Pensioenreglement 2014 van
Pensioenreglement 2014 van
Stichting Pensioenfonds MSD
Inhoud
2 PENSIOENREGELING EN INFORMATIE 7
2.1 Karakter pensioenregeling en deelnemerschap 7
2.2.1 Informatieverstrekking algemeen 8
2.2.2 Specifieke informatieverstrekking door het pensioenfonds 9
2.2.3 Informatieplicht aan het pensioenfonds 10
2.2.4 Wijziging van de pensioenregeling 10
3.2 Pensioengevend jaarsalaris 11
3.5 Pensioenopbouwpercentage 13
3.6 Parttimers, Parttimefactor 13
4.5 Pensioenaanspraken voor aspirant-deelnemers 17
5.2 Toeslagregeling actieve deelnemers 18
5.3 Toeslagregeling inactieven 19
6 KEUZEMOGELIJKHEDEN OP DE PENSIOENDATUM 20
6.1 Algemene bepalingen over keuzemogelijkheden 20
6.2 Uitruil van partnerpensioen naar extra ouderdomspensioen of omgekeerd 20
6.3 Omzetten ouderdomspensioen in AOW-overbruggingspensioen 21
6.4 Vervroeging van de pensioendatum 21
6.5 Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen 22
7.1 Pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid 23
7.3 Excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen 25
7.4 Aanvullend excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen 26
8 BIJZONDERE GEBEURTENISSEN EN SITUATIES 27
8.1 Voortijdige beëindiging van het deelnemerschap 27
8.3 Scheiding - gevolgen voor het partnerpensioen 28
8.4 Scheiding - gevolgen voor het ouderdomspensioen 29
8.6 Afkoop van kleine pensioenen 30
8.7 Verval van kleine pensioenen 31
8.8 Waardeoverdracht van kleine pensioenen 32
9.1 Financiering van de pensioenregeling 32
9.4 Uitkering van de pensioenen 33
10.2 Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten 34
10.3 Vervreemden van pensioenaanspraken en pensioenrechten 35
10.4 Klachten en geschillen 35
11 OVERGANGSBEPALINGEN EN INWERKINGTREDING 35
11.1 Overgangsbepalingen in verband met inwerkingtreding Pensioenreglement 2014 35
11.2 Overgangsbepalingen in verband met collectieve waardeoverdracht van SPPF naar Pensioenfonds MSD 36
11.3 Inwerkingtreding en wijzigingen 39
Bijlage 1 Overzicht aangesloten ondernemingen
Bijlage 2 Tarieven voor uitruil van ouderdomspensioen en partnerpensioen onderling op de pensioendatum
Bijlage 3 Tarieven voor omzetting ouderdomspensioen in een AOW-overbruggingspensioen (tijdelijk ouderdomspensioen) op de pensioendatum
Bijlage 4 Tarieven voor vervroeging van het ouderdomspensioen Bijlage 5 Tarieven voor variabele uitkering van het ouderdomspensioen Bijlage 6 Deelnemersbijdragen in de kosten van de pensioenregeling
Bijlage 7 Tarieven voor uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap (voor de pensioendatum)
Bijlage 8 Tarieven voor afkoop van kleine pensioenen en pensioenaanspraken
Bijlage 9 Tarieven voor eenmalige omzetting aanspraken op ouderdomspensioen met pensioenleeftijd 65 jaar naar pensioenleeftijd 67 jaar (overgangsbepaling)
Bijlage 10 Tarieven voor uitstel van het prepensioen bij doorwerken (overgangsbepaling)
1 DEFINITIES
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
1.1 Pensioenfonds
De Stichting Pensioenfonds MSD.
1.2 Statuten
De statuten van het Pensioenfonds.
1.3 Bestuur
Het bestuur van het Pensioenfonds.
1.4 Werkgever
Merck Sharp & Dohme B.V., alsmede andere aangesloten ondernemingen als bedoeld in bijlage 1 bij dit pensioenreglement.
1.5 Uitvoeringsovereenkomst
De overeenkomst tussen de werkgever en het pensioenfonds over de uitvoering van een of meer pensioenovereenkomsten.
1.6 Pensioenovereenkomst
Hetgeen tussen de werkgever en de werknemer is overeengekomen met betrekking tot pensioen en waarvan de uitwerking is opgenomen in dit pensioenreglement.
1.7 Werknemer
Degene die een arbeidsovereenkomst heeft met de Werkgever en die in Nederland werkzaam is.
1.8 Pensioen
Ouderdoms-, (bijzonder) partner- of wezenpensioen, of (een vorm van) aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen in de zin van dit pensioenreglement.
1.9 Pensioenaanspraak
Het recht op een nog niet ingegaan Pensioen, uitgezonderd toekomstige voorwaardelijke toeslagverlening.
1.10 Pensioenrecht
Het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd toekomstige voorwaardelijke toeslagverlening.
1.11 Deelnemer
De werknemer van 18 jaar of ouder of de gewezen werknemer die ingevolge dit pensioenreglement pensioenaanspraken jegens het pensioenfonds verwerft.
1.12 Aspirant-deelnemer
De werknemer die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
1.13 Gewezen deelnemer
De persoon van wie het deelnemerschap aan dit pensioenreglement is beëindigd, anders dan door het bereiken van de pensioendatum of door overlijden, en die nog premievrije pensioenaanspraken jegens het pensioenfonds heeft.
1.14 Gepensioneerde
De pensioengerechtigde voor wie op grond van dit pensioenreglement het ouderdomspensioen is ingegaan (dan wel de persoon die de pensioendatum heeft bereikt).
1.15 Pensioengerechtigde
De persoon voor wie op grond dit pensioenreglement het pensioen is ingegaan.
1.16 Nabestaande
De (gewezen) partner die of het kind dat na overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde jegens het pensioenfonds recht heeft op een (bijzonder) partnerpensioen respectievelijk recht heeft op een wezenpensioen.
1.17 Partner
De hieronder genoemde persoon mits deze vóór de pensioendatum de status van partner heeft verkregen.
a. De echtgeno(o)t(e) van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde;
b. De ongehuwde persoon die een wettig geregistreerd partnerschap heeft gesloten met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde;
c. De ongehuwde persoon (niet zijnde de wettelijk als partner geregistreerde persoon en niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn) met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde (die zelf ook niet als wettig partner is geregistreerd) een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst is aangegaan en die zijn partner schriftelijk bij het pensioenfonds heeft aangemeld onder overlegging van een kopie van de notariële samenlevingsovereenkomst waaruit blijkt dat sprake is van een duurzame samenleving op hetzelfde woonadres en waarbij wordt voorzien in elkaars verzorging.
1.18 Gewezen partner
De persoon die voor de scheiding als partner werd aangemerkt.
1.19 Scheiding
Hieronder wordt verstaan:
a. beëindiging van het huwelijk door echtscheiding;
b. ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
c. beëindiging van het wettig geregistreerd partnerschap, xxxxxx dan door overlijden of een huwelijk met dezelfde partner;
d. beëindiging van de notarieel verleden samenlevingsovereenkomst tussen beide partners, anders dan door overlijden of een huwelijk met dezelfde partner.
1.20 Scheidingsdatum
a. voor de partner als bedoeld in artikel 1.17, sub a en b:
de datum waarop de scheiding wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
b. voor de partner als bedoeld in artikel 1.17, sub c: de datum waarop blijkens de Basisregistratie Personen geen sprake meer is van woonachtig zijn op hetzelfde adres dan wel de datum waarop blijkens mededeling van de (gewezen) deelnemer of
gepensioneerde en/of diens partner de notarieel verleden samenlevingsovereenkomst wordt verbroken.
1.21 Kind
a. het kind beneden de leeftijd van 18 jaar van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, dat tot deze (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staat;
b. het stief- en pleegkind beneden de leeftijd van 18 jaar van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Onder pleegkind wordt verstaan het kind, dat door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als eigen kind wordt onderhouden, mits dit pleegkind bij het pensioenfonds is aangemeld en als zodanig is aanvaard. Indien de (gewezen) deelnemer zijn pleegkind voor
wezenpensioen wenst aan te melden, dient hij ten genoegen van het pensioenfonds aan te tonen dat het onderhoud van het kind grotendeels te zijnen laste komt;
c. de hier genoemde kinderen tussen de leeftijd van 18 en 27 jaar indien zij voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 4.4.
1.22 Pensioenrichtdatum
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt.
1.23 Pensioendatum
De dag waarop het ouderdomspensioen daadwerkelijk ingaat. Indien de gepensioneerde niet kiest voor vervroeging van de ingang van het ouderdomspensioen, is de pensioendatum gelijk aan de pensioenrichtdatum. Indien de gepensioneerde heeft gekozen voor vervroeging van de ingang van het ouderdomspensioen, is de pensioendatum de dag waarop het vervroegde ouderdomspensioen ingaat.
1.24 CAO
De bij de werkgever geldende collectieve arbeidsovereenkomst.
1.25 WIA
De wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
1.26 WIA-uitkeringsgrens
het volgens de wet Financiering sociale verzekeringen op 1 januari van enig jaar geldende maximum jaarloon voor de WIA (wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen).
1.27 Arbeidsongeschiktheid Arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA.
1.28 UWV
Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.
1.29 AOW
De Algemene Ouderdomswet.
1.30 Anw
De Algemene nabestaandenwet.
2 PENSIOENREGELING EN INFORMATIE
2.1 Karakter pensioenregeling en deelnemerschap
1. Deze pensioenregeling heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het pensioen vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen.
Het betreft een middelloonregeling met een voorwaardelijke toeslagregeling.
2. Het deelnemerschap vangt aan:
a. op 1 januari 2014 indien de werknemer op dat moment in dienst is van de werkgever en 21 jaar of ouder is;
b. op de eerste dag van de maand van indiensttreding bij de werkgever, bij indiensttreding tussen 1 januari 2014 en 31 december 2023 en indien de werknemer 21 jaar of ouder is;
c. op 1 januari 2024 indien de werknemer op dat moment in dienst is van de werkgever en nog niet de 21-jarige leeftijd heeft bereikt, maar wel al 18 jaar of ouder is;
d. op de eerste dag van de maand van indiensttreding bij de werkgever, bij indiensttreding op of na 1 januari 2024 en indien de werknemer 18 jaar of ouder is;
e. vanaf 1 januari 2024 op de eerste dag van de maand waarin de werknemer de 18-jarige leeftijd bereikt, indien de werknemer reeds voor deze leeftijd in dienst is van de werkgever.
3. Het deelnemerschap eindigt:
a. bij overlijden van de deelnemer;
b. bij uitdiensttreding bij de werkgever;
c. bij het bereiken van de pensioenrichtdatum.
4. Bij beëindiging van het dienstverband in verband met arbeidsongeschiktheid, kan zowel de opbouw van de pensioenaanspraken als de dekking van de risico’s worden voortgezet op grond van artikel 7.1.
5. De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde heeft met inachtneming van de bepalingen van dit pensioenreglement recht op:
a. ouderdomspensioen (voor zichzelf);
b. partnerpensioen (voor zijn of haar partner);
c. bijzonder partnerpensioen als gevolg van scheiding en/of verevend ouderdomspensioen uit hoofde van verevening van pensioenrechten bij scheiding (voor zijn of haar gewezen partner);
d. wezenpensioen (voor zijn of haar kinderen).
Indien van toepassing kan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde recht hebben op de in artikel 11.2 genoemde overige pensioenen die voortvloeien uit de collectieve waardeoverdracht van SPPF naar Pensioenfonds MSD per 1 januari 2013 (alleenstaandenpensioen, prepensioen en/of tijdelijk partnerpensioen op grond van de overgangsbepalingen).
6. De deelnemer heeft bij arbeidsongeschiktheid met inachtneming van de bepalingen van dit pensioenreglement voorts recht op:
a. voortzetting van de pensioenopbouw;
b. WGA-hiaatpensioen (voor zichzelf);
c. excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen (voor zichzelf);
d. aanvullend excedent- arbeidsongeschiktheidspensioen (voor zichzelf) indien de Deelnemer heeft gekozen voor deelname aan deze vrijwillige verzekering.
2.2 Informatieverstrekking
2.2.1 Informatieverstrekking algemeen
1. Het Pensioenfonds heeft een website (xxx.xx-xxx.xx) waarop informatie te vinden is over de pensioenregeling en de financiële situatie van het Pensioenfonds. Verder heeft het Pensioenfonds op de website documenten beschikbaar gesteld zoals het jaarverslag, verklaring beleggingsbeginselen en het pensioenreglement.
2. De informatie van het Pensioenfonds is correct, duidelijk en evenwichtig en wordt tijdig verstrekt of beschikbaar gesteld.
3. Het Pensioenfonds verstrekt de informatie elektronisch of schriftelijk.
4. Indien het Pensioenfonds voornemens is de informatie elektronisch te verstrekken, worden de (gewezen) deelnemer, gewezen partner en pensioengerechtigde hierover schriftelijk geïnformeerd.
5. Een (gewezen) deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde die bezwaar maakt tegen elektronische verstrekking ontvangt de informatie schriftelijk. Ook verstrekt het fonds de (gewezen)
deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde aan wie de informatie elektronisch wordt verstrekt, op verzoek een papieren afschrift van de informatie.
6. Bij het verstrekken van de schriftelijke informatie kan het fonds zich houden aan het laatst hem bekende adres. Blijkt dit adres onjuist te zijn, dan doet het fonds navraag bij de Basisregistratie Personen in de laatst bekende woonplaats. De hiermee gepaard gaande kosten kan het fonds in rekening brengen bij de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner. Deze kosten kunnen niet direct in mindering worden gebracht op de uitkering.
7. Indien bij elektronische verstrekking het bij het fonds bekende adres voor elektronische verstrekking onjuist blijkt te zijn, verstrekt het fonds de informatie schriftelijk.
8. Het pensioenfonds zorgt er voor dat bij alle hierna genoemde specifieke informatieverstrekking door het pensioenfonds wordt voldaan aan de eisen die hieraan bij of krachtens de Pensioenwet worden gesteld.
2.2.2 Specifieke informatieverstrekking door het pensioenfonds
1. De werkgever zorgt ervoor dat het pensioenfonds wordt geïnformeerd over het sluiten van de pensioenovereenkomst en de start van verwerving van pensioenaanspraken. Het pensioenfonds informeert de (aspirant-) deelnemer bij aanvang van het (aspirant-) deelnemerschap over de inhoud van de pensioenregeling en overige zaken die voor de (aspirant-) deelnemer van belang zijn. Van de nadien in de pensioenregeling doorgevoerde wijzigingen wordt de (aspirant-) deelnemer ook geïnformeerd.
3. Het pensioenfonds verstrekt de deelnemer jaarlijks een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken en de fiscale waardeaangroei. Deze opgave bevat tevens informatie over de toeslagverlening en indien van toepassing vermindering (korting) van aanspraken als bedoeld in artikel
10.2 alsmede alle overige gegevens en informatie die het pensioenfonds op grond van wet- en regelgeving verplicht is om in deze opgave op te nemen.
4. Bij beëindiging van het deelnemerschap, en daarna tenminste eens in de vijf jaar, verstrekt het pensioenfonds de gewezen deelnemer een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken. Deze opgave bevat tevens informatie over de toeslagverlening en indien van toepassing vermindering (korting) van aanspraken als bedoeld in artikel 10.2 alsmede alle overige gegevens en informatie die het pensioenfonds op grond van wet- en regelgeving verplicht is om in deze opgave op te nemen.
Indien van toepassing wordt daarnaast informatie verstrekt over het functioneren van het pensioenfonds.
Vorengenoemde opgave stelt het pensioenfonds jaarlijks digitaal aan de gewezen deelnemer ter beschikking door middel van opname in het deelnemersportaal via de website.
5. Het pensioenfonds verstrekt aan de pensioengerechtigde bij de pensioeningang, en daarna jaarlijks, een opgave van zijn pensioenrecht en de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen. Deze opgave bevat tevens informatie over de toeslagverlening en indien van toepassing vermindering (korting) van aanspraken en rechten als bedoeld in artikel 10.2 alsmede alle overige gegevens en informatie die het pensioenfonds op grond van wet- en regelgeving verplicht is om in deze opgave op te nemen.
6. Na afloop van elk kalenderjaar ontvangt de pensioengerechtigde een jaaropgave met daarin vermeld de hoogte van de in dat boekjaar uitgekeerde bedragen en de hoogte van de wettelijke inhoudingen van dat boekjaar.
7. Het pensioenfonds verstrekt aan de gewezen partner als bedoeld in artikel 1.18, na scheiding als bedoeld in artikel 1.19, op het moment dat deze de status van een gewezen partner verkrijgt, en daarna
tenminste eens in de vijf jaar alsmede op verzoek van de gewezen partner, een opgave van de opgebouwde aanspraak op bijzonder partnerpensioen alsmede informatie over de toeslagverlening en indien van toepassing vermindering (korting) van aanspraken en rechten als bedoeld in artikel 10.2.
Indien bij scheiding verevening heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 8.4, zal het pensioenfonds aan de vereveningsgerechtigde gewezen partner tevens een opgave verstrekken van het verevend ouderdomspensioen alsmede informatie geven over de toeslagverlening en indien van toepassing vermindering (korting) van aanspraken en rechten als bedoeld in artikel 10.2.
8. Het pensioenfonds informeert de (gewezen) deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
9. De (aspirant-) deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden, dan wel hun vertegenwoordigers, kunnen op verzoek bepaalde, bij of krachtens de Pensioenwet omschreven, informatie opvragen (zoals het geldende pensioenreglement).
10. Het pensioenfonds informeert de deelnemers en de werkgever indien het bepaalde in artikel 9.1, lid 6, van toepassing is (verlaging van de op te bouwen aanspraken als er geen sprake is van een kostendekkende premie).
11. Het pensioenfonds informeert de (gewezen) deelnemers, gewezen partners, pensioengerechtigden en de werkgever indien het bepaalde in artikel 10.2 (kortingsbepaling), van toepassing is (korting van reeds opgebouwde aanspraken en/of ingegane pensioenen).
2.2.3 Informatieplicht aan het pensioenfonds
1. Het bestuur kan de (aspirant-) deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners, pensioengerechtigden en andere belanghebbenden vragen om aanvullende inlichtingen, gegevens en bewijsstukken te verstrekken, die naar het oordeel van het bestuur voor een juiste uitvoering van dit pensioenreglement gewenst zijn. Bij weigering of onjuiste inlichtingen en gegevensverstrekking kan het bestuur besluiten tot sancties zoals het niet uitkeren van pensioen.
2. Indien een (gewezen) deelnemer gebruik wenst te maken van (een of meerdere van) de in artikel 6 genoemde flexibele keuzemogelijkheden, dan dient de (gewezen) deelnemer dit minimaal drie maanden vóór de beoogde pensioendatum schriftelijk, op een door de administrateur van het pensioenfonds ter beschikking gesteld formulier, aan de administrateur kenbaar te maken.
2.2.4 Wijziging van de pensioenregeling
1. De pensioenovereenkomst c.q. (inhoud van de) pensioenregeling kan in het collectieve arbeidsvoorwaardenoverleg bij de werkgever door de CAO-partijen worden
gewijzigd. In deze situatie hoeven de individuele werknemers (deelnemers) geen toestemming te geven voor wijziging van de pensioenovereenkomst (pensioenregeling).
Het bepaalde in artikel 2.2.2, lid 2 inzake informatieverstrekking door het pensioenfonds is hierbij van toepassing.
2. Het pensioenreglement kan door het bestuur worden gewijzigd naar aanleiding van wetswijzigingen en/of opmerkingen van de toezichthouder (De Nederlandsche Bank). In dit geval is geen toestemming van de CAO-partijen noch van de (individuele) werknemers (deelnemers) vereist.
Het bepaalde in artikel 2.2.2, lid 2 inzake informatieverstrekking door het pensioenfonds is hierbij van toepassing.
3. De werkgever heeft het recht de pensioenovereenkomst, zonder instemming van de (vertegenwoordigers van de) werknemers (deelnemers), eenzijdig te wijzigen indien sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van de werkgever dat het belang van de deelnemer dat door die wijziging zou worden geschaad,
daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
Ingeval van een eenzijdige wijziging van de pensioenovereenkomst door de werkgever worden de tot het tijdstip van wijziging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd, behoudens het bepaalde in artikel
10.2 (kortingsbepaling). Het pensioenfonds informeert de deelnemers in dit geval binnen drie maanden na wijziging van de pensioenovereenkomst over de (aanstaande) wijziging van het pensioenreglement.
3 BEREKENINGSGRONDSLAGEN
3.1 Deelnemersjaren
1. Deelnemersjaren zijn de jaren die liggen tussen 1 januari 2014 of de latere datum van aanvang deelnemerschap en de pensioenrichtdatum.
