Contract
Art. 2. Instemming wordt verleend met het Samenwerkingsakkoord van 26 april 2023 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot oprichting van het centraal fietsregister.
XXXXX
Van Koningswege : Gegeven te Brussel, 6 februari 2024.
XXXXX
Van Koningswege :
De Minister van Mobiliteit,
G. GILKINET
Met ’s Lands zegel gezegeld: De Minister van Justitie,
P. VAN TIGCHELT
Art. 2. Assentiment est donné à l’accord de coopération du
26 avril 2023 entre l’Etat fédéral, la Région wallonne, la Région flamande et la Région de Bruxelles-Capitale portant création du Registre central des cycles.
Promulguons la présente loi, ordonnons qu’elle soit revêtue du sceau de l’Etat et publiée par le Moniteur belge.
Donné à Bruxelles, le 6 février 2024.
XXXXXXXX
Par le Roi :
Le Ministre de la Mobilité,
G. GILKINET Scellé du sceau de l’Etat :
Le Ministre de la Justice,
P. VAN TIGCHELT
(1) Zitting 2023-2024
Documenten : 55-3742
Nota
(1) Session 2023-2024
Documents : 55-3742
Note
Integraal verslag : 1 februari 2024
Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Waalse Gewest, het Vlaamse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot oprichting van het Centraal fietsregister
Gelet op de artikelen 35, 39, 77, 134, 137, 138 en 139 van de Grondwet;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 6, § 1, II, artikel 6, § 1, X, artikel 6, § 4, 3°, en artikel 92bis, § 1;
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, de artikelen 4 en 42;
Gelet op Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG;
Gelet op Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid;
Gelet op het besluit 2011/786/EU van de Commissie van 29 novem- ber 2011 inzake de veiligheidseisen waaraan Europese normen voor fietsen, kinderfietsen en bagagedragers voor fietsen krachtens Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad moeten voldoen;
Gelet op de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken;
Gelet op de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer;
Gelet op de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt;
Gelet op de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoons- gegevens;
Gelet op het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
Overwegende dat de Federale Staat bevoegd is voor de regels van de algemene politie en de reglementering op het verkeer en vervoer krachtens artikel 6, § 4, 3° van de bijzondere wet van 8 augus- tus 1980 tot hervorming der instellingen;
Overwegende dat de Federale Staat bevoegd is voor de technische voorschriften inzake verkeers- en vervoermiddelen krachtens artikel 6,
§ 4, 3° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
Overwegende dat de Federale Staat op grond van zijn residuaire bevoegdheid bevoegd is voor het beleid inzake opsporing en vervol- ging van inbreuken;
Overwegende dat de Federale Staat op grond van zijn residuaire bevoegdheid bevoegd is voor de organisatie en het beleid van de politie;
Compte-rendu intégral 1 février 2024
Accord de coopération entre l’Etat fédéral, la Région wallonne, la Région flamande et la Région de Bruxelles-Capitale portant création du Registre central des cycles
Vu les articles 35, 39, 77, 134, 137, 138 et 139 de la Constitution ; Vu la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles,
l’article 6, § 1, II, l’article 6, § 1, X, l’article 6, § 4, 3°, et l’article 92bis, § 1;
Vu la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux institutions bruxelloises, les articles 4 et 42 ;
Vu le règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l’égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE ;
Vu la directive 2001/95/CE du Parlement européen et du Conseil du 3 décembre 2001 relative à la sécurité générale des produits ;
Vu la décision 2011/786/UE de la Commission du 29 novem- bre 2011 concernant les exigences de sécurité que doivent comporter les normes européennes relatives aux bicyclettes, bicyclettes pour jeunes enfants et porte-bagages pour bicyclettes, en application de la directive 2001/95/CE du Parlement européen et du Conseil ;
Vu les lois coordonnées du 18 juillet 1966 sur l’emploi des langues en matière administrative ;
Vu la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière ;
Vu la loi du 5 août 1992 sur la fonction de police ;
Vu la loi du 30 juillet 2018 relative à la protection des personnes physiques à l’égard des traitements de données à caractère personnel ;
Vu l’arrêté royal du 1er décembre 1975 portant règlement général sur la police de la circulation routière et de l’usage de la voie publique.
Considérant que l’Etat fédéral est compétent pour les règles de police générale et la réglementation relative aux communications et aux transports en vertu de l’article 6, § 4, 3° de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles ;
Considérant que l’Etat fédéral est compétent pour les prescriptions techniques relatives aux moyens de communication et de transport en vertu de l’article 6, § 4, 3° de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles ;
Considérant que l’Etat fédéral est compétent pour la politique de recherche et de poursuite d’infraction en vertu de sa compétence résiduaire ;
Considérant que l’Etat fédéral est compétent pour l’organisation et la politique relative à la police en vertu de sa compétence résiduaire ;
Overwegende dat de Gewesten bevoegd zijn inzake de bescherming van het leefmilieu krachtens artikel 6, § 1, II van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
Overwegende dat diefstal van rijwielen een vaak voorkomend fenomeen is dat bestreden moet worden;
Overwegende dat verplaatsingen met rijwielen bijdragen tot duur- zame ontwikkeling en een betere mobiliteit;
Overwegende het Federaal Regeerakkoord van 30 septem- ber 2020 waarin staat dat ″de strijd tegen fietsdiefstallen wordt opgedreven en werk wordt gemaakt van een vrijwillig centraal fietsregister″;
Overwegende het Federaal actieplan ter promotie van de fiets 2021-2024;
Overwegende het Waalse Fietsplan 2030;
Overwegende het Brusselse Gewestelijk Mobiliteitsplan “Good Move”, het Brusselse Actieplan tegen fietsdiefstal en het Brusselse Masterplan Fietsparkeren 2021-2030;
Overwegende de Vlaamse ambities inzake fiets, zoals beschreven in de Beleidsnota Mobiliteit en Openbare Werken 2019-2024 en de Vlaamse Mobiliteitsvisie 2040;
Overwegende dat het derhalve noodzakelijk is, overeenkomstig de verdeling van de bevoegdheden, de verplaatsing per rijwiel en de zachte mobiliteit in het algemeen te promoten;
Overwegende dat de oprichting van een centraal fietsregister een afschrikkende werking zal hebben op de diefstal van rijwielen;
Overwegende dat een centraal fietsregister de politie- en gerechte- lijke diensten kan helpen bij het opsporen van inbreuken en het terugvinden van de gestolen rijwielen;
Overwegende dat de oprichting van een centraal fietsregister de verplaatsingen met rijwielen kan bevorderen;
Overwegende dat een centraal fietsregister federale en gewestelijke bevoegdheden inhoudt;
Overwegende dat het, om de uitvoering van deze taken te verge- makkelijken, aangewezen is dat de partijen bij deze overeenkomst hun acties coördineren en daartoe specifieke samenwerkingsmodaliteiten overeenkomen.
