VROM
VROM
Convenant Kerncentrale Borssele
Extra impulsen voor de transitie naar een duurzame energiehuishouding in samenhang met het langer openhouden van de kerncentrale in Borssele
Partijen:
1. De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de heer
X.X.X.X. xxx Xxxx, en de Minister van Economische Zaken, de heer X.X. Xxxxxxxxxx, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer H.A.L. xxx Xxxx, handelend in hun hoedanigheid van bestuursorgaan en in hun hoeda- nigheid van vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, hierna teza- men te noemen: ‘de Rijksoverheid’; en
2. N.V. Elektriciteits Produktiemaatschappij Zuid- Nederland EPZ, statutair gevestigd te Borssele, te dezen rechtsgeldig verte- genwoordigd door haar directeur de heer J.W.M. Xxxxxxx, hierna te noe- men ‘EPZ’;
3. Essent Energie B.V., statutair gevestigd te ‘s-Hertogenbosch, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directrice Essent Nederland B.V., welke vennootschap te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd wordt door de voorzitter van de raad van bestuur de heer M.A.M. Xxxxxxx, hierna te noemen ‘Essent’;
4. Delta Energy B.V., statutair geves- tigd te Middelburg, te dezen rechts- geldig vertegenwoordigd door haar directeur Delta N.V., welke vennoot- schap te dezen rechtsgeldig vertegen- woordigd wordt door de voorzitter van de raad van bestuur de heer P.G. Boerma, hierna te noemen ‘Delta’;
in aanmerking nemende dat:
1. aan EPZ op grond van de Kernenergiewet een vergunning1 voor onbepaalde tijd is verleend voor het in werking hebben van de kerncentra- le Borssele (KCB);
2. Delta en Essent ieder vijftig pro- cent van de aandelen in EPZ houden;
3. Delta en Essent voorts tollers zijn van de KCB, inhoudende dat zij in
gelijke delen afnemer zijn van de gehele elektriciteitsproductie van de KCB waarvoor zij een tolling prijs betalen;
4. in het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet Xxxxxxxxxx II (Hoofdlijnenakkoord) is vastgelegd dat ‘de kerncentrale Borssele zal wor- den gesloten wanneer de technische ontwerplevensduur (ultimo 2013) geëindigd is’;
5. EPZ niet bereid is om vrijwillig medewerking te verlenen aan het Hoofdlijnenakkoord om de bedrijfs- voering van de KCB per ultimo 2013 te beëindigen;
6. de Staatssecretaris van VROM de sluiting van de KCB (door middel van wetgeving) heeft overwogen2, maar daar van heeft afgezien vanwe- ge:
a. de uitkomsten van de hierna bedoelde verkenningen,
b. de mogelijkheid om door het geven van een extra impuls aan een meer duurzame energiehuishouding (ener- gie-efficiency, de productie van her- nieuwbare energie en schoon fossiel) in samenhang met de sluitingstermijn van de KCB met EPZ, Essent en Delta een convenant te sluiten en
c. de beslissing van de Tweede Kamer daarover;
7. de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) ter uitvoering van het Hoofdlijnenakkoord enige verkennin- gen heeft uitgevoerd naar de moge- lijkheden van sluiting van de KCB eind 20133;
8. de belangrijkste conclusies, die uit deze verkenningen4 naar voren komen, zijn dat er technische moge- lijkheden zijn om de bedrijfsvoering van de KCB na 2013 veilig voort te zetten, dat met de voortgezette bedrijfsvoering na 2013 een bijdrage kan worden geleverd aan de vermin- dering van uitstoot van broeikasgas- sen en dat een wettelijk afgedwongen sluiting zal leiden tot een omvangrijke schadevergoeding door de Staat;
9. tevens een verkenning is uitgevoerd naar de mogelijkheden van innovatief energiebeleid en daarbij de problema-
tiek van de sluiting van de KCB van- uit het oogpunt van het streven van de Rijksoverheid om de energiehuis- houding duurzamer te maken in een breder perspectief is geplaatst om daarmee een extra impuls te geven aan de transitie naar een duurzame energiehuishouding;
10. daarbij tevens in ogenschouw is genomen dat de voortgezette bedrijfs- voering van de KCB aanzienlijke besparingen oplevert op het terrein van de uitstoot van broeikasgassen, zoals CO2 en NOx, welke besparin- gen met betrekking tot CO2-emissies worden geschat op 1,4 miljoen ton CO2 per jaar;
11. partijen over de conclusies van deze verkenningen gesprekken hebben gevoerd;