2. Het aantal deelnemersjaren wordt in jaren en maanden nauwkeurig bepaald. Hierbij wordt een gedeelte van een maand als een volle maand beschouwd.
3. Voor parttimers gelden afwijkende bepalingen welke zijn opgenomen in artikel 3.6 van dit reglement.
4. Bij beëindiging van het deelnemerschap worden de deelnemersjaren vastgesteld tot de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de datum waarop de arbeidsovereenkomst met de werkgever eindigt dan wel tot de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de datum waarop de werkgever niet langer als een aangesloten onderneming is aangemerkt.
3.2 Pensioengevend jaarsalaris
1. Het pensioengevend jaarsalaris bestaat uit :
a. een vast pensioensalaris, en
b. een ploegentoeslag indien de deelnemer werkzaam is in ploegendienst.
Het vast pensioensalaris is gelijk aan twaalf maal het vast maandsalaris, zoals geldend bij de werkgever op het in lid 2 bedoelde tijdstip, vermeerderd met de vakantietoeslag en de eindejaarsuitkering, zoals geldend bij de Werkgever op het in lid 2 bedoelde tijdstip.
De ploegentoeslag is gelijk aan twaalf maal de ploegentoeslag, zoals geldend bij de Werkgever op het in lid 2 bedoelde tijdstip, vermeerderd met de vakantietoeslag en de eindejaarsuitkering, zoals geldend bij de Werkgever op het in lid 2 bedoelde tijdstip.
2. Het pensioengevend jaarsalaris wordt voor iedere deelnemer op de datum van aanvang van het deelnemerschap vastgesteld en vervolgens jaarlijks per 1 januari vastgesteld. Dit pensioengevend jaarsalaris blijft voor de toepassing van dit pensioenreglement tot de eerstvolgende 1 januari ongewijzigd, met uitzondering van het bepaalde in lid 3 van dit artikel.
3. Het pensioengevend jaarsalaris zal tussentijds worden aangepast indien er wijzigingen optreden uit hoofde van ploegendienst zoals aanvang ploegendienst, uittreding ploegendienst en/of wijzigingen in ploegendienst. In dit geval wordt de ploegentoeslag afgeleid van het op het in lid 2 bedoelde tijdstip geldende vast pensioensalaris.
4. In bepaalde situaties wordt het vast pensioensalaris of de ploegentoeslag afwijkend van het bepaalde in lid 1 vastgesteld. Deze situaties zijn:
a. Indien na een functiewijziging een persoonlijke toeslag wordt verleend ter compensatie van een verlaging van het salaris, wordt deze persoonlijke toeslag beschouwd als vast pensioensalaris.
b. Indien en zolang na uittreding uit de ploegendienst op grond van bepalingen in de CAO van de
werkgever een afbouwregeling wordt verleend ter compensatie van de vervallen ploegentoeslag, wordt deze toeslag beschouwd als ploegentoeslag.
c. Indien en zolang er tijdens ziekte een wettelijke verplichting tot loondoorbetaling op de werkgever rust en er op grond van bepalingen in de CAO van de werkgever sprake is van korting op het vast pensioensalaris en korting op de ploegentoeslag, dan blijven deze kortingen buiten beschouwing bij de vaststelling van het pensioengevend jaarsalaris.
d. Indien en zolang de deelnemer vervroegd is uitgetreden op grond van een met de werkgever overeengekomen vervroegde uittredingsregeling, zal de (toekomstige) pensioenopbouw worden gebaseerd op het pensioengevend jaarsalaris op het tijdstip van vervroegde uittreding. Dit pensioengevend jaarsalaris kan jaarlijks per 1 juli worden aangepast met het percentage waarmee de ingegane pensioenen worden verhoogd, een en ander conform het bepaalde in artikel 5.3 (toeslagregeling voor de inactieven).
5. Het pensioengevend jaarsalaris kan worden gemaximeerd indien wet- en regelgeving hiertoe verplichten.
Per 1 januari 2014 is er geen maximum pensioengevend jaarsalaris. Per 1 januari 2015 bedraagt het
maximum pensioengevend jaarsalaris voor deze pensioenregeling € 99.500,-.
Het bestuur zorgt er voor dat de deelnemers en overige belanghebbenden op toegankelijke wijze kennis kunnen nemen van een (voor elk kalenderjaar) vastgesteld maximum pensioengevend jaarsalaris. Er geldt geen maximum pensioengevend jaarsalaris voor de vaststelling van het WGA-hiaatpensioen zoals bedoeld in artikel 7.2, het excedent- arbeidsongeschiktheidspensioen zoals bedoeld in artikel 7.3 en het aanvullend excedent- arbeidsongeschiktheidspensioen zoals bedoeld in artikel 7.4.
6. Indien er sprake is van een maximering van het pensioengevend jaarsalaris én de component ploegentoeslag maakt deel uit van het pensioengevend jaarsalaris, dan zal bij de maximering van het pensioengevend jaarsalaris in eerste instantie geen of slechts gedeeltelijk pensioenopbouw over de ploegentoeslag plaatsvinden.
7. Voor parttimers wordt het pensioengevend jaarsalaris alsmede het maximum pensioengevend jaarsalaris indien van toepassing, op fulltime basis vastgesteld.
8. Het pensioengevend jaarsalaris wordt in euro’s vastgesteld.
9. Bij een verlaging van het pensioengevend jaarsalaris blijven de reeds opgebouwde pensioenaanspraken behouden.
3.3 Franchise
1. De franchise is het bedrag waarover geen pensioen wordt opgebouwd.
2. De franchise bedraagt per 1 januari 2014 € 13.448,91. De franchise wordt jaarlijks per 1 januari aangepast conform de ontwikkeling van de jaarlijkse AOW-uitkering voor een gehuwde inclusief vakantiegeld in het afgelopen kalenderjaar.
In bijzondere omstandigheden kan het bestuur, de actuaris van het pensioenfonds gehoord hebbende, de franchise afwijkend vaststellen. Voor 2015 is de franchise vastgesteld op € 12. 642,-.
3. De franchise in enig jaar bedraagt nooit minder dan het bedrag van de minimaal fiscaal toegestane franchise.
4. Het bestuur zorgt er voor dat de deelnemers en overige belanghebbenden op toegankelijke wijze kennis kunnen nemen van de (voor elk kalenderjaar) vastgestelde franchise.
3.4 Pensioengrondslag
1. De pensioengrondslag is het bedrag waarover pensioen wordt opgebouwd. De hoogte van de pensioengrondslag is het (maximum) pensioengevend jaarsalaris verminderd met de franchise.
2. De pensioengrondslag wordt bij aanvang van het deelnemerschap vastgesteld. Vervolgens wordt de pensioengrondslag jaarlijks per 1 januari opnieuw vastgesteld.
De pensioengrondslag wordt gedurende het jaar alleen aangepast indien het pensioengevend jaarsalaris tussentijds wordt aangepast op grond van artikel 3.2, lid 3.
3.5 Pensioenopbouwpercentage
1. Vanaf 1 januari 2024 bedraagt het jaarlijks op te bouwen ouderdomspensioen 1,738% van de pensioengrondslag en dit is gelijk aan het maximaal fiscaal toegestane opbouwpercentage.
Bij de vaststelling van de pensioengrondslag wordt vanaf 2015 rekening gehouden met het voor deze pensioenregeling vastgestelde (fiscaal) maximum pensioengevend jaarsalaris.
Tussen 1 januari 2022 en 1 januari 2024 was het jaarlijks op te bouwen ouderdomspensioen lager dan het maximaal fiscaal toegestane opbouwpercentage van de pensioengrondslag. De opbouwpercentages in 2022 en 2023 zijn lager vastgesteld op basis van het bepaalde in artikel 9.1, lid 6 (de met sociale partners afgesproken doorsneebijdrage is niet toereikend voor de beoogde maximaal fiscale pensioenopbouw).
Op de website van het fonds is een overzicht opgenomen van de voor elk jaar geldende opbouwpercentages.
2. In bijzondere omstandigheden kan het bestuur, gehoord de actuaris van het pensioenfonds, het opbouwpercentage afwijkend vaststellen.
3. Het bestuur zorgt er voor dat de deelnemers en overige belanghebbenden op toegankelijke wijze kennis kunnen nemen van het (voor elk kalenderjaar) vastgestelde opbouwpercentage voor het ouderdomspensioen en het opbouwpercentage voor het partner- en wezenpensioen.
3.6 Parttimers, Parttimefactor
1. De parttimefactor is de verhouding tussen het overeengekomen aantal arbeidsuren van de deelnemer per week en het gebruikelijke aantal arbeidsuren per week bij de werkgever.
2. Als een deelnemer parttime werkt, wordt daarmee als volgt rekening gehouden:
- de pensioengrondslag wordt op fulltimebasis vastgesteld;
- ieder deelnemersjaar waarin parttime is gewerkt wordt voor een evenredig deel in aanmerking genomen. Voor toekomstige deelnemersjaren wordt in dit verband aangenomen dat de laatst vastgestelde parttimefactor tot de pensioenrichtdatum gelijk blijft.
3. Bij een wijziging van de parttimefactor (waaronder ook begrepen wordt de aanvang of het einde van parttimewerk) worden de deelnemersjaren opnieuw vastgesteld per de eerste dag van de maand samenvallend met dan wel de eerste dag van de maand volgend op de wijzigingsdatum.
Een wijziging van de parttimefactor in de loop van een jaar heeft aldus gevolgen voor de pensioenberekening vanaf de wijzigingsdatum.
4. Voor de berekening van partner- en wezenpensioen bij overlijden van een deelnemer wordt uitgegaan van de veronderstelling dat de op het tijdstip van overlijden van de deelnemer geldende parttimefactor
van kracht zou blijven tot de pensioenrichtdatum.
5. De deelnemersbijdrage wordt voor een deelnemer die in deeltijd werkt berekend door de pensioengrondslag te berekenen die zou gelden als de deelnemer een fulltime dienstverband zou hebben bij de werkgever. De deelnemersbijdrage wordt vervolgens vermenigvuldigd met de parttimefactor.
4 PENSIOENAANSPRAKEN
4.1 Algemeen
1. Alle pensioenen worden in euro’s en als bruto jaarbedragen vastgesteld.
2. Alle pensioenen worden in maandelijkse termijnen uitbetaald.
4.2 Ouderdomspensioen
1. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioenrichtdatum.
2. Het ouderdomspensioen wordt uitbetaald tot en met de maand waarin de gepensioneerde overlijdt.
3. Tijdens het deelnemerschap aan dit pensioenreglement wordt elk jaar een gedeelte van het ouderdomspensioen opgebouwd. Het in elk deelnemersjaar op te bouwen ouderdomspensioen is gelijk aan de pensioengrondslag in dat betreffende jaar vermenigvuldigd met het voor dat jaar geldende pensioenopbouwpercentage ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 3.5.
Indien de deelnemer parttime werkt of heeft gewerkt in het betreffende deelnemersjaar, wordt het deelnemersjaar op grond van artikel 3.6 voor een evenredig deel in aanmerking genomen.
Indien de pensioengrondslag in enig jaar tussentijds is gewijzigd op grond van het bepaalde in artikel 3.4, lid 2, van dit pensioenreglement, vindt pensioenopbouw plaats op basis van evenredigheid.
Het ouderdomspensioen wordt evenredig in de tijd opgebouwd.
4. Het in totaal opgebouwde ouderdomspensioen is gelijk aan het in de achterliggende deelnemersjaren opgebouwd ouderdomspensioen, inclusief de voorwaardelijk verleende toeslagen.
Indien van toepassing is het opgebouwde ouderdomspensioen verhoogd met:
a. het tot en met 31 december 2014 jaarlijks vrijwillig ingekochte extra ouderdomspensioen over
“bonussen” (deze vrijwillige inkoopregeling is per 1 januari 2015 vervallen);
b. het op 31 december 2013 in het voorgaande pensioenreglement opgebouwde ouderdomspensioen nadat dit pensioen met inachtneming van de overgangsbepalingen in dit pensioenreglement is omgezet naar een aanspraak op ouderdomspensioen krachtens dit pensioenreglement.
5. Het te bereiken ouderdomspensioen is het conform vorige lid opgebouwde ouderdomspensioen, verhoogd met de toekomstige pensioenopbouw. De toekomstige pensioenopbouw is gelijk aan de laatst vastgestelde pensioengrondslag vermenigvuldigd met het laatst vastgestelde pensioenopbouwpercentage voor het ouderdomspensioen en vermenigvuldigd met het aantal toekomstige deelnemersjaren aan dit pensioenreglement waarbij indien van toepassing rekening is gehouden met de laatst bekende parttimefactor.
6. De ingangsdatum en de hoogte van het ouderdomspensioen kunnen wijzigen als gevolg van de in artikel 6 beschreven en uitgewerkte keuzemogelijkheden voor de (gewezen) deelnemer.
4.3 Partnerpensioen
1. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt.
2. Het partnerpensioen wordt uitbetaald tot en met de maand waarin de partner overlijdt.
3. Tijdens het deelnemerschap aan dit pensioenreglement wordt elk jaar een gedeelte van het partnerpensioen opgebouwd. Dit jaarlijks op te bouwen partnerpensioen bedraagt voor ieder deelnemersjaar 70% van het (op grond van artikel 4.2, lid 3) jaarlijks op te bouwen ouderdomspensioen, met uitzondering van de jaren 2018 t/m 2021.
Voor 2018 t/m 2021 bedroeg het in elk deelnemersjaar op te bouwen partnerpensioen 1,313% van de pensioengrondslag rekening houdend met het voor deze pensioenregeling vastgestelde maximum pensioengevend jaarsalaris. Dit opbouwpercentage van 1,313% is gelijk aan 70% van 1,875% (zijnde het maximaal fiscaal toegestaan opbouwpercentage ouderdomspensioen bij de actuele fiscale pensioenrichtleeftijd van 68 jaar).
Op de website van het fonds is een overzicht opgenomen van de voor elk jaar geldende opbouwpercentages.
4. Het in totaal opgebouwde partnerpensioen is gelijk aan het in de achterliggende deelnemersjaren opgebouwd partnerpensioen, inclusief de voorwaardelijk verleende toeslagen.
Indien van toepassing is het opgebouwde partnerpensioen verhoogd met:
a. het tot en met 31 december 2014 jaarlijks vrijwillig ingekochte extra partnerpensioen over
“bonussen” (deze vrijwillige inkoopregeling is per 1 januari 2015 vervallen);
b. het op 31 december 2013 in het voorgaande pensioenreglement opgebouwde partnerpensioen; dit partnerpensioen is ongewijzigd ingebracht als een aanspraak op partnerpensioen krachtens dit pensioenreglement.
5. Het te bereiken partnerpensioen is het conform vorige lid opgebouwde partnerpensioen, verhoogd met de toekomstige opbouw van partnerpensioen. De toekomstige pensioenopbouw partnerpensioen is gelijk aan de laatst vastgestelde pensioengrondslag vermenigvuldigd met het laatst vastgestelde pensioenopbouwpercentage voor het partnerpensioen en vermenigvuldigd met het aantal toekomstige deelnemersjaren aan dit pensioenreglement waarbij indien van toepassing rekening is gehouden met de laatst bekende parttimefactor.
6. Bij overlijden van een deelnemer heeft de partner recht op het te bereiken partnerpensioen als bedoeld in het vorige lid.
7. Bij huwelijk respectievelijk wettelijk geregistreerd partnerschap respectievelijk samenleving van een gepensioneerde op of na de pensioendatum zal geen aanspraak op partnerpensioen worden toegekend.
8. Indien op grond van artikel 8.3 bij scheiding aan een gewezen partner een bijzonder partnerpensioen is toegekend, wordt dit bijzonder partnerpensioen op het krachtens dit artikel vastgestelde partnerpensioen in mindering gebracht.
4.4 Wezenpensioen
1. Het wezenpensioen gaat voor ieder kind in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt.
2. Het wezenpensioen wordt uitbetaald tot en met de maand waarin het kind de leeftijd van 18 jaar bereikt of tot en met de maand waarin het kind overlijdt.
De uitbetaling van het wezenpensioen wordt verlengd tot uiterlijk de eerste dag van de maand waarin
het kind de leeftijd van 27 jaar bereikt, indien en voor zolang er sprake is van studeren of arbeidsongeschiktheid als bedoeld in lid 3 respectievelijk lid 4 van dit artikel. Het recht op wezenpensioen kan op verzoek van het kind herleven als wederom aan de voorwaarden van lid 3 of 4 wordt voldaan.
3. Er is volgens dit pensioenreglement sprake van een studerend kind, indien en voor zolang
- het kind ingeschreven is bij een school of instelling die volledig dagonderwijs verzorgt. Aan volledig dagonderwijs wordt gelijk gesteld een bij wet geregelde combinatie van leren en werken die ook een volledige dag beslaat; en
- het kind de school of instelling geregeld bezoekt.
Voor kinderen die in het buitenland wonen en studeren, zijn de hiervoor genoemde voorwaarden overeenkomstig van toepassing.
4. Er is volgens dit pensioenreglement sprake van een arbeidsongeschikt kind, indien en voor zolang het kind van overheidswege recht heeft op een uitkering tengevolge van arbeidsongeschiktheid, langdurige ziekte of handicap.
5. Tijdens het deelnemerschap aan dit pensioenreglement wordt elk jaar een gedeelte van het wezenpensioen opgebouwd. Dit jaarlijks op te bouwen wezenpensioen per kind bedraagt voor ieder deelnemersjaar 10,5% van het (op grond van artikel 4.2, lid 3) jaarlijks op te bouwen ouderdomspensioen, met uitzondering van de jaren 2018 t/m 2021.
Voor 2018 t/m 2021 bedroeg het in elk deelnemersjaar op te bouwen wezenpensioen per kind 0,197% van de pensioengrondslag rekening houdend met het voor deze pensioenregeling vastgestelde maximum pensioengevend jaarsalaris. Dit opbouwpercentage van 0,197% is gelijk aan 10,5% van 1,875% (zijnde het maximaal fiscaal toegestaan opbouwpercentage ouderdomspensioen bij de actuele fiscale pensioenrichtleeftijd van 68 jaar).
Op de website van het fonds is een overzicht opgenomen van de voor elk jaar geldende opbouwpercentages
6. Het in totaal opgebouwde wezenpensioen per kind is gelijk aan het in de achterliggende deelnemersjaren opgebouwd wezenpensioen, inclusief de voorwaardelijk verleende toeslagen.
Indien van toepassing is het opgebouwde wezenpensioen per kind verhoogd met:
a. het tot en met 31 december 2014 jaarlijks vrijwillig ingekochte extra wezenpensioen over “bonussen”
(deze vrijwillige inkoopregeling is per 1 januari 2015 vervallen);
b. het op 31 december 2013 in het voorgaande pensioenreglement opgebouwde wezenpensioen per kind; dit wezenpensioen is ongewijzigd ingebracht als een aanspraak op wezenpensioen krachtens dit pensioenreglement.
7. Het te bereiken wezenpensioen per kind is het conform vorige lid opgebouwde wezenpensioen, verhoogd met de toekomstige opbouw van wezenpensioen. De toekomstige pensioenopbouw wezenpensioen is gelijk aan de laatst vastgestelde pensioengrondslag vermenigvuldigd met het laatst vastgestelde pensioenopbouwpercentage voor het wezenpensioen en vermenigvuldigd met het aantal toekomstige deelnemersjaren aan dit pensioenreglement waarbij indien van toepassing rekening is gehouden met de laatst bekende parttimefactor.
8. Bij overlijden van een deelnemer heeft het kind recht op het te bereiken wezenpensioen als bedoeld in het vorige lid.
9. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien en zodra het kind ouderloos wordt.
10. Indien en zolang meer dan vijf kinderen recht hebben op wezenpensioen, dan wordt het totaal bedrag aan wezenpensioen voor vijf kinderen naar evenredigheid verdeeld over alle kinderen die recht hebben op wezenpensioen.
4.5 Pensioenaanspraken voor aspirant-deelnemers
1. De aspirant-deelnemer is de werknemer die jonger is dan 18 jaar.
2. De aspirant-deelnemer heeft uitsluitend aanspraak op:
a. een partnerpensioen (voor zijn of haar partner);
b. een wezenpensioen (voor zijn of haar kinderen);
c. pensioenopbouw vanaf de aanvangsdatum van het deelnemerschap (1 januari 2024 dan wel het bereiken van de 18-jarige leeftijd) indien hij of zij tijdens het aspirant-deelnemerschap arbeids- ongeschikt is geraakt;
d. WGA-hiaatpensioen bij arbeidsongeschiktheid (voor zichzelf);
e. excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen bij arbeidsongeschiktheid (voor zichzelf);
f. aanvullend excedent- arbeidsongeschiktheidspensioen bij arbeidsongeschiktheid (voor zichzelf) indien de aspirant-deelnemer heeft gekozen voor deelname aan deze vrijwillige verzekering.