TUSSEN:
De Federale Staat, vertegenwoordigd door de Federale Regering, in de persoon van de Vice-Eersteminister en Minister van Mobiliteit;
Het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van de Minister van Mobiliteit en Openbare Werken;
Het Waals Gewest, vertegenwoordigd door de Waalse Regering, in de persoon van de Minister-President van de Waalse Regering en de Vicepresident en Minister van Klimaat, Energie, Mobiliteit en Infra- structuur;
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, in de persoon van de Minister- President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de Minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid;
Hierna: “de Partijen”;
IS OVEREENGEKOMEN WAT VOLGT:
TITEL 1. — Algemene bepalingen
Afdeling 1. — Definities
Artikel 1. § 1. Voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord wordt verstaan onder:
1° “Bevoegde gewestelijke overheid”: de door de Regering van elk Gewest aangewezen administratieve dienst;
2° “Bevoegde federale overheid”: de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;
3° “Woonplaats”: de plaats waar de natuurlijke persoon in de bevolkingsregisters is ingeschreven als hebbende aldaar zijn hoofdver- blijf;
4° “Correspondentieadres”: adres opgegeven door de gebruiker in het Centraal fietsregister op hetwelk de sticker wordt toegezonden alsook elke schriftelijke mededeling verbonden aan de werking van het Centraal fietsregister;
Considérant que les Régions sont compétentes en matière de transport en vertu de l’article 6, § 1, X de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles ;
Considérant que les Régions sont compétentes en matière de protection de l’environnement en vertu de l’article 6, § 1, II de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles ;
Considérant que le vol de cycles est un phénomène courant qu’il convient de combattre ;
Considérant que le déplacement au moyen de cycles contribue au développement durable et à une meilleure mobilité ;
Considérant l’Accord du Gouvernement fédéral du 30 septem- bre 2020 indiquant que « la lutte contre les vols de vélos sera intensifiée et un registre central des vélos sera mis en place sur une base volontaire »;
Considérant le Plan d’action fédéral pour la promotion du vélo 2021-2024 ;
Considérant le Plan Wallonie cyclable 2030 ;
Considérant le plan de mobilité de la Région de Bruxelles-Capitale
″Good Move″, le Plan d’action bruxellois contre le vol du vélo et le Masterplan bruxellois stationnement vélo 2021-2030 ;
Considérant les ambitions flamandes en matière de cyclisme, telles que décrites dans la Note de politique générale sur la Mobilité et les Travaux Publics 2019-2024 et la Vision flamande de la Mobilité 2040 ;
Considérant qu’il faut dès lors promouvoir, dans le respect de la répartition des compétences, le déplacement au moyen de cycles et la mobilité douce en général ;
Considérant que la mise en place d’un registre central des cycles aura un effet dissuasif sur le vol de cycles ;
Considérant qu’un registre central des cycles est de nature à aider les services de police et judiciaires à rechercher les infractions et à retrouver les cycles volés ;
Considérant que la mise en place d’un registre central des cycles est de nature à promouvoir les déplacements au moyen de cycles ;
Considérant dès lors qu’un registre central des cycles implique des compétences fédérales et régionales ;
Considérant que, afin de faciliter l’exercice de ces missions, il est opportun que les parties à cet accord coordonnent leurs actions et conviennent à cette fin de modalités particulières de coopération.
ENTRE :
L’Etat fédéral représenté par le Gouvernement fédéral, en la personne du Vice-Premier Ministre et Ministre de la Mobilité ;
La Région flamande, représentée par le Gouvernement flamand, en la personne de la Ministre de la Mobilité et des Travaux Publics ;
La Région wallonne, représentée par le Gouvernement wallon, en la personne du Ministre-Président du Gouvernement wallon et du Vice-Président et Ministre du Climat, de l’Énergie, de la Mobilité et des Infrastructures ;
La Région de Bruxelles-Capitale, représentée par le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, en la personne du Ministre- Président du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale et de la Ministre chargée de la Mobilité, des Travaux publics et de la Sécurité routière ;
Ci-après : « les Parties » ;
EST CONVENU CE QUI SUIT :
TITRE 1er. — Dispositions générales
Section 1re. — Définitions
Article 1er. § 1er. Pour l’application du présent accord de coopéra- tion, on entend par :
1°« Autorité régionale compétente » : le service administratif désigné par le Gouvernement de chaque Région ;
2° « Autorité fédérale compétente » : le Service public fédéral Mobilité et Transports ;
3° « Domicile » : le lieu où la personne physique est inscrite à titre principal sur les registres de la population ;
4°« Adresse de correspondance » : l’adresse indiquée par l’utilisateur dans le Registre central des cycles à laquelle est envoyée l’autocollant et toute communication écrite relative au fonctionnement du Registre central des cycles ;
6° “Niet gestolen rijwiel”: status van het rijwiel zoals voorzien in de artikelen 11 tot 13;
7° “Gestolen geacht rijwiel”: status van het rijwiel zoals voorzien in de artikelen 11 en 13, § 2, onverminderd het Wetboek van strafvorde- ring, de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering en het Strafwetboek;
8° “Gestolen rijwiel”: status van het rijwiel zoals voorzien in de artikelen 11 en 13, § 1, onverminderd het Wetboek van strafvordering, de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering en het Strafwetboek;
9° “Gebruiker”: elke natuurlijke persoon die in België woont en ouder is dan 13 jaar, of rechtspersoon die is ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen, die een rijwiel wenst te registre- ren in het Centraal fietsregister ;
10° “Sticker”: een sticker met een QR-code die door de bevoegde gewestelijke overheid of een overeenkomstig artikel 10, §2 van onderhavig samenwerkingsakkoord omschreven wijze wordt uitge- deeld en bestemd is om overeenkomstig onderhavig samenwerkings- akkoord op het rijwiel te worden aangebracht;
11° “Schriftelijke mededeling”: elke schriftelijke mededeling, in voorkomend geval in elektronische vorm;
12° “Centraal fietsregister”: het Centraal fietsregister zoals beoogd in artikel 3;
13° “Back-end van het Centraal fietsregister”: databank die recht- streeks verbonden is met de front-end van het Centraal fietsregister en beheerd wordt door de bevoegde federale overheid zoals bepaald in artikel 5;
14° “Front-end van het Centraal fietsregister”: interface die recht- streeks verbonden is met de back-end van het Centraal fietsregister en beheerd wordt door de bevoegde gewestelijke overheid zoals bepaald in artikel 6;
15° “Bewijs van verwerving van het rijwiel”: elk schriftelijk docu- ment zoals een aankoopfactuur of een kassabon waaruit de verwerving van een rijwiel blijkt, onverminderd artikel 3.28 van het Burgerlijk Wetboek;
16° “Rijwielnummers”: een of meerdere unieke nummers verbonden aan het rijwiel dat onder andere door de producent van rijwielen, een verdeler van rijwielen of de eigenlijke gebruiker van het rijwiel op het rijwiel is aangebracht en waarvan de lijst door het coördinatiecomité wordt vastgelegd en openbaar gemaakt;
17° “Identificatienummer”: het unieke identificatienummer van een in het Centraal fietsregister geregistreerd rijwiel;
18° “Producent”: de producent in de zin van artikel 2, e), van Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 decem- ber 2001 inzake algemene productveiligheid;
19° “Algemene Verordening Gegevensbescherming”: Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG;
20° “Persoonsgegevens”: alle gegevens betreffende een geïdentifi- ceerde of identificeerbare natuurlijke persoon; als identificeerbaar wordt beschouwd een persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd;
21° “Politiedienst”: elke politiedienst beoogd door artikel 2 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;
22° “Rijksregisternummer”: het nummer vermeld in het rijksregister van natuurlijke personen, zoals gedefinieerd in artikel 2, § 3 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een rijksregister van de natuurlijke personen;
23° “Coördinatiecomité”: het comité beoogd in artikel 29.
§ 2. In het kader van de toepassing van onderhavig samenwerkings- akkoord hebben de in artikel 4 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming gedefinieerde termen dezelfde betekenis als in onderhavig samenwerkingsakkoord.
