BESLISSING D.D. 17 MEI 2024 TEN AANZIEN VAN DE HEER VERSTAPPEN
TEGEN DEZE BESLISSING WERD BEROEP INGESTELD BIJ HET MARKTENHOF
BESLISSING D.D. 17 MEI 2024 TEN AANZIEN VAN DE XXXX XXXXXXXXXX
De sanctiecommissie van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (hierna “de FSMA”)
I. Procedure
2. De secretaris-generaal stuurde Partij per aangetekende zending van 2 februari 2023 haar voorlopig onderzoeksverslag, dat het relaas der feiten en de voorlopige vaststellingen met betrekking tot het onderzoek naar mogelijke inbreuken op de onder randnr. 1 vermelde bepalingen bevat, overeenkomstig artikel 56, § 1/2, WTB. De zending keerde terug wegens de niet-afhaling ervan. Partij reageerde niet op de mededeling van het voorlopig onderzoeksverslag. Het definitief onderzoeksverslag dateert van 13 maart 2023.
3. Op 23 maart 2023 stelde het comité van het CTR (college van toezicht op de bedrijfsrevisoren) (hierna “het College”) Partij in kennis van zijn beslissing om, met toepassing van artikel 58 WTB, een procedure voor de sanctiecommissie in te stellen die kan leiden tot de oplegging van een administratieve maatregel of een administratieve geldboete, van de grieven die door het College tegen haar in aanmerking werden genomen en van het definitief onderzoeksverslag van de secretaris-generaal. Diezelfde dag maakte het College de kennisgeving van de grieven tevens over aan de voorzitter van de sanctiecommissie van de FSMA.
4. Op 27 maart 2023 heeft de voorzitter van de sanctiecommissie met een aangetekend schrijven Partij uitgenodigd om een kopie van de dossierstukken te verkrijgen. Het aangetekend schrijven werd door Partij niet opgehaald. Partij heeft geen kopie van de dossierstukken opgehaald. Na een kennisgeving aan Partij per e-mail van 13 april 2023 heeft de voorzitter van de sanctiecommissie
Partij ook met een aangetekend schrijven van 19 april 2023 kennisgegeven van de samenstelling van de zetel, van de procedurekalender en van de datum van de hoorzitting. Het aangetekend schrijven werd door Partij niet opgehaald.
De secretaris-generaal lichtte er eerst het feitenrelaas, zoals vervat in haar definitief onderzoeksverslag, toe. Daarna lichtte de door het College aangestelde advocaat de grieven van het College toe, met inbegrip van zijn standpunt met betrekking tot de gevorderde sanctie. De door het College aangestelde advocaat preciseerde ook dat het College aan Partij op 5 juli 2023 een tijdelijk verbod van 1 jaar heeft opgelegd om alle activiteiten uit te oefenen en een schorsing in het register voor dezelfde termijn.
Vervolgens lichtte Partij het verweer van Partij toe, dat door Partij tevens per brief van 11 oktober 2023 aan o.m. het secretariaat van de sanctiecommissie werd bezorgd.
II. Toepasselijke regelgeving
6. Artikel 59, § 1, WTB bepaalt:
Ҥ 1. Onverminderd de overige maatregelen bepaald door deze wet, is de sanctiecommissie van de FSMA het bevoegde orgaan voor het opleggen van administratieve maatregelen en geldboetes bij een inbreuk op de toepasselijke wettelijke, reglementaire en normatieve bepalingen. Onverminderd de overige maatregelen waarvan sprake in deze wet, kan de sanctiecommissie van de FSMA, indien zij, overeenkomstig artikel 58 en met naleving van de procedure als bedoeld in hoofdstuk III, afdeling 5, van de wet van 2 augustus 2002, met uitzondering van de artikelen 70 en 71, een inbreuk vaststelt op de toepasselijke wettelijke, reglementaire en normatieve bepalingen, de volgende maatregelen nemen ten aanzien van de bedrijfsrevisoren en
— met betrekking tot de bepaling onder 6°, ten aanzien van een lid van het leidinggevend of bestuursorgaan van een organisatie van openbaar belang, en
— met betrekking tot de bepaling onder 8°, ten aanzien van de persoon die de beroepswerkzaamheid van bedrijfsrevisor uitoefent in België, zonder daartoe erkend te zijn:
1° een waarschuwing;
2° een berisping;
3° een openbare verklaring op de website van de FSMA, waarin de naam van de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon en de aard van de inbreuk worden vermeld;
4° een tijdelijk verbod van maximaal drie jaar voor de bedrijfsrevisor, het geregistreerde auditkantoor of de vaste vertegenwoordiger om iedere beroepsmatige dienstverlening of bepaalde dienstverlening te verrichten;
5° een openbare verklaring dat het controleverslag niet voldoet aan de eisen van artikel 28 van de richtlijn 2006/43/EG of, in voorkomend geval, van artikel 10 van verordening (EU) nr. 537/2014;
6° een tijdelijk verbod van maximaal drie jaar voor een lid van een bedrijfsrevisorenkantoor of van een leidinggevend of bestuursorgaan van een organisatie van openbaar belang om functies in bedrijfsrevisorenkantoren of organisaties van openbaar belang te bekleden;
7° de intrekking van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor;
8° een administratieve geldboete die niet meer mag bedragen dan 2.500.000 euro voor hetzelfde feit of geheel van feiten. Wanneer de inbreuk de overtreder een vermogensvoordeel heeft opgeleverd of hem in staat heeft gesteld een verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het drievoud van het bedrag van dat voordeel of dat verlies.
De tijdelijke schorsingen als bedoeld in de bepalingen onder 4° en 6° gaan in op de dag waarop die schorsing ter kennis wordt gebracht van de persoon die wordt geschorst.
Wanneer de sanctiecommissie een in de bepaling onder 4° bedoeld tijdelijk verbod oplegt aan een bedrijfsrevisor, geregistreerd auditkantoor of vaste vertegenwoordiger, die (dat) zich, op de dag van de kennisgeving van dat tijdelijke verbod, voorlopig van iedere beroepsmatige dienstverlening of van bepaalde dienstverlening onthoudt ingevolge een in artikel 57, § 1, derde lid, 3°, bedoelde aanmaning om zich voorlopig van iedere beroepsmatige dienstverlening of van bepaalde dienstverlening te onthouden, dat op grond van dezelfde feiten is uitgesproken, wordt het opgelegde tijdelijke verbod geacht te zijn ingegaan op de dag van de kennisgeving van de aanmaning om zich tijdelijk van iedere beroepsmatige dienstverlening of van bepaalde dienstverlening te onthouden.
De sanctiecommissie stelt het College in kennis van de op basis van dit artikel genomen beslissingen.”
III. Tenlasteleggingen en voorstel van sanctie vanwege het comité van het college van toezicht op de bedrijfsrevisoren
van 13 maart 2023, en besluit tot de hieronder vermelde inbreuken in hoofde van Partij (infra, III.1-III.2).
III.1 Algemene grieven – grieven A1 tot en met A13
8. Het definitief onderzoeksverslag besluit dat Partij onderstaande bepalingen schendt:
i. Verplichting tot informatieverstrekking
- artikel 54, §1, 1° en 3° WTB jo artikel 116/1 Wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten (hierna, “AML-wet”) door geen gevolg te geven aan het verzoek tot inlichtingen van het CTR van 21 december 2021 (stuk G.12 College) (hierna, grief “A1”);
- artikel 85, § 1, 3° WTB jo artikel 136, eerste lid, 3° AML-wet door het onderzoek van het CTR te verhinderen en het CTR doelbewust onvolledige informatie te verstrekken (hierna, grief “A2”);
- artikel 29 WTB (hierna, grief “A3”). Het definitief onderzoeksverslag verwijst naar de plicht tot rechtschapenheid die een eerlijke en transparante houding t.o.v. de toezichthouder vereist. Het definitief onderzoeksverslag overweegt dat, door herhaaldelijk geen gevolg te geven aan de informatieverzoeken van het CTR, zelfs nadat Partij een remediërende termijn werd opgelegd conform art. 57 WTB, Partij van een kennelijk gebrek aan respect tegenover haar toezichthouder getuigt. Bovendien opteert Partij, hoewel hij kennelijk op de hoogte is van de inbreuken, bewust voor stilzitten. Het definitief onderzoeksverslag stelt dat dergelijke houding tevens een inbreuk vormt op de waardigheid van het beroep.
ii. Verplichtingen inzake informatieverstrekkingssystemen
- Artikel 19 § 1, eerste lid, 2°, 8°, 9°, 11°, §1, tweede lid WTB jo art. 1.46 ISQC1 (hierna, grief “A4”); door:
a) niet te beschikken over een gedocumenteerde en passende procedure voor beheersings- en veiligheidsmaatregelen voor informatieverwerkingssystemen en meer in het bijzonder dataveiligheid en de bewaring van de controledossiers;
b) niet te beschikken over effectieve beheersings- en veiligheidsmaatregelen voor informatieverwerkingssystemen en meer in het bijzondere dataveiligheid en de bewaring van de controledossiers;
c) geen gebruik te maken van passende systemen, middelen en procedures om de continuïteit en regelmatigheid van zijn controlewerkzaamheden te waarborgen;
d) niet te beschikken over passende en effectieve organisatorische en administratieve regelingen voor het omgaan met en registreren van incidenten die ernstige gevolgen voor de integriteit van zijn controlewerkzaamheden hebben of kunnen hebben;
e) niet over te gaan tot een evaluatie van de toereikendheid en doeltreffendheid van zijn systemen;
f) het nalaten van het nemen van passende maatregelen om de na deze evaluatie vastgestelde tekortkomingen te verhelpen.
- Aangezien Partij de in dit verband opgevraagde informatie nooit heeft bezorgd aan het CTR, herhaalt het College dat ook de inbreuk op de verplichting tot informatieverstrekking (supra, i) vaststaat.
- Artikel 29 WTB (hierna, grief “A5”) doordat de aangehaalde vaststellingen immers getuigen van een verregaande slordigheid en nalatigheid bij de organisatie van het kantoor van Partij.
iii. Anti-witwasregelgeving (opstellen van algemene risicobeoordeling)
- Artt. 8, 16, 17 AML-wet en artikel 3.7 van de Norm van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren van 27 maart 2020 inzake de toepassing van de AML-wet (hierna, grief “A6”) door:
a) niet te beschikken over een actuele algemene risicobeoordeling;
b) niet te beschikken over effectieve gedragslijnen, procedures en interne controlemaatregelen met betrekking tot de algemene risicobeoordeling.
- Aangezien Partij de in dit verband opgevraagde informatie nooit heeft bezorgd aan het CTR, herhaalt het College dat ook de inbreuk op de verplichting tot informatieverstrekking (supra, i) vaststaat.
- Art. 29 WTB (hierna grief “A7”) aangezien de antiwitwas-reglementering, volgens het College, bij uitstek betrekking heeft op de eerlijkheid en eerbaarheid van het beroep.
iv. Anti-witwasregelgeving (opstellen van individuele risicobeoordeling en waakzaamheidsplichten)
- Artt. 8 en 19, 21, § 1, 1° en 5°, artikel 22, artikel 23 § 1, artikel 26, § 1,
artikel 30, artikel 31, artikel 33, artikel 34, § 1 en § 3 AML-wet (hierna, grief “A8”) door:
a) het niet-uitvoeren van de waakzaamheidsmaatregelen conform de AML-Wet en de nadere uitvoeringsregels in zijn AML- handboek;
b) het niet in plaats stellen van effectieve gedragslijnen, procedures en interne controlemaatregelen met betrekking tot de individuele risicobeoordeling.
- Aangezien Partij de in dit verband opgevraagde informatie nooit heeft bezorgd aan het CTR, herhaalt het College dat ook de inbreuk op de verplichting tot informatieverstrekking (supra, i) vaststaat.
- Artikel 29 WTB (hierna, grief “A9”) aangezien de AML-wet, volgens het College, bij uitstek betrekking heeft op de eerlijkheid en eerbaarheid van het beroep.
v. Verplichting inzake monitoring
- Artikel 19, § 1, eerste lid, 11° WTB, artikel 19 § 1, tweede lid WTB, artikel
1.48 ISQC1 (hierna, grief “A10”) door:
a) het niet in plaats stellen van een effectief intern kwaliteits- controlemechanisme in overeenstemming met de WTB en met de in België toepasselijke (internationale) controlestandaarden;
b) het niet uitvoeren van de monitoring overeenkomstig de WTB, de in België toepasselijke (internationale) controlestandaarden en zijn ISQC1-handboek.
- Aangezien Partij de in dit verband opgevraagde informatie nooit heeft bezorgd aan het CTR, herhaalt het College dat ook de inbreuk op de verplichting tot informatieverstrekking (supra, i) vaststaat.
- Artikel 29 WTB (hierna, grief “A11”). Het definitief onderzoeksverslag argumenteert dat het feit dat Partij de monitoring van de revisorale opdrachten nog steeds niet heeft georganiseerd en deze monitoring ook niet door iemand anders gebeurt, opnieuw getuigt van een verregaande slordigheid bij de organisatie van het kantoor van Partij.
vi. Verplichting inzake archivering
- Artikel 17 § 3 WTB; artikel 19, § 1, eerste lid, 2°, 8°, 11° en § 1, tweede lid WTB (hierna, grief “A12”) door:
a) het niet opstellen van een gedocumenteerde procedure voor de archivering van zijn controledossiers;
b) het niet uitvoeren van de archivering van zijn controledossiers overeenkomstig de WTB en de door hem opgestelde procedure.
