomspensioen en het tot 1 januari 2018 meeverzekerd wezenpensioen.
8.5 Hoogte van het wezenpensioen voor de Kinderen van een gepensioneerde
Voor de Kinderen van een gepensioneerde bestaat het wezenpensioen uit het tot het moment van pensioneren meeverzekerde wezenpensioen. Dit meeverzekerde wezenpensioen bedraagt 14% van het vanaf 1 januari 2018 tot het einde van de deelname opgebouwde ouderdomspensioen en het tot 1 januari 2018 meeverzekerd wezenpensioen.
8.6 Verdubbeling van het wezenpensioen
Het wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het Kind ouderloos wordt.
8.7 Beperking van het recht op wezenpensioen
Als het Kind schuldig of medeplichtig is aan de levensberoving van de (Gewezen) Deelnemer dan bestaat het wezenpensioen uit het tot de dag voorafgaand aan het overlijden verworven wezenpensioen. Als dit zich voordoet na pensioeningang blijft het wezenpensioen in stand.
8.8 Aspecten die van invloed zijn op de hoogte van het wezenpensioen
Als gebruik wordt gemaakt van herschikking (artikel 23 en verder) heeft dit geen gevolgen voor de hoogte van het wezenpensioen.
Verhoging en verlaging van pensioenen
Artikel 9 Voorwaardelijke toeslagverlening
9.1. Voorwaarden voor de jaarlijkse toeslagverlening (verhoging)
Ieder jaar beslist het Bestuur of en zo ja, hoeveel de pensioenaanspraken en pensioenrechten worden verhoogd. Dit heet toeslagverlening. Toeslagverlening wordt ook wel indexatie genoemd.
Het besluit van het Bestuur is gebaseerd op het door het Fonds vastgestelde beleid.
De toeslagverlening is maximaal de Prijsindex. Ingeval de Prijsindex negatief is, wordt geen toeslag verleend. In het geval de Prijsindex positief is wordt een toeslag van maximaal de Prijsindex verleend.
De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er bestaat geen recht op de toeslagverlening. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening is afhankelijk van de financiële positie van het Fonds.
Toeslagverlening vindt altijd plaats per 1 januari van een jaar.
9.2. Toeslagverlening voor Deelnemers, Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden
De volgende pensioenaanspraken en pensioenrechten komen in aanmerking voor toeslagverlening:
● De aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen van Deelnemers, Gewezen Deelnemers en Ex-partners.
● De ingegane rechten op ouderdomspensioen, verevend ouderdomspensioen, (tijdelijk) partnerpensioen, Bijzonder partnerpensioen, WIA-excedentpensioen en wezenpensioen.
De toeslagen die aan de Gewezen Deelnemers worden toegekend zijn altijd gelijk aan de toeslagen die aan Pensioengerechtigden worden toegekend.
9.3 Wijziging beleid met betrekking tot voorwaardelijke toeslagverlening
Het Bestuur kan het beleid met betrekking tot de voorwaardelijke toeslagverlening en/of de toepassing van dat beleid, wijzigen als de omstandigheden dit naar het oordeel van het Bestuur noodzakelijk maken. Deze aanpassing geldt dan zowel voor Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden, als voor rechthebbenden op een Bijzonder partnerpensioen en verevend ouderdomspensioen.
Artikel 10 Verlaging van pensioen
10.1 Bezittingen van het Fonds moeten voldoende zijn om verplichtingen te dekken
De bezittingen van het Fonds moeten samen met de te verwachten inkomsten voldoende zijn om de pensioenuitkeringen nu en in de toekomst te kunnen dekken. Als dat niet het geval is en dit kan ook niet binnen de wettelijke termijnen in voldoende mate worden gerealiseerd, dan kunnen de verworven pensioenrechten en pensioenaanspraken worden verlaagd. Hierop zijn wettelijke regels van toepassing. De belangrijkste regels zijn in artikel 10.2 weergegeven.
10.2 Verlaging pensioenen kan alleen als wordt voldaan aan wettelijke eisen
Het Fonds kan op grond van artikel 134 Pensioenwet de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten verlagen. Dit mag alleen als er wordt voldaan aan de navolgende wettelijke eisen:
a. het Fonds voldoet, gezien de hoogte van de beleidsdekkingsgraad, niet aan de in artikel 131 Pensioenwet gestelde eisen over het minimaal vereist eigen vermogen of de in artikel 132 Pensioenwet gestelde eisen over het vereist eigen vermogen; en
b. het Fonds is niet in staat binnen een wettelijke termijn te voldoen aan de wettelijke eis van het minimaal vereist eigen vermogen of de wettelijke eis van het vereist eigen vermogen zonder dat de belangen van Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden, andere Aanspraakgerechtigden of de aangesloten Werkgevers onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 en 139 Pensioenwet.
10.3 Informatieverplichting Fonds
Het Fonds informeert de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden en andere Aanspraakgerechtigden en de Werkgever schriftelijk over het besluit tot verlaging van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
De verlaging kan op zijn vroegst worden gerealiseerd een maand nadat de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, de Werkgever en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn.
Voor Pensioengerechtigden geldt dat de verlaging op zijn vroegst kan worden gerealiseerd drie maanden nadat zij hierover geïnformeerd zijn.
Einde deelname
Artikel 11 Pensioenaanspraken bij einde deelname
11.1 Pensioenaanspraken bij einde deelname
Bij einde deelname behoudt de Gewezen Deelnemer de tot dan toe opgebouwde aanspraak op:
• Ouderdomspensioen ten behoeve van zichzelf;
• Partnerpensioen ten behoeve van zijn (eventuele) Partner;
• Meeverzekerde wezenpensioen voor de (eventuele) Kinderen.
Op risicobasis verzekerde pensioenen komen te vervallen zonder waarde op de dag van het einde van de deelname. Dit geldt niet bij overlijden van de Deelnemer.
11.2 Keuzerecht voor hoger partnerpensioen door uitruil ouderdomspensioen
Bij einde deelname heeft de gewezen Deelnemer het recht om een deel van zijn ouderdomspensioen uit te ruilen voor een hoger partnerpensioen, waarbij de hoogte van het partnerpensioen maximaal 70% bedraagt van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert. Bij overlijden van de Gewezen Deelnemer of van de Gepensioneerde wordt, als betrokkene bij einde deelname voor uitruil heeft gekozen, het verhoogde partnerpensioen uitgekeerd. Het verzoek om uitruil moet binnen twee maanden na einde deelname bij het Fonds zijn ingediend.
11.3 Recht om waardeoverdracht aan te vragen
Bij einde deelname heeft de gewezen Deelnemer het recht om waardeoverdracht van zijn pensioen aan te vragen. Het bepaalde in artikel 16 (waardeoverdracht) is hierbij van toepassing.
11.4 Van rechtswege vervallen van zéér kleine aanspraken
Wanneer een Deelname eindigt op of na 1 januari 2018 en de aanspraak is kleiner of gelijk aan € 2,00
op jaarbasis, dan vervalt de aanspraak van rechtswege aan het Fonds.
Individuele voortzetting van deelname
Bij individuele voortzetting van deelname wordt er onderscheid gemaakt tussen:
• Voortzetten van deelname bij arbeidsongeschiktheid, waarbij het Fonds de premie betaalt;
• Vrijwillig individueel voortzetten van deelname tijdens WW-periode of PAWW-periode, waarbij het Fonds 50% van de premie betaalt;
• Vrijwillig individueel voorzetten van deelname voor eigen rekening.
Artikel 12 Voortzetting van deelname bij Arbeidsongeschiktheid
12.1 Wat is premievrije voortzetting?
Premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid betekent dat de pensioenopbouw (deels) wordt voortgezet waarbij het Fonds de premie betaalt voor zover de Deelnemer Arbeidsongeschikt is.
Premievrije voortzetting bij Arbeidsongeschiktheid geldt voor:
• de opbouw van pensioenaanspraken van ouderdomspensioen, het partner- en wezenpensioen;
• de risicodekking voor het tijdelijk partnerpensioen.
12.2 Vaststelling van de mate van premievrije voortzetting
a. Het deel van de pensioenopbouw dat in aanmerking komt voor premievrije voortzetting is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. De mate van arbeidsongeschiktheid is het percentage waarvoor de Deelnemer op grond van de WIA Arbeidsongeschikt is verklaard door de uitvoeringsinstantie van de WIA.
b. Als het Pensioengevend Salaris van de Deelnemer tijdens de ziekteperiode in verband met de duur van de ziekteperiode wordt verlaagd, dan wordt er bij de vaststelling van de Pensioengrondslag van uitgegaan, dat de verlaging niet heeft plaatsgehad. Premiebetaling en pensioenopbouw vinden tijdens ziekte plaats alsof de salarisverlaging niet heeft plaatsgehad.
c. Tijdens arbeidsongeschiktheid wordt premievrij opgebouwd over maximaal 75% van de Pensioengrondslag die gold op de eerste ziektedag. Deze wijze van vaststelling van de pensioengrondslag volgt uit artikel 12.5.
d. Het percentage van de Pensioengrondslag dat in aanmerking komt voor premievrije voortzetting wordt vastgesteld op basis van onderstaande tabel:
Mate van arbeidsongeschiktheid volgens WIA | Percentage premievrije voortzetting in pensioenregeling |
80%-100% | 75% |
65%-80% | 50,75% |
55%-65% | 42% |
45%-55% | 35% |
35%-45% | 28% |
<35% | 0% |
e. Als bij het einde van de Dienstbetrekking met de Werkgever of de vrijwillige voortzetting als bedoeld in de artikelen 13 en 14 de wachttijd in de zin van de WIA nog niet voorbij is, dan wordt de mate van premievrije voortzetting bij aanvang gebaseerd op de mate van arbeidsongeschiktheid die geldt bij de start van de WIA-uitkering.
f. Als na het einde van de Dienstbetrekking met de Werkgever of van de vrijwillige voortzetting als bedoeld in de artikelen 13 en 14 de mate van arbeidsongeschiktheid wijzigt, dan kan de mate van premievrije voortzetting nooit hoger worden dan de mate van premievrije voortzetting die gold bij:
• het einde van de Dienstbetrekking met de Werkgever of van de vrijwillige voortzetting als bedoeld in de artikelen 13 en 14.
• de start van de WIA-uitkering in de situatie als bedoeld in onderdeel e.
g. Indien direct voorafgaand aan de Pensioeningangsdatum met toepassing van het bepaalde in artikel 12.6 of 12.7 (samenloop) de premievrije voortzetting heeft plaatsgevonden op basis van een lager percentage, dan vindt de premievrije voortzetting vanaf de Pensioeningangsdatum plaats op basis van dat lagere percentage.
12.3 Wanneer begint premievrije voortzetting en wanneer eindigt deze?
a. Premievrije voortzetting begint op de eerste dag dat de Deelnemer Arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA en aan de overige voorwaarden uit dit reglement voldoet.
b. De premievrije voortzetting eindigt op de dag waarop de WIA-uitkering van de Deelnemer wordt gestopt, maar uiterlijk op de Pensioeningangsdatum.
c. Als de WIA-uitkering is gestopt omdat de Deelnemer minder dan 35% Arbeidsongeschikt was, maar weer wordt toegekend binnen 4 weken nadat deze was gestopt, dan wordt de premievrije voorzetting geacht niet te zijn geëindigd.
