LEDENBRIEFNCF
LEDENBRIEFNCF
25 augustus 2015
AANVULLING
Veelgestelde vragen Loonruimte- overeenkomst
2015-2016
Email / website: xxxxxxx@xxx.xx xxx.xxx.xx
Telefoon:
010-4101658 optie 2
Bereikbaar op ma | di | do | vr vanaf 9:30 uur t/m 13:30 uur
Adres:
Xxxxxxxxxxx 000/000 0000 XX XXXXXXXXX
Beste leden,
In deze lijst staan nog aanvullende vragen en antwoorden opgenomen die jullie hebben gesteld. Deze nieuwe vragen en antwoorden zijn voor het gemak “oranje” gekleurd.
Heb je nog niet gestemd, dan kan dit nog tot en met 31 augustus a.s.
Met een vriendelijke groet, Jullie onderhandelaars,
Xxxxxxxx Xxxxx en Xxxxx Xxxxx
VEELGESTELDE VRAGEN
LOON
Waarom is de reeds uitbetaalde 0,8% pensioen vrijval, gezamenlijk bevochten via de rechter, alsnog als CAO-loonsverhoging bestempeld over 2015 (precies zoals Blok wilde)
Er is een gezamenlijk persbericht gebruikt van de drie overheidscentrales. Dit persbericht gold voor alle sectoren waarvoor deze overeenkomst geldt (Rijk, Politie, Defensie, Rechterlijke Macht, onderwijssectoren, gemeenten, waterschappen, provincies en onderzoeksinstellingen). In sommige van deze sectoren was de 0,8% nog steeds niet uitbetaald (in de rijkssector hebben we dit kunnen afdwingen via een rechtszaak). Voor die sectoren was het dus relevant dat onderdeel van deze overeenkomst is dat deze 0,8% alsnog direct uitbetaald wordt. Daarom is in dit persbericht
toegevoegd: “De loonstijging over 2015 komt voor 0,8 procent uit het akkoord over de aanpassing van de ABP-regeling van vorig jaar.” De dinsdag daarop hebben we een uitgebreide uitleg gegeven en uiteengezet wat de gevolgen zijn voor de rijkssector. In deze uitleg hebben we de 0,8% voor de rijkssector in 2015 dan ook niet genoemd, omdat deze in de rijkssector al is uitgekeerd.
Xxxxx vertelde in de media dat de 5% wel veel was, maar dat we ook al 4 jaar op de nullijn hadden gezeten, dus dat het ook een inhaalslag was. Waar is de inhaalslag?
Vrijdag 10 juli gaf Minister-President Xxxx Xxxxx in een persbijeenkomst aan dat er een CAO afgesloten was. Dit bericht werd groots overgenomen door de landelijke pers en dit was volgens de berichten ook een goede CAO waarbij een totale loonsverhoging werd gegeven van 5,05%. Deze berichten waren ongenuanceerd en misten een aantal belangrijke aspecten (bijvoorbeeld dat 0,8% uit het eerder afgesloten pensioenakkoord bij een aantal sectoren al was uitbetaald). Op de televisie vertelde hij dat de loonsverhoging een klein stukje inhaal was voor de vierjarige 0-lijn maar lang niet helemaal (zie voor dit gesprek xxxx://xxx.xxx.xx/xxx-xxxxxxx-xxxxxxxx-xxxxxxxxx/00-00- 2015/POW_01055970 )
Hoeveel inflatie is er in de afgelopen CAO-loze periode geweest?
In totaal was dit 8,3% namelijk 2,3% in 2011; 2,5% in 2012, 2,5% in 2013 en 1% in 2014.
Waarom geen salarisverhoging met terugwerkende kracht per 1 januari 2014 of 1 januari 2015? De hoogte van een salarisverhoging is samen met de ingangsdatum van de salarisverhoging altijd onderwerp van onderhandelen. Over het algemeen willen bonden een zo hoog mogelijke salarisverhoging op een zo vroeg mogelijk moment, terwijl de werkgever een zo laag mogelijke
loonsverhoging op een zo laat mogelijk moment wil. Het resultaat is uiteindelijk de uitkomst van deze onderhandelingen.
De helft van de loonstijging is door de pensioenvrijval toch eigenlijk een ‘sigaar uit eigen doos’? Het loon stijgt in 2015 met 1,25% (+ eenmalig brutobedrag van €500,-) en in 2016 met 3%. De financiering van de loonsverhoging ‘vanuit’ de pensioenen betreft het deel werkgeverspremies dat de overheidswerkgevers minder hoeven af te dragen aan ABP, als gevolg van de pensioenmaatregelen en dit levert 1,4% loonruimte op. Van de totale loonsverhogingen betreft 2,85% dus extra geld van het Kabinet.
Is er niet alleen sprake van loonsverhoging als je brutoloon wordt verhoogd? Dat is de pensioenpremieverlaging niet want die zorgt alleen maar voor een (tijdelijke) netto loonsverhoging.