- Aangezien Partij de in dit verband opgevraagde informatie nooit heeft bezorgd aan het CTR, herhaalt het College dat ook de inbreuk op de verplichting tot informatieverstrekking (supra, i) vaststaat.
- artikel 29 WTB (hierna, grief “A13”). Het definitief onderzoeksverslag stelt dat het controledossier, in zijn rechtsgeldig tot stand gekomen versie, een hoeksteen vormt van de controle. Het controledossier vormt de fundering voor de interne en externe verantwoording voor de goede uitvoering van de controles. De wijze waarop Partij met zijn controle- dossiers omgaat, getuigt volgens het College echter opnieuw van een verregaande slordigheid. Partij archiveert zijn controledossiers immers niet en heeft hiervoor ook geen enkele procedure vastgesteld. Er is dan ook geen enkele waarborg dat de controledossiers op een deugdelijke wijze worden bewaard en niet meer kunnen worden gewijzigd na afsluiting. De getrouwe weergave van de uitvoering van de opdrachten van Partij komt hierdoor in het gedrang. Een dergelijke slordige omgang met de controledossiers vormt een inbreuk op de waardigheid van het beroep.
9. Het definitief onderzoeksverslag overweegt voor grieven A5, A7, A9, A11 en A13 dat de vastgestelde inbreuken op artikel 29 WTB des te meer gelden aangezien Partij geen gevolg heeft gegeven aan de opgelegde remediërende termijn. Dit wijst er volgens het definitief onderzoeksverslag immers op dat Partij, hoewel zij kennelijk op de hoogte is van de inbreuken, bewust opteert voor stilzitten. Een dergelijke houding vormt volgens het College een inbreuk op de waardigheid van het beroep.
III.2 Grieven m.b.t. de revisorale werkzaamheden voor voetbalclub KV Oostende
III.2.a Boekjaar 2018-2019 – grieven B1 tot en met B47
10. Het definitief onderzoeksverslag besluit dat Partij onderstaande bepalingen schendt:
i. Verplichting tot informatieverstrekking
• Artikel 54, §1, 1° en 3° WTB door niet op het eerste verzoek gevolg te geven aan de informatieverplichting t.a.v. het CTR (hierna, grief “B1”);
• Artikel 29 WTB door aan de toezichthouder voor te houden dat het controledossier zich bevindt bij de cliënt, terwijl dit niet strookt met de feitelijke vaststellingen die volgen uit de analyse uit de informaticasystemen en de verklaringen van KV Oostende (hierna, grief “B2”);
• Partij schendt volgens het College hierdoor ook art. 85, § 1, 3° WTB door het onderzoek van het College te verhinderen en het College bewust onvolledige informatie te verstrekken (hierna, grief “B3”).
ii. Verplichting om te beschikken over een controledossier
• Artikel 17 en 29 WTB door, gelet op de tussenkomst van Partij, niet te beschikken over een controledossier voor alle werkzaamheden voor het boekjaar 2018-2019: de statutaire jaarrekening, de pro
forma consolidatie en de contractuele opdrachten (hierna, grief “B4”).
• Artikel 12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en artikel 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “B5”).
iii. Anti-witwasregelgeving (opstellen van individuele risicobeoordeling en waakzaamheidsplichten)
• Artikel 19, 21, § 1, 1° en 5°, 22, 23, § 1, 26, § 1, 30, 31, 33, 34, § 1 en
§ 3 van de AML-Wet en artikel 29 WTB door niet over te gaan tot de noodzakelijke identificatieplichten vooraleer de zakelijke relatie aan te gaan en de zakelijke relatie voort te zetten ondanks hij niet voldoet (kan voldoen) aan zijn antiwitwasverplichtingen (hierna, grief “B6”).
• Artikel 12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en artikel 29 WTB (waardigheid van het beroep). (hierna, grief “B7”).
• Artikel 29 WTB samen gelezen met artikel 210bis en 504quater Strafwetboek (hierna, “Sw.”) door onder meer na het verzoek van het CTR op onregelmatige wijze en bovendien zonder enige voorafgaande melding aan het CTR documenten aan te maken en toe te voegen aan het dossier om zodoende te laten uitschijnen dat alle antiwitwasverplichtingen strikt en tijdig werden nageleefd, terwijl dat niet het geval was (hierna, grief “B8”).
iv. Anti-witwasregelgeving (verhoogde waakzaamheid)
• Artikel van de 35 AML-Wet en artikelen 12 en 29 WTB door geen verhoogde waakzaamheid aan te dag te leggen terwijl Partij controlewerkzaamheden uitvoert in een sector en entiteit die zeer witwasgevoelig is, door de zakelijke relatie niet te beëindigen en door evenmin de redenen te onderzoeken waarom niet kan worden voldaan aan de voormelde verplichting en deze redenen een vermoeden van WG/FT doen rijzen en of er reden is tot melding aan de CFI (hierna, grief “B9”).
• Artikel 12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en artikel 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “B10”).
v. Onregelmatige uitoefening functie commissaris
• Artikel 3:61, § 1, 3:73, 3:74, eerste lid, 3:75, § 1 en 3:97 WVV en artikel 12 en 29 WTB door op onregelmatige wijze de functie als commissaris uit te oefenen en een jaarrekening te attesteren, terwijl niet is voldaan aan de voormelde bepalingen en hij daarvan kennis heeft of niet heeft gedaan wat hij had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen is voldaan (hierna, grief “B11”).
• Artikel 12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en artikel 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “B12”).
• Artikel 29 WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door o.m. op onregelmatige wijze als commissaris een commissarisverslag op te stellen, terwijl hij wist dat niet voldaan was aan de wettelijke vereisten om hem te kunnen benoemen als commissaris bij KV Oostende en dus ook geen commissarisverslag kon opstellen (hierna, grief “B13”). Op die wijze werd zowel KV Oostende als andere derden doelbewust misleid. Het commissaris- verslag werd immers ook publiek gemaakt (infra, 13).
vi. Publicatie 1ste commissarisverslag (niet vermelden oordeelonthouding voorganger en niet-vermelden miskenning publicatieplicht)
• artikel 3:75, § 1, 9° WVV en artikel 29 WTB door het gebrek aan bekendmaking van het commissarisverslag (van B) niet te vermelden in zijn commissarisverslag (hierna, grief “B14”).
• Artikel 3:97 WVV en artikel 29 WTB door op onregelmatige wijze een jaarrekening te attesteren, terwijl niet is voldaan aan de voormelde bepalingen en hij daarvan kennis heeft of niet heeft gedaan wat hij had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen is voldaan (hierna, grief “B15”).
• Artikel 3:43, § 1, 1° WVV en artikel 29 WTB door mee te werken, al dan niet door een gekwalificeerde onthouding, aan de niet- bekendmaking van het commissarisverslag (van B) en het gebrek aan niet-bekendmaking niet te vermelden in zijn commissarisverslag (hierna, grief “B16”).
• ISA 560.16 en artikel 29 WTB door in de nieuwe of gewijzigde controleverklaring geen paragraaf ter benadrukking van bepaalde aangelegenheden dan wel een paragraaf inzake overige aangelegenheden op te nemen waarin wordt verwezen naar een toelichting in de financiële overzichten waarin de redenen van de wijziging van de eerder gepubliceerde financiële overzichten nader worden behandeld, alsmede naar de eerder door de auditor verstrekte controleverklaring (hierna, grief “B17”).
Het definitief onderzoeksverslag stelt dat het niet uitdrukkelijk vermelden dat de voorganger (B) een oordeelonthouding heeft geformuleerd en het niet rapporteren dat er een inbreuk werd gepleegd op het WVV door de niet-publicatie van het commissaris- verslag van de voorganger (B), in de concrete omstandigheden en algemeen ernstig is. Derden kunnen immers op geen enkele wijze kennisnemen van de oorspronkelijke verklaring bij de jaarrekening over boekjaar 2018-2019, wat afbreuk doet aan het maatschappelijk belang van het optreden van een commissaris. Derden kunnen evenmin kennisnemen van het bestaan van een schending van een of meerdere wettelijke bepalingen door KV Oostende.
• Artikel 12 en 29 van de WTB door niet te voldoen aan de vereiste van onafhankelijkheid qua geesteshouding en schijn door mee te werken, al dan niet door een gekwalificeerde onthouding, aan de
niet-bekendmaking van het commissarisverslag van B en daar niets over te vermelden in zijn commissarisverslag (hierna, grief “B17”).
• Artikel 12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en artikel 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “B18”).
• Artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer bewust zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden uit het commissarisverslag (hierna, grief “B19”). Op die wijze werden derden doelbewust misleid en belangrijke informatie onthouden. Het commissaris-verslag werd immers ook publiek gemaakt (infra, 13).
vii. Onregelmatig oordeel m.b.t. gecorrigeerde jaarrekening
• Artikel 3:75, § 1, 4°, 7°, 9° WVV en artikel 29 WTB door een onregelmatig oordeel op te nemen in zijn commissarisverslag, door een onregelmatige verklaring op te nemen betreffende materiële onzekerheden die verband houden met gebeurtenissen of omstandigheden die mogelijk aanzienlijke twijfel doen rijzen over het vermogen van de vennootschap om haar bedrijfsactiviteiten voort te zetten en door de inbreuk op artikel 3:19 WVV niet te vermelden in zijn commissarisverslag (hierna, grief “B20”).
• Artikel 3:97 WVV en artikel 29 WTB door op onregelmatige wijze een jaarrekening te attesteren, terwijl niet is voldaan aan de voormelde bepalingen en hij daarvan kennis heeft of niet heeft gedaan wat hij had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen is voldaan (hierna, grief “B21”).
• ISA 705.7 door onder de vorm van een oordeel met beperking uitdrukking te geven aan de onzekerheid met betrekking tot de toekomstige realisatie van toekomstige hypothesen (in casu een kapitaalverhoging) (hierna, grief “B22”).
• ISA 705.6 door zijn oordeel niet op duidelijke wijze tot uitdrukking te brengen (hierna, grief “B23”).
• Art.12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en art. 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “B24”).
• Artikel 29 WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer bewust mee te werken aan een onregelmatige correctie van een jaarrekening, een onregelmatig oordeel en verklaring inzake de continuïteitsveronderstelling op te nemen in het commissarisverslag en in het commissarisverslag verklaringen op te nemen waar geen controlewerkzaamheden voor werden uitgevoerd (hierna, grief “B25”). Op die wijze werden derden doelbewust misleid. Het commissarisverslag werd immers ook publiek gemaakt (infra, 13).
viii. Foutieve vermelding van commissaris in functie
• artikel 3:75, § 1, 9° WVV en artikel 29 WTB door de foutieve vermelding van de commissaris in functie in zijn commissarisverslag niet te vermelden (hierna, grief “B26”).
• Artikel 3:97 WVV en artikel 29 WTB door op onregelmatige wijze een jaarrekening te attesteren, terwijl niet is voldaan aan de voormelde bepalingen en hij daarvan kennis heeft of niet heeft gedaan wat hij had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen is voldaan (hierna, grief “B27”).
• Art.12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en art. 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “B28”).
ix. Foute datum commissarisverslag
• Artikel 3:61, § 1, 3:73, 3:74, eerste lid, 3:75, § 1, 3:97 WVV en artikel 29 WTB door op onregelmatige wijze de functie als commissaris uit te oefenen en een jaarrekening te attesteren en daarbij voor te houden dat het commissarisverslag werd opgesteld na zijn benoeming en na de goedkeuring door de algemene vergadering van de corrigeerde jaarrekening die het voorwerp uitmaakte van het commissarisverslag, terwijl niet is voldaan aan de voormelde bepalingen en hij daarvan kennis heeft of niet heeft gedaan wat hij had moeten doen op zich te of aan die bepalingen is voldaan. (hierna, grief “B29”)
• Art.12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en art. 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “B30”).
• Artikel 29 WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door o.m. op onregelmatige wijze als commissaris een commissarisverslag op te stellen, terwijl hij wist dat niet voldaan was aan de wettelijke vereisten om hem te kunnen benoemen als commissaris bij KV Oostende en dus ook geen commissarisverslag kon opstellen en op dit verslag bovendien een datum te vermelden die niet strookt met de werkelijkheid (hierna, grief “B31”). Op die wijze werd zowel KV Oostende als andere derden doelbewust misleid. Het commissarisverslag werd immers ook publiek gemaakt (infra, 13).
x. Identificatie commissaris in commissarisverslag
• Art.12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en art. 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “B32”). Het College overweegt dat het van essentieel belang is dat het verslag van de commissaris een correcte identificatie bevat van de commissaris, zowel op het vlak van de vaste vertegenwoordiger als het bedrijfsrevisoren-kantoor.
xi. Controlewerkzaamheden (onregelmatig oordeel, foutieve reikwijdte van controle)
• Art. 3:75, § 1, 2°, 4° WVV en art. 29 WTB door een onregelmatig oordeel en reikwijdte van de controle op te nemen in zijn commissarisverslag (hierna, grief “B33”).
• Artikel 3:97 WVV en artikel 29 WTB door op onregelmatige wijze een jaarrekening te attesteren, terwijl niet is voldaan aan de voormelde bepalingen en hij daarvan kennis heeft of niet heeft gedaan wat hij had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen is voldaan (hierna, grief “B34”).
• Art. 12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en art. 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “B35”).