12.4 Voorwaarden premievrije voortzetting
a. Recht op premievrije voortzetting van de deelname bestaat als de eerste ziektedag, zoals gedefinieerd in de WIA, ligt op of na de aanvang van de deelname, maar voor het einde van de Dienstbetrekking of de vrijwillige voortzetting als bedoeld in artikel 13 en 14.
b. Recht op premievrije voortzetting van de deelname kent het Fonds in beginsel toe op basis van de WIA-beschikking van het UWV. De (Gewezen) Deelnemer moet zelf melding maken van een WIA- beschikking wanneer niet binnen één jaar de juiste informatie van UWV is ontvangen.
c. De (gewezen) Xxxxxxxxx heeft ook recht op premievrije voortzetting als hij aan het einde van de wachttijd voor de WIA minder dan 35% Arbeidsongeschikt wordt verklaard en geen WIA-uitkering krijgt, maar binnen vier weken na het einde van de wachttijd voor de WIA alsnog meer dan 35% Arbeidsongeschikt wordt en alsnog recht op een WIA-uitkering krijgt. In dat geval geldt als eerste ziektedag de eerste ziektedag van de oorspronkelijke wachttijd.
d. Er bestaat geen recht op premievrije voortzetting bij het Fonds over de mate van Arbeidsongeschiktheid die bij de aanvang van de deelname al bestond.
12.5 Pensioengrondslag die geldt als basis voor de premievrije voortzetting
a. De pensioengrondslag die geldt bij premievrije voortzetting wordt gebaseerd op het Pensioengevend salaris tot maximaal de Salarisgrens dat gold in het jaar waarin de eerste ziektedag viel (voor 2024: € 137.800). Daarnaast geldt de Deeltijdfactor op de eerste ziektedag.
b. Dit salaris wordt jaarlijks per 1 januari aangepast met de Loonindex.
c. De Pensioengrondslag voor de premievrije voortzetting wordt jaarlijks opnieuw berekend aan de hand van de nieuwe gegevens waaronder het salaris en de Franchise. De te hanteren Franchise is telkens de Franchise voor het desbetreffende jaar.
12.6 Samenloop van premievrije deelname en pensioenopbouw bij het Fonds
Als de Deelnemer naast zijn premievrije deelname ook nog pensioen opbouwt in de pensioenregeling van het Fonds, dan mag het totaal van de gelijktijdig op te bouwen pensioenaanspraken niet meer bedragen dan 100/75 van de aanspraken die hij bij volledige premievrije deelname (Arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%) in het Fonds zou verkrijgen. Het eventuele meerdere wordt in mindering gebracht op de aanspraken die op grond van premievrije deelname worden verworven.
12.7 Samenloop van premievrije deelneming en pensioenopbouw elders
Als de Deelnemer naast zijn premievrije deelname ook pensioen opbouwt bij een andere pensioen- uitvoerder dan bij het Fonds, dan is de Deelnemer verplicht dit aan het Fonds te melden. Het Bestuur kan deze aanspraken in mindering brengen op de aanspraken die op grond van premievrije deelneming worden verworven.
12.8 Pensioenverlies bij re-integratie
Als een Deelnemer aan wie voortzetting is toegekend, na gedeeltelijke revalidatie in een (andere) pensioenregeling dan die van het Fonds gaat deelnemen, geldt het volgende.
Als hierdoor de totale pensioenopbouw lager wordt dan de aanspraken die in de oude situatie bij het Fonds verzekerd zouden zijn, dan kan het Bestuur op verzoek van de Deelnemer extra aanspraken toekennen. Indien de Deelnemer in de nieuwe Dienstbetrekking meer dan de resterende arbeidsgeschiktheid benut, moet de gedeeltelijke premievrije deelname naar rato van dit meerdere worden verminderd.
12.9 Voortzetting na beëindiging deelnemerschap tijdens ziekte
Het Bestuur kan aan de Partner en Kinderen van een Gewezen Deelnemer die vóór ingang van zijn WIA- uitkering overlijdt een Partner- en wezenpensioen toekennen. Dit Partner- en wezenpensioen wordt berekend alsof er voortzetting van het deelnemerschap was toegekend op basis van een Arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Deze toekenning moet voldoen aan de geldende fiscale wet- en regelgeving.
Artikel 13 Vrijwillige Voortzetting van de deelname tijdens werkloosheid
13.1 Algemene bepalingen
a. De Deelnemer die in aansluiting op beëindiging van de Dienstbetrekking met een Werkgever een WW- en/of ZW-uitkering ontvangt, kan onder voorwaarden de pensioenopbouw voortzetten op basis van een aangepaste Pensioengrondslag en tegen gereduceerde premie.
b. De Deelnemer die in aansluiting op een WW-uitkering een uitkering uit de private aanvulling van Stichting PAWW ontvangt, kan onder voorwaarden de pensioenopbouw voortzetten op basis van de aangepaste Pensioengrondslag en tegen gereduceerde premie.
c. Voortzetting van de deelname zoals benoemd in a. en b. houdt in dat zowel de opbouw wordt voortgezet als de risicodekking van het partner- en wezenpensioen in stand blijft tot uiterlijk de AOW-datum op basis van de aangepaste Pensioengrondslag.
d. De Gewezen Deelnemer moet de voortzetting binnen 1 jaar na de uitdiensttreding schriftelijk bij het Fonds aanvragen.
13.2 Duur vrijwillige voortzetting tijdens werkloosheid
De vrijwillige voortzetting van de deelname begint op de dag nadat de Dienstbetrekking met de Werkgever is beëindigd en duurt zolang de Deelnemer een loongerelateerde WW- en/of ZW-uitkering en aansluitend de private aanvulling van Stichting PAWW ontvangt waarbij de tegemoetkoming in de premie gemaximeerd is op 36 maanden.
13.3 Pensioengrondslag tijdens voortzetting met recht op WW of PAWW
a. De Deelnemer die de pensioenopbouw op grond van dit artikel voortzet, bouwt pensioen op basis van 70% van de laatst vastgestelde Pensioengrondslag tijdens de verplichte deelname.
b. De Pensioengrondslag en het Pensioengevend salaris worden vervolgens jaarlijks per 1 januari opnieuw berekend aan de hand van de actuele gegevens. Het laatste Pensioengevend salaris van de Deelnemer wordt hierbij geïndexeerd op basis van de Loonindex. De te hanteren Franchise is telkens de Franchise van het desbetreffende jaar.
13.4 Premie bij voorzetting met recht op WW of PAWW kan deels door Fonds worden gefinancierd De Deelnemer die de pensioenopbouw voortzet op grond van dit artikel is de helft (50%) van de pensioenpremie verschuldigd. De premie wordt berekend over 70% van de Pensioengrondslag. Het Fonds neemt het resterende deel van de Premie voor zijn rekening.
13.5 Einde van de voortzetting
De voortzetting van de deelname eindigt op het moment dat:
• de periode eindigt waarvoor de voortzetting is toegestaan;
• de Deelnemer de voortzetting wenst te beëindigen. Dit moment kan alleen in de toekomst liggen;
• het ouderdomspensioen in gaat, maar uiterlijk op de AOW-datum;
• de Deelnemer komt te overlijden;
• voor dat deel waarvoor de Deelnemer verplicht gaat deelnemen aan een pensioenregeling;
• de Deelnemer niet meer aan de gestelde voorwaarden of wettelijke eisen voldoet;
• nadat de premie opeenvolgend twee maal niet te incasseren is; in dat geval vervalt de voortzetting vanaf de eerste dag van de maand waarover niet betaald is.
Artikel 14 Vrijwillige Voortzetting van de deelname
14.1 Algemene bepalingen bij voortzetting
a. Als de deelname anders dan door overlijden of pensionering volledig eindigt, dan kan de Deelnemer ervoor kiezen de deelname aansluitend aan de beëindiging van de Dienstbetrekking voor eigen rekening voort te zetten.
b. Voortzetting van de deelname houdt in dat de opbouw wordt voortgezet en de risicodekking van het partner- en wezenpensioen in stand wordt gehouden tot uiterlijk de AOW-datum.
c. De Gewezen Deelnemer moet de voortzetting binnen 1 jaar na de uitdiensttreding schriftelijk bij het Fonds aanvragen.
14.2.1 Duur vrijwillige voortzetting
De vrijwillige voortzetting van de deelname moet starten op de dag dat de deelname eindigt. De deelname kan maximaal drie jaar na ontslag worden voortgezet onder de volgende voorwaarde.
De regeling moet in beginsel ongewijzigd worden voortgezet. Verbetering van de pensioenregeling tijdens de vrijwillige voortzetting is slechts toegestaan voor zover het een collectieve verbetering betreft die primair bedoeld is voor de Werknemers van de voormalige Werkgever, niet zijnde de Partner van de voormalige Werknemer of bloed- en aanverwanten in de rechte lijn van de voormalige Werknemer of zijn Partner; vrijwillig voortzetten is niet mogelijk wanneer de Gewezen Deelnemer tegelijkertijd deelneemt in een pensioenregeling van een eventuele nieuwe werkgever of opbouwt in een beroeps- of bedrijfstakpensioenregeling.
De voortzettingsperiode kan verlengd worden tot maximaal tien jaar zolang aan de voorwaarden uit het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt voldaan.
14.3 Vaststelling Pensioengrondslag tijdens voortzetting
• De deelname wordt voortgezet op basis van de laatst vastgestelde Pensioengrondslag en Deeltijdfactor tijdens de verplichte deelname aan de pensioenregeling.
• De Pensioengrondslag en het Pensioengevend salaris worden vervolgens jaarlijks per 1 januari opnieuw berekend aan de hand van de actuele gegevens. Het laatste Pensioengevend salaris van de Deelnemer wordt hierbij verhoogd conform de Structurele salarisverhogingen in de CAO. De te hanteren Franchise is telkens de Franchise van het desbetreffende jaar.
• Vanaf het vierde jaar van voortzetting wordt het Pensioengevend salaris vastgesteld aan de hand van de geldende fiscale voorwaarden.
14.4 Premie bij voortzetting
De Deelnemer die de pensioenopbouw voortzet is de volledige pensioenpremie verschuldigd. De premie wordt berekend over 100% van de laatst vastgestelde Pensioengrondslag voorafgaand aan de aanvang van de voortzetting Pensioengrondslag.
14.5 Einde van de voortzetting
De voortzetting van de deelname eindigt op het moment dat:
• de periode eindigt waarvoor de voortzetting is toegestaan;
• de Deelnemer de voortzetting wenst te beëindigen. Dit moment kan alleen in de toekomst liggen;
• het ouderdomspensioen in gaat, maar uiterlijk op de AOW-datum;
• de Deelnemer komt te overlijden;
• de Deelnemer verplicht gaat deelnemen aan een pensioenregeling;
• de Deelnemer niet meer aan de gestelde voorwaarden of wettelijke eisen voldoet;
• bij voortzetting op basis van de voorwaarden uit het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 een periode van voortzetting van 10 jaar is bereikt.
• nadat de premie opeenvolgend twee maal niet te incasseren is; in dat geval vervalt de voortzetting vanaf de eerste dag van de maand waarover niet betaald is.
Afkoop klein pensioen en waardeoverdracht
Artikel 15 Afkoop kleine pensioenen
15.1 Algemene bepalingen afkoop
Afkoop van kleine pensioenen is toegestaan indien het bedrag op jaarbasis op de Pensioenrichtdatum lager is dan de Afkoopgrens zoals bepaald in artikel 66 van de Pensioenwet.
Bij een afkoop van een pensioen wordt de opgebouwde aanspraak op pensioen herrekend naar één bedrag (de contante waarde). Na de uitkering van dit bedrag zijn er geen aanspraken meer bij het Fonds. Elke afspraak strijdig met de wettelijke afkoopmogelijkheden is nietig.
