Contract
<.. image(Document Cover Page. Document Number: 12258/23. Subject Codes: SOC 560 EMPL 393 CODEC 1461 STATIS 50 ECOFIN 812. Heading: BEGELEIDENDE NOTA. Originator: de secretaris-generaal van de Europese Commissie, ondertekend door xxxxxxx Xxxxxxx XXXXXX, directeur. Recipient: xxxxxxx Xxxxxxx XXXXXXXX, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie. Subject: Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende arbeidsmarktstatistieken van de Europese Unie over ondernemingen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 450/2003 en (EG) nr. 453/2008 van het Europees Parlement en de Raad. Commission Document Number: COM(2023) 459 final. Preceeding Document Number: Not Set. Location: Brussel. Date: 31 juli 2023. Interinstitutional Files: 2023/0288(COD). Institutional Framework: Raad van de Europese Unie. Language: NL. Distribution Code: PUBLIC. GUID: 4967099763468055911_0) removed ..>
Raad van de Europese Unie
Interinstitutioneel dossier: 2023/0288(COD)
Xxxxxxx, 00 juli 2023 (OR. en)
12258/23
SOC 560
EMPL 393
CODEC 1461
STATIS 50
ECOFIN 812
BEGELEIDENDE NOTA
van: de secretaris-generaal van de Europese Commissie, ondertekend door xxxxxxx Xxxxxxx XXXXXX, directeur
ingekomen: 28 juli 2023
aan: xxxxxxx Xxxxxxx XXXXXXXX, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie
nr. Comdoc.: COM(2023) 459 final
Betreft: Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende arbeidsmarktstatistieken van de Europese Unie over ondernemingen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 450/2003 en (EG) nr. 453/2008 van het Europees Parlement en
de Raad
Hierbij gaat voor de delegaties document COM(2023) 459 final.
Bijlage: COM(2023) 459 final
12258/23 sp
LIFE.4 NL
EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 28.7.2023
COM(2023) 459 final 2023/0288 (COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende arbeidsmarktstatistieken van de Europese Unie over ondernemingen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 450/2003 en (EG) nr. 453/2008 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
{SEC(2023) 295 final} - {SWD(2023) 265 final} - {SWD(2023) 266 final}
TOELICHTING
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
• Motivering en doel van het voorstel
Arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen (LMB) zijn officiële statistieken die de werking van ondernemingen met betrekking tot de arbeidsmarkten beschrijven. De LMB betreffen voornamelijk het niveau, de samenstelling en de ontwikkeling van de arbeidskosten, de loonverdeling en -structuur (met inbegrip van de loonkloof tussen mannen en vrouwen) en vacaturestatistieken.
De EU heeft tijdige, betrouwbare en vergelijkbare Europese arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen nodig om de haar krachtens de artikelen 2, 3 en 4 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) opgedragen taken te vervullen. Europese arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen zijn nodig voor het ontwerp, de uitvoering en de evaluatie van het EU-beleid, met name de coördinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid (artikel 2, lid 3), het monetair beleid (artikel 3, lid 1 quater), het sociaal beleid (artikel 4, lid 2 ter), en economische, sociale en territoriale cohesie (artikel 4, lid 2 quater), alsmede gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers (artikel 157, lid 1).
LMB op het niveau en de structuur van de arbeidskosten worden verzameld sinds 19591, met een periodiciteit van twee tot vier jaar op basis van specifieke wetgeving voor elke gegevensverzameling, en bestreek verschillende economische sectoren (industrie, groot- en detailhandel, wegvervoer, bank- en verzekeringswezen, diensten). Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad voorzag in systematische verzameling van gegevens over het niveau en de samenstelling van de loonkosten (loonkostenenquête) voor het jaar 2000 en daarna om de vier jaar. Met dezelfde wet zijn de statistieken over de structuur en de verdeling van de lonen (enquête over de loonstructuur) voor 2002 en voor een representatieve maand in dat jaar en daarna om de vier jaar vastgesteld. Voordat Verordening (EG) nr. 450/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 betreffende de loonkostenindex werd vastgesteld, waren de gegevens over de ontwikkeling van de loonkosten sinds 1996 op vrijwillige basis verzameld. Evenzo zijn met Verordening (EG) nr. 453/2008 van het Europees Parlement vacaturestatistieken aangewezen als een gereguleerde gegevensverzameling. Voorheen werden zij op vrijwillige basis ingezameld.
Uit de evaluatie van de Commissie is gebleken dat het huidige rechtskader van de drie bovengenoemde handelingen de arbeidsmarktstatistieken in totaal aanzienlijk heeft verbeterd. Deze statistieken werden geacht coherent, efficiënt, grotendeels vergelijkbaar in de tijd en in alle EU-landen en betrouwbaar te zijn. Zij worden op grote schaal gebruikt door organisaties en beleidsmakers op alle niveaus.