12. EPZ, Delta en Essent het streven van de Rijksoverheid naar een meer duurzame energiehuishouding onder- steunen;
13. EPZ, Essent en Delta reeds actief zijn op een breed terrein van ontwik- kelingen op het gebied van energie- efficiency en duurzame energie en voornemens zijn om ook in de toe- komst hun activiteiten op dat terrein voort te zetten in het kader van hun streven naar maatschappelijk verant- woord ondernemen;
14. partijen bereid zijn om in samen- hang met afspraken over het langer openhouden van de KCB tot en met uiterlijk 31 december 2033 een extra impuls te geven aan energie-efficien- cy, de productie van duurzame ener- gie en/of projecten die de emissie van broeikasgassen vermijden of reduce- ren, waarbij Delta en Essent tezamen 0,47 miljoen ton CO2-emissiereductie per jaar zullen realiseren en de Rijksoverheid 0,93 miljoen ton CO2- emissiereductie per jaar voor haar rekening zal nemen;
15. uit de nadere analyse5, die NRG
en ECN in 2005 in opdracht van het Ministerie xxx XXXX hebben uitge- voerd, is gebleken dat er geen onoverkomelijke bezwaren zijn tegen het tot en met uiterlijk 31 december 2033 openblijven van de KCB;
16. EPZ bereid is om zich ertoe te verplichten dat de KCB blijft voldoen
aan de veiligheidsnorm zoals nader omschreven in artikel 4.2. EPZ is bereid zich ertoe te verplichten dat de KCB blijft behoren tot de vijfentwin- tig procent meest veilige watergekoel- de en watergemodereerde vermogens- reactoren in de Europese Unie, de Verenigde Staten van Amerika en Canada. Deze verplichting is aanvul- lend op de voorschriften zoals deze voortvloeien uit de Kernenergiewet, de daarop gebaseerde regelgeving en de Kernenergiewetvergunning van EPZ. Aan deze voorschriften ligt het ALARA-beginsel ten grondslag;
17. de Rijksoverheid de voorkeur
geeft aan een directe ontmanteling na de buitengebruikstelling van de KCB, omdat de Rijksoverheid van mening is dat hiermee de onzekerheden, die aan een uitgestelde ontmanteling zijn verbonden, worden voorkomen en de locatie van de KCB daarmee zo spoe- dig mogelijk weer beschikbaar komt voor verdere bestemming;
18. de Ministerraad bij besluit van 22 december 2005 heeft ingestemd met de totstandkoming van dit convenant;
19. de Rijksoverheid een ontwerp van dit convenant op 10 januari 2006 ter kennisneming heeft voorgelegd aan de Tweede Kamer6;
20. met de Tweede Kamer over het ontwerp-convenant op 27 april en 6 juni 2006 algemene overleggen zijn gehouden. Verder heeft er op 8 juni 2006 een voorgezet algemeen overleg over plaatsgehad. Uit deze overleggen is gebleken dat het convenant kan rekenen op de steun van een meerder- heid van de Tweede Kamer.
Verklaren als volgt te zijn overeenge- komen:
1. Definities
In dit convenant wordt verstaan onder:
– KCB: de kerncentrale te Borssele die in 1973 in gebruik is genomen, plaatselijk bekend als BS30;
– additionele innovatieve projecten: hetgeen daaronder in artikel 8.2 wordt begrepen.
2. Doelstelling
Het doel van dit convenant is:
a. het continueren van de levensduur van de KCB tot en met uiterlijk 31 december 2033;
b. het verrichten van extra inspannin-
gen door Xxxxx en Essent teneinde een additionele besparing van 0,47 Mton CO2/per jaar te realiseren;
c. mede ter verwezenlijking van de in onderdeel b genoemde CO2-bespa- ring, het doen van investeringen door Delta en Essent in additionele inno- vatieve projecten ter ondersteuning van de overgang naar een meer duur- zame energiehuishouding;
d. de oprichting door Essent en Delta van een fonds ter ondersteuning van innovatieve projecten op het gebied van de transitie naar een meer duur- zame energiehuishouding;
Deze doelstellingen zullen worden verwezenlijkt met inachtneming van de volgende uitgangspunten:
(i) te verzekeren dat de KCB blijft behoren tot de vijfentwintig procent veiligste watergekoelde en watergemo- dereerde vermogensreactoren in de Europese Unie, de Verenigde Staten van Amerika en Canada, waartoe een door partijen in te stellen commissie van onafhankelijke deskundigen gere- geld een benchmarking zal uitvoeren;
(ii) de KCB wordt na de buitenge- bruikstelling zo spoedig mogelijk ont- manteld.