3. Op de aspirant-deelnemers zijn de bepalingen van het pensioenreglement zoveel mogelijk van toepassing.
4. Het aspirant-deelnemerschap eindigt:
a. bij aanvang van het deelnemerschap;
b. door overlijden van de aspirant-deelnemer;
c. door beëindiging van het dienstverband met de werkgever, anders dan wegens arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 7.1.
Bij beëindiging van het aspirant-deelnemerschap anders dan door overlijden of ontslag in verband met arbeidsongeschiktheid, vervallen alle aanspraken op pensioen en/of pensioenopbouw.
5. De aspirant-deelnemer hoeft niet bij te dragen in de kosten van deze regeling.
5 TOESLAGEN
5.1 Algemeen
1. Het pensioenfonds streeft er naar om jaarlijks per 1 juli toeslagen te verlenen op de krachtens dit pensioenreglement opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten van de (gewezen) deelnemers, de gewezen partners alsmede de pensioengerechtigden.
2. Het uitgangspunt voor de jaarlijkse toeslagverlening aan de actieve deelnemers is vastgelegd in artikel 5.2.
3. Het uitgangspunt voor de jaarlijkse toeslagverlening aan de inactieven, zijnde de arbeidsongeschikte deelnemers met recht op premievrije pensioenopbouw krachtens artikel 7.1, de gewezen deelnemers alsmede de pensioengerechtigden, is vastgelegd in artikel 5.3.
De aan de gewezen partners uit hoofde van een scheiding toegekende bijzondere pensioenaanspraken of pensioenrechten volgen de toeslagregeling van de inactieven met dien verstande dat op de aan de gewezen partner van een deelnemer toegekende aanspraak op bijzonder ouderdomspensioen uit hoofde van verevening van pensioenrechten, een toeslag wordt verleend conform artikel 5.2 zolang de hoofdverzekerde nog actief deelnemer is. Na beëindiging van het deelnemerschap van de deelnemer, worden op het aan de gewezen partner toekomende deel van het te verevenen pensioen toeslagen verleend conform artikel 5.3.
De aan de gewezen partner van een deelnemer toegekende aanspraak op bijzonder partnerpensioen, volgt altijd de toeslagregeling zoals vastgelegd in artikel 5.3 (toeslagregeling inactieven).
4. Het bestuur van het pensioenfonds beslist evenwel jaarlijks, de actuaris van het pensioenfonds gehoord hebbende, in hoeverre daadwerkelijk toeslagen worden verleend per 1 juli. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
Bij de besluitvorming over de toeslagverlening houdt het bestuur met ingang van 1 januari 2015 rekening met de vanaf deze datum nieuw opgenomen bepalingen in de Pensioenwet. Dit betekent dat het fonds alleen een toeslag mag verlenen indien de beleidsdekkingsgraad hoger is dan 110% en indien de toeslagverlening toekomstbestendig is (er wordt niet meer toeslag verleend dan naar verwachting in de toekomst te realiseren is).
5. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er bestaat daarom geen recht op toeslagverlening en het is ook voor de lange termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden.
Een besluit om in enig jaar op basis van dit artikel een toeslag te verlenen, vormt geen garantie voor in toekomstige jaren te verlenen toeslagen en houdt geen inperking in van de beleidsvrijheid die het bestuur heeft op grond van dit artikel.
6. De kosten van deze voorwaardelijke toeslagregeling komen ten laste van het pensioenfonds. Eenmaal toegekende toeslagen worden volledig ingekocht en afgefinancierd.
7. Het bestuur houdt zich het recht voor om de voorwaardelijke toeslagregeling als vastgelegd in dit artikel aan te passen, in overeenstemming met de in de statuten en dit pensioenreglement omschreven formele vereisten ter zake van reglementswijzigingen. Toekomstige wijzigingen in dit artikel zijn verbindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden.
Bij een wijziging van de toeslagregeling zal het pensioenfonds de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden binnen drie maanden schriftelijk informeren over de wijziging.
8. Deze toeslagregeling geldt niet voor het WGA-hiaatpensioen, het excedent- arbeidsongeschiktheidspensioen en het aanvullend excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 7.2, 7.3 en 7.4. Voor de aanpassing van deze pensioenen gelden afwijkende bepalingen als gevolg van door het pensioenfonds afgesloten herverzekeringscontracten.
9. Het bestuur van het pensioenfonds kan besluiten om een in het verleden gemiste toeslag te compenseren met een incidentele (extra) toeslagverlening. Hierbij zal het bestuur alle bij of krachtens de Pensioenwet gestelde regels alsmede fiscale regelgeving in acht nemen.
Tussen 1 januari 2008 en 1 januari 2016 is voor de registratie van gemiste toeslagen voor het bijzonder ouderdomspensioen (het verevend ouderdomspensioen) ten behoeve van een gewezen partner uitgegaan van de toeslagverlening voor inactieve deelnemers zoals bedoeld in artikel 5.3. Ook als het deelnemerschap van de actieve deelnemer (de hoofdverzekerde) nog niet was beëindigd. Het bestuur heeft de geregistreerde gemiste toeslagen voor het aan de gewezen partner toegekende bijzonder ouderdomspensioen (het verevend ouderdomspensioen) eenmalig aangepast door middel van een uniforme verhoging.
5.2 Toeslagregeling actieve deelnemers
1. Toeslag verlening aan de actieve deelnemers kan plaatsvinden per 1 juli van enig jaar op de per 30 juni van dat jaar opgebouwde pensioenaanspraken.
2. Vanaf 1 januari 2023 is het uitgangspunt (ambitie) voor de toeslagverlening aan de actieve deelnemers gelijk aan het uitgangspunt (ambitie) voor de toeslagverlening aan de inactieven, zijnde maximaal de stijging van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde afgeleide consumentenprijsindexcijfer alle bestedingen, zoals deze zich heeft voorgedaan gedurende de 12 maanden gelegen vóór de maand april van het tijdstip waarop de toeslagverlening aan de orde is (c.q. 1 juli).
Van 1 januari 2006 t/m 31 december 2022 was het uitgangspunt (ambitie) voor de toeslagverlening aan de actieve deelnemers maximaal de algemene component van de loonontwikkeling zoals die bij de werkgever heeft plaatsgevonden van 1 april t/m 31 maart voorafgaande aan het tijdstip waarop de toeslagverlening aan de orde is (i.c. 1 juli). Deze in het arbeidsvoorwaardenoverleg tussen werkgever en vakorganisaties vastgestelde algemene component van de loonontwikkeling werd door de directie van de werkgever medegedeeld aan het bestuur van het pensioenfonds.
3. Het bepaalde in artikel 5.1 is hierbij van toepassing.
4. Een toeslag als bedoeld in dit artikel wordt verleend over de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers met uitzondering van de aan de gewezen partner van een deelnemer toegekende aanspraak op bijzonder partnerpensioen.
5.3 Toeslagregeling inactieven
1. Toeslag verlening aan de in artikel 5.1, lid 3, bedoelde inactieven kan plaatsvinden per 1 juli van enig jaar op de per 30 juni van dat jaar opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten alsmede de pensioengrondslagen van de in artikel 7.1 bedoelde arbeidsongeschikte deelnemers met recht op premievrije pensioenopbouw.
2. Uitgangspunt (ambitie) voor de toeslagverlening aan de inactieven is maximaal de stijging van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde afgeleide consumentenprijsindexcijfer alle bestedingen, zoals deze zich heeft voorgedaan gedurende de 12 maanden gelegen vóór de maand april van het tijdstip waarop de toeslagverlening aan de orde is (i.c. 1 juli).
3. De bepalingen in artikel 5.1 zijn hierbij van toepassing.
4. Een toeslag als bedoeld in dit artikel wordt verleend over de volgende pensioenaanspraken en pensioenrechten:
a. een ingegaan (bijzonder) ouderdoms-, (bijzonder) partner- en wezenpensioen;
b. de uitgestelde aanspraken op (bijzonder) partner - en wezenpensioen behorend bij een ingegaan ouderdomspensioen;
x. xx xxxxxxxxxxx (bijzondere) pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers;
d. de pensioengrondslagen en de opgebouwde pensioenaanspraken van de in artikel
7.1 bedoelde arbeidsongeschikte deelnemers met recht op premievrije pensioenopbouw;
e. de aan de gewezen partner van een deelnemer toegekende aanspraak op bijzonder partnerpensioen.
6 KEUZEMOGELIJKHEDEN OP DE PENSIOENDATUM
6.1 Algemene bepalingen over keuzemogelijkheden
1. De (gewezen) deelnemer kan zijn op de pensioendatum opgebouwde pensioenaanspraken, op de pensioendatum en met inachtneming van het bepaalde in de overige leden van dit artikel, als volgt flexibiliseren:
a. Uitruil van xxxxxxxxx- en partnerpensioen onderling (zie artikel 6.2);
b. Uitruil van ouderdomspensioen in een AOW-overbruggingspensioen (zie artikel 6.3);
c. Vervroegde uitkering van het ouderdomspensioen (zie artikel 6.4);
d. Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen gedurende maximaal twee periodes (zie artikel 6.5);
e. Deeltijdpensionering in combinatie met vervroegde uitkering van het ouderdomspensioen (zie artikel 6.6).
2. De (gewezen) deelnemer kan naar keuze kiezen voor een of meerdere flexibiliseringsmogelijkheden met dien verstande dat de in lid 1 genoemde volgorde in acht genomen dient te worden, tenzij er sprake is van deeltijdpensionering.
3. De (gewezen) deelnemer maakt eenmalig en onherroepelijk op de pensioendatum een keuze voor een of meerdere flexibiliseringsmogelijkheden door middel van invulling van een keuzeformulier. Het keuzeformulier wordt door de administrateur van het pensioenfonds ter beschikking gesteld. De (gewezen) deelnemer dient het ingevulde en ondertekende keuzeformulier minimaal drie maanden voor de beoogde pensioendatum aan het pensioenfonds te verstrekken.
Het hier bedoelde keuzeformulier dient tevens door een eventuele partner ondertekend te worden. Eenmaal gemaakte keuzes kunnen vanaf de pensioendatum niet meer ongedaan worden gemaakt.
4. De vaststelling van het pensioen op basis van één of meer van de genoemde keuzemogelijkheden vindt plaats conform door het bestuur vastgestelde rekenregels en tarieven welke zijn vastgelegd in de bijlagen 2 t/m 5 van dit Pensioenreglement. Uitgangspunt voor de rekenregels en de vaststelling van de tarieven is de collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
De tarieven voor de flexibiliseringsmogelijkheden kunnen jaarlijks (per kalenderjaar) worden aangepast door het bestuur van het pensioenfonds, en gehoord de actuaris.
Tevens heeft het bestuur de bevoegdheid om, gehoord de actuaris, de tarieven tussentijds aan te passen als gevolg van wijzigende marktomstandigheden.
De tarieven zoals geldend op de pensioendatum zijn bepalend voor de vaststelling van de uit de flexibiliseringsmogelijkheden te verkrijgen pensioenaanspraken.
6.2 Uitruil van partnerpensioen naar extra ouderdomspensioen of omgekeerd
1. De (gewezen) deelnemer kan het partnerpensioen geheel of gedeeltelijk op de pensioendatum uitruilen om het ouderdomspensioen te verhogen. De (gewezen) deelnemer met een partner heeft daarvoor de instemming nodig van de partner.
2. De (gewezen) deelnemer kan een gedeelte van het ouderdomspensioen op de pensioendatum uitruilen om het partnerpensioen te verhogen.
Bij het uitruilen van ouderdomspensioen ten behoeve van een hoger partnerpensioen mag het na de uitruil te verkrijgen partnerpensioen maximaal 100% van het ouderdomspensioen bedragen.
3. Er is geen uitruil mogelijk van het bijzonder partnerpensioen en een verevend deel van het ouderdomspensioen waarop een gewezen partner recht heeft op grond van artikel 8.3 en artikel 8.4.
4. Bij uitruil van partnerpensioen naar extra ouderdomspensioen of omgekeerd wijzigt het wezenpensioen niet.
5. Uitruil kan niet plaatsvinden als het bedrag van de uit te ruilen pensioensoort lager is dan de grens waarbij afkoop van kleine pensioenen aan de orde is.
6. De tarieven voor uitruil van ouderdoms- en partnerpensioen onderling worden jaarlijks vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.1, lid 4, en zijn in bijlage 2 bij dit pensioenreglement opgenomen.
6.3 Omzetten ouderdomspensioen in AOW-overbruggingspensioen
1. Indien de (gewezen) deelnemer eerder met (deeltijd)pensioen gaat dan op de pensioenrichtdatum en hij op dat moment nog geen AOW ontvangt, heeft de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid om een deel van het ouderdomspensioen om te zetten in een AOW-overbruggingspensioen.
Voor een volledig arbeidsongeschikte deelnemer met recht op premievrije pensioenopbouw op grond van artikel 7.1 is vervroegde pensionering en dus omzetting van een deel van het ouderdomspensioen in een AOW-overbruggingspensioen niet mogelijk.
2. Het AOW-overbruggingspensioen is een tijdelijk ouderdomspensioen en bedoeld om de AOW te overbruggen in de periode van de vervroegde pensioendatum tot de eerste dag van de maand waarin de AOW-uitkering ingaat.
3. Het AOW-overbruggingspensioen gaat in op de pensioendatum en wordt uitbetaald tot de eerste dag van de maand waarin de uitkering ingevolge de AOW ingaat dan wel tot en met de maand waarin de gepensioneerde overlijdt.
4. De hoogte van het AOW-overbruggingspensioen mag niet uitgaan boven twee maal de AOW-uitkering voor een gehuwde zonder toeslag, inclusief vakantie-uitkering.
5. Bij uitruil van ouderdomspensioen in een AOW-overbruggingspensioen wijzigt het partner- en wezenpensioen niet.
6. De tarieven voor uitruil van ouderdomspensioen in een AOW-overbruggingspensioen worden jaarlijks vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.1, lid 4, en zijn in bijlage 3 bij dit pensioenreglement opgenomen.
7. Het verevend deel van het ouderdomspensioen dat op grond van artikel 8.4 is toegekend aan een gewezen partner, zal op gelijke wijze worden uitgeruild voor een tijdelijk ouderdomspensioen.
6.4 Vervroeging van de pensioendatum
1. De (gewezen) deelnemer kan er voor kiezen zijn ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk eerder dan op de pensioenrichtdatum in te laten gaan, echter niet eerder dan de eerste dag van de maand waarin de
55-jarige leeftijd wordt bereikt.
Voor een arbeidsongeschikte deelnemer met recht op premievrije pensioenopbouw op grond van artikel
7.1 is vervroeging mogelijk met dien verstande dat de premievrije pensioenopbouw op de vervroegde
pensioendatum wordt beëindigd.
2. Vervroeging kan plaatsvinden over een periode bepaald in hele maanden, teruggerekend vanaf de pensioenrichtdatum. Indien vervroegd wordt naar een pensioendatum gelegen meer dan tien jaar vóór de voor de betreffende (gewezen) deelnemer geldende AOW-leeftijd, dient de dienstbetrekking geheel of gedeeltelijk in verband met pensionering te worden beëindigd.
De (gewezen) deelnemer die op de vervroegde pensioeningangsdatum meer dan tien jaar jonger is dan de voor hem of haar geldende AOW-leeftijd dient te verklaren dat hij of zij het arbeidsproces zal verlaten voor het deel dat het ouderdomspensioen vervroegd is ingegaan en dat hij of zij niet voornemens is die arbeid weer te hervatten.
3. Bij vervroeging wordt het ouderdomspensioen verlaagd. Bij vervroeging van de pensioendatum wijzigt het partner- en/of wezenpensioen niet.
4. De tarieven voor vervroeging van het ouderdomspensioen worden jaarlijks vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.1, lid 4, en zijn in bijlage 4 bij dit pensioenreglement opgenomen.
5. Indien er sprake is van deeltijdpensionering (vervroegde ingang van een deel van het ouderdomspensioen) gelden aanvullende bepalingen welke zijn opgenomen in artikel 6.6 van dit pensioenreglement.
6. Het verevend deel van het ouderdomspensioen dat op grond van artikel 8.4 is toegekend aan een gewezen partner, gaat eveneens vervroegd in en wordt op overeenkomstige wijze verlaagd.
6.5 Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft de keuze om vanaf de pensioendatum eerst een periode (minimaal één jaar, maximaal 10 jaar) een hoog pensioen te ontvangen en daarna een laag pensioen of juist eerst een periode een laag pensioen te ontvangen en daarna een hoog pensioen.
2. Het lage pensioen mag niet lager zijn dan 75% van het hoge pensioen (fiscale voorwaarde).
3. Bij variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen (hoog-laag of laag-hoog) wijzigt het partner- en wezenpensioen niet.
4. De tarieven voor de variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen worden jaarlijks vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.1, lid 4, en zijn in bijlage 5 bij dit pensioenreglement opgenomen.
5. Het verevend deel van het ouderdomspensioen dat op grond van artikel 8.4 is toegekend aan een gewezen partner, wordt op gelijke wijze variabel uitgekeerd.
6.6 Deeltijdpensionering
1. Indien de (gewezen) deelnemer kiest voor vervroegde ingang van het ouderdomspensioen op grond van artikel 6.4, kan hij of zij er ook voor kiezen om een deel van het ouderdomspensioen vervroegd te laten ingaan. Deze keuze kan eenmalig en onherroepelijk worden gemaakt met inachtneming van de bepalingen en voorwaarden in de overige leden van dit artikel.
2. Deeltijdpensionering is niet mogelijk voor de arbeidsongeschikte deelnemers met recht op gehele of gedeeltelijke premievrije voortzetting van de pensioenopbouw op grond van artikel 7.1.
3. De (gewezen) deelnemer die op of binnen vijf jaar voor de AOW-datum met vervroegd ouderdomspensioen gaat, kan eenmalig zelf het gewenste percentage deeltijdpensionering kiezen. Met dit percentage wordt op grond van lid 5 van dit artikel eenmalig de hoogte van het deeltijd ouderdomspensioen vastgesteld.
4. Voor de (gewezen) deelnemer die meer dan vijf jaar voor de AOW-datum met vervroegd ouderdomspensioen gaat, is het percentage deeltijdpensionering afhankelijk van en gelijk aan de mate waarin zijn/haar arbeidzame leven wordt beëindigd oftewel de inkomensgenererende economische activiteiten op de vervroegde pensioendatum worden verminderd. Hiertoe dient de (gewezen) deelnemer voorafgaand aan de datum van (gedeeltelijke) vervroegde pensionering een intentieverklaring te verstrekken aan het fonds. Uit deze verklaring dient te blijken in welke mate zijn/haar arbeidzame leven vanaf de vervroegde pensioendatum wordt beëindigd, en dat hij of zij niet de intentie heeft om voor dat deel inkomensgenererende economische activiteiten te gaan verrichten.
5. De hoogte van het deeltijd ouderdomspensioen wordt op de vervroegde pensioendatum eenmalig bepaald door de tot de ingangsdatum van het deeltijdpensioen opgebouwde pensioenaanspraken te vermenigvuldigen met het percentage deeltijdpensionering en te vermenigvuldigen met het vervroegingstarief (verlagingstarief) als bedoeld in bijlage 4. Op dit deel van de pensioenaanspraken kunnen, op de ingangsdatum van het deeltijdpensioen, de in artikel 6.1, lid 1, sub a. tot en met sub d. genoemde flexibiliseringsmogelijkheden, met inachtneming van de overige bepalingen in artikel 6, worden toegepast.
6. De mate van deeltijdpensionering wordt na de ingang van het vervroegde (deeltijd) pensioen niet meer aangepast.
7. Het deeltijdpensioen (deel van het ouderdomspensioen dat vervroegd tot uitkering komt) wordt uitbetaald tot en met de maand waarin de (deeltijd) gepensioneerde overlijdt.
8. Als een deelnemer die kiest voor deeltijdpensionering, in overleg met de werkgever, gedeeltelijk blijft doorwerken, zal deze deelnemer naar evenredigheid recht hebben op verdere pensioenopbouw conform de bepalingen in artikel 3.6 voor parttimers. Deze opbouw wordt toegevoegd aan het deel van de (tot de ingangsdatum van het deeltijdpensioen) opgebouwde pensioenaanspraken dat niet vervroegd tot uitkering komt.
9. Uiterlijk op de pensioenrichtdatum, zijnde de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt, zal het nog niet ingegane deel van het ouderdomspensioen tot uitkering komen. Op deze datum heeft de (gewezen) deelnemer voor dit deel van de pensioenaanspraken opnieuw de mogelijkheid om te kiezen voor de in artikel 6.1, lid 1, sub a. tot en met d. genoemde flexibiliseringsmogelijkheden.