Een aantal beperkingen van de statistieken die reeds ten tijde van de vaststelling van de rechtshandelingen werden erkend (ontbrekende delen van de economie) werden echter duidelijker naarmate het EU-beleid zich ontwikkelde, en voor de monitoring ervan preciezere indicatoren nodig waren. LMB worden bijvoorbeeld gebruikt voor het monitoren van de
1 Verordeningen van de Raad nr. 10/1960, nr. 14/1961, nr. 28/1962, nr. 151/1962, nr. 000/00/XXX, (XXX) xx. 0000/00, (XXX) xx. 2259/71, (EEG) nr. 000/00, (XXX) xx. 000/00, (XXX) xx. 2053/69, (EEG) nr. 3192/73, (EEG) nr. 000/00, (XXX) xx. 0000/00, (XXX) xx. 3149/83, (EEG) nr. 1612/88, (EEG) nr. 3949/92, (EEG) nr. 2744/95, (EG) nr. 23/97.
doelstellingen voor duurzame ontwikkeling2, de Europese werkgelegenheidsstrategie, de Europese pijler van sociale rechten3 en het Europees Semester. Daarnaast is in de recente richtlijn betreffende toereikende minimumlonen4, een richtlijn betreffende beloningstransparantie5 en de aanbeveling van de Raad over de oprichting van nationale comités voor de productiviteit6 gewezen op de noodzaak van onpartijdige en alomvattende statistieken op het gebied van lonen en loonkosten.
De informatie die in verschillende LMB-gegevensreeksen wordt verzameld, is vertekend door de onvolledige dekking van de publieke sector (of delen daarvan) en micro-ondernemingen. In verschillende lidstaten zijn ondernemingen met één tot negen werknemers niet opgenomen in de loonstructuurenquête of in de loonkostenenquête. Dit leidt tot vertekeningen in belangrijke statistieken zoals het gemiddelde en het mediane inkomen, die worden gebruikt om de loonkloof tussen mannen en vrouwen af te leiden of om de toereikendheid van minimumlonen te beoordelen. Bovendien werd het gebrek aan een wettelijke verplichting om informatie te verstrekken over de loonkloof tussen mannen en vrouwen problematischer omdat de huidige gegevensverzameling vrijwillig is en niet alle EU-landen of alle vereiste variabelen bestrijkt. Dit vormt een risico voor het toezicht op gendergelijkheid en eerlijke arbeidsomstandigheden.
Daarom kunnen de momenteel aan Eurostat verstrekte gegevens niet ten volle worden benut: De EU-aggregaten kunnen niet voor de gehele economie worden berekend en vergelijkingen tussen landen zullen nog steeds worden belemmerd totdat alle EU-landen de LMB-dekking volledig uitbreiden.
De dekking van de gehele economie zal de nauwkeurigheid verbeteren van een aantal statistieken die worden gebruikt als belangrijkste Europese economische indicatoren (loonkostenindex, vacaturepercentage) of voor de duurzameontwikkelingsdoelstellingen en de Europese pijler van sociale rechten (loonkloof tussen mannen en vrouwen, mediane inkomsten die worden gebruikt om de toereikendheid van de lonen te beoordelen). Bovendien moet het verzamelen van jaarlijkse gegevens over de loonkloof tussen mannen en vrouwen worden gereguleerd om toekomstige gegevensoverdracht te waarborgen en de kwaliteit ervan te verbeteren. Tot slot moet de tijdigheid van een aantal LMB-gegevensreeksen worden verbeterd (bv. de loonkostenindex) en moet in een aantal bestaande informatielacunes worden voorzien (bv. aantal gewerkte uren).
Er zijn ook mogelijkheden voor vereenvoudiging door meer gebruik te maken van administratieve gegevens en innovatieve bronnen (zoals webscraping) en een betere integratie van LMB zodra het rechtskader is geharmoniseerd.
2 xxxxx://xx.xxxxxx.xx/xxxxxxxx/xxx/xxx/xxxxxxxx.
3 xxxxx://xx.xxxxxx.xx/xxxx/xxxxxxxx/xxxxxxxxxx-0000-0000/xxxxxxx-xxxxx-xxxxxx/xxxx-xxxxxx-xxx- investment/european-pillar-social-rights_nl.
4 Richtlijn (EU) 2022/2041 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie (PB L 275 van 25.10.2022, blz. 33).
5 Richtlijn (EU) 2023/970 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 ter versterking van de toepassing van het beginsel van gelijke beloning van mannen en vrouwen voor gelijke of gelijkwaardige arbeid door middel van beloningstransparantie en handhavingsmechanismen (PB L 132 van 17.5.2023, blz. 21).
6 Aanbeveling van de Raad van 20 september 2016 over de oprichting van nationale comités voor de productiviteit (PB C 349 van 24.9.2016, blz. 1).
• Samenhang met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
De beleidscontext voor LMB is in de loop der tijd gestaag geëvolueerd. In 2009 publiceerde de Commissie een mededeling aan het Europees Parlement en de Raad met haar visie op de productiemethode voor EU-statistieken voor het decennium (2010-2020)7. In dit document werd ingegaan op de belangrijkste veranderingen in het ondernemingsklimaat van het Europees statistisch systeem en op de gevolgen voor de beleidsvorming. Er werd gewezen op het belang van een geïntegreerd systeem dat landen in staat stelt gegevens uit verschillende bronnen te verzamelen en de beschikbaarheid en reikwijdte van de analyse te vergroten. Ook werd benadrukt hoe belangrijk het is de kwaliteit van de gegevens te verbeteren, aangezien veel externe bronnen niet voorzien in de verwachte behoeften aan Europese statistieken.