Dat klopt. De verlaging van de werknemerspremie van het pensioen is dan ook niet meegenomen in bovenstaande loonsverhogingen. De verlaging van de werkgeverspremie wordt aangewend voor een loonsverhoging en leidt zodoende wél tot een hoger brutoloon voor de medewerker.
Klopt het dat door overgang van loonindexatie naar prijsindexatie niet alleen de werkgeverspremie pensioen daalt maar ook mijn pensioenpremie? Hoeveel krijg ik hierdoor netto meer in handen?
Ja, dat klopt. Deze maatregel zorgt ervoor dat je als werknemer minder premie afdraagt. Hierdoor verbetert het nettoloon met ongeveer 0,5%, afhankelijk van de hoogte van je salaris en de verdere premieontwikkeling.
In 2015 is een eenmalige uitkering afgesproken van €500. Is dit een bruto- of nettobedrag?
Dit is een brutobedrag.
Krijgt iedereen per 1 september 2015 een eenmalig brutobedrag van €500,-?
Nee dit is alleen voor medewerkers die 36 uur per week werken. Medewerkers die minder werken krijgen dit bedrag naar rato van het aantal uur dat ze werken. Berekening: (500:36) x aantal uur dienstverband per week.
Waarom wordt niet een deel van de loonstijging in euro’s (en dan niet eenmalig) uitgekeerd zodat de laagste lonen dan meer geprofiteerd hadden?
De inzet van de NCF was een eenmalige uitkering van €1,- per dag dat geen CAO was afgesloten (zou nu ruim €1600,- geweest zijn) en een loonsverhoging van 3% in 2015. Dat was onze ideale mix van
een loonstijging in euro’s en een loonstijging in procenten. De uitkomst is echter een andere geweest. Een hoog eenmalig bedrag in euro’s bleek in de onderhandelingen niet haalbaar.
Klopt het dat de 1,25% die in september betaalbaar wordt gesteld niet met terugwerkende kracht per 1 januari 2015 wordt uitgekeerd?
Ja, 1 september is inderdaad de ingangsdatum van de loonsverhoging. Dus deze loonsverhoging wordt iedere maand uitbetaald vanaf 1 september 2015.
Ik ga per 1 september met pensioen. Krijg ik nu nog een betaling uit deze overeenkomst over de 9 maanden waarover ik nog salaris heb ontvangen? En ook nog pro rato een bedrag van de eenmalige uitkering?
Zowel de loonsverhoging als de eenmalige uitkering gelden alleen voor alle medewerkers in dienst van de rijkssector. De loonsverhoging en het eenmalig bedrag wordt dus alleen uitbetaald aan iedereen die op 1 september 2015 werknemer is in de overheids- en onderwijssectoren.
In 2015 geldt een structurele loonsverhoging van 1,25%. Aangezien dit pas wordt uitgekeerd in september is de loonsverhoging in 2015 dus niet 1,25% maar slechts 0,41% (1,25% : 3). Hoe kom je dan aan een totaal van 5,05%?
De waardering van de afgesproken loonsverhoging is afhankelijk van het moment dat je gaat rekenen. Indien je de loonsverhoging terugrekent naar 1 januari 2015 dan kom je uit op een percentage van 0,41% voor heel 2015. Als je terug gaat rekenen naar 1 januari 2011 (begin van de 0- lijn) dan komt het percentage uiteraard nog lager uit. De 5,05% is een optelsom van alle loonsverhogingen vanaf 1 januari 2015. Op 2 januari 2016 is het salaris structureel verhoogd met 5,05% ten opzichte van 1 januari 2015. Daar komt het percentage van 5,05% vandaan.
Er gaan geruchten dat de verhoging van 1,25% een vergoeding is voor de afgelopen jaren (2011- 2014) en de eenmalige verhoging van € 500 voor 2015? Klopt dat?
Zo hebben we hier in de onderhandelingen niet over gepraat. Feit blijft wel dat vanaf 2011 tot en met 2014 geen CAO is afgesproken en dus ook geen loonsverhoging. Deze loonruimte-overeenkomst gaat over de periode 2015 en 2016.
Aan alles was te merken dat de acties die we de laatste tijd voerden effect begonnen te sorteren. Naar mijn mening hadden we de Minister nog veel meer onder druk kunnen zetten door verder te gaan met de acties. Waarom niet doorgaan met acties?
Voor onderhandelen in een politieke omgeving is een goede timing heel belangrijk. Kansen kunnen zich ineens aandienen maar ook snel weer vervliegen. Een goede onderhandelaar herkent een kans en durft deze ook meteen te pakken. Deze onderhandelingen hadden politieke aandacht. Er werd veelvuldig getelefoneerd tussen de werkgeversonderhandelaars en de betrokken ministers. Ik denk dat wij deze politieke betrokkenheid bij de onderhandelingen voor een belangrijk deel te danken hebben aan het succes van onze acties in de rijksector. De actievoerders hebben mij als onderhandelaar echt in het zadel gezet. Daarnaast was de publieke opinie positief gesteld ten opzichte van de rijkssector. In de politieke aandacht zag ik een kans die ik wilde pakken. Of het doorgaan met acties tot een beter resultaat zal leiden, is mogelijk maar geen wetmatigheid.
