Verwijsindex
Verwijsindex
Regio IJmond, Zuid-Kennemerland en Haarlemmermeer
De colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten in IJmond, Zuid- Kennemerland en Haarlemmermeer:
Gemeente Beverwijk Gemeente Bloemendaal Gemeente Haarlem
Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude Gemeente Haarlemmermeer
Gemeente Heemskerk Gemeente Heemstede Gemeente Velsen Gemeente Zandvoort
en
Het bevoegd gezag van de convenantpartijen1:
⮚ Blijf Groep ⮚ Montessorischool Beverwijk
⮚ Brijder verslavingszorg ⮚ NIDOS
⮚ Casca ⮚ Noodteam Gemeente Beverwijk
⮚ CJG Bloemendaal ⮚ Noodteam Gemeente Heemskerk
⮚ CJG Haarlem ⮚ Noodteam Gemeente Velsen
⮚ CJG Haarlemmerliede en Spaarnwoude ⮚ Ons Tweede Thuis
⮚ CJG Heemstede ⮚ Oost ter Hout school
⮚ CJG IJmond (Beverwijk, Velsen, Heemskerk) ⮚ Stichting OPO IJmond
⮚ CJG Zandvoort ⮚ De Opvoedpoli Haarlem
⮚ Stichting DOCK Haarlem ⮚ De Opvoedpoli Heemstede/Care-Express
⮚ Dunamare Onderwijs Groep ⮚ Raad voor de Kinderbescherming
⮚ Stichting Epilepsie Instellingen Nederland ⮚ Reclassering NL
⮚ Stichting Fedra ⮚ Rode Kruis Ziekenhuis
⮚ St. Gereformeerde Jeugdbescherming ⮚ Passend Onderwijs Zuid-Kennemerland
⮚ GGD Kennemerland ⮚ Senza Zorg
⮚ Stichting Halt Kennemerland ⮚ SIG
⮚ De Hartekamp Groep ⮚ SKOS
⮚ Kinderopvang Hazeltje ⮚ Socius Maatschappelijk Dienstverleners
⮚ Heliomare Onderwijs ⮚ Spaarnezicht
⮚ De Jeugd- & Gezinsbeschermers ⮚ Stichting Streetcornerwork
⮚ Jeugdgezondheidszorg Kennemerland ⮚ Stichting Tabijn
⮚ Kennemerlyceum Overveen ⮚ Technisch en Maritiem College
⮚ Kenter Jeugdhulp ⮚ Veilig Thuis Kennemerland
⮚ Kontext ⮚ Veiligheidshuis Kennemerland
⮚ Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx ⮚ Basisschool de Vrijheit
⮚ Leger des Heils ⮚ Welschap Welzijn en Kinderopvang
⮚ Les Petits ⮚ Stichting Welzijn Beverwijk
⮚ Lijn5 ⮚ Welzijn Bloemendaal
⮚ Lucertis ⮚ Xxxxxxx Xxxxxx
⮚ Lyceum Sancta Xxxxx ⮚ Xxxxxxx Xxxxxxxxx Groep
⮚ MEE Noordwest-Holland ⮚ Xxx Xxxxxxxxxx XXXX
⮚ Meerteams Haarlemmermeer ⮚ Youth For Christ
⮚ Mendelcollege ⮚ Zorgbalans
⮚ Het Molenduin VSO
1 Per 1-1-2016, actuele lijst is te vinden op xxx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxx
2
Overwegende:
⮚ dat alle convenantpartijen werkzaam zijn in, of een verantwoordelijkheid hebben binnen de domeinen: jeugdzorg, (geestelijke) gezondheidszorg, jeugdgezondheidszorg, onder- wijs, maatschappelijk werk, maatschappelijke ondersteuning, schuldhulpverlening, politie en justitie, en mede tot taak hebben om het welzijn van jeugdigen te bevorderen;
⮚ dat het in het kader van deze taak voor tijdige en effectieve interventies noodzakelijk is dat signalen van verschillende beroepskrachten en instellingen over jeugdigen die het ri- sico lopen in hun fysieke, psychische, sociale of cognitieve ontwikkeling naar volwassen- heid te worden belemmerd, bij elkaar worden gebracht om zo tot afstemming en tot een gezamenlijke aanpak te komen gericht op het wegnemen of terugbrengen van de risico’s en belemmeringen;
⮚ dat op 7 oktober 2009 is vastgesteld het Convenant Verwijsindex Noord-Holland, Regio IJmond en Zuid-Kennemerland;
⮚ dat de gemeente Haarlemmermeer heeft aangegeven te willen toetreden tot het conve- nant.
In aanmerking nemende:
⮚ De Jeugdwet;
⮚ De Leerplichtwet;
⮚ De Wet bescherming persoonsgegevens;
⮚ De Wet inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst;
⮚ De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;
⮚ De Wet Publieke Gezondheidszorg
⮚ De Wet en het Besluit politiegegevens;
⮚ De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, alsmede de Aanwijzing Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
⮚ De Wet Basisregistratie Personen;
⮚ De Wet Maatschappelijke Ondersteuning;
⮚ De Beroepscode van de maatschappelijk werkende van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers;
⮚ De Beroepscode voor psychologen van het Nederlands Instituut van Psychologen;
⮚ De Gedragscode van de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen.