In 2014 is de Commissie (Eurostat) begonnen met de modernisering van de sociale statistieken. Dit heeft geleid tot de vaststelling van een kaderverordening voor Europese statistieken over personen en huishoudens, op basis van gegevens die op individueel niveau worden verzameld door middel van steekproeven van personen en huishoudens8. Daarnaast hebben het Europees Parlement en de Raad op 27 november 2019 de verordening betreffende Europese bedrijfsstatistieken aangenomen, waarbij tien rechtshandelingen op het gebied van bedrijfsstatistieken werden ingetrokken9. De LMB bevinden zich op het snijpunt van beide domeinen: zij behoren tot de sociale statistieken qua onderwerp, en tot de bedrijfsstatistieken wat het soort respondenten (ondernemingen) betreft. Dit initiatief inzake LMB moet de modernisering van de sociale statistieken voltooien.
Dit uniforme rechtskader zal voorzien in systematische verwijzingen naar de overeenkomstige begrippen die worden gebruikt op nauw verwante gebieden zoals de nationale rekeningen en Europese bedrijfsstatistieken. Sinds de vaststelling ervan is de wetgeving op beide gebieden geactualiseerd en is de werkwijze ervan herzien (Europees systeem van rekeningen 2010, verordening Europese bedrijfsstatistieken). Daarom is het nu noodzakelijk de LMB op elkaar af te stemmen om te zorgen voor consistentie op alle gebieden en duidelijkheid te verschaffen aan de gebruikers van de LMB-wetgeving, met inbegrip van de bureaus voor de statistiek van de lidstaten.
• Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
LMB-indicatoren worden gebruikt om belangrijke Europese beleidsmaatregelen, zoals de Europese pijler van sociale rechten en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN (SDG’s), te monitoren. De loonkloof tussen mannen en vrouwen is een indicator voor duurzameontwikkelingsdoelstellingen in het kader van doelstelling 5 (“Gendergelijkheid”) en maakt deel uit van het dashboard van de pijler (beginsel 2). Het recht op billijke lonen en toereikende minimumlonen is opgenomen in beginsel 6 (“Lonen”).
7 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de productiemethode voor EU-statistieken: een visie voor de komende tien jaar, COM(2009) 0404 definitief.
8 Verordening (EU) 2019/1700 van het Europees Parlement en de Raad van 10 oktober 2019 ter vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor Europese statistieken over personen en huishoudens, op basis van gegevens die op individueel niveau worden verkregen door middel van steekproeven (PB L 261I van 14.10.2019, blz. 1).
9 Verordening (EU) 2019/2152 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende Europese bedrijfsstatistieken en tot intrekking van tien rechtshandelingen op het gebied van bedrijfsstatistieken (PB L 327 van 17.12.2019, blz. 1).
LMB verschaffen essentiële informatie voor het monetaire beleid (loonkostenindex) en zullen worden gebruikt ter ondersteuning van de recente richtlijn betreffende toereikende minimumlonen en de richtlijn betreffende loontransparantie.
Met dit voorstel zal het rechtskader voor LMB verder worden afgestemd op dat beleid en die wetgeving van de EU, aangezien deze nieuw zijn of zijn geëvolueerd sinds de vaststelling van de huidige LMB-wetgeving.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag voor dit voorstel is artikel 338, lid 1, VWEU, dat het rechtskader voor Europese statistieken vormt. Het Europees Parlement en de Raad moeten volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen aannemen voor de productie van statistieken wanneer deze statistieken nodig zijn voor de vervulling van de taken van de EU. Artikel 338, lid 2, bevat de vereisten voor de productie van Europese statistieken en bepaalt dat deze moeten voldoen aan de normen van onpartijdigheid, betrouwbaarheid, objectiviteit, wetenschappelijke onafhankelijkheid, kosteneffectiviteit en statistische geheimhouding, zonder dat dit buitensporige lasten voor ondernemingen, autoriteiten en burgers met zich brengt.
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Het Europees statistisch systeem ESS biedt een infrastructuur voor statistische informatie. Het systeem is ontworpen om tegemoet te komen aan de behoeften van veel gebruikers in democratische samenlevingen. Tot de belangrijkste kwaliteitscriteria waaraan Europese statistieken moeten voldoen, behoren consistentie en vergelijkbaarheid. Vergelijkbaarheid is van groot belang voor LMB, omdat deze een cruciale rol spelen bij het ondersteunen van empirisch onderbouwd economisch, sociaal en cohesiebeleid. De lidstaten kunnen geen consistente en vergelijkbare statistieken produceren zonder een duidelijk Europees kader in de vorm van EU-wetgeving waarin de gemeenschappelijke statistische begrippen, rapportageformaten en kwaliteitseisen zijn vastgelegd. De doelstelling van de voorgestelde actie kan niet volledig worden bereikt wanneer lidstaten alleen handelen. Op EU-niveau kan doeltreffender actie worden ondernomen door middel van een EU-rechtshandeling die de vergelijkbaarheid van statistieken op de gebieden waarop de voorgestelde handeling betrekking heeft, waarborgt. De lidstaten kunnen zelf gegevens verzamelen.