• Artikel 29 WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer bewust zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden uit het commissarisverslag en een commissarisverslag op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd en bovendien te verwijzen naar een controle uitgevoerd door de vorige commissaris
(B) terwijl hij niet in het bezit is van enig document vanwege de commissaris (hierna, grief “B36”). Op die wijze werden derden doelbewust misleid en belangrijke informatie onthouden. Het door de bedrijfsrevisor opgesteld commissarisverslag werd immers ook publiek gemaakt (infra, 13).
xii. Controlewerkzaamheden (controle niet overeenkomstig regelgeving)
• Artikel 12 § 1-3, 5, 13, § 1, 15, 17, § 3, 21 WTB, artikel 7:228 WVV, artikel 3:6 van het KB van 29 april 2019 tot uitvoering van het WVV, ISA 200.14, 210.6, 210.9, 210.10, 315.11, 315.12, 315.13, 315.18,
315.20, 315.21, 240.15, 240.17 tot 240.21, 240.25 tot 240.27,
320.10, 320.11, 315.5, 315.6.a, 315.6.b, 315.6.c, 315.25, 315.27,
300.7, 300.8, 300.9, 330.8, 530.6, 330.18, 520.5.a, 530.6, 500.7,
500.9, 500.11, 500.6, 240.32.a, 240.32.b, 240.32.c, 240.33, 550.28,
550.11, 550.15, 550.20 tot 24, 550.25.a, 501.9, 540.8.c, 540.9,
540.13, 540.18, 402.9, 402.10, 402.11, 570.10, 570.12, 570.16,
570.17, 570.18, 570.21, 570.22, 570.23, 570.24, 510.6, 510.8, 520.6,
450.5, 250.13, 560.6, 560.7, 560.10, 560.15, 260.14, 260.15, 260.16,
580.9, 580.14, 710.7.a, 330.30, 330.24, 250.13, 700.13, 230.7, 230.8,
230.9.b en 203.14 door deze werkzaamheden niet te hebben uitgevoerd (hierna, grief “B37”).
• Art. 3:75, §1, 2°-9° WVV en art. 29 WTB door een commissarisverslag op te stellen zonder enige controlewerkzaamheid te hebben uitgevoerd en niet de nodige documenten te hebben opgesteld (hierna, grief “B38”).
• Artikel 3:97 WVV en artikel 29 WTB door op onregelmatige wijze een jaarrekening te attesteren, terwijl niet is voldaan aan de voormelde bepalingen en hij daarvan kennis heeft of niet heeft gedaan wat hij had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen is voldaan (hierna, grief “B39”).
• Artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikelen 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw door o.m. bewust een commissarisverslag op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd (hierna, grief “B40”). Op die wijze werden derden doelbewust misleid. Het commissarisverslag werd immers ook publiek gemaakt (infra, 13).
• Artikel 12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en art. 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “B41”).
xiii. Relatie met de vorige commissaris:
• Artikel 13, §6 en 29 WTB door geen contact op te nemen met zijn voorganger en ten aanzien van zijn voorganger voor te houden zich aan te sluiten bij de door hem opgestelde verklaring (hierna, grief “B42”).
• Art.12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en art. 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “B43”).
xiv. Beoordeling pro forma geconsolideerde jaarrekening:
• ISA 560.16 en artikel 29 WTB door het niet toepassen van ISA 560.16 waardoor de lezer van het commissarisverslag niet wordt ingelicht over het feit dat er reeds een andersluidende verklaring werd afgelegd over de pro forma geconsolideerde jaarrekening (hierna, grief “B44”).
• Art.12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en art. 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “B45”).
• artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer in het commissarisverslag bewust zeer belangrijke informatie niet waarheidsgetrouw op te nemen, zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden en een commissarisverslag op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd ((hierna, grief “B46”). Op die wijze werden derden doelbewust misleid en belangrijke informatie onthouden. Het commissarisverslag werd immers ook publiek gemaakt (infra, 13).
xv. Contractuele opdrachten
• Artikel 13, § 2, 19 WTB door bij de uitvoering van een revisorale opdracht niet voldoende tijd te besteden aan de opdracht (hierna, grief “B47”).
• Art.12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en art. 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “B48”).
• Artikel 29 WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer in de opgestelde verslagen voor A bewust zeer belangrijke informatie niet waarheidsgetrouw op te
nemen, zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden en verslagen op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd (hierna, grief “B49”). Op die wijze werden derden doelbewust misleid en belangrijke informatie onthouden. De verslagen werden immers gebruikt voor een voetballicentie te bekomen (infra, 13).
12. Het definitief onderzoeksverslag besluit voor grieven 41 en 48 (m.b.t. artikelen 12 en 29 WTB), bovenop de overwegingen uit randnummer 11, dat Partij bovendien evenmin een professioneel-kritische ingesteldheid toont door verklaringen over financiële informatie te ondertekenen zonder enige vorm van onderzoek.
III.2.b Boekjaar 2019-2020 (grieven C1 tot en met C38)
i. Verplichting om te beschikken over een controledossier:
• Artikel 17 en 29 WTB door, gelet op de tussenkomst van Partij, niet te beschikken over een controledossier voor alle werkzaamheden voor het boekjaar 2019-2020: de statutaire jaarrekening, de pro forma consolidatie en de contractuele opdrachten (hierna, grief “C1”).
• Artikel 12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en artikel 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “C2”).
-
ii. Controlewerkzaamheden
• De grieven hierboven vermeld onder 10-xii worden geacht hier integraal te zijn hernomen (hierna, grieven “C3-C7”).
iii. Anti-witwasregelgeving (m.n. opstellen individuele risicobeoordeling en waakzaamheidsplichten):
• De grieven hierboven vermeld onder 10-iii worden geacht hier integraal te zijn hernomen (hierna, grieven “C8-C9”).
iv. Anti-witwasregelgeving (verhoogde waakzaamheid):
• De grieven hierboven vermeld onder 10-iv worden geacht hier integraal te zijn hernomen (hierna, grieven “C10-C11”).
v. Verslaggeving over de jaarrekening (foute datum financiële toestand)
• Art.12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en art. 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “C12”).
• Artikel 29 WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer in het commissarisverslag bewust zeer belangrijke informatie niet waarheidsgetrouw op te nemen, zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden en een commissarisverslag op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd (hierna, grief “C13”). Op die wijze werden derden doelbewust misleid en belangrijke informatie onthouden. Het commissarisverslag werd immers ook publiek gemaakt. De bedrijfsrevisor geeft zo zichzelf een onrechtmatig (economisch) voordeel.
vi. Verslaggeving over de pro forma geconsolideerde jaarrekening (foutieve verwijzing naar verslag met voorbehoud):
• Art.12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en art. 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “C14”).
• artikel 29 WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer in de opgestelde verslagen voor A bewust zeer belangrijke informatie niet waarheidsgetrouw op te nemen, zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden en verslagen op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd (hierna, grief “C15”). Op die wijze werden derden doelbewust misleid en belangrijke informatie onthouden. De verslagen werden immers gebruikt voor een voetballicentie te bekomen.
vii. Niet-vaststellen van inbreuken m.b.t. herstructureringskosten
• Artikel 3:75, § 1, 3°, 9° en 11° en 3:97 WVV en artikel 29 WTB door op onregelmatige wijze een jaarrekening te attesteren door inbreuken op het boekhoud- en vennootschapsrecht niet te vermelden en in strijd met de werkelijkheid voor te houden dat hij steeds onafhankelijk is gebleven ten aanzien van de gecontroleerde entiteit, terwijl niet is voldaan aan de voormelde bepalingen en hij daarvan kennis heeft of niet heeft gedaan wat hij had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen is voldaan(hierna, grief “C16”).
• Artikel 3:62, § 1 en § 2 WVV en artikel 12, §1 en §2 en 29 WTB door het commissarismandaat niet stop te zetten dan wel verder uit te voeren, hoewel een verboden niet-controledienst bedoeld in artikel 3:63, § 2, 1° en 2° WVV werd uitgevoerd en hij ook zijn onafhankelijkheid ten aanzien van de gecontroleerde entiteit had verloren (hierna, grief “C17”).
• Artikel 3:63, § 2, 1° en 2°, 3:96, 2° WVV en artikel 29 WTB door een verboden niet-controledienst bedoeld in artikel 3:63, § 2, 1° en 2° WVV uit te voeren (hierna, grief “C18”).
• ISA 315.31 en artikel 29 WTB doordat de risico-inschatting door de bedrijfsrevisor niet werd bijgesteld en de controlewerkzaamheden in functie hiervan niet werden aangepast (voor zover er al waren) bij de vaststelling van foutieve en onregelmatige boekhoudkundige verwerkingen (hierna, grief “C19”).
• Artikel 29 WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer bewust mee te werken aan een onregelmatige jaarrekening en door zeer belangrijke informatie niet waarheidsgetrouw op te nemen, zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden uit het commissarisverslag (hierna, grief “C20”). Op die wijze werden derden doelbewust misleid en belangrijke informatie onthouden. Het commissarisverslag werd immers ook publiek gemaakt.
• Artikel 29 WTB samen gelezen met artikel XV.75 WER door op onregelmatige wijze een jaarrekening te attesteren met inbreuken op het boekhoudrecht, terwijl niet is voldaan aan de wettelijke bepalingen inzake het boekhoudrecht en hij daarvan kennis heeft of niet heeft gedaan wat hij had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen is voldaan (hierna, grief “C21”).
• Art.12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en art. 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “C22”).
viii. Verplichting tot opstellen opdracht- en bevestigingsbrief
• ISA 580.14 en artikel 29 WTB door niet te beschikken over een ondertekende bevestigingsbrief op het moment waarop de verklaring gedateerd is (hierna, grief “C23”).
• Artikel 21 en 29 van de WTB door niet te beschikken over een opdrachtbrief voorafgaand aan de uitvoering van de opdracht (hierna, grief “C24”).
• Art.12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en art. 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “C25”).
ix. Commissarisverklaringen tijdens beslagprocedure
• ISA 560.6, ISA 700.10 tot 15 en artikel 29 WTB door geen controlewerkzaamheden te hebben uitgevoerd om de verklaring te kunnen verlenen (hierna, grief “C26”).
• Artikel 13, §2 en 29 van de WTB door bij de uitvoering van een revisorale opdracht niet voldoende tijd te besteden aan de opdracht (hierna, grief “C27”).
• artikel 12, §1-2 en 29 WTB door op verzoek van de gecontroleerde entiteit een verslag op te stellen zonder enige vorm van controlewerkzaamheid (hierna, grief “C28”).
• Artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer in het opgestelde verslag bewust zeer belangrijke informatie niet waarheidsgetrouw op te nemen, zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden en een verslag op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd. Op die wijze werden derden en de rechterlijke macht doelbewust misleid en belangrijke informatie onthouden. De verslagen werden immers gebruikt tijdens een procedure voor de beslagrechter (hierna, grief “C29”).
• Art.12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en art. 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “C30”).
x. Tussentijdse pro forma geconsolideerde jaarrekening
• Artikel 13 § 2 en 29 WTB door bij de uitvoering van een revisorale opdracht niet voldoende tijd te besteden aan de opdracht (hierna, grief “C31”).
• artikel 12, §1-2 en 29 WTB door op verzoek van de gecontroleerde entiteit een verslag op te stellen zonder enige vorm van controlewerkzaamheid (hierna, grief “C32”).
• Art.12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en art. 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “C33”).
• artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer in het opgestelde verslag bewust zeer belangrijke informatie niet waarheidsgetrouw op te nemen, zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden en een verslag op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd (hierna, grief “C34”). Op die wijze werden derden doelbewust misleid en belangrijke informatie onthouden. De verslagen werden immers gebruikt in het kader van de rapporteringsverplichtingen aan A.
xi. Fiscaal dossier
• Artikel 12, §1-2-4 en 29 van de WTB en artikel 3:62, §1-2 WVV door het commissarismandaat niet stop te zetten dan wel verder uit te voeren, hoewel een verboden niet-controledienst bedoeld in artikel 3:63, § 2, 6° WVV tot stand kwam en hij ook zijn onafhankelijkheid ten aanzien van de gecontroleerde entiteit had verloren (hierna, grief “C35”).
• Artikel 3:63, §2, 1° en 2° en 3:96, 2°WVV en artikel 29 WTB door een verboden niet-controledienst bedoeld in artikel 3:63, § 2, 6° WVV tot stand te laten komen of de uitvoering van dergelijke opdracht te aanvaarden (hierna, grief “C36”).
• Art.35 AML-wet en art. 29 WTB door geen waakzaamheidsplichten uit te voeren (hierna, grief “C37”).
• Art.12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en art. 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “C38”).
16. Het definitief onderzoeksverslag besluit voor grieven C22, C29, C33 en C38 (m.b.t. artikelen 12 en 29 WTB), bovenop de overwegingen uit randnummer 15, dat Partij bovendien evenmin een professioneel-kritische ingesteldheid toont door verklaringen over financiële informatie te ondertekenen zonder enige vorm van onderzoek.
18. Het definitief onderzoeksverslag argumenteert voor grief C16 dat er eveneens sprake is van bedrieglijk opzet: er werd immers door de gehanteerde werkwijze aan anderen (i.e. KV Oostende) een onrechtmatig voordeel verschaft.
