H O O F D S T U K 1 A L G E M E N E B E P A L I N G E N
UITVOERINGSREGLEMENT
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Particuliere Beveiliging
Januari 0000
X X X X X X T U K 1 A L G E M E N E B E P A L I N G E N
Artikel 1.1
Definities
Voor dit reglement zijn de definities van toepassing zoals omschreven in de statuten en het pensioenreglement voor de verplichte pensioenregeling van het fonds met uitzondering van de hieronder gedefinieerde begrippen.
het fonds: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Particuliere Beveiliging;
cao-partijen: de werkgeversvereniging en de werknemersverenigingen die partij zijn bij de Collectieve Arbeidsovereenkomst Particuliere Beveiligingsorganisaties, zijnde de Nederlandse Veiligheidsbranche, FNV, CNV Vakmensen en De Unie;
pensioenovereenkomst: hetgeen tussen cao-partijen is overeengekomen met betrekking
tot pensioen zoals kan blijken uit bijvoorbeeld een cao, een protocol of het pensioenreglement inzake de verplichte deelneming in het fonds. Deze opsomming is niet limitatief;
deelnemer: deelnemer aan de verplichtgestelde pensioenregeling van het fonds;
actieve deelnemer: de deelnemer in dienst van een aangesloten werkgever; inactieve deelnemer: de deelnemer die niet meer in dienst is van een aangesloten
werkgever maar zijn deelneming na beëindiging van het
dienstverband heeft voortgezet waarbij sprake kan zijn van arbeidsongeschiktheid, dan wel vrijwillige voortzetting;
Vrijstellings- en boetebesluit
Wet Bpf 2000: Besluit van 21 december 2000, houdende regels met betrekking tot de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder een bedrijfstakpensioenfonds vrijstelling van de verplichte deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds verleent, kan verlenen, intrekt en kan intrekken, Stb. 2000, 633, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 11 december 2014, Stb. 2014, 531.
Artikel 1.2
De verplichtgestelde pensioenregeling
De verplichte pensioenregeling van het fonds is vastgelegd in het pensioenreglement.
Aangesloten werkgevers zijn gebonden aan de bepalingen in het pensioenreglement en tevens aan dit uitvoeringsreglement.
Artikel 1.3
Collectieve aanvullende pensioenregeling
1 Het fonds biedt aangesloten werkgevers de mogelijkheid om naast de verplichte pensioenregeling van het fonds een collectieve aanvullende pensioenregeling bij het fonds onder te brengen. Deze regeling, en de van toepassing zijnde voorwaarden en verplichtingen, zijn nader omschreven in een betreffend aanvullend pensioenreglement en bijbehorende uitvoeringsovereenkomst. Dit uitvoeringsreglement is op de collectieve aanvullende pensioenregeling alleen van toepassing voorzover het in de betreffende uitvoeringsovereenkomst expliciet van toepassing is verklaard.
2. De door het fonds aangeboden collectieve aanvullende pensioenregeling betreft pensioenopbouw boven het maximumloon of pensioenopbouw als gevolg van een lagere franchise.
H O O F D S T U K 2 W I J Z E V A N V A S T S T E L L I N G V A N D E V E R S C H U L D I G D E P R E M I E
Artikel 2.1
Vaststelling van de premie voor de verplichtgestelde pensioenregeling
1. Dit artikel heeft betrekking op de premie voor de verplichtgestelde pensioenregeling van het fonds.
2. De verschuldigde premie is een doorsneepremie. De doorsneepremie is voor alle deelnemers aan de verplichtgestelde regeling gelijk. Met ingang van 1 januari 2020 is de premie vastgesteld op 12,3% van het salaris, ingaande 2020. Dit percentage is vastgesteld voor de periode 1 januari 2020 tot en met 31 december 2023. Jaarlijks wordt in het vierde kwartaal van het jaar het premiepercentage voor het volgende jaar omgerekend naar de verwachte pensioengrondslag in het volgende jaar. De methode die hiervoor gebruikt wordt is vastgelegd in een separaat document “methodiek herrekening premiepercentage van % salaris naar % PG”.
3. De premie die door de aangesloten werkgever verschuldigd is, wordt jaarlijks in rekening gebracht door het bestuur van het fonds. Daarbij wordt het bepaalde in dit artikel in acht genomen.