Besluiten het “Convenant Verwijsindex Noord-Holland, Regio IJmond en Zuid- Kennemerland” d.d. 7 oktober 2009 te vernieuwen, de naam te wijzigen in “Samenwerkingsconvenant Verwijsindex regio IJmond, Zuid-Kennemerland en Haarlemmermeer” en daartoe de volgende samenwerkingsafspraken te maken:
I. Begripsbepalingen en doelstelling
Artikel 1. Begripsbepalingen
Actief signaal | Signaal in de verwijsindex waarvan de afloopdatum nog niet is be- reikt en dat niet is afgemeld/beëindigd. |
Betrokkene | De jeugdige op wie een persoonsgegeven betrekking heeft en/of zijn of haar wettelijk vertegenwoordiger(s). |
Bijzondere persoons- gegevens | Persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensover- tuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven, als- mede persoonsgegevens betreffende het lidmaatschap van een vakvereniging, strafrechtelijk persoonsgegeven en persoonsgege- vens over onrechtmatig of hinderlijk gedrag in verband met een opgelegd verbod naar aanleiding van dat gedrag (bijzondere per- soonsgegevens worden nooit vermeld in de verwijsindex). |
BSN | Burgerservicenummer. |
College van B&W | Het college van Burgemeester & Wethouders van de gemeente van de woon – of verblijfplaats van de jeugdige. |
Convenantpartij | De organisatie, instelling of praktijk die dit convenant heeft onderte- kend en daardoor bevoegd is om te signaleren in de verwijsindex en om informatie over signaleringen van anderen uit de verwijsin- dex te ontvangen. |
Functioneel beheer | Technisch beheer van het systeem, signalen en matches van de regionale verwijsindex. |
Functioneel beheer- der | De functionaris of persoon belast met het functioneel beheer. De functioneel beheerder heeft het hoogste autorisatierecht in de regi- onale verwijsindex, draagt zorg voor een goede werking van het systeem en de verwerking van gegevens binnen het systeem. De functioneel beheerder draagt zorg voor de verwerking van de per- soonsgegevens ten behoeve van de verwijsindex, het verschaffen van toegang tot de verwijsindex voor (nieuwe) gebruikers en de toewijzing van de daarvoor benodigde autorisaties. De functioneel beheerder voert tevens de helpdeskfunctie van de regionale ver- wijsindex uit, die signaleringsbevoegden bijstaat in het afgeven van signalen en het reageren op matches. |
Gezamenlijke aanpak | Samenhangend geheel van interventies, in reactie op een match, ontworpen en uitgevoerd door de bij de match betrokken signale- ringsbevoegden. |
Historisch signalen- archief | Opslag van signalen die niet actief zijn en niet meer leiden tot een match. |
Instellingscoördinator | De door het bevoegd gezag van een instelling die convenantpartij is aangewezen functionaris die binnen de instelling werkzaam is, met als taak de contactgegevens van de signaleringsbevoegden te be- heren en zo nodig, aan te passen en de signalen uit de verwijsindex te beheren (ook wel genoemd instantiebeheerder). |
Interventie | Iedere professionele actie van een signaleringsbevoegde die er op is gericht de jeugdige te helpen, steun te bieden, of anderszins de belemmeringen in zijn groei naar volwassenheid weg te nemen of terug te brengen. |
Inverhuisbericht | Bericht van de verwijsindex aan de procescoördinator dat een jeug- dige, over wie in de verwijsindex een of meer actieve signalen zijn afgegeven, naar een van de gemeenten in deze regio is verhuisd. |
Isverhuisdsignaal | Bericht van de verwijsindex aan signaleringsbevoegden dat een jeugdige over wie zij een actief signaal hebben afgegeven, is ver- huisd binnen een gemeente, of naar een andere gemeente in deze regio, dan wel naar een gemeente daarbuiten. |
Jeugdige | Kind of jongere tot 23 jaar. |
Landelijke verwijsin- dex | Landelijk elektronisch systeem waarin partijen een signaal afgeven over een jeugdige bij wie een risico voor de lichamelijke, psychi- sche, sociale of cognitieve ontwikkeling is vastgesteld of redelijker- wijs wordt vermoed. Bij een match ontvangen alle bij de jeugdige betrokken signaleerders hierover bericht. De regionale verwijsindex is aangesloten op de landelijke verwijsindex. |
Match of matchsig- naal | Als twee of meer signalen zijn afgegeven over een zelfde jeugdige, dan wel over verschillende jeugdigen die woonachtig zijn op het- zelfde adres, dan wel over verschillende jeugdigen die eenzelfde ouder hebben. |
Matchregisseur | Een van de signaleerders in een match die door de gemeente is aangewezen en verantwoordelijk is voor de totstandkoming van het contact en afstemming tussen de betrokken signaleerders. Indien nodig worden afspraken gemaakt over hulp en samenwerking en vastgelegd in een gezamenlijk plan of gezinsplan. |
Meldcode | Meldcode huiselijk geweld en/of kindermishandeling. |
Niet – actief signaal | Signaal dat is gedeactiveerd en opgeslagen in het historisch signa- lenarchief. |
Ontvanger inverhuis- berichten | Persoon of instantie die door de gemeente is aangewezen om in- verhuisberichten te ontvangen en in de Regionale Verwijsindex te verwerken, te weten de procescoördinator. |
Persoonsgegevens | Elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. |
Plan van aanpak | Beschrijving van afspraken (waaronder interventies) die signaleer- ders maken na een matchoverleg t.b.v. een gezamenlijke aanpak van de zorgverlening aan de jeugdige. |
Procescoördinator | De functionaris die werkt in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de colleges van B&W in deze regio of specifiek voor een be- paalde gemeente, en die: - monitort of signaleringsbevoegden na een match contact met el- kaar hebben opgenomen; - indien binnen 5 dagen na de match geen overleg heeft plaatsge- vonden, de betrokken signaleerders en instanties aanspoort dit als- nog te doen; - indien een casus procesmatig stagneert de maatregelen neemt die noodzakelijk zijn om de hulp aan de jeugdige op gang te bren- gen en de convenantpartijen daartoe zo nodig aanwijzingen geeft; - ‘inverhuisberichten’ ontvangt en verantwoordelijk is voor het op- nemen van de verhuisgegevens van de jeugdige in de verwijsindex. |
Regiocoördinator | De functionaris die, in opdracht en onder verantwoordelijkheid van het college van B&W, toeziet op de processen binnen de verwijsin- |
dex, zo nodig voorstellen doet voor aanpassingen van het systeem, contacten onderhoudt met de convenantpartners en nieuwe conve- nantpartners werft. Hij ziet toe dat convenantpartijen profielen op- stellen en bewaakt deze met het oog op mutaties. | |
Regionale verwijsin- dex | Regionale verwijsindex IJmond, Zuid-Kennemerland en Haarlem- mermeer. |
Risico | Een redelijk vermoeden van een probleem dat een jeugdige be- lemmert in zijn lichamelijke, psychische, sociale of cognitieve ont- wikkeling naar volwassenheid. |
Signaal | Bericht van een signaleringsbevoegde aan de regionale verwijsin- dex over een jeugdige, inhoudend dat deze signaleerder bij betrok- ken jeugdige een risico voor de lichamelijke, psychische, sociale of cognitieve ontwikkeling heeft vastgesteld, waardoor de jeugdige het risico loopt in zijn ontwikkeling naar volwassenheid te worden be- lemmerd (in de landelijke wetgeving wordt dit een melding ge- noemd). |
Signaleerder | Medewerker van een convenantpartij die bevoegd is over een jeug- dige een signaal af te geven in de regionale verwijsindex. |
Signaleringsbevoegde | De beroepskracht die zelf convenantpartij is, of die werkzaam is voor een organisatie, instelling of praktijk die convenantpartij is, en die hem bevoegd heeft verklaard tot het afgeven van een signaal in de regionale verwijsindex. |
Signaleringscriteria | Criteria die per convenantpartij worden vastgesteld aan de hand waarvan signaleerders de afweging maken om een jeugdige al dan niet te signaleren in de regionale verwijsindex. |
Toestemming | Iedere vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting waarmee de betrokkene aanvaardt dat op hem betrekking hebben- de persoonsgegevens worden verwerkt, of dat er gegevens over de jeugdige die is gesignaleerd na een match worden uitgewisseld. De signaleerder die toestemming wenst te verkrijgen enkel voor het afgeven van een signaal dient toestemming uit te leggen als in- stemming. |
Verantwoordelijke | Het college van B&W van de woon- of verblijfplaats van de jeugdige is de verantwoordelijke, zoals genoemd in artikel 1 sub d van de Wet bescherming persoonsgegevens. Deze stelt het doel van en de middelen voor de verwerking van de gegevens van de Regionale Verwijsindex vast. |
Verwerking van per- soonsgegevens | Verwerking in de zin van artikel 1 sub b van de Wet bescherming persoonsgegevens. Elke handeling, of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschik- kingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsme- de het afschermen, uitwissen of vernietigen van persoonsgege- vens. |
Verwijsindex | Regionale verwijsindex. |
Wettelijk vertegen- woordiger(s) | De ouder(s) of de voogd(en) die het gezag over een minderjarige uitoefent. |
Artikel 2. Doel van de samenwerking en van de verwerking van persoonsgegevens
1. De convenantpartijen beogen door hun samenwerking gezamenlijk gebruik te maken van de Verwijsindex, om zo tijdig, effectief en gezamenlijk te kunnen interveniëren indien bij meer instellingen of beroepskrachten het redelijk vermoeden ontstaat dat een jeugdige het risico loopt in zijn fysieke, psychische, sociale of cognitieve ontwikkeling naar volwas- senheid te worden belemmerd.