3. Het continueren van de levensduur van de KCB tot uiterlijk 31 december 2033
3.1 De Rijksoverheid zal gedurende de looptijd van dit convenant afzien van het entameren van internationale en nationale wet- en regelgeving die de sluiting van de KCB vóór 31 december 2033 beogen. Onverminderd artikel 10, laat dit de bevoegdheden van de Staten- Generaal terzake (waartoe onder meer behoort de bevoegdheid tot ini- tiatief-wetgeving, alsmede de gebruik- making van de normale parlementaire bevoegdheden om de regering te con- troleren) en de bevoegdheden en ver- plichtingen van de Rijksoverheid tot uitvoering van internationale regelge- ving onverlet. Voorts laat dit onverlet de bevoegdheden en verplichtingen van de Rijksoverheid tot uitvoering van nationale en/of internationale regelgeving voorzover deze betrekking heeft op het bewerkstelligen van de gebruikelijke bedrijfsvoering van de KCB.
3.2 EPZ zal de KCB uiterlijk per 31
december 2033 buiten bedrijf stellen, zonder dat de Rijksoverheid vanwege
deze buitengebruikstelling tot enige schadevergoeding is gehouden.
3.3 a. De verplichting om de KCB uiterlijk per 31 december 2033 buiten bedrijf te stellen, zoals bedoeld in het tweede lid, alsmede de verplichtingen als beschreven in de artikelen 4.2 en 5, dienen bij elke vervreemding van de eigendom, verhuur, lease of bruik- leen of vestiging van een zakelijk genotsrecht met betrekking tot de nucleaire installaties van de KCB, aan de opvolgende verkrijger(s) in eigendom, huurder(s), lessee(s), bruik- lener(s) of zakelijk gerechtigde(n) te worden opgelegd, ten behoeve van de Rijksoverheid te worden bedongen en aangenomen en in elke verdere akte van eigendomsovergang, verhuur, lease, bruikleen of vestiging van zake- lijk genotsrecht te worden opgeno- men.
b. Voorafgaand aan bedoelde ver-
vreemding, verhuur, lease, bruikleen of vestiging van een zakelijk genots- recht zal EPZ haar voornemen ter zake ten minste dertig dagen van tevoren aan de Rijksoverheid melden en daarbij de benodigde informatie verstrekken waaruit blijkt dat aan dit lid wordt voldaan.
c. De in onderdeel a bedoelde ver- plichtingen worden, indien mogelijk, in de vorm van kwalitatieve verplich- tingen aan opvolgende verkrijger(s) in eigendom, huurder(s), lessee(s), bruik- lener(s) of zakelijk gerechtigde(n) opgelegd.
d. Indien een kwalitatieve verplichting niet mogelijk is, zullen EPZ en de Rijksoverheid alles in het werk stellen om bij overeenkomst tussen de Rijksoverheid, EPZ en het kadaster de bepalingen, bedoeld in de artikelen 3.2, 4.2 en 5, als een inschrijfbaar feit te registreren.
e. Indien noch een kwalitatieve ver- plichting noch de registratie als een inschrijfbaar feit mogelijk is, zullen de in onderdeel a bedoelde verplich- tingen door middel van een ketting- beding aan opvolgende verkrijger(s) in eigendom, huurder(s), xxxxxx(s), bruiklener(s) of zakelijk gerechtigde(n) worden opgelegd.
f. EPZ en de Rijksoverheid zullen zich inspannen om uiterlijk 31 decem- ber 2006 uitvoering te geven aan de in de onderdelen c en d bedoelde ver- plichtingen.