10. Indien er sprake is van een verevend deel van het ouderdomspensioen dat op grond van artikel 8.4 is toegekend aan een gewezen partner, zal dit verevend deel op evenredige wijze als deeltijdpensioen aan de gewezen partner worden uitbetaald.
7 ARBEIDSONGESCHIKTHEID
7.1 Pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid
1. De deelnemer die arbeidsongeschikt wordt volgens de WIA en recht heeft op een WGA- of IVA-uitkering, komt, vanaf het tijdstip dat hij tenminste 104 weken arbeidsongeschikt is, in aanmerking voor gehele of gedeeltelijke premievrije voortzetting van de pensioenopbouw overeenkomstig de bepalingen van dit pensioenreglement mits en in zoverre de arbeidsongeschiktheid is ontstaan tijdens het dienstverband met de werkgever.
2. Voor het deel dat de pensioenopbouw wordt voortgezet in verband met arbeidsongeschiktheid (zie lid 3), is de deelnemer geen pensioenpremie verschuldigd (premievrije pensioenopbouw).
3. De premievrije pensioenopbouw wordt na arbeidsongeschiktheid voortgezet volgens onderstaande tabel:
Mate van Arbeidsongeschiktheid volgens het UWV | Percentage voortgezette pensioenopbouw |
Minder dan 35% | 0% |
35 tot 45% | 40% |
45 tot 55% | 50% |
55 tot 65% | 60% |
65 tot 80% | 72,5% |
80 tot 100% | 100% |
4. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid wordt verhoogd of verlaagd, wijzigt de mate van voortzetting van de pensioenopbouw overeenkomstig de tabel in lid 3.
Deze wijziging gaat in per de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de mate van arbeidsongeschiktheid is gewijzigd.
5. De premievrije pensioenopbouw wordt voortgezet op basis van de laatst vastgestelde pensioengrondslag. Dit is de pensioengrondslag op 1 januari van het jaar waarin de voortzetting van de pensioenopbouw in verband met arbeidsongeschiktheid is aangevangen.
Het bestuur kan besluiten om deze pensioengrondslag per 1 juli van enig jaar aan te passen conform het bepaalde in artikel 5.3 (voorwaardelijke toeslagregeling inactieven).
Deze pensioengrondslag wordt met ingang van 1 januari 2015 en vervolgens jaarlijks per 1 januari (alsmede per 1 juli indien er een voorwaardelijke toeslag wordt verleend) gemaximeerd. Deze gemaximeerde pensioengrondslag is gelijk aan het voor de actieve deelnemers (werknemers) voor dat jaar vastgestelde maximum pensioengevend jaarsalaris als bedoeld in artikel 3.2, lid 5 minus de voor dat jaar vastgestelde franchise als bedoeld in artikel 3.3.
6. Indien dit pensioenreglement en/of de voor de actieve deelnemers (werknemers) geldende pensioenregeling in de toekomst wijzigt, dan gelden deze wijzigingen c.q. de nieuwe pensioenregeling ook voor de op het moment van wijziging arbeidsongeschikte deelnemers met recht op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw.
Versoberingen van de pensioenopbouw, al dan niet als gevolg van een premietekort als bedoeld in artikel 9.1, lid 6, gelden tevens voor deelnemers met een recht op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid.
7. Bij beëindiging van het dienstverband met de werkgever zal voor het deel van de pensioenopbouw waarvoor geen premievrijstelling is verleend, worden gehandeld overeenkomstig artikel 8.1 (voortijdige beëindiging van het deelnemerschap).
8. De premievrije pensioenopbouw eindigt zodra de deelnemer geen recht meer heeft op een WIA-uitkering danwel de pensioenrichtdatum indien en voor zover de AOW-leeftijd is gelegen ná de pensioenrichtdatum. De WIA-uitkering eindigt uiterlijk op de dag waarop zijn of haar AOW-uitkering ingaat.
9. De arbeidsongeschikte deelnemer wiens premievrije pensioenopbouw eindigt in verband met ingang van de AOW-uitkering, indien en voor zover de AOW-leeftijd is gelegen vóór de pensioenrichtdatum, kan het ouderdomspensioen dat is opgebouwd tot de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de datum waarop de AOW-uitkering is ingegaan, vervroegd laten ingaan vanaf deze datum of een latere datum per de eerste dag van enige maand. Het bepaalde in artikel 6 en met name artikel 6.4 (onder
andere de verlaging van het ouderdomspensioen) is hierbij van toepassing.
7.2 WGA-hiaatpensioen
1. Voor alle (aspirant-) deelnemers wordt vanaf 1 januari 2013 een WGA-hiaatpensioen verzekerd.
2. Voor het WGA-hiaatpensioen komt in aanmerking de (aspirant-) deelnemer die op of na 1 januari 2015 recht heeft verkregen op een arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) en in zoverre de arbeidsongeschiktheid op of na 1 januari 2013 is ontstaan tijdens het dienstverband met de werkgever.
3. De uitkering van het WGA-hiaatpensioen bedraagt ten minste 70% van het laatst vastgesteld (ongemaximeerd) pensioengevend jaarsalaris maar maximaal de WIA-uitkeringsgrens als bedoeld in artikel 1.26, minus de WGA-uitkering en eventueel inkomen uit arbeid.
Vorengenoemd percentage van 70 wordt verhoogd tot 75% indien het UWV heeft bepaald dat de restverdiencapaciteit voor ten minste 50% wordt benut.
4. Een verhoging of verlaging van het WGA-hiaatpensioen als gevolg van een wijziging van de WGA-uitkering gaat in op de dag waarop die wijziging plaatsvindt.
5. Het WGA-hiaatpensioen wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.
Het WGA-hiaatpensioen wordt uitgekeerd vanaf het tijdstip dat een (aspirant-) deelnemer tenminste 104 weken (gedeeltelijk of niet duurzaam) arbeidsongeschikt is en recht heeft op een uitkering ingevolge de WGA en loopt door zolang de (aspirant-) deelnemer recht heeft op een WGA-uitkering maar uiterlijk tot de pensioenrichtdatum.
6. Voor de verzekering van het WGA-hiaatpensioen is de deelnemer een eigen bijdrage verschuldigd (zie artikel 9.2, lid 1, en bijlage 6, van dit pensioenreglement).
7. Indien in de toekomst “nieuwe” wijzigingen in de hoogte of de duur van de arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van Sociale Verzekeringswetgeving worden aangebracht, kan de regeling voor WGA-hiaatpensioen worden herzien.
8. Voor parttimers wordt voor de vaststelling van het WGA-hiaatpensioen uitgegaan van het (ongemaximeerd) pensioengevend jaarsalaris vermenigvuldigd met de parttimefactor, beide zoals geldend op 1 januari van het jaar waarin de WGA-uitkering is aangevangen.
7.3 Excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen
1. Voor alle (aspirant-) deelnemers waarvan het (ongemaximeerd) pensioengevend jaarsalaris hoger is dan de WIA-uitkeringsgrens als bedoeld in artikel 1.26, wordt een excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen verzekerd.
2. Voor het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen komt in aanmerking de (aspirant-) deelnemer die geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is en recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de WIA.
3. Recht op uitkering van een excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat alleen in zoverre de arbeidsongeschiktheid is ontstaan tijdens het dienstverband met de werkgever.
4. Het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen is, bij volledige arbeidsongeschiktheid, gelijk aan 70 % van het verschil tussen het laatst vastgestelde (ongemaximeerd) pensioengevend jaarsalaris minus de WIA- uitkeringsgrens op 1 januari van het jaar waarin de WIA-uitkering is aangevangen.
5. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen conform de tabel in artikel 7.1, lid 3, van dit pensioenreglement vastgesteld naar evenredigheid van het arbeidsongeschiktheidspercentage, waarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt vastgesteld door het UWV dan wel afgeleid van door het UWV vastgestelde gegevens.
6. Een verhoging of verlaging van het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen als gevolg van een wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage gaat in op de dag waarop die wijziging plaatsvindt.
7. Het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald. Het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd vanaf het tijdstip dat een (aspirant-) deelnemer tenminste 104 weken arbeidsongeschikt is en recht heeft op een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid ingevolge de WIA, en loopt door zolang de (aspirant-) deelnemer recht heeft op een WIA-uitkering maar uiterlijk tot de pensioenrichtdatum. De WIA-uitkering eindigt uiterlijk op de dag waarop zijn of haar AOW-uitkering ingaat.
8. Voor de verzekering van het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen is de deelnemer een eigen bijdrage verschuldigd (zie artikel 9.2, lid 2 en bijlage 6, van dit pensioenreglement).
9. Indien in de toekomst “nieuwe” wijzigingen in de hoogte of de duur van de arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van Sociale Verzekeringswetgeving worden aangebracht, kan de regeling voor excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen worden herzien.
10. Voor parttimers wordt voor de vaststelling van het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen uitgegaan van het (ongemaximeerd) pensioengevend jaarsalaris vermenigvuldigd met de parttimefactor, beide zoals geldend op 1 januari van het jaar waarin de WIA-uitkering is aangevangen.
7.4 Aanvullend excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen
1. Alle (aspirant-) deelnemers waarvan het (ongemaximeerd) pensioengevend jaarsalaris hoger is dan de WIA-uitkeringsgrens als bedoeld in artikel 1.26, kunnen op vrijwillige basis deelnemen in de verzekering van een aanvullend excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen voor dat deel dat hun pensioengevend jaarsalaris hoger is dan de WIA-uitkeringsgrens.
2. Voor het aanvullend excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen komt in aanmerking de (aspirant-) deelnemer die geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is en recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de WIA.
3. Recht op uitkering van een aanvullend excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat alleen in zoverre de arbeidsongeschiktheid is ontstaan tijdens het dienstverband met de werkgever.
4. Het aanvullend excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen is, bij volledige arbeidsongeschiktheid, gelijk aan 10 % van het laatst vastgestelde (ongemaximeerd) pensioengevend jaarsalaris minus 10% van de WIA- uitkeringsgrens op 1 januari van het jaar waarin de WIA-uitkering is aangevangen.
5. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt het aanvullend excedent- arbeidsongeschiktheidspensioen conform de tabel in artikel 7.1, lid 3, van dit pensioenreglement vastgesteld naar evenredigheid van het arbeidsongeschiktheidspercentage, waarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt vastgesteld door het orgaan dat belast is met de uitvoering van de WIA dan wel afgeleid van door dit uitvoeringsorgaan vastgestelde gegevens.
6. Een verhoging of verlaging van het aanvullend excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen als gevolg van een wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage gaat in op de dag waarop die wijziging plaatsvindt.
7. Het aanvullend excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald. Het aanvullend excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd vanaf het tijdstip dat een
(aspirant-) deelnemer tenminste 104 weken arbeidsongeschikt is en recht heeft op een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid ingevolge de WIA, en loopt door zolang de (aspirant-) deelnemer recht heeft op een WIA-uitkering maar uiterlijk tot de pensioenrichtdatum. De WIA-uitkering eindigt uiterlijk op de dag waarop zijn of haar AOW-uitkering ingaat.
8. Voor de verzekering van het aanvullend excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen boven de WIA- uitkeringsgrens is de deelnemer een eigen bijdrage verschuldigd (zie artikel 9.2, lid 1 en bijlage 6, van dit pensioenreglement).
9. Indien in de toekomst “nieuwe” wijzigingen in de hoogte of de duur van de arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van Sociale Verzekeringswetgeving worden aangebracht, kan de regeling voor aanvullend excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen worden herzien.
10. Voor parttimers wordt voor de vaststelling van het aanvullend excedent- arbeidsongeschiktheidspensioen uitgegaan van het (ongemaximeerd) pensioengevend jaarsalaris vermenigvuldigd met de parttimefactor, beide zoals geldend op 1 januari van het jaar waarin de WIA- uitkering is aangevangen.
8 BIJZONDERE GEBEURTENISSEN EN SITUATIES
8.1 Voortijdige beëindiging van het deelnemerschap
1. Als het deelnemerschap eindigt door uitdiensttreding bij de werkgever voordat het pensioen in gaat, behoudt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen dat tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap is opgebouwd.
Het pensioen dat tot de beëindigingsdatum is opgebouwd, is het pensioen dat berekend is op grond van de deelnemersjaren zoals vastgesteld op grond van artikel 3.1, lid 5, van dit pensioenreglement.
2. Na beëindiging van het deelnemerschap anders dan in verband met (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 7 van dit pensioenreglement, komen alle verzekeringen bij arbeidsongeschiktheid te vervallen. Dit betekent dat de gewezen deelnemer geen recht meer heeft op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid en ook geen aanspraak meer kan maken op WGA- hiaatpensioen en/of (aanvullend) excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen.
3. De gewezen deelnemer heeft bij beëindiging van het deelnemerschap het recht een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen voor een hoger partnerpensioen, waarbij de hoogte van het partnerpensioen maximaal 70% van het ouderdomspensioen mag bedragen dat na de uitruil resteert. Het pensioenfonds biedt deze mogelijkheid tot uitruil aan, binnen zes maanden na voortijdige beëindiging van het deelnemerschap, indien het partnerpensioen minder bedraagt dan 70% van het ouderdomspensioen.
De uitruil (omzetting) wordt geëffectueerd indien de gewezen deelnemer en zijn partner de aanbieding binnen de door het pensioenfonds gestelde termijn van drie maanden ondertekend aan het pensioenfonds hebben teruggezonden.
De tarieven voor deze uitruil worden door het bestuur van het pensioenfonds, gehoord de actuaris, op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid vastgesteld en zijn in bijlage 7 van dit pensioenreglement opgenomen. Deze tarieven kunnen jaarlijks (per kalenderjaar) worden aangepast door het bestuur van het pensioenfonds, en gehoord de actuaris.
Tevens heeft het bestuur de bevoegdheid om, gehoord de actuaris, deze tarieven tussentijds aan te passen als gevolg van wijzigende marktomstandigheden.
De tarieven zoals geldend op de beëindigingsdatum van het deelnemerschap zijn bepalend voor de vaststelling van het uit de uitruil te verkrijgen partnerpensioen.
Deze uitruil heeft geen consequenties voor de hoogte van het wezenpensioen.
8.2 Waardeoverdracht
1. Bij opname in de pensioenregeling is het pensioenfonds op verzoek van de deelnemer verplicht de waarde van pensioenen die opgebouwd zijn in een of meer vorige dienstverbanden aan te wenden ter verwerving van pensioenaanspraken voor die deelnemer. Aan de hand van de beschikbare overdrachtswaarde bepaalt het pensioenfonds de extra aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen op basis van actuariële gelijkwaardigheid. De extra aanspraken worden vervolgens op dezelfde manier behandeld als aanspraken die in deze pensioenregeling zijn opgebouwd.
2. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing als de pensioenopbouw in het desbetreffende vorige dienstverband is beëindigd vóór 8 juli 1994. Waardeoverdracht is in deze gevallen alleen mogelijk wanneer de betrokken werkgevers en de betrokken pensioenuitvoerders bereid zijn aan de waardeoverdracht mee te werken.
3. Als de gewezen deelnemer gaat deelnemen in de pensioenregeling van een volgende werkgever, is het pensioenfonds op verzoek van de gewezen deelnemer verplicht de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken over te dragen naar de pensioenuitvoerder van die nieuwe werkgever. Door de overdracht vervallen de pensioenaanspraken die op grond van dit pensioenreglement zijn verkregen.
4. Bij de uitvoering van de waardeoverdracht zal het pensioenfonds voldoen aan de bij of krachtens de Pensioenwet gestelde voorwaarden en eisen alsmede de bij of krachtens de Pensioenwet vastgestelde reken- en procedureregels.
5. De in lid 1 en lid 3 genoemde instemming van de deelnemer respectievelijk gewezen deelnemer voor waardeoverdracht is niet van toepassing indien er sprake is van (automatische) waardeoverdracht van kleine pensioenen als bedoeld in artikel 8.8, lid 1, 2 en 4.
6. Het bestuur is tevens bevoegd interne of collectieve waardeoverdrachten te plegen als bedoeld in of krachtens de Pensioenwet.
8.3 Scheiding - gevolgen voor het partnerpensioen
1 Bij scheiding behoudt de gewezen partner aanspraak op het partnerpensioen dat tot de scheidingsdatum is opgebouwd, het zogenaamde bijzonder partnerpensioen.
2 Bij scheiding van een deelnemer wordt de aanspraak op bijzonder partnerpensioen vastgesteld alsof het deelnemerschap op de scheidingsdatum tussentijds is beëindigd.
3 Bij scheiding van een gewezen deelnemer of gepensioneerde behoudt de gewezen partner aanspraak op het partnerpensioen dat bij het einde van het deelnemerschap was vastgesteld.
Bij scheiding van een gewezen deelnemer wordt bij de vaststelling van het bijzonder partnerpensioen rekening gehouden met een eventueel bij het einde van het deelnemerschap verkregen extra partnerpensioen als gevolg van de uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen. Bij scheiding van een gepensioneerde wordt bij de vaststelling van het bijzonder partnerpensioen rekening gehouden met een eventueel op de pensioendatum gemaakte keuze voor een hoger of lager partnerpensioen als gevolg van de uitruil van ouderdoms- en partnerpensioen onderling.
4 De gewezen partner ontvangt een bewijs van diens premievrije aanspraak op bijzonder partnerpensioen alsmede de overige informatie die het pensioenfonds bij of krachtens de Pensioenwet verplicht is te geven. Op deze aanspraak zullen overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.3 toeslagen worden verleend.
5 Het partnerpensioen voor een volgende partner is het pensioen dat kan worden verkregen op grond van artikel 4.3 verminderd met de aan een gewezen partner toegekende aanspraak op bijzonder
partnerpensioen.
6 Er wordt geen bijzonder partnerpensioen toegekend als:
x. xx echtgenoten of de wettig geregistreerde partners bij huwelijkse voorwaarden of bij voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijk gesloten overeenkomst met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen. Het pensioenfonds moet hiermee instemmen;
b. de partners als bedoeld in artikel 1.17 sub c. in verband met de beëindiging van een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst schriftelijk anders overeenkomen. Het pensioenfonds moet hiermee instemmen;
c. de op de scheidingsdatum toegekende aanspraak op bijzonder partnerpensioen een bepaald bedrag als bedoeld in artikel 8.6 van dit pensioenreglement niet te boven gaat. In dit geval zal afkoop van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen plaatsvinden.
7. De keuze van beide (gewezen) partners om geen bijzonder partnerpensioen toe te laten kennen op grond van lid 6, sub a. en b., is eenmalig en onherroepelijk.
8.4 Scheiding - gevolgen voor het ouderdomspensioen
1. In geval van scheiding als bedoeld in artikel 1.19, sub a., b of c., kan de (gewezen) echtgenote/echtgenoot of de gewezen geregistreerde partner recht hebben op verevening van het ouderdomspensioen volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS).
2. Het recht op verevening kan alleen dan rechtstreeks bij het pensioenfonds geldend gemaakt worden als het verzoek binnen twee jaar na de scheidingsdatum bij het pensioenfonds is ingediend. Dit moet gebeuren met het formulier dat daarvoor wettelijk is voorgeschreven.
3. De hoofdregel van de WVPS is dat het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk of wettig geregistreerde partnerschap is opgebouwd, voor de helft toekomt aan de gewezen partner. Partijen kunnen hierover afwijkende afspraken maken.
Indien partijen hierover afwijkende afspraken hebben gemaakt, zoals het hanteren van een ander percentage of een andere periode, dienen partijen de desbetreffende (gewaarmerkte) documenten waaruit dit blijkt, aan het pensioenfonds te overleggen.
Ook indien partijen de toepasselijkheid van de WVPS hebben uitgesloten, dienen partijen de desbetreffende (gewaarmerkte) documenten waaruit dit blijkt, aan het pensioenfonds te overleggen. Deze keuze voor afwijkende afspraken of uitsluiting is eenmalig en onherroepelijk.
4. Er is geen recht op verevening:
a. als het verevend deel van het ouderdomspensioen dat aan de gewezen partner toekomt lager is dan een wettelijke grens. Dit grensbedrag wordt jaarlijks per 1 januari krachtens de Pensioenwet vastgesteld en is gelijk aan het in artikel 8.6 opgenomen bedrag.
b. bij beëindiging van een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst. Pensioenverevening is daarnaast niet aan de orde bij omzetting van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap of omgekeerd.
