COMMISSIE
II
(Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing)
COMMISSIE
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 23 april 1997
waarb¶ een concentratie verenigbaar met de gemeenschappel¶ke markt en de werking van de EER-Overeenkomst wordt verklaard
(Zaak nr. IV/M.754 Anglo American Corporation/Lonrho)
(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)
(98/335/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, inzonderheid op artikel 57,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (1), gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, inzonderheid op artikel 8, lid 2,
Xxxxxx het besluit van de Commissie van 16 december 1996 om in de onderhavige zaak de procedure in te leiden,
Na de betrokken ondernemingen in de gelegenheid te hebben gesteld hun opmerkingen ten aanzien van de door de Commissie aangevoerde punten van bezwaar kenbaar te maken,
Gezien het advies van het Adviescomité voor concentraties (2), Overwegende hetgeen volgt:
(1) Op 14 november 1996 meldde Anglo American Corporation of South Africa
Limited („AAC”) bij de Commissie de verwerving aan van een 24,98 %-deelneming in Lonrho plc („Lonrho”).
(1) PB L 395 van 30. 12. 1989, blz. 1. Verordening gerectificeerd in PB L 257 van 21. 9. 1990, blz. 13. (2) PB C 155 van 20. 5. 1998, blz. 27.
(2) Na onderzoek van de aanmelding concludeerde de Commissie dat de aangemelde verrichting onder Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad („de concentratiever- ordening”) viel, omdat AAC door deze transactie de uitsluitende zeggenschap over Lonrho verkreeg in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van deze verordening. Op 16 december 1996 besloot de Commissie de procedure van artikel 6, lid 1, onder c), van de concentratieverordening in te leiden.
(3) Bij voorlopige beschikking van 5 december 1996 gelastte de Commissie op grond van artikel 7, lid 2, van de concentratieverordening voorlopige maatregelen om de totstandbrenging van de concentratie te schorsen. Deze maatregelen werden op 7 februari 1997 overeenkomstig artikel 7, lid 2, bij definitieve beschikking door de Commissie bekrachtigd.
X. XX XXXXxXX
[ . . . ] (1)
A. De AAC-groep
A.1. Anglo American Corporation of South Africa Limited en De Beers Consolidated Mines Limited
(4) AAC is een gediversificeerde Zuid-Afrikaanse onderneming met activiteiten op het gebied van mijnbouw, financiën, handel en industrie. AAC heeft haar hoofdkantoor in Johannesburg en is genoteerd aan diverse effectenbeurzen, onder meer in Johan- nesburg, Londen, Frankfurt en Zürich. AAC werd in 1917 opgericht op initiatief van Xxxxxx Xxxxxxxxxxx, wiens familie sindsdien altijd een grote invloed heeft gehad op het dagelijks bestuur van de onderneming. De familie Xxxxxxxxxxx is sinds het begin van de twintigste eeuw ook betrokken bij De Beers Consolidated Mines Limited („DBCM”). Deze beide ondernemingen vormden de basis voor het grootste financiële en mijnbouwconcern van Zuid-Afrika.
(1) In deze gepubliceerde versie van de onderhavige beschikking zijn sommige gegevens op grond van artikel 17, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 4064/89 betreffende de niet-openbaarmaking van zakengeheimen weggelaten of door benaderingen vervangen, hetgeen door middel van vierkante haken wordt aangegeven.
(5) Er zijn aanzienlijke wederzijdse participaties tussen AAC en DBCM. DBCM is zelfs de belangrijkste aandeelhouder in AAC met 38,4%. De raden van bestuur van AAC en DBCM overlappen elkaar grotendeels, omdat zeven van de vijftien direc- teuren van DBCM ook lid zijn van de raad van bestuur van AAC en dezelfde personen in beide ondernemingen bestuursvoorzitter en vice- bestuursvoorzitter zijn. In haar aanmelding wees AAC erop dat de deelnemingen van AAC en DBCM in Lonrho voor het doel van de transactie als één geheel moeten worden gezien.
(6) Andere grote aandeelhouders in AAC zijn South African Mutual Life Assurance Society („SA Mutual”), met 8,9 %, en Standard Bank Nominees (Tvl)(Pty) Limited, met 7,5 %. Daarnaast bezit The Southern Life Association Limited („Southern”) 1,6 % van de aandelen in AAC. De overige grote aandeelhouders in DBCM zijn grotendeels dezelfde als die in AAC. Zo bezitten SA Mutual en Standard Bank Nominees beide 9,4 % van de aandelen in DBCM. Andere ondernemingen die meer dan 5 % van de aandelen in DBCM bezitten, zijn CMB Nominees (Pty) Limited (6,8 %) en Debswana Diamond Company (Pty) Limited (5,3 %), een onderneming die indirect deels onder zeggenschap staat van AAC.
(7) AAC en DBCM bezitten belangen in een zeer groot aantal rechtstreekse en indirecte dochteron- dernemingen en verbonden ondernemingen en hebben geïnvesteerd in de mijnbouw, de financiële sector en de handel en industrie in Zuid-Afrika en de gehele wereld. De navolgende behandeling van het AAC-concern beperkt zich echter tot de vast- stelling van de betrekkingen die relevant zijn voor de beoordeling van de verwerving door AAC van een belang in Lonrho.
A.2. Central Holdings Limited, Central Holdings International Limited en X.
Xxxxxxxxxxx & Son (Pty) Limited
(8) De op twee na grootste aandeelhouder in AAC is Central Holdings Limited („CHL”), die 8 % van de aandelen bezit. CHL is geheel in handen van Central Holdings International Limited („CHIL”), een Liberiaans bedrijf [ . . . ]. CHIL fungeert als instrument voor deelnemingen [ . . . ]. De Commissie heeft getracht een volledig beeld van de aard van deze deelnemingen te krijgen en heeft vernomen dat CHIL een grote verscheidenheid van investeringen bezit, maar gedetailleerde informatie over de precieze strekking van deze deelnemingen is niet ontvangen. De raad van bestuur van CHIL bestaat uit [ . . . ] leden, waarvan [ . . . ] ook lid zijn van de raad van bestuur van AAC.
(9) AAC heeft in een bij de Commissie ingediende opmerking erkend, dat „[[ . . . ] leden van de raden van bestuur van AAC en/of DBCM] ook lid zijn van de raad van bestuur van CHL, X. Xxxxxxxxxxx & Son (Pty) Limited („EOS”) [een dochteronderne- xxxx xxx XXXX] of van andere ondernemingen die
in handen zijn van de familie Xxxxxxxxxxx”, en dat een aantal leden van de raden van bestuur van AAC en DBCM worden betaald door EOS, die deze vergoedingen in bepaalde gevallen terugkrijgt van AAC en DBCM.
(10) AAC heeft later verklaard dat de zeggenschap over EOS en CHIL niet berust bij de familie Xxxxx- heimer en dat „niets in [deze opmerking] erop gericht was te suggereren dat er wel een dergelijke zeggenschap zou zijn”. Gezien de deelnemingen, de leidinggevende posities en de historische rol van de familie Xxxxxxxxxxx in zowel AAC als DBCM heeft de Commissie diverse vragenlijsten aan CHIL en de familie Xxxxxxxxxxx gezonden om de precieze aard van de betrekkingen van de familie Xxxxxxxxxxx met CHIL, AAC en DBCM te kunnen vaststellen, alsmede om na te gaan of de familie in staat is een beslissende invloed over deze ondernemingen uit te oefenen.
(11) Omdat de meeste van deze vragen niet volledig werden beantwoord, kan de Commissie slechts concluderen dat de mogelijkheid aanwezig is dat er verdere verbanden en deelnemingen bestaan die relevant voor deze beoordeling zijn. Aangezien AAC na ontvangst van de verklaring van de Commissie op grond van artikel 18 van de Concen- tratieverordening echter heeft toegegeven op contractuele basis te kunnen bepalen hoe CHIL het met haar aandelen in Lonrho verbonden stem- recht zal uitoefenen, kan worden voorbijgegaan aan de vraag naar de precieze aard van de deelne- mingen van de familie Xxxxxxxxxxx.
A.3. The Southern Life Association Limited
(12) Southern is een aan de beurs van Johannesburg genoteerde levensverzekeringsmaatschappij. Het jaarverslag van AAC over 1996 karakteriseert Southern als een „partner” van AAC (evenals DBCM). Partners worden gedefinieerd als „lange- termijninvesteringen waarbij het concern tussen 20% en 50% van het aandelenkapitaal bezit en daarom in staat is deel te nemen aan de besluitvor- ming over het financiële beleid en de bedrijfsvoering”.
(13) AAC heeft een rechtstreeks belang van 40,1 % in Southern. Daarnaast benoemt AAC de bestuurs- voorzitter, een van beide vice-bestuursvoorzitters en vier van de 17 leden van de raad van bestuur van Southern. Bovendien blijkt uit de door Southern en AAC verstrekte cijfers dat de deelneming van AAC een duidelijke meerderheid vormt van het totale aantal aandelen van de aandeelhouders die aanwezig waren op de algemene vergaderingen van aandeelhouders van Southern in 1994, 1995 en 1996.
(14) Voorts hebben AAC en DBCM een deelneming van 26,1 % alsmede een aantal directeuren (waar- onder de vice-bestuursvoorzitter) in de raad van bestuur van First National Bank Holdings Limited, die een rechtstreekse deelneming van 28,9 % in
Southern bezit (omgekeerd heeft Southern een rechtstreeks belang van 24,4 % in First National Bank). Evenals Southern wordt First National Bank omschreven als een „partner” van AAC. Er is slechts één andere grote aandeelhouder van Southern gevonden, First National Nominees, met een deelneming van 6 % (waarvan de meeste aandelen ten goede komen van [ . . . ]). Van deze onderneming is echter ook bekend dat zij optreedt als een slechts in naam afzonderlijke onderneming („nominee company”) van Southern. Derhalve is meer dan 60% van de aandelen van Southern rechtstreeks of indirect verbonden met AAC.
(15) Ondanks bovenstaande feiten blijft AAC erbij dat zij niet in staat is te bepalen hoe Southern in Lonrho stemt. De Commissie kan dit argument echter niet aanvaarden. Geconcludeerd moet daar- entegen worden dat AAC door haar deelnemingen en haar vertegenwoordiging in de raad van bestuur in staat is een beslissende invloed op Southern uit te oefenen. De redenen voor deze conclusie worden in deel II uiteengezet.
B. Lonrho
(16) Lonrho is een Britse onderneming met activiteiten op het gebied van de mijnbouw, landbouw, handel en vastgoed. Lonrho heeft haar basis in Londen en is genoteerd aan de effectenbeurzen van Londen en Johannesburg.
II. DE OPERATIE
(17) De operatie omvat de verwerving door AAC, en de met AAC verbonden ondernemingen, van 24,13 % (1) van de aandelen in Lonrho. De operatie is tussen maart en november 1996 in diverse stappen uitgevoerd en was gebaseerd op een aantal overeenkomsten, die in het navolgende worden beschreven. Aangezien deze stappen verband met elkaar hielden, kunnen zij voor het doel van deze beoordeling als één verrichting worden aange- merkt.
op 13 maart 1996 een optie-overeenkomst met betrekking tot al deze aandelen. Deze laatste over- eenkomst werd echter ontbonden en vervangen door een optie-overeenkomst van 15 maart 1996, waarbij call- en put-opties werden verleend met betrekking tot 44 011 814 (5,62 %) van de Lonrho- aandelen. Tegelijkertijd sloot SBCW een vergelijkbare optie-overeenkomst met CHIL voor het restant van de door haar verworven Lonrho- aandelen (1 517 633, ofwel 0,19 %). Beide opties
werden op 9 april 1996 uitgeoefend.
(20) Op 12 april 1996 werd het recht van eerste aankoop dat op 13 maart 1996 aan AAC was verleend, vervangen door twee nieuwe overeenkom- sten tussen AAC en Laerstate/de xxxx X. Xxxx: een optie-overeenkomst met betrekking tot de 143 478 260 Lonrho-aandelen en een aanvullende overeenkomst, waarin de optievoorwaarden in detail werden uiteengezet. Deze optie werd vervol- gens op 7 november 1996 uitgeoefend.
(21) Een resolutie van de directeuren van AAC van 13 maart 1996 geeft inzicht in de redenen waarom de eerste optie-overeenkomst met SBCW op 15 maart 1996 door twee andere werd vervangen. Volgens de resolutie was er een overeenkomst tussen AAC, CHIL en DBCM om onderling de Lonrho- aandelen te verdelen [ . . . ], krachtens welke AAC [ . . . ], CHIL [ . . . ] en DBCM [ . . . ] van de aandelen zouden bezitten.
(22) Na ontvangst van de verklaring van de Commissie op grond van artikel 18 van de Concentratieveror- dening heeft AAC toegegeven dat zij op basis van deze overeenkomst kan bepalen hoe DBCM en CHIL hun stemrecht met betrekking tot de Lonrho-aandelen zullen uitoefenen en dat hun gecombineerde deelneming van 25,84 % (alle aandelen die uit hoofde van de overeenkomsten en op de effectenbeurs zijn verworven) als één geheel moeten worden gezien voor de vraag of de verrich- ting leidt tot een wijziging van de zeggenschap over Lonrho.
A. Overeenkomsten
(18) Als eerste stap sloot AAC op 13 maart 1996 een overeenkomst met de xxxx X. Xxxx, toentertijd bestuursvoorzitter van Lonrho, en met Laerstate BV („Laerstate”), een onderneming waarover de xxxx Xxxx de zeggenschap uitoefent. In deze overeen- komst stemt AAC in met de aankoop van 45 529 447 aandelen Lonrho (5,81 %) en krijgt AAC als tegenprestatie het recht van eerste aankoop met betrekking tot 143 478 260 aandelen Lonrho (18,32 %) van Laerstate.
(19) Als tussenstap werden de 45 529 447 aandelen van Laerstate eveneens op 13 maart 1996 verworven door Swiss Bank Corporation, via haar Warburg- divisie („SBCW”). Voorts sloten AAC en SBCW ook
B. Eerdere deelnemingen en andere transac-
ties
(23) Op 1 april 1996 kocht AAC, in samenwerking met DBCM, 12 566 671 aandelen (1,60 %) en CHIL 433 329 aandelen (0,06 %) in Lonrho op de effec- tenbeurs. Deze aankopen van in totaal 13 miljoen aandelen werden op dezelfde wijze verdeeld als de aandelen die uit hoofde van de optie-overeenkom- sten waren gekocht.