3.4 In afwijking van artikel 3.1 wordt bepaald dat indien mocht blij- ken dat uit hoofde van nieuwe wet-
en regelgeving, dan wel de toepassing daarvan, de feitelijke levering van be- straalde splijtstof door enkele overga- ve door EPZ aan een derde met het oog op de opwerking van splijtstoffen ten behoeve van de KCB niet langer mogelijk zal zijn en dit de sluiting van de KCB tot gevolg zou hebben, partijen zich gezamenlijk zullen inspannen. Die inspanning richt zich erop dat EPZ, Delta en Essent een praktisch en economisch alternatief kunnen realiseren dat een ongestoor- de bedrijfsvoering van de KCB door hen mogelijk maakt, zonder dat dit kosten voor de Rijksoverheid tot gevolg heeft anders dan dat de Rijksoverheid gehouden is tot het uit- keren van nadeelcompensatie aan EPZ indien het bevoegd gezag een opwerkingsvergunning weigert c.q. conditioneert, en EPZ daardoor one- venredig wordt benadeeld.
3.5 Partijen zullen dit convenant op
de meest zorgvuldige wijze en met oog voor elkaars belangen die samen- hangen met en voortvloeien uit dit convenant, uitvoeren. Zij zullen zich onthouden van elke activiteit die daarmee in strijd is.
4. Nucleair veiligheidsbeleid EPZ
4.1 a. Partijen stellen een Commissie van deskundigen benchmarking nucleaire veiligheid KCB (de Commissie) in.
b. De Commissie bestaat uit vijf onafhankelijke leden.
c. EPZ, Essent en Delta tezamen en de Rijksoverheid benoemen elk twee leden van de Commissie. Partijen benoemen gezamenlijk de voorzitter van de Commissie.
d. De voorzitter en de leden van de Commissie worden voor vijf jaar benoemd. De voorzitter en de leden van de Commissie zijn aan het einde van een benoemingsperiode herbe- noembaar.
e. De Commissie stelt voor haar func- tioneren een reglement op dat de goedkeuring van partijen behoeft.
f. De Commissie stemt haar werk- zaamheden onder andere voor wat betreft de tijd en de onderwerpen af met die van de Kernfysische Dienst.
g. EPZ, Essent en Delta tezamen en de Rijksoverheid voorzien elk in de helft van de financiële middelen die de Commissie voor haar functioneren nodig heeft.
h. De Rijksoverheid stelt een ambte-
lijk secretaris ter beschikking van de Commissie.
4.2 EPZ zorgt ervoor dat de KCB blijft behoren tot de vijfentwintig pro- cent veiligste watergekoelde en water- gemodereerde vermogensreactoren in de Europese Unie, de Verenigde Staten van Amerika en Canada. De veiligheid wordt, voorzover mogelijk, beoordeeld aan de hand van gekwan- tificeerde prestatie-indicatoren. Voorzover geen kwantitatieve verge- lijking mogelijk is met betrekking tot ontwerp, bediening, onderhoud, ver- oudering en ‘safety management’ zal de vergelijking worden gemaakt op basis van een kwalitatief oordeel van de in artikel 4.1 genoemde Commissie. Hiervoor zullen perio- diek, maar ten minste een maal per vijf jaar, externe ‘review’-missies wor- den gevraagd welke inzicht geven in het veiligheidsniveau van de KCB. De rapporten van de externe missies zijn openbaar, tenzij dat op basis van afspraken tussen EPZ en derden of de beveiliging van de KCB niet mogelijk is. Een en ander laat onver- let de verplichtingen die rusten op de Rijksoverheid uit hoofde van de Wet openbaarheid van bestuur. Het eind- oordeel van de Commissie is open- baar.
4.3 De voorschriften van de vergun-
ning voor het in werking hebben van de KCB blijven onverminderd van kracht. Tevens blijft de op enig moment geldende wet- en regelgeving voor kerncentrales voor de KCB onverminderd van kracht.
5. Ontmanteling
5.1 EPZ ontmantelt de KCB zo spoedig mogelijk na de buitenge- bruikstelling van de KCB.
5.2 EPZ zal de KCB niet in een vei- lige insluiting of enige andere vorm van entombering brengen.
5.3 EPZ dient uiterlijk zes maanden voor de buitengebruikstelling van de KCB bij het bevoegde gezag een gel- dige aanvraag in voor de buitenge- bruikstelling en ontmanteling van de KCB.
5.4 Ten aanzien van het doelvermo- gen van de door EPZ te vormen voorziening voor de kosten van bui- tengebruikstelling en ontmanteling van de KCB zijn partijen overeenge- komen dat deze pas in het jaar 2033 dient te worden bereikt.
5.5 Indien EPZ op grond van een
wettelijke verplichting gehouden is tot het stellen van financiële zekerheid voor de in artikel 5.4 bedoelde voor- ziening, zal de Rijksoverheid van EPZ zonder haar instemming geen zekerheid in de vorm van een borg- tocht of een bankgarantie of het deel- nemen aan een daartoe ingesteld fonds verlangen.