2. Verwerking van persoonsgegevens daarvoor is noodzakelijk in relatie tot de volgende doelen:
• het vroegtijdig signaleren van problemen en het mede daardoor adequaat bieden van hulp;
• de lichamelijke, psychische, sociale en cognitieve ontwikkeling van de jeugdige be- vorderen;
• maatschappelijke uitval voorkomen en beperken;
• afstemming en samenwerking bevorderen tussen bij de jeugdige betrokken conve- nantpartijen;
3. De regionale verwijsindex sluit aan op de landelijke verwijsindex.
II. Taken, functies en verantwoordelijkheden
Artikel 3. Colleges van B&W, procescoördinator, regiocoördinator, functioneel be- heerder, medewerker(s) helpdesk, matchregisseur, instellingscoördinator en ontvan- ger ‘inverhuisberichten’
1. De colleges van B&W bevorderen ieder in hun eigen gemeente, vanuit de wettelijke re- gietaken in het jeugdbeleid, het gebruik van de verwijsindex door de convenantpartijen en houden vanuit deze zelfde rol toezicht op de naleving van het convenant. Zij oefenen ieder hun toezichtstaken uit voor zover het betreft de werking van de verwijsindex en het convenant in de eigen gemeente en ten aanzien van jeugdigen die hun woon – of ver- blijfplaats hebben in de eigen gemeente.
2. Het college van B&W van de feitelijke woon – of verblijfplaats van de jeugdige treedt op als verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens van de betreffende jeugdige in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens, en draagt in deze hoe- danigheid zorg voor een veilige en zorgvuldige verwerking van persoonsgegevens, con- form de wet en dit convenant. Betrokkenen kunnen zich voor het uitoefenen van hun wet- telijke rechten, zoals omschreven in de artikelen 17, 18 en 19 van dit convenant, wenden tot dit college.
3. Het college van B&W van de gemeente Haarlem wijst namens de regio een regiocoördi- nator aan, die de taken voortvloeiend uit lid 1 en 2 uitvoert. De regiocoördinator is het primair aanspreekpunt voor partijen inzake het convenant, regelt de toetreding van nieu- we convenantpartijen, doet gevraagd en ongevraagd verslag aan het college van B&W over het gebruik van de verwijsindex en van de resultaten die met de verwijsindex wor- den behaald. Hij ziet er op toe dat convenantpartijen profielen opstellen en bewaakt deze met het oog op mutaties. De regiocoördinator ziet tevens toe dat de regionale verwijsin- dex een website heeft en onderhoudt waar bezoekers algemene informatie over de regi-
onale verwijsindex kunnen vinden. De regiocoördinator kan de uitvoering van (een deel van) deze taken neerleggen bij de functioneel beheerder.
4. Het college van B&W van de gemeente Haarlem wijst namens de regio een procescoör- dinator aan. Indien de signaleringsbevoegden na een match geen overleg met elkaar plegen, of er niet in voldoende mate in slagen om tot een gezamenlijk aanpak te komen neemt de procescoördinator de maatregelen die noodzakelijk zijn om de hulp aan de jeugdige op gang te brengen en geeft de convenantpartijen daartoe zo nodig aanwijzin- gen. Hij is ontvanger van ‘inverhuisberichten’ en verantwoordelijk voor het opnemen van de verhuisgegevens van de jeugdige in de verwijsindex. Het college van B&W kan ervoor kiezen zelf een procescoördinator voor de eigen gemeente aan te wijzen.
5. De colleges van B&W sluiten ieder afzonderlijk een contract met de aanbieder van het verwijsindex systeem voor het uitvoeren van het functioneel beheer in de regio. De func- tioneel beheerder draagt zorg voor een goede werking van het systeem en de verwerking van gegevens binnen het systeem. Hij voert het functioneel beheer uit van de persoons- gegevens die ten behoeve van de verwijsindex worden verwerkt, verschaft (nieuwe) ge- bruikers toegang tot de verwijsindex en wijst de daarvoor benodigde autorisaties toe. De functioneel beheerder voert tevens de helpdeskfunctie van de regionale verwijsindex uit, die signaleringsbevoegden bijstaat in het afgeven van signalen en het reageren op mat- ches.
6. De matchregisseur wordt d.m.v. het verwijsindex systeem aangewezen middels de ‘matchregietabel’, waarbij de procescoördinator de taak heeft om er, op casusniveau, na een match, op toe te zien dat de signaleringsbevoegden overleg voeren, afspraken ma- ken over een samenhangend geheel van interventies en deze ook daadwerkelijk uitvoe- ren.
7. Indien een match meerdere jeugdigen betreft, beoordelen de signaleerders of het nood- zakelijk is om een matchregisseur op gezinsniveau te benoemen.
Artikel 4. Verantwoordelijkheden van het college van B&W als verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens
1. De colleges van B&W zijn verantwoordelijk voor de naleving van de bepalingen in dit convenant met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens en voor alle wettelij- ke verplichtingen met betrekking tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van jeugdigen van wie persoonsgegevens worden opgenomen in de verwijsindex.
2. De colleges van B&W treffen voorzieningen ter bevordering van de juistheid en volledig- heid van de opgenomen persoonsgegevens. Elke deelnemende gemeente aan dit con- venant zorgt ervoor dat aansluiting op de Beheersvoorziening BSN wordt verkregen.
3. De colleges van B&W zien er op toe dat ten aanzien van de beveiliging van de per- soonsgegevens afdoende maatregelen worden genomen. Deze maatregelen staan be- schreven in de Service Level Agreement Technisch Beheer van de leverancier van de applicatie van de verwijsindex.