(24) Voorafgaand aan de hierboven beschreven concen- tratie bezat AAC indirect via Southern 13 132 218 aandelen (1,68 %) (2) in Lonrho. Zoals opgemerkt, betwist AAC dat deze aandelen voor het doel van deze beoordeling in samenhang met die van AAC, DBCM en CHIL moeten worden bezien.
(1) Het totale aantal door Lonrho uitgegeven aandelen is 783 183 106 (1 februari 1997).
(2) Op 7 februari 1997 bezat Southern 12 713 718 aandelen
1,62 %.
(25) De Commissie kan deze zienswijze om verschil- lende redenen echter niet aanvaarden. Ten eerste vormde de deelneming van AAC in Southern (40,1 %), zoals opgemerkt, een duidelijke meerder- heid van het totale aantal aandelen van de aandeel- houders die aanwezig waren op de algemene verga- deringen van aandeelhouders van Southern in 1994, 1995 en 1996. Ten tweede heeft AAC zich- zelf in de optie-overeenkomsten tussen AAC en Laerstate/de xxxx X. Xxxx van 12 april 1996 contractueel verbonden tot [ . . . ] (1). Ten slotte heeft AAC niet voldoende omstandig verklaard hoe haar opvattingen te verenigen zijn met haar eigen definitie van Southern in het jaarverslag van AAC als een onderneming waarin AAC kan deelnemen aan de besluitvorming over het financiële beleid en de bedrijfsvoering.
C. Conclusie
(26) Door de operatie, en op basis van de in het voor- gaande beschreven overeenkomsten, verwierf AAC, in samenwerking met CHIL en DBCM, in totaal 189 007 707 aandelen in Lonrho (24,13 %). Reke- ning houdend met de aandelen die eerder in het bezit van Southern waren en met de op de aande- lenbeurs gekochte aandelen, omvatte de totale deel- neming in Lonrho waarover AAC na de operatie zeggenschap zal kunnen uitoefenen 215 139 925 aandelen (27,47 %). Zoals opgemerkt, is het mogelijk dat de familie Xxxxxxxxxxx, de [ . . . ] of CHIL meer aandelen in Lonrho bezit: door de onduidelijkheid van de antwoorden op haar vragen kan de Commissie niet bepalen of aan dit totaal al dan niet meer aandelen moeten worden toege- voegd.
(27) De Commissie concludeert derhalve, dat de gecom- bineerde deelnemingen in Lonrho van, ten minste, AAC, DBCM, Southern en CHIL (27,47 %) als één geheel moeten worden gezien voor het doel van de beoordeling of AAC de facto, alleen of gezamenlijk met DBCM en CHIL, de mogelijkheid heeft verkregen een beslissende invloed, en daarmee de zeggenschap, over Lonrho uit te oefenen.
III. DE CONCENTRATIE
(28) In haar aanmelding heeft AAC gesteld dat haar verwerving van aandelen in Lonrho geen concen- tratie vormde in de zin van de concentratieverorde- ning. De basis voor dit argument was tweeledig. Ten eerste voerde AAC aan dat zij niet kon bepalen hoe Southern of CHIL het stemrecht op hun aandelen in Lonrho zouden uitoefenen. Zoals AAC later heeft toegegeven en nu erkent, kan zij wel
uiteengezet, de argumenten van AAC met betrek- king tot Southern niet aanvaarden.
(29) AAC’s tweede argument was voornamelijk geba- seerd op haar stelling dat zij niet kon bepalen hoe CHIL of Southern het stemrecht op hun aandelen in Lonrho zouden uitoefenen. In dit verband voerde AAC aan dat de vraag of haar verwerving van aandelen in Lonrho een concentratie vormt in de zin van de concentratieverordening zou moeten worden gebaseerd op een gecumuleerde deelne- ming van AAC en DBCM van in totaal 24,98 % in Lonrho (met inbegrip van alle aandelen die ten tijde van de aanmelding in het bezit van AAC en DBCM waren). Hoewel AAC inmiddels heeft toegegeven dat moet worden uitgegaan van 25,84 %, blijft zij erbij dat deze deelneming niet voldoende is om AAC en de met AAC verbonden ondernemingen in staat te stellen een beslissende invloed op Lonrho uit te oefenen.
(30) Zoals reeds uiteengezet, is de Commissie van oordeel dat de vraag of de verrichting tot een wijziging van de zeggenschap over Lonrho leidt, moet worden beantwoord op basis van een totale deelneming van 27,47 %. Zoals in het onder- staande zal worden aangetoond, blijkt uit stem- mingen die in de periode 1993-1996 op aandeel- houdersvergaderingen van Lonrho werden gehouden dat een deelneming van 27,47 % voldoende zou zijn geweest om bij voortduring meer dan 50 % van de uitgebrachte stemmen te bepalen; derhalve moet de verrichting als een concentratie in de zin van artikel 3 van de concen- tratieverordening worden aangemerkt.
A. Uitsluitende zeggenschap door een „ge- kwalificeerdeminderheids”-aandeelhouder
(31) In de mededeling van de Commissie over het begrip „concentratie” (2) zijn in punt 14 de factoren uiteengezet voor de beoordeling of in het geval van een „gekwalificeerdeminderheids”-aandeelhouder sprake is van uitsluitende zeggenschap. Volgens de mededeling kan er bijvoorbeeld sprake zijn van zeggenschap indien de minderheidsaandeelhouder in staat is een meerderheid in de aandeelhouders- vergadering te krijgen, omdat het bezit van de overige aandelen sterk versnipperd is. De Commissie heeft dit beleid in een aantal beschik- kingen toegepast (3).
(32) In bijlage I is een samenvatting opgenomen van de stemming op de aandeelhoudersvergaderingen van Lonrho in de periode 1993-1996 waarbij een kwestie beslist werd door deze in stemming te brengen. Zoals uit deze bijlage blijkt, zou de 27,47 %-participatie neerkomen op een meerder- heid van de uitgebrachte stemmen op al deze
bepalen hoe XXXX het stemrecht op haar aandelen
uitoefent. Voorts kan de Commissie, zoals eerder
(1) De combinatie van AAC’s sterke contractuele positie en andere factoren ondersteunen de uiteindelijke conclusie.
(2) PB C 385 van 31. 12. 1994, blz. 5.
(3) Zaken nrs. IV/M.025 Arjomari-Prioux SA/Wiggins Teape Appleton plc, IV/M.343 Société Générale de Belgique/ Générale de Banque, IV/M.613 Xxxxxxxxx Smurfit Group PLC/Munksjö AB en IV/M.731 Kvaerner/Trafalgar.
vergaderingen, met uitzondering van de algemene vergadering van 1995. Ook blijkt uit de bijlage dat het aantal aandelen waarop in de laatste drie jaar op de algemene vergaderingen van aandeelhouders werd gestemd, minder dan 55 % van het aandelen- kapitaal uitmaakte, behalve op de vergadering over de omstreden kwestie van de benoeming van de heer R.W. Xxxxxxx tot president-directeur, waar de uitgebrachte stemmen 63 % van het aandelenkapi- taal vertegenwoordigden.
(33) AAC heeft aangevoerd dat de enige betrouwbare methode om de invloed van een aandeelhouder te beoordelen bestaat in een vergelijking met resolu- ties over omstreden kwesties. Derhalve is volgens AAC de stemming over de resolutie tot benoeming van de heer R.W. Xxxxxxx tot president-directeur van Lonrho het geschikte criterium om na te gaan of AAC zeggenschap heeft over Xxxxxx. AAC heeft naar eigen mening derhalve geen zeggenschap over Xxxxxx.
(34) De verwerping van de resolutie tot benoeming van de heer R.W. Xxxxxxx tot president- directeur van Lonrho is van een uitzonderlijk karakter en niet relevant voor de beoordeling van de zeggenschap; derhalve kan deze resolutie niet dienen als een aanwijzing voor toekomstig stemgedrag. De betrokken resolutie was om twee redenen uitzon- derlijk. Ten eerste had zij geen betrekking op een commerciële aangelegenheid, aangezien de heer
R.W. Xxxxxxx geen directeur zou zijn en de functie
van president-directeur kan worden omschreven als een erefunctie. Ten tweede had de raad van bestuur de resolutie aanvankelijk gesteund, maar besloot hij, na de heer R.W. Xxxxxxx uit de raad verwijderd te hebben, aandeelhouders aan te bevelen tegen de resolutie te stemmen. De resolutie werd vervolgens op aanbeveling van de raad van bestuur afgestemd met 29,5 % van de stemmen vóór en 33,4 % tegen. De grootste aandeelhouder op dat moment was de toen nieuwe bestuursvoorzitter, de xxxx X. Xxxx, die 18,6 % van de aandelen bezat. De xxxx X. Xxxx was contractueel verplicht vóór de resolutie te stemmen, maar besloot na het geschil, in overeen- stemming met de raad van bestuur van Lonrho, de aandeelhouders aan te bevelen tegen de resolutie te stemmen. Naar de mening van de Commissie tonen deze aanbeveling en de daaropvolgende stemming over de resolutie de invloed die de grootste aandeelhouder op de raad van bestuur van Lonrho heeft.
(35) AAC heeft tevens gesteld dat er een tendens is naar meer institutionele aandeelhouders in Lonrho en dat daarmee het aandeel van de uitgegeven aandelen die op algemene vergaderingen zijn verte-
houders van Lonrho (1). Daarom kan niet worden geconcludeerd dat het aantal op de algemene vergaderingen van aandeelhouders vertegenwoor- digde stemmen in de nabije toekomst wezenlijk zal verschillen van dat in het nabije verleden.
(36) Voorts heeft AAC in haar antwoord op de verkla- ring van de Commissie op grond van artikel 18 („het antwoord”) aangevoerd dat converteerbare obligaties zijn uitgegeven, die in 2004 en 2006 kunnen worden omgezet en potentieel 57 590 096 aandelen vertegenwoordigen (7,4 % van het huidige aandelenkapitaal). Deze obligaties zullen de deelneming van AAC mogelijk verder doen verwa- teren, aangezien AAC geen van deze obligaties bezit. De conversieprijs is echter ongeveer 196 pence per aandeel, terwijl de huidige prijs van een aandeel slechts 140 pence bedraagt. De prijs van een aandeel kan in de toekomst al dan niet stijgen, maar op korte termijn is het niet waarschijnlijk dat er een stimulans zal zijn om deze obligaties in aandelen om te zetten. In elk geval zou AAC haar eigen deelneming dienovereenkomstig kunnen aanpassen door aandelen op de markt te kopen.
(37) Ten slotte heeft AAC gesteld dat de raad van bestuur van Xxxxxx zich tegen pogingen van AAC om een meerderheid in de raad van bestuur te benoemen zou kunnen verzetten, door steun te zoeken bij institutionele aandeelhouders, andere aandeelhouders en de financiële pers. De raad van bestuur zou zich in werkelijkheid echter in een delicate positie bevinden bij verzet tegen AAC, omdat de raad van bestuur de hulp van een groot aantal aandeelhouders zou moeten inroepen en zich op deze aandeelhouders zou moeten verlaten voor voortdurende steun. Dit kan niet als vanzelf- sprekend worden beschouwd, omdat zelfs de groep institutionele aandeelhouders zich binnen korte tijd ingrijpend kan wijzigen. Tussen juli 1996 en februari 1997 nam het percentage aandelen in handen van institutionele aandeelhouders die meer dan 1 miljoen aandelen bezitten, licht af van 46,3 % tot 44,9 %. Belangrijker was dat zich een ingrijpende wijziging voordeed in de samenstelling van de groep institutionele aandeelhouders. Zo nam de groep Britse institutionele aandeelhouders af van 30,6 % tot 17,5 %, terwijl de groep Ameri- kaanse institutionele aandeelhouders groeide van 5,4 % tot 15,3 % van de aandelen. Bij het zoeken van steun onder de aandeelhouders zou de raad van bestuur van Xxxxxx steeds rekening moeten houden met de veranderlijkheid van de institu-
genwoordigd, zal stijgen. Dit betekent dat AAC’s
deelneming in de toekomst naar verwachting niet meer dan 50 % van de uitgebrachte stemmen zal vertegenwoordigen. Volgens de Commissie is het mogelijk dat het aandeel van institutionele aandeel- houders de laatste drie jaar gestegen is. Anders dan AAC stelt, is er echter geen duidelijke trend waar- neembaar in het aantal aandelen dat vertegenwoor- digd is op de algemene vergaderingen van aandeel-
(1) In 1993 was 43 % van de aandelen vertegenwoordigd. Dit percentage daalde tot 37,4 % in 1994 en bedroeg 38,3 % in 1995. Op de omstreden aandeelhoudersvergadering van 1995 steeg de vertegenwoordiging tot 62,9 %, maar daalde tot 48,9 % op de buitengewone aandeelhoudersvergadering in 1995 over de platinafusie tussen Gencor en Lonrho. Op de algemene vergadering van 1996 was 51,5 % vertegenwoordigd en op de buitengewone vergadering van 1996 over de verkoop van de Metropole-hotels 54,9 %. Er is dus geen duidelijke trend.
tionele deelnemingen in het verleden. Onder deze omstandigheden is het duidelijk dat de aandeel- houdersstructuur erop wijst dat de raad van bestuur de facto op de steun van AAC zou moeten vertrouwen. AAC zou met andere woorden een element van stabiliteit in de aandeelhoudersstruc- tuur zijn en daarom een garantie zijn voor een bepaalde strategie en richting van de onderneming.
(38) Gelet op het voorgaande, en in overeenstemming met eerdere beschikkingen van de Commissie, kan worden geconcludeerd dat AAC de mogelijkheid heeft gekregen een beslissende invloed op, en daarmee zeggenschap over, Lonrho uit te oefenen. Deze conclusie wordt bevestigd door de volgende drie factoren:
De positie van andere grote aandeelhouders in Lonrho: De op een na grootste aandeelhouder in Lonrho is SA Mutual met 3,0 % van de aandelen. SA Mutual bezit deelnemingen van 8,9 % in AAC, 9,4 % in DBCM en 8,5 % in
Anglo American Platinum Corporation Limited en haar dochterondernemingen („Amplats”). Daarom is het niet waarschijnlijk dat deze onderneming tegen de belangen van AAC in zal stemmen.