• Evenredigheid
Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het waarborgt de kwaliteit en vergelijkbaarheid van de Europese LMB, die in alle lidstaten volgens dezelfde beginselen worden verzameld en opgesteld. Het zal er ook voor zorgen dat Europese LMB relevant blijven en worden aangepast aan de behoeften van de gebruikers. De verordening zal de productie van statistieken kosteneffectiever maken en tegelijkertijd de specifieke eigenschappen van de systemen van de lidstaten eerbiedigen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel beperkt de verordening zich tot het minimum dat nodig is om haar doel te verwezenlijken en gaat zij niet verder dan wat daartoe noodzakelijk is.
• Keuze van het instrument
Het voorgestelde instrument is een verordening.
Gezien de doelstellingen en de inhoud van het voorstel is een verordening het meest geschikte instrument. Belangrijk EU-beleid zoals macro-economische convergentie, sociale cohesie,
prijsstabiliteit en gendergelijkheid is inherent afhankelijk van vergelijkbare, geharmoniseerde en hoogwaardige Europese arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen. Dit kan het best worden gewaarborgd door verordeningen, die rechtstreeks toepasselijk zijn in de lidstaten en die niet eerst in nationaal recht moeten worden omgezet.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Evaluatie/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving
In het kader van dit initiatief heeft de Commissie het huidige rechtskader voor de LMB geëvalueerd, dat bestaat uit de Verordeningen (EG) nr. 530/1999, (EU) nr. 450/2003 en (EG) nr. 453/2008 en de uitvoeringsmaatregelen daarvan.
Positief is, dat uit de evaluatie blijkt dat LMB het mogelijk maken informatie van hoge kwaliteit te verzamelen die op grote schaal voor de beoogde doeleinden wordt gebruikt. De sterke punten van de LMB zijn in hun samenhang, efficiëntie, vergelijkbaarheid en het feit dat zij goed verankerd betrouwbaar zijn, en op grote schaal gebruikt worden door organisaties en beleidsmakers op alle niveaus. Een van de zwakke punten van het huidige rechtskader is dat het verzamelen van gegevens over de loonkloof tussen mannen en vrouwen niet wordt geregeld. Het ontbreken van een wettelijke verplichting om jaarlijks informatie te verstrekken over de loonkloof tussen mannen en vrouwen is problematischer geworden, aangezien de vrijwillige gegevensverzameling ten koste gaat van de kwaliteit en risicofactoren inhoudt voor de follow-up van de Europese pijler van sociale rechten, de monitoring door de EU van doelstelling 5 van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN en de monitoring van de gendergelijkheidsstrategie en de richtlijn inzake loontransparantie. Sommige lidstaten hebben geen jaarlijkse gegevens over de loonkloof tussen mannen en vrouwen verstrekt.
Een ander zwak punt van het huidige rechtskader is dat belangrijke actoren van de EU- economie, zoals micro-ondernemingen, er buiten vallen. Bepaalde tekortkomingen van de LMB die reeds bij de vaststelling van de rechtshandelingen werden geconstateerd, blijven bestaan. Voor deze tekortkomingen werden andere oplossingen binnen het bestaande rechtskader gekozen (door haalbaarheidsstudies te eisen die konden leiden tot een wijziging van de wetgeving of door financiële steun te verlenen voor het creëren van de benodigde capaciteiten), maar deze waren voor sommige gegevensverzamelingen niet afdoende. Daarom is de verzamelde informatie in verscheidene LMB vertekend, met name als gevolg van de onvolledige dekking van bepaalde sectoren van de economie of van micro-ondernemingen. Als gevolg daarvan kunnen de aan Eurostat verstrekte gegevens niet ten volle worden benut: EU-aggregaten kunnen niet voor de gehele economie worden berekend en het is moeilijk om landen met elkaar te vergelijken.
Bovendien is er ruimte om de tijdigheid en frequentie van de LMB-gegevens te verbeteren. Uit de resultaten van de raadpleging van belanghebbenden blijkt dat de frequentie van de loonstructuurenquête en de loonkostenenquête voor sommige gebruikers niet meer volstaan. Zij zijn ook van mening dat de tijdigheid zowel voor de enquêtes als voor de loonkostenindex kan worden verbeterd.
Een andere tekortkoming is dat LMB, met een grotere nadruk op empirisch onderbouwde beleidsvorming, mettertijd belangrijk werden voor een betere analyse. De bestaande wetgeving is gericht op de gegevensbehoeften voor de beleidsprioriteiten op het moment dat het initiatief oorspronkelijk werd ontwikkeld. Deze prioriteiten zijn in de loop der tijd geëvolueerd en de huidige LMB bestrijken niet langer voldoende beleidsuitsplitsingen of variabelen. De bij de raadpleging van belanghebbenden bevestigde lacunes zijn met name
gericht op een reeks variabelen die, wanneer zij in de loonstructuurenquête worden opgenomen, een betere analyse van de microgegevens en de afgeleide loonkloof tussen mannen en vrouwen mogelijk zouden maken. Tot slot werden gedetailleerdere gegevens over vacatures noodzakelijk geacht.