4. De premie wordt niet lager vastgesteld dan de kostendekkende premie. De kostendekkende premie wordt door het bestuur van het fonds vastgesteld op de manier als omschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds. De premie voor het volgende jaar wordt uiterlijk in de voorgaande november vergadering van het fonds vastgesteld aan de hand van onderstaande methode:
- een gedempte premie op basis van een verwacht rendement curve:
1. Deze curve wordt vastgesteld voor de premies voor de komende vijf jaar, voor het eerst voor de premies 2020-2024.
2. De door DNB gepubliceerde risicovrije rente, die de basis vormt voor het verwacht rendement, wordt voor de betreffende periode gefixeerd op het niveau van
30 september 2019.
3. De rendementen worden gebaseerd op de maximale rendementen zoals opgenomen in artikel 23a van Besluit FTK.
4. De curve van het verwachte rendement wordt iedere vijf jaar opnieuw vastgesteld, maar kan ook tussentijds worden aangepast bij een significante aanpassing in het beleggingsbeleid of gewijzigde inzichten in rendementsverwachtingen.
5. Het verwachte rendement wordt verminderd met de prijsindexcurve gebaseerd op de minimale groeivoet voor prijsindex zoals opgenomen in artikel 23a Besluit FTK en gepubliceerd door DNB. Het fonds kiest ervoor om het ingroeipad van de prijsindexcurve te fixeren.
- de voorwaarden voor demping van de premie zoals vastgelegd in de Pensioenwet en lagere regelgeving.
5. Naast de eis van kostendekkendheid, zoals benoemd in lid 4, geldt een eis aan de premiedekkingsgraad. De premiedekkingsraad voor enig kalenderjaar dient op basis van de rentetermijnstructuur per 30 september van het voorgaande kalenderjaar minimaal gelijk te zijn aan 95%. Het opbouwpercentage wordt door het bestuur zodanig vastgesteld dat wordt voldaan aan de premiedekkingsgraadeis van 95%, waarbij het risicodeel van het partner- en wezenpensioen 70% respectievelijk 14% van het ouderdomspensioen, gebaseerd op een opbouwpercentage van 1,875% blijft. Aanpassing van het opbouwpercentage geldt ook voor de premievrije opbouw van pensioen bij arbeidsongeschiktheid.
Indien de premiedekkingsgraad per 30 september van het voorgaande kalenderjaar hoger is dan 115% en de premie kostendekkend is, zal de pensioenregeling in dat jaar daarna verbeterd worden, waarna de premiedekkingsgraad 115% bedraagt en de resulterende premie kostendekkend is, beiden gemeten per 30 september van het voorgaande kalenderjaar en indien dit fiscaal is toegestaan. Daarbij geldt de volgende volgorde:
a. Allereerst wordt, voor zover nodig, het opbouwpercentage verhoogd tot maximaal 1,875%.
b. Vervolgens wordt de franchise verlaagd dan wel de verhoging van de franchise beperkt.
c. Als er in fiscale zin geen verbetering meer haalbaar is, wordt een premiedepot gevormd dat aangewend kan worden in jaren waarin de opbouw lager is dan 1,875%.
6. Een wijziging van de premie wordt doorgevoerd met ingang van de eerste januari van een kalenderjaar.
Artikel 2.2
Verschuldigdheid van de premie
1. De verschuldigde premie voor een deelnemer aan een pensioenregeling wordt berekend aan de hand van het loon van de werknemer zoals vastgesteld in het pensioenreglement. In het pensioenreglement is ook opgenomen wat de premiebijdrage van de werknemer aan de betreffende regeling is. De aangesloten werkgever houdt de premiebijdrage van de werknemer in op het loon van de werknemer.
2. De premie voor de actieve deelnemers is door de aangesloten werkgever verschuldigd aan het fonds.
3. Voorzover de premie voor voortzetting van het deelnemerschap van een inactieve deelnemer niet voor rekening van het fonds komt, is de premie verschuldigd door de inactieve deelnemer zelf en wordt deze tijdens de periode van voortzetting bij hem in rekening gebracht.
H O O F D S T U K 3 W I J Z E V A N B E T A L I N G V A N D E P R E M I E I N T E R M I J N E N
Artikel 3.1
Betaling van de premie in termijnen
1. Het fonds stelt na afloop van elke loonperiode voor elke werkgever de verschuldigde premie voor die termijn vast. De premie wordt vastgesteld aan de hand van door de werkgever per loonperiode aan te leveren periodieke loonopgaven en/of andere door hem te verstrekken gegevens over de personen die in de betreffende loonperiode in zijn dienst werkzaam zijn geweest. Het fonds deelt het te betalen bedrag van de premie en de termijn waarbinnen de betaling dient te geschieden, schriftelijk aan de werkgever mee.