5. Zolang de uitkering van het verevend deel van het ouderdomspensioen aan de gewezen partner toekomt wordt deze in mindering gebracht op het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. De uitkering van het aan de gewezen partner toegerekende deel vervalt:
a. op de laatste dag van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt; dan wel
b. op de laatste dag van de maand waarin de gewezen partner overlijdt, indien het overlijden plaatsvindt vóór het overlijden van de gepensioneerde. De uitkering die toekwam aan de gewezen partner komt vanaf dat moment weer toe aan de gepensioneerde; dan wel
c. op de laatste dag van de maand waarin beide gewezen partners een schriftelijke mededeling aan het pensioenfonds hebben gedaan dat zij wederom met elkaar zijn hertrouwd of een bij de burgerlijke
stand geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, dan wel, ingeval van scheiding van tafel en bed, zich hebben verzoend.
6. Het pensioenfonds verstrekt de gewezen partner een bewijsstuk waaruit blijkt de tijdens het partnerschap opgebouwde aanspraak waarop de verevening zal worden gebaseerd, alsmede de ingangsdatum van de uitbetaling. De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ontvangt daarvan een afschrift.
7. Partijen kunnen op grond van artikel 5 van de WVPS er voor kiezen om het vereveningsrecht, samen met het bijzonder partnerpensioen van de gewezen echtgenote/echtgenoot/geregistreerde partner, om te zetten naar een eigen ouderdomspensioen voor de gewezen echtgenote/echtgenoot/geregistreerde partner (conversie). Het pensioenfonds stelt bij deze conversie de eis dat de pensioendatum wordt bepaald volgens de regels van dit reglement; ook de overige regels van dit reglement moeten zoveel mogelijk worden gevolgd. Deze keuze is eenmalig en onherroepelijk.
8. Het bestuur is bevoegd de kosten van verevening of conversie voor de helft voor rekening van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en voor de helft voor rekening van de gewezen partner in rekening te brengen.
8.5 Onbetaald verlof
1. Indien er sprake is van onbetaald verlof zal in elk geval gedurende een periode van maximaal 18 maanden de risicoverzekering van het partnerpensioen (overlijdensrisico) worden voortgezet.
2. Tijdens een periode van onbetaald verlof kan er gedurende maximaal 12 maanden ongewijzigd opbouw plaatsvinden van pensioenaanspraken, mits de deelnemer tijdens deze periode zowel de verschuldigde deelnemersbijdragen als de werkgeversbijdragen voor de pensioenopbouw in zijn geheel zelf voldoet. Alleen indien de deelnemer kiest voor deze vrijwillige pensioenopbouw, is de deelnemer verzekerd voor het premievrijstellingsrisico bij arbeidsongeschiktheid als was hij/zij niet met onbetaald verlof gegaan.
3. Tijdens een periode van onbetaald verlof worden (gedurende maximaal 12 maanden) de aanvullende arbeidsongeschiktheidspensioenverzekeringen (loondervingsrisico bij arbeidsongeschiktheid) volledig voor rekening van de deelnemer voortgezet. Dit betekent dat de deelnemer tijdens deze periode zowel de verschuldigde deelnemersbijdragen als de werkgeversbijdragen voor de risicoverzekering van deze pensioenuitkeringen in zijn geheel zelf dient te voldoen.
4. Tijdens de periode van onbetaald verlof wordt de pensioengrondslag bevroren.
8.6 Afkoop van kleine pensioenen
1 Als bij ingang van het ouderdomspensioen dit pensioen lager is dan de wettelijke grens die daarvoor op dat moment geldt, heeft het pensioenfonds het recht om dit pensioen en de bijbehorende pensioenaanspraken af te kopen, mits de pensioengerechtigde met de afkoop instemt. De afkoopwaarde wordt uitgekeerd aan de pensioengerechtigde.
2 Als bij beëindiging van de partnerrelatie de aanspraak op bijzonder partnerpensioen lager is dan de wettelijke grens die daarvoor op dat moment geldt, heeft het pensioenfonds het recht tot afkoop van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen, zonder instemming van de gewezen partner. De afkoopwaarde wordt uitgekeerd aan de gewezen partner.
3 Als het deelnemerschap tussentijds is beëindigd in 2016 en 2017 en de opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen was op dat moment (datum einde deelnemerschap) lager dan de wettelijke grens die daarvoor op dat moment gold, heeft het pensioenfonds het recht om deze pensioenaanspraak en de bijbehorende pensioenaanspraken zonder instemming van de gewezen deelnemer af te kopen
gedurende zes maanden nadat er twee jaar zijn verstreken na de tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap. Deze afkoop vindt niet plaats als de gewezen deelnemer een procedure tot waardeoverdracht is gestart en de waarde wordt overgedragen naar de nieuwe pensioenuitvoerder. De afkoopwaarde wordt uitgekeerd aan de gewezen deelnemer.
Als het deelnemerschap tussentijds is beëindigd in 2018 of later en de opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen is op dat moment (datum einde deelnemerschap) lager dan de wettelijke grens die daarvoor op dat moment gold, heeft het pensioenfonds het recht om deze pensioenaanspraak en de bijbehorende pensioenaanspraken met instemming van de gewezen deelnemer af te kopen na vijf vergeefse pogingen tot automatische waardeoverdracht van kleine pensioenen, maar niet eerder dan na vijf jaar na einde van het deelnemerschap en ook niet voor 1 januari 2024. De afkoopwaarde wordt uitgekeerd aan de gewezen deelnemer.
4 Als bij overlijden van een (gewezen) deelnemer het partnerpensioen en/of het wezenpensioen lager blijken te zijn dan de wettelijke grens, heeft het pensioenfonds een recht tot afkoop van deze pensioenen zonder instemming van de gerechtigden op het nabestaandenpensioen. De afkoopwaarde wordt dan uitgekeerd aan de pensioengerechtigde partner of het pensioengerechtigde kind.
5 Het in de voorgaande leden bedoelde bedrag voor afkoop van klein pensioen wordt jaarlijks per 1 januari krachtens de Pensioenwet vastgesteld. Per 1 januari 2014 bedraagt het bedrag voor afkoop van klein pensioen € 458,06 (op jaarbasis).
6 Bij een eventuele afkoop worden de pensioenen en/of pensioenaanspraken vervangen door een uitkering ineens. De uitkering ineens is gelijk aan de contante waarde (actuariële waarde) van de af te kopen pensioenaanspraken (afkoopwaarde) verminderd met de wettelijk verplichte inhoudingen. De afkoopwaarde wordt op basis van collectief actuarieel gelijkwaardige factoren bepaald, dat wil zeggen dat de contante waarde gelijk is voor mannen en vrouwen.
De hiervoor bedoelde afkoopfactoren (tarieven) worden door het bestuur van het pensioenfonds, gehoord de actuaris, op basis van collectief actuariële gelijkwaardigheid vastgesteld en zijn in bijlage 8 bij dit pensioenreglement opgenomen. Deze afkooptarieven kunnen jaarlijks (per kalenderjaar), door het bestuur van het pensioenfonds, gehoord de actuaris, worden aangepast. Tevens heeft het bestuur de bevoegdheid om, gehoord de actuaris, de afkooptarieven tussentijds aan te passen als gevolg van wijzigende marktomstandigheden. De afkooptarieven zoals geldend op de afkoopdatum zijn bepalend voor de vaststelling van de afkoopsom.
Het pensioenfonds betaalt, bij of krachtens het in de Pensioenwet bepaalde, de uitkering ineens (afkoopwaarde minus wettelijke inhoudingen) op de dag dat de aanspraken of rechten vervallen in verband met de afkoop.
7 Als er op grond van lid 1 van dit artikel op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen afkoop kan plaatsvinden en de ingangsdatum van dit pensioen ligt voor de datum waarop voor de gewezen deelnemer c.q. pensioengerechtigde de uitkering ingevolge de AOW ingaat, dan heeft deze gewezen deelnemer c.q. deze pensioengerechtigde het recht om het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft, later te laten ingaan. Deze latere ingangsdatum is dan gelijk aan de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de uitkering ingevolge de AOW ingaat. Het ouderdomspensioen wordt dan verhoogd. Het tarief voor deze verhoging wordt in een voorkomende situatie door de actuaris van het fonds vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Vervolgens wordt het (verhoogde) ouderdomspensioen afgekocht op de latere ingangsdatum met inachtneming van de bepalingen in lid 6.
8.7 Verval van kleine pensioenen
Indien bij beëindiging van het deelnemerschap op of na 1 januari 2019 het jaarlijks ouderdomspensioen € 2,- of minder bedraagt, vervallen de pensioenaanspraken op dat moment aan het pensioenfonds, tenzij de gewezen deelnemer verhuist naar een staat die deel uit maakt van de Europese Unie of die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte en de gewezen deelnemer het pensioenfonds daarvan bij de beëindiging op de hoogte heeft gesteld.
8.8 Waardeoverdracht van kleine pensioenen
1. Na opname in de pensioenregeling is het pensioenfonds verplicht de ontvangen waarde van kleine pensioenen uit een vorige dienstverband aan te wenden ter verwerving van pensioenaanspraken voor de deelnemer. Aan de hand van de beschikbare overdrachtswaarde bepaalt het pensioenfonds de extra aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen. De extra aanspraken worden vervolgens op dezelfde manier behandeld als aanspraken die in deze pensioenregeling zijn opgebouwd.
2. Indien na beëindiging van het deelnemerschap op of na 1 januari 2018 het ouderdomspensioen minder bedraagt dan het bedrag dat de Pensioenwet noemt voor afkoop van pensioen, draagt het pensioenfonds de waarde van de pensioenaanspraken over naar de pensioenuitvoerder waar de gewezen deelnemer pensioen opbouwt. Hiervoor is geen instemming van de gewezen deelnemer nodig.
3. Indien het pensioenfonds na beëindiging van het deelnemerschap op of na 1 januari 2018 na vijf pogingen tot waardeoverdracht van klein pensioen in minimaal vijf jaar, maar niet voor 1 januari 2024, geen nieuwe pensioenuitvoerder heeft gevonden waar de gewezen deelnemer pensioen opbouwt, koopt het pensioenfonds de pensioenaanspraken op dat moment af op grond van artikel 8.6, lid 3, indien de gewezen deelnemer met de afkoop instemt.
4. Indien het deelnemerschap vóór 1 januari 2018 is beëindigd en er sprake is van een klein ouderdomspensioen (het ouderdomspensioen bedraagt minder dan het bedrag dat de Pensioenwet noemt voor afkoop van pensioen) en er geen afkoop heeft plaatsgevonden op grond van artikel 8.6, lid 3, draagt het pensioenfonds de waarde van de pensioenaanspraken over naar de pensioenuitvoerder waar de gewezen deelnemer pensioen opbouwt maar niet eerder dan 1 juli 2020. Hiervoor is geen instemming van de gewezen deelnemer nodig.
9 FINANCIËLE BEPALINGEN
9.1 Financiering van de pensioenregeling
1. De financiering van de krachtens dit reglement vast te stellen pensioenaanspraken (met uitzondering van aanspraken die voortvloeien uit artikel 5, toeslagen) geschiedt door betaling van bijdragen als omschreven in een tussen het pensioenfonds en de werkgever afgesloten uitvoeringsovereenkomst.
2. De in lid 1 bedoelde bijdrage wordt jaarlijks door het bestuur, gehoord de actuaris van het fonds, vastgesteld. Deze bijdrage is een doorsneepremie en zal worden uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag.
3. De in lid 2 bedoelde doorsneebijdrage bedraagt minimaal circa 20% en maximaal circa 30% van de pensioengrondslag. Voor 2021 bedroeg de bijdrage eenmalig circa 33,5% van de pensioengrondslag. De doorsneebijdrage dient ten minste gelijk te zijn aan de kostendekkende premie als bedoeld in lid 6 van dit artikel.
4. De doorsneepremie wordt betaald door de werkgever en de deelnemers.
5. De financiering van de pensioenaanspraken vindt gedurende het deelnemerschap evenredig in de tijd plaats. Hierbij zijn de reglementair opgebouwde pensioenaanspraken over verstreken pensioenjaren op elk moment volledig ingekocht en afgefinancierd.
6. De doorsneebijdrage dient ten minste gelijk te zijn aan de door de actuaris van het fonds, met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens artikel 128 en 129 van de Pensioenwet, vastgestelde kostendekkende premie.
Als de overeengekomen doorsneebijdrage naar verwachting niet kostendekkend is voor de in enig jaar volgens het pensioenreglement toe te kennen pensioenaanspraken, zal het bestuur van het pensioenfonds in overleg treden met de werkgever om alsnog een kostendekkende premie bewerkstelligen door een mogelijke verhoging van de doorsneepremie. Indien een verhoging van de doorsneepremie niet mogelijk is zal de premie kostendekkend worden verkregen door een aanpassing van de pensioenregeling.
7. Indien er sprake is van een verlaging van de in enig jaar toe te kennen pensioenaanspraken als bedoeld in lid 6, informeert het pensioenfonds de deelnemers en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van de pensioenaanspraken van de deelnemers.
8. De aanpassing van de pensioenregeling als bedoeld in lid 6 kan bij bestuursbesluit geheel of ten dele ongedaan worden gemaakt.
9. De werkgever kan de betaling van de werkgeversbijdragen verminderen of geheel staken, indien naar zijn oordeel het bedrijfsbelang dit noodzakelijk maakt als gevolg van een ingrijpende wijziging van omstandigheden.
Indien de werkgever van dit recht gebruik maakt, dan zullen de op te bouwen pensioenaanspraken aan de gewijzigde omstandigheden worden aangepast. De werkgever stelt de deelnemers en het pensioenfonds hiervan onmiddellijk schriftelijk in kennis. De op grond van reeds gedane betalingen verworven aanspraken op pensioen zullen niet worden aangetast, behoudens de bepaling in artikel 10.2.
9.2 Deelnemersbijdrage
1. De eigen bijdrage van de deelnemers in de kosten van de pensioenregeling, wordt in het collectieve arbeidsvoorwaardenoverleg bepaald.
De geldende deelnemersbijdragen alsmede de grondslagen waarover de bijdragen verschuldigd zijn, zijn in bijlage 6 bij dit reglement opgenomen.
2. De deelnemersbijdrage wordt in twaalf gelijke termijnen bij elke loonbetaling door de werkgever op het loon ingehouden.
3. Voor parttimers wordt de deelnemersbijdrage als bedoeld in bijlage 6 van dit pensioenreglement vermenigvuldigd met de geldende parttimefactor.
4. De deelnemer die valt onder het bepaalde in artikel 7.1 (voortzetting pensioenopbouw bij -gedeeltelijke- arbeidsongeschiktheid) is geen bijdrage meer verschuldigd voor dat gedeelte waarvoor de pensioenopbouw in verband met arbeidsongeschiktheid wordt voortgezet.
9.3 Herverzekering
Het bestuur is overeenkomstig het bepaalde in de statuten bevoegd de uitvoering van de pensioenregeling geheel of gedeeltelijk over te dragen aan een verzekeraar die op grond van de Wet op het financieel toezicht gekwalificeerd is tot het sluiten van verzekeringen van pensioen in of naar Nederland.
9.4 Uitkering van de pensioenen
1. De pensioenen worden uitbetaald in twaalf gelijke maandelijkse termijnen, telkens aan het einde van de maand.
2. De pensioenen zullen worden uitbetaald aan de pensioengerechtigden, met dien verstande dat het wezenpensioen van het kind dat minderjarig is, zal worden uitbetaald aan de wettelijke vertegenwoordiger(s) van het kind.
3. De pensioengerechtigde dient desgevraagd een behoorlijk bewijs van zijn/haar in leven zijn te verstrekken. Tevens moeten desgevraagd eventuele andere stukken aan het pensioenfonds worden verstrekt.
De kosten voor het verstrekken van de hiervoor bedoelde bewijzen en andere stukken zijn voor rekening van belanghebbende(n).
4. Alle uitkeringen worden door het pensioenfonds kostenloos op een Nederlandse bankrekening overgemaakt. Het bestuur is bevoegd de kosten van uitbetalingen naar een buitenlandse bankrekening bij de desbetreffende pensioengerechtigde in rekening te brengen.
5. Gedurende het leven van de pensioengerechtigde kunnen de pensioenaanspraken niet verjaren.
6. De pensioenuitkeringen zullen worden verminderd met die belastingen en heffingen, welke het pensioenfonds gerechtigd is in te houden en verplicht is af te dragen ingevolge de op het tijdstip van uitkering van kracht zijnde wetten of besluiten.
7. Een volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van een pensioenrecht, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
10 OVERIGE BEPALINGEN
10.1 Fiscale maximering
Bij de uitvoering van dit pensioenreglement blijft het bestuur te allen tijde binnen de grenzen van de fiscale wet- en regelgeving.
10.2 Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten
1. Het bestuur kan in enig jaar besluiten de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten (inclusief ingegane pensioenen) te korten, uitsluitend indien:
a. de beleidsdekkingsgraad lager is dan het minimaal vereist eigen vermogen of lager is dan het vereist eigen vermogen;
b. het fonds niet in staat is om binnen een redelijke termijn te beschikken over het minimaal vereist eigen vermogen of het vereist eigen vermogen zonder dat de belangen van de deelnemers, gewezen deelnemers,
pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het (geactualiseerde) herstelplan als bedoeld in artikel 138 of artikel 139 van de Pensioenwet.
2. Indien het bestuur besluit tot een korting als bedoeld in lid 1, informeert het pensioenfonds de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
3. De vermindering (korting) als bedoeld in lid 1 kan op zijn vroegst één maand na de in het vorige lid bedoelde informatieverstrekking worden gerealiseerd.
4. Het bestuur zal zich bij de uitvoering van dit artikel conformeren aan alle bij of krachtens de Pensioenwet gestelde regels.
10.3 Vervreemden van pensioenaanspraken en pensioenrechten
Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de (gewezen) deelnemer, de (gewezen) partner of de pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioenaanspraken of pensioenrechten aan een ander toekent of prijsgeeft is nietig, tenzij:
a. verpanding plaatsvindt voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990;
b. vervreemding van bijzonder partnerpensioen plaatsvindt op grond van artikel 57, vijfde lid van de Pensioenwet;
c. verevening plaatsvindt op basis van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding;
d. in het kader van een verrekening van pensioenrechten bij scheiding in plaats van de aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde diens gewezen partner respectievelijk diens partner wordt aangewezen als begunstigde voor (een deel van) het ouderdomspensioen, mits het pensioenfonds hiermee instemt; of
e. in het kader van een verrekening van pensioenrechten bij scheiding de waarde van het geheel of een deel van het ouderdomspensioen van de aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde bij dezelfde pensioenuitvoerder wordt aangewend voor een ouderdomspensioen op het leven van diens gewezen partner respectievelijk diens partner, mits het pensioenfonds hiermee instemt.
10.4 Klachten en geschillen
1. Een klacht is iedere uiting van ontevredenheid die een (gewezen) deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner richt aan het pensioenfonds. Klachten en geëscaleerde klachten worden in eerste instantie intern door het fonds behandeld. Er is sprake van een geschil als een (geëscaleerde) klacht niet naar tevredenheid binnen het fonds wordt opgelost en uiteindelijk door een (gewezen) deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner aan een externe instantie wordt voorgelegd.
10.5 Onvoorziene gevallen
In gevallen waarin dit pensioenreglement niet voorziet of nadere interpretatie behoeft, beslist het bestuur met inachtneming van de eisen van redelijkheid en billijkheid.
11 OVERGANGSBEPALINGEN EN INWERKINGTREDING
11.1 Overgangsbepalingen in verband met inwerkingtreding Pensioenreglement 2014
1. Voor degene die op 31 december 2013 deelnemer was aan Pensioenreglement 2006, wordt het deelnemerschap aan Pensioenreglement 2006 per 31 december 2013 beëindigd.
Alle pensioenaanspraken die tot 1 januari 2014 door de deelnemer zijn opgebouwd op grond van het
Pensioenreglement 2006 worden premievrij gemaakt en ingebracht in dit pensioenreglement, met inachtneming van de omrekening van het ouderdomspensioen als bedoeld in lid 2 en indien van toepassing met inachtneming van de omrekening van het alleenstaandenpensioen als bedoeld in lid 3. Vanaf 1 januari 2014 zal de opbouw van pensioenaanspraken alsmede de risicoverzekeringen worden voortgezet op basis van dit pensioenreglement.
2. De op 31 december 2013 krachtens het Pensioenreglement 2006 verkregen aanspraak op ouderdomspensioen met een ingangsleeftijd van 65 jaar, wordt omgerekend naar een aanspraak op ouderdomspensioen met een ingangsleeftijd van 67 jaar. Hiertoe wordt het op 31 december 2013 opgebouwde ouderdomspensioen verhoogd met een leeftijdsafhankelijk oprentingstarief.