AAC stelt in het antwoord, op bladzijde 24, punt 71, dat „deze conclusie geen enkele steun vindt en ongegrond is” en dat „de raad van bestuur van SA Mutual zal stemmen volgens de belangen van de leden, die polishouders zijn, en van die maatschappij als geheel, en niet volgens de wensen of verwachtingen van AAC”. Volgens de Commissie gaat het er niet om of SA Mutual zou stemmen zoals AAC wenst, maar of SA Mutual er een commercieel belang bij heeft AAC te steunen. Dit is het geval, omdat de ondersteuning van het commerciële beleid van AAC in Lonrho gunstig zal zijn voor SA Mutual als aandeelhouder van AAC, DBCM en Amplats.
De deelnemingen van SA Mutual in AAC, DBCM en Amplats doen gemeenschappelijke commerciële belangen tussen AAC en SA Mutual in Lonrho ontstaan. De deelneming van SA Mutual maakt het daarom nog onwaarschijnlijker dat AAC op toekomstige aandeelhoudersvergaderingen wordt wegge- stemd.
Industrieel leiderschap: AAC is de enige indus- triële of mijnbouwonderneming die een aanmerkelijke deelneming in Lonrho bezit.
AAC heeft opgemerkt (antwoord, blz. 24, punt 71) dat „dit geen relevante factor is. De enige mogelijkheid voor AAC om haar invloed uit te oefenen is via haar deelneming of via haar vertegenwoordiging in de raad van bestuur”.
Naar het oordeel van de Commissie kan AAC uit formeel oogpunt Lonrho beïnvloeden via haar deelneming of via haar vertegenwoordi- ging in de raad van bestuur. Zoals uiteengezet,
acht de Commissie de mogelijkheid via een deelneming een beslissende invloed uit te oefenen, reeds voldoende om een beslissende invloed aan te nemen.
Het feit dat AAC de enige industriële of mijnbouwonderneming is met een aanmerkelijke deelneming in Lonrho versterkt de positie van AAC in Lonrho, omdat het de invloed van AAC in de raad van bestuur doet toenemen. Door sleutelpersonen zoals de heer
T.C.A. Xxxxxxx, de technisch directeur van AAC, in de raad van bestuur van Lonrho te benoemen, zal AAC zich in een sterke positie bevinden om de strategie en richting van Lonrho te beïnvloeden. Dit geldt met name voor de mijnbouwdivisie. Geen van de instituti- onele aandeelhouders zou zich in een dergelijke positie bevinden. Veeleer is te verwachten dat de institutionele aandeelhouders voorstellen van de raad van bestuur zullen steunen, welke zijn voorbereid met de hulp van hooggekwalifi- ceerde AAC-directeuren in de raad van bestuur van Lonrho. Met andere woorden, het zal voor AAC niet eens nodig zijn om de meerderheid van de raad van bestuur te kunnen benoemen om een sterke invloed op besluiten van die raad te hebben, om de enkele reden dat AAC de enige grote industriële en mijnbouwonderneming is.
Verder heeft AAC aangevoerd dat „de raad van bestuur juridisch te allen tijde gehouden is, te handelen in het belang van de onderneming en de aandeelhouders als geheel, ongeacht even- tuele druk van belangrijke minderheidsaandeel- houders. . .” (antwoord, blz. 13, punt 33). De vraag is echter niet of de raad van bestuur al dan niet aan zijn juridische verplichtingen zal voldoen, maar of de aanwezigheid van AAC in de raad van bestuur van Xxxxxx uit het oogpunt van mededingingsbeleid tot een mededingings- beperkende situatie zal leiden. In dit opzicht moet worden opgemerkt dat een mededin- gingsbeperkende situatie zelfs gunstig kan zijn voor aandeelhouders van Lonrho (maar ongun- stig voor consumenten). Indien AAC derhalve haar invloed in de raad van bestuur aanwendt, betekent dit zeker niet noodzakelijkerwijs dat de leden van de raad van bestuur in strijd met hun juridische verplichtingen handelen.
Xxxxxxxx van directeuren: De directeuren van Lonrho, die in totaal 0,12 % van de aandelen in de onderneming bezitten, zullen naar verwach- ting niet tegen AAC als voornaamste aandeel- houder stemmen. AAC heeft opgemerkt dat
„dit apert onjuist is. Elke directeur van Lonrho die aandelen in de onderneming bezit, zal stemmen volgens zijn eigen belang, maar ook rekening houden met zijn positie en verant- woordelijkheid als directeur” (antwoord, blz. 25, punt 71).
Tijdens de hoorzitting in de zaak van 26 februari 1997 heeft Xxxxxx opgemerkt dat haar raad van bestuur beslissingen neemt met eenpa- righeid van stemmen. In deze situatie kan slechts worden verwacht dat de directeuren van Lonrho het aan hun aandelen verbonden stem- recht uitoefenen volgens de aanbevelingen van de raad van bestuur. Bovendien zal elke direc- teur bij het nemen van een besluit dat de raad van bestuur mogelijk in conflict brengt met AAC, zijn eigen positie ten opzichte van met name AAC in aanmerking moeten nemen. Onder deze omstandigheden valt niet te verwachten dat de directeuren van Lonrho tegen AAC als belangrijkste aandeelhouder stemmen.
(39) Geconcludeerd kan worden dat de stemmen die AAC op de algemene vergaderingen van aandeel- houders kan uitbrengen, haar de mogelijkheid zullen bieden een beslissende invloed op Lonrho uit te oefenen. Bovendien versterken de drie eerdergenoemde factoren de zeggenschap van AAC over Lonrho.
B. Beslissende invloed in de Londense
context
(40) AAC heeft in het antwoord opgemerkt dat de Commissie niet met een beroep op haar in haar mededeling over het begrip „concentratie” beschreven beleid het fundamentele begrip
„concentratie” zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 3, van de concentratieverordening kan wijzigen. AAC stelt daarom dat de vraag of er beslissende invloed is, moet worden onderzocht, gelet op de feitelijke economische en juridische situatie (antwoord, blz. 12, punt 29). Hiertoe onderzoekt AAC wat de onderneming „de Londense context” noemt, waarmee zij de wettelijke regeling bedoelt die voor beursgenoteerde ondernemingen in het Verenigd Koninkrijk geldt. Bijzonder onderzoekt AAC het begrip „zeggenschap” in de zin van de UK Take- over Code, de positie van de raad van bestuur, de rol van de aandeelhouders van een beursgenoteerde onderneming en de invloed van aanbevelingen van de raad van bestuur op aandeelhouders.
Het begrip „zeggenschap” in de zin van de UK Take-over Code: De UK Take-over Code bepaalt dat wanneer een aandeelhouder meer dan 30% van de aandelen van een beursgeno- teerde onderneming bezit, deze aandeelhouder verplicht is een algemeen bod op de onderne- ming uit te brengen. Deze drempel wordt bij de onderhavige verrichting niet bereikt en er heeft, aldus AAC, geen overname plaatsgehad.
Dit argument kan niet worden aanvaard, omdat de 30 %-drempel niet het relevante criterium is voor de beoordeling van de zeggenschap op grond van de concentratieverordening en het voor het verwerven van zeggenschap in de zin van de concentratieverordening evenmin nood- zakelijk is dat een aandeelhouder een algemeen
bod op een onderneming uitbrengt. De 30 %- drempel van de UK Take-over Code wordt verder derhalve buiten beschouwing gelaten.
De raad van bestuur: Volgens AAC is het in de Londense context de verantwoordelijkheid van de raad van bestuur van een beursgenoteerde onderneming om de strategie, de richting en de leiding van de onderneming te bepalen.
De aandeelhouders: Volgens AAC spelen de aandeelhouders slechts een beperkte rol bij het bepalen van de strategie en de richting van een onderneming. Doorgaans komen de aandeel- houders slechts eenmaal per jaar bijeen, waarbij het doel van de bijeenkomst het behandelen van routinezaken is, zoals de ontvangst en de goedkeuring van de jaarrekening en de finan- ciële verantwoording, de verkiezing van direc- teuren enz.
Invloed van aanbevelingen van de raad van bestuur: Ten slotte worden aandeelhouders in de Londense context volgens AAC sterk beïn- vloed door aanbevelingen van de raad van bestuur over ongeacht welk voorstel en is het zeer ongewoon dat een door de raad van bestuur gesteund voorstel niet door de aandeel- houders wordt goedgekeurd.
(41) De Commissie erkent dat de raad van bestuur van Xxxxxx in het verleden een wezenlijke rol heeft gespeeld bij het bepalen van de strategie en de richting van de onderneming. De rol van de aandeelhouders bleef beperkt tot de algemene vergaderingen. Op deze vergaderingen werden aanbevelingen van de raad van bestuur altijd door de aandeelhouders gevolgd. Zoals reeds opgemerkt, was dit bijvoorbeeld het geval bij de omstreden resolutie in 1995 om de heer R.W. Xxxxxxx tot president-directeur van Lonrho te benoemen. In de afgelopen jaren hebben de grootste aandeelhouders, de heer R.W. Xxxxxxx of de xxxx X. Xxxx, echter zelf een zetel in de raad van bestuur van Xxxxxx ingenomen en zijn zij daarnaast opgetreden als bestuursvoorzitter. Anders gezegd, de aanbeve- lingen van de raad van bestuur van Lonrho kwamen neer op aanbevelingen van de belangrijkste aandeelhouder. Derhalve kan even- goed worden gesteld dat de aandeelhouders van Lonrho in het verleden altijd de belangrijkste aandeelhouder hebben gevolgd.
C. Invloed op Lonrho Platinum Division
(„LPD”)
(42) AAC heeft betoogd dat haar belang in Lonrho haar
„weinig invloed biedt op LPD, via haar vertegen- woordiging in de raad van bestuur of door de omvang van haar deelneming [in Lonrho]”. AAC baseert zich hierbij voornamelijk op de omstandig- heid dat de raad van bestuur van LPD volgens AAC onafhankelijk van Lonrho handelt. Bovendien heeft AAC beklemtoond geen plannen in verband met LPD te hebben.
(43) Hoewel de Commissie erkent dat de investerings- portefeuille van Xxxxxx ook andere activa bevat die van belang zijn voor AAC (zoals goud en steen- kool), kan zij moeilijk aanvaarden dat AAC er geen belang bij zou hebben de bedrijfsvoering van LPD te coördineren met haar eigen platinadivisie. Echter zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat AAC thans geen plannen heeft met betrekking tot LPD, zou dit hoe dan ook niet relevant zijn voor de onderha- vige beoordeling. Wel relevant is dat Lonrho een 73 %-belang in LPD heeft en daarom zeggenschap over deze onderneming heeft in de zin van artikel 3 van de concentratieverordening en dat de verwer- ving door AAC, DBCM en CHIL van 24,13 % van het aandelenkapitaal van Lonrho AAC de structu- rele mogelijkheid oplevert een beslissende invloed op LPD uit te oefenen.
D. Conclusie
(44) Het is derhalve duidelijk dat AAC een beslissende invloed op Lonrho zou kunnen uitoefenen. Ten eerste is AAC, zoals eerder uiteengezet, verreweg de grootste aandeelhouder met 27,47 % van de aandelen en zal deze onderneming naar verwach- ting op algemene vergaderingen van aandeelhou- ders meer dan 50 % van de stemmen uitbrengen. Voorts kan niet worden verwacht dat SA Mutual met haar 3,0 %-belang tegen de belangen van AAC in zal stemmen, waardoor de positie van AAC wordt versterkt. Ten slotte vergroten deze beide bijkomende factoren het gewicht van AAC in Lonrho en heeft AAC daardoor nog meer de gele- genheid een beslissende invloed op de raad van bestuur van Xxxxxx uit te oefenen.
(45) Concluderend erkent de Commissie het juridische kader waarbinnen de zeggenschap over een beurs- genoteerde onderneming in het Verenigd Konink- rijk wordt uitgeoefend. Naar de mening van de Commissie geeft haar analyse in het onderdeel
„Uitsluitende zeggenschap door een „gekwalificeer- deminderheids”-aandeelhouder” dit juridische kader volledig weer. Derhalve is de vernchting een concentratie in de zin van artikel 3 van de concen- tratieverordening.
IV. COMMUNAUTAIRE DIMENSIE
(46) AAC is hoofdzakelijk een investeringsmaatschappij en het overgrote deel van haar inkomsten is dan ook afkomstig uit investeringen. AAC heeft dus niet zelf een omzet en beschikt evenmin over boeken of bescheiden waaruit haar inkomsten kunnen worden afgeleid. Desondanks heeft AAC in de aanmelding bepaalde ondernemingen genoemd (Anglo American Coal Corporation, Anglo
American Industrial Corporation, Anglo American Properties en Elandsrand Gold Mining Company) waarover zij zeggenschap heeft in de zin van artikel
3 van de concentratieverordening en waarvan de wereldomzet meer bedraagt dan 5 miljard ECU en de omzet in de Gemeenschap meer dan 250 miljoen ECU.
(47) De jaarrekening van Xxxxxx over het boekjaar eindigend op 30 september 1995 vermeldt een wereldomzet van 2,6 miljard ECU en een omzet in het Verenigd Koninkrijk en Europa van 1,4 miljard ECU.
(48) Gelet op bovenstaande cijfers, en aangezien noch AAC noch Lonrho meer dan twee derde van haar totale omzet binnen eenzelfde lidstaat behaalt, moet worden geconcludeerd dat de verrichting een communautaire dimensie heeft.
V. RELEVANTE MARKTEN
A. Relevante productmarkten
A.1. Metalen van de platinagroep („MPG’s”)
(49) AAC heeft vier sectoren genoemd waarin haar bedrijfsactiviteiten die van Lonrho overlappen: steenkool, goud, suiker en MPG’s. Wat steenkool betreft, is de Commissie ervan overtuigd dat de concentratieverordening niet van toepassing is en dat deze sector, voorzover nodig, op grond van artikel 66 van het EGKS-Verdrag moet worden beoordeeld. Ook is de Commissie ervan overtuigd dat de overlappingen bij de productie van goud en suiker geen „betrokken markten” doen ontstaan in de zin van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 3384/94 van de Commissie van 21 december 1994 betreffende de aanmeldingen, de termijnen en het horen van betrokkenen en derden overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4064/89 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (1). Deze sectoren worden in het navolgende dan ook niet behandeld.