2. Het bedrag dient binnen twee weken na de notadatum in het bezit van de administrateur te zijn.
3. Indien ten onrechte geen bedrag aan premie is vastgesteld dan wel na de vastelling het te betalen bedrag aan premie blijkt dat een lager bedrag is vastgesteld dan verschuldigd is, stelt het fonds het alsnog door de werkgever verschuldigde bedrag over de verstreken betalingstermijn vast. Het fonds deelt het te betalen bedrag van de premie en de termijnen waarbinnen de betaling dient te geschieden, schriftelijk aan de werkgever mee. Indien een hoger bedrag aan heffing is vastgesteld dan verschuldigd is, stelt het fonds het verschuldigde op het juiste bedrag vast. Het teveel betaalde wordt aan de werkgever terugbetaald of verrekend.
4. In bijzondere gevallen kan het bestuur afwijken van het bepaalde in de voorgaande leden en/of artikel 3.2 van dit uitvoeringsreglement.
Artikel 3.2
Overschrijding betalingstermijn
De werkgever ontvangt na de vervaldatum van de premienota eerst een betalingsherinnering. Als de werkgever de premies dan nog niet heeft betaald, wordt een aanmaning naar de werkgever verzonden en is het fonds bevoegd de vordering uit handen te geven aan een externe incasso partij.
Daarbij is werkgever verschuldigd:
- de premie zoals bij de aangesloten werkgever in rekening is gebracht; alsmede
- rente over de verschuldigde premie vanaf de dag volgende op de dag dat de premie betaald had moeten zijn waarbij de rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek.
- De buitengerechtelijke invorderingskosten worden vastgesteld conform onderstaande staffel. De invorderingskosten als bedoeld in de vorige volzin, worden berekend ten aanzien van elke verschuldigde premie die niet tijdig is betaald.
Hoofdsom + rente t/m | tarief buitengerechtelijke kosten - exclusief BTW | ||
€ | 250,00 | € | 37,00 |
€ | 500,00 | € | 75,00 |
€ | 1.250,00 | € | 150,00 |
€ | 2.500,00 | € | 300,00 |
€ | 3.750,00 | € | 450,00 |
€ | 5.000,00 | € | 600,00 |
€ | 10.000,00 | € | 700,00 |
€ | 20.000,00 | € | 800,00 |
€ | 40.000,00 | € | 1.000,00 |
€ | 100.000,00 | € | 1.500,00 |
€ | 200.000,00 | € | 2.500,00 |
€ | 400.000,00 | € | 3.500,00 |
€ | 1.000.000,00 | € | 4.500,00 |
Meer | € | 5.500,00 |
H O O F D S T U K 4 V E R P L I C H T I N G V A N D E A A N G E S L O T E N W E R K G E V E R O M I N F O R M A T I E T E V E R S T R E K K E N
Artikel 4.1
Informatieplicht van de aangesloten werkgever
1. De aangesloten werkgever is verplicht om alle werknemers bij het fonds aan te melden. Daarbij dient de aangesloten werkgever ervoor zorg te dragen dat het fonds de beschikking krijgt over alle door het bestuur nodig geoordeelde gegevens. Deze gegevens dienen in uniform formaat elektronisch via de Uniforme Pensioenaangifte te worden aangeleverd op de wijze die door het fonds wordt verlangd.
Indien deze werkgever geen werknemers in dienst heeft is hij verplicht op verzoek van het fonds een verklaring van geen personeel (VGP) ondertekend te overleggen aan het fonds.
2. De aangesloten werkgever is verplicht aan een door het fonds aan te wijzen persoon inzage te verlenen in de administratie van de aangesloten werkgever met betrekking tot de zakelijke gegevens en bescheiden, waarvan de inzage door het fonds nodig wordt geoordeeld voor een goede uitvoering van de pensioenregeling. Indien door toedoen van de aangesloten werkgever de door het fonds aangewezen persoon niet in staat is volgens met werkgever gemaakte afspraak inzage te verrichten, is het fonds gerechtigd de kosten als gevolg hiervan (‘no show- kosten’) in rekening te brengen bij de aangesloten werkgever.
3. De aangesloten werkgever dient ervoor te zorgen dat alle vereiste gegevens volledig, juist en tijdig worden verstrekt.