6. Beleid duurzame energiehuishouding EPZ, Essent en Delta
Delta en Essent leveren ieder een financiële bijdrage ter grootte van in totaal € 125 miljoen aan het realise- ren van de transitie naar een duurza- me energiehuishouding. Deze bijdrage zal bestaan uit:
a. investeringen door zowel Essent als Delta in additionele innovatieve pro- jecten zoals nader uitgewerkt in arti- kel 8 en
b. de oprichting van een fonds voor de financiering van innovatieve pro- jecten zoals nader uitgewerkt in arti- kel 9.
7. Additionele besparing van 0,47 Mton CO2
7.1 Teneinde de doelstelling, als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b, te bereiken, zullen Delta en Essent maatregelen treffen als bedoeld in artikel 8 om ieder 0,235 miljoen ton additionele CO2-emissiereductie per jaar te realiseren (laatstbedoelde ton- nage wordt hierna aangeduid als: ‘Te Realiseren Tonnage’).
7.2 Onder emissiereductie wordt ver- staan een vermindering van de emis- sie ten opzichte van ‘business as usual’. Indien de emissiereductie gere- lateerd is aan de productie van elek- triciteit wordt de gemiddelde emissie van de bestaande installaties die elek- triciteit produceren in het kalender- jaar voorafgaand aan de betreffende investeringsbeslissing als uitgangspunt voor het bepalen van de referentie gehanteerd, waarbij de meestook van biomassa in dat kalenderjaar (met uitzondering van de biomassa zoals die voor dat kalenderjaar in het Kolenconvenant7 is overeengekomen) beschouwd zal worden als productie met de fossiele brandstof die in de betreffende centrales wordt gestookt.
7.3 De toegekende emissiereductie als bedoeld in artikel 8.6, onderdeel a, zal in mindering worden gebracht
op de respectieve Te Realiseren Tonnages.
7.4 Dit convenant laat de rekenregels voor de allocatie van emissierechten in het nationale toewijzingsplan als bedoeld in hoofdstuk 16 van de Wet Milieubeheer of in vergelijkbare inter- nationale toewijzingsplannen onverlet.
8. Investeringen door Delta en Essent in additionele innovatieve projecten
8.1 Delta en Essent zullen, mede ter verwezenlijking van de in artikel 7.1 vermelde CO2- emissiereductie, ieder minimaal een bedrag ter hoogte van
€ 100 miljoen investeren in additione- le innovatieve projecten. Voor deze investeringen spannen zij zich in:
a. in de periode 2006 tot en met 2008 opties voor eigen projecten te verken- nen, een analyse en voorlopige keuzes te maken;
b. in de periode 2009 tot en met 2011 deze projecten verder uit te werken en de daarvoor benodigde vergunningen aan te vragen;
c. in de periode 2012 tot en met 2014 zich financieel definitief voor deze projecten te verbinden.
8.2 Een project wordt als een addi- tioneel innovatief project aangemerkt indien:
a. het project een bijdrage levert aan het streven naar een duurzame ener- giehuishouding in het Koninkrijk der Nederlanden, waaronder begrepen een structurele reductie van de emis- sie van broeikasgassen, en wordt ver- wezenlijkt in onder andere een of meerdere van de volgende domeinen:
– verbrandings-/vergassingstechnieken fossiel en/of biomassa;
– ‘multi-fuel’ unit;
– biomassa unit(s);
– CO2-afvang en opslag;
– CO2-neutrale brandstoffen;
– opslagtechnieken ten behoeve van onbalansreductie door toename van niet baseload opwekking;
– energiebesparingopties, zoals warm- tepompen, micro-WKK en introduc- tie applicatie/ apparatuur en
b. de aard van het project als ver- nieuwend wordt ervaren en in termen van ondernemerschap van durf getuigt, en
c. het project voldoet, met uitzonde- ring van de technische en economi- sche risico’s, aan de minimumeisen die binnen Delta en/of Essent norma- liter aan investeringen van vergelijk-
bare omvang worden gesteld waaron- der rentabiliteitseisen en marktver- wachtingen/-beoordelingen. In deze beoordeling zullen ook subsidies wor- den meegenomen, indien het desbe- treffende project kwalificeert onder de geldende regels voor overheidssubsi- dies. Een en ander laat onverlet het recht van Delta, Essent en/of EPZ om dergelijke subsidies aan te vragen.