5°« Cycle » : un cycle, un cycle motorisé ou un speed pedelec, comme définis dans l’arrêté royal du 1er décembre 1975 portant règlement général sur la police de la circulation routière et de l’usage de la voie publique ;
6° « Cycle non volé » : statut du cycle tel que prévu aux articles 11 à 13 ;
7° « Cycle présumé volé » : statut du cycle tel que prévu aux articles 11 et 13, § 2, sans préjudice du Code d’instruction criminelle, de la loi du 17 avril 1878 contenant le titre préliminaire du Code de procédure pénale et du Code pénal ;
8°« Cycle volé» : statut du cycle tel que prévu aux articles 11 et 13,
§ 1, sans préjudice du Code d’instruction criminelle, de la loi du 17 avril 1878 contenant le titre préliminaire du Code de procédure pénale et du Code pénal ;
9° « Utilisateur » : toute personne physique résidant en Belgique et âgée de plus de 13 ans ou toute personne morale enregistrée dans la Banque-Carrefour des entreprises, souhaitant enregistrer un cycle dans le Registre central des cycles ;
10° « Autocollant » : autocollant comprenant un Code QR qui est distribué par l’autorité régionale compétente ou d’une manière définie conformément à l’article 10, § 2 du présent accord de coopération et destiné à être apposé sur le cycle conformément au présent accord de coopération ;
11° « Communication écrite » : toute communication écrite, le cas échéant électronique ;
12°« Registre central des cycles » : le Registre central des cycles telle que visé à l’article 3 ;
13°« Back-end du Registre central des cycles » : banque de données directement liée au front-end du Registre central des cycles et gérée par l’autorité fédérale compétente telle que définie à l’article 5 ;
14° « Front-end du Registre central des cycles » : interface directe- ment liée au back-end du Registre central des cycles et gérée par l’administration régionale compétente tel que défini à l’article 6 ;
15° « Preuve d’acquisition du cycle » : tout document écrit, comme une facture d’achat ou un ticket de caisse attestant l’acquisition d’un cycle sans préjudice de l’article 3.28 du Code civil ;
16°« Numéro du cycle » : un ou plusieurs numéros uniques associés au cycle, apposés notamment par le fabricant des cycles, un distribu- teur de cycles ou l’utilisateur effectif du cycle, dont la liste est enregistrée et rendue publique par le comité de coordination ;
17° « Numéro d’identification » : numéro d’identification unique d’un cycle enregistré dans le Registre central des cycles ;
18° « Producteur » : le producteur au sens de l’article 2, e) de la directive 2001/95/CE du Parlement européen et du Conseil du 3 décembre 2001 relative à la sécurité générale des produits ;
19°« Règlement général sur la protection des données » : règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 rela- tif à la protection des personnes physiques à l’égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE ;
20°« Données à caractère personnel » : toute information concernant une personne physique identifiée ou identifiable ; est réputée identifia- ble une personne qui peut être identifiée directement ou indirectement ;
21°« Service de police » : tout service de police visé par l’article 2 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police intégré, structuré à deux niveaux ;
22°« Numéro de registre national » : le numéro repris dans le registre national des personnes physiques, tel que défini à l’article 2, § 3 de la loi du 8 août 1983 organisant un registre national des personnes physi- ques ;
23° « Comité de coordination » : le comité visé à l’article 29.
§ 2. Dans le cadre de l’application du présent accord de coopération, les termes définis à l’article 4 du Règlement général sur la protection des données ont le même sens que dans le présent accord de coopération.
Afdeling 2. — Bepaling van de bevoegde gewestelijke overheid
Art. 2. De bevoegde gewestelijke overheid is die van het Gewest waar de gebruiker-natuurlijke persoon zijn woonplaats heeft of de gebruiker-rechtspersoon zijn zetel of vestigingseenheid heeft overeen- komstig de Kruispuntbank van Ondernemingen.
TITEL 2. — Centraal fletsregister
Afdeling 1. — Taken van het Centraal fietsregister
Art. 3. Er wordt een databank voor rijwielen opgericht, het “Cen- traal fietsregister” genaamd.
Art. 4. Het Centraal fietsregister streeft een taak van algemeen belang na om diefstal van rijwielen te bestrijden en heeft de volgende doelstellingen en finaliteiten:
1° de registratie van rijwielen in omloop bevorderen;
2° de registratie van vermoedelijke diefstallen van rijwielen bevor- deren;
3° de preventie en vermindering van het aantal gevallen van rijwieldiefstal;
4° de organisatie van de strijd tegen diefstal van rijwielen;
5° het indienen van een klacht bij diefstallen van rijwielen bevorde- ren;
6° de opsporing en repressie met het oog op de strijd tegen diefstal van rijwielen;
7° de opstelling van anonieme statistieken in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming inzake mobiliteitsbeleid en crimi- naliteit;
8° de zachte mobiliteit en het gebruik van rijwielen promoten;
9° de gewestelijke, de federale en de lokale overheden in staat stellen de teruggevonden rijwielen te beheren;
10° de uitvoering van de taken van algemeen belang van de geverifieerde entiteiten in de zin van de artikelen 19 en 20, met name het beheer van het Centraal fietsregister en in het bijzonder het beheer van de teruggevonden rijwielen;
11° de doeleinden van bestuurlijke en gerechtelijke politie verbonden aan de verwezenlijking van de in artikel 4, 1° tot en met 10° van onderhavig samenwerkingsakkoord beschreven doeleinden.
Afdeling 2. — Oprichting van het Centraal fietsregister
Art. 5. § 1. De bevoegde federale overheid waarborgt de oprichting en het beheer van de back-end van het Centraal fietsregister.
§ 2. Het coördinatiecomité wordt betrokken bij het beheer van de back-end van het Centraal fietsregister.
Art. 6. § 1. De bevoegde gewestelijke overheden waarborgen de oprichting en het beheer van de front-end van het Centraal fietsregister.
Dit beheer houdt met name het volgende in:
1° de ontwikkeling van een website zodat de gebruikers van rijwielen zich kunnen registreren, hun rijwielen kunnen registreren en hun gegevens kunnen wijzigen of schrappen overeenkomstig de bepalingen van onderhavig samenwerkingsakkoord;
2° een helpdesk voor de gebruikers;
3° het drukken en verspreiden van stickers;
4° elke andere door onderhavig samenwerkingsakkoord beoogde dienst die door de bevoegde gewestelijke overheden moet worden verzekerd.
§ 2. Het coördinatiecomité wordt betrokken bij het beheer van de front-end van het Centraal fietsregister.
Art. 7. De bevoegde federale overheid en de bevoegde gewestelijke overheden nemen de passende technische en organisatorische maatre- gelen om de front-end van het Centraal fietsregister en de back-end van het Centraal fietsregister rechtstreeks met elkaar te verbinden zodat elke bewerking op de front-end van het Centraal fietsregister recht- streeks wordt doorgegeven aan de back-end van het Centraal fietsre- gister en omgekeerd.
De bevoegde federale overheid en de bevoegde gewestelijke overhe- den nemen passende technische en organisatorische maatregelen om een passend beveiligingsniveau te waarborgen van het Centraal fietsregister.
Section 2. — Détermination de l’autorité régionale compétente
Art. 2. L’autorité régionale compétente est celle qui relève de la Région où l’utilisateur-personne physique a son domicile ou où l’utilisateur-personne morale a son siège ou son unité d’établissement conformément à la Banque-Carrefour des entreprises.
TITRE 2. — Registre central des cycles
Section 1re. — Missions du Registre central des cycles
Art. 3. Il est créé une banque de données des cycles dénommée « Registre central des cycles ».
Art. 4. Le Registre central des cycles poursuit la mission d’intérêt public de lutter contre le vol des cycles et a pour objectifs et comme finalités :
1° de faciliter l’enregistrement de cycles en circulation ;
2° de faciliter l’enregistrement de vols présumés de cycles ; 3° la prévention et la diminution de vols de cycles ;
4° l’organisation de la lutte contre le vol de cycles ; 5° de faciliter le dépôt de plainte pour vol de cycles ;
6° la recherche et la répression en vue de lutter contre le vol de cycles ;
7° l’établissement de statistiques rendues anonymes au sens du Règlement général sur la protection des données en matière de politique de mobilité et en matière criminelle ;
8° de promouvoir la mobilité douce et l’utilisation de cycles ;
9° de permettre aux autorités régionales, fédérales et locales de gérer les cycles retrouvés ;
10° de faciliter l’exécution des missions d’intérêt public des entités vérifiées au sens des articles 19 et 20, notamment la gestion du Registre central des cycles et, en particulier, la gestion des cycles retrouvés ;
11° les objectifs de la police administrative ou judiciaire liés à la réalisation des objectifs énoncés à l’article 4, 1°à 10° du présent accord de coopération.