Een bijkomend zwak punt van het huidige rechtskader is dat het niet is aangepast om gebruik te maken van nieuwe bronnen in de lidstaten en op EU-niveau. De LMB- regelgeving voorzag niet in het gebruik van innovatieve gegevens als mogelijke bron, aangezien die op dat moment niet beschikbaar waren. Daarom is het huidige kader voor kwaliteitsrapportage niet geschikt voor de beoordeling van die nieuwe gegevensbronnen. Bovendien zou het toegenomen gebruik van administratieve gegevens, dat de afgelopen jaren is waargenomen, goede documentatie vereisen, hetgeen niet mogelijk is door de bestaande kwaliteitsrapportage.
Ten slotte zijn de definities, concepten en benaderingen van het kader op verwante statistische gebieden niet op elkaar afgestemd. Hoewel de individuele LMB intern coherent zijn, zou de juridische architectuur kunnen worden vereenvoudigd door de drie vigerende kaderverordeningen te vervangen door één geconsolideerde tekst om te zorgen voor volledige harmonisatie en consistentie in alle LMB-gegevensverzamelingen.
• Raadpleging van belanghebbenden
In de raadplegingsstrategie werden de belangrijkste profielen van belanghebbenden in drie hoofdgroepen in kaart gebracht: i) aanbieders van brongegevens (zoals houders van administratieve gegevens) en respondenten (gegevensverstrekkers in ondernemingen die rechtstreeks deelnemen aan de gegevensverzameling); ii) producenten van statistieken (voornamelijk nationale bureaus voor de statistiek), en iii) gebruikers van statistieken.
De raadpleging bestond uit de volgende activiteiten: openbare en gerichte raadplegingen, een gerichte workshop, interviews met de belangrijkste belanghebbenden en deskresearch.
De raadpleging van belanghebbenden heeft met succes de beoogde groepen belanghebbenden bereikt (met uitzondering van administratieve gegevensverstrekkers, individuele ondernemingen met minder dan tien werknemers en mediaorganisaties). De lasten voor ondernemingen in verband met LMB werden indirect beoordeeld via de nationale bureaus voor de statistiek, en ook enkele bedrijfsorganisaties gaven hun mening. Gezien de technische aard van het onderwerp werd de algemene betrokkenheid van de respondenten voldoende geacht om de back-to-backevaluatie en effectbeoordeling van LMB te ondersteunen.
Uit de feedback uit de raadpleging bleek dat het initiatief van de Commissie werd gesteund en dat werd erkend dat de zaken aanzienlijk waren verbeterd sinds de vorige beleidsmaatregelen ten aanzien van LMB. Er werden echter ook statistische lacunes vastgesteld en nieuwe statistische behoeften waaraan het huidige rechtskader niet kan voldoen. De acties die alle groepen belanghebbenden als prioritair beschouwden, waren: het reguleren van de gegevensverzameling over de loonkloof tussen mannen en vrouwen, het verbeteren van de dekking van LMB en het verbeteren van de tijdigheid. Het belangrijkste voorstel waarover producenten en gebruikers uiteenlopende standpunten hadden, was het verhogen van de frequentie van de vierjaarlijkse gegevensverzamelingen (loonstructuurenquête en loonkostenenquête). Dit was te belastend voor de respondenten (ondernemingen) en te duur voor de nationale bureaus voor de statistiek. Het werd echter gezien als een grote toegevoegde waarde voor de gebruikers.
• Bijeenbrengen en gebruik van expertise
De LMB-evaluatie is gepresenteerd en besproken met de deskundigengroepen van de Commissie om advies en input in te winnen over de voortgang van de evaluatie en effectbeoordeling. Dit waren meestal vergaderingen van door Eurostat-leiders geleide deskundigengroepen met deelname van deskundigen uit de lidstaten, namelijk de werkgroep arbeidsmarktstatistieken en de (groep van Europese directeuren sociale statistiek). Het Comité voor het Europees statistisch systeem10 is ook op de hoogte gehouden van de vorderingen.
Eurostat heeft deze evaluatie verricht met ondersteuning van een studie die is verricht door ICF SA in België. Deze ondersteunende studie voorzag in de voorbereiding van de evaluatie en effectbeoordeling, de analyse van de openbare raadpleging en de organisatie en analyse van de activiteiten voor de raadpleging van belanghebbenden (met uitzondering van de door Eurostat voorbereide openbare raadpleging).
• Effectbeoordeling
De effectbeoordeling voor dit initiatief11 kreeg op 20 januari 2023 na een schriftelijke procedure een positief advies met voorbehoud van de Raad voor regelgevingstoetsing12. Een herziene versie van het effectbeoordelingsverslag waarin de punten van voorbehoud werden behandeld, werd op 13 maart 2023 schriftelijk goedgekeurd door een interdepartementale stuurgroep.