8.3 Tot de investeringen in additio- nele innovatieve projecten door Delta en Essent worden mede gerekend additionele innovatieve projecten welke door EPZ worden uitgevoerd en gefinancierd. In dat geval worden de in artikel 8.1 bedoelde investe- ringsverplichtingen van Delta en Essent elk met de helft van het bedrag van de door EPZ gedane investeringen verminderd, tenzij uit- drukkelijk anders overeengekomen.
8.4 Indien een additioneel innovatief project van Delta en/of Essent even- eens in aanmerking komt voor een bijzondere subsidie die door de Rijksoverheid na de ondertekening van dit convenant wordt gecreëerd met als doel het op basis van artikel
7.1 door de Rijksoverheid te realise- ren tonnage te bereiken, dan zal de toegekende emissiereductie pro rata aan de Rijksoverheid worden toegere- kend. Deze toerekening aan de Rijksoverheid zal worden gebaseerd op de verhouding van het subsidiebe- drag dat op basis van de in de voor- gaande zin genoemde regeling daad- werkelijk aan het project is toegekend ten opzichte van het bedrag van de totale investering van het project.
8.5 a. Partijen stellen een Commissie additionele innovatieve projecten (de Commissie A.I.P.) in.
b. De Commissie A.I.P. bestaat uit vijf onafhankelijke leden.
c. EPZ, Essent en Delta tezamen en de Rijksoverheid benoemen elk twee leden van de Commissie A.I.P. Partijen benoemen gezamenlijk de voorzitter van de Commissie A.I.P.
d. De voorzitter en de leden van de Commissie A.I.P. worden tot 1 juli 2012 benoemd.
e. De Commissie A.I.P. stelt voor haar functioneren een reglement op dat de goedkeuring van partijen behoeft.
f. EPZ, Essent en Delta tezamen en de Rijksoverheid voorzien elk in de helft van de financiële middelen die de Commissie A.I.P. voor haar func- tioneren nodig heeft.
8.6 a. De Commissie A.I.P. stelt met inachtneming van artikel 7.2 vast of een project als additioneel innovatief wordt aangemerkt, en kent aan dat project de hoeveelheid vermeden emissie van broeikasgassen ten opzichte van de ‘business as usual’- situatie toe (‘toegekende emissiereduc- tie’).
b. EPZ, Essent en Delta dienen hun projecten tijdig bij de Commissie
A.I.P. in, opdat de Commissie A.I.P. voldoende tijd heeft om voor 1 janu- ari 2009 tot het in onderdeel a bedoelde oordeel te kunnen komen.
c. Een oordeel of een toekenning als bedoeld in onderdeel a is voor partij- en bindend.
8.7 Indien additionele innovatieve projecten worden uitgevoerd door EPZ zal de toegekende emissiereduc- tie gelijkelijk worden verdeeld door Delta en Essent en in mindering wor- den gebracht op de door Delta en Essent respectievelijk Te Realiseren Tonnages, tenzij uitdrukkelijk anders overeengekomen.
9. Oprichting Fonds ter ondersteuning van innovatieve projecten op het gebied van de overgang naar een meer duur- zame energiehuishouding
9.1 Delta en Essent richten uiterlijk 31 december 2006 een fonds op en houden dit in stand voor de financie- ring van innovatieve projecten die een bijdrage leveren aan het streven naar een meer duurzame energiehuishou- ding (Fonds).