4. De colleges van B&W zien er tevens op toe dat uitsluitend de voor het doel noodzakelijke persoonsgegevens worden verwerkt en dat zij niet langer worden verwerkt of bewaard dan voor dit doel noodzakelijk is.
5. De colleges van B&W dragen er ieder voor zich zorg voor dat de verwerking van per- soonsgegevens op grond van dit reglement wordt aangemeld bij het College Bescher-
ming Persoonsgegevens conform de Wet bescherming persoonsgegevens en overige van toepassing zijnde wetgeving, indien instanties worden aangesloten die niet onder ca- tegorieën vallen zoals gespecificeerd in de Wet op de Jeugdzorg.
Artikel 5. Verantwoordelijkheden convenantpartijen
1. Convenantpartijen zorgen dat een profiel van de eigen organisatie wordt gemaakt met daarin een uitwerking van de bepalingen van het convenant op de onderdelen van de doelgroep, wetgeving die op de convenantpartij van toepassing is, signaleringscriteria, in- terne procedure en borging. Daarnaast wordt in het profiel opgenomen hoe en wanneer ouders / jeugdige geïnformeerd worden over het signaleren, toestemming en informatie- plicht, gegevensuitwisseling na een match, en de werkwijze rond matchcoördinatie. De laatste onderdelen zijn een uniforme uitwerking van de regiocoördinator gebaseerd op het convenant (art 6 tot en met 13). Het ingevulde profiel maakt integraal onderdeel uit van het convenant en kan worden ingezien op de website van de regionale verwijsindex (zie bijlage 2 format profiel).
2. De signaleringscriteria van de convenantpartijen zijn gebaseerd op de omschrijving van de in de wet opgenomen risico’s zoals omschreven in artikel 7 van dit convenant en na- der uitgewerkt in de criteria zoals ontwikkeld in opdracht van het Ministerie van Volksge- zondheid, Welzijn en Sport.
3. De convenantpartijen bevorderen binnen de eigen organisatie, instelling of praktijk het doelmatig gebruik van de verwijsindex en een zorgvuldige omgang met persoonsgege- vens van jeugdigen en leven daartoe de bepalingen van de wet en van dit convenant na.
4. De convenantpartijen zorgen ervoor dat zijzelf en hun medewerkers:
• op de hoogte zijn van het doel en de werkwijze van de (regionale) verwijsindex;
• in staat zijn tot een zodanige risicotaxatie dat signaleringsbevoegden een verant- woord besluit kunnen nemen over het (tijdig) afgeven van signalen;
• in geval van een match met andere signaleerders tot een gezamenlijke aanpak kun- nen komen en de eigen interventies binnen deze aanpak in goed overleg kunnen uit- voeren.
Convenantpartijen kunnen deze taak delegeren aan de instellingscoördinator.
5. De convenantpartijen, niet zijnde zelfstandige beroepsbeoefenaren, wijzen in verband met een ordentelijk gebruik van de verwijsindex binnen de eigen organisatie, instelling of praktijk een instellingscoördinator aan. Deze instellingscoördinator heeft, naast de taken genoemd in het vorige lid, in ieder geval tot taak het beheer van de contactgegevens van de signalen die vanuit de eigen organisatie, instelling of praktijk zijn afgegeven en het zo nodig aanpassen daarvan. De aanwijzing van een instellingscoördinator wordt gemeld aan de regiocoördinator, procescoördinator en de functioneel beheerder.
6. De convenantpartijen beschikken over een Meldcode huiselijk geweld en/of kindermis- handeling. De meldcode huiselijk geweld en/of kindermishandeling heeft als doel het sig- naleren en melden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling te bevorderen. De ver- wijsindex heeft als doel bedreigingen van de noodzakelijke condities voor een gezonde en veilige ontwikkeling van jeugdigen naar volwassenheid te voorkomen, te beperken of weg te nemen. Als er gezien de meldcode geen noodzaak is om (een vermoeden van) huiselijk geweld of kindermishandeling te melden, kan er wel noodzaak zijn de jeugdige te signaleren in de verwijsindex. Jeugdigen waarbij sprake is van (een vermoeden van)
huiselijk geweld en/of kindermishandeling dienen per definitie te worden gesignaleerd in de verwijsindex. Convenantpartijen nemen het werken met de verwijsindex op in hun meldcode huiselijk geweld en/of kindermishandeling.
7. Als er bij ouders en jeugdigen sprake is van meervoudige problemen op diverse leefge- bieden zoals opgroei- en opvoedproblematiek, financiële problemen, problemen met huisvesting, gezondheidsproblemen, dienen de jeugdhulp, de uitvoering van de kinder- beschermingsmaatregelen en jeugdreclassering zoveel mogelijk in samenhang met an- dere hulp te worden verleend vanuit het principe één gezin, één plan, één regisseur. Het signaleren in de verwijsindex kan indien wordt voldaan aan de voorwaarden daarvoor lei- den tot het werken vanuit het principe één gezin, één plan, één regisseur. Andersom die- nen jeugdigen die hulp ontvangen conform het principe één gezin, één plan, één regis- seur (of wiens ouders hulp ontvangen conform dit principe) te worden gesignaleerd in de regionale verwijsindex.
III. Het gebruik van de Regionale Verwijsindex en de daarmee ver- band houdende verwerking van persoonsgegevens
Artikel 6. Signaleringsbevoegd
1. De convenantpartijen zijn, met uitsluiting van anderen, bevoegd om te signaleren in de regionale verwijsindex.
2. Convenantpartijen wijzen binnen hun organisatie, instelling of praktijk de medewerkers aan die signaleringsbevoegd zijn. Aan –en afmeldingen van deze signaleringsbevoegden worden door de instellingscoördinator aan de functioneel beheerder doorgegeven.
3. De signaleringsbevoegden werkzaam bij een convenantpartij zijn zowel bevoegd om een signaal af te geven aan de regionale verwijsindex als om op de hoogte te worden gesteld van signalen van andere signaleerders. Deze signalen kunnen dezelfde jeugdige betref- fen, twee jeugdigen met hetzelfde woonadres conform artikel 7.1.2.3. sub d Jeugdwet of jeugdigen met eenzelfde ouder conform artikel 7.1.2.3 sub e Jeugdwet.
4. Een signaleerder is alleen bevoegd tot signaleren wanneer hij zelf, of een medewerker van zijn organisatie, instelling of praktijk, rechtstreekse contacten onderhoudt met de jeugdige en/of met de ouders/verzorgers en/of broers/zussen van de jeugdige en hij op basis van deze contacten meent dat er een risico bestaat op een bedreiging in een ge- zonde en veilige ontwikkeling van de jeugdige. In geval er sprake is van een ‘indirect con- tact’, via ouder(s) en/of broer(s)/zus(sen), motiveert en documenteert de signaleringsbe- voegde waarom hij een signaal afgeeft.