Langdurige zware acties leiden niet altijd tot een beter resultaat.
PENSIOEN
Gaat de loonruimteovereenkomst alleen maar over hoe we onze pensioenen betaalbaar kunnen houden?
Nee, hier staat loonruimte tegenover. Het Kabinet heeft geld vrijgemaakt voor het verhogen van de lonen voor onder andere de rijksambtenaren. Daartegenover staat dat de bonden de wens van het kabinet deels hebben ingewilligd om enkele pensioenaanpassingen door te voeren. Het is dus het resultaat van geven en nemen.
Ik heb het idee dat mijn pensioen alleen nog maar verslechterd.
Er zijn inderdaad de afgelopen vijf jaar allerlei verslechteringen doorgevoerd. Zo is de pensioenopbouw verlaagd, vanwege de beperkte fiscale faciliteiten die het kabinet beschikbaar stelt. Tevens wordt er al lang niet meer geïndexeerd, vanwege de ontoereikende financiële positie van het ABP en zijn we verder in het verleden ook overgegaan van een eindloon- naar een middenloonregeling. Tevens zijn wederom pensioenhervormingen aangekondigd voor de toekomst. De twee pensioenelementen in deze overeenkomst staan hier los van en zijn veel minder ingrijpend.
Is dit niet opnieuw een greep uit de pensioenpot zoals in de jaren 80?
Volgens de oud-ABP bestuurder Xxxx Xxxxxx was het niet afdragen van 25 miljard gulden aan pensioenpremies door de rijksoverheid in de jaren 80 één van de oorzaken waardoor het ABP in de problemen is gekomen.
De greep uit de kas zoals in de jaren 80 gebeurd is, bestond uit het beperkt afdragen van de pensioenpremies. Tegenwoordig kan dit niet meer. De toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB) schrijft regels voor aan pensioenfondsen. Hier heeft ook de ABP zich aan te houden. Een regel is dat ten minste een kostendekkende premie moet worden geheven. De kostendekkende premie is toereikend om de pensioenen in de toekomst te kunnen betalen. Met deze loonruimte- overeenkomst is afgesproken dat niet meer premie betaald wordt dan deze kostendekkende premie. Er worden dus wél voldoende premies afgedragen, daarom is het geen greep uit de kas. Wel is afgesproken om de komende vijf jaar geen extra premie bovenop deze kostendekkende premie te heffen.
Blijft mijn pensioen wel waardevast bij prijsindexatie?
Bij prijsindexatie worden de pensioenen verhoogd aan de hand van de stijging van de prijzen. Zodoende blijft een euro die u nu voor uw pensioen opzij zet evenveel waard als u deze straks als pensioen krijgt uitgekeerd. Indien er altijd geïndexeerd wordt, blijft uw pensioen dus waardevast. Het probleem is echter dat de financiële positie van het ABP niet toereikend is om te mogen indexeren.
Hierdoor is de verwachting dat de komende vijf tot tien jaar niet of zeer beperkt geïndexeerd zal
worden. Hierdoor is uw pensioen niet waardevast. Dit staat echter los van de overgang van loon- naar prijsindexatie. De afgelopen vijf jaar is ook niet geïndexeerd, terwijl we toen loonindexatie hadden.
Door deze overeenkomst, zonder herstelopslag door werkgever, zal het nog langer duren voordat er geïndexeerd kan worden. Moet er juist niet meer pensioenpremie door de werkgever worden betaald?
Niet alleen de werkgever betaalt deze herstelopslag (opslagpremie), maar ook de medewerker. Wel is het zo dat de werkgever 70% van de premie betaalt en de werknemer 30%. Zoals gezegd wordt er in ieder geval een kostendekkende premie geheven. Dat is verplicht. Vanwege de financiële situatie van het ABP is er inderdaad aanleiding om daarbovenop nog extra premie te heffen. Maar dit middel is dus weinig effectief, omdat een extra premie van 1% leidt tot een verbetering van de dekkingsgraad van 0,1%.
Kan met grote mate van zekerheid worden gezegd dat de herstelpremies ABP - die in het vorige Pensioenakkoord is afgesproken vanwege de lage rente en het niet bereiken van de vereiste dekkingsgraad - niet leiden tot een verbetering van de positie van het pensioenfonds?
Het is inderdaad niet een effectief middel om de dekkingsgraad van het pensioenfonds te verbeteren. Het is wel goed voor het rechtvaardigheidsgevoel dat iedereen meebetaalt aan de slechte financiële situatie van het ABP.