Voor de berekening van de uitkering ineens, wordt gebruik gemaakt van afkoopfactoren die voor alle Deelnemers en Gewezen Deelnemers hetzelfde zijn en waarbij sprake is van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Bij het berekenen van de hoogte van de uitkering ineens wordt geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen. De toe te passen afkoopfactoren zijn vermeld in de bijlagen.
15.2 Welke pensioenen komen in aanmerking voor afkoop?
Het Fonds heeft de mogelijkheid om na instemming van de aanspraakgerechtigde, kleine pensioenen af te kopen. Dit geldt voor:
a. xxxxx ouderdomspensioen en daar bijbehorende partner- en wezenpensioenen, wanneer de pensioenuitvoerder minimaal vijf keer, gedurende ten minste vijf jaar na beëindiging van de deelname, tevergeefs heeft gepoogd de aanspraken over te dragen aan een nieuwe uitvoerder (artikel 66, lid 2 c Pensioenwet);
b. Wanneer de Deelname is geëindigd tussen 1 januari 2018 en 1 januari 2019, klein ouderdomspensioen en overige pensioenen, wanneer de pensioenuitvoerder minimaal vijf keer, gedurende ten minste vijf jaar vanaf 2019, tevergeefs heeft gepoogd de aanspraken over te dragen aan een nieuwe uitvoerder (artikel 66, lid 2 c Pensioenwet);
c. klein partnerpensioen bij overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde (artikel 67 Pensioenwet);
d. klein wezenpensioen bij overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde (artikel 67 Pensioenwet);
e. xxxxx bijzonder partnerpensioen bij Scheiding dan wel bij overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde (artikel 68 Pensioenwet). De afkoopsom van het bijzonder partnerpensioen wordt aan de Ex-partner ter beschikking gesteld.
Na de uitkering van dit bedrag zijn er geen aanspraken meer bij het Fonds.
15.3 Afkoop meer dan twee jaar na einde deelname bij einde deelname voor 2018
Op verzoek van de Gewezen Deelnemer van wie de deelname is geëindigd vóór 1 januari 2018 kunnen bedragen onder de wettelijke afkoopgrens tussentijds worden afgekocht, ten minste twee jaar na einde deelname.
Als binnen de termijn van twee jaar de Pensioenrichtdatum wordt bereikt, dan kan de afkoop vóór het einde van de tweejaarstermijn plaatsvinden.
Als een ouderdomspensioenaanspraak wordt afgekocht, worden ook de bijbehorende aanspraken op partnerpensioen afgekocht. Het wezenpensioen vervalt.
De afkoopsom van het bijzonder partnerpensioen wordt aan de Ex-partner ter beschikking gesteld. Na de uitkering van het afkoopbedrag zijn er geen aanspraken meer bij het Fonds.
15.4 Inhoudingen
Op het bruto afkoopbedrag worden de wettelijke premies en belastingen ingehouden. Het netto afkoopbedrag wordt in één keer aan de rechthebbende uitgekeerd.
Artikel 16 Individuele waardeoverdracht
16.1 Individuele waardeoverdracht van een andere pensioenuitvoerder naar het Fonds
Een Deelnemer die op basis van een Dienstbetrekking gaat werken bij een Werkgever heeft het recht om waardeoverdracht aan te vragen bij het Fonds van bij een andere pensioenuitvoerder opgebouwde pensioenaanspraken. Het overdragen van bij een andere pensioenuitvoerder opgebouwde
pensioenaanspraken naar het Fonds wordt ‘inkomende waardeoverdracht’ genoemd.
Bij een inkomende waardeoverdracht krijgt de Deelnemer na de waardeoverdracht extra pensioenaanspraken volgens het Pensioenreglement. De Deelnemer heeft na afronding van de waardeoverdracht geen pensioenaanspraken meer bij de pensioenuitvoerder die de pensioenaanspraken heeft overgedragen aan het Fonds.
Om een inkomende waardeoverdracht te kunnen aanvragen, moet er bij de Deelnemer sprake zijn geweest van een individuele beëindiging van de Dienstbetrekking of van een individuele beëindiging van de deelname aan een pensioenregeling. Verder moet aan de overige wettelijke voorwaarden worden voldaan, waaronder wettelijke reken- en procedureregels.
16.2 Individuele waardeoverdracht van het Fonds naar een andere pensioenuitvoerder
Een Gewezen Xxxxxxxxx heeft het recht om waardeoverdracht aan te vragen bij zijn nieuwe pensioenuitvoerder van de tot aan de ontslagdatum opgebouwde pensioenaanspraken bij het Fonds. Het overdragen van de bij het Fonds opgebouwde pensioenaanspraken aan een andere pensioenuitvoerder wordt ‘uitgaande waardeoverdracht’ genoemd.
Bij een uitgaande waardeoverdracht worden door de overnemende pensioenuitvoerder extra pensioenaanspraken toegekend. De Gewezen Deelnemer heeft na afronding van de uitgaande waardeoverdracht geen pensioenaanspraken meer bij het Fonds.
Om een uitgaande waardeoverdracht te kunnen aanvragen, moet er bij de Gewezen Deelnemer sprake zijn geweest van een individuele beëindiging van de Dienstbetrekking met de Werkgever of een individuele beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling bij het Fonds. Verder moet aan de overige wettelijke voorwaarden worden voldaan, waaronder wettelijke reken- en procedureregels.
16.3 Automatische waardeoverdracht Klein pensioen
Het Fonds draagt Xxxxx pensioen van iemand die op of na 1 januari 2018 Gewezen Deelnemer wordt automatisch over naar de nieuwe uitvoerder van de Gewezen Deelnemer.
Wanneer de pensioenuitvoerder minimaal vijf keer, gedurende ten minste vijf jaar, tevergeefs heeft gepoogd de aanspraken over te dragen aan een nieuwe uitvoerder (artikel 66, lid 2 c Pensioenwet), dan heeft het Fonds de mogelijkheid om de aanspraak alsnog na instemming van de Gewezen Deelnemer af te kopen.
16.4 Instemming Partner bij uitgaande waardeoverdracht
Als een Gewezen Deelnemer gebruik maakt van het recht op uitgaande waardeoverdracht, worden alle voor hem bij het Fonds opgebouwde pensioenaanspraken in de waardeoverdracht betrokken. De opgebouwde aanspraken op partnerpensioen worden alleen met instemming van de Partner mee overgedragen.
Bij automatische waardeoverdracht van een Klein pensioen is geen instemming vereist van de Partner.
16.5 Bijzonder partnerpensioen blijft achter
Een Bijzonder partnerpensioen blijft achter bij het Fonds en wordt niet in de uitgaande waardeoverdracht betrokken.
16.6 Individuele waardeoverdracht die niet onder het wettelijk recht valt
Bij een verzoek tot individuele inkomende of individuele uitgaande waardeoverdracht die niet onder het wettelijk recht valt, moeten alle betrokken partijen afzonderlijk instemmen met de waardeoverdracht. Het Fonds verleent in principe medewerking aan dergelijke verzoeken, maar kan daaraan voorwaarden verbinden. De verdere afhandeling vindt plaats volgens de bepalingen die de Pensioenwet aan een dergelijke waardeoverdracht stelt.
Het in dit lid bepaalde geldt niet indien de deelname bij de vorige pensioenuitvoerder niet individueel is beëindigd, als bedoeld in artikel 78, lid 2, Pensioenwet.
Bijzondere situaties: Pensioenopbouw tijdens Verlof en Echtscheiding
Artikel 17 Verlof
17.1 Algemeen
Bij onbetaald verlof vindt geen opbouw van pensioen plaats en is geen premie verschuldigd.
Bij betaalde vormen van verlof loopt de pensioenopbouw ongewijzigd door alsof er geen sprake is van verlof. Ook moet er premie betaald worden. De afdracht van de premie wordt dan gedaan door de Werkgever.
Tijdens alle vormen van onbetaald verlof is het arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico gedurende maximaal 18 maanden gedekt alsof geen verlof wordt genoten.
Het is niet mogelijk om gebruikmakend van het Generatiepact met verlof (betaald of onbetaald) te gaan. Deelname aan het Generatiepact houdt op bij aanvang van verlof. Een werknemer die reeds met verlof is kan geen gebruik maken van het Generatiepact.
17.2 Alleen mogelijk binnen wet- en regelgeving
Opbouw van pensioenaanspraken, respectievelijk risicodekking gedurende verlofperiodes, is uitsluitend mogelijk voor zover dit toegestaan is volgens de geldende (fiscale) wetgeving.
17.3 Onbetaald ouderschapsverlof
De Deelnemer kan kiezen om tijdens het onbetaald ouderschapsverlof de pensioenopbouw over het ouderschapsverlofdeel voort te zetten. Deze keuze moet bij aanvang van het onbetaalde ouderschapsverlof worden gemaakt. Bij onbetaald ouderschapsverlof betaalt het Fonds 50% van de premie (zie artikel 20). Xxxxxxx ouderschapsverlof wordt aangemerkt als betaald verlof zoals bedoeld in artikel 17.1.
17.4 Keuze tijdens onbetaald verlof
De Deelnemer kan er bij aanvang van het onbetaald verlof eenmalig voor kiezen de pensioenopbouw tijdens het onbetaald verlof volledig voort te zetten. De pensioenopbouw kan niet gedeeltelijk worden voortgezet.
Artikel 18 Scheiding
18.1 Verevening van ouderdomspensioen
a. Algemeen
Op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding heeft een Ex-partner recht op een deel van het ouderdomspensioen dat is opgebouwd tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap. Dit noemen we het verevend ouderdomspensioen.
Als de Verevening binnen een termijn van twee jaar is gemeld bij het Fonds, dan heeft de Ex- partner recht op uitbetaling van het verevend ouderdomspensioen door het Fonds.
De Ex-partner heeft in de volgende gevallen recht op verevening van het ouderdomspensioen:
- echtscheiding;
- scheiding van tafel en bed;
- beëindiging geregistreerd partnerschap. Als vereveningsdatum geldt de Scheidingsdatum.
Bij beëindiging van een Gezamenlijke huishouding bestaat geen recht op verevening van het ouderdoms- pensioen.
b. Het verevend ouderdomspensioen volgt de keuzes van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde
Het verevend ouderdomspensioen is een afhankelijk recht. Dit betekent dat het deel van het ouderdoms- pensioen waar de Ex-partner recht op heeft, afhankelijk is van het ouderdoms- pensioen van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde. Het verevend ouderdomspensioen volgt eventuele keuzes van het ouderdomspensioen die de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde kan maken op basis van het geldende pensioenreglement en/of de wet, zoals het moment van pensioeningang of waardeoverdracht naar een andere pensioenuitvoerder. Het verevend ouderdomspensioen volgt de hoog/laag keuze (als bedoeld in artikel 27) van de (Gewezen) Deelnemer echter niet. Indien de verevening plaatsvindt na de pensioeningangsdatum wordt een reeds gemaakt hoog/laag keuze (als bedoeld in artikel 27) wel gevolgd.
c. Uitkeringsperiode
Het verevend ouderdomspensioen gaat in op de Pensioeningangsdatum van de Deelnemer en wordt uitgekeerd aan de Ex-partner tot de laatste dag van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt.