Artikel 7. Het afgeven van een signaal
1. De signaleringsbevoegde geeft over een jeugdige een signaal af in de verwijsindex, in- dien hij, alle belangen afwegend, het redelijke vermoeden heeft dat de jeugdige (in de toekomst) door een of meer van de hierna genoemde risico’s in de noodzakelijke condi- ties voor een gezonde en veilige ontwikkeling naar volwassenheid wordt belemmerd of beschadigd kan raken:
• De jeugdige staat bloot aan geestelijk, lichamelijk of seksueel geweld, enige andere vernederende behandeling, of verwaarlozing;
• De jeugdige heeft meer of andere dan bij zijn leeftijd normaliter voorkomende psychi- sche problemen waaronder verslaving aan alcohol, drugs of kansspelen;
• De jeugdige heeft meer of andere dan bij zijn leeftijd normaliter voorkomende ernstige opgroei – of opvoedingsproblemen;
• De jeugdige is minderjarig en moeder of zwanger;
• De jeugdige verzuimt veelvuldig van school of van een andere onderwijsinstelling, dan wel verlaat die voortijdig of dreigt die voortijdig te verlaten;
• De jeugdige is niet gemotiveerd om door legale arbeid in zijn levensonderhoud te voorzien;
• De jeugdige heeft meer of andere dan bij zijn leeftijd normaliter voorkomende financi- ele problemen;
• De jeugdige heeft geen vaste woon – of verblijfplaats;
• De jeugdige is een gevaar voor anderen door lichamelijk of geestelijk geweld of ander intimiderend gedrag;
• De jeugdige laat zich in met activiteiten die strafbaar zijn gesteld;
• De ouders of andere verzorgers van de jeugdige schieten ernstig tekort in de verzor- ging of opvoeding van de jeugdige.
2. De signaleringsbevoegde maakt een aantekening in het dossier van de jeugdige van een signaal zoals bedoeld in lid 1, met daarbij een beschrijving van de feiten en omstandig- heden waardoor het redelijk vermoeden van het risico ontstond.
Artikel 8. Inhoud en bewaartermijn van het signaal
1. Een signaal in de verwijsindex wordt gedaan met behulp van het burgerservicenummer of met een combinatie van enkele persoonsgegevens van de jeugdige.
2. Indien de signaleringsbevoegde het burgerservicenummer invoert, vult het systeem daarna (via de Beheersvoorziening BSN) naam, geslacht, geboortedatum, postcode en huisnummer van de jeugdige in.
3. Indien de signaleringsbevoegde het burgerservicenummer niet mag of kan gebruiken, kan de signaleringsbevoegde ook een combinatie van bekende gegevens invoeren, waarna het systeem (via de Beheersvoorziening BSN) naam, geslacht, geboortedatum, postcode en huisnummer van de jeugdige invult.
4. Het signaal bevat geen gegevens over de aard van de contacten tussen de jeugdige en de signaleringsbevoegde, of over de aard van de risico’s die worden vermoed.
5. Het verwijsindex systeem voegt de identificatie – en contactgegevens van de signale- ringsbevoegde aan het signaal toe, met de datum en het tijdstip van het signaal.
6. De termijn van bewaring van een signaal in de regionale verwijsindex kan per conve- nantpartij verschillen en is maximaal twee jaar. Indien de aanleiding voor het gebruik van de verwijsindex na deze periode nog bestaat kan een nieuw signaal afgegeven worden.
Artikel 9. Mededeling over het signaal aan de jeugdige en / of zijn wettelijk vertegen- woordiger(s)
1. De signaleringsbevoegde informeert de jeugdige en/of zijn wettelijk vertegenwoordiger(s) zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op het moment dat een ‘match’ ontstaat, over de sig- nalering. Hij licht de omstandigheden die aanleiding vormen tot het afgeven van een sig-
naal mondeling toe en geeft informatie over het doel en de werkwijze van de verwijsin- dex, de identiteit van de verantwoordelijke, van de rechten die de jeugdige en zijn wette- lijk vertegenwoordiger(s) uit kunnen oefenen en vraagt naar de zienswijze van de jeugdi- ge en/of diens ouder(s)/verzorger(s).2
2. De informatie zoals bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval verstrekt aan:
• de wettelijk vertegenwoordiger(s) indien de jeugdige nog geen 12 jaar oud is;
• de wettelijk vertegenwoordiger(s) en de jeugdige indien de jeugdige tussen 12 en 16 jaar oud is;
• de jeugdige indien hij 16 jaar of ouder is.
3. Het verstrekken van informatie, zoals bedoeld in lid 1 tot en met 2, kan worden uitgesteld indien:
• de bescherming van de belangen van de jeugdige dit uitstel noodzakelijk maakt;
• de mededeling onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning vraagt3.
4. In geval van uitstel op grond van lid 3, draagt de signaleringsbevoegde er zorg voor dat de jeugdige en of zijn wettelijk vertegenwoordiger(s) zo spoedig als de situatie toelaat alsnog over het signaal wordt of worden geïnformeerd.
5. Over het informeren van de jeugdige en of zijn wettelijk vertegenwoordiger(s) maakt de signaleringsbevoegde een aantekening in het dossier van de jeugdige (of het dossier van de ouder(s)/verzorger(s)). Indien hij heeft besloten om het informeren uit te stellen, bevat deze aantekening ook de redenen die tot dit besluit hebben geleid, welke functionaris hij hierover heeft geraadpleegd, alsmede de datum waarop de jeugdige en of zijn wettelijk vertegenwoordiger(s) alsnog zijn geïnformeerd.
Artikel 10. Uitwisselen of anderszins verwerken van persoonsgegevens door signa- leerders na een match
1. De signaleringsbevoegde vraagt toestemming voor het verstrekken van informatie aan de andere signaleerder(s)over de jeugdige en/of ouders(s)/verzorger(s).
2. Toestemming wordt gevraagd aan:
• zijn wettelijk vertegenwoordiger(s), indien de jeugdige nog geen 12 jaar oud is;
• de jeugdige zelf en aan zijn wettelijk vertegenwoordiger(s), indien de jeugdige tussen 12 en 16 jaar oud is;
• de jeugdige zelf indien hij 16 jaar of ouder is;
2 De Signaleringsbevoegde heeft een wettelijk meldrecht voor het afgeven van een signaal in de ver- wijsindex. Toestemming van de jeugdige en/of wettelijk vertegenwoordigers is ingevolge de wet niet vereist. Beroepskrachten met een beroepsgeheim dienen zich er echter bewust van te zijn, dat de tuchtrechter het meldrecht dusdanig interpreteert, dat de beroepskracht met een beroepsgeheim ge- tracht moet hebben toestemming te verkrijgen alvorens zijn meldrecht uit te oefenen. Indien toestem- ming niet wordt verleend of het niet mogelijk is toestemming te verkrijgen in verband met de veiligheid van de jeugdige of anderen, is de beroepskracht met een beroepsgeheim bevoegd om de jeugdige zonder toestemming te signaleren in de verwijsindex. De argumenten daartoe dienen te worden vast- gelegd in het dossier van de jeugdige dan wel de ouder(s)/verzorger(s).