Section 2. — Mise en place du Registre central des cycles
Art. 5. § 1er. L’autorité fédérale compétente assure la mise en place et la gestion du back-end du Registre central des cycles.
§ 2. Le comité de coordination est associéà la gestion du back-end du Registre central des cycles.
Art. 6. § 1er. Les autorités régionales compétentes assurent la mise en place et la gestion du front-end du Registre central des cycles.
Cette gestion implique notamment :
1° la mise en place d’un site internet sur lequel les utilisateurs de cycles peuvent s’enregistrer, enregistrer leurs cycles, modifier ou radier leurs données conformément aux dispositions du présent accord de coopération ;
2° un help desk destiné aux utilisateurs ;
3° l’impression et la diffusion d’autocollants ;
4° tout autre service visé par le présent accord de coopération devant être assuré par les autorités régionales compétentes.
§ 2. Le comité de coordination est associéà la gestion du front-end du Registre central des cycles.
Art. 7. L’autorité fédérale compétente et les autorités régionales compétentes prennent les mesures techniques et organisationnelles appropriées afin de lier directement le front-end du Registre central des cycles et le back-end du Registre central des cycles de sorte que toute opération sur le front-end du Registre central des cycles soit directe- ment transmise au back-end du Registre central des cycles et inverse- ment.
L’autorité fédérale compétente et les autorités régionales compéten- tes prennent les mesures techniques et organisationnelles appropriées afin de garantir un niveau de sécurité adapté du Registre central des cycles.
Afdeling 3. — Registratie in het Centraal fietsregister en aanbrenging van de sticker
Onderafdeling 1. — Registratie van de gebruiker
Art. 8. § 1. Elke gebruiker kan zich registreren op de front-end van het Centraal fietsregister van de bevoegde gewestelijke overheid.
§ 2. De registratie en aanmelding in het Centraal fietsregister verloopt middels een beveiligd authenticatieproces, dat toelaat de identiteit van de gebruiker met zekerheid vast te stellen. Bij de eerste aanmelding vervolledigt de gebruiker zijn profiel.
Onderafdeling 2. — Registratie van het rijwiel
Art. 9. § 1. Een rijwiel kan worden geregistreerd in het Centraal fietsregister door de gebruiker onder een Identificatienummer. Dit nummer dient als unieke identificator van het rijwiel in het Centraal fietsregister.
§ 2. De registratie van een rijwiel in het Centraal fietsregister gaat gepaard met de vermelding van de volgende gegevens:
1° onderscheidende elementen van het rijwiel;
2° in voorkomend geval, een foto van het rijwiel;
3° in voorkomend geval, de aankoopprijs van het rijwiel;
4° in voorkomend geval, het bewijs van verwerving van het rijwiel; 5° in voorkomend geval, een of meerdere rijwielnummers;
6° in voorkomend geval, de constructiedatum van het rijwiel. Indien de datum niet bekend is, kan een datum bij benadering worden opgegeven;
7° in voorkomend geval, enig andere nuttig identificerend kenmerk van het rijwiel.
§ 3. Een gebruiker kan meerdere rijwielen registreren. Onderafdeling 3. — Verspreiding en aanbrenging van de sticker
Art. 10. § 1. Wanneer de gebruiker een rijwiel heeft geregistreerd in overeenstemming met artikel 9, stuurt de bevoegde gewestelijke overheid binnen de 15 dagen een sticker naar het correspondentieadres van de gebruiker.
De verzending beoogd in het voorgaande lid is gratis.
§ 2. Indien de gebruiker een sticker bekomt op een andere – door het coördinatiecomité voorziene – manier dan de in § 1 omschreven wijze, dan vervolledigt hij de registratie van het rijwiel overeenkomstig artikel 9 middels gebruik van het op de sticker staande Identificatie- nummer.
§ 3. Het coördinatiecomité bepaalt de modaliteiten van verzending, vervanging en mogelijk hergebruik van de stickers. Deze informatie wordt bekendgemaakt op de website beoogd in artikel 6, § 1, tweede lid, 1°.
Onderafdeling 4. — Statussen van de rijwielen in het Centraal fietsregister
Art. 11. Volgende statussen in het Centraal fietsregister : “niet gestolen rijwiel”, “gestolen geacht rijwiel”, “gestolen rijwiel” en “niet meer actief in het systeem”, zijn vrij toegankelijk door de QR-code op de sticker te scannen of door het Identificatienummer van het rijwiel, een van de rijwielnummers of een andere unieke identificator die werd bepaald door het coördinatiecomité in te voeren op de website beoogd in artikel 6, § 1, tweede lid, 1°.
Art. 12. Elk overeenkomstig artikel 9 geregistreerd rijwiel krijgt initieel de status van “niet gestolen rijwiel”.
Art. 13. § 1. Indien de gebruiker een klacht heeft ingediend bij de politie, al dan niet via een digitaal loket, een klacht heeft ingediend bij de procureur des Konings of een klacht heeft ingediend in de zin van artikel 63 van het Wetboek van Strafvordering voor de diefstal van een rijwiel dat hij heeft geregistreerd overeenkomstig artikel 9, kan de gebruiker in het Centraal fietsregister aangeven dat het rijwiel de status “gestolen rijwiel” heeft. De gebruiker is ertoe gehouden in het Centraal fietsregister aan te tonen dat aangifte werd gedaan.
§ 2. Indien de gebruiker vermoedt dat zijn rijwiel gestolen is, kan hij voorafgaand aan de in § 1 omschreven klacht bij de bevoegde instanties de status van zijn rijwiel in het Centraal fietsregister aangeven als “gestolen geacht rijwiel”.
§ 3. Wanneer de gebruiker een rijwiel terugvindt nadat hij overeen- komstig § 1 of § 2 heeft aangegeven dat een rijwiel respectievelijk de status “gestolen rijwiel” of “gestolen geacht rijwiel” heeft, geeft hij dit aan in het Centraal fietsregister.
Section 3. — Enregistrement dans le Registre central des cycles et apposition de l’autocollant
Sous-section 1re. — Enregistrement de l’utilisateur
Art. 8. § 1er. Tout utilisateur peut s’enregistrer sur le front-end du Registre central des cycles de l’autorité régionale compétente.
§ 2. L’enregistrement et l’inscription dans le Registre central des cycles s’effectuent moyennant un processus d’authentification sécurisé qui permet de déterminer avec certitude l’identité de l’utilisateur. Lors de la première connexion, l’utilisateur complète son profil.
Sous-section 2. — Enregistrement d’un cycle
Art. 9. § 1er. Un cycle peut être enregistré dans le Registre central des cycles par l’utilisateur sous un numéro d’identification. Ce numéro sert d’identification unique du cycle dans le Registre central des cycles.
§ 2. L’enregistrement d’un cycle dans le Registre central des cycles s’accompagne de l’indication des données suivantes :
1° les éléments distinctifs du cycle ;
2° le cas échéant, une photo du cycle ;
3° le cas échéant, le prix d’achat du cycle ;
4° le cas échéant, la preuve d’acquisition du cycle ; 5° le cas échéant, un ou plusieurs numéros du cycle ;
6° le cas échéant, la date de construction du cycle. Si la date n’est pas connue, une date approximative peut être communiquée ;
7° le cas échéant, tout autre élément d’identification utile du cycle.