Wanneer de Ex-partner eerder overlijdt dan de Gepensioneerde, dan stopt de uitkering van het verevend ouderdomspensioen op de laatste dag van de maand waarin de Ex-partner overlijdt. Daarna wordt het verevend ouderdomspensioen aan de Gepensioneerde betaald.
d. Hoogte van het verevend ouderdomspensioen
De hoogte van het verevend ouderdomspensioen wordt vastgesteld volgens de standaardverevening uit de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Dit gebeurt op een andere wijze wanneer in de huwelijkse voorwaarden of in een aparte schriftelijke overeenkomst over de Scheiding anders is overeengekomen.
e. Verevend ouderdomspensioen kan niet worden uitgeruild
Het verevend ouderdomspensioen kan niet worden uitgeruild voor een partnerpensioen voor een nieuwe Partner van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde.
f. Geen verevening als verevend pensioen kleiner is dan Afkoopgrens
Er vindt geen verevening plaats als het te verevenen pensioen na de doorvoering van de verevening kleiner zou worden dan de Afkoopgrens.
g. Kosten voor Verevening
Het Fonds brengt geen kosten in rekening bij de (Gewezen) Deelnemer en Ex-partner voor de verevening.
18.2 Conversie
a. Omzetting/Conversie van Bijzonder partnerpensioen en verevend ouderdomspensioen Op gezamenlijk verzoek van de Ex-partner én de (Gewezen) Deelnemer kan in plaats van Verevening het te verevenen deel van het ouderdomspensioen samen met het eventuele
Bijzonder partnerpensioen omgezet (geconverteerd) worden in een zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen voor de Ex-partner. Ook moet het Fonds schriftelijk toestemming geven voor de omzetting. Een omzetting is onherroepelijk.
b. Kosten voor Conversie
Het Fonds brengt geen kosten in rekening bij de (gewezen) Deelnemer en Ex-partner voor Conversie.
18.3 Bijzonder partnerpensioen
a. Algemeen
Bij Scheiding van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde heeft de Ex-partner recht op de tot het moment van de Scheiding opgebouwde aanspraak op partnerpensioen. Deze aanspraak heet “Bijzonder partnerpensioen”.
De Ex-partner heeft in de volgende gevallen recht op Bijzonder partnerpensioen:
- echtscheiding;
- beëindiging geregistreerd partnerschap;
- beëindiging Gezamenlijke huishouding.
Bij scheiding van tafel en bed bestaat geen recht op Bijzonder partnerpensioen.
Wanneer een Gewezen deelnemer of Gepensioneerde gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van uitruil van ouderdomspensioen en partnerpensioen dan heeft dat gevolgen voor de aanspraak op een Bijzonder partnerpensioen bij Scheiding.
b. Uitkeringsperiode van het Bijzonder partnerpensioen
Het Bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt en wordt aan de Ex-partner uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Ex-partner overlijdt.
c. Hoogte van het Bijzonder partnerpensioen
Het Bijzonder partnerpensioen is gelijk aan het tot het moment van Scheiding opgebouwde partnerpensioen. Bij meerdere scheidingen wordt met een eerder afgesplitst Bijzonder partnerpensioenen rekening gehouden.
d. Afstand doen van het Bijzonder partnerpensioen
De Ex-partner kan (geheel of gedeeltelijk) afstand doen van het Bijzonder partnerpensioen. Dit moet worden geregeld in de huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap, notariële akte in verband met de Gezamenlijke huishouding, een schriftelijke overeenkomst met het oog op het einde van de partnerrelatie. Daarnaast moet ook het Fonds schriftelijk toestemming geven voor het afstand doen van het Bijzonder partnerpensioen.
e. Het vervreemden van het Bijzonder partnerpensioen
Na overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerden kan de Ex-partner het Bijzonder partnerpensioen geheel of gedeeltelijk vervreemden (overdragen) aan een eerdere of latere Partner van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde. Dit moet vastgelegd worden in een notariële akte. Ook moet ook het Fonds schriftelijk toestemming geven voor de vervreemding. Een vervreemding is onherroepelijk.
Financiering: Hoogte van de premie en de eigen bijdrage voor de Deelnemer
Artikel 19 Financiering pensioenregeling
19.1 Hoogte van de premie
De pensioenregeling omvat de in artikel 6 tot en met 8 omschreven pensioenen. De premie voor de pensioenregeling wordt geheven over de Pensioengrondslag. Het percentage wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld in overleg met de Werkgever.
19.2 Werken in deeltijd
Voor de Deelnemer die in deeltijd werkt, geldt dat de premie die aan het Fonds is verschuldigd wordt berekend over de Pensioengrondslag vermenigvuldigd met de Deeltijdfactor. Dit geldt ook voor de berekening van de eigen bijdrage in de premie van de Deelnemer zelf.
19.3 Eigen bijdrage van de Deelnemer in de premie voor de pensioenregeling
De deelnemer is aan de werkgever een bijdrage in de premie verschuldigd. Deze bijdrage wordt jaarlijks vastgesteld door de werkgever en uitgedrukt als percentage van de Pensioengrondslag. De bijdrage is maximaal gelijk aan de procentuele bijdrage die ten laste van de deelnemer zou worden gebracht bij deelname aan de verplichte pensioenregeling van de Metalektro.
Artikel 20 Premiebetaling in bijzondere omstandigheden
20.1 Premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid
Voor de deelnemer die (gedeeltelijk) Arbeidsongeschikt is en de pensioenregeling premievrij voortzet, neemt het Fonds de premiebetaling voor de pensioenregeling over voor het deel dat de deelnemer Arbeidsongeschikt is. De voorschriften uit artikel 12 zijn hierop van toepassing.
20.2 Bijdrage van de Deelnemer bij voortzetting tijdens onbetaald ouderschapsverlof
Als de Deelnemer ervoor kiest de pensioenopbouw voort te zetten tijdens onbetaald ouderschapsverlof dan wordt voor het ouderschapsverlofgedeelte de pensioenopbouw voortgezet alsof er geen verlof wordt genoten. De Werkgever draagt 50% van de premie af. De Werkgever heeft de bevoegdheid deze 50% aan de Deelnemer door te belasten.
20.3 Bijdrage van de Deelnemer bij voortzetting tijdens overige vormen van onbetaald verlof
Een deelnemer die tijdens onbetaald verlof kiest voor voortzetting van de pensioenregeling betaalt de premie die hoort bij het onbetaald verlofdeel in beginsel zelf. De Werkgever draagt de premie af. De Werkgever heeft de bevoegdheid deze premie aan de Deelnemer door te belasten.
Een deelnemer die tijdens onbetaald verlof niet kiest voor voortzetting van de pensioenregeling is premie verschuldigd voor aantal uren waarvoor geen verlof wordt opgenomen. Voor het onbetaald verlof gedeelte is de Deelnemer geen premie verschuldigd. Er is dan geen opbouw van pensioen over de uren waarvoor verlof is opgenomen.
20.4 Bijdrage van de Deelnemer bij vrijwillige voortzetting zonder WW
Als de Deelnemer de deelname vrijwillig voortzet, dan betaalt hij de gehele premie zelf. De voorwaarden uit artikel 14 zijn hierop van toepassing.
20.5 Bijdrage van de Deelnemer bij vrijwillige voortzetting tijdens WW, ZW of private aanvulling van Stichting PAWW
Voor de periode dat de Deelnemer tijdens werkloosheid voortzet en ook een WW-, ZW-uitkering danwel een uitkering uit de private aanvulling van Stichting PAWW ontvangt, betaalt hij 50% van de premie over 70% van de Pensioengrondslag die gold voorafgaand aan de eerste dag dat hij werkloos werd.
Als het pensioen ingaat: de pensioenuitkering aanvragen en keuzemogelijkheden bij pensioneren
Artikel 21 Pensioenuitkeringen aanvragen en uitbetalen
21.1 Aanvraag ouderdomspensioen
De (Gewezen) Deelnemer dient de uitkering ten minste 1 maand voor de gewenste ingangsdatum van het ouderdomspensioen schriftelijk bij het Fonds aan te vragen. Het Bestuur kan de uitkering afhankelijk stellen van door de (Gewezen) Deelnemer te overleggen stukken waaruit het recht op uitkering blijkt.
21.2 Uitbetaling pensioenuitkeringen
• Het pensioen wordt - onder inhouding en afdracht van de wettelijke inhoudingen - uitgekeerd in maandelijkse termijnen aan het eind van iedere kalendermaand.
• De maanduitkering bedraagt 1/12 van het jaarlijkse pensioen.
• Pensioenaanspraken uit meerdere deelnemingsperioden worden op de Pensioeningangsdatum samen- geteld. Vervolgens wordt het totale pensioen uitgekeerd.
• De uitkeringen vinden plaats in euro’s op een door de Pensioengerechtigde opgegeven bankrekening.
21.3 Afkoop van pensioen onder Xxxxxxxxxxx
Als het pensioen op de Pensioeningangsdatum lager is dan de Afkoopgrens, dan zal het Fonds een voorstel doen om de periodieke uitkering om te zetten in een eenmalig bedrag, zoals beschreven in artikel 15. De Deelnemer behoudt indien gewenst een recht op een periodieke uitkering in plaats van een eenmalig bedrag.
Artikel 22 Keuzemogelijkheden bij pensioeningang
22.1 Algemeen
Een (Gewezen) Deelnemer kan bij pensioeningang een aantal keuzes maken. Dit heet herschikken.
De (Gewezen) Deelnemer heeft de volgende keuzemogelijkheden bij pensioeningang:
• Deeltijdpensionering (het ouderdomspensioen gaat gedeeltelijk in).
• Uitruil van aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen.
• Vervroegen of uitstellen ten opzichte van de Pensioenrichtdatum (het ouderdomspensioen gaat eerder of later in).
• Hoog/laag-uitkering ouderdomspensioen of laag/hoog-uitkering ouderdomspensioen.
Ook combinaties van deze keuzemogelijkheden zijn toegestaan. Eenmaal gemaakte keuzes kunnen vanaf de eerste Pensioeningangsdatum niet meer ongedaan gemaakt worden.
Voor deze keuzemogelijkheden wordt een ex-partner met een zelfstandig recht (door conversie) behandeld als een Gewezen deelnemer.
Deelname aan het Generatiepact eindigt bij (deeltijd) pensioeningang.
Van de op grond van het Reglement beschikbare keuzemogelijkheden kan uitsluitend gebruik worden gemaakt in de volgorde zoals hierna in de artikelen 23 tot en met 27 is beschreven.
22.2 Alleen opgebouwde aanspraken kunnen worden herschikt
Alleen pensioenaanspraken die (al) zijn opgebouwd komen in aanmerking voor herschikking. Pensioenaanspraken op risicobasis, zoals het tijdelijk partnerpensioen en het wezenpensioen komen niet in aanmerking voor herschikking.
22.3 Fiscale en reglementaire beperkingen
Voor het herschikken van pensioenaanspraken gelden fiscale en reglementaire beperkingen. Het Fonds zal de (Gewezen) Deelnemer hierover informeren als zijn aanpassingsverzoek de fiscale en/of reglementaire grenzen overschrijdt.
De eventuele fiscale gevolgen in verband met de herschikking komen volledig voor rekening van de betreffende (Gewezen) Deelnemer.
22.4 Herschikking van pensioen niet onder Afkoopgrens kleine pensioenen
Ouderdomspensioen mag niet door een herschikkeuze onder de Afkoopgrens voor Klein pensioen komen geldend in het jaar van ingang van het ouderdomspensioen. In dat geval zal/zullen de herschikkingskeuze(s) zodanig moeten worden gekozen, dat het ouderdomspensioen boven de Afkoopgrens blijft uitkomen.