De algemene doelstelling die is vermeld in de effectbeoordeling is het produceren van LMB die actueel, relevant en alomvattend zijn voor belangrijke economische sectoren, die in alle lidstaten vergelijkbaar zijn en consistent zijn met verwante statistische gebieden. Deze doelstelling kan worden onderverdeeld in drie specifieke doelstellingen die zijn afgestemd op de hierboven geschetste problemen:
• aanpassing van het regelgevingskader om flexibiliteit mogelijk te maken bij het voldoen aan nieuwe behoeften, tijdige bekendmaking van statistieken en bevordering van het gebruik van innovatieve bronnen en methoden (waarvan de kwaliteit naar behoren is beoordeeld);
• de dekking van statistieken uit te breiden tot de gehele economie en ervoor te zorgen dat alle lidstaten gegevens over de loonkloof tussen mannen en vrouwen verstrekken;
• verbetering van de samenhang met verwante statistische gebieden.
Er zijn beleidsopties ontwikkeld door gedetailleerde beleidsmaatregelen te groeperen die gericht zijn op de specifieke doelstellingen.
Optie 0 is het basisscenario.
In optie 1 worden de in de drie bestaande verordeningen gespecificeerde gegevensverzamelingen geïntegreerd in een nieuwe kaderverordening die ook de loonkloof tussen mannen en vrouwen dekt. Definities, concepten en benaderingen zijn op elkaar afgestemd en er wordt een algemene planning opgesteld om de gegevensoverdrachten beter op elkaar af te stemmen. Met uitzondering van de nieuwe rechtsgrondslag voor de loonkloof tussen mannen en vrouwen, zouden alle verbeteringen die verder gaan dan een loutere
10 Vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad.
11 SWD(2023) 265; SWD(2023) 266.
12 SEC(2023) 295.
herschikking van de huidige wetgeving, vrijwillig blijven. Daarom voorziet optie 1 niet in nieuwe behoeften. Deze optie zou de bestaande leemten in de dekking slechts gedeeltelijk opheffen of de tijdigheid van de LMB-gegevens voor enkele vrijwillige landen in geringe mate verbeteren.
Met optie 2 wordt de dekking uitgebreid tot micro-ondernemingen voor de loonstructuurenquête (alleen voor het verzamelen van de belangrijkste informatie om de lasten te beperken), maar niet voor de loonkostenenquête. De reikwijdte van beide enquêtes wordt uitgebreid tot de NACE-sectie “Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale zekerheid”, en vacaturestatistieken bestrijken de gehele economie in alle landen. De tijdigheid is licht verbeterd voor de loonkostenindex op kwartaalbasis en voor de vierjaarlijkse loonstructuurenquête, maar niet voor de loonkostenenquête. De frequentie van beide enquêtes blijft zoals in het basisscenario. Het ontwikkelen van een rechtsgrondslag voor de loonkloof tussen mannen en vrouwen en het voorzien in nieuwe behoeften maakt ook deel uit van deze optie. Deze optie zorgt ook voor betere kwaliteitsrapportage voor alle gegevensverzamelingen en voor een betere harmonisatie en planning via de geïntegreerde kaderverordening.
Optie 3 voorziet volledig in de behoefte aan verbetering en harmonisatie van alle LMB, zoals aangegeven door de belanghebbenden. Deze optie omvat alle geïdentificeerde beleidsmaatregelen of de meest ambitieuze wanneer alternatieve maatregelen werden overwogen. Deze maatregelen betreffen dekking, tijdigheid, hoge frequentie van enquêtes over de structuur van lonen en loonkosten, kwaliteitsrapportage, gebruik van administratieve gegevens en innovatieve bronnen, afstemming van concepten op alle LMB-domeinen, het verplicht stellen van het verzamelen van gegevens over de loonkloof tussen mannen en vrouwen en het voorzien in nieuwe behoeften. Dat betekent dat de dekking van beide enquêtes wordt uitgebreid tot micro-ondernemingen en tot de NACE-sectie “Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale zekerheid”, en vacaturestatistieken hebben betrekking op de gehele economie. De tijdigheid van de loonstructuurenquête is aanzienlijk verbeterd, terwijl de loonkostenenquête een bescheiden verbetering laat zien; ook de tijdigheid van de loonkostenindex wordt verbeterd. In deze optie profiteren de LMB van verbeterde kwaliteitsrapportage en betere harmonisatie en planning door middel van één geïntegreerde kaderverordening.
Er is een kwalitatieve beoordeling verricht van de vier opties die voor de effectbeoordeling waren geselecteerd. Deze beoordeling betrof de evenredigheid, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang.
Volgens ramingen op basis van informatie van de nationale bureaus voor de statistiek brengt optie 3 een aanzienlijke toename van de lasten voor ondernemingen met zich mee, en dit leidt tot een stijging van de kosten voor het beantwoorden van enquêtes met 88 %. Optie 2 leidt tot een toename van de lasten voor het bedrijfsleven met 11 %. Met optie 3 stijgen de kosten voor gegevensverzamelaars met 64 % ten opzichte van 12 % in optie 2. Optie 1 leidt tot een verwaarloosbare toename van de lasten en kosten voor het bedrijfsleven en de nationale bureaus voor de statistiek.