9.2 De inrichting van het Fonds zal door partijen voor 31 december 2006 worden uitgewerkt op basis van de volgende hoofdlijnen:
a. De benoemingsprocedure van de bestuurders van het Fonds en de ‘cor- porate governance’ van het Fonds zullen waarborgen bevatten teneinde zeker te stellen dat het bestuur onaf- hankelijk is en geen relatie heeft met EPZ, Delta of Essent. Deze onafhan- kelijkheid wordt uitdrukkelijk door de Rijksoverheid getoetst;
b. Het Fonds zal een ‘revolving karakter’ krijgen. Dit betekent dat afspraken zullen worden gemaakt om te bewerkstelligen dat de opbrengsten van de door het Fonds gefinancierde projecten gedeeltelijk dienen te wor- den gebruikt om de door het Fonds voor deze projecten ter beschikking gestelde financiële middelen, ver-
hoogd met een redelijke vergoeding, te restitueren;
c. Delta en Essent zullen onverwijld na oprichting van het Fonds ieder een initiële storting van € 5 miljoen aan het Fonds verrichten;
d. Indien en voor zover de financie- ringsbehoefte van het Fonds daartoe strekt, zal zowel Delta als Essent, op verzoek van het Fonds en gedurende de periode tot en met 2033, ieder additioneel en in gelijke mate, stortin- gen aan het Fonds verrichten tot een maximum bedrag van € 20 miljoen. De tijdstippen van deze stortingen zullen worden vastgesteld in samen- hang met de financieringsbehoefte van het Fonds. Delta en Essent zijn niet tot additionele stortingen gehou- den indien en voor zover het eigen vermogen van het Fonds gelijk is aan of groter is dan € 50 miljoen;
e. Bij de inrichting van het Fonds zal worden bepaald welke criteria zullen worden gehanteerd bij de beoordeling van projecten. Als minimumvoor- waarden zullen gelden:
– dat deze projecten een aantoonbare bijdrage leveren aan het streven naar een duurzame energiehuishouding,
– dat de projecten aan nader te bepa- len rendementseisen voldoen,
– dat de projecten bij voorkeur in Nederland worden gerealiseerd, of in ieder geval dat milieu-credits van deze projecten aan Nederland worden toe- geschreven;
f. De maximale bijdrage aan de financiering van een project bedraagt
€ 5 miljoen per project.
10. Schadeloosstelling in geval van ingrijpen in de levensduur van de KCB
10.1 Indien de Rijksoverheid toere- kenbaar tekort schiet in de nakoming van artikel 3.1, eerste volzin, en als gevolg daarvan de KCB wordt geslo- ten, is de Rijksoverheid gehouden om de daardoor in redelijkheid te bepalen door EPZ, Delta en Essent geleden verliezen en gederfde winsten tot en met 31 december 2033 te vergoeden, waaronder mede begrepen de ter zake van de vervroegde sluiting van de KCB te maken extra kosten.
10.2 Indien de KCB voor de in arti- kel 3.2 genoemde datum wordt geslo- ten als gevolg van initiatieven van de Staten-Generaal, is de Rijksoverheid gehouden om de daardoor in redelijk- heid te bepalen door EPZ, Delta en Essent geleden verliezen en gederfde
winsten tot en met 31 december 2033 te vergoeden, waaronder mede begre- pen de ter zake van de vervroegde sluiting van de KCB te maken extra kosten.
10.3 Indien de KCB voor de in arti- kel 3.2 genoemde datum wordt geslo- ten als gevolg van uitvoering van internationale regelgeving, is de Rijksoverheid gehouden de daardoor in redelijkheid te bepalen door EPZ, Delta en Essent gederfde winsten tot en met 31 december 2033 te vergoe- den verband houdend met de investe- ringen in additionele innovatieve pro- jecten, onder voorwaarde dat de schadevergoeding verenigbaar is met het gemeenschapsrecht.
10.4 Indien de KCB voor de in arti-
kel 3.1 genoemde datum wordt geslo- ten omdat EPZ niet langer voldoet aan de van toepassing zijnde veilig- heidseisen, zoals deze voortvloeien uit de Kernenergiewet en de daarop gebaseerde regelgeving, is de Rijksoverheid niet gehouden tot enige vorm van schadeloosstelling.
11. Karakter van het convenant, toe- passelijk recht, bevoegde rechter
11.1 Voorzover dit convenant rech- ten en verplichtingen van civielrechte- lijke aard bevat, is het convenant aan te merken als een overeenkomst naar burgerlijk recht.
11.2 Op dit convenant is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.
11.3 Alle geschillen in verband met dit convenant of met afspraken die daarmee samenhangen, die niet in onderling overleg worden opgelost, zullen ter beslechting worden voorge- legd aan de bevoegde rechter te Den Haag.
12. Overige bepalingen
12.1 Geen van de partijen is gerech- tigd om haar rechten en verplichtin- gen onder dit convenant aan een derde over te dragen zonder de schrif- telijke goedkeuring van de andere partijen. Deze goedkeuring zal alsdan niet op onredelijke gronden worden onthouden. Gronden om de goedkeu- ring te onthouden kunnen enkel ver- band houden met dit convenant.
12.2 Dit convenant kan slechts wor- den gewijzigd of aangevuld door mid- del van een door partijen onderteken- de verklaring.