3 Dit zal zich bijvoorbeeld voordoen in de situatie dat de signaleringsbevoegde alleen contact heeft met ouders/verzorgers van de jeugdige en de signalering is gebaseerd op informatie verkregen uit die contacten.
• ouder(s)/verzorger(s), indien de signaleerder alleen contact heeft met ou- der(s)/verzorger(s).
3. Voordat de signaleerder toestemming vraagt, wijst hij de jeugdige en/of zijn wettelijk ver- tegenwoordiger(s), of ouder(s)/verzorger(s)op het doel van de gegevensverstrekking en op het belang dat de jeugdige heeft bij het uitwisselen van informatie tussen de betrok- xxx signaleerders.
4. Een signaleringsbevoegde verstrekt, in het overleg na een match de ter zake relevante informatie over de jeugdige, voor zover noodzakelijk voor de doelen van het overleg, en voor zover verstrekking van deze gegevens mogelijk is op grond van de wettelijke bepa- lingen en overige regelingen die op het handelen van de beroepskracht of zijn organisa- tie, instelling of praktijk van toepassing zijn.
5. Weigert de jeugdige of de wettelijk vertegenwoordiger(s) toestemming te geven voor de verstrekking van informatie ten behoeve van het overleg, of kan deze toestemming, in verband met de bescherming van de belangen van de jeugdige, niet worden gevraagd, dan kan de signaleringsbevoegde toch ter zake relevante informatie aan andere signa- leerders in het overleg verstrekken indien er sprake is van een conflict van plichten. De beroepskracht dient dan de volgende afweging te maken:
a. Welk doel wil ik bereiken met het verstrekken van de informatie?
b. Kan dit doel ook bereikt worden zonder dat ik informatie aan een ander verstrek?
c. Heb ik alles gedaan om toestemming van de jeugdige te krijgen? Zo niet, waarom niet?
d. Weegt de schade die ik voor de jeugdige wil voorkomen op tegen het belang dat hij heeft bij geheimhouding?4
e. Wordt de geheimhoudingsplicht zo min mogelijk geschonden?5
6. Besluit de signaleringsbevoegde om op grond van lid 5 de noodzakelijke informatie over de jeugdige te verstrekken zonder toestemming, dan draagt de signaleringsbevoegde er zorg voor dat de jeugdige en/of zijn wettelijk vertegenwoordiger(s) hierover zo spoedig als de situatie toelaat, wordt geïnformeerd.
7. De signaleringsbevoegde tekent in zijn dossier aan op welke datum hij toestemming heeft gevraagd en van wie hij deze al dan niet heeft verkregen. Besluit hij om zonder toe- stemming gegevens te verstrekken, dan tekent hij aan welke feiten en omstandigheden tot zijn besluit hebben geleid en welke functionaris hij hierover heeft geraadpleegd.
Artikel 11. Overleg nadat een match is ontstaan
Een signaleringsbevoegde die een bericht ontvangt dat een match is ontstaan, voert binnen vijf werkdagen overleg met de andere signaleringsbevoegde(n) die dezelfde jeugdige heeft of hebben gesignaleerd. Dit overleg heeft tot doel:
• de problemen en risico’s gezamenlijk te inventariseren en te taxeren;
4 Het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind verplicht een ieder om de belangen van jeugdigen zeer zwaar te laten wegen.
5 Het is belangrijk alleen de informatie uit te wisselen die de ander nodig heeft om het belang van de jeugdige te dienen en het gevaar af te wenden. Informatie die niet ter zake doet, mag niet worden verstrekt.
• op basis van de risicotaxatie te bezien welk geheel van interventies, in een gezamen- lijke aanpak, nodig zijn om de mogelijke risico’s en de daarmee verbonden belemme- ringen in de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid weg te nemen of zo- veel mogelijk terug te brengen;
• de matchregisseur te bepalen, indien deze niet automatisch door het systeem is aan- gewezen;
• het maken van afspraken over de gezamenlijke aanpak en over de wijze waarop de signaleringsbevoegden elkaar zullen informeren over de voortgang van hun acties.
Artikel 12. Verantwoordelijkheid na het overleg
1. Iedere signaleringsbevoegde blijft, onverminderd de afspraken die tijdens het overleg worden gemaakt over een gezamenlijke aanpak, zelf verantwoordelijk voor een zorgvul- dige uitvoering van zijn eigen interventies ten opzichte van de jeugdige, voor het volgen van de resultaten daarvan en voor het tijdig initiatief nemen voor nieuw overleg met de andere signaleerder(s), de matchregisseur of de procescoördinator, indien blijkt dat zijn interventies, of het geheel van interventies, de jeugdige niet voldoende blijken te be- schermen tegen de gesignaleerde risico’s.
2. De matchregisseur bewaakt de uitvoering van het plan van aanpak en neemt contact op met de procescoördinator indien de uitvoering van het plan van aanpak stagneert.
Artikel 13. Matchregisseur en escalatiemodel nadat een match is ontstaan
1. De matchregisseur bewaakt of het overleg zoals bedoeld in artikel 11 daadwerkelijk en tijdig tot stand komt, of er duidelijke afspraken worden gemaakt over een gezamenlijke aanpak, of de verschillende interventies die deel uit maken van de gezamenlijke aanpak voldoende samenhang vertonen en of alle acties die deel uit maken van deze aanpak daadwerkelijk worden uitgevoerd.
2. Indien de matchregisseur vaststelt dat er geen tijdig overleg tot stand komt, dat er geen afspraken worden gemaakt of dat interventies die deel uitmaken van de gezamenlijke aanpak niet worden uitgevoerd, overlegt hij met de betrokken signaleringsbevoegden met het doel alsnog op korte termijn te komen tot afspraken, of tot uitvoering van de geza- menlijke aanpak.
3. Stelt de matchregisseur vast dat ook na het overleg zoals bedoeld in lid 2 de gezamenlij- ke aanpak niet, of in onvoldoende mate tot stand komt, of wordt uitgevoerd, dan meldt hij zijn bevindingen aan de procescoördinator die de oorzaken van de stagnatie onderzoekt en bevordert dat de jeugdige alsnog de interventies worden geboden die hij nodig heeft.
4. Stelt de procescoördinator vast dat zijn bemoeienis onvoldoende resultaat heeft, dan treft hij de maatregelen die noodzakelijk zijn om de jeugdige alsnog de zorg te bieden die hij nodig heeft en de convenantpartijen zo nodig aanwijzingen daartoe geeft. Convenantpar- tijen binden zich aan de aanwijzingen van de procescoördinator.