Met alle opties is de evenredigheid gewaarborgd. Hoewel optie 3 ambitieuzere voorstellen omvat, zoals verdubbeling van de frequentie van twee gegevensverzamelingen die momenteel om de vier jaar plaatsvinden, werd deze optie niet realistisch geacht gezien de huidige noodzaak om de kosten en lasten te beperken. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat deze optie momenteel door het Europees statistisch systeem zou kunnen worden toegepast. Optie 3 is weliswaar de doeltreffendste, maar ook de duurste, en legt de grootste last op het
bedrijfsleven. Volgens de gegevensverstrekkers zou de toepassing van optie 3 ook ernstige problemen op dit gebied met zich meebrengen. Optie 2 werd gezien als de meest kostenefficiënte manier om tegemoet te komen aan de behoeften van gegevensgebruikers en - aanbieders. De voorkeursoptie is derhalve optie 2. Het wetgevingsvoorstel is in overeenstemming met deze optie.
• Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
De voorkeursoptie (optie 2) zal op de volgende drie manieren tot vereenvoudiging en meer efficiëntie leiden.
a) Samenvoeging van de drie bestaande kaderverordeningen tot één rechtshandeling.
b) Bevordering van het gebruik van alternatieve administratieve bronnen en moderne digitale technieken, waaronder webscraping en automatische overdracht van loongegevens, die een rol zullen spelen bij de lastenverlichting voor ondernemingen in het algemeen en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) in het bijzonder. Dit kan worden bereikt door gegevens over lonen en loonkosten uit de loonstelsels van ondernemingen en vacatures te ontlenen aan internet. Nieuwe administratieve en innovatieve gegevens moeten ook helpen om in nieuwe behoeften te voorzien.
c) Alleen variabelen verzamelen over leerlingen uit landen waar zij een aanzienlijk aandeel van alle werknemers vertegenwoordigen (meer dan 1 %).
Door de in optie 2 voorgestelde loonstructuurenquête uit te breiden tot micro-ondernemingen, bedraagt de lastenstijging voor alle kmo’s 0,24 % van de huidige gemiddelde last om de vier jaar. Dit is gebaseerd op een gemiddeld steekproefpercentage van 2,5 % voor kmo’s. Bovendien zal de uitbreiding slechts beperkte informatie betreffen en worden gecompenseerd door een vereenvoudiging van de loonkostenenquête onder leerlingen (jongeren met een leercontract).
De voorgestelde optie is volledig in overeenstemming met het beginsel van digitale beleidsvorming: digitalisering vormt de kern van de statistische processen in het Europees statistisch systeem (“digitaal standaard”). Er zullen specifieke maatregelen digitaal worden uitgevoerd (webformulieren, digitale processen, IT-programma’s) om de kosten voor de nationale bureaus voor de statistiek en de lasten voor de respondenten tot een minimum te beperken.
• Grondrechten
Uit de effectbeoordeling is gebleken dat er sprake kan zijn van een mogelijk positief indirect effect op de grondrechten. Een betere kwaliteit van de statistieken over de loonkloof tussen mannen en vrouwen (met inbegrip van betere gegevens over mensen die in micro- ondernemingen werken) zou het grondrechtenbeleid verbeteren.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Het voorstel voorziet niet in de financiering van regelmatige gegevensverzamelingen, maar wel in medefinanciering door de EU van relevante moderniseringsinspanningen, met inbegrip van proef- en haalbaarheidsstudies in de lidstaten. Bovendien moeten de personele en operationele (IT-) middelen bij de Commissie (Eurostat) stabiel blijven om de werklast op het gebied van regelgeving, toezicht en productie aan te kunnen die door de aanzienlijk verbeterde gegevensverzamelingen ontstaan.
De totale financiële gevolgen van het voorstel zijn van onbeperkte duur. De geraamde gevolgen voor de begroting voor de resterende periode van de huidige langetermijnbegroting van de EU 2021-2027 (ook bekend als het meerjarig financieel kader) na de inwerkingtreding van de verordening zijn uiteengezet in het financieel memorandum.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
De voorgestelde verordening zal naar verwachting in 2024 door het Europees Parlement en de Raad worden goedgekeurd, en de uitvoeringsmaatregelen van de Commissie zullen kort daarna worden goedgekeurd. De verordening is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.
Verwacht wordt dat de lidstaten in het kader van de nieuwe verordening gegevens aan de Commissie zullen verstrekken vanaf het referentiejaar 2026 voor vacaturestatistieken, de loonstructuurenquête, de loonkloof tussen mannen en vrouwen en loonkostenindices, en vanaf 2028 voor de loonkostenenquête. In overeenstemming met de effectbeoordeling zal de uitvoering van de vastgestelde verordening regelmatig worden gemonitord en geëvalueerd. De effectbeoordeling omvat ook monitoringregelingen, met inbegrip van voorstellen voor te gebruiken indicatoren.
• Artikelsgewijze toelichting
De voorgestelde verordening voorziet in een nieuw kader voor Europese arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen. Het omvat actuele statistieken over de structuur en de verdeling van lonen en loonkosten, de loonkostenindex, vacatures en de loonkloof tussen mannen en vrouwen. Ook wordt gespecificeerd dat de lidstaten statistieken moeten verstrekken over drie domeinen (inkomen, loonkosten, vraag naar arbeid), vijf gerelateerde onderwerpen en twintig gedetailleerde onderwerpen. Deze worden ondersteund door artikelen over het onderwerp, definities, gegevensbronnen en -methoden (met inbegrip van specifieke facilitatoren voor het hergebruik van administratieve gegevensbronnen), gegevensvereisten, vroegtijdige schattingen, statistische populatie en eenheden, ad-hocgegevensvereisten, kwaliteitseisen en kwaliteitsrapportage, proef- en haalbaarheidsstudies, en mogelijke financiële bijdragen.