4. In de hierna omschreven omstandigheden is sprake van tijdige verstrekking indien deze omstandigheden binnen een maand, nadat zij zich hebben voorgedaan, bij het fonds zijn gemeld:
- indiensttreding of het bereiken van de deelnamegerechtigde leeftijd van werknemers, die als deelnemer in een pensioenregeling opgenomen moeten worden, onder opgave van de benodigde personele gegevens;
- uitdiensttreding van werknemers die deelnemer in het fonds zijn;
- wijzigingen in de persoonlijke gegevens van deelnemers zoals verandering van de mate van arbeidsongeschiktheid, verandering van deeltijdpercentage, het opnemen van onbetaald verlof, overlijden, en vervroegen van de pensioendatum.
5. De bij indiensttreding van een werknemer aan het fonds te verstrekken personele gegevens betreffen in ieder geval:
- de naam van de deelnemer;
- het adres van de deelnemer;
- de geboortedatum van de deelnemer;
- het burgerservicenummer van de deelnemer;
- de salarisgegevens van de deelnemer;
- de datum van indiensttreding van de deelnemer; alsmede
- de overige gegevens waar het fonds om verzoekt voorzover deze gegevens nodig zijn om de juiste pensioenaanspraken van een deelnemer te kunnen vaststellen of om de communicatie met de (gewezen) deelnemer te verbeteren.
6. Een werknemer kan onder voorwaarden deelnemen aan de 80%-90%-100% regeling (generatiepact) zoals opgenomen in de Collectieve Arbeidsovereenkomst Particuliere Beveiligingsorganisaties. Als een werknemer daaraan deelneemt, levert de aangesloten werkgever voor die werknemer het salaris en eventuele andere gegevens aan die zouden gelden wanneer die werknemer geen gebruik zou maken van de 80%-90%-100% regeling.
7. De kosten die de aangesloten werkgever maakt voor het vergaren en aanleveren van de door het fonds benodigde gegevens op de door het fonds voorgeschreven wijze komen voor rekening van de aangesloten werkgever zelf.
8. Alle verstrekte (persoons)gegevens worden door het fonds Verwerkt overeenkomstig de geldende Privacyregelgeving. In het Privacyreglement van het fonds zijn de nadere bepalingen hierover opgenomen.
Artikel 4.2
Niet-nakomen van informatieplicht door de aangesloten werkgever
1. Bij niet-voldoening aan het bepaalde in het voorgaande artikel is het fonds bevoegd de nodige gegevens naar beste weten vast te stellen en te hanteren. De aangesloten werkgever is aan deze vaststelling gebonden.
2. Indien de werkgever niet meewerkt aan een looncontrole om de juistheid van de aangeleverde gegevens te controleren als bedoeld in artikel 4.1, lid 2, is het fonds bevoegd in deze situatie een nader door het bestuur vast te stellen boete op te leggen. De boete wordt niet eerder opgelegd dan nadat:
- de werkgever in gebreke is gesteld wegens het niet voldoen aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 4.1, en
- hij de gelegenheid heeft gekregen zijn verzuim te herstellen, maar hij ook vervolgens niet aan deze verplichtingen heeft voldaan.
Deze boete bedraagt maximaal 20% van het notabedrag en wordt niet ten gunste van de werkgever verrekend of gerestitueerd.
Het opleggen van een boete geschiedt met behoud van het recht van het fonds om schade en/of nakoming van de verbintenis tot het verstrekken van alle vereiste gegevens als bedoeld in artikel 4.1, in rechte te vorderen. Het fonds beschouwt de kosten van de looncontrole als schade die het eventueel kan vorderen.
3. De aangesloten werkgever is aansprakelijk voor schade die het fonds lijdt als gevolg van het aanleveren van onvolledige, onjuiste of niet-tijdige informatie door de aangesloten werkgever. Daarbij wordt tevens als schade aangemerkt de uitkeringen die het fonds onvoorzien moet doen aan personen met betrekking tot wie de aangesloten werkgever onvolledige, onjuiste of niet- tijdige informatie heeft aangeleverd. Het fonds doet alleen een beroep op deze bepaling voorzover het feit dat het fonds de verplichting tot het doen van een uitkering niet kon voorzien en dit een gevolg is van het feit dat de aangesloten werkgever onvoldoende, onjuiste of niet-tijdige informatie heeft aangeleverd.