5. Betreft de match twee verschillende jeugdigen waarbij een matchregisseur is benoemd en doet de situatie in lid 2 zich voor, dan zijn de leden 3 t/m 4 van overeenkomstige toe- passing.
6. Indien matches tot stand komen via de landelijke verwijsindex en er sprake is van een interregionale match, voert de matchregisseur van de gemeente waar de jeugdige zijn vaste woon- of verblijfplaats heeft de regie van het overleg na de match. Betreft de match
twee jeugdigen dan stemmen de verantwoordelijke matchregisseurs regelmatig inhoude- lijk af.
Artikel 14. Verhuizing van een jeugdige
1. De functioneel beheerder verwerkt het ‘inverhuisbericht’ van de landelijke verwijsindex met betrekking tot een jeugdige waarover een of meer signalen zijn afgegeven.
2. In geval er met betrekking tot een jeugdige een ‘isverhuisdsignaal’ wordt ontvangen, dra- gen de signaleringsbevoegden die betrokken zijn bij het overleg na een match en bij het maken van afspraken over een gezamenlijke aanpak, er zorg voor dat de voor de aanpak van de risico’s en belemmeringen noodzakelijke informatie hierover wordt overgedragen aan de signaleringsbevoegde collega beroepskrachten in de nieuwe woonplaats van de jeugdige.
3. De signaleringsbevoegde informeert de jeugdige en/of zijn wettelijk vertegenwoordiger(s) over de overdracht zoals bedoeld in lid 2. Artikel 9 en 10 zijn hierbij van toepassing.
Artikel 15. Geheimhouding
Ieder die op grond van dit convenant kennis neemt van persoonsgegevens van een jeugdige en/of diens ouder(s)/verzorger(s) is verplicht tot geheimhouding hiervan, tenzij de wet hem noodzaakt tot verstrekking van deze gegevens.
Artikel 16. Verwijderen van gegevens uit de regionale verwijsindex
1. Het signaal wordt niet langer bewaard als actief signaal dan noodzakelijk is voor het doel van de verwijsindex zoals omschreven in artikel 2, maar nooit langer dan twee jaar na de datum van signalering.
2. Iedere signaleerder heeft het recht om een signaal dat hij over een jeugdige heeft afge- geven, te (doen) verwijderen uit de regionale verwijsindex, omdat naar zijn oordeel:
• Het signaal niet terecht is afgegeven, omdat de risico’s dan wel de daarmee verbon- den belemmeringen niet of in veel mindere mate aanwezig blijken te zijn;
• Het eerder gesignaleerde risico niet meer aanwezig is, doordat de risico’s dan wel de daarmee verbonden belemmeringen in voldoende mate zijn opgeheven.
3. Het signaal wordt in ieder geval uit de regionale verwijsindex verwijderd, indien:
• Er twee jaar zijn verstreken na het signaleren;
• De jeugdige de leeftijd van 23 jaar bereikt;
• De jeugdige overlijdt.
4. Een signaal dat om welke reden dan ook uit de regionale verwijsindex is verwijderd, wordt als niet-actief signaal opgeslagen in het historisch signalenarchief, met uitzonde- ring van de signalen die niet terecht zijn afgegeven.
5. Een niet-actief signaal wordt gedurende vijf jaren opgenomen in een historisch signalen- archief, met dien verstande dat die opname wordt vernietigd:
• Met ingang van de dag dat de jeugdige 23 jaar wordt;
• Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de jeugdige;
• verzet zoals bedoeld in artikel 20 leidt tot het besluit van de verantwoordelijke om het signaal te verwijderen.
6. Een signaleringsbevoegde is bevoegd na het afgeven van een signaal eenmalig een overzicht van signaleringen met betrekking tot de betreffende jeugdige uit het historisch signaleringsarchief te raadplegen.
IV. Rechten van betrokkenen
Artikel 17. Recht op informatie, inzage en afschrift
1. Iedere betrokkene heeft het recht zich schriftelijk te wenden tot het College van B&W van de woon- of verblijfplaats van de jeugdige met het verzoek:
• hem informatie te verschaffen over de verwerking van zijn persoonsgegevens in het kader van de regionale verwijsindex;
• hem inzage in, en afschrift te geven van, zijn persoonsgegevens die in het kader van de verwijsindex door of vanwege de verantwoordelijke zijn verwerkt.
2. Het college van B&W reageert binnen vier weken op dit verzoek, door de gevraagde in- formatie te verschaffen dan wel inzage en/of afschrift te verlenen. De reactie omvat in ie- der geval:
• het doel van de regionale verwijsindex;
• de gegevens die m.b.t. de jeugdige zijn verwerkt;
• de namen van de convenantpartijen of van anderen aan wie deze gegevens zijn ver- strekt;
• de herkomst van de gegevens;
• indien de verzoeker dit wenst, informatie over het elektronische systeem van de ge- automatiseerde gegevensverwerking.
3. Informatie, inzage en afschrift kunnen alleen worden geweigerd, indien en voor zover dit noodzakelijk is in verband met:
• de bescherming van de belangen van de jeugdige of van de rechten en vrijheden van anderen;
• de veiligheid van de staat;
• de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten;
• gewichtige economische en financiële belangen van de staat en van andere openba- re xxxxxxxx;
• het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften.
Artikel 18. Recht op correctie
1. Nadat een betrokkene op grond van artikel 17 inzage in zijn persoonsgegevens heeft gehad die in het kader van de verwijsindex zijn verwerkt, kan hij het college van B&W van de feitelijke woon- of verblijfplaats van de jeugdige (zoals omschreven in artikel 3 lid 2) verzoeken de gegevens te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen voor zover deze gegevens onjuist, onvolledig of niet ter zake dienend zijn voor het doel van de verwerking in de regionale verwijsindex, of indien deze naar zijn oordeel zijn ver- werkt op een wijze die in strijd is met de wet of dit convenant.
2. Het betreffende college van B&W reageert binnen vier weken na ontvangst van het ver- zoek schriftelijk en gemotiveerd op een verzoek zoals bedoeld in lid 1.
Artikel 19. Verzet
1. De betrokkene kan bij het college van B&W van de feitelijke woon- of verblijfplaats van de jeugdige (zoals omschreven in artikel 3 lid 2) te allen tijde verzet aantekenen tegen de verwerking van zijn persoonsgegevens in de regionale verwijsindex in verband met zijn bijzondere persoonlijke omstandigheden.
2. Het betreffende college van B&W geeft binnen vier weken een gemotiveerd oordeel of het verzet gerechtvaardigd is. In het geval het verzet gerechtvaardigd is worden de ge- gevens van de betrokkene uit de regionale verwijsindex verwijderd.