Indien na toepassing van de diverse herschikmogelijkheden een partnerpensioen resteert, mag dat resterende partnerpensioen in beginsel niet lager zijn dan de in het jaar van ingang van het ouderdomspensioen geldende Afkoopgrens.
22.5 Instemming van (eventuele) Partner is vereist
In alle gevallen waarin de herschikkeuze leidt tot een verlaagd partnerpensioen is de instemming van de eventuele Partner vereist.
22.6 Actuariële tabellen
Bij het herschikken van de pensioenaanspraken wordt gerekend op basis van door het Bestuur vast te stellen actuariële en sekseneutrale factoren. Deze factoren zijn opgenomen in de bijlagen bij dit pensioenreglement.
Artikel 23 Deeltijdpensionering
23.1 Uitleg deeltijdpensionering
De (Gewezen) Deelnemer kan kiezen het pensioen gedeeltelijk te laten ingaan. Voor het deel van het pensioen dat al is ingegaan, kunnen eenmaal gemaakte keuzes vanaf de eerste Pensioeningangsdatum niet meer ongedaan gemaakt worden.
Voor het deel van de pensioenaanspraken dat nog niet is ingegaan, blijft de deeltijdgepensioneerde (Gewezen) Deelnemer. Voor dit deel van de pensioenaanspraken blijven de keuze- en herschikmogelijkheden zoals beschreven in de artikelen 25 tot en met 27 van toepassing.
Wanneer de (Gewezen) Deelnemer die kiest voor deeltijdpensionering gebruik wil maken van de herschikmogelijkheid zoals beschreven in artikel 27 (hoog/laag of laag/hoog), geldt de volgende beperking:
• Van de herschikmogelijkheid bedoeld in artikel 27a kan alleen gebruik worden gemaakt wanneer de (Gewezen) Deelnemer volledig met pensioen gaat (bij de laatste deeltijdpensionering).
Een deeltijdgepensioneerde die nog een Dienstbetrekking heeft met de Werkgever blijft voor het restant van de Dienstbetrekking pensioen opbouwen tot uiterlijk aan de AOW-datum.
23.2 Ingangsdatum deeltijdpensioen
Voor deeltijdpensionering geldt in principe dezelfde mogelijke ingangsdatum als voor volledige pensionering. Echter, de periode waarin de Gepensioneerde deeltijdpensioen ontvangt, beslaat minimaal 3 maanden. De Pensioeningangsdatum voor het deeltijdpensioen kan dus liggen tussen de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer 55 wordt en 3 maanden vóór de maand waarin de AOW-datum plus 5 jaar wordt bereikt.
23.3 Ingangsdatum resterende pensioen of deel daarvan
Een wijziging van het deeltijdpercentage kan minimaal één jaar na de vorige wijziging of aanvang van het deeltijdpensioen. Bij overgang van deeltijdpensionering naar volledige pensionering geldt een minimale periode van 3 maanden. De uiterste datum voor volledige pensionering is de eerste dag van de maand voorafgaande aan de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer de AOW-datum plus 5 jaar bereikt. De ingangsdatum kan echter niet later zijn dan de datum waarop het totale pensioen het fiscale maximum bereikt.
23.4 Percentage deeltijdpensioen
Het percentage waarmee een (Gewezen) Deelnemer met deeltijdpensioen kan gaan, bedraagt tenminste 20% van het volledige pensioen op het moment van de keuze. Afhankelijk van de gekozen vervroegde of uitgestelde ingangsdatum wordt het deeltijdpensioen actuarieel verlaagd of verhoogd. Dit gebeurt op dezelfde wijze als bij vervroeging of uitstel van het volledige pensioen. Een ingaand deeltijdpensioen mag nooit minder bedragen dan het wettelijk minimumbedrag voor afkoop van klein pensioen (zie artikel 15).
Artikel 24 Uitruil van pensioenaanspraken
24.1 Uitleg uitruilen van pensioenaanspraken
Het uitruilen van pensioenaanspraken is het omzetten van (een gedeelte van) de de opgebouwde ouderdomspensioenaanspraken voor partnerpensioenaanspraken, of andersom.
De ene pensioenaanspraak wordt verlaagd of komt te vervallen en de andere aanspraak ontstaat of wordt verhoogd. Dit gebeurt op collectief actuarieel en sekseneutrale wijze. De tabellen zijn in de bijlagen bij dit reglement opgenomen.
Het tijdelijk partnerpensioen en het wezenpensioen komen niet in aanmerking voor uitruil. Bijzonder partnerpensioen ten behoeve van een Ex-partner komt niet voor uitruil in aanmerking.
24.2 Uitruilmoment en keuzeperiode
De (Gewezen) Deelnemer dient bij de pensioenaanvraag zijn keuze aan het Fonds kenbaar te maken. In geval de (Gewezen) Deelnemer verzoekt om vervroegde pensioeningang kan hij gebruik maken van de diverse uitruilmogelijkheden.
Uitruil kan niet plaatsvinden als het bedrag van de uit te ruilen pensioensoort lager is dan de grens waarbij afkoop van kleine pensioenen aan de orde is.
Evenmin kan uitruil plaatsvinden als na uitruil verzekerde aanspraken zouden ontstaan die lager zouden zijn dan de hiervoor bedoelde grens.
De diverse uitruilmogelijkheden worden hierna verder toegelicht.
24.3 Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen
Bij deze vorm van uitruil kan de (Gewezen) Deelnemer vanaf de Pensioeningangsdatum (een deel van) het ouderdomspensioen inwisselen voor een hoger partnerpensioen Het ouderdomspensioen wordt hierdoor lager.
24.4 Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen
Door deze vorm van uitruil kan de (Gewezen) Deelnemer (een deel van) het partnerpensioen inwisselen voor extra ouderdomspensioen. Het opgebouwde partnerpensioen wordt dan verlaagd of komt te vervallen.
Artikel 25 Vervroeging van de pensioendatum
25.1 Vroegste Pensioeningangsdatum
De (Gewezen) Deelnemer kan zijn ouderdomspensioen eerder dan de Pensioenrichtdatum in laten gaan. Een (Gewezen) Deelnemer kan zijn pensioen laten ingaan vanaf de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer 55 jaar wordt.
25.2 Intentieverklaring bij vervroegen meer dan tien jaar voor de in het jaar van vervroeging geldende AOW-leeftijd
Een Deelnemer die zijn pensioen meer dan tien jaar voor de in het jaar van vervroeging geldende AOW- leeftijd in laat gaan, moet een intentieverklaring tekenen. Hierin verklaart hij dat hij zijn arbeidzame leven beëindigt en niet van plan is om na pensioeningang nog inkomengenererende werkzaamheden te verrichten voor het deel dat hij zijn pensioen in laat gaan.
25.3 Herrekenen pensioen bij vervroegen
Het totaal opgebouwde ouderdomspensioen wordt in verband met de vervroeging herrekend naar de nieuwe Pensioeningangsdatum. Door deze herrekening valt de aanspraak op ouderdomspensioen lager uit. Het partnerpensioen blijft bij vervroeging van het ouderdomspensioen buiten beschouwing.
25.4 Aanvraag tot vervroeging
Een aanvraag tot vervroeging van de Pensioeningangsdatum moet uiterlijk 1 maand voor de gewenste Pensioeningangsdatum bij het Fonds zijn ingediend. Het pensioen gaat in op de gewenste Pensioeningangsdatum doch ten minste 1 maand nadat het verzoek tot vervroeging door het Fonds wordt ontvangen. Als ingangsdatum komt slechts de eerste dag van een kalendermaand in aanmerking.
25.5 Geen vervroeging tijdens WW / PAWW
De Deelnemer die de pensioenopbouw voortzet in verband met werkloosheid kan niet vervroegd met pensioen zolang hij een loongerelateerde uitkering ontvangt. Wanneer hij tegenover het Fonds verklaart dat de beëindiging van de uitkering is aangevraagd bij het UWV - met ingang van de vervroegde Pensioeningangsdatum - kan het pensioen op dat moment ingaan.
25.6 Vervroeging tijdens arbeidsongeschiktheid
De Deelnemer die de pensioenopbouw voortzet in verband met arbeidsongeschiktheid mag het pensioen vervroegen. In dat geval zal de premievrije voortzetting worden gestopt.
Artikel 26 Uitstel van de pensioendatum
26.1 Uitstel tot maximaal 5 jaar na AOW-datum
De Deelnemer kan zijn pensioen later dan de Pensioenrichtdatum in laten gaan. Dit kan uiterlijk tot en met de eerste dag van de maand van de voor de (Gewezen) Deelnemer geldende AOW-datum plus 5 jaar.
26.2 Herrekening pensioenen bij uitstel
Het totale vóór de Pensioenrichtdatum opgebouwde ouderdomspensioen wordt in verband met het uitstel herrekend naar de nieuwe Pensioeningangsdatum. Door deze herrekening zal de aanspraak op ouderdomspensioen hoger uitvallen.
Het partnerpensioen blijft bij uitstel van het ouderdomspensioen buiten beschouwing.
Gedurende de uitstelperiode vindt geen opbouw van het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen plaats.
26.3 Aanvraag tot uitstel
Een aanvraag tot uitstel van de Pensioeningangsdatum moet uiterlijk 1 maand voor de Pensioenrichtdatum bij het Fonds zijn ingediend. De daadwerkelijke pensioenaanvraag moet 1 maand voor de gewenste Pensioeningangsdatum bij het Fonds zijn ingediend.
Als ingangsdatum van het uitgestelde pensioen komt slechts de eerste dag van een kalendermaand in aanmerking.
Artikel 27 Variatie in de hoogte van de pensioenuitkering (hoog/laag- en laag/hoog)
27.1 Hoog/laag- of laag/hoog uitkering ouderdomspensioen
De (Gewezen) Deelnemer kan eenmalig kiezen voor variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen.
In dat geval kan de (Gewezen) Deelnemer kiezen voor:
a. Een Ouderdomspensioen waarvan de laagste uitkering niet minder is dan 75% van de hoogste uitkering en/of
b. Een Ouderdomspensioen ter grootte van ten hoogste 2 maal de AOW voor gehuwde personen, vermeerderd met de vakantietoeslag dat wordt uitgekeerd tot de AOW-datum.
De perioden beginnen op de eerste dag van een kalendermaand.
De keuze voor hoog/laag of laag/hoog heeft geen invloed op de hoogte van het partner- en wezenpensioen.
Informatieverstrekking
Artikel 28 Informatieverstrekking
28.1 Informatie door het Fonds
Het Fonds informeert de (Gewezen) Deelnemers, andere Aanspraakgerechtigden en Pensioengerechtigden op de manier die het Fonds van belang vindt om goed inzicht te geven in hun pensioensituatie. Hierbij zal het Fonds minimaal de wettelijke voorschriften naleven.
28.2 Informatie aan de Deelnemer
Bij aanvang Deelname
Het Fonds informeert de Deelnemer die door de werkgever is aangemeld, bij toetreding tot het Fonds over de kenmerken van de pensioenregeling, persoonlijke omstandigheden die een actie van de
werknemer kunnen vergen, en de risico’s in de pensioenregeling door middel van het verstrekken van laag 1 van Pensioen 1-2-3. De deelnemer vindt verdere informatie op de website van het Fonds en wordt gewezen op de mogelijkheid het pensioenregister te raadplegen.
Bij einde deelname
Het fonds verstrekt de Deelnemer bij beëindiging van de deelname:
a. een opgave van de tot de beëindigingsdatum opgebouwde pensioenaanspraken;
b. informatie over toeslagverlening en over vermindering van pensioenaanspraken op grond van artikel 134 PW;
c. informatie die voor de deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is;
d. informatie over de omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het fonds.