Deze oprentingstarieven zijn door het bestuur van het pensioenfonds, gehoord de actuaris, op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid vastgesteld en zijn in bijlage 9 bij dit pensioenreglement opgenomen.
Indien er in verband met scheiding vóór 1 januari 2014 aan een gewezen partner een verevend deel van het ouderdomspensioen is toegekend, wordt dit verevend deel van het ouderdomspensioen op overeenkomstige wijze verhoogd.
3. De op 31 december 2013 krachtens de overgangsbepalingen in het Pensioenreglement 2006 verkregen aanspraak op alleenstaandenpensioen met een ingangsleeftijd van 65 jaar, wordt omgerekend naar een aanspraak op alleenstaandenpensioen met een ingangsleeftijd van 67 jaar. Hiertoe wordt het op 31 december 2013 opgebouwde alleenstaandenpensioen verhoogd met dezelfde oprentingstarieven als bedoeld in lid 2.
4. Het bepaalde in lid 1 is overeenkomstig van toepassing op de arbeidsongeschikte deelnemers met recht op premievrije pensioenopbouw op grond van Pensioenreglement 2006 alsmede de arbeidsongeschikte deelnemers met recht op premievrije pensioenopbouw op grond van het tot 1 januari 1998 geldende pensioenreglement (“Pensioenreglement 1973”).
Voor deze arbeidsongeschikte deelnemers geldt in afwijking van het bepaalde in dit pensioenreglement dat alle pensioenuitkeringen in verband met arbeidsongeschiktheid die reeds vóór 1 januari 2014 zijn ingegaan, worden uitbetaald tot de eerste dag van de maand waarin deze deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt dan wel het eerdere tijdstip waarop er krachtens het voorheen geldende pensioenreglement of de voorheen geldende pensioenovereenkomst geen recht meer bestaat op deze pensioenuitkeringen.
5. De deelnemer die op 31 december 2012 reeds deelnemer was aan het Pensioenreglement 2006 én die vóór 1 januari 2013 ziek was én vanuit deze ziekte tussen 1 januari 2013 en 30 december 2014 voor het eerst een WIA-uitkering gaat ontvangen, heeft nog aanspraak op een aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen op grond van het tot 1 januari 2013 geldende Pensioenreglement 2006, bijgewerkt t/m het 6e wijzigingsbesluit. Dit aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitbetaald tot de eerste dag van de maand waarin deze deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
11.2 Overgangsbepalingen in verband met collectieve waardeoverdracht van SPPF naar Pensioenfonds MSD
1. De per 1 januari 2013 bij Stichting Schering-Plough Pensioenfonds (SPPF) opgebouwde pensioenaanspraken en de bij SPPF verkregen pensioenrechten zijn door middel van een collectieve waardeoverdracht overgedragen aan het Pensioenfonds. Deze pensioenaanspraken en pensioenrechten zijn met inachtneming van de overgangsbepalingen in het Pensioenreglement 2006 omgerekend naar pensioenaanspraken en pensioenrechten in Pensioenreglement 2006. Vervolgens zijn deze aanspraken en rechten op grond van artikel 11.1 per 1 januari 2014 ingebracht in dit pensioenreglement, met dien verstande dat de hieronder genoemde specifieke bepalingen van toepassing blijven op de vanuit SPPF verkregen pensioenaanspraken en pensioenrechten.
2. Ouderdomspensioen:
Een eventueel bij SPPF gehanteerd onderscheid tussen het wel en het niet uitruilbare deel van het
ouderdomspensioen blijft gehandhaafd, ook na de omrekening (oprenting) per 1 januari 2014 op grond van artikel 11.1 van dit pensioenreglement.
Dit betekent dat de bepalingen inzake uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen op grond van artikel 6.2 van dit pensioenreglement alleen van toepassing zijn voor zover het opgerente SPPF- deel van het ouderdomspensioen uitruilbaar was.
3. Partnerpensioen:
Een eventueel bij SPPF gehanteerd onderscheid tussen het wel en het niet uitruilbare deel van het partnerpensioen blijft gehandhaafd.
Dit betekent dat de bepalingen inzake uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen op grond van artikel 6.2 van dit pensioenreglement alleen van toepassing zijn indien en voor zover de bij SPPF verkregen premievrije aanspraak op partnerpensioen uitruilbaar was.
4. Alleenstaandenpensioen:
a. Het alleenstaandenpensioen gaat in op de pensioenrichtdatum indien de (gewezen) deelnemer op deze datum ongehuwd is en geen partner heeft die in aanmerking komt voor partnerpensioen, dan wel de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de partner van de gepensioneerde overlijdt.
b. Een eenmaal ingegaan alleenstaandenpensioen wordt levenslang bovenop het ouderdomspensioen uitgekeerd.
c. Alle bepalingen in dit pensioenreglement (waaronder de toeslagregeling) zijn overeenkomstig van toepassing op het alleenstaandenpensioen dat is verkregen als gevolg van de collectieve waardeoverdracht van SPPF naar dit pensioenfonds.
5. Tijdelijk ouderdomspensioen (prepensioen):
a. Het prepensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 62-jarige leeftijd bereikt en eindigt op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65- jarige leeftijd bereikt.
b. Het prepensioen kan alleen later ingaan indien de (gewezen) deelnemer niet minder gaat werken en met inachtneming van eventuele overige van toepassing zijnde fiscale bepalingen. Hiertoe dient de (gewezen) deelnemer op de prepensioendatum een doorwerkverklaring aan het fonds te verstrekken. Bij latere ingang van het prepensioen wordt het niet ingegane prepensioen verhoogd. In eerste instantie wordt het prepensioen verhoogd op basis van een (uitgestelde) ingangsdatum op 31 december van het boekjaar. Vervolgens wordt de ingangsdatum van het prepensioen telkens met één jaar uitgesteld en het prepensioen dienovereenkomstig verhoogd. Bij tussentijdse ingang van het prepensioen vindt vervroeging plaats.
De tarieven voor uitstel van het prepensioen naar 31 december van het boekjaar zijn in bijlage 10 opgenomen. Het bepaalde in artikel 6.1, lid 4 (periodieke aanpassing van de tarieven) is hierbij overeenkomstig van toepassing.
De tarieven voor latere verhogingen en tussentijdse vervroeging worden in voorkomende situaties door de actuaris van het pensioenfonds vastgesteld.
c. De (gewezen) deelnemer dient het fonds schriftelijk te informeren indien hij/zij na uitstel van
het prepensioen als bedoeld in sub b., voor de 65-jarige leeftijd, toch minder gaat werken. In dit geval zal het tot (deze datum actuarieel verhoogde) prepensioen direct ingaan op de datum van afname of beëindiging van zijn/haar arbeidzame leven oftewel inkomensgenererende economische activiteiten.
d. Het uit te keren prepensioen mag fiscaal gezien maximaal 100% van het pensioengevend jaarsalaris bedragen. Een niet tot uitkering komend deel van het uitgestelde (verhoogde) prepensioen zal worden omgezet naar een levenslang ouderdomspensioen.
Een prepensioen dat niet is ingegaan op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd heeft bereikt, wordt omgezet naar een levenslang ouderdomspensioen.
De tarieven voor omzetting van prepensioen naar levenslang ouderdomspensioen worden in voorkomende situaties door de actuaris van het pensioenfonds vastgesteld.
e. Indien het prepensioen wordt uitgekeerd aan een arbeidsongeschikte deelnemer met recht op premievrije pensioenopbouw in verband met arbeidsongeschiktheid, wordt op dit prepensioen een uitkering ingevolge de WAO/WIA in mindering gebracht (anti-cumulatiebepaling op grond van het bij SPPF geldende pensioenreglement). Hiertoe dient de arbeidsongeschikte deelnemer zijn/haar
WAO/WIA-uitkering aan het pensioenfonds te cederen.
f. Alle overige bepalingen in dit pensioenreglement (waaronder de toeslagregeling) zijn overeenkomstig van toepassing op het prepensioen dat is verkregen als gevolg van de collectieve waardeoverdracht van SPPF naar dit pensioenfonds.
6. Tijdelijk partnerpensioen:
a. Voor de arbeidsongeschikte deelnemers die op 31 december 2012 recht hadden op premievrije pensioenopbouw bij SPPF alsmede een gesloten groep gewezen deelnemers waarvoor dit is vastgelegd, blijft tot de eerste dag van de maand waarin deze (gewezen) deelnemers de 65-jarige leeftijd bereiken, op risicobasis een Anw vervangend tijdelijk partnerpensioen verzekerd.
b. Het op risicobasis verzekerde (maximale) tijdelijk partnerpensioen (bruto jaarbedrag) is voor de hiervoor bedoelde (gewezen) deelnemer vastgesteld en aangeleverd door SPPF per 31 december 2012.
De hoogte van het (maximaal) verzekerde bedrag wijzigt niet met uitzondering van het bepaalde in sub f. voor de arbeidsongeschikte deelnemers.
c. In het in sub b. bedoelde maximale bedrag is de Anw- uitkering inbegrepen. De eventuele Anw- uitkering komt hierop in mindering.
De partner die een Anw-vervangend tijdelijk partnerpensioen ontvangt is verplicht het Pensioenfonds te informeren over de hoogte van de ontvangen Anw-uitkering en latere wijzigingen in de Anw- uitkering.
d. Het tijdelijk partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgende op de datum van overlijden van de verzekerde en wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin de gerechtigde partner de 65-jarige leeftijd bereikt, dan wel tot en met de maand van overlijden van de partner.
Er bestaat geen recht op een tijdelijk partnerpensioen bij overlijden van de verzekerde (gewezen) deelnemer na de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd heeft bereikt.
e. Na ingang van een tijdelijk partnerpensioen is de voorwaardelijke toeslagregeling als bedoel in artikel
5.3 van dit pensioenreglement van toepassing.
f. Voor de arbeidsongeschikte deelnemers die op 31 december 2012 recht hadden op premievrije pensioenopbouw bij SPPF kan het in sub b. verzekerde bedrag jaarlijks per 1 juli worden aangepast conform het bepaalde in artikel 5.3 van dit pensioenreglement (toeslagregeling inactieven).
g. Alle overige bepalingen in dit pensioenreglement zijn overeenkomstig van toepassing op de verzekering van het tijdelijk partnerpensioen op risicobasis of de ingegane uitkering van het tijdelijk partnerpensioen verkregen als gevolg van de collectieve waardeoverdracht van SPPF naar dit pensioenfonds.
7. Pensioenuitkeringen in verband met arbeidsongeschiktheid:
a. De deelnemers die vóór 1 januari 2013 ziek waren en vanuit deze ziekte na 104 weken voor het eerst een WIA-uitkering gaan ontvangen, komen níet in aanmerking voor de in dit reglement genoemde aanvullende pensioenuitkeringen. De van SPPF afkomstige deelnemers die tussen 1 januari 2013 en 30 december 2014 voor het eerst een WIA-uitkering ontvangen, hebben recht op de aanvullende pensioenuitkeringen op grond van de tot 1 januari 2013 geldende pensioenovereenkomst.
b. Ook op de reeds vóór 1 januari 2013 door SPPF, aan de op dat moment arbeidsongeschikte deelnemers, toegekende aanvullende pensioenuitkeringen, blijft de tot 1 januari 2013 geldende pensioenovereenkomst van toepassing voor wat betreft de vaststelling en wijziging van deze aanvullende pensioenuitkeringen.
c. De (aanvullende) pensioenuitkeringen in verband met arbeidsongeschiktheid als bedoeld in sub a. en
b. eindigen op de datum waarop conform de tot 1 januari 2013 geldende pensioenovereenkomst geen recht meer bestaat op deze (aanvullende) pensioenuitkeringen doch uiterlijk op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
d. Alle overige bepalingen in dit pensioenreglement (waaronder de toeslagregeling) zijn overeenkomstig van toepassing op de (aanvullende) pensioenuitkeringen in verband met arbeidsongeschiktheid als bedoeld in sub a. en b.
8. Uitzending naar het buitenland:
Indien er bij SPPF pensioen is opgebouwd gedurende een uitzending naar het buitenland voor de werkgever, dan worden de eventuele gedurende deze tijd in het buitenland verkregen aanspraken op pensioen, op de krachtens dit pensioenreglement toe te kennen pensioenen in mindering gebracht.
11.3 Inwerkingtreding en wijzigingen
1. Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2014 en is laatst gewijzigd op 4 juli 2024.
2. Dit pensioenreglement vervangt voor de deelnemers per 1 januari 2014 het voordien geldende pensioenreglement, waaraan zij geen rechten meer kunnen ontlenen.
Voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wiens deelnemerschap aan de pensioenregeling van de werkgever vóór 1 januari 2014 is beëindigd, blijft het pensioenreglement van toepassing dat gold op de datum van beëindiging van het deelnemerschap dan wel de ingangsdatum van de pensioenuitkering, voor wat betreft de (aard en vaststelling van de) pensioenaanspraken, de ingangsdata van de pensioenuitkeringen en de eventuele flexibiliseringsmogelijkheden met dien verstande dat op grond van lid 3 vanaf 1 juli 2022 deeltijdpensionering bij vervroegde ingang van het ouderdomspensioen ook mogelijk is voor gewezen deelnemers mits wordt voldaan aan de (fiscale) voorwaarden).
De in deze oude pensioenreglementen opgenomen tarieven voor de flexibiliseringsmogelijkheden alsmede de voor deze oude reglementen geldende tarieven voor afkoop van kleine pensioenen en pensioenaanspraken kunnen jaarlijks (per kalenderjaar) worden aangepast. De tarieven zoals geldend op de pensioen- en/of afkoopdatum zijn bepalend voor de vaststelling van de pensioenuitkering.
Alle overige bepalingen, inclusief de toeslagregeling, uit dit pensioenreglement zijn onverminderd van toepassing voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
Pensioenuitkeringen die op basis van vóór 1 januari 2014 geldende pensioenreglementen aan pensioengerechtigden worden uitbetaald, blijven doorlopen indien en voor zover op basis van deze voorgaande reglementen recht op uitbetaling bestaat.
3. Per 1 juli 2022 is deeltijdpensionering bij vervroegde ingang van het ouderdomspensioen mogelijk voor alle gewezen deelnemers mits wordt voldaan aan de (fiscale) voorwaarden.
Bijlage 1 Overzicht aangesloten ondernemingen
Aangesloten ondernemingen (vanaf 2 juni 2021):
- MSDIS B.V. (Xxxxx Sharp & Dohme International Services B.V.);
- Intervet International B.V.;
- MSD Human Health Holding B.V.;
- Intervet Holding B.V.;
- MSD FI B.V.;
- MSD Biotech B.V.
Bijlage 2 Tarieven voor uitruil van ouderdomspensioen en partnerpensioen onderling op de pensioendatum
Conform artikel 6.2 van het Pensioenreglement 2014 hebben de (gewezen) deelnemers bij pensioeningang de mogelijkheid het ouderdoms- en partnerpensioen onderling uit te ruilen.
Uitruil vindt plaats op basis van de in deze bijlage opgenomen tabellen met tarieven voor uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen (tabel A) dan wel tarieven voor uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen (tabel B). Hierbij geldt het volgende:
a. Het uitruiltarief wordt bepaald aan de hand van de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de pensioendatum.
b. Hierbij wordt de leeftijd van de (gewezen) deelnemer (op de pensioendatum) in jaren en maanden nauwkeurig bepaald, waarbij er van wordt uitgegaan dat de (gewezen) deelnemer geboren is op de eerste dag van zijn/haar geboortemaand.
c. Bij uitruil op een leeftijd gelegen tussen de in de tabel opgenomen leeftijden wordt het uitruiltarief bepaald door lineaire interpolatie tussen de in de tabel opgenomen tarieven.
d. De uitruiltarieven kunnen jaarlijks (per kalenderjaar) door het bestuur, gehoord de actuaris, worden aangepast. Tevens heeft het bestuur de bevoegdheid om, gehoord de actuaris, de uitruiltarieven tussentijds aan te passen als gevolg van wijzigende marktomstandigheden.
De uitruiltarieven zoals geldend op de pensioendatum zijn bepalend voor de vaststelling van de uit de uitruil te verkrijgen pensioenaanspraken.
e. Bij uitruil van partnerpensioen in (extra) ouderdomspensioen is tabel A van toepassing: het ruiltarief PP/OP geeft aan hoeveel euro ouderdomspensioen (met ingangsleeftijd 67) kan worden verkregen bij het uitruilen van 1 euro partnerpensioen.
Het uit de uitruil te verkrijgen extra ouderdomspensioen (met ingangsleeftijd 67 jaar) is dan gelijk aan het bedrag van het uit te ruilen partnerpensioen vermenigvuldigd met het uitruiltarief.
f. Bij uitruil van ouderdomspensioen in (extra) partnerpensioen is tabel B van toepassing: het ruiltarief OP/PP geeft aan hoeveel euro partnerpensioen kan worden verkregen bij het uitruilen van 1 euro ouderdomspensioen (met ingangsleeftijd 67 jaar).
Het uit de uitruil te verkrijgen extra partnerpensioen is dan gelijk aan het bedrag van het uit te ruilen ouderdomspensioen (met ingangsleeftijd 67 jaar) vermenigvuldigd met het uitruiltarief.
Tabel A Uitruiltarieven partnerpensioen naar ouderdomspensioen op pensioendatum geldend vanaf 1 januari 2024 t/m 31 december 2024
Onderstaand ruiltarief PP/OP geeft aan hoeveel euro ouderdomspensioen (met ingangsleeftijd 67) kan worden verkregen bij het uitruilen van 1 euro partnerpensioen.
Leeftijd | Ruiltarief PP/OP | |
55 | 0,309 | |
56 | 0,306 | |
57 | 0,303 | |
58 | 0,300 | |
59 | 0,295 | |
60 | 0,291 | |
61 | 0,286 | |
62 | 0,281 | |
63 | 0,275 | |
64 | 0,269 | |
65 | 0,263 | |
66 | 0,256 | |
67 | 0,248 |
Tabel B Uitruiltarieven ouderdomspensioen naar partnerpensioen op pensioendatum geldend vanaf 1 januari 2024 t/m 31 december 2024
Onderstaand ruiltarief OP/PP geeft aan hoeveel euro partnerpensioen kan worden verkregen bij het uitruilen van 1 euro ouderdomspensioen (met ingangsleeftijd 67).
Leeftijd | Ruiltarief OP/PP | |
55 | 3,235 | |
56 | 3,264 | |
57 | 3,298 | |
58 | 3,339 | |
59 | 3,385 | |
60 | 3,437 | |
61 | 3,496 | |
62 | 3,562 | |
63 | 3,635 | |
64 | 3,716 | |
65 | 3,806 | |
66 | 3,906 | |
67 | 4,028 |
Bijlage 3 Tarieven voor omzetting ouderdomspensioen in een AOW-overbruggingspensioen (tijdelijk ouderdomspensioen) op de pensioendatum
Conform artikel 6.3 van het Pensioenreglement 2014 hebben de (gewezen) deelnemers op de pensioendatum de mogelijkheid het ouderdomspensioen (OP) gedeeltelijk om te zetten in een AOW-overbruggingspensioen (tijdelijk ouderdomspensioen).
Omzetting naar een AOW-overbruggingspensioen met diverse einddata, vindt plaats op basis van de in deze bijlage opgenomen tabel met tarieven voor omzetting van ouderdomspensioen in een tijdelijk ouderdomspensioen tot de 1e dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de voor hem/haar van toepassing zijnde AOW-gerechtigde leeftijd bereikt (tarief omzetting OP in TOP tot de van toepassing zijnde leeftijd). Hierbij geldt het volgende:
a. Het tarief “omzetting OP in TOP” wordt bepaald aan de hand van de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de pensioendatum en de voor de (gewezen) deelnemer van toepassing zijnde AOW-gerechtigde leeftijd.
b. Hierbij wordt de leeftijd van de (gewezen) deelnemer (op de pensioendatum) in jaren en maanden nauwkeurig bepaald, waarbij er van wordt uitgegaan dat de (gewezen) deelnemer geboren is op de eerste dag van zijn/haar geboortemaand.
c. Bij omzetting op een niet in de tabel opgenomen leeftijd tot 65 jaar, wordt het tarief bepaald door lineaire interpolatie tussen de in de tabel opgenomen tarieven.
Bij omzetting vanaf de leeftijd 65 jaar gelden de in de tabel opgenomen tarieven.
d. De tarieven kunnen jaarlijks (per kalenderjaar) door het bestuur, gehoord de actuaris, worden aangepast. Tevens heeft het bestuur de bevoegdheid om, gehoord de actuaris, de tarieven tussentijds aan te passen als gevolg van wijzigende marktomstandigheden.