Klopt het dat ik toch meer pensioen ga opbouwen omdat de loonsverhogingen 1 op 1 doorwerken in een hogere pensioengrondslag? Valt dit weg tegen de aangekondigde pensioenverlaging?
De peildatum waarop jouw pensioenopbouw wordt gebaseerd is 1 januari. De 1,25% verhoging per 1 september 2015 en de 3% loonsverhoging per 1 januari 2016 leiden onmiddellijk tot een hogere pensioengrondslag en dus tot een hogere pensioenopbouw. De verwachting is dat de komende vijf jaar niet geïndexeerd zal worden. Dit betekent dat u in deze periode door deze loonsverhoging wel meer pensioen opbouwt, maar geen effect ondervindt van de overgang naar prijsindexatie. Op de korte termijn bouwt u hierdoor dus meer pensioen op. Op de langere termijn is dit onzeker. Indien op de langere termijn de loonstijgingen hoger zijn dan de prijsstijgingen, dan kan dit positief effect weer teniet gedaan worden en omslaan in een negatief effect. Vandaar dat we in deze loonruimte- overeenkomst ook de mogelijkheid hebben opgenomen om op de langere termijn weer terug te kunnen keren naar loonindexatie.
De toezichthouder De Nederlandsche Bank heeft (DNB) aangekondigd dat per 15 juli 2015 nieuwe spelregels voor de rekenrente gelden. De nieuwe (verlaagde) rekenrente leidt tot een daling van de dekkingsgraad van ABP. Heeft dit invloed op de uitkomst van de loonruimte-overeenkomst?
En wat betekent dit voor de ABP-pensioenpremie?
Het besluit van DNB om de rekenrente te verlagen staat geheel los van de loonruimte-overeenkomst.
Voor de hoogte van de dekkingsgraad is vooral de rente bepalend. De premie is hierbij minder doorslaggevend. Zo leidt een premieverhoging van 1% tot een verhoging van de dekkingsgraad met 0,1%. De hoogte van de rente is veel bepalender. Een stijging van de rente met 1% leidt tot een verhoging van de dekkingsgraad met 12%.
De rekenrente wordt nu door DNB verlaagd, dus dat heeft gelijk een negatief effect op de dekkingsgraad. Het gevolg zal zijn dat – naar verwachting - de kostendekkende premie zal stijgen. Maar hiervan is in de loonruimte-overeenkomst al gezegd: “Daarom zijn partijen uitdrukkelijk van mening dat de premie tot 1 januari 2021 niet hoger dan op kostendekkend niveau moet worden vastgesteld.” Kortom de afspraak is dat er geen extra premie (premieopslag) geheven wordt boven de kostendekkende premie.
De uiteindelijke kostendekkende premie voor 2016 wordt eind dit jaar door ABP vastgesteld. Hoeveel die eventuele stijging zal zijn, is afhankelijk van de rente op dat moment. Een eventuele verhoging van de kostendekkende premie zal ook gewoon door werkgever en werknemers betaald moeten worden. Het is dus mooi dat deze informatie over de verlaging van de rekenrente pas komt na afsluiting van deze loonruimte-overeenkomst. Want indien we nu nog hadden moeten onderhandelen over een CAO Rijk dan had de werkgever de verhoging van de premie ongetwijfeld aangegrepen om te melden dat hierdoor geen loonruimte meer beschikbaar is.
Waarom is de premie bij prijsindexatie lager dan bij loonindexatie?
Dat komt door de rekenregels die DNB hanteert. Zij gaat uit van een aantal aannames (zoals bijvoorbeeld ook de hoogte van de rente) waarop zij de hoogte van de premie baseert. De aanname is dat bij prijsindexatie de pensioenen elk jaar met 2% omhoog gaan en dat bij loonindexatie de pensioenen elk jaar met 2,5% omhoog gaan. Zodoende moet meer premie betaald worden bij loonindexatie omdat dan de aanname is dat dit uiteindelijk tot hogere indexatie leidt.
Wat zijn de gevolgen voor de uiteindelijke pensioenuitkering van een medewerker van het niet inzetten van een premieopslag en het hanteren van een prijsindexatie i.p.v. loonindexatie (jong – oud)?
De gevolgen van het niet inzetten van een premieopslag gedurende vijf jaar is dat de dekkingsgraad in totaal 0,5% lager zal uitvallen. Hierdoor zullen de pensioenbedragen later geïndexeerd kunnen worden (bij een beleidsdekkingsgraad vanaf 110% kan gedeeltelijk geïndexeerd worden).
Het effect van het hanteren van loonindexatie in plaats van prijsindexatie op de pensioenuitkering kan niemand voorspellen. Dat komt omdat niemand weet of in de toekomst de prijzen (dan is prijsindexatie voordeliger) of de lonen (dan is loonindexatie voordeliger) meer zullen stijgen. Wel is zeker dat de pensioenpremie die je nu al moet betalen voor loonindexatie hoger is.
Xxxxxx zijn niet eerst alle gevolgen van de pensioenverlagingen voor de diverse generaties berekend, alvorens over te gaan tot een onderhandelaarsovereenkomst?