§ 3. Un utilisateur peut enregistrer plusieurs cycles.
Sous-section 3. — Diffusion et apposition de l’autocollant
Art. 10. § 1er. Lorsque l’utilisateur a enregistré un cycle conformé- ment à l’article 9, l’autorité régionale compétente dont il relève envoie un autocollant dans les 15 jours à l’adresse de correspondance de l’utilisateur.
L’envoi visé à l’alinéa précédent est gratuit.
§ 2. Si l’utilisateur obtient un autocollant par un moyen – prévu par le comité de coordination – autre que celui décrit au § 1er, il complète l’enregistrement du cycle conformément à l’article 9 en utilisant le numéro d’identification imprimé sur l’autocollant.
§ 3. Le comité de coordination détermine les procédures d’envoi, de remplacement et de réutilisation éventuelle des autocollants. Ces informations sont publiées sur le site web visé à l’article 6, § 1er, deuxième alinéa, 1°.
Sous-section 4. — Statuts des cycles dans le Registre central des cycles
Art. 11. Dans le Registre central des cycles, les statuts suivants : « cycle non volé », « cycle présumé volé », « cycle volé » et « plus actif dans le système» sont librement accessibles moyennant le scan du Code QR de l’autocollant ou moyennant l’introduction du numéro d’identi- fication du cycle, un des numéros de cycle ou un autre identifiant unique déterminé par le comité de coordination sur le site internet visé à l’article 6, § 1, deuxième alinéa, 1°.
Art. 12. Tout cycle enregistré conformément à l’article 9 acquiert le statut de « cycle non volé ».
Art. 13. § 1. Si l’utilisateur a déposé une plainte auprès de la police, via un guichet digital ou non, une plainte auprès du procureur du Roi ou une plainte au sens de l’article 63 du Code d’instruction criminelle pour le vol d’un cycle qu’il a enregistré conformément à l’article 9, l’utilisateur peut indiquer dans le Registre central des cycles que le cycle a le statut de « cycle volé ». L’utilisateur est tenu de démontrer dans le Registre central des cycles qu’il a déposé une plainte.
§ 2. Si l’utilisateur soupçonne que son cycle a été volé, il peut, avant la plainte auprès des autorités compétentes décrite au § 1er, l’inscrire au Registre central des cycles comme « cycle présumé volé ».
§ 3. Lorsque l’utilisateur récupère un cycle après avoir indiqué, conformément au § 1er ou au § 2, qu’un cycle a le statut de « cycle volé
» ou de « cycle présumé volé » respectivement, il le déclare dans le Registre central des cycles.
Afdeling 4. — Gebruik van de gegevens in het Centraal fietsregister, met inbegrip van de persoonsgegevens van de gebruikers
Onderafdeling 1. — Algemene bepalingen betreffende de verwerking van de persoonsgegevens van de gebruikers
Art. 14. De persoonsgegevens van de gebruikers worden door de in deze afdeling beoogde entiteiten verzameld en verwerkt op een wijze die strikt adequaat, relevant en beperkt is tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden beschreven in artikel 4 en voor het beheer van het Centraal fietsregister.
Art. 15. De bevoegde gewestelijke overheid kan aan de gebruiker vragen of zijn gegevens in het Centraal fietsregister nog actueel zijn.
Onderafdeling 2. — Verwerkingsverantwoordelijken en verwerker betreffende de verwerking van de persoonsgegevens van de gebruikers
Art. 16. De bevoegde federale overheid en de bevoegde gewestelijke overheden zijn de gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, punt 7) en artikel 26 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming voor alle verwerkingsactiviteiten met betrek- king tot het Centraal fietsregister, met inbegrip van, en zonder beperking:
1° het beheer van de persoonsgegevens van de gebruikers in het Centraal fietsregister;
2° het verzamelen van persoonsgegevens van de gebruikers;
3° de overdracht van de persoonsgegevens aan derden zoals bepaald in de artikelen 19 tot 21.
Onderafdeling 3. — Rechtmatigheid en doel van de verwerking van de persoonsgegevens van de gebruikers
Art. 17. Overeenkomstig artikel 6, 1, c) en e) van de Algemene Verordening Gegevensbescherming is de verwerking van de persoons- gegevens van de gebruikers, met inbegrip van de rijksregisternummers van de gebruikers, voor de in artikel 4 genoemde doeleinden, noodzakelijk om de verwerkingsverantwoordelijken in staat te stellen hun taken uit te voeren en te voldoen aan de wettelijke verplichting waaraan de verwerkingsverantwoordelijken zijn onderworpen, zoals beschreven in onderhavig samenwerkingsakkoord.
Onderafdeling 4. — Categorieën van verwerkte gegevens
Art. 18. § 1. Er worden in het Centraal fietsregister geen bijzondere categorieën van persoonsgegevens verwerkt in de zin van artikel 9 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, noch gegevens betref- fende strafrechtelijke veroordelingen of strafbare feiten in de zin van artikel 10 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
§ 2. Onverminderd § 1 kan het rijwiel in het Centraal fietsregister aangegeven worden als gestolen (geacht) overeenkomstig de artike- len 11 en 13.
§ 3. De gegevens van de gebruiker die verzameld en verwerkt worden in het Centraal fietsregister zijn de volgende:
1° voor de gebruiker-natuurlijke persoon:
- het rijksregisternummer of BIS-nummer, in voorkomend geval;
- de voornaam en familienaam;
- het privé- of beroepsmatig e-mailadres;
- de woonplaats;
- het correspondentieadres;
- de rijwielnummers.
2° voor de gebruiker-rechtspersoon:
- de naam van de rechtspersoon;
- het adres van de zetel of vestigingseenheid van de rechtspersoon;
- het ondernemingsnummer;
- de rijwielnummers;
- de voornaam en familienaam van de persoon die de gebruiker- rechtspersoon vertegenwoordigt;
- het privé- of beroepsmatig e-mailadres van de persoon die de gebruiker-rechtspersoon vertegenwoordigt.
§ 4. De gegevens van de gebruiker die ook verzameld en verwerkt kunnen worden in het Centraal fietsregister zijn de volgende:
1° het privé- of beroepsmatig telefoonnummer;
Section 4. — Utilisation des données reprises dans le Registre central des cycles, y compris les données à caractère personnel des utilisateurs
Sous-section 1re. — Dispositions générales concernant le traitement des données à caractère personnel des utilisateurs
Art. 14. Les données à caractère personnel des utilisateurs sont collectées et traitées par les entités visées par la présente section de façon strictement adéquate, pertinente et limitée à ce qui est nécessaire au regard des finalités décrites à l’article 4 et la gestion du Registre central des cycles.
Art. 15. L’autorité régionale compétente peut demander à l’utilisa- teur si les données le concernant reprises dans le Registre central des cycles sont toujours actuelles.
Sous-section 2. — Responsables de traitement et sous-traitant concer- nant le traitement des données à caractère personnel des utilisateurs
Art. 16. L’autorité fédérale compétente et les autorités régionales compétentes sont responsables conjoints du traitement au sens de l’article 4, point 7) et de l’article 26 du Règlement général sur la protection des données pour toutes les activités de traitement relatives au Registre central des cycles, y inclus, et sans limitation :
1° la gestion des données à caractère personnel des utilisateurs contenues dans le Registre central des cycles ;
2° la récolte de données à caractère personnel des utilisateurs ;
3° la transmission des données à caractère personnel vers des tiers comme décrit aux articles 19 à 21.