III.2.c Boekjaar 2020-2021 (grieven D1 tot D119)
i. Antiwitwasregelgeving (identificatieplicht):
• artikel 23, 30 en 33 van AML-wet en artikel 29 WTB door geen onderzoek te voeren naar de uiteindelijke begunstigen alvorens een zakelijke relatie aan te gaan en de zakelijke relatie voort te zetten ondanks hij niet voldoet (kan voldoen) aan zijn antiwitwas- verplichtingen (hierna, grief “D1”).
• artikel 3:75, § 1, 9° en 3:97 WVV en artikel 29 WTB door een jaarrekening te attesteren, terwijl niet is voldaan aan de voormelde bepalingen en hij daarvan kennis heeft of niet heeft gedaan wat hij had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen is voldaan (hierna, grief “D2”).
• Art.12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en art. 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “D3”).
• Art. 29 WTB samen gelezen met artikel 210bis en artikel 504quater Sw. door na het verzoek van het College op onregelmatige wijze en bovendien zonder enige voorafgaande melding aan het College documenten aan te maken en toe te voegen aan het dossier om zodoende te laten uitschijnen dat alle antiwitwasverplichtingen strikt en tijdig werden nageleefd, terwijl dat niet het geval was. Op die wijze wordt het College doelbewust misleid over de naleving van de wettelijke verplichtingen door Partij en in zijn toezicht en wordt ook het doel van de antiwitwasverplichtingen miskend. Partij geeft zo zichzelf niet enkel een onrechtmatig (economisch) voordeel, maar ook KV Oostende. KV Oostende kon immers op die wijze gebruik maken van de diensten van Partij en aldus een verslag bekomen dat wordt opgesteld door een bedrijfsrevisor, terwijl de antiwitwasregelgeving verbiedt om een zakelijke relatie aan te gaan wanneer de vereiste verplichtingen niet kunnen worden uitgevoerd (hierna, grief “D4”).
ii. Antiwitwasregelgeving (individuele risicobeoordeling)
• Art. 19 en 34 van de AML-wet en artikel 29 WTB door niet over te gaan tot een individuele risicobeoordeling en de zakelijke relatie aan te gaan ondanks het feit dat hij niet voldoet (kan voldoen) aan zijn antiwitwasverplichtingen (hierna, grief “D5”).
• Art.12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en art. 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “D6”).
iii. Antiwitwasregelgeving (verhoogde waakzaamheid)
• Art. 35 van de AML-wet en artikel 29 WTB door geen verhoogde waakzaamheid aan te dag te leggen terwijl de bedrijfsrevisor controlewerkzaamheden uitvoert in een sector en entiteit die zeer witwasgevoelig is, door de zakelijke relatie niet te beëindigen en door evenmin de redenen te onderzoeken waarom niet kan worden voldaan aan de voormelde verplichting en deze redenen een vermoeden van WG/FT doen rijzen en of er reden is tot melding aan de CFI (hierna, grief “D7”).
• Art.12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en art. 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “D8”).
iv. Antiwitwasregelgeving (atypische verrichtingen)
• Artikel 35, 37 tot 39, 41, 45 en 47 van de AML-wet en artikel 29 WTB door geen verhoogde waakzaamheid aan te dag te leggen terwijl de bedrijfsrevisor controlewerkzaamheden uitvoert in een sector en entiteit die zeer witwasgevoelig is en geen specifieke analyse van bepaalde transacties uit te voeren, door de zakelijke relatie niet te beëindigen en door evenmin de redenen te onderzoeken waarom niet kan worden voldaan aan de voormelde verplichting en deze redenen een vermoeden van WG/FT doen rijzen en of er reden is tot melding aan de CFI (hierna, grief “D9”).
• Art.12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en art. 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “D10”).
v. Verplichtingen inzake opdrachtaanvaarding
• ISA 200.14 en artikel 12 §1-3, 5, 15, en artikel 29 WTB doordat niet uit het controledossier blijkt dat de regels inzake ethische voorschriften (integriteit, objectiviteit, vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, geheimhouding en professioneel gedrag) en onafhankelijkheid (incl. de onafhankelijkheid qua geesteshouding als in schijn) zijn nageleefd (hierna, grief “D11”).
• Artikel 13, § 1 en 29 WTB doordat niet uit het controledossier blijkt dat de bedrijfsrevisor heeft geëvalueerd of hij over de nodige bekwaamheid, medewerking en tijd beschikt om de opdracht goed uit te voeren, alvorens deze te aanvaarden (hierna, grief “D12).
• ISA 210.6, 9 en 10 en artikel 21 en 29 WTB doordat niet uit het controledossier blijkt dat de bedrijfsrevisor een schriftelijke en getekende opdrachtbrief (inclusief objectieven, reikwijdte, verantwoordelijkheden van de bedrijfsrevisor en van het management), heeft opgesteld voorafgaand aan de uitvoering van de opdracht (hierna, grief “D13”).
• Art.12 WTB (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en art. 29 WTB (waardigheid van het beroep) (hierna, grief “D14”).
vi. Risico-inschattingswerkzaamheden
• ISA 315.11, 315.12, 315.13, 315.18, 315.20, 315.21, 570.10, 570.11,
570.12, 570.13 en 570.14 en artikel 29 WTB doordat niet uit het controledossier blijkt dat de bedrijfsrevisor deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (hierna, grief “D15”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D16”).
• Artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer bewust zeer belangrijke
informatie niet op te nemen en achter te houden uit het commissarisverslag en een commissarisverslag op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd (hierna, grief “D17”). Op die wijze werden derden doelbewust misleid en belangrijke informatie onthouden. Het commissaris- verslag werd immers ook publiek gemaakt.
vii. Xxxxxx’x op afwijkingen van materieel belang
• ISA 315.5, 315.6.a, 315.6.b, 315.6.c, 315.25 en ISA 315.27 en artikel
29 WTB doordat niet uit het controledossier blijkt dat de bedrijfsrevisor deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (hierna, grief “D18”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D19”).
• Artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer bewust zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden uit het commissarisverslag en een commissarisverslag op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd (hierna, grief “D20”). Op die wijze werden derden doelbewust misleid en belangrijke informatie onthouden. Het commissaris- verslag werd immers ook publiek gemaakt.
viii. Controleaanpak
• ISA 300.7, 300.8 en 300.9 en artikel 29 WTB doordat niet uit het controledossier blijkt dat de bedrijfsrevisor deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (hierna, grief “D21”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D22”)
• Artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer bewust zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden uit het commissarisverslag en een commissarisverslag op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd (hierna, grief “D23”). Op die wijze werden derden doelbewust misleid en belangrijke informatie onthouden. Het commissaris- verslag werd immers ook publiek gemaakt.
ix. Materialiteit
• ISA 320.10 en 320.11 doordat niet uit het controledossier blijkt dat Partij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (opteert een bedrijfsrevisor ervoor om geen materialiteit te bepalen, dan moet hij iedere boeking aan een controle onderwerpen) (hierna, grief “D24”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D25”).
• Artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer bewust zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden uit het commissarisverslag en een commissarisverslag op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd (hierna, grief “D26”). Op die wijze werden derden doelbewust misleid en belangrijke informatie onthouden. Het commissaris- verslag werd immers ook publiek gemaakt.
x. Serviceorganisaties:
• ISA 402.9, 402.10, 402.11, 500.6, 500.7, 500.9 en 500.11 doordat
niet uit het controledossier blijkt dat Partij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (hierna, grief “D27”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D28”).
• Artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer bewust zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden uit het commissarisverslag en een commissarisverslag op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd (hierna, grief “D29”). Op die wijze werden derden doelbewust misleid en belangrijke informatie onthouden. Het commissaris- verslag werd immers ook publiek gemaakt.
xi. Gebrek aan externe bevestigingen
• ISA 330.18, 330.19, 500.6, 500.7, 500.9 en 500.11 en artikel 29 WTB
doordat niet uit het controledossier blijkt dat Partij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (hierna, grief “D30”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D31”)
• Artikel 29 samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer bewust zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden uit het commissarisverslag en een commissarisverslag op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd (hierna, grief “D32”). Op die wijze werden derden doelbewust misleid en belangrijke informatie onthouden. Het commissarisverslag werd immers ook publiek gemaakt.
xii. Inventarisprocedure
• ISA 330.6, 330.25, 330.26, 500.6, 500.7, 500.9 en 500.11 doordat
niet uit het controledossier blijkt dat de bedrijfsrevisor deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (hierna, grief “D33”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D34”).
• Artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer bewust zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden uit het commissarisverslag en een commissarisverslag op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd (hierna, grief “D35”). Op die wijze werden derden doelbewust misleid en belangrijke informatie onthouden. Het commissaris- verslag werd immers ook publiek gemaakt.
xiii. Naleving door de gecontroleerde van de wet- en regelgeving
• ISA 250.7 en 250.13 en artikel 29 WTB doordat niet uit het controledossier blijkt dat de bedrijfsrevisor deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (hierna, grief “D36”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D37”).
• Artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer bewust zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden uit het commissarisverslag en een commissarisverslag op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd (hierna, grief “D38”). Op die wijze werden derden doelbewust misleid en belangrijke informatie onthouden. Het commissaris- verslag werd immers ook publiek gemaakt.
xiv. Fraudeverplichtingen: risico-inschattingswerkzaamheden en identifi- catie van frauderisico’s
• ISA 240.16, ISA 240.17 tot 240.21, 240.24 en 240.25 tot 240.27 en
artikel 29 WTB doordat niet uit het controledossier blijkt dat Partij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (hierna, grief “D39”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D40”).
• artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw (hierna, grief “D41”).
xv. Fraudeverplichtingen: omzeterkenning
• ISA 240.16, ISA 240.17 tot 240.21, 240.24 en 240.25 tot 240.27 en
240.47 doordat niet uit het controledossier blijkt dat Partij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (hierna, grief “D42”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D43”);
• Artikel 29 WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw (hierna, grief “D44”).
xvi. Fraudeverplichtingen: controletechnieken
• ISA 240.16, ISA 240.17 tot 240.21, 240.24 en 240.25 tot 240.27, 240
tot 240.33 en 330 en artikel 29 WTB doordat niet uit het controledossier blijkt dat de bedrijfsrevisor deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (hierna, grief “D45”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D46”).
• Artikel 29 WTB samen gelezen met artikelen 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. (hierna, grief “D47”).
xvii. Fraudeverplichtingen: mededelingen
• ISA 240.16, ISA 240.17 tot 240.21, 240.24 en 240.25 tot 240.27,
240.40 en 240.42 en artikel 29 WTB doordat niet uit het controledossier blijkt dat Partij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (hierna, grief “D48”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D49”).
xviii. Fraudeverplichtingen: verbonden partijen
• ISA 240.16, ISA 240.17 tot 240.21, 240.24 en 240.25 tot 240.27,
240.35 tot 240.37, 240.40, 240.42, 240.43 en 550.5 en artikel 29
WTB doordat niet uit het controledossier blijkt dat Partij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (hierna, grief “D50”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D51”)
• Artikel 29 WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. (hierna, grief “D52”).
xix. Fraudeverplichtingen: management override of controls
• ISA 240.16, ISA 240.17 tot 240.21, 240.24 en 240.25 tot 240.27,
240.32 en 240.33 en artikel 29 WTB doordat niet uit het controledossier blijkt dat Partij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (hierna, grief “D53”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D54”).
• Artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. (hierna, grief “D55”).
xx. Verbonden partijen
• ISA 550.28, 550.11, 550.13, 550.14, 550.15, 550.18, 550.19, 550.20
tot 24, 550.25.a en artikel 29 WTB doordat niet uit het controledossier blijkt dat Partij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd. Het College verwijst naar de aandacht die de pers heeft
besteed aan de strategie van de nieuwe hoofdaandeelhouder van KV Oostende om de eigendom te verwerven van meerdere voetbalclubs in Europa. Het controledossier besteedt evenwel geen aandacht aan deze verbonden partijen. Uit het onderzoek van de secretaris-generaal blijkt dat Partij zich nochtans bewust was van het niet-marktconform karakter van de relaties tussen de verbonden ondernemingen (hierna, grief “D56”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D57”).
• Artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. (hierna, grief “D58”).
xxi. Verbonden partijen – consolidatie
• ISA 550.25.a, 700.13, 700.14, 250.13 en 710.7.a en artikel 29 WTB
doordat niet uit het controledossier blijkt dat Partij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (hierna, grief “D59”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D60”).
• Artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. (hierna, grief “D61”).
xxii. Feiten na balansdatum
• ISA 560.7 doordat de controledocumentatie zeer ondermaats is en doordat de in ISA 560.7 voorgeschreven controlewerkzaamheden niet werden uitgevoerd. Bovendien is de tijdsspanne tussen de uitgevoerde controle en de datum van de controleverklaring te groot om te voldoen aan het voorschrift van ISA 560.7 (hierna, grief “D62”).
• ISA 230.8, 560.6, 560.7 en 560.9 en art. 29 WTB doordat niet uit het controledossier blijkt dat de bedrijfsrevisor deze werkzaamheden heeft uitgevoerd. Noch een ervaren bedrijfsrevisor noch het College kan aan de hand van het enige document (stuk R.125 van het College) opmaken welke controlewerkzaamheden werden uitgevoerd, noch welke de gebeurlijke controlebevindingen zijn (hierna, grief “D63”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D64”).
• Artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. (hierna, grief “D65”).
xxiii. Ontbreken finale cijferanalyses
• ISA 520.6 en artikel 29 WTB doordat niet uit het controledossier blijkt dat Partij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (hierna, grief “D66”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D67).
• Artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. (hierna, grief “D68”).
xxiv. Continuïteitsveronderstelling:
• ISA 570.10, 570.12, 570.16, 570.17, 570.18, 570.21, 570.22, 570.23,
570.24 en 570.25; artikel 3:69, 7:228 WVV en artikel 29 WTB doordat niet uit het controledossier blijkt dat Partij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (hierna, grief “D69”).
• Artikel 3:75, § 1, 7° en 9°, 3:97 WVV en artikel 29 WTB door op onregelmatige wijze een jaarrekening te attesteren door inbreuken op het vennootschapsrecht niet te vermelden, terwijl niet is voldaan aan de voormelde bepalingen en hij daarvan kennis heeft of niet heeft gedaan wat hij had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen is voldaan (hierna, grief “D69b”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D70”).
• Artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. (hierna, grief “D71”).
xxv. Herstructureringskosten
• Artikel 87, 88 en 89 van de bijkomende norm bij de in België van toepassing zijnde ISA’s (hierna, “Bijkomende Norm”), artikel 3:75, § 1, 3° en 9° en 3:97 WVV en artikel 29 WTB door op onregelmatige wijze een jaarrekening te attesteren door inbreuken op het boekhoudrecht niet te vermelden, terwijl niet is voldaan aan de voormelde bepalingen en hij daarvan kennis heeft of niet heeft gedaan wat hij had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen is voldaan (hierna, grief “D72”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D73”).
• Artikel 29 WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer bewust zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden uit het commissarisverslag en een commissarisverslag op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd (hierna, grief “D74”).
• artikel 29 WTB samen gelezen met artikel XV.75 WER door op onregelmatige wijze een jaarrekening te attesteren met inbreuken op het boekhoudrecht, terwijl niet is voldaan aan de wettelijke bepalingen inzake het boekhoudrecht en hij daarvan kennis heeft of niet heeft gedaan wat hij had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen is voldaan (hierna, grief “D75”).
xxvi. Controle van de jaarrekening
• Artikel 3:75, § 1, 3° en 9° en 3:97 WVV en artikel 29 WTB door op onregelmatige wijze een jaarrekening te attesteren door inbreuken op het boekhoud- en het vennootschapsrecht niet te vermelden, terwijl niet is voldaan aan de voormelde bepalingen en hij daarvan kennis heeft of niet heeft gedaan wat hij had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen is voldaan (hierna, grief “D76”).
• ISA 710.7.a, 330.30, 330.24, 250.13, 550.25.a, 700.13 en 700.14 en
artikel 3:6 van het KB van 29 april 2019 tot uitvoering van het WVV en artikel 29 WTB doordat niet uit het controledossier blijkt dat Partij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (hierna, grief “D77”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D78”).
• Artikel 29 WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer bewust zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden uit het commissarisverslag en een commissarisverslag op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd (hierna, grief “D79”). Op die wijze werden derden doelbewust misleid en belangrijke informatie onthouden. Het commissarisverslag werd immers ook publiek gemaakt.
xxvii. Controle van het jaarverslag
• Artikel 3:75, § 1, 6°, 9° en 3:97 WVV, artikel 38 van de Bijkomende Norm en artikel 29 WTB door op onregelmatige wijze een jaarrekening te attesteren door inbreuken op het boekhoud- en het vennootschapsrecht niet te vermelden, terwijl niet is voldaan aan de voormelde bepalingen en hij daarvan kennis heeft of niet heeft gedaan wat hij had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen is voldaan (hierna, grief “D80”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D81”).
• Artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer bewust zeer belangrijke informatie niet waarheidsgetrouw op te nemen, zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden uit het commissarisverslag en een commissarisverslag op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd (hierna, grief “D82”).
xxviii. Pro forma consolidatie (opdrachtbrief, bevestigingsbrief en verslag)
• ISA 580.14 en artikel 21 en 29 WTB door niet te beschikken over een ondertekende en gedagtekende opdracht- en bevestigingsbrief (hierna, grief “D83”).
• Artikel 29 WTB door ten onrechte de indruk te wekken dat het verslag werd opgesteld in de hoedanigheid van commissaris (hierna, grief “D84”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D85”).
• Artikel 29 WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door op onregelmatige wijze als bedrijfsrevisor een verslag op te stellen, terwijl hij wist dat niet voldaan was aan de wettelijke vereisten om dergelijk verslag te kunnen opstellen in de hoedanigheid van commissaris met vermelding dat het een commissarisverslag betreft (hierna, grief “D86”).
xxix. Pro forma consolidatie (controlewerkzaamheden)
• ISA 600.15, 600.17.a, 600.17.b, 600.18.a, 600.18.b, 600.19.a,
600.19.b, 600.20, 600.21.a, 600.21.c, 600.21.d, 600.24, 600.25,
600.26 tot 600.30, 600.28, 600.31, 600.32, 600.34 tot 600.37,
600.33, 600.38, 600.39, 600.40, 600.41, 600.42, 600.43, 600.45,
600.46, 600.47, 600.34 en 600.35 en artikel 29 WTB doordat niet uit het controledossier blijkt dat Partij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (hierna, grief “D87”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D88”).
• Artikel 29 WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer bewust zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden uit het verslag en een verslag op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd (hierna, grief “D89”).
xxx. Controledocumentatie
• ISA 230.2, 230.7, 230.8 en 230.9 en artikel 29 WTB doordat het noch voor een ervaren auditor, die voorheen niet bij de controle betrokken was, noch voor het College mogelijk is om enig inzicht te verwerven in de uitgevoerde controlewerkzaamheden (hierna, grief “D90”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D91”).
• Artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer bewust zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden uit het commissarisverslag en andere verslagen en deze op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd (hierna, grief “D92”).
xxxi. Bevestigingsbrief
• ISA 580.14 en artikel 29 WTB door niet te beschikken over een ondertekende bevestigingsbrief op het moment waarop de commissarisverklaring gedateerd is (hierna, grief “D93”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D94”).
xxxii. Verslaggeving (aantal jaren in functie)
• Art. 3:75, §1, 1° WVV en art. 29 WTB door in het commissarisverslag niet te vermelden hoeveel jaar het mandaat reeds wordt uitgeoefend (hierna, grief “D95”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D96”).
xxxiii. Verslaggeving (benadrukking bepaalde aangelegenheden)
• ISA 706.12 en artikel 29 WTB doordat niet uit het controledossier blijkt dat deze controlewerkzaamheden werden uitgevoerd (hierna, grief “D97”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D98”).
xxxiv. Verslaggeving (erelonen)
• Artikel 3:75, § 1, 3°, 9° en 3:97 WVV en artikel 19 en 81 van de Bijkomende Norm door op onregelmatige wijze een jaarrekening te attesteren door inbreuken op het boekhoud- en het vennootschapsrecht niet te vermelden, terwijl niet is voldaan aan de voormelde bepalingen en hij daarvan kennis heeft of niet heeft gedaan wat hij had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen is voldaan (hierna, grief “D99”).
• Artikel 3:75, § 1, 9° en 11° WVV en artikel 19 en 81 van de Bijkomende Norm en artikel 29 WTB door de inbreuk op artikel 3:65,
§ 3 WVV niet te vermelden en moedwillig deze informatie ook achter te houden in zijn commissarisverslag (hierna, grief “D100”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D101”)
• Artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer bewust zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden uit het commissarisverslag (hierna, grief “D102”).
xxxv. Verslaggeving (referentiekader)
• Artikel 3:75, § 1, 2° WVV en artikel 8 en 19 van de Bijkomende Norm door bewust te verwijzen naar algemeen aanvaarde normen in het controleverslag en zo te laten uitschijnen dat een ISA-conforme controle werd uitgevoerd, terwijl dat niet het geval was (hierna, grief “D103”).
• Artikel 3:75, § 1, 2° en 3:97 WVV en artikel 29 artikel 12 en 29 WTB door op onregelmatige wijze een jaarrekening te attesteren door bewust te verwijzen naar algemeen aanvaarde normen en zo te laten uitschijnen dat een ISA-conforme controle werd uitgevoerd, terwijl niet is voldaan aan de voormelde bepalingen en hij daarvan kennis heeft of niet heeft gedaan wat hij had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen is voldaan (hierna, grief “D104”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D105”).
• Art. 29 WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer bewust het model van een commissarisverslag aan te passen om het misleidend te maken, zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden uit het commissarisverslag en een commissaris-verslag op te stellen zonder dat de bij wet vereiste controlewerkzaamheden werden uitgevoerd (hierna, grief “D106”).
xxxvi. Communicatie met het bestuursorgaan:
• ISA 260.15, 260.19 en 260.23 en artikel 29 WTB doordat niet uit het controledossier blijkt dat Partij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (hierna, grief “D107”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D108”).
xxxvii. Archivering:
• ISA 230.14 en 230.15 en artikel 17, §3 en 29 WTB doordat niet uit het controledossier blijkt dat Partij deze werkzaamheden heeft uitgevoerd (hierna, grief “D109”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D110”).
• Artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door na het verzoek van het College op onregelmatige wijze en bovendien zonder enige voorafgaande melding aan het College documenten aan te maken en toe te voegen aan het dossier om zodoende te laten uitschijnen dat het origineel niet-aangepaste controledossier werd overgemaakt, terwijl dat niet het geval was (hierna, grief “D111”). Op die wijze wordt het College doelbewust misleid over de naleving van de wettelijke verplichtingen door Partij en in zijn toezicht en wordt ook het doel van het controledossier miskend.
xxxviii. Verplichting tot het naleven van opgelegde schorsing
- Gebruik van titel bedrijfsrevisor, uitvoeren revisorale werkzaamheden tijdens schorsing, aanvaarding nieuwe cliënten
• Artikel 29, 57 en 85, § 1, 1° en 2° WTB en artikel 116/2 van de AML- wet door in de periode met ingang van 2 februari 2022 17u00 tot en met 16 februari 2022 23u59 gebruik te maken van of te alluderen op de titel van bedrijfsrevisor en revisorale werkzaamheden uit te voeren die een bedrijfsrevisor op basis van de WTB kan uitvoeren en werkzaamheden uit te voeren die een bedrijfsrevisor op basis van de wet van 17 maart 2019 betreffende de beroepen van accountant en belastingadviseur kan uitvoeren, in onderaanneming of enige andere wijze (hierna, grief “D112”).
Het definitief onderzoeksverslag overweegt: “Het gebruik maken van of alluderen op de titel van bedrijfsrevisor en het rechtstreeks, in onderaanneming of enige andere wijze uitvoeren van revisorale werkzaamheden en cliënten aanvaarden gedurende een periode van schorsing vormt een ernstige inbreuk op de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid. Een dergelijke houding getuigt immers van een kennelijk gebrek aan respect tegenover een wettelijk beschermde titel en wijst op een totale afwezigheid van enig ethisch normbesef. Het vertrouwen in het ambt wordt daardoor op een ernstige wijze beschaamd.”
xxxix. Verplichting tot het naleven van voorlopige onthouding
- Gebruik van titel bedrijfsrevisor, uitvoeren revisorale werkzaamheden
• artikel 29, 57 en 85, § 1, 1° en 2° WTB; artikel 116/2 van de AML-wet door in de periode vanaf 11 maart 2022 gebruik te maken van of te alluderen op de titel van bedrijfsrevisor en revisorale werkzaam- heden uit te voeren die een bedrijfsrevisor op basis van de WTB kan uitvoeren en werkzaamheden uit te voeren die een bedrijfsrevisor op basis van de wet van 17 maart 2019 betreffende de beroepen van accountant en belastingadviseur kan uitvoeren, rechtstreeks, in onderaanneming of enige andere wijze (hierna, grief “D113”).
• Het definitief onderzoeksverslag overweegt: “Het gebruik maken van of alluderen op de titel van bedrijfsrevisor en het rechtstreeks, in onderaanneming of enige andere wijze uitvoeren van revisorale werkzaamheden en cliënten aanvaarden gedurende een periode van schorsing vormt een ernstige inbreuk op de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid. Een dergelijke houding getuigt immers van een kennelijk gebrek aan respect tegenover een wettelijk beschermde titel en wijst op een totale afwezigheid van enig ethisch normbesef. Het vertrouwen in het ambt wordt daardoor op een ernstige wijze beschaamd.”
xl. Verplichting tot medewerking, kiesheid, rechtschapenheid en waardigheid ten aanzien van de toezichthouder:
- Artikel 29 en 85, § 1, 3° WTB (hierna, grief “D114”) door:
a) aan de toezichthouder voor te houden en deze zelfs voor te liegen dat het kantoor gesloten is om de inspectie uit te stellen, terwijl dit niet strookt met de feitelijke vaststellingen die volgen uit de analyse van de informaticasystemen;
b) aan de toezichthouder voorwaarden op te leggen om de eerste inspectie te kunnen uitvoeren en niet op het eerste verzoek mee te werken aan deze inspectie;
c) aan de toezichthouder voor te houden dat hij alle datagegevens van de periode 2019-2020-2021 verloren waren, terwijl dit niet strookt met de feitelijke vaststellingen die volgen uit de analyse van de informatica- systemen;
d) tegen de medewerkers van de toezichthouder klacht neer te leggen waarbij verklaringen werden afgelegd die niet stroken met een niet- betwist verslag van vaststellingen en de navolgende feiten;
e) de toezichthouder mee te delen dat een inspectie zal worden geweigerd en de inspectie vervolgens wordt geweigerd;
f) de toezichthouder voor te houden te stoppen met revisorale werkzaamheden, terwijl dit niet strookt met de feitelijke vaststellingen die volgen uit de analyse van de informaticasystemen, de opgestelde factuur van de bedrijfsrevisor en de gegevens van de Nationale Bank van België;
g) geen volledige uitvoering te geven aan de beschikking van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg en de computer die het voorwerp uitmaakte van de computercrash niet te overhandigen of te bezorgen aan het CTR;
h) de toezichthouder trachten te misleiden door op 11 maart 2022, vlak na de inspectie van dezelfde dag, een nieuwe laptop aan te kopen en deze vervolgens op 14 maart 2022 te bezorgen aan de toezichthouder.