De keuze voor prijsindexatie is gemaakt omdat het onzeker is of loonindexatie in de toekomst wel voordeel biedt, terwijl de lagere premie wel zeker is. Meer berekeningen leveren niet meer zekerheid op. Berekeningen gaan uit van aannames over de hoogte van de prijs- en loonsverhogingen. Op basis van deze aannames wordt vervolgens berekend wat het effect is op de pensioenen bij verschillende inkomens en gedurende verschillende periodes voor diverse generaties. Het punt is juist dat we niet weten of deze aannames kloppen en dus zeggen de daaruit voortvloeiende berekeningen niet zo veel. (zie hiervoor ook de bijlage)
Leidt deze overeenkomst (door de pensioenpremieverlaging) niet tot lagere pensioenopbouw voor de toekomst?
Indien in de toekomst blijkt dat de loonverhogingen hoger zijn dan de prijsverhogingen en de beleidsdekkingsgraad van het ABP voldoende is om te mogen indexeren, dan zal deze overeenkomst tot een lagere pensioenuitkering leiden. Anders niet.
De komende 5 jaar wordt geen indexatie verwacht. Xxx maakt het toch niet uit of van loonindexatie of prijsindexatie wordt uitgegaan?
Dat klopt. Het wordt pas relevant indien weer geïndexeerd kan worden. De verwachting is dat de komende vijf tot tien jaar geen indexatie kan plaatsvinden, dus dan maakt het niet uit.
Een zinsnede uit de overeenkomst luidt: “Mocht zich onverhoopt de situatie voordoen dat het ABP genoodzaakt wordt om tot korten over te gaan, dan zullen ondertekenende partijen, in open en reëel overleg, de mogelijkheid van incidentele premieopslag bezien, te financieren uit de dan beschikbare arbeidsvoorwaardenruimte.” Het gaat hier om een intentie. Wie zegt dat de politieke werkgever bij tegenvallers in de begroting dan wél wil meewerken om korten op de pensioenen te vermijden?
Het is inderdaad geen afdwingbare afspraak. We hebben wel als voorwaarde gesteld dat hierover ‘open en reëel overleg’ gevoerd wordt. Indien de werkgever dat naar onze mening niet doet dan kunnen we naar de Advies en Arbitrage Commissie (AAC) stappen, die een oordeel geeft of het overleg wel open en reëel gevoerd is. Doordat we nu afspraken dat dit overleg open en reëel gevoerd dient te worden, conformeert de werkgever zich dus op voorhand aan het oordeel van de AAC. Op deze manier kunnen we via de AAC toch druk uitoefenen op de werkgever.
Blijft mijn pensioen wel waardevast bij prijsindexatie?
Bij prijsindexatie worden de pensioenen verhoogd aan de hand van de stijging van de prijzen. Zodoende blijft een euro die u nu voor uw pensioen opzij zet evenveel waard als u deze straks als pensioen krijgt uitgekeerd. Indien er altijd geïndexeerd wordt, blijft uw pensioen dus waardevast. Het probleem is echter dat de financiële positie van het ABP niet toereikend is om te mogen indexeren.
Hierdoor is de verwachting dat de komende vijf tot tien jaar niet of zeer beperkt geïndexeerd zal worden. De afgelopen vijf jaar is ook niet geïndexeerd, terwijl we toen loonindexatie
hadden. Hierdoor is uw pensioen niet waardevast. Dit staat echter los van de overgang van loon- naar prijsindexatie.
SECUNDAIRE ARBEIDSVOORWAARDEN
Blijft de PAS-regeling door deze overeenkomst in elk geval tot 2017 bestaan? En hoe zit het met de verlenging van het Van-Werk-Naar-Werk beleid dat eind dit jaar afloopt?
In deze overeenkomst zijn geen afspraken gemaakt over de PAS-regeling. Meestal worden door de werkgever gewenste versoberingen gekoppeld aan loonstijgingen. Door deze bovensectorale overeenkomst valt deze uitruil voor de periode 2015-2016 weg. De NCF wil nog wel met Binnenlandse Zaken afspreken om het Van Werk naar Werk beleid, dat per 1 januari 2016 afloopt, te verlengen. Maar hier gaan we niet de PAS-regeling voor inleveren. Indien Binnenlandse Zaken niet akkoord gaat, dan spreken we geen aanvullende arbeidsvoorwaarden af en wordt deze loonruimte- overeenkomst de CAO Rijk. We zullen dan per departement een sociaal plan moeten afspreken.
Wat wordt er bedoeld met: “Partijen benadrukken dat onderwerpen voor de kwaliteitsagenda aan de sectortafels zijn voorbehouden en volledig los staan van deze overeenkomst”?
Hiermee wordt bedoeld dat aan de sectortafel, in dit geval de CAO Rijk, nog aanvullende afspraken gemaakt kunnen worden indien werkgever en vakbonden dit wensen.