Sous-section 3. — Licéité et finalité du traitement des données à caractère personnel des utilisateurs
Art. 17. Conformément à l’article 6, 1, c) et e) du Règlement général sur la protection des données, le traitement des données à caractère personnel des utilisateurs, y inclus les numéros de registre national des utilisateurs, pour les finalités énumérées à l’article 4, est nécessaire afin que les responsables du traitement puissent accomplir leurs missions et respecter l’obligation légale à laquelle les responsables du traitement sont soumis, telle que décrite dans le présent accord de coopération.
Sous-section 4. — Catégories des données traitées
Art. 18. § 1er. Aucune catégorie particulière de données à caractère personnel au sens de l’article 9 du Règlement général sur la protection des données, ni de données relatives aux condamnations pénales ou aux infractions au sens de l’article 10 du Règlement général sur la protection des données ne sont traitées dans le Registre central des cycles.
§ 2. Sans préjudice du § 1er, le cycle peut être indiqué dans le Registre central des cycles comme étant (présumé) volé conformément aux articles 11 et 13.
§ 3. Les données de l’utilisateur collectées et traitées dans le Registre central des cycles sont les suivantes :
1° pour l’utilisateur-personne physique :
- le numéro de registre national ou le numéro BIS, le cas échéant ;
- le prénom et le nom de famille ;
- l’adresse électronique privée ou professionnelle ;
- le domicile ;
- l’adresse de correspondance ;
- les numéros du cycle.
2° pour l’utilisateur-personne morale :
- le nom de la personne morale ;
- l’adresse du siège ou de l’unité d’établissement de la personne morale ;
- le numéro d’ entreprise ;
- les numéros du cycle ;
- le prénom et le nom de famille de la personne représentant l’utilisateur-personne morale ;
- l’adresse électronique privée ou professionnelle de la personne représentant l’utilisateur-personne morale ;
§ 4. Les données de l’utilisateur qui peuvent également être collectées et traitées dans le Registre central des cycles sont les suivantes :
1° le numéro de téléphone privé ou professionnel ;
§ 5. De volgende gegevens kunnen ook verzameld en verwerkt worden in het Centraal fietsregister:
1° gegevens die verband houden met de identificatie en herkomst van het rijwiel zoals omschreven in artikel 9;
2° gegevens over de gestolen (geacht) of niet gestolen status van het rijwiel zoals omschreven in de artikelen 11 tot 13;
3° gegevens over de locatie van het rijwiel.
Onderafdeling 5. — Toegang en bestemmelingen van de gegevens van het Centraal fietsregister
Art. 19. § 1. Het personeel van de bevoegde federale overheid heeft toegang tot alle gegevens in het Centraal fietsregister zoals bepaald in artikel 18 die noodzakelijk zijn voor de nakoming van zijn verplichtin- gen en de in onderhavig samenwerkingsakkoord beschreven doelein- den.
§ 2. Het personeel van de bevoegde gewestelijke overheden heeft toegang tot alle gegevens in het Centraal fietsregister zoals beschreven in artikel 18 en die noodzakelijk zijn voor de nakoming van hun verplichtingen en voor de doeleinden beschreven in onderhavig samenwerkingsakkoord.
§ 3. De politiediensten hebben kosteloos toegang tot alle gegevens in het Centraal fietsregister zoals beschreven in artikel 18 die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 4 van onderhavig samenwerkingsakkoord beschreven doeleinden.
Art. 20. § 1. Elke machtiging voor toegang tot en gebruik van de geregistreerde gegevens door andere partijen dan deze die deel uitmaken van onderhavig samenwerkingsakkoord, moet vooraf wor- den aangevraagd bij de bevoegde federale overheid en moet minstens de volgende gegevens bevatten:
1° de naam en het adres van de aanvrager;
2° een beschrijving van de taken en de wettelijke of regelgevende verplichtingen in het kader waarvan het gebruik van de gegevens van het Centraal fietsregister wordt gevraagd en noodzakelijk is;
3° het soort toegang of mededeling dat gewenst is;
4° het doel van de verwerking waarop de aanvraag betrekking heeft.
§ 2. De aanvragen worden ter goedkeuring voorgelegd aan het coördinatiecomité.
§ 3. De federale overheid is belast met het bijhouden van een register waarin alle in dit artikel beoogde machtigingen worden vermeld. Dit register wordt toegankelijk gemaakt voor het publiek.
Art. 21. § 1. De door de aanvrager krachtens artikel 20 verkregen gegevens mogen alleen worden gebruikt voor de in onderhavig samenwerkingsakkoord vermelde doeleinden of voor doeleinden die daarmee verenigbaar zijn.
§ 2. Elke aanvrager dient alle nodige maatregelen te treffen om de veiligheid en vertrouwelijkheid te waarborgen van de gegevens waartoe hij toegang heeft.
§ 3. De aanvrager treedt op als verwerkingsverantwoordelijke, los van de oorspronkelijke verwerkingsverantwoordelijke(n) in de zin van de artikel 16.
Art. 22. § 1. Een gebruiker heeft geen toegang tot de persoonsgege- vens van de andere gebruikers.
§ 2. Onverminderd de voorgaande paragraaf heeft elke gebruiker toegang tot de informatie beoogd in artikel 18, § 5, 2°.
Onderafdeling 6. — Recht van de betrokkenen, wijziging en schrapping van gegevens
Art. 23. § 1. Elke gebruiker kan zelf zijn gegevens, en de gegevens van zijn rijwielen, wijzigen of schrappen.
§ 2. Onder voorbehoud van artikel 25 krijgt het Identificatienummer in geval van schrapping de status “niet meer actief in het register”.
Art. 24. § 1. Onverminderd artikel 26, § 3 kan de bevoegde gewestelijke overheid overgaan tot de wijziging of de ambtshalve schrapping van de in het Centraal fietsregister bewaarde gegevens. Deze wijziging of schrapping moet gerechtvaardigd worden rekening houdend met de in onderhavig samenwerkingsakkoord beschreven doeleinden.
§ 2. De gebruiker zal schriftelijk op de hoogte worden gebracht van alle wijzigingen of schrappingen van zijn gegevens in het Centraal fietsregister.
De betrokkene beschikt over een termijn van 30 dagen na de verzending van de in het vorige lid bedoelde mededeling om de beslissing tot wijziging of schrapping schriftelijk te betwisten.
§ 5. Les données suivantes peuvent également être collectées et traitées dans le Registre central des cycles :
1° les données relatives à l’identification et à l’origine du cycle telles que décrites à l’article 9 ;
2° les données relatives au statut (présumé) volé ou non volé du cycle tel que défini aux articles 11 à 13 ;
3° les données sur l’emplacement du cycle.
Sous-section 5. — Accès et destinataires des données du Registre central des cycles
Art. 19. § 1er. Le personnel de l’autorité fédérale compétente a accès à toutes les données contenues dans le Registre central des cycles telles que décrites à l’article 18 et qui sont nécessaires pour l’accomplissement de leurs obligations et des finalités décrites dans le présent accord de coopération.
§ 2. Le personnel des autorités régionales compétentes a accès à toutes les données contenues dans le Registre central des cycles telles que décrites à l’article 18 et qui sont nécessaires pour l’accomplissement de leurs obligations et des finalités décrites dans le présent accord de coopération.
§ 3. Les services de police ont un accès gratuit à toutes les données contenues dans le Registre central des cycles telles que décrites à l’article 18 et qui sont nécessaires pour l’accomplissement des finalités décrites dans l’article 4 du présent accord de coopération.
Art. 20. § 1er. Toute autorisation d’accès aux données enregistrées et d’utilisation de celles-ci par des parties autres que les parties au présent accord de coopération doit faire l’objet d’une demande préalable auprès de l’autorité fédérale compétente et doit comprendre au moins les informations suivantes :
1° la dénomination et l’adresse du demandeur ;
2° une description des missions et des obligations légales ou réglementaires dans le cadre desquelles l’utilisation des données du Registre central des cycles est demandée et nécessaire ;
3° le type d’accès ou de communication souhaité ;
4° la finalité du traitement qui fait l’objet de la demande.