Artikel 4.3
Informatieverstrekking door het fonds
Het fonds draagt er voor zorg dat de deelnemers in dienst van de aangesloten werkgever worden geïnformeerd conform de eisen in artikel 21 van de Pensioenwet. Deelnemers ontvangen van het fonds tijdig een brief (laag 1 van het Pensioen 1-2-3) en informatie over wijzigingen in de regeling van het fonds. Met deze brief worden de deelnemers tevens geinformeerd over de verwerking van de persoonsgegevens door het fonds. Nadere bepalingen hierover zijn opgenomen in het privacyreglement.
H O O F D S T U K 5 P R O C E D U R E S B I J N I E T - N A K O M E N V A N P R E M I E B E T A L I N G S V E R P L I C H T I N G E N
Artikel 5.1
Melding premieachterstand
1. Het fonds informeert elk kwartaal schriftelijk het verantwoordingsorgaan wanneer sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het fonds te ontvangen jaarpremie en tevens niet voldaan wordt aan de bij of krachtens artikel 131 Pensioenwet geldende eisen inzake het minimaal vereist eigen vermogen.
2. Gedurende de in het eerste lid bedoelde situatie informeert het fonds tevens elk kwartaal de ondernemingsraad – en indien deze niet is ingesteld, de personeelsvertegenwoordiging – van alle aangesloten werkgevers die nog premie aan het fonds verschuldigd zijn.
Artikel 5.2
Uitoefening rechtsmiddelen ter incasso
Indien de aangesloten werkgever in gebreke blijft wat betreft het voldoen van de premie maakt het fonds gebruik van de rechtsmiddelen die het ter beschikking heeft. Dat houdt onder meer in:
- dat zonodig een dwangbevel zal worden uitgebracht;
- dat beslag kan worden gelegd op goederen van de aangesloten werkgever;
- dat uiteindelijk faillissement van de aangesloten werkgever kan worden aangevraagd; en
- dat bestuurders van de aangesloten werkgever hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld.
Artikel 5.3
Informeren van deelnemers over betalingsachterstand
Het fonds is bevoegd de actieve deelnemers te informeren over een eventuele betalingsachterstand van de aangesloten werkgever ook als geen sprake is van een dekkingstekort als bedoeld in
artikel 5.1. Het fonds gaat daar niet toe over dan nadat een dwangbevel is uitgebracht en de aangesloten werkgever nog steeds in gebreke blijft de premie te voldoen.
H O O F D S T U K 6 P R O C E D U R E S I N G E V A L V A N W I J Z I G I N G V A N D E P E N S I O E N O V E R E E N K O M S T
Artikel 6.1
Aanpassing van het pensioenreglement aan de pensioenovereenkomst
1. Het fonds stelt het pensioenreglement voor de verplichtgestelde pensioenregeling vast in overeenstemming met de pensioenovereenkomst en dit uitvoeringsreglement.
2. Het fonds adviseert cao-partijen over aan te brengen wijzigingen in de pensioenovereenkomst indien het bestuur van het fonds overeenkomstige wijziging van het pensioenreglement wenselijk vindt.
3. Cao-partijen informeren het fonds zo spoedig mogelijk over iedere voorgenomen wijziging in de pensioenovereenkomst. Indien cao-partijen de pensioenovereenkomst willen wijzigen, treden zij tijdig in overleg met het bestuur van het fonds over de voorgenomen wijziging en de uitvoerbaarheid daarvan. De wijziging van de pensioenovereenkomst wordt in hoofdlijnen aangegeven. Indien er geen structurele belemmeringen zijn in de uitvoerbaarheid, is het bestuur van het fonds alsdan verplicht om het pensioenreglement aan te passen aan de wijziging en heeft daarbij de bevoegdheid om de details van de wijziging uit te werken. Het fonds past binnen drie maanden na wijziging van de pensioenovereenkomst het pensioenreglement aan. Indien er wel structurele belemmeringen zijn in de uitvoerbaarheid en of verhoging van het risico voor het fonds, treden het bestuur van het fonds en cao-partijen in overleg over mogelijke oplossingen.
4. Het fonds is bevoegd, en daartoe door cao-partijen gemachtigd, het pensioenreglement te wijzigen zonder voorafgaande afstemming met cao-partijen indien de wijzigingen worden genoodzaakt door wetgeving of worden opgedragen door de toezichthouders en de deelnemers en de aangesloten werkgevers niet benadeeld worden door de wijziging.