Iedereen kan inschatten dat de PAS-regeling te duur wordt. Deze regeling wordt nu 2 jaar voortgezet. Is er geen betere tijdsbestendige regeling te bedenken voor oudere werknemers?
De NCF vindt de PAS-regeling een goede regeling, die zorgt dat oudere medewerkers op een goede en gezonde manier hun pensioen kunnen halen. Dit is des te belangrijker omdat medewerkers langer moeten doorwerken omdat de Algemene Ouderdomswet (AOW) later ingaat. Wellicht zijn er andere regelingen te bedenken die ook zorgen dat medewerkers op een goede en gezonde manier langer kunnen doorwerken. Deze regelingen hebben we echter nog niet gezien.
Geen woord over jonge medewerkers alleen maar over PAS dagen en seniorenregelingen. Bekommert de bond zich alleen om de medewerker op leeftijd? Is er geen enkele solidariteit met jongeren en zo ja, wat doet de bond voor deze collega’s?
De NCF baseert zich wat dit betreft op de uitkomst van de ledenenquête. Op de stelling: “Leeftijdsgebonden voorzieningen helpen om langer door te kunnen werken en moeten dus behouden blijven” antwoord 91% van de invullers dat ze het hier mee eens zijn. Dit geldt ook voor de jongeren. De NCF concludeert daarom dat er voor leeftijdsgebonden voorzieningen een groot draagvlak is, ook onder medewerkers jonger dan 45 jaar. Het blijkt dat juist de jongeren wat dit betreft solidair zijn met de ouderen. Indien in de inzet van minister Xxxx ooit maatregelen voorgesteld worden die specifiek nadelig zijn voor jongeren, dan zullen we ook de ouderen vragen om solidair te zijn met de jongeren. In het verleden hebben we dit ook al gedaan door bij sociale plannen het LIFO principe (last in first out) dat heel nadelig uitpakt voor jongeren los te laten. Hierbij is door de NCF nadrukkelijk solidariteit gevraagd en gekregen van de ouderen met de jongeren.
Komt de NCF ook op voor de belangen van gepensioneerden?
We komen op voor de belangen van onze leden. We hebben ook gepensioneerden als lid. Dus komen we ook op voor hun belangen. De gepensioneerden hebben meer belang dat de toezichthouder ‘De Nederlandsche Bank’ de rekenrente wat soepeler hanteert, dan dat werkgever en werknemers extra premie storten (1% extra premie leidt tot een verhoging van de dekkingsgraad met 0,1% terwijl 1% hogere rente leidt tot een verhoging van de dekkingsgraad van 12%). We komen op voor de gepensioneerden door samen met ABP te lobbyen voor een versoepeling van de rekenrente. Dit is echter een veel onzichtbaarder manier van belangenbehartiging.
De FNV stelt dat de verslechteringen die minister Blok wenst niet van tafel zijn.
Indien we de komende twee jaar niets doen, dan zal de loonruimte omgezet worden in een loonsverhoging en zullen de pensioenafspraken doorgevoerd worden. In dat geval zijn de verslechteringen dus van tafel. Alleen indien we zelf nog willen onderhandelen over aanvullende arbeidsvoorwaarden is het mogelijk dat alsnog verslechteringen worden afgesproken. Maar dat zullen we natuurlijk niet afspreken. De noodzaak is dan ook niet aanwezig doordat in deze overeenkomst al een loonsverhoging is afgesproken. Ik verwacht juist dat indien deze overeenkomst niet wordt aangenomen, we dan met minister Xxxx om tafel moeten gaan zitten om een beter loonbod proberen af te dwingen. In dat geval zal hij tegenover onze wens voor een loonsverhoging zijn wensenlijstje leggen die hij gepresenteerd heeft in zijn inzet.
Ik ging er vanuit dat wij een wachtgeldregeling hadden en nu hoorde ik op een bijeenkomst van de FNV dat er sprake is van een WW-uitkering die van 3 jaar teruggeschroefd wordt naar 2 jaar. Hoe zit dit?
Je hebt recht op een bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid (voorheen de wachtgelduitkering). Deze is op twee punten beter dan de WW-regeling.
1. De hoogte van de WW-uitkering wordt aangevuld tot 70% van het laatst verdiende loon.
2. De duur van de uitkering is drie keer zo lang als de duur van de WW-uitkering.
Op dit moment is de maximale duur van de WW-uitkering 38 maanden. Vanaf 1 januari 2016 wordt de maximale duur van de publieke WW-uitkering stapje voor stapje teruggebracht. Dit gebeurt met 1 maand per kwartaal. Vanaf medio 2019 is de maximale WW-uitkering dan nog maximaal 2 jaar (zie voor meer informatie xxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xx-xxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxx- aanpassing-ww ). Aangezien de duur van de bovenwettelijke uitkering afhankelijk is van de duur van de WW-regeling betekent dit dan vanaf 2019 de maximale duur van de bovenwettelijke uitkering bij werkloosheid (de oude wachtgelduitkering) maximaal 72 maanden zal worden. Dat is nog altijd 6 jaar.