De tarieven zoals geldend op de pensioendatum zijn bepalend voor de vaststelling van de uit de omzetting te verkrijgen aanspraak op tijdelijk ouderdomspensioen.
e. Het tarief “omzetting OP in TOP” geeft aan hoeveel euro tijdelijk ouderdomspensioen kan worden verkregen bij het omzetten van 1 euro ouderdomspensioen met de aangegeven einddatum van het TOP (TOP tot …..).
Het uit de omzetting te verkrijgen tijdelijk ouderdomspensioen (met de aangegeven einddatum) is dan gelijk aan het bedrag van het om te zetten ouderdomspensioen (met ingangsleeftijd 67 jaar) vermenigvuldigd met het tarief uit tabel A, B of C “omzetting OP in TOP tot …..”.
Tabel A Tarieven omzetting ouderdomspensioen in tijdelijk ouderdomspensioen tot einddatum 66 jaar (1e dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de aangegeven leeftijd bereikt) geldend vanaf 1 januari 2024 t/m 31 december 2024
leeftijd | TOP tot 65+3/12 | TOP tot 65+4/12 | TOP tot 65+5/12 | TOP tot 65+6/12 | TOP tot 65+7/12 | TOP tot 65+8/12 | TOP tot 65+9/12 | TOP tot 65+10/12 | TOP tot 65+11/12 | TOP tot 66 |
55 | 1,174 | 1,166 | 1,159 | 1,151 | 1,144 | 1,136 | 1,129 | 1,122 | 1,115 | 1,108 |
56 | 1,312 | 1,302 | 1,292 | 1,283 | 1,274 | 1,264 | 1,255 | 1,246 | 1,238 | 1,229 |
57 | 1,485 | 1,472 | 1,460 | 1,447 | 1,435 | 1,424 | 1,412 | 1,401 | 1,389 | 1,378 |
58 | 1,707 | 1,690 | 1,673 | 1,657 | 1,641 | 1,626 | 1,611 | 1,596 | 1,581 | 1,567 |
59 | 2,002 | 1,979 | 1,956 | 1,934 | 1,912 | 1,891 | 1,870 | 1,850 | 1,830 | 1,810 |
60 | 2,412 | 2,378 | 2,345 | 2,313 | 2,282 | 2,251 | 2,222 | 2,193 | 2,165 | 2,138 |
61 | 3,017 | 2,964 | 2,912 | 2,863 | 2,815 | 2,768 | 2,724 | 2,680 | 2,638 | 2,597 |
62 | 3,996 | 3,903 | 3,814 | 3,729 | 3,648 | 3,570 | 3,495 | 3,424 | 3,355 | 3,289 |
63 | 5,848 | 5,649 | 5,464 | 5,291 | 5,128 | 4,975 | 4,830 | 4,694 | 4,566 | 4,444 |
64 | 10,663 | 10,018 | 9,446 | 8,937 | 8,479 | 8,066 | 7,692 | 7,351 | 7,038 | 6,751 |
65 | 54,635 | 40,976 | 32,781 | 27,317 | 23,415 | 20,488 | 18,212 | 16,390 | 14,900 | 13,659 |
65,08 | 82,187 | 54,791 | 41,093 | 32,875 | 27,396 | 23,482 | 20,547 | 18,264 | 16,437 | 14,943 |
65,17 | 164,844 | 82,422 | 54,948 | 41,211 | 32,969 | 27,474 | 23,549 | 20,605 | 18,316 | 16,484 |
65,25 | - | 165,314 | 82,657 | 55,105 | 41,329 | 33,063 | 27,552 | 23,616 | 20,664 | 18,368 |
65,33 | - | - | 165,784 | 82,892 | 55,261 | 41,446 | 33,157 | 27,631 | 23,683 | 20,723 |
65,42 | - | - | - | 166,254 | 83,127 | 55,418 | 41,564 | 33,251 | 27,709 | 23,751 |
65,5 | - | - | - | - | 166,724 | 83,362 | 55,575 | 41,681 | 33,345 | 27,787 |
65,58 | - | - | - | - | - | 167,194 | 83,597 | 55,731 | 41,799 | 33,439 |
65,67 | - | - | - | - | - | - | 167,665 | 83,832 | 55,888 | 41,916 |
65,75 | - | - | - | - | - | - | - | 168,135 | 84,067 | 56,045 |
65,83 | - | - | - | - | - | - | - | - | 168,605 | 84,302 |
65,92 | - | - | - | - | - | - | - | - | - | 169,075 |
66 | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - |
66,08 | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - |
66,17 | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - |
66,25 | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - |
66,33 | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - |
66,42 | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - |
66,5 | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - |
66,58 | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - |
66,67 | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - |
66,75 | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - |
66,83 | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - |
66,92 | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - |
67,00 | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - |
Tabel B Tarieven omzetting ouderdomspensioen in tijdelijk ouderdomspensioen vanaf einddatum 66 jaar en een maand tot einddatum 67 jaar
(1e dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de aangegeven leeftijd bereikt) geldend vanaf 1 januari 2024 t/m 31 december 2024
TOP tot 66+1/12 | TOP tot 66+2/12 | TOP tot 66+3/12 | TOP tot 66+4/12 | TOP tot 66+5/12 | TOP tot 66+6/12 | TOP tot 66+7/12 | TOP tot 66+8/12 | TOP tot 66+9/12 | TOP tot 66+10/12 | TOP tot | TOP tot | |
leeftijd | 66 + 11/12 | |||||||||||
67 jaar | ||||||||||||
55 | 1,101 | 1,095 | 1,088 | 1,082 | 1,076 | 1,069 | 1,063 | 1,057 | 1,051 | 1,045 | 1,039 | 1,034 |
56 | 1,221 | 1,213 | 1,205 | 1,197 | 1,189 | 1,181 | 1,174 | 1,166 | 1,159 | 1,151 | 1,144 | 1,137 |
57 | 1,368 | 1,358 | 1,347 | 1,338 | 1,328 | 1,318 | 1,308 | 1,299 | 1,290 | 1,281 | 1,272 | 1,263 |
58 | 1,553 | 1,540 | 1,526 | 1,514 | 1,501 | 1,488 | 1,476 | 1,464 | 1,452 | 1,440 | 1,429 | 1,418 |
59 | 1,792 | 1,774 | 1,757 | 1,739 | 1,722 | 1,706 | 1,690 | 1,674 | 1,658 | 1,643 | 1,627 | 1,613 |
60 | 2,112 | 2,087 | 2,062 | 2,038 | 2,015 | 1,992 | 1,970 | 1,948 | 1,927 | 1,906 | 1,885 | 1,865 |
61 | 2,559 | 2,522 | 2,486 | 2,452 | 2,418 | 2,385 | 2,352 | 2,321 | 2,291 | 2,261 | 2,232 | 2,204 |
62 | 3,228 | 3,169 | 3,112 | 3,058 | 3,005 | 2,954 | 2,904 | 2,857 | 2,810 | 2,766 | 2,722 | 2,680 |
63 | 4,333 | 4,227 | 4,126 | 4,030 | 3,938 | 3,850 | 3,767 | 3,686 | 3,609 | 3,536 | 3,465 | 3,397 |
64 | 6,497 | 6,261 | 6,041 | 5,837 | 5,645 | 5,466 | 5,298 | 5,140 | 4,991 | 4,851 | 4,718 | 4,592 |
65 | 12,650 | 11,781 | 11,023 | 10,357 | 9,766 | 9,240 | 8,767 | 8,340 | 7,953 | 7,600 | 7,278 | 6,981 |
65,08 | 13,743 | 12,722 | 11,842 | 11,076 | 10,403 | 9,807 | 9,276 | 8,799 | 8,369 | 7,979 | 7,624 | 7,299 |
65,17 | 15,035 | 13,821 | 12,787 | 11,898 | 11,124 | 10,445 | 9,844 | 9,308 | 8,828 | 8,394 | 8,002 | 7,644 |
65,25 | 16,586 | 15,118 | 13,890 | 12,846 | 11,948 | 11,167 | 10,482 | 9,876 | 9,337 | 8,853 | 8,417 | 8,022 |
65,33 | 18,480 | 16,675 | 15,192 | 13,951 | 12,897 | 11,991 | 11,204 | 10,514 | 9,905 | 9,362 | 8,875 | 8,437 |
65,42 | 20,848 | 18,578 | 16,754 | 15,256 | 14,003 | 12,941 | 12,029 | 11,236 | 10,542 | 9,929 | 9,383 | 8,894 |
65,5 | 23,893 | 20,955 | 18,661 | 16,820 | 15,309 | 14,048 | 12,978 | 12,060 | 11,263 | 10,565 | 9,948 | 9,400 |
65,58 | 27,951 | 24,011 | 21,044 | 18,730 | 16,874 | 15,353 | 14,083 | 13,008 | 12,085 | 11,284 | 10,583 | 9,964 |
65,67 | 33,632 | 28,082 | 24,104 | 21,114 | 18,783 | 16,916 | 15,387 | 14,111 | 13,030 | 12,103 | 11,300 | 10,596 |
65,75 | 42,151 | 33,778 | 28,180 | 24,173 | 21,164 | 18,822 | 16,946 | 15,410 | 14,129 | 13,045 | 12,116 | 11,310 |
65,83 | 56,344 | 42,311 | 33,875 | 28,243 | 24,217 | 21,196 | 18,845 | 16,963 | 15,423 | 14,139 | 13,053 | 12,122 |
65,92 | 84,705 | 56,508 | 42,395 | 33,923 | 28,273 | 24,236 | 21,208 | 18,853 | 16,968 | 15,426 | 14,141 | 13,054 |
66 | 169,609 | 84,804 | 56,536 | 42,402 | 33,922 | 28,268 | 24,230 | 21,201 | 18,845 | 16,961 | 15,419 | 14,134 |
66,08 | - | 170,117 | 85,059 | 56,706 | 42,529 | 34,023 | 28,353 | 24,302 | 21,265 | 18,902 | 17,012 | 15,465 |
66,17 | - | - | 170,625 | 85,313 | 56,875 | 42,656 | 34,125 | 28,438 | 24,375 | 21,328 | 18,958 | 17,063 |
66,25 | - | - | - | 171,134 | 85,567 | 57,045 | 42,783 | 34,227 | 28,522 | 24,448 | 21,392 | 19,015 |
66,33 | - | - | - | - | 171,642 | 85,821 | 57,214 | 42,910 | 34,328 | 28,607 | 24,520 | 21,455 |
66,42 | - | - | - | - | - | 172,150 | 86,075 | 57,383 | 43,038 | 34,430 | 28,692 | 24,593 |
66,5 | - | - | - | - | - | - | 172,658 | 86,329 | 57,553 | 43,165 | 34,532 | 28,776 |
66,58 | - | - | - | - | - | - | - | 173,167 | 86,583 | 57,722 | 43,292 | 34,633 |
66,67 | - | - | - | - | - | - | - | - | 173,675 | 86,837 | 57,892 | 43,419 |
66,75 | - | - | - | - | - | - | - | - | - | 174,183 | 87,092 | 58,061 |
66,83 | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | 174,691 | 87,346 |
66,92 | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | 175,200 |
67 | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - |
Tabel C Tarieven omzetting ouderdomspensioen in tijdelijk ouderdomspensioen vanaf einddatum 67 jaar en een maand tot einddatum 67 jaar en 3 maanden
(1e dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de aangegeven leeftijd bereikt) geldend vanaf 1 januari 2024 t/m 31 december 2024
leeftijd | TOP tot 67+1/12 | TOP tot 67+2/12 | TOP tot 67+3/12 | |
55 | 1,028 | 1,023 | 1,017 | |
56 | 1,130 | 1,124 | 1,117 | |
57 | 1,254 | 1,246 | 1,238 | |
58 | 1,407 | 1,396 | 1,386 | |
59 | 1,599 | 1,585 | 1,571 | |
60 | 1,847 | 1,828 | 1,810 | |
61 | 2,178 | 2,152 | 2,127 | |
62 | 2,641 | 2,603 | 2,566 | |
63 | 3,334 | 3,273 | 3,214 | |
64 | 4,477 | 4,368 | 4,264 | |
65 | 6,718 | 6,474 | 6,247 | |
65,08 | 7,011 | 6,746 | 6,500 | |
65,17 | 7,330 | 7,040 | 6,773 | |
65,25 | 7,676 | 7,359 | 7,067 | |
65,33 | 8,055 | 7,706 | 7,386 | |
65,42 | 8,470 | 8,085 | 7,734 | |
65,5 | 8,928 | 8,501 | 8,114 | |
65,58 | 9,435 | 8,960 | 8,530 | |
65,67 | 10,000 | 9,467 | 8,989 | |
65,75 | 10,633 | 10,033 | 9,496 | |
65,83 | 11,347 | 10,666 | 10,061 | |
65,92 | 12,159 | 11,380 | 10,694 | |
66 | 13,091 | 12,192 | 11,408 | |
66,08 | 14,224 | 13,168 | 12,258 | |
66,17 | 15,564 | 14,307 | 13,238 | |
66,25 | 17,170 | 15,652 | 14,381 | |
66,33 | 19,134 | 17,266 | 15,731 | |
66,42 | 21,589 | 19,239 | 17,350 | |
66,5 | 24,744 | 21,703 | 19,328 | |
66,58 | 28,951 | 24,870 | 21,798 | |
66,67 | 34,839 | 29,091 | 24,971 | |
66,75 | 43,669 | 34,995 | 29,196 | |
66,83 | 58,380 | 43,841 | 35,100 | |
66,92 | 87,777 | 58,557 | 43,933 | |
67 | 175,774 | 87,887 | 58,591 | |
67,08 | - | 175,276 | 87,638 | |
67,17 | - | - | 174,779 |
Bijlage 4 Tarieven voor vervroeging van het ouderdomspensioen
Conform artikel 6.4 van het Pensioenreglement 2014 hebben de (gewezen) deelnemers op de pensioendatum de mogelijkheid het ouderdomspensioen eerder te laten ingaan.
Pensioenvervroeging vindt plaats op basis van de in deze bijlage opgenomen tabel met vervroegingstarieven. Hierbij geldt het volgende:
a. Het vervroegingstarief wordt bepaald aan de hand van de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de pensioendatum.
b. Hierbij wordt de leeftijd van de (gewezen) deelnemer (op de pensioendatum) in jaren en maanden nauwkeurig bepaald, waarbij er van wordt uitgegaan dat de (gewezen) deelnemer geboren is op de eerste dag van zijn/haar geboortemaand.
c. Bij vervroeging naar een leeftijd gelegen tussen de in de tabel opgenomen leeftijden wordt het vervroegingstarief bepaald door lineaire interpolatie tussen de in de tabel opgenomen tarieven.
d. De tarieven kunnen jaarlijks (per kalenderjaar) door het bestuur, gehoord de actuaris, worden aangepast. Tevens heeft het bestuur de bevoegdheid om, gehoord de actuaris, de tarieven tussentijds aan te passen als gevolg van wijzigende marktomstandigheden.
De tarieven zoals geldend op de pensioendatum zijn bepalend voor de vaststelling van de uit de vervroeging te verkrijgen pensioenaanspraken.
e. Het vervroegingstarief geeft aan hoeveel ouderdomspensioen wordt verkregen bij het vervroegen van 1 euro ouderdomspensioen (met ingangsleeftijd 67).
Het na de pensioenvervroeging te verkrijgen ouderdomspensioen is dan gelijk aan het bedrag van het oorspronkelijke ouderdomspensioen (dit is het op de pensioendatum opgebouwde ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 67 jaar en nadat eventueel rekening is gehouden met uitruil van ouderdoms- en partnerpensioen en/of rekening is gehouden met omzetting van ouderdomspensioen in tijdelijk ouderdomspensioen) vermenigvuldigd met het vervroegingstarief.
Xxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx ouderdomspensioen geldend vanaf 1 januari 2024 t/m 31 december 2024
Leeftijd | Vervroegingstarief Ouderdomspensioen | |
55 | 0,508 | |
56 | 0,532 | |
57 | 0,558 | |
58 | 0,586 | |
59 | 0,617 | |
60 | 0,651 | |
61 | 0,688 | |
62 | 0,728 | |
63 | 0,773 | |
64 | 0,821 | |
65 | 0,875 | |
66 | 0,934 | |
67 | 1,000 |
Bijlage 5 Tarieven voor variabele uitkering van het ouderdomspensioen
Conform artikel 6.5 van het Pensioenreglement 2014 hebben de (gewezen) deelnemers de mogelijkheid om de hoogte van het uit te keren ouderdomspensioen in de tijd te variëren.
Variabele uitkering van het ouderdomspensioen vindt plaats op basis van de in deze bijlage opgenomen tabellen met tarieven voor een hoog/laag uitkering van het ouderdomspensioen (tabel A) dan wel tarieven voor een laag/hoog uitkering van het ouderdomspensioen (tabel B). Hierbij geldt het volgende:
a. De (gewezen) deelnemer heeft de keuze om de eerste periode na ingang van het ouderdomspensioen minimaal 1 jaar en maximaal 10 jaar te laten duren.
b. De tarieven zijn afhankelijk van de door de (gewezen) deelnemer gekozen duur van de eerste uitkeringsperiode.
c. Indien een duur wordt gekozen tussen de in de tabel opgenomen jaren wordt het tarief bepaald door lineaire interpolatie tussen de in de tabel opgenomen tarieven.
d. De tarieven kunnen jaarlijks (per kalenderjaar) door het bestuur, gehoord de actuaris, worden aangepast. Tevens heeft het bestuur de bevoegdheid om, gehoord de actuaris, de tarieven tussentijds aan te passen als gevolg van wijzigende marktomstandigheden.
De tarieven zoals geldend op de pensioendatum zijn bepalend voor de vaststelling van de uit de variabilisering te verkrijgen pensioenaanspraken.
e. Indien de (gewezen) deelnemer kiest voor een pensioenuitkering die eerst hoger is dan de bij ingang van het pensioen verkregen aanspraak en daarna lager, is tabel A van toepassing:
- het tarief “H” geeft aan wat de (tijdelijke) verhoging is van het ouderdomspensioen gedurende de eerste periode (het gedurende deze periode te verkrijgen ouderdoms- pensioen is dan gelijk aan het bedrag van het oorspronkelijke ouderdomspensioen*) vermenigvuldigd met het tarief “H”);
- het tarief “L” geeft aan wat de (levenslange) verlaging is van het ouderdomspensioen na afloop van de eerste periode (het in deze tweede periode te verkrijgen ouderdoms- pensioen is dan gelijk aan het bedrag van het oorspronkelijke ouderdomspensioen*) vermenigvuldigd met het tarief “L”).
f. Indien de (gewezen) deelnemer kiest voor een pensioenuitkering die eerst lager is dan de bij ingang van het pensioen verkregen aanspraak en daarna hoger, is tabel B van toepassing:
- het tarief “L” geeft aan wat de (tijdelijke) verlaging is van het ouderdomspensioen gedurende de eerste periode (het gedurende deze periode te verkrijgen ouderdoms- pensioen is dan gelijk aan het bedrag van het oorspronkelijke ouderdomspensioen*) vermenigvuldigd met het tarief “L”);
- het tarief “H” geeft aan wat de (levenslange) verhoging is van het ouderdomspensioen na afloop van de eerste periode (het in deze tweede periode te verkrijgen ouderdoms- pensioen is dan gelijk aan het bedrag van het oorspronkelijke ouderdomspensioen*) vermenigvuldigd met het tarief “H”).
*) Onder “oorspronkelijk ouderdomspensioen” wordt in dit verband verstaan het op de pensioendatum opgebouwde ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 67 jaar en nadat eventueel rekening is gehouden met uitruil van ouderdoms- en partnerpensioen, omzetting van ouderdomspensioen in tijdelijk ouderdomspensioen en/of pensioenvervroeging.
Tabel A Tarieven variabele hoog/laag uitkering van ouderdomspensioen geldend vanaf 1 januari 2024 t/m 31 december 2024
Tarieven Hoog/Laag
Jaren H L
1 | 1,304 | 0,978 |
2 | 1,277 | 0,957 |
3 | 1,252 | 0,939 |
4 | 1,229 | 0,921 |
5 | 1,207 | 0,905 |
6 | 1,187 | 0,891 |
7 | 1,169 | 0,877 |
8 | 1,152 | 0,864 |
9 | 1,137 | 0,853 |
10 | 1,122 | 0,842 |
Tabel B Tarieven variabele laag/hoog uitkering van ouderdomspensioen geldend vanaf 1 januari 2024 t/m 31 december 2024
Tarieven Laag/Hoog
Jaren L H
1 | 0,763 | 1,017 |
2 | 0,776 | 1,035 |
3 | 0,789 | 1,052 |
4 | 0,801 | 1,068 |
5 | 0,814 | 1,085 |
6 | 0,826 | 1,101 |
7 | 0,838 | 1,118 |
8 | 0,850 | 1,134 |
9 | 0,862 | 1,149 |
10 | 0,873 | 1,164 |
Bijlage 6 Deelnemersbijdragen in de kosten van de pensioenregeling
De deelnemersbijdrage bedraagt per 1 januari 2024 op jaarbasis:
a. 5,20% van het vast pensioensalaris minus franchise;
b. 5% van de ploegentoeslag;
c. 1% van het deel dat het pensioengevend jaarsalaris uitgaat boven de WIA- uitkeringsgrens (deelnemersbijdrage voor de verplichte verzekering van het excedent- arbeidsongeschiktheidspensioen);
d. € 3,66 per € 100,- verzekerd bedrag aan aanvullend excedent-arbeidsongeschiktheids- pensioen (deelnemersbijdrage voor de vrijwillige verzekering van het aanvullend excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen);
e. 0,08% van het pensioengevend jaarsalaris tot een maximum ter grootte van de WIA- uitkeringsgrens.