5. Na elke wijziging van het pensioenreglement legt het fonds het reglement voor aan cao-partijen om zeker te stellen dat het pensioenreglement overeenstemt met de pensioenovereenkomst. Na positieve constatering daarvan door cao-partijen is de tekst van het pensioenreglement bepalend voor de inhoud van de pensioenovereenkomst.
H O O F D S T U K 7 D E V O O R W A A R D E N W A A R O N D E R T O E S L A G V E R L E N I N G P L A A T S V I N D T
Artikel 7.1
Voorwaarden voor toeslagverlening
1. Toeslagen worden uitsluitend verleend als de middelen van het fonds voldoende zijn. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks op 1 januari toeslag verleend van maximaal het prijsindexcijfer volgens het pensioenreglement. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd. De toeslagverlening wordt gefinancierd uit het vermogen van het fonds.
2. Het volgende toeslagbeleid wordt als leidraad gehanteerd. Hiervan kan door het bestuur van het fonds worden afgeweken:
a. Geen toeslag wordt verleend als de beleidsdekkingsgraad van het fonds minder is dan 110%.
b. Als de beleidsdekkingsgraad zich bevindt tussen 110% en de bovengrens (153% voor 2023%), wordt gekeken welke toeslag op basis van de wettelijke voorschriften voor toekomstbestendige toeslagverlening kan worden toekend.
c. Als de beleidsdekkingsgraad zich bevindt boven de bovengrens wordt volledige toeslag toegekend en zal het bestuur beoordelen of het mogelijk is om een inhaaltoeslag toe te kennen en de wijze waarop. Een eventuele inhaaltoeslag wordt toegekend op individuele basis.
3. Een verhoging van een aanspraak op partnerpensioen wordt geacht te zijn verleend op de aanspraak op bijzonder partnerpensioen, welke ontstaat door het eindigen van het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de partnerrelatie van de deelnemer of gewezen deelnemer.
4. Voor de toepassing van het bepaalde in dit artikel wordt een volgende verhoging berekend over het pensioenbedrag inclusief de eerder ingevolge dit artikel verleende verhoging(en). Als ingangsdatum van het naast een ingegaan ouderdomspensioen verzekerde partnerpensioen, bijzonder partnerpensioen of wezenpensioen wordt beschouwd de datum van ingang van het ouderdomspensioen.
5. Bij de vaststelling van een eventuele extra toeslag wordt er rekening mee gehouden dat voor diverse groepen (gewezen)deelnemers tot 1 januari 2020 dan wel 1 januari 2021 sprake is geweest van toeslag op basis van het loonindexcijfer.
H O O F D S T U K 8 U I T G A N G S P U N T E N E N P R O C E D U R E S I N Z A K E B E S L U I T V O R M I N G O V E R V E R M O G E N S T E K O R T E N ,
V E R M O G E N S O V E R S C H O T T E N E N W I N S T D E L ING
Artikel 8.1
Herstelplan
Wanneer de beleidsdekkingsgraad van het fonds per het einde van een kalenderkwartaal is komen te liggen onder de wettelijke eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen, meldt het fonds dit terstond aan de toezichthouder. Het fonds stelt in dat geval binnen een termijn van drie maanden, of zoveel eerder als de toezichthouder bepaalt, ter instemming bij de toezichthouder een concreet en haalbaar herstelplan in, tenzij het fonds gezien de beleidsdekkingsgraad op dat moment weer beschikt over het vereist eigen vermogen. In het herstelplan werkt het fonds uit hoe het uiterlijk binnen tien jaar zal beschikken over het vereist eigen vermogen.
Artikel 8.2
Sturingsmiddelen
Het fonds hanteert als financiële sturingsmiddelen het premiebeleid, het toeslagbeleid en het beleggingsbeleid. Tevens kan het fonds cao-partijen adviseren de pensioenovereenkomst aan te passen waar het de opbouw van toekomstige aanspraken betreft en kan het fonds als laatste middel de pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen.
Artikel 8.3
Vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten
1. Het voorwaardelijk korten van aanspraken geschiedt op basis van de wettelijke eisen zoals gesteld in artikel 134 van de Pensioenwet.
Het pensioenfonds kan de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien uit het herstelplan blijkt dat binnen de gekozen hersteltermijn van 10 jaar de beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds op basis van het reguliere beleid niet tot de vereiste dekkingsgraad herstelt.