PROCES
In de onderhandelaarsovereenkomst wordt gesproken over ‘een bovensectorale afspraak’. Wat betekent dit?
De overeenkomst is gesloten op ‘bovensectoraal’ niveau. Dat houdt in dat deze overeenkomst geldt voor 800.000 werknemers die onder meerdere CAO’s in de publieke sector vallen.
Klopt de berichtgeving dat wij een slechter voorstel geaccepteerd hebben dan in de verkenningen voorlag?
Het verschil tussen het voorstel na de verkenningen en de overeenkomst die nu voorligt, betreft de loonruimte, het aantal flexibele contracten en de doorwerking naar de onderwijssectoren. In de overeenkomst is uiteindelijk de loonruimte 0,05% verhoogd en geldt de totale loonruimte ook voor de hele onderwijssector. Het beperken van het aantal flexibele contracten is vervallen. In de rijkssector heeft de werkgever echter al aan de Tweede Kamer beloofd om het aantal flexibele contracten terug te dringen, dus al met al is deze overeenkomst beter dan het resultaat na de verkenningen.
Waarom is in het akkoord niet expliciet opgenomen dat alle verslechteringen aan de CAO-tafels van de baan moeten?
Omdat het de wens van een aantal sectoren is om nog aanvullende arbeidsvoorwaarden te kunnen afspreken aan de CAO-tafel (met name politie en defensie). Het mandaat dat de onderhandelaars kregen, betrof daarom alleen de loonruimte en de pensioenelementen. Over de andere onderwerpen mochten wij niet onderhandelen. Overigens is onze positie aan de CAO-tafel nu natuurlijk wel een stuk sterker. De loonsverhoging is bij aanname van deze overeenkomst al binnen en daarom hoeven we aan de CAO-tafel geen secundaire arbeidsvoorwaarden in te leveren voor een loonsverhoging, zoals minister Xxxx tot nu toe wel steeds geëist heeft.
Waarom lag er een tijdsdruk op de onderhandelingen?
De NCF schat in dat door vertraging in het sluiten van de overeenkomst, de loonruimte niet meer beschikbaar komt voor de overheids- en onderwijssectoren. Het is loonruimte die door het kabinet beschikbaar wordt gesteld. Op het beschikbare geld wordt door vele partijen ge-aast. De komende weken worden de begrotingen voorbereid voor Prinsjesdag. Het eerstvolgende moment dat een overeenkomst afgesloten kon worden was eind augustus. De kans is groot dat het Kabinet het geld dan liever beschikbaar stelt voor andere politieke wensen.
Wat betekent de terugtrekking van de FNV voor de samenwerking tussen de 4 bonden?
De FNV gaf aan meer tijd nodig te hebben om samen met de achterban de gevolgen door te nemen voor met name de pensioenen. De NCF spreekt de hoop uit dat de FNV dit spoedig na de zomer kan afronden en dan kan aansluiten.
Heb ik het goed begrepen dat als er geen overeenstemming over de CAO sector Rijk wordt bereikt, het thans gesloten loonruimte-overeenkomst als CAO wordt aangemerkt?
Ja, dat klopt als de leden akkoord gaan met deze loonruimte-overeenkomst.
Komt er nog een ledenraadpleging?
Ja, er komt in ieder geval een ledenraadpleging van alle leden van de NCF, CNV en CMHF. De FNV leden zullen naar verwachting niet geraadpleegd worden, aangezien de FNV geen partij is in deze overeenkomst.
Wat zijn de plussen en minnen van de overeenkomst en wat adviseert de vakbond?
In vergelijking met de afgelopen jaren is in het bereikte resultaat sprake van een behoorlijke loonontwikkeling. Dat is zelfs het geval als bedacht wordt dat een deel gefinancierd wordt door een tweetal maatregelen in de pensioensfeer. De overstap naar prijsindexatie kan op de lange termijn (over 20 jaar of meer) tot een lager pensioen leiden, indien de lonen in de toekomst harder stijgen dan de prijzen. Daarnaast is de PAS regeling en het verbod op nachtarbeid boven de 55 jaar behouden. Het woord is nu aan u. Xxxxx u dit een acceptabel resultaat of niet?
Wat gebeurt er als de sector rijk niet akkoord gaat met de loonruimteovereenkomst?
Dan hangt het ervan af of de bonden van de andere sectoren wel akkoord gaan. Als een meerderheid van de bij de centrales aangesloten bonden akkoord gaat, ligt er een definitief akkoord. Gebeurt dat niet, dan zullen we weer moeten gaan onderhandelen met minister Xxxx voor een nieuwe CAO. Dan komt ongetwijfeld zijn wensenlijstje zoals hij deze verwoord heeft in zijn inzetbrief, weer op tafel.