Bijlage 7 Tarieven voor uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap (vóór de pensioendatum)
Conform artikel 8.1, lid 3, van het Pensioenreglement 2014 hebben de gewezen deelnemers bij beëindiging van het deelnemerschap de mogelijkheid een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen voor een hoger partnerpensioen.
Uitruil vindt plaats op basis van de in deze bijlage opgenomen tabel met tarieven voor uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen. Hierbij geldt het volgende:
a. Het uitruiltarief wordt bepaald aan de hand van de leeftijd van de gewezen deelnemer op de datum waarop het deelnemerschap is beëindigd.
b. Hierbij wordt de leeftijd van de gewezen deelnemer (op de datum waarop het deelnemerschap is beëindigd) in jaren en maanden nauwkeurig bepaald, waarbij er van wordt uitgegaan dat de gewezen deelnemer geboren is op de eerste dag van zijn/haar geboortemaand.
c. Bij uitruil op een leeftijd gelegen tussen de in de tabel opgenomen leeftijden wordt het uitruiltarief bepaald door lineaire interpolatie tussen de in de tabel opgenomen tarieven.
d. De uitruiltarieven kunnen jaarlijks (per kalenderjaar) door het bestuur, gehoord de actuaris, worden aangepast. Tevens heeft het bestuur de bevoegdheid om, gehoord de actuaris, de uitruiltarieven tussentijds aan te passen als gevolg van wijzigende marktomstandigheden.
De uitruiltarieven zoals geldend op de datum van beëindiging van het deelnemerschap zijn bepalend voor de vaststelling van de uit de uitruil te verkrijgen pensioenaanspraken.
e. Het ruiltarief OP/PP geeft aan hoeveel euro partnerpensioen kan worden verkregen bij het uitruilen van 1 euro ouderdomspensioen (met ingangsleeftijd 67 jaar).
Het uit de uitruil te verkrijgen extra partnerpensioen is dan gelijk aan het bedrag van het uit te ruilen ouderdomspensioen (met ingangsleeftijd 67 jaar) vermenigvuldigd met het uitruiltarief.
Tabel Uitruiltarieven ouderdomspensioen naar partnerpensioen op de datum waarop het deelnemerschap voortijdig, vóór de pensioendatum, is beëindigd geldend vanaf 1 januari 2024 t/m 31 december 2024
Onderstaand ruiltarief OP/PP geeft aan hoeveel euro partnerpensioen kan worden verkregen bij het uitruilen van 1 euro ouderdomspensioen (met ingangsleeftijd 67 jaar).
Leeftijd | Ruiltarief OP/PP |
18 | 3,784 |
19 | 3,751 |
20 | 3,719 |
21 | 3,688 |
22 | 3,657 |
23 | 3,628 |
24 | 3,600 |
25 | 3,573 |
26 | 3,546 |
27 | 3,519 |
28 | 3,492 |
29 | 3,466 |
30 | 3,442 |
31 | 3,417 |
32 | 3,394 |
33 | 3,372 |
34 | 3,350 |
35 | 3,330 |
36 | 3,310 |
37 | 3,290 |
38 | 3,272 |
39 | 3,254 |
40 | 3,237 |
41 | 3,221 |
42 | 3,206 |
43 | 3,193 |
44 | 3,181 |
45 | 3,172 |
46 | 3,165 |
47 | 3,160 |
48 | 3,158 |
49 | 3,159 |
50 | 3,163 |
51 | 3,169 |
52 | 3,180 |
53 | 3,193 |
54 | 3,212 |
55 | 3,235 |
56 | 3,264 |
57 | 3,298 |
58 | 3,339 |
59 | 3,385 |
60 | 3,437 |
61 | 3,496 |
62 | 3,562 |
63 | 3,635 |
64 | 3,716 |
65 | 3,806 |
66 | 3,906 |
67 | 4,028 |
Bijlage 8 Tarieven voor afkoop van kleine pensioenen en pensioenaanspraken
Conform artikel 8.6 van het Pensioenreglement 2014 wordt een zogenaamd “gering pensioen” en/of aanspraken op “gering pensioen” vervangen door een uitkering ineens (afkoopwaarde).
Afkoop van pensioen en/of pensioenaanspraken vindt plaats op basis van de in deze bijlage opgenomen tabel met afkooptarieven. Hierbij geldt het volgende:
a. Het afkooptarief wordt bepaald aan de hand van de leeftijd van de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde op de afkoopdatum.
b. Hierbij wordt de leeftijd van de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde (op de afkoopdatum) in jaren en maanden nauwkeurig bepaald, waarbij er van wordt uitgegaan dat de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde geboren is op de eerste dag van zijn/haar geboortemaand.
c. Bij afkoop op een leeftijd gelegen tussen de in de tabel opgenomen leeftijden wordt het afkooptarief bepaald door lineaire interpolatie tussen de in de tabel opgenomen tarieven.
d. De afkooptarieven zijn op basis van sekseneutraliteit vastgesteld.
e. De afkooptarieven kunnen jaarlijks (per kalenderjaar) door het bestuur, gehoord de actuaris worden aangepast. Tevens heeft het bestuur de bevoegdheid om, gehoord de actuaris, de afkooptarieven tussentijds aan te passen als gevolg van wijzigende marktomstandigheden.
De tarieven zoals geldend op de afkoopdatum zijn bepalend voor de vaststelling van de afkoopsom.
f. Met het afkooptarief wordt de afkoopwaarde (uitkering ineens) vastgesteld. De uitkering ineens is dan gelijk aan het (nominale) bedrag van het af te kopen pensioen c.q. de af te kopen pensioenaanspraak vermenigvuldigd met het bij deze pensioensoort en leeftijd behorende afkooptarief.
g. De afkoopwaarde van een latent (uitgesteld) wezenpensioen als bedoeld in artikel 8.6, lid 1 van dit reglement, is nihil.
Tabel afkooptarieven geldend vanaf 1 januari 2024 t/m 31 december 2024
Leeftijd | Afkooptarief voor een (uitgesteld) ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 67 jaar | Afkooptarief voor een latent (meeverzekerd) partnerpensioen *) | Afkooptarief voor een ingegaan partnerpensioen | Leeftijd | Afkooptarief voor een ingegaan wezenpensioen*) | |
18 | 5,497 | 1,475 | 31,417 | 0 | 13,509 | |
19 | 5,581 | 1,510 | 31,211 | 1 | 12,948 | |
20 | 5,666 | 1,547 | 31,001 | 2 | 12,372 | |
21 | 5,752 | 1,583 | 30,786 | 3 | 11,778 | |
22 | 5,838 | 1,620 | 30,568 | 4 | 11,165 | |
23 | 5,925 | 1,658 | 30,344 | 5 | 10,531 | |
24 | 6,013 | 1,695 | 30,116 | 6 | 9,874 | |
25 | 6,102 | 1,734 | 29,883 | 7 | 9,195 | |
26 | 6,191 | 1,772 | 29,645 | 8 | 8,490 | |
27 | 6,280 | 1,812 | 29,402 | 9 | 7,761 | |
28 | 6,371 | 1,852 | 29,155 | 10 | 7,006 | |
29 | 6,464 | 1,893 | 28,902 | 11 | 6,225 | |
30 | 6,558 | 1,934 | 28,644 | 12 | 5,418 | |
31 | 6,654 | 1,976 | 28,381 | 13 | 4,585 | |
32 | 6,752 | 2,019 | 28,113 | 14 | 3,725 | |
33 | 6,851 | 2,062 | 27,839 | 15 | 2,839 | |
34 | 6,953 | 2,106 | 27,559 | 16 | 1,924 | |
35 | 7,057 | 2,151 | 27,274 | 17 | 0,980 | |
36 | 7,162 | 2,196 | 26,984 | 18 | 0,000 | |
37 | 7,270 | 2,243 | 26,688 | |||
38 | 7,380 | 2,289 | 26,386 | |||
39 | 7,492 | 2,337 | 26,078 | |||
40 | 7,607 | 2,385 | 25,765 | |||
41 | 7,725 | 2,434 | 25,446 | |||
42 | 7,845 | 2,484 | 25,121 | |||
43 | 7,970 | 2,534 | 24,791 | |||
44 | 8,100 | 2,584 | 24,454 | |||
45 | 8,235 | 2,635 | 24,112 | |||
46 | 8,375 | 2,686 | 23,764 | |||
47 | 8,522 | 2,737 | 23,412 | |||
48 | 8,675 | 2,788 | 23,053 | |||
49 | 8,837 | 2,839 | 22,689 | |||
50 | 9,008 | 2,891 | 22,318 | |||
51 | 9,187 | 2,942 | 21,942 | |||
52 | 9,377 | 2,993 | 21,561 | |||
53 | 9,578 | 3,044 | 21,174 | |||
54 | 9,793 | 3,094 | 20,780 | |||
55 | 10,022 | 3,144 | 20,381 | |||
56 | 10,268 | 3,193 | 19,976 | |||
57 | 10,530 | 3,240 | 19,564 | |||
58 | 10,811 | 3,287 | 19,147 | |||
59 | 11,110 | 3,331 | 18,724 | |||
60 | 11,428 | 3,375 | 18,294 | |||
61 | 11,767 | 3,416 | 17,859 | |||
62 | 12,126 | 3,455 | 17,418 | |||
63 | 12,508 | 3,493 | 16,970 | |||
64 | 12,913 | 3,527 | 16,515 | |||
65 | 13,343 | 3,558 | 16,053 | |||
66 | 13,802 | 3,587 | 15,585 | |||
67 | 14,298 | 3,550 | 15,110 | |||
68 | 13,812 | 3,553 | 14,628 | |||
69 | 13,323 | 3,549 | 14,142 | |||
70 | 12,830 | 3,538 | 13,649 | |||
71 | 12,332 | 3,521 | 13,150 | |||
72 | 11,832 | 3,495 | 12,646 |
Leeftijd | Afkooptarief voor een (uitgesteld) ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 67 jaar | Afkooptarief voor een latent (meeverzekerd) partnerpensioen *) | Afkooptarief voor een ingegaan partnerpensioen |
73 | 11,331 | 3,460 | 12,136 |
74 | 10,828 | 3,416 | 11,622 |
75 | 10,325 | 3,363 | 11,104 |
76 | 9,824 | 3,297 | 10,584 |
77 | 9,326 | 3,219 | 10,063 |
78 | 8,830 | 3,130 | 9,542 |
79 | 8,342 | 3,026 | 9,022 |
80 | 7,859 | 2,909 | 8,504 |
81 | 7,385 | 2,779 | 7,995 |
82 | 6,924 | 2,635 | 7,494 |
83 | 6,474 | 2,478 | 7,004 |
84 | 6,039 | 2,311 | 6,527 |
85 | 5,620 | 2,133 | 6,064 |
86 | 5,221 | 1,946 | 5,621 |
87 | 4,842 | 1,755 | 5,200 |
88 | 4,484 | 1,560 | 4,803 |
89 | 4,152 | 1,364 | 4,428 |
90 | 3,842 | 1,173 | 4,079 |
91 | 3,558 | 0,989 | 3,762 |
92 | 3,291 | 0,819 | 3,462 |
93 | 3,045 | 0,662 | 3,187 |
94 | 2,821 | 0,524 | 2,937 |
95 | 2,617 | 0,403 | 2,712 |
96 | 2,434 | 0,302 | 2,511 |
97 | 2,271 | 0,220 | 2,332 |
98 | 2,125 | 0,154 | 2,175 |
99 | 1,997 | 0,105 | 2,037 |
100 | 1,883 | 0,069 | 1,915 |
*) Het afkooptarief voor een latent (meeverzekerd) wezenpensioen is 0.
Bijlage 9 Tarieven voor eenmalige omzetting van aanspraken op ouderdomspensioen met pensioenleeftijd 65 jaar naar pensioenleeftijd 67 jaar (overgangsbepaling)
Conform artikel 11.1 van het Pensioenreglement 2014 worden de tot 1 januari 2014 opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen en indien van toepassing de opgebouwde aanspraken op alleenstaandenpensioen met pensioenleeftijd 65 jaar eenmalig op 1 januari 2014 omgerekend naar aanspraken op ouderdomspensioen en alleenstaandenpensioen met pensioenleeftijd 67 jaar. Hiertoe worden genoemde op 31 december 2013 opgebouwde pensioenaanspraken verhoogd met een oprentingsfactor.
Deze eenmalige verhoging per 1 januari 2014 vindt plaats op basis van de in deze bijlage opgenomen tabel met oprentingstarieven. Hierbij geldt het volgende:
a. Het oprentingstarief wordt bepaald aan de hand van de leeftijd van de deelnemer op 1 januari 2014.
b. Hierbij wordt de leeftijd van de deelnemer (op 1 januari 2014) in jaren en maanden nauwkeurig bepaald, waarbij er van wordt uitgegaan dat de deelnemer geboren is op de eerste dag van zijn/haar geboortemaand.
c. Indien de aldus bepaalde leeftijd ligt tussen de in de tabel opgenomen leeftijden wordt het oprentingstarief bepaald door lineaire interpolatie tussen de in de tabel opgenomen tarieven.
d. Het oprentingstarief geeft aan hoeveel ouderdomspensioen (en indien van toepassing alleenstaandenpensioen) ingaande op de nieuwe, krachtens dit pensioenreglement geldende pensioenrichtdatum (zijnde de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 67 jaar wordt) wordt verkregen door het omzetten van 1 euro ouderdomspensioen (en indien van toepassing alleenstaandenpensioen) met ingangsleeftijd 65 jaar.
Het na de eenmalige omzetting te verkrijgen ouderdomspensioen (en indien van toepassing alleenstaandenpensioen) is dan gelijk aan het bedrag van het op 31 december 2013 opgebouwde ouderdomspensioen (en indien van toepassing alleenstaandenpensioen) vermenigvuldigd met het oprentingstarief.
Tabel oprentingstarieven ouderdomspensioen en alleenstaandenpensioen
per 1 januari 2014 in verband met eenmalige omzetting pensioenleeftijd 65 jaar naar 67 jaar
Leeftijd | oprentingstarief voor eenmalige omzetting 1 euro ouderdomspensioen (en indien van toepassing alleenstaandenpensioen) met pensioenleeftijd 65 jaar naar pensioenleeftijd 67 jaar |
21 | 1,144 |
22 | 1,144 |
23 | 1,144 |
24 | 1,144 |
25 | 1,144 |
26 | 1,144 |
27 | 1,144 |
28 | 1,144 |
29 | 1,144 |
30 | 1,144 |
31 | 1,144 |
32 | 1,143 |
33 | 1,143 |
34 | 1,143 |
35 | 1,143 |
36 | 1,142 |
37 | 1,142 |
38 | 1,142 |
39 | 1,141 |
40 | 1,141 |
41 | 1,140 |
42 | 1,139 |
43 | 1,139 |
44 | 1,138 |
45 | 1,137 |
46 | 1,136 |
47 | 1,136 |
48 | 1,135 |
49 | 1,135 |
50 | 1,135 |
51 | 1,135 |
52 | 1,135 |
53 | 1,135 |
54 | 1,136 |
55 | 1,136 |
56 | 1,137 |
57 | 1,137 |
58 | 1,138 |
59 | 1,138 |
60 | 1,137 |
61 | 1,137 |
62 | 1,136 |
63 | 1,134 |
64 | 1,133 |
65 | 1,130 |
Bijlage 10 Tarieven voor uitstel van het prepensioen bij doorwerken (overgangsbepaling)
Conform artikel 11.2, lid 5, sub b. van het Pensioenreglement 2014 hebben de (gewezen) deelnemers op de prepensioendatum de mogelijkheid om bij doorwerken het uit de collectieve waardeoverdracht van SPPF naar Pensioenfonds MSD verkregen prepensioen (tijdelijk ouderdomspensioen) later te laten ingaan.
Prepensioenuitstel bij doorwerken vindt plaats op basis van de in deze bijlage opgenomen tabel met uitsteltarieven. Hierbij geldt het volgende:
a. Het uitsteltarief wordt in eerste instantie bepaald aan de hand van de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op 31 december van het jaar waarin de (gewezen) deelnemer de 62-jarige leeftijd bereikt.
b. Bij uitstel naar een leeftijd gelegen tussen de in de tabel opgenomen leeftijden wordt het uitsteltarief bepaald door lineaire interpolatie tussen de in de tabel opgenomen tarieven.
Bij uitstel wordt het prepensioen in eerste instantie uitgesteld naar 31 december van het boekjaar. Dit is de veronderstelde nieuwe ingangsleeftijd van het prepensioen.
c. De tarieven kunnen jaarlijks (per kalenderjaar) door het bestuur, gehoord de actuaris, worden aangepast. Tevens heeft het bestuur de bevoegdheid om, gehoord de actuaris, de tarieven tussentijds aan te passen als gevolg van wijzigende marktomstandigheden.
d. Het uitsteltarief geeft aan hoeveel prepensioen wordt verkregen indien het prepensioen wordt uitgesteld naar de veronderstelde nieuwe ingangsleeftijd per 31 december van het boekjaar.
Het op 31-12 van het boekjaar te verkrijgen prepensioen na de eerste stap van uitstel is dan gelijk aan het bedrag van het oorspronkelijke prepensioen vermenigvuldigd met het uitsteltarief.
Vervolgens wordt de ingangsdatum van het reeds uitgestelde prepensioen op 1 januari telkens met één jaar verder uitgesteld en zal het reeds uitgestelde prepensioen verder worden verhoogd met de dan geldende tarieven die door de actuaris van het pensioenfonds worden vastgesteld.
Als het uitgestelde prepensioen gedurende het kalenderjaar ingaat, wordt het uitgestelde prepensioen vervroegd.
Tabel Uitsteltarieven prepensioen bij doorwerken geldend vanaf 1 januari 2024 t/m 31 december 2024
Onderstaand uitsteltarief prepensioen geeft aan hoeveel euro prepensioen kan worden verkregen bij uitstel van de ingangsdatum naar 31 december van het boekjaar waarin de (gewezen) deelnemer de 62-jarige leeftijd bereikt.
Leeftijd per 31-12 Boekjaar | Uitsteltarief prepensioen |
62 | 1,000 |
62 jaar en 1 maand | 1,030 |
62 jaar en 2 maanden | 1,061 |
62 jaar en 3 maanden | 1,095 |
62 jaar en 4 maanden | 1,131 |
62 jaar en 5 maanden | 1,169 |
62 jaar en 6 maanden | 1,210 |
62 jaar en 7 maanden | 1,254 |
62 jaar en 8 maanden | 1,301 |
62 jaar en 9 maanden | 1,352 |
62 jaar en 10 maanden | 1,407 |
62 jaar en 11 maanden | 1,467 |
63 | 1,532 |
63 jaar en 1 maand | 1,600 |
63 jaar en 2 maanden | 1,674 |
63 jaar en 3 maanden | 1,755 |
63 jaar en 4 maanden | 1,845 |
63 jaar en 5 maanden | 1,944 |
63 jaar en 6 maanden | 2,055 |
63 jaar en 7 maanden | 2,179 |
63 jaar en 8 maanden | 2,319 |
63 jaar en 9 maanden | 2,479 |
63 jaar en 10 maanden | 2,662 |
63 jaar en 11 maanden | 2,874 |
64 | 3,122 |
64 jaar en 1 maand | 3,406 |
64 jaar en 2 maanden | 3,747 |
64 jaar en 3 maanden | 4,163 |
64 jaar en 4 maanden | 4,684 |
64 jaar en 5 maanden | 5,353 |
64 jaar en 6 maanden | 6,245 |
64 jaar en 7 maanden | 7,494 |
64 jaar en 8 maanden | 9,367 |
64 jaar en 9 maanden | 12,490 |
64 jaar en 10 maanden | 18,735 |
64 jaar en 11 maanden | 37,470 |
65 | - |