- Artikel 29 WTB samen gelezen met artikel 445 Sw. door een lasterlijke aangifte in te dienen, die tot doel had om de betrokken inspecteurs van het College te schaden (hierna, grief “D115”).
xli. Jaarlijkse rapporteringsverplichting
- Bewust onjuiste of onvolledige informatie verstrekken (Auditors Annual Cartography):
• artikel 29, 55 en 85, § 1, 3° WTB door bewust onjuiste of onvolledige informatie verstrekken in het kader van de Auditors Annual Cartography (hierna, grief “D116”). Het definitief onderzoeksverslag stelt in dit verband: “Dit wijst immers op een kennelijk gebrek aan respect tegenover de toezichthouder, met als (wellicht nagestreefd) risico een belemmering van een deugdelijke uitoefening van diens taken als gevolg.”
- Bewust belangrijke informatie niet waarheidsgetrouw opnemen:
• Artikel 29 van de WTB samen gelezen met artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. door onder meer bewust belangrijke informatie niet waarheidsgetrouw op te nemen, zeer belangrijke informatie niet op te nemen en achter te houden uit de aangifte in het kader van de Auditors Annual Cartography (hierna, grief “D117”). Het definitief onderzoeksverslag overweegt in dit verband: “Op die wijze werd niet alleen het College doelbewust misleid en belangrijke informatie onthouden, maar ook het IBR in het kader van de berekening van de bijdragen die zorgen voor de financiering van het toezicht door het College. De bedrijfsrevisor geeft zo zichzelf zo een onrechtmatig (economisch) voordeel.”
xlii. Onregelmatige uitoefening van activiteiten:
- Uitvoeren revisorale werkzaamheden voor vennootschap die verplicht is commissaris te benoemen:
• Artikel 3:97, § 1 en § 2 WVV en artikel 29 WTB door zich niet te onthouden van het aanvaarden of voortzetten van enige opdracht met inbegrip van enige opdracht tot het attesteren of goedkeuren van rekeningen, jaarrekeningen, balansen en resultatenrekeningen of geconsolideerde jaarrekeningen opgesteld door een onderneming die weigert of nalaat een commissaris aan te stellen terwijl zij hiertoe wettelijk verplicht is en hij daarvan kennis heeft, of, niet heeft gedaan wat hij had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen is voldaan (hierna, grief “D118”).
• Artikel 12 (professionele zorgvuldigheid en vakbekwaamheid) en 29 (waardigheid van het beroep) WTB (hierna, grief “D119”).
19. Het definitief onderzoeksverslag besluit voor grieven D3, D6, D8, D10, D14, D16, D19, D22, D25, D31, D37, D49, D67, D85, D91, D94, D96, D98, D101, D105, D108, D110, D119 (m.b.t. artikelen 12 en 29 WTB) dat Partij: (i) zich niet gedroeg als een normaal, zorgvuldig en vooruitziend bedrijfsrevisor in dezelfde omstandigheden en (ii) evenmin aantoonde dat zij op een juiste en adequate wijze kan omgaan met eisen, verwachtingen en problemen die zich (kunnen) voordoen binnen en tussen verschillende aspecten van zijn werkzaamheden. Tevens wordt voor diezelfde grieven besloten tot een gebrek aan diligentie en zorgvuldigheid in de beroepsuitoefening die de kernwaarden van het beroep aantasten.
20. Het definitief onderzoeksverslag besluit voor grieven D28, D34, D40, D43, D46, D51, D54, D57, D60, D64, D70, D73, D78, D81, D88 (m.b.t. artikelen 12 en 29 WTB), bovenop de overwegingen uit randnummer 15, dat Partij bovendien evenmin een professioneel-kritische ingesteldheid toont door verklaringen over financiële informatie te ondertekenen zonder enige vorm van onderzoek.
22. Het definitief onderzoeksverslag argumenteert voor grief D69b, D72, D76, D80, D104 dat er eveneens sprake is van bedrieglijk opzet: er werd immers door de gehanteerde werkwijze aan anderen (i.e. KV Oostende) een onrechtmatig voordeel verschaft.
III.3 Voorstel van sanctie
23. Het College stelt voor om: (i) Partij een administratieve geldboete op te leggen van 250.000 euro, (ii) de hoedanigheid van bedrijfsrevisor van Partij in te trekken; en (iii) openbaar te verklaren dat de controleverslagen voor de boekjaren 2018-2019, 2019-2020 en 2020-2021 die door Partij waren opgesteld voor de nv KV OOSTENDE niet voldoen aan de eisen van artikel 28 van de richtlijn 2006/43/EG.
24. Het College houdt daarbij rekening met de concrete omstandigheden van de zaak, in het bijzonder de ernst en de duur van de inbreuken. Zo weerhoudt het College, dat zich aansluit bij het definitief onderzoeksverslag, niet minder dan 217 grieven (supra, III). In de kennisgeving van de grieven gaat het College nader in op enkele van de voornaamste inbreuken en verwijst het College met name naar het commissarismandaat van Partij bij KV Oostende. Het College benadrukt dat, voor de boekjaren 2018-2019 en 2019-2020 Partij niet over een controledossier beschikte, met als gevolg dat alle commissarisverslagen en verslagen die Partij heeft opgesteld voor A voor deze twee boekjaren op geen enkele wijze worden onderbouwd en bijgevolg niet stroken met de werkelijkheid. De beweerde computercrash (waarvan uit onderzoek bleek dat deze niet overeenstemde met de realiteit) kwalificeert volgens het College niet als overmacht, aangezien elke bedrijfsrevisor over een performant en werkend back-upsysteem moet beschikken en dit op regelmatige basis moet testen.
Voor het boekjaar 2020-2021 beschikte Partij wel over een controledossier, maar daaruit bleek volgens het College dat Partij naliet om zelfs maar de meest essentiële controlewerkzaamheden correct uit te voeren. Volgens het College leidt die vaststelling ertoe dat de commissarisverslagen en verslagen die Partij
heeft opgesteld voor A evenmin noemenswaardig werden onderbouwd en bijgevolg evenmin stroken met de werkelijkheid.
Tevens verwijst het College naar een aantal bijzondere vaststellingen m.b.t. de afzonderlijke boekjaren.
Wat betreft boekjaar 2018-2019 wijst het College erop dat voor dit boekjaar B de commissaris van KV Oostende was. Die commissaris stelde een verslag op met oordeelonthouding, gezien de onmogelijkheid om voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen teneinde te bepalen of er een onzekerheid van materieel belang bestond inzake de continuïteit van KV Oostende. Het College preciseert dat dit verslag nooit werd bekendgemaakt bij de bij de Nationale Bank van België (“NBB”) neergelegde jaarrekening.
Het College haalt aan dat, tegen een achtergrond van mogelijke investeringen in en de voetballicentie voor 1ste klasse van KV Oostende, KV Oostende een alternatieve oplossing zocht en vond, met medewerking van Partij, met name: het opstellen van een onregelmatig gecorrigeerde jaarrekening om toch een (door Partij opgesteld) gunstig commissarisverslag mogelijk te maken. Dit gunstig commissarisverslag kon dan worden neergelegd bij de NBB, samen met de onregelmatig gecorrigeerde jaarrekening. Partij werkte actief mee aan deze onregelmatigheden.
Het College preciseert dat het door Partij opgestelde commissarisverslag om verschillende redenen problematisch was: (i) omdat Partij op geen enkele wijze kon optreden als commissaris van KV Oostende voor dat boekjaar (het kwam immers aan B toe om zich uit te spreken zowel over de oorspronkelijke als over de gecorrigeerde jaarrekening); en (ii) omdat de gecorrigeerde jaarrekening werd goedgekeurd op de datum waarop de algemene vergadering ook tot benoeming van Partij besloot (zelfs voorafgaand aan haar benoeming). Het commissarisverslag werd daarbij bewust gedateerd één dag na die algemene vergadering, om de indruk te wekken dat Partij wel op regelmatige wijze als commissaris optrad (na benoeming op de algemene vergadering), terwijl op diezelfde vergadering het commissarisverslag van Partij geagendeerd was.
Volgens het College was ook de inhoud van het commissarisverslag van Partij problematisch. De correcties die aan de grondslag lagen van de gecorrigeerde jaarrekening waren volgens het College namelijk louter een drogreden om de oordeelonthouding van B te kunnen wijzigen. Het College verwijst naar het onderzoek van de secretaris-generaal waaruit blijkt dat de onzekerheid op het vlak van de continuïteit, zoals vastgesteld door B, niet is gewijzigd tijdens de periode waarin Partij actief was voor KV Oostende. Nochtans ging Partij in haar commissarisverslag vooral in op het continuïteitsvraagstuk en wijzigde zij op dit punt de strekking van de verklaring van B. Verder beperkte Partij haar vermeende controlewerkzaamheden, in strijd met de toepasselijke regelgeving, tot de aan de jaarrekening doorgevoerde wijzigingen, terwijl Partij een volledige controle moest uitvoeren op de jaarrekening en het commissarisverslag moest slaan op de integrale jaarrekening.
Wat betreft boekjaar 2019-2020, weerhoudt het College dat:
(i) Partij actief heeft deelgenomen aan boekhoudkundige fraude. Het College verwijst naar de jaarrekening over het boekjaar waaruit blijkt dat KV Oostende in de loop van het boekjaar op onregelmatige wijze en met uitdrukkelijke tussenkomst van Partij herstructureringskosten van meer dan EUR 1.000.000 heeft geactiveerd. Het College stipt tevens aan dat Partij heeft nagelaten die ernstige inbreuk op het boekhoudrecht te vermelden in haar commissaris- verslag.
Het College plaatst die vaststelling ten eerste tegen de achtergrond van het feit dat KV Oostende, in de periode van de opmaak en de goedkeuring van de jaarrekening, geconfronteerd werd met een bewarend beslag op haar bankrekeningen waarbij de eisende partijen op basis van de jaarrekening per 30 juni 2019 de rechter hadden kunnen overtuigen dat KV Oostende op het punt van faillissement stond en dat er dus hoogdringendheid bestond om de bankrekeningen te bevriezen. Het activeren van herstructureringskosten had tot gevolg dat het resultaat en het vermogen een betere voorstelling kregen. Vervolgens stelde Partij, zonder enige controlewerkzaamheid te hebben uitgevoerd, een gunstig commissarisverslag op, dat dan vervolgens door KV Oostende werd aangewend in de procedure voor de beslagrechter.
Het College wijst er tevens op dat het bedrag van herstructureringskosten op advies van Partij met 500.000 euro was verhoogd. Partij had met name voorgesteld om een factuur aan KV Oostende ten belope van dat bedrag, tegen de toepasselijke regelgeving in, als geactiveerde herstructureringskost te boeken, waarbij tevens door Partij werd geadviseerd om die kost niet af te schrijven. Het College argumenteert dat Partij hierdoor volledig uit zijn rol viel als commissaris: niet enkel deed Partij geen zorgvuldig onderzoek naar de herkomst van dat bedrag; door een boekingswijze van een kritische verrichting in de boekhouding van KV Oostende voor te stellen, kon Partij niet langer onafhankelijk optreden. Met dit advies liet Partij zich volgens het College in met een materie die behoort tot de bevoegdheid van het bestuursorgaan. Het College stelde bovendien vast dat het een verboden niet-controledienst betrof.
(ii) Het College verwijst voor datzelfde boekjaar tevens naar een voortzetting van het patroon van roekeloos en onzorgvuldig gedrag voor de contractuele opdrachten voor KV Oostende. Voor die opdrachten, die voornamelijk tot doel hadden om verslagen op te stellen voor A, heeft het College vastgesteld dat Partij, zonder enige vorm van controlewerkzaamheden en in een tijdspanne die onmogelijk kan stroken met de werkelijkheid, verslagen heeft opgesteld.
(iii) Het College stelt voor wat betreft datzelfde boekjaar tevens vast dat Partij als fiscaal deskundige bijstand heeft verleend aan een prominent lid van KV Oostende, met het oog op het uittekenen van een strategie in een fiscaal strafonderzoek tegen die persoon. Hoewel “ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd” kwalificeert als “criminele activiteit” in de zin van de AML-wet, gaf dit op geen enkel ogenblik aanleiding tot enige waakzaamheid in hoofde
van Partij. Het College overweegt dat Partij, door in te gaan op een vergadering om te fungeren als deskundige in het voordeel van het prominente lid van KV Oostende, Partij onmogelijk nog onafhankelijk kon optreden ten aanzien van KV Oostende. Bovendien stelt het College vast dat het opnieuw ging om verboden niet-controlediensten.