(50) AAC noemt als betrokken markten in dit geval die voor de productie van MPG’s, uit grondstoffen of door herbewerking. Het ertslichaam dat MPG’s bevat, wordt voornamelijk aangetroffen in Zuid- Afrika en Rusland; MPG’s voor herbewerking worden uit oude autokatalysatoren teruggewonnen. Er zijn geen technische of fysische verschillen tussen de uit elk der bronnen verkregen metalen. De Commissie heeft de markten voor MPG’s reeds eerder uitvoerig besproken in haar beschikking in zaak nr. IV/M.619 Gencor/Lonrho (2).
(51) Er zijn zes verschillende metalen van de platina- groep: platina, palladium, rodium, iridium, osmium en ruthenium. Zij worden gebruikt in een breed spectrum van toepassingen, zoals:
(1) PB L 377 van 31. 12. 1994, blz. 1.
(2) PB L 11 van 14. 1. 1997, blz. 30.
in juwelen;
in katalysatoren voor auto’s;
in algemene industriële katalysatortoepassingen;
in elektronische apparatuur en componenten;
in de tandheelkunde; en
als investering.
(52) De totale wereldwijde verkoop van platinametalen bedroeg ongeveer 2,4 miljard ECU in 1995. Platina is het belangrijkste (64 % van de afzet) en meest algemeen gebruikte van de MPG’s (vandaar de collectieve naam). Palladium en rodium nemen de tweede en derde plaats in met respectievelijk 29 %
en 6 % van de totale afzet. De overige drie MPG’s (iridium, osmium en ruthenium) zijn commercieel minder belangrijk en de afzet ervan bedraagt tezamen minder dan 1 % van de totale MPG-afzet. Bovendien worden deze slechts gebruikt in een klein aantal gespecialiseerde toepassingen, waarbij aan die metalen de voorkeur wordt gegeven wegens de bijzondere fysieke of chemische eigenschappen ervan.
(53) De volgende tabel (1) geeft de voornaamste toepas- singen in 1996 weer voor de drie belangrijkste MPG’s (in 1 000 troy oz):
Platina | Palladium | Rodium | |
Autokatalysatoren | 1 820 (37 %) | 2 270 (36 %) | 405 (87 %) |
Industrie | 1 065 (21 %) | 61 (13 %) | |
Juwelen | 1 840 (37 %) | ||
Investeringen | 235 (5 %) | ||
Elektrische toepassingen | 1 310 (21 %) | ||
Tandheelkunde | 2 120 (34 %) | ||
Overige | 545 (9 %) | ||
Totale Westerse vraag | 4 960 (100 %) | 6 245 (100 %) | 466 (100 %) |
NB: Daarnaast heeft het westen ongeveer 180 000 oz platina aan China verkocht.
(54) In zaak nr. IV/M.619 Gencor/Lonrho conclu- deerde de Commissie dat platina, palladium, rodium, iridium, osmium en ruthenium elk een aparte relevante productmarkt vormden. Zoals hier- onder uiteengezet, wordt deze conclusie in de onderhavige zaak gehandhaafd.
A.2. Platina
i) Voornaamste toepassingen van platina
(55) Zoals uit de bovenstaande tabel blijkt, wordt platina voornamelijk gebruikt in autokatalysatoren (37 %), in de industrie (21 %) en in juwelen (37 %), terwijl het resterende deel voornamelijk voor investerings- doeleinden wordt verkocht. De substitueerbaarheid van platina met andere metalen is voor al deze toepassingen beperkt.
(56) Autokatalysatoren
Autokatalysatoren gebaseerd op platina, palladium en/of rodium zijn ontwikkeld om de drie gevaarlijkste gassen te elimineren die door motor- voertuigen worden uitgestoten, namelijk koolmo- noxide (CO), stikstofoxiden (NOx) en onverbrande
in minder schadelijke componenten (kooldioxide, stikstof en water).
(57) Platina is het meest actieve van de drie metalen bij de omzetting van CO en HC, het minst gevoelig voor lood en zwavel in de brandstof en het werkt goed bij lage temperaturen. Het is echter niet effi-
ciënt bij de verlaging van het NOx -gehalte, zulks in tegenstelling tot rodium. Palladium kan in
beperkte mate CO en HC omzetten en NOx verminderen, maar wordt gemakkelijk besmet en reageert traag. Platina, palladium en rodium leveren derhalve verschillende prestaties in het omzettings- proces dat in autokatalysatoren nodig is om de schadelijke stoffen te verwijderen.
(58) Platina, palladium en rodium worden in wisselende verhoudingen en combinaties gebruikt in autokata- lysatoren. Doorslaggevend bij de keuze van de metalen en de verhoudingen en combinaties daarvan zijn niet de kosten van de MPG’s, maar het bereiken van het katalysatorrendement dat voldoet aan specifieke wettelijke voorschriften. Deze keuze is ook afhankelijk van factoren als de grootte van de motor, de gebruikte brandstof (benzine of diesel), het beoogde rendementsniveau, de massa van het voertuig en het ontwerp en de technologie van de fabrikant. Autokatalysatoren waarvoor bijvoorbeeld platina/palladium/rodium of platina/ rodium, of zelfs palladium alleen wordt gebruikt,
koolwaterstoffen (HC). De functie van autokatalysa-
toren is het omzetten van deze schadelijke gassen
(1) Xxxxxxx Xxxxxxx, „Platinum 1996 Interim Review”.
zijn op de markt verkrijgbaar en platina, palladium en rodium kunnen zij het slechts in beperkte mate elk van deze metalen in een autokataly- sator vervangen. Door de elkaar aanvullende eigen- schappen van deze metalen worden zij meestal gezamenlijk in een autokatalysator verwerkt.
(59) Bij de beoordeling van de substitutiemogelijkheden tussen MPG’s in autokatalysatoren moet worden bedacht dat voor veranderingen in het ontwerp van autocomponenten doorgaans een aanlooptijd van verscheidene jaren nodig is. Dergelijke verande- ringen zijn kostbaar en vergen aanzienlijke O&O en veel tests om te beoordelen of het nieuwe model aan de steeds strenger wordende milieuvoor- schriften voldoet. De kosten van omschakeling voor de fabrikanten beperken zich duidelijk niet tot de kosten van de diverse gebruikte MPG’s. Dit verkleint de reeds beperkte mogelijkheden voor substitutie tussen de MPG’s bij toepassing in auto- katalysatoren nog verder. Ten slotte moet ook worden bedacht dat dieselmotoren bij de huidige stand der techniek moeten worden uitgerust met op platina gebaseerde katalysatoren.
(60) In de aanmelding heeft AAC verklaard dat een recente tendens is, platina in bepaalde katalysator- systemen te vervangen door palladium. Volgens AAC wordt deze tendens ingegeven door techni- sche prestaties en niet door prijsoverwegingen, omdat motorfabrikanten moeten beantwoorden aan steeds strengere uitstootnormen (aanmelding, blz. 17). Het onderzoek van de Commissie heeft dit standpunt bevestigd. Deze tendens kan echter niet worden opgevat als bewijs dat platina en palladium onderling substitueerbaar zijn en daarom deel uitmaken van dezelfde productmarkt, aangezien de vervanging van platina door palladium plaatsvindt als reactie op een technologische ontwikkeling en niet ten gevolge van een prijswijziging. Met andere woorden, de tendens is niet ontstaan door bijvoorbeeld een prijsverhoging van platina met 10 %, maar omdat palladium voor die specifieke autokatalysatoren betere resultaten geeft.
(61) De conclusie is dat technologische vooruitgang invloed kan hebben op het gebruikspatroon van MPG’s in autokatalysatoren. Er is echter geen substitutie tussen MPG’s naar aanleiding van prijswijzigingen. Hoewel het gebruik van palladium is toegenomen in verhouding tot platina, zal de marktvraag naar platina aanhouden, omdat het een essentieel onderdeel van autokatalysatoren zal blijven uitmaken.
(62) Industriële toepassingen
Platina wordt algemeen gebruikt in industriële toepassingen, bijvoorbeeld als katalysator voor de vervaardiging van salpeterzuur voor meststoffen, en in de glasindustrie, waar van platina- en rodiumle- geringen gemaakte apparatuur wordt gebruikt in verband met de zeer corrosieve omgeving die nodig
is voor de productie van LCD-glas van hoge kwali- teit, dat in beeldschermen van computers en televi- sietoestellen wordt gebruikt. Voor deze industriële toepassingen zijn er geen alternatieven voor platina.
(63) Juwelen
Platina is het enige MPG dat voor juwelen wordt gebruikt. Het is ook het waardevolste van alle edele metalen, en platina juwelen zijn met name duurder dan gouden juwelen. Dit komt door zijn hogere kosten per eenheid, zijn grotere zuiverheid, bij gebruik voor juwelen van goud, en doordat platina moeilijker te bewerken is dan goud.
(64) De vraag naar platina voor juwelen wordt beheerst door de Japanse markt. Meer dan 80 % van de wereldvraag van eindgebruikers naar platina juwelen in 1995 was afkomstig van Japanse consu- menten. De unieke kenmerken van de Japanse juwelenmarkt hebben een beslissende invloed op de vraag naar platina, en daarmee op de vraag of met name goud in enige mate als substituut voor platina zou kunnen dienen. Zoals in het navol- gende wordt uiteengezet, is goud op de Japanse juwelenmarkt geen substituut voor platina.
(65) De redenen voor deze hoge consumptie zijn histo- risch van aard. Ten eerste hebben de Japanners een voorliefde voor zuiverheid, en beantwoordt platina met zijn zuiverheidsstandaard van 99,95 % en zijn witachtige kleur hieraan. Ten tweede stond de invoer van goud gedurende vele jaren (tot 1973) onder strenge controle en kon de traditie van platina juwelen zich daardoor ontwikkelen. Ten slotte steunde de sterkte van de yen van de afge- lopen jaren ten opzichte van de Amerikaanse dollar (waarin de prijzen van platina worden uitgedrukt) de vraag naar platina en andere edele metalen als goud.
(66) De Commissie heeft gegevens over de detailhandel onderzocht om de huidige marktpositie van platina ten opzichte van die van goud op de Japanse markt te beoordelen. In 1995 werden in Japan 35,2 miljoen juwelen van platina, goud of combinaties van platina en goud verkocht. In eenheden gemeten, was platina goed voor 23 % van het verkochte aantal juwelen (maar voor 57 % van de waarde van de afzet) en goud voor 71 % (maar voor 36 % van de waarde van de afzet). De overige juwelen waren van combinaties van goud en platina gemaakt.
(67) Platina wordt voornamelijk gebruikt voor de vervaardiging van de duurdere juwelen, dus juwelen met een edelsteen: in waarde maakten platina juwelen in 1995 63 % van de afzet van juwelen uit. Gouden juwelen, met inbegrip van juwelen met een steen, maakten daarentegen slechts 31 % van de afzet uit, en juwelen met zowel platina als goud het overige deel.
(68) Ringen van platina genieten in Japan veruit de voorkeur. In 1995 was 98 % van alle verlovings- ringen, 74 % van alle trouwringen en 66 % van alle overige ringen van platina gemaakt. Derhalve was slechts 2 % van de verlovingsringen gemaakt van goud of van een combinatie van platina en goud, en was van de trouwringen slechts 19 % van platina en goud en 5 % van goud alleen gemaakt. De buitengewone populariteit van platina ten opzichte van goud en van combinaties van goud en platina bij ringen is de laatste vijf jaar redelijk stabiel gebleven wegens de unieke kenmerken die het consumptiepatroon van juwelen in Japan beïn- vloeden. Platina wordt daarentegen minder gebruikt voor andere soorten juwelen. In verkoop- waarde vertegenwoordigde platina in 1995 in Japan 47 % bij de hangertjes, 37 % bij de halskettingen en 25 % bij de oorbellen.
(69) Goud en platina lijken derhalve bij juwelen geen goede substituten te zijn, omdat de gebruikspa- tronen daarvan aanzienlijk uiteenlopen.
(70) De aanzienlijke prijsverschillen tussen gouden en platina juwelen op de Japanse markt kunnen ook een aanwijzing zijn van het feit dat goud en platina in juwelen onderling niet in aanmerkelijke mate substitueerbaar zijn. Meer van belang is dat een raming van de prijselasticiteit van de Japanse vraag naar juwelen bevestigt dat platina niet veel concur- rentie ondervindt van andere metalen.
(71) Voor deze raming van de prijselasticiteit van de Japanse vraag naar platina in juwelen was een econometrische benadering nodig. In een in opdracht van de Commissie uitgevoerde studie naar de factoren die de prijs van platina beïnvloeden (zie onder ii)), welke betrekking had op de periode 1975-1995, werd de prijselasticiteit van de Japanse vraag naar platina in juwelen geraamd op -0,6, dus inelastisch (kleiner dan 1) (1).
(72) Een lage prijselasticiteit duidt op een geringe substitueerbaarheid. Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat platina in juwelen op de Japanse markt derhalve niet veel concur- rentie ondervindt van andere edelmetalen. Uit de bovenstaande uiteenzetting blijkt ook dat dit volledig in overeenstemming is met de marktpo- sitie van platina ten opzichte van die van goud op de Japanse juwelenmarkt.
(73) Beleggingsdoeleinden
Platina wordt aan particulieren en aan onderne- mingen (voornamelijk in Japan) voor bewaring verkocht, bijvoorbeeld in de vorm van staven, en deze vraag voor beleggingsdoeleinden kan specula- tief zijn. De positie van platina is echter niet te vergelijken met die van goud, dat van oudsher als betaalmiddel werd gebruikt. De investeringsvraag naar platina vormt derhalve de weerslag van het gebruik daarvan in autokatalysatoren, in de indus- trie en in juwelen, aangezien platina daaraan zijn
(1) Dit houdt in dat wanneer de prijs bijvoorbeeld met 10 % stijgt, de gevraagde hoeveelheid met minder dan 10 % zal afnemen. De totale omzet neemt in deze situatie derhalve toe, ondanks een daling van de verkochte hoeveelheid.
waarde ontleent. Bovendien zijn er geen aanwijzingen dat de verzamelde staven en munten terugkeren op de platinamarkt. Dit blijkt uit de
„Platinum 1995 Interim Review” en de „Platinum 1996 Interim Review” van Xxxxxxx Xxxxxxx, die in slechts één jaar (1986) een kentering van de inves- teringsvraag heeft waargenomen, voor slechts één type staaf.