Ik heb de uitleg van de overeenkomst en de veelgestelde vragen doorgelezen. Mijn vraag is concreet wat heeft de NCF bereikt?
Als onderhandelaar baseer ik mij op de inzet waarmee ik de onderhandelingen wordt ingestuurd en op de resultaten van de ledenenquête.
De NCF heeft begin dit jaar een inzet gemaakt voor de onderhandelingen. Op deze inzet konden de leden reageren Deze inzet is voor 2015:
o 3% loonsverhoging
o € 1,- schadevergoeding per dag dat er geen CAO is (nu al meer dan 1.600 dagen)
o Geen verslechtering van de huidige arbeidsvoorwaarden.
o Een werkgelegenheidsgarantie voor onbepaalde tijd bij reorganisaties
Uit de ledenenquête die de NCF in april heeft gehouden bleken de leden van de NCF als belangrijkste onderwerpen aan te geven:
1. Loonsverhoging (57%)
2. Behoud van leeftijdsgebonden voorzieningen (26%)
3. Werkgelegenheidsgarantie (16%)
4. €1,- per dag voor een CAO-loze periode (1%)
Het eerste punt is gerealiseerd met dien verstande dat een loonsverhoging van 3% in 2016 is bereikt, maar niet in 2015 (dat is 1,25%). Het tweede punt is bereikt, alle leeftijdsgebonden voorzieningen blijven behouden. Het derde punt is nog niet bereikt, maar hierover willen we nog aanvullende
afspraken maken met Binnenlandse Zaken. Het vierde punt is gedeeltelijk bereikt: €500,- in plaats van de ruim €1600,-
Bijlage gevolgen van loonindexatie naar prijsindexatie
Indien de lonen in de toekomst harder stijgen dan de prijzen, dan is loonindexatie voordeliger.
ABP heeft een berekening gemaakt voor de toekomst die uitgaat van een prijsindexatie van gemiddeld 2% en een loonindexatie van gemiddeld 2,5%. Tevens gaat het ABP ervan uit dat na een ingroeipad van vier jaar volledig geïndexeerd kan worden.
leeftijd | uitkering |
25 | 85% |
30 | 85% |
40 | 86% |
50 | 87% |
60 | 90% |
70 | 94% |
80 | 98% |
90 | 100% |
100 | 100% |
Op basis van deze berekening concludeert het ABP dat de negatieve gevolgen van jongeren het grootst zijn. Immers op 25-jarige leeftijd ontvangt iemand 15% minder pensioen. Maar deze berekeningen zijn dus gebaseerd op de aanname dat in de toekomt de lonen harder stijgen (waardoor de loonindexatie hoger is) dan de prijzen. Daarnaast wordt in deze berekening ervan uitgegaan dat in de toekomst volledige geïndexeerd wordt. Dit is niet erg realistisch. Het ABP heeft dit ook erkend en zal nieuwe berekeningen maken.
Een andere manier om de gevolgen in beeld te brengen zonder uit te hoeven gaan van aannames, is door te kijken hoe de afgelopen 15 jaar de loon- en prijsontwikkeling is geweest.
jaar | looninflatie | prijsinflatie |
2000 | 2,15% | 2,20% |
2001 | 2,07% | 2,30% |
2002 | 4,14% | 4,20% |
2003 | 3,79% | 3,30% |
2004 | 2,65% | 2,10% |
2005 | 0,15% | 1,20% |
2006 | 038% | 1,70% |
2007 | 3,66% | 1,20% |
2008 | 2,05% | 1,60% |
2009 | 4,73% | 2,50% |
2010 | 2,20% | 1,20% |
2011 | 1,16% | 1,30% |
2012 | 0,25% | 2,30% |
2013 | 0,70% | 2,50% |
2014 | 0,22% | 2,50% |
2015 | 0,63% | 1,00% |
totaal | 35,6% | 38,7% |
Op basis van de ontwikkelingen van de afgelopen 15 jaar blijkt dat de prijzen meer gestegen zijn (met 38,7%) dan de lonen (met 35,6%). Dan moet je weer concluderen dat prijsindexatie beter is. Maar ook bij deze berekening zijn kanttekeningen te maken. Allereerst bieden resultaten uit het verleden geen garantie voor de toekomst. Het feit dat de afgelopen 15 jaar de prijzen harder stegen dan de lonen wil niet zeggen dat dit in de toekomst ook gebeurd. Tevens hebben we de afgelopen vier jaar een 0-lijn gehad, waardoor de lonen niet stegen. Dit is hopelijk een uitzonderlijke situatie.
Conclusie:
Op basis van berekeningen van het ABP voor de toekomst die uitgaat van aannames over de stijging van lonen en prijzen kom je tot de conclusie dat loonindexatie beter is.
Op basis van berekeningen naar het verleden, die uitgaat van de daadwerkelijke stijging van lonen en prijzen van de afgelopen 15 jaar, kom je tot de conclusie dat prijsindexatie beter is.