Jaarlijkse pensioenopgave door middel van een uniform pensioenoverzicht (UPO)
Het Fonds verstrekt aan de deelnemer elk kalenderjaar een uniform pensioenoverzicht. Hierin staat ten minste vermeld:
a. een opgave van de verworven pensioenaanspraken;
b. een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van de pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen;
c. informatie over toeslagverlening;
d. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 PW.
Bij wijziging van de pensioenregeling
Het fonds informeert de Deelnemer binnen drie maanden na een wijziging in de pensioenregeling over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij het Fonds.
28.3 Informatie aan de Gewezen Deelnemer
Periodiek
Het Fonds verstrekt de Gewezen Deelnemer ten minste eenmaal in de vijf jaar:
a. een opgave van de opgebouwde aanspraken;
b. informatie over toeslagverlening.
Bij wijziging van het toeslagbeleid
Het Fonds informeert de gewezen deelnemer binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
28.4 Informatie aan de Ex-partner
Bij Scheiding
Het Fonds verstrekt aan degene die Ex-partner wordt en een aanspraak verkrijgt op bijzonder partnerpensioen eenmalig:
a. een opgave van tot de scheidingdatum opgebouwde aanspraken op partnerpensioen;
b. informatie over toeslagverlening;
c. informatie die voor de Ex-partner specifiek van belang is.
Periodiek
Het Fonds verstrekt aan de Ex-partner ten minste een keer in de vijf jaar:
a. een opgave van de tot de scheidingsdatum opgebouwde aanspraken op partnerpensioen voor zover bestemd voor de Ex-partner;
b. Informatie over toeslagverlening.
Bij wijziging van het toeslagbeleid
Het Fonds informeert de Ex-partner binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
28.5 Informatie aan de Pensioengerechtigde
Bij pensionering
Het Fonds verstrekt degene die Pensioengerechtigde wordt:
a. een opgave van zijn pensioenrecht;
b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op partner- en wezenpensioen;
c. informatie over toeslagverlening.
d. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en -rechten op grond van artikel 134 PW.
Periodiek
Het Fonds informeert de Pensioengerechtigde in het begin van elk kalenderjaar over:
a. de hoogte van de maandelijkse pensioenuitkering die voor dat jaar geldt;
b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op partner- en wezenpensioen;
c. informatie over toeslagverlening
d. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en -rechten op grond van artikel 134 PW.
Jaaropgave aan de Pensioengerechtigde
Het Fonds verstrekt na afloop van elk kalenderjaar een jaaroverzicht betreffende de in dat kalenderjaar verrichte pensioenuitkeringen en inhoudingen.
Bij wijziging van het toeslagbeleid
Het Fonds informeert de Pensioengerechtigde binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
28.6 Informatieverstrekking bij vertrek naar een andere lidstaat
a. Het Fonds verstrekt (Gewezen) Deelnemers en Pensioengerechtigden die zich in een andere lidstaat vestigen informatie over hun pensioenaanspraken en pensioenrechten en over de mogelijkheden die hun op grond van de pensioenregeling worden geboden.
b. De informatie die in dit verband wordt verstrekt is ten minste overeenkomstig de informatie die wordt verstrekt aan Deelnemers, Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden die in Nederland blijven.
28.7 Informatie op de website
Het Fonds stelt op zijn website het volgende ter beschikking:
a. informatie over de pensioenregeling;
b. informatie over uitvoeringskosten;
c. het jaarverslag, inclusief informatie over de haalbaarheidstoets en de reële dekkingsgraad, en de jaarrekening;
d. de verklaring inzake beleggingsbeginselen;
e. informatie over het financieel crisisplan;
f. informatie over het herstelplan of geactualiseerd herstelplan;
g. het pensioenreglement;
h. de uitvoeringsovereenkomst.
28.8 Informatie op verzoek
Het Fonds verstrekt de Deelnemer, de Gewezen Deelnemer, de Ex-partner of de Pensioengerechtigde op verzoek:
a. een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken, de reglementair te bereiken pensioenaanspraken of de pensioenrechten.
b. Indien de Deelnemer, Xxxxxxx Xxxxxxxxx, Ex-partner of Pensioengerechtigde hierom verzoekt, de in artikel 28.7 genoemde informatie of stukken elektronisch of schriftelijk.
28.9 Informatieplicht van de (Gewezen) Deelnemer, andere Aanspraakgerechtigde en Pensioengerechtigde
a. Elke (Gewezen) Deelnemer, andere Aanspraakgerechtigde en Pensioengerechtigde is verplicht tijdig alle gegevens en bewijsstukken te verstrekken aan het Fonds waarvan het Fonds vindt dat deze gegevens of stukken nodig zijn voor de uitvoering van het Pensioenreglement.
b. Elke (Gewezen) Deelnemer, andere Aanspraakgerechtigde en Pensioengerechtigde is verplicht elke voor hem kenbare (vermoedelijke) onjuistheid of onvolledigheid in pensioenopgaven en/of correspondentie van het Fonds, zo spoedig mogelijk aan het Fonds te melden.
c. Als (salaris-)opgaven en/of andere gegevens niet, niet juist, niet tijdig of niet volledig aan het Fonds zijn verstrekt, is het Bestuur met inachtneming van de betreffende wet- en regelgeving bevoegd de daaruit voortvloeiende wijzigingen in aanspraken, rechten en/ of premieheffing - al dan niet met terugwerkende kracht - aan te brengen.
Aanvullende regelingen
Artikel 29 WIA-Excedentpensioen
29.1 Wat is WIA-Excedentpensioen?
Met deze regeling wordt een aanvulling verzekerd op de uitkering uit hoofde van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De Werknemer die meer verdient dan het WIA- maximumsalaris, ontvangt bij arbeidsongeschiktheid geen WIA-uitkering over het salarisdeel boven dit WIA-maximumsalaris. Met deze regeling wordt dit gedeelte verzekerd. Hierdoor ontvangt de arbeidsongeschikte deelnemer naast zijn WIA-uitkering een aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen boven het WIA-maximumsalaris.
29.2 Begripsomschrijvingen
In aanvulling op dan wel in afwijking van de definities in deze pensioenregeling gelden voor het WIA- Excedentpensioen de volgende begripsomschrijvingen:
a. WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
b. Loongrens: 261 maal het op 1 januari van enig jaar bekende maximum dagloon waarnaar de uitkeringen ingevolge de WIA worden berekend.
29.3 Uitkeringsperiode WIA-Excedentpensioen
Het WIA-Excedentpensioen gaat in nadat de Deelnemer 104 weken onafgebroken arbeidsongeschikt is danwel na ingang van een uitkering op grond van de WIA. Het WIA-Excedentpensioen wordt uitgekeerd tot uiterlijk de eerste dag van de maand waarin de Deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt en uiterlijk tot 68 jaar, zolang de arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer voortduurt.
29.4 Hoogte van het WIA-Excedentpensioen
a. Het WIA-Excedentpensioen bedraagt 80% van het Pensioengevend salaris voor zover dat hoger is dan de Loongrens (2024: € 71.628). Het WIA-Excedentpensioen bedraagt maximaal
€ 100.000.
b. Voor de deelnemer die gedurende deelname in deeltijd werkt, wordt de vaststelling van WIA- excedentpensioen als volgt bepaald:
De WIA-excedentgrondslag is gelijk aan het deeltijd salaris verminderd met de loongrens. Het WIA excedentpensioen is vervolgens gelijk aan 80% van deze WIA-excedentgrondslag.
c. De uitkering van het WIA-Excedentpensioen is naast het bepaalde in het vorige lid tevens afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid, waarbij de volgende tabel geldt:
Mate van arbeidsongeschiktheid volgens WIA | Percentage van het uit te keren WIA-Excedentpensioen bij volledige arbeidsongeschiktheid |
80%-100% | 100% |
65%-80% | 72,5% |
55%-65% | 60% |
45%-55% | 50% |
35%-45% | 40% |
<35% | 0% |
d. Zodra een Deelnemer gedurende 104 weken arbeidsongeschikt is of zodra voordien een uitkering ingevolge de WIA voor de Deelnemer is ingegaan:
• worden tijdens de verdere duur van de arbeidsongeschiktheid wijzigingen in het Pensioengevend salaris of de Loongrens niet in aanmerking genomen, en
• wordt vrijstelling van premiebetaling verleend voor het gedeelte van het WIA-Excedentpensioen dat volgens de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid zal ingaan.
e. Het WIA-Excedentpensioen vervalt bij het einde van de arbeidsovereenkomst van de Deelnemer, tenzij de Deelnemer op dat moment reeds een WIA-Excedentpensioen ontvangt danwel binnen 24 maanden zal gaan ontvangen. Een verlaging of verhoging van de mate van arbeidsongeschiktheid na beëindiging van de arbeidsovereenkomst zal leiden tot een verlaging (c.q. beëindiging) respectievelijk verhoging van het WIA-Excedentpensioen.
29.5 Premie voor het WIA-Excedentpensioen
De premie voor het WIA-Excedentpensioen bedraagt 3,7% van het WIA-Excedentpensioen. De Werkgever kan (een deel van) deze premie in rekening brengen bij de Deelnemer.
Overgangsbepalingen
Artikel 30 Overgangsbepalingen
30.1 Overgangsregeling 2018: Omzetting van aanspraken met pensioenrichtleeftijd 67 jaar naar aanspraken met pensioenrichtleeftijd 68 jaar
1. De per 31 december 2017 opgebouwde aanspraak van de (Gewezen) Deelnemer op ouderdomspensioen uit de Pensioenregeling 2015 inclusief verleende indexaties wordt per 1 januari 2018 mede met in achtneming van het bepaalde in artikel 18d, lid 1 en 2, van de Wet op de loonbelasting 1964, omgezet in een aanspraak op ouderdomspensioen met een pensioenrichtleeftijd van 68 jaar.
2. Omzetting vindt plaats op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. De factoren zijn voor Deelnemers en Gewezen Deelnemers gelijk.
3. De op 1 januari 2018 bestaande rechten op bijzonder partnerpensioen worden niet omgezet. De vanaf 1 januari 2018 geldende bepalingen inzake indexatie van pensioenen en aanspraken zijn wel van toepassing.
4. De op 1 januari 2018 bestaande rechten op verevende pensioenaanspraken worden gewijzigd. Het recht op verevening van pensioenaanspraken die vóór 1 januari 2018 bij het Fonds zijn verkregen blijft ook na omzetting bestaan.
5. De per 1 januari 2018 opgebouwde aanspraken op partnerpensioen van de (Gewezen) Deelnemer respectievelijk de verworven aanspraak op tijdelijk partnerpensioen van de Deelnemer worden per 1 januari 2018 niet omgezet.
6. De per 1 januari 2018 opgebouwde aanspraken op wezenpensioen van de (Gewezen) Deelnemer worden per 1 januari 2018 niet omgezet.
30.2 Overgangsregeling voor op 1 januari 2022 uitkerende wezenpensioenen
Een voor 1 januari 2022 reeds toegekend en op 1 januari 2022 uitkerend wezenpensioen wordt door het Fonds uitgekeerd tot het einde van de maand dat het kind de leeftijd van 25 jaar bereikt.