(74) Conclusie
Er zijn in werkelijkheid geen substituten voor platina wat de belangrijkste toepassingen daarvan betreft, te weten in autokatalysatoren, industriële procédés en juwelen. Deze conclusie wordt beves- tigd door een analyse van de factoren die de prijs van platina beïnvloeden.
ii) De pr ij s van platina beïnvloe- dende factoren
(75) De Commissie is van oordeel dat de basisele- menten van de vraag naar en het aanbod van platina voor het gebruik in juwelen, autokatalysa- toren en industriële toepassingen een bepalende invloed hebben op de prijs van platina. Het zijn voornamelijk deze elementen, en niet andere factoren, zoals speculatie, die de prijs van het metaal in de loop der tijd bepalen.
(76) Gegevens uit „Metals Analysis Outlook”
Om de invloed van de fundamentele vraag- en aanbodfactoren op de prijs te bepalen, heeft de Commissie de belangrijkste prijsbepalende factoren in de periode 1990-1995 gevolgd door artikelen uit het tijdschrift „Metals Analysis Outlook” te bestu- deren, waarin de ontwikkeling van de markt per kwartaal wordt voorspeld. Volgens deze artikelen zijn de belangrijkste factoren:
de voorspellingen betreffende de productie, uitbreiding of sluiting van schachten in Zuid- Afrika;
de hoeveelheid teruggewonnen platina;
de verkopen van Almaz voor de Russische staat, de voorspellingen voor de nikkelproductie en de omvang van de voorraden;
de afzet van autokatalysatoren en de vraag naar auto’s;
de vraag naar juwelen in Japan, de economi- sche omstandigheden aldaar en de koersverhou- ding yen/dollar; en
de toekomstige (nog niet opgeslagen) voor- raden.
(77) De bovengenoemde factoren tonen aan dat de platinaprijs wordt bepaald door fundamentele vraag- en aanbodfactoren voor platina.
(78) De studie van de Commissie inzake factoren die de prijsbewegingen van platina beïnvloeden
Deze studie had tot doel zo mogelijk de belangrijkste factoren te bepalen die de prijs van platina beïnvloeden. De voornaamste conclusies van de studie waren:
a) Er bestaat een statistische correlatie tussen de platinaprijs en de goudprijs op korte termijn, hoewel niet noodzakelijkerwijs op lange termijn (in punt 80 wordt aangetoond dat er geen echt verband bestaat), maar de platinaprijzen worden ook bepaald door de fundamentele factoren van vraag en aanbod binnen de platina-industrie.
b) Geen verband van betekenis kan worden vastge- steld tussen de platinaprijzen (of de goudprijzen) en de belangrijkste macro-economische indica- toren (inflatie, rentetarieven, wisselkoersen en economische groei).
c) De markt voor platinafutures is voornamelijk een markt waarop op termijn wordt gekocht en verkocht en doorgaans niet veel wordt gespecu- leerd. Op lange termijn hebben de fundamen- tele vraag- en aanbodfactoren derhalve een door- slaggevende invloed op de prijs.
d) De vraag naar platina is prijsinelastisch (zie onder iii)).
e) Hoewel de platinamarkt kleiner en vluchtiger is dan die voor goud, zijn er geen aanwijzingen voor een overmatige activiteit van speculanten. Anders dan bij goud, zijn er slechts beperkte voorraden platina aanwezig om periodieke pieken in de vraag voor beleggingsdoeleinden op te vangen.
(79) De studie bevestigt derhalve dat de platinamarkt niet erg speculatief is, en dat niet-speculatieve vraag- en aanbodfactoren voor de platinaprijs van belang zijn.
(80) Pr¶scorrelaties tussen platina, goud, zilver, rodium en palladium bestaan niet werkel¶k
Hoewel de prijzen van edele metalen als goud en platina in hoge mate gecorreleerd zijn, duidt dit op zich nog niet op het bestaan van een oorzakelijk verband. De tijdreeksgegevens betreffende de prijs zijn vaak niet-stationair, maar vertonen een trend en zijn derhalve automatisch gecorreleerd. De Commissie heeft derhalve besloten een uitvoerigere analyse te maken van de correlatie tussen de prijzen van platina, goud, zilver, rodium en palla- dium.
(81) De Commissie heeft hiertoe van de gegevens betreffende de prijzen van platina, rodium en palla- dium, alsmede van de goud- en zilverprijzen, een coïntegratieanalyse uitgevoerd. De coïntegratie- analyse is een econometrische methode, aan de
hand waarvan kan worden nagegaan of er een syste- matische evenwichts- (of langetermijn) relatie bestaat tussen twee of meer tijdreeksen van gege- vens. De resultaten van de analyse tonen aan dat de gegevens niet op enige evenwichtsrelatie of lange- termijnrelatie wijzen tussen de prijsniveaus van platina, rodium, palladium, goud en zilver, noch tussen die van enige deelgroep van deze metalen. De econometrische analyse van de metaalprijzen wijst uit dat de prijzen van platina, rodium, palla- dium, goud en zilver op lange termijn onaf- hankelijk van elkaar fluctueren en steunt daarmee de zienswijze dat de markten voor platina, rodium, palladium, zilver en goud afzonderlijke relevante productmarkten zijn.
(82) Conclusie
Een analyse van de factoren die de prijs van platina beïnvloeden, toont aan dat de platinaprijs in de tijd de ontwikkelingen volgt van de fundamentele vraag- en aanbodfactoren voor platina, zoals de vraag naar platina voor toepassing in autokatalysa- toren, in industriële procédés en in juwelen. De platinaprijs kan worden beïnvloed door korte- termijnspeculaties in edele metalen zoals goud, maar de platinaprijs wordt op langere termijn niet bepaald door de prijzen van andere edele metalen.
iii) D e vraag naar platina is pr ij sinelastisch
(83) Het deel van de vraag naar platina dat voor reke- ning komt van industriële processen en voor auto- katalysatoren is prijsinelastisch, waarschijnlijk met een prijselasticiteit dicht bij nul, omdat er voor deze doeleinden in feite geen substituut voor platina bestaat, afgezien van de beperkte substitu- tiemogelijkheden tussen platina en palladium voor bepaalde typen autokatalysatoren. De prijselasticiteit van de vraag van de juwelenindustrie op de Japanse markt werd in de eerdergenoemde studie prijsinelastisch bevonden, met een elastici- teit van – 0,6. Aangezien autokatalysatoren en industriële toepassingen ongeveer 55 % van de markt uitmaken en de Japanse juwelenmarkt onge- veer 30 % in 1995, is de prijselasticiteit van 85 % van de algehele platinamarkt zeer inelastisch. De overige 15 % van de vraag is bestemd voor de juwelenvervaardiging buiten Japan (5 %) en afkom- stig van investeerders (10 %). De juwelenmarkt buiten Japan kent waarschijnlijk een inelastische vraag, aangezien juwelen van platina bijzondere luxeproducten zijn. Bovendien is de investerings- vraag feitelijk een afspiegeling van de onder-
liggende toepassingen van platina. Algemeen kan daarom worden geconcludeerd dat de prijselasticiteit van de totale markt inelastisch is (minder dan 1).
(84) Dat de prijselasticiteit minder dan 1 bedraagt, bete- kent dat de kruiselingse prijselasticiteit van platina en andere metalen nog geringer is, hetgeen wil zeggen dat de invloed van de concurrentie van andere metalen niet erg groot is. Een dermate geringe prijselasticiteit van de vraag wijst erop dat de platinamarkt een afzonderlijke relevante productmarkt is.
(85) De vraag naar platina is natuurlijk slechts prijsinelastisch in het huidige prijsspectrum. Dit betekent dat bijvoorbeeld een verandering van 10 % van het prijsniveau mogelijk is zonder dat er enige substitutie van betekenis plaatsvindt. De Commissie erkent echter dat een aanzienlijke substitutie van platina door andere metalen na een zekere omschakeltijd niet valt uit te sluiten, indien zich bijvoorbeeld een prijsstijging van 100 % of meer zou voordoen. Een dergelijk verschijnsel is waargenomen in het geval van rodium, waarvan de prijs in het begin van de jaren negentig steeg van 300 dollar tot 7 000 dollar per ounce (1 ounce (oz)
= 28,3 gram). Na deze prijsstijging van meer dan
2 000% begonnen de afnemers van rodium zich te richten op de ontwikkeling van alternatieven voor rodium. Extreme prijsverhogingen als deze zijn echter geen geschikt criterium voor de afbakening van de relevante productmarkten.
iv) Conclusie
(86) In de aanmelding heeft AAC verklaard dat een recente tendens is platina voor bepaalde autokataly- satorsystemen door palladium te vervangen, dat platina vervangbaar is door andere edele metalen in juwelen, en dat platina voor beleggingsdoeleinden concurreert met andere beleggingsvormen. De Commissie erkent deze argumenten. Op grond van de voorgaande analyse concludeert de Commissie echter dat in algemene zin deze argumenten niet sterk genoeg zijn om bijvoorbeeld platina, goud en palladium tot dezelfde productmarkt te rekenen. De Commissie handhaaft daarom haar conclusie in zaak nr. IV/M.619 Gencor/Lonrho dat platina een afzonderlijke relevante productmarkt vormt, die gescheiden is van die voor goud en platina.
A.3. Palladium
(87) Palladium wordt voornamelijk gebruikt voor indus- triële doeleinden. Slechts 4 % (200 000 oz) van de jaarlijkse vraag naar palladium is afkomstig van de juwelenmarkt, voor gebruik in legeringen met platina of als een niet-allergeen, witmakend middel voor goud. Palladium is met name geen substituut voor platina in juwelen.
(88) Palladium wordt op ruime schaal gebruikt in auto- katalysatoren en in industriële katalysatoren bij de olieraffinage en in de chemische industrie, waar dit metaal bijvoorbeeld wordt gebruikt om het verlies
van platina en rodium te beperken bij de omzetting van ammoniak in salpeterzuur. Palladium is ook een belangrijke strategische grondstof voor elektro- nische componenten, met name voor gelaagde keramische condensatoren (MLCC). Deze worden algemeen gebruikt in de elektronica en in telecom- municatieapparatuur. Eén enkele mobiele telefoon bevat bijvoorbeeld ongeveer 100 MLCC.
(89) Palladium wordt in hetzelfde ertslichaam als platina aangetroffen en wordt door ondernemingen geproduceerd die ook platina produceren, zij het door middel van verschillende raffinageprocédés.
(90) Zoals in het voorgaande met betrekking tot platina werd opgemerkt, fluctueert de palladiumprijs onaf- hankelijk van de prijzen van andere MPG’s en van die van goud en zilver (deel V.A.2., onder ii)). De Commissie concludeert derhalve dat de palladium- markt een afzonderlijke relevante productmarkt vormt.
A.4. Rodium
(91) Rodium wordt voornamelijk gebruikt voor auto’s. Rodium wordt in hetzelfde ertslichaam als platina gevonden en wordt door ondernemingen geprodu- ceerd die ook platina produceren, zij het door middel van verschillende raffinageprocédés. Zoals in het voorgaande met betrekking tot platina werd opgemerkt, varieert de rodiumprijs onafhankelijk van de prijzen van andere MPG’s en van die van goud en zilver (deel V.A.2., onder ii)). Er zijn geen substituten voor rodium (deel V.A.2., onder i)). De prijselasticiteit ligt voor het huidige prijsspectrum dicht bij nul. De Commissie concludeert derhalve dat de rodiummarkt een afzonderlijke relevante productmarkt vormt.
A.5. Ruthenium, iridium en osmium
(92) De overige drie MPG’s (iridium, osmium en ruthe- nium) zijn in commercieel opzicht minder belangrijk en worden algemeen gebruikt in lege- ringen met platina of palladium.
(93) Voor deze metalen bestaan geen substituten, en gelet op openbare prijsgegevens lijken de prijzen daarvan zich onafhankelijk van die van andere metalen te ontwikkelen. De markten voor deze metalen lijken derhalve afzonderlijke relevante productmarkten te zijn.
B. Relevante geografische markt
(94) MPG’s zijn vervangbare zaken, gemakkelijk vervoerbaar, overal ter wereld geraffineerd tot dezelfde zuiverheidsstandaard en gemakkelijk verhandelbaar zonder tariefbelemmeringen. In zaak nr. IV/M.619 - Gencor/Lonrho, werd geconclu- deerd dat de markten voor MPG’s wereldmarkten waren. Deze conclusie wordt in de onderhavige zaak gehandhaafd.
B.1. Platina en palladium
(95) Platinametalen worden wereldwijd verkocht op basis van langetermijncontracten of op de metaal- markt. De prijzen van platinametalen die op basis van langetermijncontracten worden gekocht, zijn gekoppeld aan een marktprijsindex en worden doorgaans maandelijks vastgesteld aan de hand van het gemiddelde van de „dagprijzen” („fixes”) van de transacties in de maand voorafgaand aan de maand van levering. De prijzen worden uitgedrukt in Amerikaanse dollar per bruto troy ounce.
(96) De belangrijkste beurzen voor platina en palladium zijn de London Platinum and Palladium Market (LPPM), de New York Mercantile Exchange (Nymex) en de Tokyo Commodity Exchange for Industry (Tocom). Voor zowel platina als palladium gelden specificaties met betrekking tot vorm, gewicht, zuiverheid en merktekens, waaraan elk metaal moet voldoen om op de metaalbeurzen te kunnen worden verhandeld. De producenten moeten worden erkend als „Good Deli- very”-producenten of -fabrikanten, alvorens hun materiaal voor handel op de markt wordt geaccep- teerd. Een aantal producenten is op grond van deze regeling erkend.
(97) De LLPM is de enige spotmarkt van de drie, terwijl Nymex en Tocom beide termijnmarkten zijn, waarvan Nymex de belangrijkste is. Deze metaal- beurzen fungeren echter als onderdeel van dezelfde geïntegreerde wereldmarkt voor platina en palla- dium. Handelaren zijn vaak actief op alle drie de markten tegelijk door bij voorbeeld op de spot- markt LLPM te handelen voor de fysieke levering en hun posities af te dekken op de termijnmarkt in New York.
(98) De metaalbeurzen zijn in werkelijkheid onderling met elkaar verbonden. Er is derhalve geografisch sprake van een wereldmarkt, met een wereld- marktprijs die voor zowel platina als palladium wordt uitgedrukt in Amerikaanse dollars per troy ounce. Uit de aanmelding blijkt dat AAC de opvat- ting deelt dat de markten voor platina en palladium echte wereldmarkten zijn. AAC heeft gegevens verstrekt over haar leveranties aan Europa, maar erkent dat door de vervangbare aard van MPG’s niet kan worden aangenomen dat het aan Europa gele- verde metaal aldaar ook werkelijk wordt ge- of verbruikt. Anderzijds is het mogelijk dat elders geleverd metaal in Europa wordt gebruikt.