Artikel 20. Uitoefening van de rechten door de jeugdige en zijn wettelijk vertegen- woordiger(s)
1. De rechten zoals beschreven in artikel 17, 18 en 19 worden uitgeoefend:
• indien de jeugdige nog geen 12 jaar oud is, door zijn wettelijk vertegenwoordiger(s);
• indien de jeugdige al wel 12 maar nog geen 16 jaar oud is, door de jeugdige en de wettelijk vertegenwoordiger(s) gezamenlijk;
• door de jeugdige zelf indien hij 16 jaar of ouder is.
2. Indien een jeugdige naar het oordeel van de signaleringsbevoegde, niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, worden de rechten die hem op grond van dit convenant toekomen, uitgeoefend door zijn wettelijk vertegenwoordiger(s).
V. Overige bepalingen
Artikel 21. Toetreding en opzegging
1. De bevoegdheid te beslissen over de toetreding van nieuwe convenantpartijen delegeren de gezamenlijke colleges van B&W aan de regiocoördinator. Vóór de beslissing over de toetreding van een nieuwe convenantpartij raadpleegt de regiocoördinator de betreffende gemeente(n).
2. Toetreding is slechts mogelijk indien de nieuwe convenantpartij werkzaam is in de do- meinen jeugdzorg, (geestelijke) gezondheidszorg, jeugdgezondheidszorg, onderwijs, maatschappelijk werk, maatschappelijke ondersteuning, schuldhulpverlening, politie en justitie.
3. De convenantpartij wordt pas geacht te zijn toegetreden na ondertekening van dit conve- nant.
4. Opzegging van het convenant door een convenantpartij of door een college van B&W geschiedt schriftelijk en met vermelding van de reden daarvan bij de gezamenlijke colle- ges van B&W dan wel bij de overige colleges van B&W. Hierbij geldt een opzegtermijn van een half jaar.
Artikel 22. Looptijd, wijziging en aanvulling van het convenant
1. Dit convenant gaat in op 1 januari 2016 en wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
2. Wijziging en aanvulling van dit convenant vindt schriftelijk plaats en is slechts mogelijk met instemming van alle convenantpartijen.
3. Periodiek vindt een evaluatie plaats om te bezien of bijstellingen van het convenant nodig zijn.
4. Bij wetswijzigingen beoordeelt de regiocoördinator of het noodzakelijk is de tekst van het convenant aan te passen. Indien dit het geval is doet de regiocoördinator de colleges en de convenantpartijen een voorstel tot aanpassing. Op deze aanpassing is lid 2 van toe- passing.
5. Eventuele geschillen die uit dit convenant ontstaan, van welke aard en omvang ook, daaronder mede begrepen die geschillen die slechts door een van partijen als zodanig wordt beschouwd, zullen worden voorgelegd aan de bevoegde rechter in het arrondis- sement Noord-Holland. Voordat partijen hiertoe overgaan proberen zij eerst met elkaar tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te komen. Partijen kunnen er daarbij gezamenlijk voor kiezen om voor de oplossing van het geschil een MfN-registermediator in te schakelen.
Artikel 23. Slotbepalingen
Dit convenant kan worden aangehaald als Samenwerkingsconvenant Verwijsindex Regio IJmond, Zuid-Kennemerland en Haarlemmermeer.
Haarlem, [datum]
Dit samenwerkingsconvenant is een vernieuwing van en vervangt het “Convenant Verwijsin- dex Noord-Holland, Regio IJmond- en Zuid-Kennemerland” d.d. 7 oktober 2009 en treedt in werking op 1 januari 2016. Haarlemmermeer treedt als nieuwe gemeente toe bij dit conve- nant (tot 2016 aangesloten bij het convenant Matchpoint Stadsregio Amsterdam).
De gemeente Beverwijk
College van Burgemeesters en Wethouders Namens dezen:
De gemeente Heemskerk
College van Burgemeesters en Wethouders Namens dezen:
De gemeente Bloemendaal
College van Burgemeesters en Wethouders Namens dezen:
De gemeente Heemstede
College van Burgemeesters en Wethouders Namens deze:
De gemeente Haarlem
College van Burgemeesters en Wethouders Namens dezen:
De gemeente Velsen
College van Burgemeesters en Wethouders Namens dezen:
De gemeente Haarlemmerliede en Spaarn- woude
College van Burgemeesters en Wethouders Namens dezen:
De gemeente Zandvoort
College van Burgemeesters en Wethouders Namens dezen:
De gemeente Haarlemmermeer
College van Burgemeesters en Wethouders Namens dezen:
Bijlage 1. Toetredingsverklaring Samenwerkingsconvenant Verwijsindex, regio IJmond, Zuid-Kennemerland en Haarlemmermeer, zoals bedoeld in artikel 21 lid 3 van dit convenant
Het bevoegd gezag van
Naam organisatie:..............................................................................................................
Vestigingsplaats… …………………………………………………………………………………
hierna te noemen convenantpartij,
voor deze verklaring vertegenwoordigd door:
Voornaam, achternaam:…………………………………………………………………………….
Functie:……………………………………………………………………………………………….
overwegende dat:
Convenantpartij als convenantpartij wenst toe te treden tot het Samenwerkingsconvenant Verwijsindex regio IJmond, Zuid Kennemerland en Haarlemmermeer, met het doel om met andere convenantpartijen te komen tot een effectieve gezamenlijke aanpak van de proble- men van jeugdigen;
en verklaart hierbij dat:
Convenantpartij kennis heeft genomen van genoemd convenant en instemt met alle bepa- lingen;
Convenantpartij met ingang van onderstaande datum als convenantpartij zal toetreden tot het Samenwerkingsconvenant Verwijsindex regio IJmond, Zuid-Kennemerland en Haarlem- mermeer en na toetreding alle bepalingen van het convenant zal naleven.
Datum:………………..……………, te:…………………………………...
Handtekening:………………………………………………………………
Bijlage 2. Organisatieprofiel
ORGANISATIEPROFIEL | NAAM ORGANISATIE |
Contactinformatie | Contactinformatie van uw organisatie. Bij meerdere locaties, hier het meest voor de hand lig- gende vermelden (meestal hoofdlocatie). |
Algemeen | Algemene beschrijving van de organisatie, taken en verantwoordelijkheden. |
Doelgroep | Met welke doelgroep binnen de jeugd werkt de organi- satie? Leeftijd? |
Signaleringscriteria | Wanneer wordt de verwijsindex gebruikt? |
Toestemming en informatieplicht | Hoe informeert de organisatie jongeren en/of ouders over de Verwijsindex? Standaard: toestemming vragen conform convenant. Afspraken die afwijken van het convenant worden hier uitdrukkelijk gemeld. |
Interne werkwijze | Op welke momenten wordt door welke medewerker(s) op welke wijze een melding verwerkt? (Bijv. vindt er altijd eerst overleg met een coördinator plaats voordat er een melding in de verwijsindex wordt gedaan, of mag uw medewerker dat vanuit zijn/haar werkzaamheden en professie zelf beslissen?) |