Elk jaar wordt door middel van (de evaluatie van) het herstelplan gekeken hoe hoog de eventuele korting in het 1e jaar wordt en wordt de korting uit het eerste jaar met onmiddellijke ingang (onvoorwaardelijk) doorgevoerd.
2. Het onvoorwaardelijk korten van aanspraken geschiedt op basis van de wettelijke eisen zoals gesteld in artikel 140 van de Pensioenwet.
Indien de beleidsdekkingsgraad vijf jaar achtereenvolgens onder de minimum vereiste dekkingsgraad ligt én de feitelijke dekkingsgraad op het laatste meetmoment eveneens onder de minimaal vereiste dekkingsgraad ligt dan voert het fonds een zodanige onvoorwaardelijke korting door, dat na verwerken van deze onvoorwaardelijke korting de actuele dekkingsgraad van het pensioenfonds gelijk is aan de minimum vereiste dekkingsgraad. Deze korting wordt in een keer door het fonds doorgevoerd en wordt niet in de tijd gespreid.
3. Het fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de aangesloten werkgevers schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
4. De vermindering kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, aangesloten werkgevers en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
5. Het fonds herstelt eventuele verminderingen niet.
Artikel 8.4
Procedure bij vermogensoverschotten
1. Een vermogensoverschot is dat deel van het vermogen dat zich boven de premiekortinggrens bevindt zoals beschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds.
2. Ingeval van een overschot zal de volgende procedure worden gevolgd:
- voorbereiding notitie inzake het geconstateerde overschot;
- behandeling in bestuursvergadering van de notitie inzake het geconstateerde overschot;
- het nemen van een bestuursbesluit notitie xxxxxxx van het geconstateerde overschot.
4. Het fonds maakt geen gebruik van de wettelijke mogelijkheden tot terugstorting van gelden aan een aangesloten werkgever zoals beschreven in artikel 129, van de Pensioenwet.
Artikel 8.5
Procedure bij vermogenstekort
Bij vermogenstekorten stelt het fonds een herstelplan op waarin de te volgen procedure bij vermogenstekorten wordt beschreven. Het herstelplan voldoet aan wet- en regelgeving. Het actuele herstelplan wordt gepubliceerd op het openbare gedeelte van de website van het fonds.
Een aangesloten werkgever is in het kader van een herstelplan niet verplicht bij te dragen aan het herstel van de financiële situatie van het fonds.
H O O F D S T U K 9 M O G E L I J K H E I D O M P R E M I E K O R T I N G T E V E R L E N E N
Artikel 9.1
Premiekorting
Het fonds kan uitsluitend korting verlenen op de kostendekkende premie indien ten aanzien van de pensioenverplichtingen wordt voldaan aan de wettelijke voorschriften van artikel 129 van de Pensioenwet.
Artikel 9.2
Terugstorting
Het fonds maakt geen gebruik van de wettelijke mogelijkheden tot terugstorting.
H O O F D S T U K 10 M O G E L I J K H E I D T O T V R I J W I L L I G E V O O R T Z E T T I N G V A N D E P E N S I O E N R E G E L I N G N A B E Ë I N D I G I N G V A N H E T D I E N S T V E R B A N D
Artikel 10.1
Voortzetting deelnemerschap door inactieve deelnemers
1 In geval van beëindiging van de verplichte deelneming bestaan er mogelijkheden om het deelnemerschap voor eigen rekening voort te zetten. Dan is er sprake van inactieve deelneming.
2. Voortzetting is mogelijk bij alle verplichtgestelde en aanvullende pensioenregelingen. De voorwaarden waaronder vrijwillige voortzetting mogelijk is kan per pensioenregeling verschillen. De voorwaarden zijn vastgelegd in het betreffende pensioenreglement.
3. Bij vrijwillige voortzetting is de volledige premie verschuldigd door de inactieve deelnemer zelf.
Artikel 10.2
Wettelijke voorwaarden bij vrijwillige voortzetting
1. De vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling duurt ten hoogste drie jaar vanaf de beëindiging van de dienstbetrekking.
2. Van de in het eerste lid genoemde termijn kan worden afgeweken indien:
a. de ex-werknemer ten tijde van de beëindiging van de dienstbetrekking arbeidsongeschikt is. De periode waarin sprake kan zijn van vrijwillige voortzetting is dan ten hoogste drie jaar of de duur van de arbeidsongeschiktheid indien deze langer is; of
b. de ex-werknemer na de beëindiging van de dienstbetrekking een periodieke uitkering ontvangt ter vervanging van in verband met de beëindiging van de dienstbetrekking gederfde inkomsten op grond van een tussen één of meer aangesloten werkgevers en één of meer werknemers afgesproken regeling. De periode waarin sprake kan zijn van vrijwillige voortzetting is dan ten hoogste drie jaar of de periode waarin de uitkering wordt ontvangen indien deze langer is.