B.2. Rodium, ruthenium, iridium en osmium
(99) De markten voor rodium, iridium, osmium en ruthenium zijn minder ontwikkeld. Deze metalen worden evenwel wereldwijd verhandeld tegen openbaar genoteerde prijzen, die worden uitgedrukt
in Amerikaanse dollars per xxxx xxxxx. Gelet op de wereldwijde handel en de wijze waarop de marktprijs voor rodium, ruthenium, osmium en iridium wordt vastgesteld, lijkt de relevante geogra- fische markt voor elk van deze metalen een wereld- markt te zijn. Blijkens de aanmelding deelt AAC de opvatting dat de rodiummarkt een echte wereld- markt is, terwijl haar gegevens over iridium, osmium en ruthenium niet toereikend zijn om hierover een uitspraak te doen.
VI. VERENIGBAARHEID MET DE GEMEEN- SCHAPPELöKE MARKT EN DE EER-OVER-
EENKOMST
(100) De Commissie is tot de conclusie gekomen dat de onderhavige operatie zal leiden tot het ontstaan van machtsposities op de markten voor rodium en platina. Ten aanzien van palladium lijkt het erop dat de Russische producent een machtspositie heeft en dat de onderhavige operatie hierop geen invloed heeft. Voorts is op de markten voor iridium en ruthenium evenmin sprake van het ontstaan of versterken van een machtspositie. Voor rodium is er geen overlapping tussen de partijen, aangezien Xxxxxx dit metaal niet produceert. Derhalve worden in het navolgende uitsluitend de platina- en rodiummarkten behandeld.
A. Vindplaatsen van MPG’s
Aangetoonde en waarsch¶nl¶ke reserves en bestaande m¶nen van primaire MPG’s
(101) MPG’s komen van nature voor in hetzelfde ertsli- chaam. Bovendien zijn zij ten gevolge van geologi- sche processen over het algemeen geconcentreerd met ferrometalen (ijzer, nikkel, koper, chroom en kobalt). De verhoudingen waarin de metalen worden gevonden, verschillen per geografisch gebied. Zo is het MPG-erts in Zuid-Afrika rijker aan platina dan in andere gebieden. In Rusland levert het ertslichaam daarentegen voornamelijk palladium op, waardoor Rusland momenteel het merendeel van het palladium in de wereld levert.
(102) MPG’s worden hoofdzakelijk in twee gebieden gewonnen: het Bushveld Complex in Zuid-Afrika en de Noril’sk-afzetting in Siberië. MPG’s worden gewonnen als bijproduct van xxxxxx. Kleinere MPG-afzettingen worden in diverse landen aange- troffen, maar in de meeste gevallen is het commer- cieel niet haalbaar om het erts te ontginnen. De belangrijkste afzettingen buiten het Bushveld
Complex en Noril’sk worden gevonden in Oost- Siberië, in de Verenigde Staten (Stillwater) en in Canada (Inco). Volgens officiële cijfers over reserves in het European Minerals Yearbook bevat het Bushveld Complex ongeveer 89 % van de wereld- reserves van MPG’s, tegen Rusland ongeveer 10%, maar als bijproduct van nikkel.
Nieuwe m¶nbouwprojecten
(103) Slechts de Xxxxxxx-mijn in Zimbabwe, die het eigendom is van de Australische ondernemingen BHP en Delta Gold, is waarschijnlijk een nieuwe bron van MPG’s. Deze zal kwantitatief echter een marginale partij op de PGM-markten zijn.
Terugwinning van MPG’s
(104) De terugwinning zal naar verwachting in de nabije toekomst slechts een gering effect hebben op de platinamarkt. MPG’s worden op twee wijzen terug- gewonnen:
a) In een gesloten circuit: wanneer MPG’s in indus- triële katalysatoren worden gebruikt, moeten de metalen na enige tijd van gebruik worden gezui- verd. Het metaal wordt tegen betaling gezuiverd voor de fabrikant, zodat het metaal door de terugwinning niet van eigenaar verandert. Een klein gedeelte (ongeveer 2 %) van de metalen gaat in het proces verloren. Het teruggewonnen metaal bereikt de markt niet. De gevolgen voor de markt zijn uitsluitend afkomstig van de vervanging van deze kleine verliezen.
b) Terugwinning uit schroot: autokatalysatoren zijn verreweg de grootste bron van MPG-schroot. Xxxxxxx Matthey schat dat uit deze bron de laatste jaren de volgende hoeveelheden (in troy oz.) zijn teruggewonnen:
0000 | 0000 | 0000 | |
Platina | 310 000 | 335 000 | 370 000 |
Palladium | 105 000 | 115 000 | 135 000 |
Rodium | 36 000 | 39 000 | 47 000 |
Het teruggewonnen metaal vertegenwoordigde in 1996 respectievelijk ongeveer 8 %, 2 % en 10 % van het totale aanbod van platina, palladium en rodium in dat jaar.
De teruggewonnen hoeveelheid MPG’s is gedu- rende de laatste 20 jaar toegenomen, maar het abso- lute aandeel in het totale aanbod van MPG’s is laag gebleven, ondanks de invoering van milieuwetge- ving in diverse landen. Zelfs in 1996 bedroeg de uit autokatalysatoren teruggewonnen hoeveelheid platina, palladium en rodium gemiddeld slechts ongeveer 13 % van het brutoverbruik van MPG’s voor autokatalysatoren. Dit aandeel bedroeg in
Japan en NoordAmerika ongeveer 20 %; in deze gebieden is de milieuwetgeving reeds langere tijd van kracht.
Er zijn een aantal redenen voor deze lage terugwin- ningspercentages: gebruikte auto’s worden niet noodzakelijkerwijs gesloopt, maar vaak uitgevoerd (naar Afrika en Oost-Europa uit de EER en naar Mexico uit de Verenigde Staten van Amerika), en het beschikbare aantal gebruikte katalysatoren is naar geraamd door de uitvoer met de helft vermin- derd; autosloopbedrijven verwijderen autokatalysa- toren niet en auto’s, en katalysatoren, gaan langer mee dan aanvankelijk werd verwacht. Bovendien is het terugwinningsproces tijdrovend en kostbaar. Tijdrovend omdat het vele maanden kan duren voordat de bij sloopbedrijven ingezamelde katalysa- toren worden omgezet in MPG’s; kostbaar omdat systemen voor de inzameling moeten worden inge- voerd en kapitaal moet worden geïnvesteerd in installaties voor het smelten en raffineren van de edele metalen. De financiële voordelen voor recy- cleerders zijn beperkt, en aangezien een primaire producent gebruikte autokatalysatoren verwerkt en daarmee de prijs opdrijft, is het de vraag hoelang er nog onafhankelijke recycleerders actief zullen zijn.
Desondanks zijn bronnen uit de industrie van mening dat gerecycleerde MPG’s op lange termijn tot twee derde van de brutovraag voor gebruik in autokatalysatoren zullen uitmaken. Een dergelijk niveau zou haalbaar kunnen zijn, gezien de steeds strictere milieuwetgeving en de plicht van de producent over zijn gehele productie verantwoor- ding af te leggen. In het licht van de ervaringen in Noord-Amerika is dit de komende vijf jaar echter nog niet waarschijnlijk.
Conclusie
(105) Gelet op het voorgaande zullen primaire MPG’s voornamelijk uit de bekende reserves in Zuid- Afrika en Rusland blijven komen en zullen MPG’s uit autokatalysatoren slechts een beperkte aanvul- lende leveringsbron vormen. In deze situatie wordt in de nabije toekomst geen verandering verwacht.
B. Platina
Marktpositie van de part¶en
(106) AAC oefent rechtstreeks of indirect zeggenschap uit over Anglo American Platinum Corporation Limited en de daarmee verbonden ondernemingen Rustenburg Platinum Holdings Limited („Rusplats”), Potgietersrust Platinums Limited („PP Rust”) en Lebowa Platinum Mines Limited („Lebowa”). Deze vier ondernemingen zijn tezamen bekend als Amplats. Meer in het bijzonder bezitten AAC en DBCM rechtstreeks 43,6 % van de aandelen in Anglo American Platinum Corpora-
tion Limited en indirect ongeveer 1,5 %. Andere grote aandeelhouders van Anglo American Platinum Corporation Limited zijn Standard Bank Nominees (Tvl)(Pty) Limited en SA Mutual, die ook grote deelnemingen bezitten in AAC en DBCM.
(107) Lonrho heeft 73 % van de aandelen in Western Platinum Limited en Eastern Platinum Limited, die gezamenlijk LPD vormen. De overige aandelen zijn in handen van Impala Platinum Holdings Limited („Implats”). In 1995 bedroeg het gecombineerde marktaandeel van Amplats en LPD 47 % voor primair platina en 44 %, indien rekening wordt gehouden met teruggewonnen platina (zie de bijlagen II en III).
(108) Voorts bezit AAC aandelen in twee van de vier grote marktdeelnemers in een later stadium van de bedrijfskolom, te weten Johnson Matthey in het Verenigd Koninkrijk en Engelhard in de Verenigde Staten. Beide ondernemingen zijn verwerkende bedrijven, dit wil zeggen: zij verwerken zuivere MPG’s tot andere producten zoals autokatalysatoren of katalysatorgaas of verkopen of verhandelen deze metalen, soms in kleinere hoeveelheden, namens afnemers in een later stadium, zoals de juwelenin- dustrie.
Huidige concurrenten
(109) De huidige concurrenten van Amplats/LPD zijn voornamelijk Gencor, via haar dochteronderne- ming Implats, en de Russische regering via het Russisch ministerie van Financiën („de Russische producent”) (1).
(110) Amplats is de grootste producent, gevolgd door Implats. De concurrentie in de platina-industrie was in het afgelopen decennium echter voor- namelijk afkomstig van LPD en de Russische producent. In de periode 1985-1996 verdubbelde de markt bijna in omvang, van 2,8 miljoen oz tot 5,2 miljoen oz. Rusland breidde zijn marktaandeel uit van 8 % tot ongeveer 21 % en LPD ging van [minder dan 5 %] naar [tussen 10 % en 15 %]. De marktaandelen van Amplats en Implats namen dienovereenkomstig af. De groei van LPD en de Russische producent was de voornaamste reden dat de reële prijzen ongeveer op het niveau van 1985 bleven. De ontwikkeling van de platinaprijs en de bewegingen van de marktaandelen in een groei- markt wijzen erop dat concurrentie in het afge- lopen decennium voornamelijk afkomstig was van LPD en de Russische producent.
(111) Rusland is thans een belangrijke aanbieder van platina, dat voornamelijk wordt geproduceerd als bijproduct van nikkel in de nikkelmijn van Noril’sk („Noril’sk”). De mijn verkeert echter in
(1) Voor november 1996 beheerste de Russische regering de verkoop van MPG’s via haar comité voor edele metalen en de verkooporganisatie daarvan, Almaz. Per eind november is deze verantwoordelijkheid overgedragen aan het ministerie van Financiën (Xxxxxxx Xxxxxxx, „Platinum 1996”).
slechte staat wegens het uitblijven van investe- ringen en de enorme milieuproblemen. Geschat wordt dat het mogelijk meer dan 1 miljard USD zou kosten om de milieuproblemen op te lossen. Algemeen wordt aangenomen dat de productie sinds het einde van de jaren tachtig is gedaald en dat de afgelopen jaren uit voorraad verkocht is, niet uit productie. Naar schatting is ongeveer 50 % van de Russische afzet (ongeveer 600 000 oz per jaar, ofwel meer dan 10 % van het jaarlijkse aanbod) momenteel afkomstig uit voorraden (zie Johnson Matthey, „Platinum 1996”). In de industrie wordt aangenomen dat Rusland binnen een tot twee jaar de verkoop uit voorraden zal moeten staken. De toekomstige daling van de Russische afzet zal leiden tot een verzwakking van de concurrentiepo- sitie van de Russische producent op de platina- markt. Slechts de drie Zuid-Afrikaanse produ- centen en met name Amplats/LPD zullen in staat zijn het door het vertrek van de Russische produ- cent ontstane tekort aan te vullen.
(112) Er zijn geen nieuwe investeringen voor Xxxxx’xx gepland, maar de mijn maakt deel uit van het privatiseringsprogramma van de Russische rege- ring. Volgens Xxxxxxx Xxxxxxx („Platinum 1996”) werd de openbare verkoop van aandelen gewonnen door de Russische Uneximbank, die in 1995 feitelijk de 38 %-deelneming (en de 51 % van de stemrechten) van de regering verwierf. De pogingen van Uneximbank om wijzigingen in het bestuur door te voeren, stuitten echter op krachtig verzet en werden aangevochten bij het Arbitragege- recht in Moskou. Tezelfdertijd raakte het bedrijf betrokken bij een onderzoek naar de privatisering van staatsondernemingen door een speciaal comité, dat ingesteld was door de Doema, waarin de communisten de grootste groepering vormen. Volgens Xxxxxxx Xxxxxxx „ . . . zijn voor de hand- having van de productie op langere termijn aanzienlijke investeringen nodig om vervangende ertsreserves te ontwikkelen en de verwerkingsinstal- laties te moderniseren. Het is onwaarschijnlijk dat deze investeringen plaats zullen vinden, zolang de eigendom van Noril’sk Nickel omstreden is.”
„Platinum 1996”, blz. 18). Op dit moment zijn de geschillen over het bestuur en de eigendom van Noril’sk nog niet opgelost. In dit verband verdient het opmerking dat zelfs indien deze investeringen in de nabije toekomst zullen plaatsvinden, het wegens de lange aanloopperioden van investe- ringen in de mijnbouw nog jaren zal duren voordat deze gevolgen voor de markt zullen hebben.
(113) Van Implats kan in de toekomst slechts in beperkte mate concurrentie worden verwacht. Volgens Implats, de jaarverslagen van Amplats en Implats en de circulaire aan aandeelhouders bij de voorge- nomen fusie van Gencor en Lonrho zullen Amplats en LPD tezamen zeggenschap hebben over de
grote meerderheid van de reserves in het Bushveld Complex. Belangrijker is dat Amplats/LPD zeggen- schap zullen hebben over vrijwel alle goedkope reserves in het Bushveld Complex, terwijl Implats slechts toegang heeft tot de dieper gelegen en dus duurdere reserves; dit heeft bijgedragen tot de daling van haar marktaandeel in de laatste jaren (zie bijlage III). Het verschil in de aard van de reserves geeft Amplats/LPD een strategisch voordeel op Implats.