12.3 Indien op 31 december 2008
Delta en/of Essent gemotiveerd heb- ben aangetoond dat de ingediende additionele innovatieve projecten waarbij de investeringen op grond van artikel 8.1 zullen worden gereali- seerd niet volledig tot de afgesproken CO2-reductie zullen leiden, zullen par- tijen, hierover de Commissie A.I.P. hebben gehoord, zo spoedig mogelijk nadere afspraken maken. Deze geven invulling aan de alsdan nog open- staande verplichtingen en de wijze waarop deze worden uitgevoerd.
12.4 Indien enige bepaling van dit
convenant ongeldig en/of onuitvoer- baar mocht worden geoordeeld, zal zulks de geldigheid en uitvoerbaar- heid van de overige bepalingen van dit convenant niet aantasten en zullen partijen in onderling overleg de ongeldige respectievelijk onuitvoerba- re bepaling vervangen door een geldi- ge en/of uitvoerbare bepaling waar- van de aard en strekking zoveel mogelijk aansluit bij de ongeldige en/of onuitvoerbare bepaling.
12.5 Indien na ondertekening van dit convenant sprake is van substantieel gewijzigde omstandigheden, waaron- der niet worden begrepen omstandig- heden als bedoeld in de artikelen 3 en 10 die de prestaties van partijen beïn- vloeden dan wel additionele kosten of investeringen door EPZ, Essent of Delta met zich meebrengen, zullen partijen in redelijkheid in overleg tre- den over de benodigde wijzigingen van dit convenant teneinde tot een voor alle partijen aanvaardbare oplossing te komen.
12.6 Kennisgevingen die partijen op
grond van dit convenant aan elkaar doen, vinden steeds schriftelijk plaats.
12.7 Delta en Essent zullen geduren- de de periode vanaf de ondertekening van dit convenant tot en met 31 december 2014 tweejaarlijks een schriftelijk verslag aan de Rijksoverheid toesturen waarin zij op hoofdlijnen verslag doen van de uit- voering van hun verplichtingen op grond van de artikelen 7 tot en met
9. Deze verslagen zullen worden uit- gebracht binnen vijf maanden na het einde van de periode waarop zij betrekking hebben. Het eerste verslag zal betrekking hebben op de periode die eindigt op 31 december 2006.
13. Looptijd
Dit convenant treedt in werking met ingang van de dag nadat alle partijen
het convenant hebben ondertekend en eindigt op het tijdstip dat de ontman- teling van de KCB als bedoeld in artikel 5.1 is voltooid. Ten blijke van overeenstemming komen partijen dit tijdstip dan schriftelijk overeen.
14. Publicatie Staatscourant
De tekst van dit convenant wordt een maand na de inwerkingtreding in de Staatscourant gepubliceerd.
Aldus overeengekomen en in vijfvoud ondertekend.
Goes, 16 juni 2006.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
X.X.X.X. xxx Xxxx.
Den Haag, 7 juni 2006.
De Minister van Economische Zaken,
X.X. Xxxxxxxxxx.
Goes, 16 juni 2006.
N.V. Elektriciteits Productiemaatschappij Zuid-Nederland EPZ,
J.W.M. Bongers.
Arnhem, 9 juni 2006. Essent Energie B.V.,
M.A.M. Boersma.
Goes, 16 juni 2006. Delta Energy B.V.,
P.G. Boerma.
1 Vergunning van 18 juni 1973, nr. 373/1132/EEK, nader vastgesteld bij koninklijk besluit van 13 sep- tember 1979, nr. 46, en gewijzigd bij beschikkingen van 26 mei 1999, nr. E/EE/KK/99004680, van 22 september 2004, SAS/2004084087 en van 13 decem- ber 2005, SAS/2005212596.
2 Kamerstukken II 2004/05, 30 000, nr. 5, p. 2, 5
en 6.
3 Kamerstukken II 2004/05, 30 000, nr. 5.
4 Kamerstukken II 2004/05 30 000, nr. 7, bijlage. 5 Kerncentrale Borssele na 2013 Gevolgen van beëindiging of voortzetting van de bedrijfsvoering,
ECN-C–05-094 NRG 21264/05.69766/C, november 2005.
6 Kamerstukken II 2005/06, 30 000, nr. 18, bijlage. 7 Afspraak over terugdringing CO2-xxxxxxx Xxxxx- centrales van 3 augustus 2000.