Wat betreft boekjaar 2020-2021, verwijst het College naar een nota van Partij over de aankoop van spelers door KV Oostende, waarvan sommige van een zusterclub van KV Oostende, die vervolgens terug verhuurd werden aan diezelfde zusterclub. Het College stelt vast dat Partij niet overging tot de beoordeling of de transacties met de zusterclub al dan niet kwalificeerden als atypische verrichtingen in het kader van de AML-wet. Het College stelt tevens vast dat Partij evenmin onderzocht of deze transacties een vermoeden van witwassen deden rijzen en of er reden was tot melding aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI). Volgens het College geldt hetzelfde voor de modaliteiten van de financiële redding van KV Oostende die, te meer gelet op de afkomst van die middelen uit Hong Kong, evenmin hebben geleid tot een verhoogde waakzaamheid of een melding aan de CFI.
Wat betreft hetzelfde boekjaar stelt het College tevens vast dat de controle- werkzaamheden op het vlak van de continuïteitsveronderstelling ernstig te wensen overlieten. Het College stelt dat de verantwoording van de continuïteit in de financiële rapportering van KV Oostende niet voldeed aan de ter zake geldende regels. Het College verwijst naar de commissarisverklaring van Partij die geen onderdelen bevatte met betrekking tot het going concern-vraagstuk. Het controledossier bevatte evenmin controledocumentatie ter zake. Het College besluit dat Partij dus een zeer essentieel onderdeel van de controle van een onderneming op geen enkele wijze heeft behandeld. Volgens het College kan dit in verband worden gebracht met de zeer gewillige houding van Partij ten aanzien van KV Oostende om al het nodige te doen om haar op geen enkele wijze in problemen te brengen door haar controlewerkzaamheden of door de inhoud van haar commissarisverslag (niet ten aanzien van het publiek en nog minder ten aanzien van A in het kader van de licentieprocedure om een eersteklasse voetballicentie te bekomen of te behouden). In dit verband merkt het College tot slot ook op dat Partij te kwader trouw het modelverslag voor een commissarisverslag (dat is gehecht aan de bijkomende norm van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren (IBR)) heeft aangepast en op die wijze expliciet duidelijk heeft gemaakt dat de controle over het boekjaar niet werd uitgevoerd overeenkomstig de toepasselijke normen. Het College beschouwt die manipulaties als kunstige listgrepen waarbij Partij ten aanzien van derden de indruk heeft gewekt dat zij het wettelijk verplicht referentiekader voor de controle zou hebben toegepast, terwijl dat niet het geval is.
25. Ten tweede neemt het College in rekening dat Partij geen medewerking heeft verleend en het onderzoek zelfs moedwillig heeft belemmerd. Het College verwijst in dat verband in eerste instantie naar: (i) de verklaring van Partij, één dag voor de geplande eerste inspectie, dat de inspectie niet mogelijk zou zijn omdat het kantoor op de dag van de geplande inspectie gesloten zou zijn, wat
na onderzoek door de secretaris-generaal niet bleek te kloppen; (ii) de initiële weigering van Partij om aan het inspectieteam toegang te verschaffen tot zijn kantoor op de dag dat de inspectie daadwerkelijk werd uitgevoerd (Partij vroeg daarbij om eerst een overeenkomst te tekenen vooraleer het inspectieteam het kantoor mocht betreden); (iii) verschillende aanmaningen die nodig waren om gevraagde informatie te bezorgen.
In tweede instantie verwijst het College naar een herhaling van dit patroon naar aanleiding van een tweede inspectie (die erop was gericht om de naleving van opgelegde maatregelen te controleren, infra 26): (i) ook toen kwam er een mededeling van Partij, één dag voor de geplande inspectie, dat het volgens haar geen zin had om een inspectie uit te voeren omdat hij zijn werkzaamheden als bedrijfsrevisor zou stopzetten; (ii) wanneer het inspectieteam zich op de dag van de geplande tweede inspectie aanbood aan het kantoor van Partij, weigerde Partij de deur te openen en negeerde hij elke telefonische oproep vanwege het CTR; (iii) finaal was een rechterlijke machtiging nodig om op een latere datum een inspectie uit te kunnen voeren bij Partij en een kopie te kunnen bekomen van de computersystemen van Partij. Het College preciseert dat het rechterlijk bevel de eerste keer niet kon worden uitgevoerd omdat Partij weigerde de deur te openen en ook elke telefonische oproep negeerde;
(iv) Partij overhandigde nooit zijn originele laptop, waarvan Partij had gezegd dat deze was gecrasht met als gevolg dat hij niet meer zou beschikken over gegevens die dateren van na 2018. Een van de twee laptops die Partij wel overhandigde in uitvoering van het rechterlijk bevel, bleek te zijn aangekocht op de dag waarop de tweede inspectie daadwerkelijk had kunnen plaatsvinden.
In derde instantie haalt het College de factuur aan die Partij heeft overgemaakt aan het CTR (ten bedrage van EUR 10.035, met toepassing van de contractuele voorwaarden van Partij die volgens hem van toepassing waren op de wettelijke opdrachten die het CTR uitvoerde) en de klacht die Partij heeft ingediend tegen de leden van het inspectieteam van het CTR (waarbij hen onder meer werd verweten: bedreigingen, huisvredebreuk, belaging en daden van willekeur).
Ten slotte haalt het College in dit verband aan dat Partij het overgemaakte controledossier voor boekjaar 2020-2021 (m.b.t. KV Oostende) nog zou hebben aangepast na datum van het formeel verzoek tot overmaking daarvan. Ook zou Partij na een inspectie van het CTR nog opzoekingen hebben uitgevoerd en documenten hebben toegevoegd aan het dossier om te laten uitschijnen dat Partij alle antiwitwasverplichtingen minutieus zou hebben uitgevoerd, wat het College ziet als een moedwillige manipulatie om een andere werkelijkheid voor te stellen aan de toezichthouder en diens onderzoek aldus te belemmeren.
26. Ten derde neemt het College in rekening dat Partij geen maatregelen heeft genomen ter voorkoming van herhaling van de inbreuken. Het College verwijst daarbij naar het feit dat Partij nooit gevolg heeft gegeven aan een reeks binnen bepaalde termijnen te nemen maatregelen die hem werden opgelegd, op basis van de informatie bekomen tijdens voornoemde eerste inspectie: (i) een termijn om te antwoorden op de vragen van het CTR die werden gesteld
bij het verplaatsen van de eerste inspectie naar een nieuwe datum; (ii) een termijn om zijn kantoororganisatie te laten voldoen aan de minimumvereisten; (iii-iv) een termijn om uitvoering te geven aan de antiwitwasregelgeving inzake de “algemene” en de “individuele” risicobeoordeling; (v-vi) een termijn om de verplichtingen inzake archivering en monitoring uit te voeren.
Het College voegt hieraan toe dat Partij geschorst was tijdens de termijn die was opgelegd om deze maatregelen uit te voeren, maar dat uit het onderzoek van de secretaris-generaal is gebleken dat Partij tijdens deze periode gebruik bleef maken van de titel van bedrijfsrevisor en ook activiteiten met gebruik van deze titel bleef uitvoeren. Aangezien na afloop van de opgelegde termijn geen gevolg bleek te zijn gegeven aan de opgelegde maatregelen, werd Partij een voorlopige onthouding opgelegd. Uit onderzoek van de secretaris-generaal is gebleken dat Partij ook tijdens die periode activiteiten heeft uitgevoerd van de titel van bedrijfsrevisor gebruik heeft gemaakt.
27. Ten vierde houdt het College rekening met het feit dat Partij beschikt over een sanctieverleden. Meer specifiek gaat het om een aantal tuchtbeslissingen van de Tuchtcommissie van het IBR uit 2013, 2014, 2017 en een strafvordering waarvoor het Hof van Beroep van Antwerpen in 2014 de verjaring heeft vastgesteld (definitief onderzoeksverslag, blz. 16-37).
28. Ten vijfde neemt het College de mate van verantwoordelijkheid van Partij in rekening. Meer bepaalt overweegt het College (randnummers 14, 18, 22), met verwijzing naar het definitief onderzoeksverslag, dat er in hoofde van Partij sprake was van bedrieglijk opzet.
29. Ten zesde neemt het College in overweging, met verwijzing naar het definitief onderzoeksverslag, dat Partij een onrechtmatig (economisch) voordeel heeft gehaald uit de inbreuken (supra, randnummers 13, 17, 21, alsook grieven C13, D4 en D117).
30. Ten zevende wijst het College erop dat de sanctie een afschrikwekkende werking moet hebben om te voorkomen dat in de toekomst soortgelijke inbreuken worden gepleegd, ook door andere revisoren. Het College wijst ook op de voorbeeldfunctie en financiële vertrouwensfunctie van de bedrijfsrevisor en het evenredig strenge verwachtingspatroon dat daaruit voortvloeit.
31. Specifiek wat betreft de voorgestelde openbare verklaring, overweegt het College dat alle door Partij opgestelde commissarisverslagen niet stroken met de werkelijkheid, onregelmatig tot stand zijn gekomen en dit de beoordelingen van Partij eveneens onregelmatig heeft gemaakt. In het licht daarvan is het volgens het College noodzakelijk ter bescherming van het algemeen belang en de belangen van derden om bekend te maken dat de controleverslagen voor de boekjaren 2018-2019, 2019-2020 en 2020-2021 die door Partij werden opgesteld voor de NV KV Oostende niet voldoen aan de eisen van artikel 28 van de richtlijn 2006/43/EG. Derden, zoals A en andere instanties, overweegt het
College, hebben zich immers gesteund op deze onregelmatig tot stand gekomen verslagen voor hun beoordelingen.
32. Het stelt tevens voor om de beslissing nominatief bekend te maken. Daartoe verwijst het College naar de algemene regel vervat in artikel 72, § 3, vierde lid, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (hierna, de “wet van 2 augustus 2002”). Het College wijst erop dat de sanctiecommissie enkel in drie strikt omschreven gevallen over de mogelijkheid beschikt om de sanctie niet nominatief bekend te maken (artikel 72, § 3, vijfde lid van de wet van 2 augustus 2002) en dat geen van die drie gevallen toepassing vinden in casu.
IV. Feiten
33. De xxxx Xxx Xxxxxxxxxx (Partij) is sinds 30 september 1992 ingeschreven in het openbaar register van de bedrijfsrevisoren onder het nummer … (stuk A.1 College).
34. Partij voert werkzaamheden uit in het bedrijfsrevisorenkantoor Y, ingeschreven in de kruispuntbank van ondernemingen onder het nummer … en ingeschreven in het openbaar register van de bedrijfsrevisoren onder het nummer … (stuk
A.2 College).
35. Naar aanleiding van de verdere opvolging van een ‘kwaliteitscontrole 2018’ in oktober 2021, in het kader waarvan Partij aan het CTR meedeelde dat hij een computercrash zou hebben ondergaan, ging het CTR over tot het organiseren van een inspectie, die uiteindelijk kon plaatsvinden op 10 januari 2022 (supra, 25). Op basis van de tijdens de inspectie verkregen informatie werden aan Partij een aantal maatregelen opgelegd (supra, 26). Daarop organiseerde het CTR een tweede inspectie, die uiteindelijk kon doorgaan op 11 maart 2022, om de naleving van de opgelegde maatregelen te beoordelen (supra, 25).
36. De secretaris-generaal opende een onderzoek op 28 januari 2022 (supra, 1), dat aanleiding gaf tot een definitief onderzoeksverslag dd. 13 maart 2023 (supra, 2). Het College weerhield in zijn kennisgeving van de grieven (dd. 23 maart 2023) de hierboven genoemde grieven (supra, randnummer 7, met verwijzing naar deel III.1-III.2).
V. Beoordeling door de sanctiecommissie
V.1. Algemeen
37. De sanctiecommissie stelt vast dat de door het College weerhouden inbreuken in hoofde van Partij (supra, randnummer 7; deel III.1-III.2): (i) uitvoerig en overtuigend werden onderbouwd in het definitief onderzoeksverslag van de secretaris-generaal, zoals ondersteund in de daarbij gevoegde stukken en bevestigd ter zitting door de pleidooien; en (ii) door Partij op generlei wijze werden weerlegd, noch schriftelijk (supra, randnr. 5), noch ter zitting.
38. De sanctiecommissie stelt evenwel tevens vast dat een aantal van de door het College in hoofde van Partij weerhouden inbreuken (supra, randnummer 7; deel III.1-III.2) inbreuken op art. 29 WTB uitmaken, in samenlezing met (i) bepalingen uit het Strafwetboek, dan wel (ii) art. XV.15 WER (op grond waarvan overeenkomstig artikel XV.70 WER een strafrechtelijke geldboete kan worden opgelegd). De sanctiecommissie is van oordeel dat, hoewel het College deze inbreuken voorlegt in samenlezing met art. 29 WTB, zij niet bevoegd is om zich daarover uit te spreken, aangezien de beoordeling van inbreuken op het Strafwetboek, dan wel het opleggen van strafrechtelijke geldboetes exclusief toekomt aan de overeenkomstig het Wetboek van Strafvordering bevoegde hoven en rechtbanken.
V.2. Besluit
39. De sanctiecommissie besluit, op grond van de motieven zoals uiteengezet in
V.1. (supra, 37-38) dat de xxxx Xxxxxxxxxx een inbreuk heeft gepleegd op de in deel III.1-III.2 vermelde bepalingen, met uitzondering van artikel 29 WTB, in de mate dat de schending van dat artikel wordt voorgelegd in samenlezing met
(i) artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw en (ii) artikel XV.75 WER.