(114) Stillwater en Inco zijn marginale producenten en winnen platina als bijproduct van respectievelijk palladium en nikkel. De vierde Zuid-Afrikaanse mijn, Northam, is ook een marginale producent, met een marktaandeel tussen [minder dan 5 %] en [minder dan 5 %]. Bovendien liggen de reserves zeer diep en heeft deze onderneming daardoor hoge kosten. Door het gebrek aan winstgevendheid is de toekomst van deze onderneming twijfelachtig.
(115) De concerns AAC en Gencor zijn met elkaar verbonden via deelnemingen in Gold Fields of South Africa, die de meerderheid van de aandelen in Northam bezit. De onderhavige operatie leidt tot banden tusen AAC en Gencor via de minderheids- deelneming van Implats in LPD.
(116) Ten slotte wordt van recyclage, zoals eerder uiteen- gezet, slechts een beperkte uitwerking op de plati- namarkt verwacht. De gevolgen van recyclage zullen ook worden beperkt door de concurrentie- structuur van de recyclagesector. Op dit moment zijn de belangrijkste recycleerders in Europa Union Minière en Degussa. Ook primaire producenten als Implats en de Russische producent recycleren echter schroot van autokatalysatoren voor het daarin vervatte platina. Deze producenten hebben een concurrentievoordeel op ondernemingen als Union Minière en Degussa, omdat recyclage een bijkomende activiteit is en daarom door deze producenten kan worden verricht tegen lagere kosten. De levensvatbaarheid op lange termijn van de recyclageactiviteiten van ondernemingen als Union Minière en Degussa kan daarom worden bedreigd door de activiteiten van de primaire producenten.
(117) Concluderend kan worden gesteld dat de onderha- vige operatie Amplats en LPD, de twee produ- centen met de beste reserves in de industrie, zal samenbrengen. Voorspeld is dat, wanneer de Russi- sche producent zoals verwacht de verkoop uit voor- raad staakt, het gecombineerde marktaandeel van Amplats/LPD waarschijnlijk zal toenemen tot ongeveer [tussen 55 en 60 %] van de platinamarkt. Amplats/LPD zou waarschijnlijk voornamelijk concurrentie ondervinden van Implats en de Russi- sche producent. Geen van deze producenten zal waarschijnlijk een disciplinerende invloed hebben op het gedrag van Amplats/LPD. Implats heeft een strategisch nadeel ten opzichte van Amplats/LPD door de goedkope reserves waarover deze laatste beschikt. De Russische producent heeft enorme
milieuproblemen en de mijn is in gebrekkige staat en heeft investeringen nodig.
Potentiële mededinging
(118) Zoals eerder uiteengezet, zijn de mondiale platina- ertsreserves van hoge kwaliteit in handen van Amplats, Implats, LPD en Rusland. Dit is een doorslaggevende toetredingsdrempel. De enige nieuwe mijn die in de nabije toekomst waarschijnlijk een rol zal gaan spelen is de Xxxxxxx- mijn in Zimbabwe, die medio 1997 operationeel zal zijn. Deze mijn heeft naar verwachting een productiepotentieel van 150 000 oz per jaar (minder dan 3 % van de jaarlijkse wereldproductie).
(119) Derhalve zal er op de platinamarkt in de afzienbare toekomst geen potentiële mededinging van bete- kenis zijn.
De kopers vormen geen voldoende tegenwicht
(120) Industriële afnemers zijn de belangrijkste kopers van platina; doorgaans geschiedt deze verkoop op basis van langetermijncontracten. Verwerkende bedrijven en andere industriële gebruikers zijn echter niet de uiteindelijke consumenten. Het is onwaarschijnlijk dat eindgebruikers enig tegen- wicht van betekenis kunnen bieden, gezien de onmisbaarheid van het product en het grote aantal afnemers in een later stadium. Verwerkende bedrijven en andere industriële gebruikers kunnen de prijsverhogingen eenvoudig doorberekenen aan de eindgebruikers. Ten slotte wordt het eventuele tegenwicht van de afnemers afgezwakt door het feit dat twee van de grootste verwerkende bedrijven, Johnson Matthey en Engelhard, verbonden zijn met Amplats.
Conclusie
(121) De operatie zal leiden tot een machtspositie voor AAC op de platinamarkt. Het gecombineerde marktaandeel van Amplats en LPD wordt geraamd op [tussen 40 en 45 %] in 1996. Amplats en LPD zijn de enige marktdeelnemers met vooruitzicht op groei in de nabije toekomst, gezien hun omvangrijke en goedkope reserves en zullen daar- door in de toekomst een beslissende invloed hebben op de platinamarkt. Het marktaandeel van Amplats/LPD zal de komende jaren waarschijnlijk toenemen tot [tussen 55 en 60 %]. Bovendien moet worden bedacht, dat Implats en Northam verbonden zijn met zowel Amplats als LPD en dat AAC indirect belangen heeft in verwerkende bedrijven en handelsbedrijven in de sector lager in de bedrijfskolom. Amplats/LPD zal derhalve een overweldigende marktpositie innemen in de plati- naindustrie en daarmee in aanmerkelijke mate onafhankelijk van de concurrenten en de afnemers, en uiteindelijk van de consument, kunnen optreden.
(122) Meer in het bijzonder wordt volgens bronnen in de industrie verwacht, dat het marktaandeel van de Russische producent in de komende een tot twee jaar met de helft zal afnemen en dat de totale vraag naar platina de komende tien jaar zal blijven toenemen. Hierdoor zal een aanbodtekort ontstaan, dat uit nieuwe bronnen zal moeten worden aange- vuld of zal leiden tot prijsstijgingen. In verband met de duurdere reserves van Implats is het onwaarschijnlijk dat een groot deel van het tekort binnen het huidige prijsspectrum zal kunnen worden opgevangen door de mijnen van Implats. Ook de mogelijkheden van aanvullende leveringen uit Noord-Amerika, Zimbabwe en de terugwinning zijn beperkt. De enige belangrijke bron van platina die kan voorzien in het aanbodtekort, zal derhalve Amplats/LPD zijn. Amplats/LPD zou daarmee in staat zijn de prijs van platina te verhogen, wegens de prijsinelasticiteit in het huidige prijsspectrum, en in dit opzicht in aanmerkelijke mate onaf- hankelijk van de concurrenten, de afnemers, en uiteindelijk van de consument, kunnen optreden.
C. Rodium
(123) Evenals bij platina had Amplats/LPD in 1996 een gecombineerd marktaandeel van [tussen 45 en 50 %] van de primaire rodiummarkt, en [tussen 40 en 45 %] indien rekening wordt gehouden met recyclage. De mededingingsstructuur van de markt is vergelijkbaar met die van platina. Om gelijkaardige redenen als uiteengezet met betrek- king tot de platinamarkt, leidt de onderhavige transactie derhalve tot een machtspositie op de rodiummarkt.
VII. DOOR AAC VOORGESTELDE VERBINTE-
NISSEN
(124) Om de bezwaren weg te nemen waartoe de concen- tratie uit het oogpunt van de mededinging aanlei- ding geeft, heeft AAC zowel bij de aanmelding als later, binnen de in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 3384/94 van de Commissie genoemde termijn, verbintenissen voorgesteld. Noch de verbintenissen in de aanmelding, noch de op 26 maart 1997 inge- diende verbintenissen kwamen tegemoet aan de bezwaren van de Commissie. Vervolgens diende AAC op 9 april 1997 een herziening van de eerder voorgestelde verbintenissen in. Deze herziene verbintenissen werden ten slotte geformaliseerd op 17 april 1997. Het schrijven van 17 april 1997 en het geheel van de bijgevoegde documenten bevatten de details van de herziene verbintenissen, die in deze beschikking niet worden weergegeven.
(125) De Commissie heeft vastgesteld, dat de herziene verbintenissen buiten de in Verordening (EG) nr. 3384/94 genoemde termijn zijn ingediend. Deze verordening bepaalt evenwel ook, dat de Commissie in uitzonderlijke gevallen de termijn
van drie maanden kan verlengen. In dit verband moet worden opgemerkt dat AAC binnen de termijn van drie maanden reeds verbintenissen had ingediend, maar bereid was naar aanleiding van de bespreking daarvan in het Adviescomité binnen een week na de bijeenkomst van het comité haar standpunt te herzien en een acceptabele oplossing voor te stellen. Dit geval is uitzonderlijk, omdat de voorlopige ontwerp-beschikking die in het Advies- comité was besproken een gecombineerde beschik- king was op grond van zowel artikel 8, lid 3, als artikel 8, lid 4, van de concentratieverordening. De maatregelen die daarin op grond van artikel 8, lid 4, werden gelast, bevatten feitelijk dezelfde voor- waarden als de herziene verbintenis die door AAC is ingediend. Nu de concentratie reeds tot stand is gebracht, en om onnodige schade voor AAC en de daarmee verbonden ondernemingen te vermijden, wordt het passend geacht AAC meer flexibiliteit te gunnen door deze onderneming in de gelegenheid te stellen haar verbintenissen op eigen voorwaarden uit te voeren, en deze zelfde voorwaarden niet op te leggen bij een beschikking op grond van artikel 8, lid 4. Zowel de lidstaten als belanghebbende derden is een redelijke termijn geboden om hun opmerkingen over de herziene verbintenissen kenbaar te maken.
(126) Kort samengevat omvatten de verbintenissen de overdracht van de aandelen (de „trustaandelen”) van AAC en DBCM in Lonrho aan een onafhankelijke trustee, zodat AAC, DBCM, CHIL en Southern daarna nog 9,99 % van de aandelen Lonrho bezitten. Gedurende een daaropvolgende periode van [ . . . ] kunnen AAC of DBCM geen stemmen op de trustaandelen uitbrengen zonder de vooraf- gaande toestemming van de Commissie. Voorts onthoudt de trustee zich van het stemmen op de aandelen. [ . . . ].
(127) Bovendien hebben AAC en DBCM zich ertoe verbonden de trustaandelen van de hand te doen, zodat de gecombineerde deelneming van AAC, DBCM, CHIL en Southern aan het einde van [ . . . ] na de datum van deze beschikking niet uitgaat boven 9,99 %. Indien Lonrho echter haar gehele deelneming in Eastern Platinum Limited en Western Platinum Limited verkoopt aan een onaf- hankelijke derde partij, waartoe Gencor Limited mag behoren ingeval het Gerecht van eerste aanleg in zaak T-102/96, Gencor/Commissie, de Commissie in het ongelijk stelt, verliest de verbin- tenis van AAC en DBCM om hun trustaandelen van de hand te doen haar geldigheid.
(128) Indien AAC en DBCM de trustaandelen niet binnen [ . . . ] na de datum van deze beschikking hebben verkocht, wijst AAC een investeringsbank of daarmee gelijk te stellen instelling aan om tezamen met AAC een koper voor de trustaan-
delen te vinden. De investeringsbank krijgt een onherroepelijke volmacht om de trustaandelen binnen de periode van [ . . . ] te verkopen. De trus- taandelen dienen te worden verkocht aan een partij die geen banden met AAC onderhoudt.
(129) Ten slotte heeft AAC zich ertoe verbonden ervoor te zorgen, dat de heer T.C.A. Xxxxxxx, het door haar aangewezen lid van de raad van bestuur van Lonrho, binnen [ . . . ] na de datum van deze beschikking afstand doet van zijn plaats in de raad van bestuur. De Commissie heeft er echter geen bezwaar tegen dat AAC na de overdracht van de trustaandelen aan de trustee een kandidaat voorstelt voor benoeming in de raad van bestuur van Lonrho, in overeenstemming met de statuten van Lonrho.
(130) Voor de periode waarin AAC een door haar aange- wezen directeur in de raad van bestuur van Xxxxxx heeft en de trustaandelen zich bij de trustee bevinden zijn AAC en Lonrho overeengekomen de activiteiten van de AAC-directeur zodanig te beperken, dat deze geen toegang heeft tot commer- cieel gevoelige informatie en dergelijke over LPD. De beperking zou betrekking hebben op Xxxxxx’x raad van bestuur, het optreden van de LPD- aandeelhouders en commerciële overeenkomsten met LPD. Op de beperking zou toezicht worden uitgeoefend door een onafhankelijke trustee, die hierover verslag zou uitbrengen aan de Commissie.
VIII. BEOORDELING VAN DE HERZIENE
VERBINTENISSEN
(131) De herziene verbintenissen hebben betrekking op het bezwaar dat de Commissie uit mededingings- oogpunt koestert tegen de combinatie van de acti- viteiten van AAC en Lonrho en de daaruit voort- vloeiende machtspositie op de markten voor platina en rodium. De Commissie is ervan over- tuigd, dat de vermindering van AAC’s belang tot 9,99 % deze onderneming elke mogelijkheid tot het uitoefenen van een beslissende invloed op Xxxxxx ontneemt. De vermindering kan worden bereikt door de verkoop van aandelen die AAC en DBCM in Lonrho bezitten, zodat deze onderne- mingen passieve investeerders in Lonrho worden, of door de verkoop van LPD door Lonrho.
(132) De overdracht van de trustaandelen en de aanwijzing van een investeringsbank om toe te zien op en, indien noodzakelijk, uitvoering te geven aan de verkoop van de trustaandelen zijn structurele maatregelen in de zin van de concentratieverorde- ning.
(133) Bovendien strookt het ontslag van de heer T.C.A. Xxxxxxx als directeur van Lonrho met de over- dracht van de trustaandelen aan de trustee, aange- zien de xxxx Xxxxxxx werd benoemd toen AAC bij de overeenkomsten van 13 en 15 maart en 12 april 1996 het recht verkreeg om aandelen te kopen. Ten tijde van de benoeming was AAC derhalve geïnte-
resseerd in de verwerving van het gehele aandelen- pakket, dat haar de mogelijkheid zou bieden een beslissende invloed op Lonrho uit te oefenen. Anderzijds zou de Commissie er geen bezwaar tegen hebben indien een door AAC voorgedragen persoon overeenkomstig de statuten van Xxxxxx zou worden benoemd in de raad van bestuur van Lonrho, omdat AAC en DBCM grote aandeelhou- ders van Lonrho blijven.