§ 2. Les demandes sont soumises au Comité de coordination pour approbation.
§ 3. L’autorité fédérale compétente est chargée de tenir un registre dans lequel sont mentionnées toutes les autorisations visées dans cet article. Ce registre est rendu accessible au public.
Art. 21. § 1er. Les informations obtenues par le demandeur en application de l’article 20 ne peuvent être utilisées qu’aux fins mentionnées par le présent accord ou à des fins compatibles avec celles-ci.
§ 2. Tout demandeur doit prendre toutes les mesures nécessaires pour garantir la sécurité et la confidentialité des données auxquelles il a accès.
§ 3. Le demandeur agit en tant que responsable du traitement distinct du ou des responsable(s) du traitement initial au sens de l’article 16.
Art. 22. § 1er. Un utilisateur n’a pas accès aux données à caractère personnel des autres utilisateurs.
§ 2. Sans préjudice au paragraphe précédent, tout utilisateur a accès aux informations visées à l’article 18, § 5, 2°.
Sous-section 6. — Droit des personnes concernées, modification et radiation des données
Art. 23. § 1. Chaque utilisateur peut modifier ou supprimer lui- même ses données et celles de ses cycles.
§ 2. Sous réserve de l’article 25, le numéro d’identification reçoit, en cas de suppression, le statut ″n’est plus actif dans le registre″.
Art. 24. § 1er. Sans préjudice de l’article 26, § 3, l’autorité régionale compétente peut procéder à la modification ou à la radiation d’office de toute information enregistrée dans le Registre central des cycles. Cette modification ou radiation doit être justifiée compte tenu des finalités décrites dans le présent accord de coopération.
§ 2. La modification ou la radiation des données le concernant dans le Registre central des cycles est communiquée à l’utilisateur par communication écrite.
La personne concernée dispose d’une période de 30 jours après l’envoi de la communication visée à l’alinéa précédent pour contester par communication écrite la décision de modification ou de radiation.
Art. 25. § 1. Elke overdracht van een rijwiel dat geregistreerd is overeenkomstig artikel 9 wordt door de overdragende gebruiker gemeld in het Centraal fietsregister.
§ 2. Gegevens van rijwielen die niet gekoppeld zijn aan een gebruiker worden na 1 jaar uit het register geschrapt. Het identificatienummer krijgt de status “niet meer actief in het systeem”.
Art. 26. § 1. De persoonsgegevens van een gebruiker worden geanonimiseerd wanneer ze gedurende 1 jaar niet aan minstens één rijwiel zijn gekoppeld. Voordat de gegevens geanonimiseerd worden, stelt de gewestelijke bevoegde overheid de gebruiker daarvan via een schriftelijke mededeling in kennis.
De gebruiker beschikt over een termijn van 30 dagen na de verzending van de schriftelijke mededeling om het verwijderen middels anonimisering van zijn gegevens uit diens account schriftelijk te betwisten. Dergelijke betwisting doet een nieuwe termijn van 1 jaar zoals in deze paragraaf omschreven, aanvatten.
§ 2. Onverminderd de voorgaande paragraaf worden de gegevens die aan de account van een gebruiker zijn gekoppeld, geanonimiseerd na 5 jaar van inactiviteit op deze account.
Alvorens de gegevens worden gewist middels anonimisering uit diens account, stelt de gewestelijke bevoegde overheid de gebruiker daarvan via een schriftelijke mededeling in kennis.
De gebruiker beschikt over een termijn van 30 dagen na de verzending van de schriftelijke mededeling om het wissen van zijn gegevens middels anonimisering schriftelijk te betwisten. Dergelijke betwisting doet een nieuwe termijn van 5 jaar zoals in deze paragraaf omschreven, aanvatten.
§ 3. Niettegenstaande de voorgaande paragrafen mogen de gegevens van de gebruikers die zo zijn geanonimiseerd dat de gebruiker niet of niet meer direct of indirect identificeerbaar is, voor onbepaalde tijd worden bewaard in de vorm van statistieken.
Art. 27. De bevoegde gewestelijke overheid is verantwoordelijk voor de terbeschikkingstelling van de gegevens vermeld in de artike- len 13 en 14 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming aan de gebruikers van het Centraal fietsregister.
Afdeling 5. — Samenwerking tussen de gewestelijke en federale overheden
Art. 28. Het Centraal fietsregister en zijn beheer maken het voor- werp uit van een samenwerking tussen de contractpartijen in overeen- stemming met hun respectieve bevoegdheden die voortvloeien uit de Grondwet, de bijzondere wetten en de bevoegdheidsverdelende regels.
Art. 29. § 1. Er wordt een coördinatiecomité opgericht dat is samengesteld als volgt:
1° twee vertegenwoordigers van de bevoegde federale overheid;
2° twee vertegenwoordigers van elk van de bevoegde gewestelijke overheden.
§ 2. Het coördinatiecomité is verantwoordelijk voor het voorstellen van elk initiatief dat het gebruik van het Centraal Fietsregister kan bevorderen en verbeteren.
§ 3. De beslissingen van het coördinatiecomité worden bij consensus genomen.
§ 4. Het coördinatiecomité kan in zijn schoot werkgroepen oprichten waaraan het specifieke opdrachten toevertrouwt.
§ 5. Het coördinatiecomité stelt een huishoudelijk reglement op en komt minstens twee keer per jaar samen.
§ 6. Het coördinatiecomité kan beslissen andere overheidsdiensten als lid op te nemen. Deze beschikken eveneens over maximaal twee vertegenwoordigers. Ze kwalificeren in dit geval mogelijk als gezamen- lijke verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, punt 7) en artikel 26 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Zij conformeren zich in ieder geval aan de in onderhavig samenwerkings- akkoord vastgelegde regels inzake de bescherming van persoonsgege- vens.
Art. 30. Het Centraal fietsregister heeft één visuele identiteit in haar communicatie, in haar producten en in haar diensten om maximaal de coherentie en leesbaarheid te waarborgen.
§ 3. Dans les 30 jours ouvrables à compter de la réception de la contestation visée au § 2, l’autorité régionale compétente prend une décision motivée.
Art. 25. § 1. Tout transfert d’un cycle enregistré conformément à l’article 9 doit être notifié dans le Registre central des cycles par l’utilisateur cédant.
§ 2. Les données d’un cycle qui, au-delà d’un an, restent non couplées à un utilisateur, sont automatiquement supprimées du registre. Le numéro d’identification se voit alors attribuer le statut “plus actif dans le système”.
Art. 26. § 1. Les données à caractère personnel d’un utilisateur sont anonymisées si elles n’ont pas été liées à au moins un cycle pendant un an. Avant que les données soient anonymisées, l’autorité régionale compétente en informe l’utilisateur par une communication écrite.
L’utilisateur dispose d’un délai de 30 jours après l’envoi de la notification écrite pour contester par écrit l’anonymisation des données de son compte. Cette contestation fait courir un nouveau délai d’un an tel que décrit dans le présent paragraphe.
§ 2. Sans préjudice du paragraphe précédent, les données associées au compte d’un utilisateur sont automatiquement anonymisées après5 ans d’inactivité sur ce compte.
Avant que les données de son compte ne soient anonymisées, l’autorité régionale compétente en informe l’utilisateur par écrit.
L’utilisateur dispose d’un délai de 30 jours après l’envoi de la notification écrite pour contester par écrit l’anonymisation de ses données. Cette contestation fait courir une nouvelle période de 5 ans telle que décrite dans le présent paragraphe.