H O O F D S T U K 11 V R I J S T E L L I N G V A N V E R P L I C H T E D E E L N E M I N G A A N H E T F O N D S
Artikel 11.1
Voorwaarden voor vrijstelling
Een aangesloten werkgever kan voor zijn werknemers, of voor een deel van zijn werknemers, bij het fonds een verzoek indienen om vrijstelling van de verplichte deelneming in het fonds. Bij het beslissen omtrent het verzoek is het fonds gebonden aan het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000. Het fonds kan aan het verlenen van een vrijstelling voorschriften verbinden.
Artikel 11.2
Redenen voor vrijstelling
Reden voor het verkrijgen van vrijstelling kan zijn:
- vrijstelling in verband met een eigen, tijdige, pensioenvoorziening (artikel 2 Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000);
- vrijstelling in verband met concernvorming (artikel 3 Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000);
- vrijstelling in verband met eigen cao (artikel 4 Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000);
- vrijstelling in verband met onvoldoende beleggingsrendement (artikel 5 Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000); of
- vrijstelling om andere redenen (artikel 6 Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000).
Artikel 11.3
Procedure inzake verzoek tot vrijstelling
Een verzoek tot vrijstelling dient schriftelijk en met redenen omkleed bij het fonds worden ingediend. Daarbij dient te worden aangegeven wat de aanleiding voor de verzochte vrijstelling is. Bij het behandelen van het verzoek en het nemen van een besluit naar aanleiding van het verzoek handelt het fonds conform de voorschriften van de Algemene wet bestuursrecht.
H O O F D S T U K 12 G E M O E D S B E Z W A A R D E A A N G E S L O T E N W E R K G E V E R S
Artikel 12.1
Aanvraag van vrijstelling
De aangesloten werkgever die gemoedsbezwaren heeft tegen elke vorm van verzekering, kan vrijstelling verkrijgen van premiebetaling aan het fonds. De aangesloten werkgever dient zijn gemoedsbezwaren aan het bestuur aannemelijk te maken. Dit gebeurt door invulling en ondertekening van een hiervoor door het fonds opgestelde modelverklaring. Het fonds kan aan de vrijstelling voorwaarden verbinden.
Artikel 12.2
Vervangende spaarbijdrage
De vrijgestelde aangesloten werkgever is een spaarbijdrage aan het fonds verschuldigd. Deze spaarbijdrage is gelijk aan de premie die bij de aangesloten werkgever in rekening zou zijn gebracht als er geen vrijstelling was verleend. De aangesloten werkgever houdt een deel van de spaarbijdrage op het salaris van zijn werknemers in. Dit deel is gelijk aan het percentage van het werknemersdeel in de premie.
Artikel 12.3
Vrijstelling geldt voor vijf jaar
De aan een aangesloten werkgever verleende vrijstelling wegens gemoedsbezwaren vervalt na een periode van vijf jaar. Hierna kan een nieuwe vrijstelling worden verleend.
Artikel 12.4
Beëindiging vrijstelling
De aan een werkgever verleende vrijstelling wordt in de volgende situaties beëindigd:
- op verzoek van de vrijgestelde werkgever;
- als naar oordeel van het bestuur de gemoedsbezwaren niet meer aanwezig zijn; of
- als de door het fonds gestelde voorwaarden niet door de vrijgestelde werkgever worden nageleefd.
Na beëindiging van de vrijstelling wordt voor de werknemers van de vrijgestelde werkgever alsnog de pensioenregeling volledig van kracht. De voor en door hen betaalde spaarbijdragen worden dan als betaalde premies beschouwd.
H O O F D S T U K 13 I N W E R K I N G T R E D I N G
Artikel 13.1
Inwerkingtreding
Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 2023 en vervangt het voordien geldende uitvoeringsreglement.
Ondertekening
Het bestuur van het fonds heeft dit uitvoeringsreglement op 12 december 2022 vastgesteld.
Rijswijk, 12 december 2022
Voor akkoord:
X. Xxxxxxx P. Priester
voorzitter bestuur uitvoerend bestuurslid