(134) De Commissie is echter ook van mening dat zij AAC verplichtingen moet opleggen om de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de herziene verbintenissen zeker te stellen. Deze verplichtingen betreffen de methode waarmee de Commissie de trustee toestemming zou geven om te stemmen op de trustaandelen, en de manier waarop de identiteit kan worden gecontroleerd van de partijen waaraan de trustaandelen kunnen worden verkocht. Om tijdig een oplossing te bieden voor deze aangele- genheden en de schade voor AAC en DBCM te beperken, berusten de verplichting om slechts met toestemming van de Commissie op de trustaan- delen te stemmen en de methode om de identiteit van de kopers van de trustaandelen vast te kunnen stellen, op een „geen-bezwaar-procedure” als uiteengezet in punt 135.
(135) Telkens wanneer AAC en DBCM wensen dat de trustee het met de trustaandelen verbonden stem- recht uitoefent, verstrekt AAC de Commissie alle relevante gegevens betreffende de uit te brengen stemmen, vergezeld van informatie [ . . . ] AAC moet al deze informatie ten minste [ . . . ] voor de datum van de stemming over de betrokken reso- lutie indienen. Indien de Commissie niet binnen [ . . . ] na de indiening van het verzoek bezwaar maakt tegen het uitbrengen van de stemmen door de trustee of om aanvullende informatie verzoekt, staat het de trustee vrij op de trustaandelen te stemmen.
(136) Wat de identiteit van de koper van de trustaandelen betreft, is de Commissie van oordeel, dat de aandelen moeten worden verkocht aan een onder- neming die een aanzienlijke platinadivisie bezit. De Commissie erkent echter ook dat, ingeval het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen Gencor in zaak T-102/96, Gencor/Commissie, in het gelijk zou stellen, Gencor ook een geschikte koper kan zijn. Derhalve moet de keuze van de partij, waaraan de trustaan- delen door AAC, DBCM, de trustee of een investe- ringsbank kunnen worden verkocht, worden beperkt. De koper mag daarom niet een onderne- ming of persoon zijn die verbonden is met het AAC-concern of het Gencor-concern (met inbegrip van, maar niet uitsluitend, alle dochteronderne- mingen, moedermaatschappijen, verbonden onder- nemingen en ondernemingen waarin rechtstreeks of indirect minderheidsdeelnemingen worden
gehouden) en met leden van de familie Xxxxx- heimer of enige onderneming waarover deze familie rechtstreeks of indirect zeggenschap uitoe- fent. De Commissie moet in staat zijn de keuze van de koper te beoordelen en bewijzen van de onaf- hankelijkheid van de koper moeten voorafgaand aan de verkoop door AAC aan de Commissie worden verstrekt. Indien de Commissie niet binnen [ . . . ] na indiening van het verzoek formeel te kennen geeft het niet eens te zijn met de keuze van de koper en evenmin verlangt dat verdere bewijzen van de onafhankelijkheid van de koper worden geleverd, kan de verkoop aan de gekozen koper doorgang vinden.
(137) Ook moet worden erkend dat, wanneer de gecom- bineerde deelneming van AAC en de daarmee verbonden ondernemingen zonder de trustaan- delen onder 9,99 % daalt, hun moet worden toegestaan aandelen aan zichzelf over te dragen die voorheen trustaandelen waren. AAC heeft de verze- kering gegeven dat een dergelijke overdracht slechts zal plaatsvinden indien de Commissie deze heeft goedgekeurd en dat verkoop van de aandelen die voorheen trustaandelen waren niet zal plaats- vinden zonder voorafgaande goedkeuring van de Commissie. De Commissie zal geen bezwaar maken tegen een overdracht van aandelen die voor- heen trustaandelen waren, mits AAC aantoont dat de gecombineerde deelneming in Lonrho van het AAC-concern (met inbegrip van, maar niet uitslui- tend, alle dochterondernemingen, moedermaat- schappijen en verbonden ondernemingen) en van leden van de familie Xxxxxxxxxxx of enige onder- neming waarover deze familie rechtstreeks of indi- rect zeggenschap uitoefent, niet zal uitgaan boven 9,99 %. Indien de Commissie niet binnen [ . . . ] na indiening van het verzoek formeel te kennen geeft het niet eens te zijn met AAC’s verzoek, kan de overdracht van trustaandelen doorgang vinden.
(138) Voorts heeft AAC verklaard, dat de Commissie goedkeuring moet geven voor de naam van de investeringsbank of de daarmee gelijk te stellen instelling en de voorwaarden voor aanwijzing daarvan, binnen [ . . . ] na de datum van deze beschikking, welke bank of instelling met AAC zal samenwerken bij de verkoop van de trustaandelen. Daartoe moet AAC de Commissie [ . . . ] vóór de aanwijzing van de investeringsbank of daarmee gelijk te stellen instelling alle relevante gegevens verstrekken. Indien de Commissie binnen [ . . . ] na ontvangst van alle relevante gegevens hiertegen geen bezwaar heeft gemaakt, kan de aanwijzing plaatsvinden.
IX. CONCLUSIE
(139) De aangemelde operatie, zoals gewijzigd bij de op 17 april 1997 ingediende herziene verbintenissen, zal niet leiden tot het ontstaan of versterken van een machtspositie op de markten voor platina en rodium en is daarom, op voorwaarde dat aan de herziene verbintenissen wordt voldaan, verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-Overeenkomst.
(140) Indien enige van de door AAC en DBDCM aange- gane verbintenissen niet wordt nageleefd, betekent dit een schending van de voorwaarden van deze beschikking en is de voorwaardelijke goedkeuring van de operatie door de Commissie nietig. Ook indien niet wordt voldaan aan enige van de aan AAC opgelegde verplichtingen, kan de Commissie deze beschikking op grond van artikel 8, lid 5, van de concentratieverordening intrekken,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Op voorwaarde dat de in het schrijven van AAC van 17 april 1997 vervatte verbintenissen jegens de Commissie, zoals uiteengezet in de punten 124 tot en met 138, en de door de Commissie opgelegde verplichtingen, als vervat in de artikelen 2, 3, 4 en 5, volledig worden nagekomen, wordt de op 14 november 1996 door AAC bij de Commissie aangemelde concentratie, die betrekking heeft op de verwerving van aandelen in Lonrho, verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-Overeenkomst verklaard.
Artikel 2
Telkens wanneer AAC en DBCM wensen dat de trustee het met de trustaandelen verbonden stemrecht uitoefent, verstrekt AAC de Commissie alle relevante gegevens betreffende de uit te brengen stemmen, vergezeld van informatie [ . . . ] AAC moet al deze informatie ten minste [ . . . ] vóór de datum van de stemming over de betrokken resolutie indienen. Indien de Commissie niet binnen [ . . . ] na de indiening van het verzoek bezwaar maakt tegen het uitbrengen van de stemmen door de trustee of om aanvullende informatie verzoekt, staat het de trustee vrij op de trustaandelen te stemmen.
Artikel 3
Met betrekking tot de partij waaraan de trustaandelen kunnen worden verkocht, gelden de volgende beper- kingen: de koper mag niet een onderneming of persoon zijn die verbonden is met het Gencor-concern (tenzij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeen- schappen Gencor in zaak T-102/96, Gencor/Commissie, in het gelijk stelt) of het AAC-concern (met inbegrip van, maar niet uitsluitend, alle dochterondernemingen, moedermaatschappijen, verbonden ondernemingen en ondernemingen waarin rechtstreeks of indirect minder- heidsdeelnemingen worden gehouden) en met leden van de familie Xxxxxxxxxxx of enige onderneming waarover deze familie rechtstreeks of indirect zeggenschap uitoe- fent. De Commissie moet in staat zijn de keuze van de koper te beoordelen en bewijzen van de onaf- hankelijkheid van de koper moeten voorafgaand aan de verkoop door AAC aan de Commissie worden verstrekt. Indien de Commissie niet binnen [ . . . ] na indiening van het verzoek formeel te kennen geeft het niet eens te zijn met de keuze van de koper en evenmin verlangt dat verdere bewijzen van de onafhankelijkheid van de koper worden geleverd, kan de verkoop aan de gekozen koper doorgang vinden.
Artikel 4
Wanneer de gecombineerde deelneming van AAC en de daarmee verbonden ondernemingen zonder de trustaandelen onder 9,99% daalt, mogen zij aandelen aan zichzelf overdragen die voorheen trustaandelen waren. De Commissie zal geen bezwaar maken tegen een over- dracht van aandelen die voorheen trustaandelen waren, mits AAC aantoont dat de gecombineerde deelneming in Lonrho van het AAC-concern (met inbegrip van, maar
stellen instelling voor, die met AAC zal samenwerken bij de verkoop van de trustaandelen. Indien de Commissie binnen [ . . . ] na ontvangst van alle relevante gegevens hiertegen geen bezwaar heeft gemaakt, kan de aanwijzing plaatsvinden.
Artikel 6
Deze beschikking is gericht tot:
niet uitsluitend, alle dochterondernemingen, moeder- maatschappijen en verbonden ondernemingen) en van leden van de familie Xxxxxxxxxxx of enige onderneming waarover deze familie rechtstreeks of indirect zeggen- schap uitoefent niet zal uitgaan boven 9,99 %. Indien de Commissie niet binnen [ . . . ] na indiening van het verzoek formeel te kennen geeft het niet eens te zijn met AAC’s verzoek, kan de overdracht van trustaandelen aan
Anglo American Corporation of South Africa Limited
00 Xxxx Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxx Xxxx-Xxxxxx
De Beers Consolidated Mines Limited
00 Xxxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx 0000 Xxxxxxxxx Xxxx-Xxxxxx
AAC doorgang vinden.
Artikel 5
Binnen [ . . . ] na de datum van deze beschikking stelt AAC de Commissie de naam en de voorwaarden van aanwijzing van een investeringsbank of daarmee gelijk te
Gedaan te Brussel, 23 april 1997.
Voor de Commissie
Xxxxx XXX XXXXX
Lid van de Commissie
BfiLAGE I
Deelneming van 27,47 %
Totaal uitgegeven aandelen | Aandelen van AAC, DBCM, CHIL en Southern (Aantal) | Aandelen waarvan stemrecht is uitgeoefend Totaal (Miljoen) | Totaal percentage AAC | |
Algemene vergadering 1993 | 763 734 144 | 215 139 925 | 333,26 | 64,56 % |
Algemene vergadering 1994 | 768 573 806 | 215 139 925 | – 286,33 | 75,14 % |
Algemene vergadering 1994 | 768 573 806 | 215 139 925 | 295,00 | 72,93 % |
Algemene vergadering 1995 | 773 317 629 | 215 139 925 | 486,10 | 44,26 % |
Buitengewone vergadering 1995 | 776 860 919 | 215 139 925 | 379,90 | 56,63 % |
Algemene vergadering 1996 | 778 486 448 | 215 139 925 | 400,90 | 53,66 % |
Buitengewone vergadering 1996 | 782 977 299 | 215 139 925 | 429,80 | 50,06 % |
Uitgegeven aandelen op 5 november 1996 | 782 977 299 | 215 139 925 |
NB: De deelnemingen van AAC, DBCM, CHIL en Southern zijn berekend op basis van het aantal aandelen dat deze ondernemingen bezaten op de datum van de aanmelding van de operatie. Dit vaste aantal is vervolgens toegepast op het totale aantal aandelen waarvan het stemrecht op de aandeelhoudersvergaderingen gedurende 1993-1996 is uitgeoefend.
Wanneer de deelneming van SA Mutual van 3,3 % in Lonrho in bovenstaande cijfers zou worden meegerekend, zou het totale percentage van AAC toenemen met 5-8 %.
Bron: AAC/Lonrho.
BfiLAGE II
Geschatte wereldmarktaandelen in 1995
(in %)
Platina | Palladium | Rodium | |
Amplats | [35-40] | [10-15] | [30-35] |
LPD | [10-15] | [0-5] | [10-15] |
Subtotaal | [45-50] | [15-20] | [45-50] |
Implats | [15-20] | [5-10] | [25-30] |
Northam | [0-5] | [0-5] | [0-5] |
Totaal Zuid-Afrika | 68 | 26 | 75 |
Rusland | 25 | 64 | 20 |
Overige | 7 | 10 | 5 |
Totaal | 100 | 100 | 100 |
Bron: AAC.
20. 5. 98
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen
L 149/45
NL
BfiLAGE III
Platina-aanbod 1985-1996
(in %)
1985 | 1986 | 1987 | 1988 | 1989 | 1990 | 1991 | 1992 | 1993 | 0000 | 0000 | 0000 | |
Amplats | [45-50] | [45-50] | [40-45] | [40-45] | [35-40] | [35-40] | [30-35] | [30-35] | [35-40] | [30-35] | [30-35] | [30-35] |
Lonrho | [0-5] | [0-5] | [0-5] | [0-5] | [0-5] | [5-10] | [5-10] | [5-10] | [5-10] | [5-10] | [5-10] | [10-15] |
Totaal | [45-50] | [45-50] | [45-50] | [45-50] | [40-45] | [40-45] | [40-45] | [40-45] | [45-50] | [40-45] | [40-45] | [40-45] |
Impala | [30-35] | [30-35] | [30-35] | [30-35] | [25-30] | [25-30] | [20-25] | [20-25] | [20-25] | [20-25] | [15-20] | [15-20] |
Northam | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | [0-5] | [0-5] | [0-5] | [0-5] |
Rusland | 8 | 10 | 13 | 12 | 15 | 18 | 25 | 19 | 14 | 21 | 24 | 21 |
Stillwater | 0 | 0 | 0 | [0-5] | [0-5] | [0-5] | [0-5] | [0-5] | [0-5] | [0-5] | [0-5] | [0-5] |
Inco | [0-5] | [0-5] | [0-5] | [0-5] | [0-5] | [0-5] | [0-5] | [0-5] | [0-5] | [0-5] | [0-5] | [0-5] |
Overige | 3 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 3 | 4 | 5 | 3 | 2 |
Recyclage | 2 | 3 | 4 | 5 | 5 | 5 | 5 | 6 | 6 | 6 | 6 | 7 |
Totaal | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
Hoeveelheid | 2 820 | 2 920 | 3 215 | 3 440 | 3 600 | 3 945 | 4 345 | 4 065 | 4 665 | 4 840 | 5 325 | 5 220 |
Bron: AAC.