VI. Op te leggen sanctie
40. Overeenkomstig artikel 59 WTB kan de sanctiecommissie van de FSMA indien zij, overeenkomstig artikel 58 en met naleving van de procedure als bedoeld in hoofdstuk III, afdeling 5, van de wet van 2 augustus 2002, met uitzondering van de artikelen 70 en 71, een inbreuk vaststelt op de toepasselijke wettelijke, reglementaire en normatieve bepalingen, de volgende maatregelen nemen ten aanzien van de bedrijfsrevisoren: een waarschuwing, een berisping, een openbare verklaring op de website van de FSMA, waarin de naam van de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon en de aard van de inbreuk worden vermeld, een tijdelijk verbod van maximaal drie jaar voor de bedrijfsrevisor, het geregistreerde auditkantoor of de vaste vertegenwoordiger om iedere beroepsmatige dienstverlening of bepaalde dienstverlening te verrichten, een openbare verklaring dat het controleverslag niet voldoet aan de eisen van artikel 28 van de richtlijn 2006/43/EG of, in voorkomend geval, van artikel 10 van verordening (EU) nr. 537/2014, een tijdelijk verbod van maximaal drie jaar voor een lid van een bedrijfsrevisorenkantoor of van een leidinggevend of bestuursorgaan van een organisatie van openbaar belang om functies in bedrijfsrevisorenkantoren of organisaties van openbaar belang te bekleden, de intrekking van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor, een administratieve geldboete die niet meer mag bedragen dan 2.500.000 euro voor hetzelfde feit of geheel van feiten. Wanneer de inbreuk de overtreder een vermogensvoordeel heeft opgeleverd of hem in staat heeft gesteld een verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het drievoud van het bedrag van dat voordeel of dat verlies.
41. Overeenkomstig artikel 72, § 3, eerste lid, van de wet van 2 augustus 2002 dient de sanctiecommissie bij het bepalen van de administratieve maatregelen en
geldboetes als bedoeld in artikel 59 WTB rekening te houden met alle relevante omstandigheden. Met toepassing van het proportionaliteitsbeginsel dient het bedrag van de geldboete die de FSMA kan opleggen, te worden bepaald rekening houdend met de xxxxx xxx xx xxxxxx en de subjectieve schuld van de partij.
42. Het College stelt voor, zoals reeds aangegeven in randnummer 23 van deze beslissing, om (i) Partij een administratieve geldboete op te leggen van 250.000 euro, (ii) de hoedanigheid van bedrijfsrevisor van Partij in te trekken; en (iii) openbaar te verklaren dat de controleverslagen voor de boekjaren 2018-2019, 2019-2020 en 2020-2021 die door Partij waren opgesteld voor de nv KV OOSTENDE niet voldoen aan de eisen van artikel 28 van de richtlijn 2006/43/EG, rekening houdend met de concrete omstandigheden van de zaak (kennisgeving van de grieven, blz. 1-2).
43. Het College houdt daarbij rekening met de concrete omstandigheden van de zaak. In het bijzonder houdt het College rekening met volgende verzwarende omstandigheden: (i) de ernst en de duur van de inbreuken (veelvuldige en herhaalde inbreuken met ernstig karakter en over een lange periode, supra, 24); (ii) het gebrek aan medewerking door Partij (herhaalde moedwillige belemmering van het onderzoek, supra, 25); (iii) het feit dat Partij geen maatregelen heeft genomen ter voorkoming van herhaling van de inbreuken (Partij gaf geen uitvoering aan opgelegde maatregelen, supra, 26); (iv) het sanctieverleden van Partij (supra, 27); (v) de mate van verantwoordelijkheid van Partij (meerdere vaststellingen van bedrieglijk opzet, supra, 28); (vi) het feit dat Partij uit een aantal inbreuken een onrechtmatig (economisch) voordeel heeft gehaald (supra, 29). Het College overweegt ook dat een sanctie een afschrikwekkende werking moet hebben (supra, 30). Tot slot overweegt het College, specifiek voor wat betreft de voorgestelde openbare verklaring, dat die noodzakelijk is omdat derden, zoals A en andere instanties, voor hun beoordelingen hebben gesteund op de onregelmatig tot stand gekomen verslagen van Partij (supra 31).
Het College komt tot het besluit dat Partij ernstig is tekortgeschoten in haar beroepsverplichtingen en op fundamentele wijze afbreuk heeft gedaan aan het gewettigd vertrouwen dat de gemeenschap kan stellen in de werkzaamheden van een bedrijfsrevisor. Het gaat volgens het College om dermate ernstige onzorgvuldigheden en normvervaging dat geen lichtere sanctie kan worden overwogen.
44. Partij heeft noch schriftelijk (supra, 5), noch ter zitting enig verweer gevoerd
m.b.t. de door het College voorgestelde sanctie (supra, 42).
45. De sanctiecommissie legt de xxxx Xxxxxxxxxx de volgende sanctie op:
- een administratieve geldboete van 250.000 euro,
- de intrekking van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor van Partij;
- de hiernavolgende openbare verklaring: “de controleverslagen voor de boekjaren 2018-2019, 2019-2020 en 2020-2021 die door Partij waren opgesteld voor de nv KV OOSTENDE voldoen niet aan de eisen van artikel 28 van de richtlijn 2006/43/EG”.
46. De sanctiecommissie treedt het College bij wat betreft de hogergenoemde verzwarende elementen en omstandigheden (supra, 43), maar preciseert dat, wat betreft de omstandigheid van het sanctieverleden van Partij, geen rekening kan worden gehouden met de strafvordering waarvoor het Hof van Beroep van Antwerpen in 2024 de verjaring heeft vastgesteld (bij gebrek aan beoordeling ten gronde). De sanctiecommissie verduidelijkt dat deze precisering niet van aard is om enige doorslag te geven bij het bepalen van de op te leggen sanctie.
47. De sanctiecommissie treedt het College bij dat de sanctie een voldoende ontradend effect moet hebben.
48. Gelet op voormelde verzwarende elementen en omstandigheden (supra, 43), die de sanctiecommissie zoals eerder gezegd bijtreedt (supra, 46), is een sanctie met louter moreel effect, zoals een waarschuwing of een berisping, niet gepast. Volgens de sanctiecommissie bestaat de aangewezen sanctie bijgevolg in een administratieve geldboete waarbij de hoogte van de opgelegde boete wordt bepaald rekening houdend met alle relevante (gunstige en bezwarende), bewezen geachte elementen, hierboven (supra, 43) opgesomd. Op grond van al deze elementen, en ongeacht de precisering opgenomen in randnummers 38-39 (die de sanctiecommissie niet doorslaggevend acht bij het bepalen van de strafmaat, gelet op de veelheid van weerhouden inbreuken en het feit dat de inbreuk op artikel 29 WTB hoe dan ook vaststaat), acht de sanctiecommissie een administratieve geldboete van 250.000 euro in hoofde van de xxxx Xxxxxxxxxx, gepast. Dit bedrag stemt overeen met de door het College voorgestelde administratieve geldboete.
49. Op grond van diezelfde elementen acht de sanctiecommissie het gepast om de hoedanigheid van bedrijfsrevisor van Partij in te trekken. Partij is immers de hoedanigheid van bedrijfsrevisor niet waardig, aangezien hij dermate ernstig is tekortgeschoten in zijn beroepsverplichtingen en op fundamentele wijze afbreuk heeft gedaan aan het gewettigd vertrouwen dat de gemeenschap moet kunnen stellen in de werkzaamheden van een bedrijfsrevisor.
50. Tot slot treedt de sanctiecommissie het College bij dat de gevorderde openbare verklaring noodzakelijk is omdat derden, zoals A en andere instanties, voor hun beoordelingen hebben gesteund op de onregelmatig tot stand gekomen verslagen van Partij.
VII. Bekendmaking
51. Overeenkomstig artikel 72, § 3, vierde lid, van de wet van 2 augustus 2002 worden de beslissingen van de sanctiecommissie in beginsel nominatief bekendgemaakt op de website van de FSMA. De sanctiecommissie kan deze
bekendmaking uitstellen of tot de anonieme bekendmaking overgaan indien de nominatieve bekendmaking een onevenredig nadeel dreigt te berokkenen aan de betrokken personen of een lopend onderzoek of de stabiliteit van het financieel systeem of de financiële markten in gevaar zou brengen. Zij kan tevens beslissen tot niet-bekendmaking indien uitstel van bekendmaking of anonieme bekendmaking als onvoldoende worden beschouwd om te waarborgen dat de stabiliteit van het financieel systeem of de financiële markten niet in gevaar wordt gebracht, of om de evenredigheid te waarborgen van de bekendmaking in geval van een beslissing die wordt geacht van geringere betekenis te zijn.
52. Het College vraagt de nominatieve bekendmaking van de beslissing zoals deze in regel wordt voorzien door artikel 72, § 3, vierde lid, van de wet van 2 augustus 2002. Het College wijst erop dat de sanctiecommissie enkel in drie strikt omschreven gevallen over de mogelijkheid beschikt om de sanctie niet nominatief bekend te maken (artikel 72, § 3, vijfde lid van de wet van 2 augustus 2002) en dat geen van die drie gevallen toepassing vinden in casu.
53. Partij heeft geen verweer gevoerd omtrent de bekendmaking van de beslissing, noch schriftelijk (supra, randnr. 5), noch ter zitting.
54. De sanctiecommissie besluit, op grond van artikel 72, § 3, vierde en zesde lid, van de wet van 2 augustus 2002 tot nominatieve bekendmaking van de beslissing op de website van de FSMA, met dien verstande dat na verloop van 5 jaar de bekendmaking anoniem zal zijn.
55. De sanctiecommissie ziet geen reden om haar beslissing met betrekking tot de hierboven vastgestelde inbreuken en de daarvoor gepaste sanctie niet op de normale wijze bekend te maken en aldus tot diens ontradend effect bij te dragen.
56. Er is geen sprake van een gevaar voor een lopend onderzoek of voor de stabiliteit van het financieel systeem of de financiële markten.
57. De nominatieve bekendmaking is evenmin van aard onevenredig nadeel te veroorzaken. De eventuele nadelige impact op het professionele leven van de xxxx Xxx Xxxxxxxxxx indien bekend wordt gemaakt dat hij, in zijn hoedanigheid van bedrijfsrevisor voornoemde inbreuken (supra, randnr. 39) heeft gepleegd, is een normaal gevolg van de wettelijke, in regel voorziene bekendmaking, en niet disproportioneel in het licht van de begane inbreuken waarvan hij de gevolgen moet dragen.
58. De beslissing kan niet worden geacht van geringe betekenis te zijn, gelet o.m. op de ernst en de duur van de inbreuken in hoofde van Partij (supra, 43 jo. 46). Het belang van de geschonden bepalingen verantwoordt, rekening houdend met de reeds opgelegde sanctie, een nominatieve bekendmaking van de beslissing teneinde (zoals reeds aangegeven) bij te dragen tot diens ontradend effect.
59. De nominatieve bekendmaking kan echter beperkt blijven tot 5 jaar teneinde de evenredigheid van de bekendmaking te verzekeren. Ook de namen en gegevens die derden betreffen (met uitzondering van KV Oostende, cf. infra) dienen te worden weggelaten om hun anonimiteit te vrijwaren en hun legitieme belangen niet te schaden. De sanctiecommissie acht de nominatieve vermelding van KV Oostende evenwel noodzakelijk om geen afbreuk te doen aan de doeltreffendheid van de administratieve maatregel uit artikel 59, § 1, 5° WTB (i.e. voormelde openbare verklaring, supra, 45, derde streepje).
Beslissing
60. De sanctiecommissie,
samengesteld uit de personen die deze beslissing ondertekenen, beslist om deze redenen, na deliberatie,
1. vast te stellen dat de xxxx Xxxxxxxxxx een inbreuk heeft gepleegd op de in deel III.1-III.2 vermelde bepalingen, met uitzondering van artikel 29 WTB, in de mate dat de schending van dat artikel wordt voorgelegd in samenlezing met (i) artikel 193, 196, 213, 210bis en 504quater Sw. en
(ii) artikel XV.75 WE;
2. met toepassing van artikel 59, § 1, 8°, WTB, en van artikel 72, § 3, van de wet van 2 augustus 2002, aan de xxxx Xxxxxxxxxx een administratieve geldboete van EUR 250.000 op te leggen;
3. met toepassing van artikel 59, § 1, 5°, WTB de hiernavolgende openbare verklaring uit te spreken: “de controleverslagen voor de boekjaren 2018- 2019, 2019-2020 en 2020-2021 die door Partij waren opgesteld voor de nv KV OOSTENDE voldoen niet aan de eisen van artikel 28 van de richtlijn 2006/43/EG”;
4. met toepassing van artikel 59, § 1, 7°, WTB in hoofde van de xxxx Xxxxxxxxxx de hoedanigheid van bedrijfsrevisor in te trekken;
5. met toepassing van artikel 72, § 3, vierde en zesde lid van de wet van 2 augustus 2002, de beslissing nominatief bekend te maken op de website van de FSMA, met weglating van de namen en gegevens van in deze beslissing vermelde derden (behalve van KV Oostende, in het licht van de doeltreffendheid van de administratieve maatregel uit voormeld punt 3°) teneinde hun legitieme belangen niet te schaden; met dien verstande dat na verloop van 5 jaar de bekendmaking anoniem zal zijn.
Brussel, 17 mei 2024 | |
Xxxxxx XXXXX | |
Xxxxxxx XXXXXXXXXXX | Xxxxx XXXXXXX |