Als het Kind na dat moment voor werkzaamheden beschikbare tijd hoofdzakelijk aan een studie of beroepsopleiding besteedt, kan de uitkeringsduur van het wezenpensioen worden verlengd tot het einde van de maand dat het Kind de leeftijd van 27 jaar bereikt. “Hoofdzakelijk” betekent hier het volgen van een voltijdsopleiding of voltijdstudie. Het Kind wordt gevraagd hiervan bewijsstukken te overleggen. Wanneer het Kind zijn voltijdsopleiding of –studie onderbreekt, herleeft het recht op wezenpensioen niet.
Wanneer een Kind – zoals gedefinieerd in de pensioenreglementen die golden voor 1 januari 2022 – op of na 1 januari 2022 (weer) voldoet aan de voorwaarden van de per die datum herziene definitie Kind, herleeft een vóór 1 januari 2022 geëindigd recht op wezenpensioen niet.
30.3 Keuze tijdens onbetaald verlof
Vanaf 1 januari 2022 kan een Deelnemer er op grond van artikel 17.4 niet meer voor kiezen de pensioenopbouw voor 50% voort te zetten tijdens onbetaald verlof dat op of ná die datum begint. Wanneer de voortzetting is begonnen voor 1 januari 2022 en de Deelnemer er toen voor koos de pensioenopbouw voor 50% voort te zetten, wordt die keuze voor de betreffende periode van onbetaald verlof geëerbiedigd.
30.4 Overgangsregeling: het verevend ouderdomspensioen volgt de keuze van de Gepensioneerde Wanneer de uitkering van een verevend ouderdomspensioen aan de Ex-partner voor 1 januari 2022 is gestart, volgt het verevend ouderdomspensioen alle keuzes die de Gepensioneerde op grond van de artikelen 23 tot en met 27 heeft gemaakt.
30.5 Overgangsregeling: deeltijdpensionering
De Gewezen Deelnemer die op of na 1 januari 2022 met pensioen gaat en op grond van artikel 23 kiest voor deeltijdpensionering kan de in artikel 27a beschreven variatiemogelijkheid uitsluitend toepassen bij de laatste deeltijdpensionering (volledige pensionering). Wanneer een Gewezen Deelnemer voor 1 januari 2022 met pensioen is gegaan en daarbij koos voor deeltijdpensionering, mag hij de in artikel 27a beschreven variatiemogelijkheid toepassen bij alle daarop volgende deeltijdpensioneringen.
Slotbepalingen
Artikel 31 Juridische bepalingen
31.1 Fiscale maxima
Bij de vaststelling van pensioenaanspraken en ingegane pensioenen worden de op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 en het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 aangegeven maxima en begrenzingen in aanmerking genomen en nageleefd.
31.2 Verbod op afkoop
Pensioenaanspraken en ingegane pensioenen kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, behalve in die gevallen die zijn aangegeven in of krachtens de Pensioenwet.
Artikel 32 Wijziging pensioenreglement
32.1 Wijziging van dekkingen, aanspraken en regelingen
Het Bestuur is bevoegd om dekkingen, aanspraken en regelingen zoals omschreven in dit reglement te wijzigen of te verminderen. Als het Bestuur daartoe besluit, dan moeten de bepalingen uit de statuten, reglementen en de wet in acht worden genomen.
32.2 Glijclausule fiscaal
Als op grond van artikel 19c Wet LB wordt beslist, dat onderdelen van het pensioenreglement zoals geldend vanaf 1 januari 2015, leiden tot een onzuivere pensioenregeling, is het pensioenfonds bevoegd zonder uitstel de regeling met terugwerkende kracht tot de inwerkingtreding van de betreffende onderdelen zodanig aan te passen dat alsnog sprake is van een zuivere pensioenregeling.
Artikel 33 Klachtenprocedure
33.1 Klacht voorleggen
De Belanghebbende die een klacht heeft, kan deze schriftelijk, per mail of telefonisch voorleggen aan het Fonds.
33.2 Klachtenregeling
Het Bestuur heeft de klachtenprocedure neergelegd in een Klachtenreglement.
Artikel 34 Hardheidsbepaling
Het Bestuur heeft de bevoegdheid om op verzoek van een Belanghebbende in bijzondere gevallen in het voordeel van de Belanghebbende af te wijken van toepassing van het reglement, wanneer toepassing van het reglement naar het oordeel van het Bestuur leidt tot een onredelijke uitkomst.
Het Bestuur heeft de wijze van behandeling van dergelijk verzoek vastgelegd in het Klachtenreglement.
Artikel 35 Inwerkingtreding
Het Pensioenreglement is in werking getreden per 1 januari 2015 en voor het laatst gewijzigd met ingang van 1 januari 2024.
Ondertekening
Namens het bestuur van Stichting Pensioenfonds Honeywell, d.d. 14 maart 2024.
X. xx Xxxxx | X. xxx Xxxxxxxxxx |
Voorzitter | Secretaris |
…………………………………………….. | …………………………………………….. |
(handtekening) | (handtekening) |
Bijlage 1: Afkoopfactoren
Onderstaand zijn de afkoopfactoren opgenomen. Deze factoren worden vastgesteld door het Bestuur. De afkoopfactoren zijn geldig vanaf 1 januari 2024 tot in principe 1 januari 2025. De factoren kunnen tussentijds worden aangepast.
De factoren zijn weergegeven voor gehele leeftijden. Voor tussenliggende leeftijden wordt lineair geïnterpoleerd.
1. AFKOOPFACTOREN OUDERDOMS- EN MEEVERZEKERD PARTNERPENSIOEN
Leeftijd in jaren | Afkoopfactor ouderdomspensioen vanaf 68 jaar | Afkoopfactor meeverzekerd partnerpensioen |
15 | 6,872 | 1,442 |
16 | 6,948 | 1,471 |
17 | 7,025 | 1,501 |
18 | 7,102 | 1,531 |
19 | 7,181 | 1,562 |
20 | 7,259 | 1,592 |
21 | 7,338 | 1,623 |
22 | 7,418 | 1,654 |
23 | 7,497 | 1,685 |
24 | 7,577 | 1,716 |
25 | 7,657 | 1,748 |
26 | 7,738 | 1,779 |
27 | 7,819 | 1,811 |
28 | 7,900 | 1,844 |
29 | 7,982 | 1,876 |
30 | 8,065 | 1,909 |
31 | 8,148 | 1,943 |
32 | 8,233 | 1,976 |
33 | 8,319 | 2,011 |
34 | 8,406 | 2,045 |
35 | 8,494 | 2,079 |
Leeftijd in jaren | Afkoopfactor ouderdomspensioen vanaf 68 jaar | Afkoopfactor meeverzekerd partnerpensioen |
36 | 8,583 | 2,114 |
37 | 8,673 | 2,149 |
38 | 8,765 | 2,185 |
39 | 8,858 | 2,221 |
40 | 8,953 | 2,257 |
41 | 9,051 | 2,293 |
42 | 9,151 | 2,329 |
43 | 9,253 | 2,365 |
44 | 9,359 | 2,401 |
45 | 9,469 | 2,436 |
46 | 9,582 | 2,472 |
47 | 9,701 | 2,506 |
48 | 9,823 | 2,540 |
49 | 9,952 | 2,574 |
50 | 10,088 | 2,607 |
51 | 10,233 | 2,639 |
52 | 10,385 | 2,670 |
53 | 10,547 | 2,700 |
54 | 10,719 | 2,730 |
55 | 10,904 | 2,758 |
56 | 11,103 | 2,785 |
57 | 11,317 | 2,811 |
58 | 11,547 | 2,835 |
59 | 11,794 | 2,858 |
60 | 12,057 | 2,879 |
61 | 12,338 | 2,898 |
62 | 12,637 | 2,915 |
63 | 12,955 | 2,930 |
64 | 13,293 | 2,943 |
65 | 13,651 | 2,954 |
66 | 14,032 | 2,962 |
67 | 14,441 | 2,967 |
68 | 14,884 | 2,960 |
2. AFKOOPFACTOREN INGEGAAN (TIJDELIJK) PARTNERPENSIOEN
Leeftijd in jaren | Afkoopfactor ingegaan partnerpensioen | Afkoopfactor ingegaan tijdelijk partnerpensioen tot 67 jaar | Afkoopfactor ingegaan tijdelijk partnerpensioen tot 67 jaar en 3 mnd |
15 | 36,541 | 29,243 | 29,327 |
16 | 36,267 | 28,887 | 28,972 |
17 | 35,989 | 28,526 | 28,613 |
18 | 35,708 | 28,161 | 28,249 |
19 | 35,422 | 27,791 | 27,880 |
20 | 35,132 | 27,417 | 27,506 |
21 | 34,838 | 27,037 | 27,128 |
22 | 34,539 | 26,652 | 26,744 |
23 | 34,235 | 26,262 | 26,355 |
24 | 33,926 | 25,867 | 25,961 |
25 | 33,612 | 25,466 | 25,562 |
26 | 33,293 | 25,059 | 25,156 |
27 | 32,969 | 24,648 | 24,746 |
28 | 32,639 | 24,230 | 24,329 |
29 | 32,305 | 23,806 | 23,907 |
30 | 31,965 | 23,375 | 23,478 |
31 | 31,620 | 22,938 | 23,042 |
32 | 31,269 | 22,495 | 22,600 |
33 | 30,913 | 22,044 | 22,151 |
34 | 30,551 | 21,587 | 21,696 |
35 | 30,184 | 21,124 | 21,234 |
36 | 29,811 | 20,653 | 20,765 |
37 | 29,433 | 20,176 | 20,289 |
38 | 29,049 | 19,691 | 19,806 |
39 | 28,659 | 19,198 | 19,315 |
40 | 28,264 | 18,697 | 18,816 |
41 | 27,863 | 18,188 | 18,309 |
42 | 27,456 | 17,671 | 17,794 |
43 | 27,045 | 17,146 | 17,271 |
44 | 26,627 | 16,610 | 16,738 |
45 | 26,205 | 16,065 | 16,195 |
46 | 25,776 | 15,510 | 15,643 |
47 | 25,344 | 14,946 | 15,081 |
48 | 24,906 | 14,370 | 14,508 |
49 | 24,462 | 13,781 | 13,923 |
50 | 24,013 | 13,179 | 13,324 |
51 | 23,559 | 12,563 | 12,711 |
52 | 23,101 | 11,933 | 12,085 |
53 | 22,637 | 11,287 | 11,444 |
54 | 22,168 | 10,624 | 10,785 |
55 | 21,694 | 9,941 | 10,107 |
Leeftijd in jaren | Afkoopfactor ingegaan partnerpensioen | Afkoopfactor ingegaan tijdelijk partnerpensioen tot 67 jaar | Afkoopfactor ingegaan tijdelijk partnerpensioen tot 67 jaar en 3 mnd |
56 | 21,216 | 9,238 | 9,410 |
57 | 20,732 | 8,515 | 8,692 |
58 | 20,244 | 7,770 | 7,953 |
59 | 19,751 | 7,004 | 7,192 |
60 | 19,253 | 6,215 | 6,410 |
61 | 18,752 | 5,404 | 5,605 |
62 | 18,246 | 4,570 | 4,777 |
63 | 17,734 | 3,712 | 3,925 |
64 | 17,218 | 2,828 | 3,048 |
65 | 16,697 | 1,919 | 2,146 |
66 | 16,172 | 0,978 | 1,213 |
67 | 15,642 | 0,245 | |
68 | 15,107 | ||
69 | 14,569 | ||
70 | 14,028 | ||
71 | 13,482 | ||
72 | 12,935 | ||
73 | 12,385 | ||
74 | 11,833 | ||
75 | 11,281 | ||
76 | 10,729 | ||
77 | 10,180 | ||
78 | 9,633 | ||
79 | 9,092 | ||
80 | 8,555 | ||
81 | 8,029 | ||
82 | 7,515 | ||
83 | 7,015 | ||
84 | 6,529 | ||
85 | 6,060 | ||
86 | 5,613 | ||
87 | 5,189 | ||
88 | 4,790 | ||
89 | 4,416 | ||
90 | 4,069 | ||
91 | 3,753 | ||
92 | 3,454 | ||
93 | 3,181 | ||
94 | 2,934 | ||
95 | 2,710 |
3. AFKOOPFACTOREN INGEGAAN WEZENPENSIOEN
Leeftijd in jaren | Afkoopfactor ingegaan wezenpensioen |
0 | 17,861 |
1 | 17,370 |
2 | 16,836 |
3 | 16,291 |
4 | 15,735 |
5 | 15,168 |
6 | 14,588 |
7 | 13,994 |
8 | 13,386 |
9 | 12,763 |
10 | 12,124 |
11 | 11,469 |
12 | 10,794 |
13 | 10,100 |
14 | 9,384 |
15 | 8,646 |
16 | 7,886 |
17 | 7,104 |
18 | 6,299 |
19 | 5,472 |
20 | 4,621 |
21 | 3,747 |
22 | 2,850 |
23 | 1,930 |
24 | 0,981 |
25 | 0,000 |
Bijlage 2: Flexibiliseringsfactoren
Onderstaand zijn de flexibiliseringsfactoren opgenomen. Deze factoren worden vastgesteld door het Bestuur. De flexibiliseringsfactoren zijn geldig vanaf 1 januari 2023 tot in principe 1 januari 2025. De factoren kunnen tussentijds worden aangepast.