§ 3. Sans préjudice des paragraphes précédents, les données des utilisateurs qui ont été anonymisées de telle sorte que l’utilisateur n’est pas ou plus directement ou indirectement identifiable peuvent être conservées indéfiniment sous forme de statistiques.
Art. 27. L’autorité régionale compétente est responsable de la mise à disposition des informations mentionnées aux articles 13 et 14 du Règlement général sur la protection des données aux utilisateurs du Registre central des cycles.
Section 5. — Coopération entre les administrations régionales et fédérales
Art. 28. Le Registre central des cycles et sa gestion font l’objet d’une coopération entre les parties contractantes dans le respect de leurs compétences respectives qui résultent de la Constitution, des lois spéciales et des règles de répartition de compétence.
Art. 29. § 1er. Il est créé un comité de coordination. Il est composé comme suit :
1° deux représentants de l’autorité fédérale compétente ;
2° deux représentants de chacune des autorités régionales compéten- tes.
§ 2. Le comité de coordination est chargé de proposer toute initiative de nature à promouvoir et à améliorer l’utilisation du Registre central des cycles.
§ 3. Les décisions du comité de coordination sont prises par consensus.
§ 4. Le comité de coordination peut créer en son sein des groupes de travail auxquels il confie des missions particulières.
§ 5. Le comité de coordination arrête un règlement d’ordre intérieur et se réunit au moins deux fois par an.
§ 6. Le comité de coordination peut décider d’inclure d’autres administrations en tant que membres. Ceux-ci ont également au maximum deux représentants. Ils peuvent dans ce cas être qualifiées de responsables conjoints du traitement au sens de l’article 4, point 7) et de l’article 26 du règlement général sur la protection des données. En tout état de cause, ils respectent les règles relatives à la protection des données à caractère personnel énoncées dans le présent accord de coopération.
Art. 30. Le Registre central des cycles a une identité visuelle unique dans sa communication, ses produits et ses services afin de garantir une cohérence et une lisibilité maximales.
TITEL 3. — Verdeling van de kosten
Art. 31. § 1. Voor de uitvoering van onderhavig samenwerkingsak- koord dragen de Partijen de volgende kosten:
1° De Federale Staat:
Ontwikkeling en onderhoud van de back-end. 2° De gewestelijke overheden:
a) Ontwikkeling van de front-end;
b) Onderhoud van de front-end;
c) Het verzekeren van de helpdesk;
d) Het drukken en verdelen van de stickers.
§ 2. De kosten beoogd in § 1, 2°, a) worden verdeeld volgens de volgende verdeelsleutel:
- voor het Waals Gewest: 33,33%;
- voor het Vlaams Gewest: 33,33%;
- voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: 33,33%.
De kosten beoogd in § 1, 2°, b) worden verdeeld volgens de volgende verdeelsleutel:
- voor het Waals Gewest: 32%;
- voor het Vlaams Gewest: 57%;
- voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: 11%.
Elk gewest draagt de eigen kosten beoogd in § 1, 2°, c) en d).
TITEL 4. — Slotbepalingen
Art. 32. Onderhavig samenwerkingsakkoord is van toepassing op rijwielen die zich hoofdzakelijk bevinden op het Belgische grondge- bied.
Art. 33. In geval van conflicten met betrekking tot de interpretatie en uitvoering van onderhavig samenwerkingsakkoord, verbinden de Partijen zich ertoe een dialoog te voeren en, in voorkomend geval, alle nuttige maatregelen te nemen om onderhavig samenwerkingsakkoord te wijzigen.
Art. 34. Onderhavig samenwerkingsakkoord treedt in werking de dag waarop de laatste goedkeuringsakte van de contractpartijen in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Daartoe treffen de Partijen onverwijld de nodige maatregelen.
Art. 35. De Partijen nemen zo snel mogelijk na de inwerkingtreding van onderhavig akkoord alle maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging ervan.
Art. 36. Dit samenwerkingsakkoord is gesloten voor onbepaalde duur. Elke contracterende partij kan het samenwerkingsakkoord opzeg- gen mits een opzegtermijn van 1 jaar in acht te nemen.
De opzegtermijn gaat in vanaf het ogenblik dat de opzeggende partij haar intentie tot opzegging heeft bekendgemaakt aan de overige contracterende partijen.
Brussel, op 26 april 2023, in evenveel exemplaren als er partijen zijn met een onderscheiden belang.
Voor de Federale Staat:
De Minister van Mobiliteit,
G. GILKINET
Voor het Vlaamse Gewest:
De Vlaamse Minister van Mobiliteit en Openbare Werken,
X. XXXXXXX
Voor het Waalse Gewest:
De Minister-President van de Waalse Regering,
E. DI RUPO
De Waalse Minister van Klimaat, Energie, Mobiliteit en Infrastructuren,
Ph. XXXXX
Voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest:
De Minister-President
van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering,
X. XXXXXXXX
De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid,
E. XXX XXX XXXXXX
TITRE 3. — Répartition des coâts
Art. 31. § 1. Les parties supportent les coûts suivants pour l’exécu- tion du présent accord de coopération :
1° L’État fédéral :
Développement et maintenance du back-end. 2° Les autorités régionales :
a) Développement du front-end ;
b) Maintenance du front-end ;
c) Gestion du helpdesk ;
d) Impression et distribution des autocollants.
§ 2. Les coûts visés au § 1er, 2°, a) sont répartis selon la clé de répartition suivante :
- pour la Région wallonne : 33,33% ;
- pour la Région flamande : 33,33% ;
- pour la Région de Bruxelles-Capitale : 33,33%.
Les frais visés au § 1er, 2°, b) sont répartis selon la clé de répartition suivante :
- pour la Région wallonne : 32% ;
- pour la Région flamande : 57% ;
- la Région de Bruxelles-Capitale : 11%.
Chaque Région supporte ses propres coûts tels que visés au § 1er, 2°,
c) et d).
TITRE 4. — Dispositions flnales
Art. 32. Le présent accord de coopération s’applique aux cycles qui se trouvent principalement sur le territoire belge.
Art. 33. En cas de conflits relatifs à l’interprétation et à l’exécution du présent accord, les Parties s’engagent à mener un dialogue et, le cas échéant, à prendre toute disposition utile afin d’amender le présent accord de coopération.
Art. 34. Le présent accord de coopération entre en vigueur le jour de la publication au Moniteur belge du dernier des actes d’assentiment des parties contractantes. A cet effet, les Parties prendront immédiatement les mesures nécessaires.
Art. 35. Les Parties prendront au plus vite toutes les mesures nécessaires requises pour l’exécution du présent accord, après l’entrée en vigueur du présent accord.
Art. 36. Le présent accord de coopération est conclu pour une durée indéterminée. Chaque partie contractante peut dénoncer l’accord de coopération moyennant un préavis d’ un an.
Le délai de préavis prend cours à la date à laquelle la partie qui dénonce informe les autres parties contractantes de son intention de mettre fin à l’accord de coopération.
Bruxelles, le 26 avril 2023, en autant d’exemplaires que des parties ayant un intérêt distinct.
Pour l’Etat fédéral :
Le Ministre de la Mobilité,
G. GILKINET
Pour la Région flamande :
La Ministre flamande de la Mobilité et des Travaux Publics,
X. XXXXXXX
Pour la Région wallonne :
Le Ministre-Président du Gouvernement xxxxxx,
X. DI RUPO
Le Ministre wallon du Climat,
de l’Energie, de la Mobilité et des Infrastructures,
Ph. XXXXX
Pour la Région de Bruxelles-Capitale :
Le Ministre-Président
du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale,
X. XXXXXXXX
La Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargée de la Mobilité, des Travaux publics et de la Sécurité routière,
E. XXX XXX XXXXXX