De factoren zijn weergegeven voor gehele leeftijden. Voor tussenliggende leeftijden wordt lineair geïnterpoleerd.
1. VERVROEGEN VAN DE PENSIOENDATUM, LEVENSLANG PENSIOEN
Factoren voor het omzetten van € 1 ouderdomspensioen ingaande op 68 jaar in ouderdomspensioen ingaande op de gekozen vervroegde pensioenleeftijd.
Pensioenleeftijd | Vervroegd OP ongewijzigd PP |
55 | 0,504 |
56 | 0,524 |
57 | 0,545 |
58 | 0,569 |
59 | 0,595 |
60 | 0,624 |
61 | 0,656 |
62 | 0,691 |
63 | 0,730 |
64 | 0,773 |
65 | 0,821 |
66 | 0,874 |
67 | 0,934 |
2. VERVROEGEN VAN DE PENSIOENDATUM, TIJDELIJK PENSIOEN
Factoren voor het omzetten van € 1 direct ingaand ouderdomspensioen (OP) in tijdelijk ouderdomspensioen (TOP) ingaande op de gekozen vervroegde pensioenleeftijd en eindigend op 67 jaar.
Pensioenleeftijd | TOP bij omzetting alleen OP |
55 | 2,149 |
56 | 2,252 |
57 | 2,378 |
58 | 2,534 |
59 | 2,731 |
60 | 2,987 |
61 | 3,331 |
62 | 3,816 |
63 | 4,548 |
64 | 5,773 |
65 | 8,229 |
66 | 15,627 |
3. UITRUIL VAN PARTNERPENSIOEN IN OUDERDOMSPENSIOEN
Factoren voor het omzetten van € 1 partnerpensioen in ouderdomspensioen ingaande op 68 jaar.
Leeftijd | Extra ouderdomspensioen | Leeftijd | Extra ouderdomspensioen |
15 | 0,310 | 43 | 0,378 |
16 | 0,312 | 44 | 0,381 |
17 | 0,315 | 45 | 0,383 |
18 | 0,318 | 46 | 0,384 |
19 | 0,320 | 47 | 0,386 |
20 | 0,323 | 48 | 0,388 |
21 | 0,326 | 49 | 0,389 |
22 | 0,328 | 50 | 0,390 |
23 | 0,331 | 51 | 0,390 |
24 | 0,333 | 52 | 0,390 |
25 | 0,335 | 53 | 0,390 |
26 | 0,338 | 54 | 0,389 |
27 | 0,340 | 55 | 0,387 |
28 | 0,343 | 56 | 0,385 |
29 | 0,345 | 57 | 0,382 |
30 | 0,348 | 58 | 0,378 |
31 | 0,350 | 59 | 0,373 |
32 | 0,353 | 60 | 0,368 |
33 | 0,355 | 61 | 0,361 |
34 | 0,357 | 62 | 0,355 |
35 | 0,360 | 63 | 0,347 |
36 | 0,362 | 64 | 0,339 |
37 | 0,364 | 65 | 0,330 |
38 | 0,367 | 66 | 0,321 |
39 | 0,369 | 67 | 0,311 |
40 | 0,372 | 68 | 0,300 |
41 | 0,374 | ||
42 | 0,376 |
4. UITRUIL VAN OUDERDOMSPENSIOEN IN PARTNERPENSIOEN
Factoren voor het omzetten van € 1 ouderdomspensioen ingaande op 68 jaar in extra partnerpensioen.
Leeftijd | Extra partnerpensioen | Leeftijd | Extra partnerpensioen |
15 | 3,227 | 43 | 2,642 |
16 | 3,201 | 44 | 2,627 |
17 | 3,174 | 45 | 2,614 |
18 | 3,148 | 46 | 2,601 |
19 | 3,122 | 47 | 2,590 |
20 | 3,096 | 48 | 2,580 |
21 | 3,072 | 49 | 2,572 |
22 | 3,048 | 50 | 2,566 |
23 | 3,025 | 51 | 2,563 |
24 | 3,002 | 52 | 2,563 |
25 | 2,981 | 53 | 2,565 |
26 | 2,960 | 54 | 2,572 |
27 | 2,938 | 55 | 2,582 |
28 | 2,917 | 56 | 2,598 |
29 | 2,897 | 57 | 2,619 |
30 | 2,877 | 58 | 2,647 |
31 | 2,856 | 59 | 2,680 |
32 | 2,837 | 60 | 2,720 |
33 | 2,818 | 61 | 2,766 |
34 | 2,799 | 62 | 2,820 |
35 | 2,780 | 63 | 2,881 |
36 | 2,762 | 64 | 2,951 |
37 | 2,744 | 65 | 3,030 |
38 | 2,726 | 66 | 3,119 |
39 | 2,708 | 67 | 3,219 |
40 | 2,691 | 68 | 3,337 |
41 | 2,674 | 69 | |
42 | 2,658 | 70 |
5. HOOG/LAAG EN LAAG/HOOG CONSTRUCTIES
Factoren voor het omzetten van € 1 direct ingaand ouderdomspensioen in een hoger/lager ouderdoms- pensioen voor een bepaalde periode, gevolgd door een lager/hoger ouderdomspensioen levenslang.
Omzettingsfactoren hoog / laag
Pensioen- leeftijd | Hoog tot 70 jaar | Laag vanaf 70 jaar | Hoog tot 73 jaar | Laag vanaf 73 jaar | Hoog tot 76 jaar | Laag vanaf 76 jaar |
55 | 1,126 | 0,845 | 1,101 | 0,826 | 1,079 | 0,809 |
56 | 1,131 | 0,848 | 1,105 | 0,829 | 1,082 | 0,812 |
57 | 1,137 | 0,853 | 1,109 | 0,832 | 1,085 | 0,814 |
58 | 1,143 | 0,857 | 1,113 | 0,835 | 1,088 | 0,816 |
59 | 1,150 | 0,863 | 1,118 | 0,839 | 1,092 | 0,819 |
60 | 1,158 | 0,869 | 1,124 | 0,843 | 1,096 | 0,822 |
61 | 1,167 | 0,875 | 1,130 | 0,848 | 1,100 | 0,825 |
62 | 1,177 | 0,883 | 1,137 | 0,853 | 1,105 | 0,829 |
63 | 1,189 | 0,892 | 1,145 | 0,859 | 1,110 | 0,833 |
64 | 1,202 | 0,902 | 1,155 | 0,866 | 1,116 | 0,837 |
65 | 1,217 | 0,913 | 1,165 | 0,874 | 1,123 | 0,842 |
66 | 1,234 | 0,926 | 1,177 | 0,883 | 1,131 | 0,848 |
67 | 1,253 | 0,940 | 1,190 | 0,893 | 1,140 | 0,855 |
68 | 1,276 | 0,957 | 1,206 | 0,905 | 1,150 | 0,863 |
69 | 1,302 | 0,977 | 1,224 | 0,918 | 1,162 | 0,872 |
70 | n.v.t. | n.v.t. | 1,245 | 0,934 | 1,176 | 0,882 |
71 | n.v.t. | n.v.t. | 1,269 | 0,952 | 1,192 | 0,894 |
72 | n.v.t. | n.v.t. | 1,298 | 0,974 | 1,211 | 0,908 |
73 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 1,234 | 0,926 |
74 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 1,261 | 0,946 |
75 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 1,293 | 0,970 |
Omzettingsfactoren laag / hoog
Pensioen- leeftijd | Xxxx tot 70 jaar | Hoog vanaf 70 jaar | Laag tot 73 jaar | Hoog vanaf 73 jaar | Laag tot 76 jaar | Hoog vanaf 76 jaar |
55 | 0,870 | 1,160 | 0,891 | 1,188 | 0,911 | 1,215 |
56 | 0,866 | 1,155 | 0,888 | 1,184 | 0,908 | 1,211 |
57 | 0,862 | 1,149 | 0,884 | 1,179 | 0,906 | 1,208 |
58 | 0,857 | 1,143 | 0,880 | 1,173 | 0,903 | 1,204 |
59 | 0,852 | 1,136 | 0,876 | 1,168 | 0,899 | 1,199 |
60 | 0,846 | 1,128 | 0,872 | 1,163 | 0,896 | 1,195 |
61 | 0,840 | 1,120 | 0,867 | 1,156 | 0,892 | 1,189 |
62 | 0,833 | 1,111 | 0,861 | 1,148 | 0,888 | 1,184 |
63 | 0,825 | 1,100 | 0,855 | 1,140 | 0,883 | 1,177 |
64 | 0,817 | 1,089 | 0,849 | 1,132 | 0,878 | 1,171 |
65 | 0,808 | 1,077 | 0,841 | 1,121 | 0,873 | 1,164 |
66 | 0,798 | 1,064 | 0,833 | 1,111 | 0,866 | 1,155 |
67 | 0,788 | 1,051 | 0,824 | 1,099 | 0,859 | 1,145 |
68 | 0,776 | 1,035 | 0,815 | 1,087 | 0,852 | 1,136 |
69 | 0,764 | 1,019 | 0,804 | 1,072 | 0,843 | 1,124 |
70 | n.v.t. | n.v.t. | 0,792 | 1,056 | 0,834 | 1,112 |
71 | n.v.t. | n.v.t. | 0,780 | 1,040 | 0,823 | 1,097 |
72 | n.v.t. | n.v.t. | 0,765 | 1,020 | 0,811 | 1,081 |
73 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 0,798 | 1,064 |
74 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 0,784 | 1,045 |
75 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 0,768 | 1,024 |
6. UITSTEL VAN DE PENSIOENDATUM
Factoren voor het omzetten van € 1 ouderdomspensioen ingaande op 68 jaar in ouderdomspensioen ingaande op de gekozen uitgestelde pensioenleeftijd.
Pensioenleeftijd | Uitgesteld OP, ongewijzigd PP |
69 | 1,074 |
70 | 1,156 |
71 | 1,248 |
72 | 1,350 |
73 | 1,466 |