De details van de gegevensvereisten zullen worden gespecificeerd in uitvoeringshandelingen, maar de voorgestelde verordening maakt het mogelijk de lijst van gedetailleerde onderwerpen en hun periodiciteit, referentieperioden en termijnen voor de indiening van gegevens te wijzigen door middel van gedelegeerde handelingen. Het voorstel voorziet ook in de mogelijkheid om in te spelen op toekomstige gegevensvereisten met ad- hocgegevensverzamelingen. Tot slot biedt de voorgestelde verordening mogelijke medefinanciering om de statistische productiesystemen verder te moderniseren en waar nodig proef- en haalbaarheidsstudies te verrichten. Deze aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden en gedelegeerde bevoegdheden, alsook de mogelijkheid om proef- en haalbaarheidsstudies te starten, worden voorgesteld zodat het nieuwe kader een zekere flexibiliteit behoudt om in te spelen op nieuwe gebruikersbehoeften, en om de mogelijkheden te benutten die nieuwe gegevensbronnen op lange termijn bieden.
2023/0288 (COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende arbeidsmarktstatistieken van de Europese Unie over ondernemingen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 450/2003 en (EG) nr. 453/2008 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 338, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité13,
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s14, Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt:
(1) Arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen in de Europese Unie zijn nodig voor het ontwerp, de uitvoering en de evaluatie van het beleid van de Unie, met name het beleid dat gericht is op economische, sociale en territoriale cohesie, de Europese werkgelegenheidsstrategie, de Europese pijler van sociale rechten en het Europees Semester.
(2) Voor de voorkoming en correctie van macro-economische onevenwichtigheden overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1176/201115 en de monitoring van toereikende minimumlonen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2022/2041 van het Europees Parlement en de Raad16 is nauwkeurige informatie nodig over de ontwikkeling van de loonkosten per uur en de loonniveaus in de lidstaten.
(3) De Europese Centrale Bank maakt in het kader van het gemeenschappelijk monetair beleid gebruik van Europese arbeidsmarktstatistieken over het bedrijfsleven om de inflatie- en deflatierisico’s als gevolg van arbeidskosten te monitoren. Daarom zijn nauwkeurige, tijdige en vergelijkbare statistieken van de Unie over de ontwikkeling van de loonkosten noodzakelijk.
13 PB C , , blz. .
14 PB C , , blz. .
15 Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).
16 Richtlijn (EU) 2022/2041 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie (PB L 275 van 25.10.2022, blz. 33).
(4) De dekking van de vacaturestatistieken en de tijdigheid van de loonkostenindex moeten worden uitgebreid, aangezien beide indicatoren zijn opgenomen in de voornaamste Europese economische indicatoren (VEEI’s)17, die nodig zijn om het monetaire en economische beleid te monitoren.
(5) Er is een rechtsgrondslag nodig voor het reguleren van de overdracht van de jaarlijkse loonkloof tussen mannen en vrouwen voor het monitoren van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen in het kader van de Agenda 2030 van de Verenigde Naties (VN), met name doelstelling 5 inzake gendergelijkheid.
(6) Voor de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep18 zij vergelijkbare gegevens over de door mannen en vrouwen ontvangen lonen nodig. Richtlijn (EU) 2023/970 van het Europees Parlement en de Raad ter versterking van de toepassing van het beginsel van gelijke beloning van mannen en vrouwen voor gelijke of gelijkwaardige arbeid19 vereist dat de lidstaten de Commissie jaarlijks en tijdig actuele gegevens over de loonkloof tussen mannen en vrouwen verstrekken. Deze verplichting moet worden aangevuld met een passend statistisch kader voor het verzamelen en doorgeven van gegevens over de loonkloof tussen mannen en vrouwen.
(7) Om de bestaande wetgeving te vereenvoudigen en harmonisatie op het gebied van toepassingsgebied, concepten, definities en kwaliteitsrapportage te bevorderen, moet deze verordening betrekking hebben op alle Europese arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen.
(8) Deze verordening moet rekening houden met nieuwe behoeften die zijn ontstaan bij de ontwikkeling en verdieping van de Unie en de eurozone, op voorwaarde dat de bepalingen ervan geen onevenredige belasting vormen voor de respondenten of de nationale statistische instanties.
(9) Om de lasten voor ondernemingen, vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen, te beperken, moeten de nationale statistische instanties de voorkeur geven aan administratieve en innovatieve bronnen die de verstrekking van statistieken niet als hoofddoel hebben, als vervanging voor of aanvulling op statistische enquêtes, met inachtneming van de kwaliteitseisen voor officiële statistieken. De meest recente technologische en digitale ontwikkelingen kunnen tot deze doelstelling bijdragen.
(10) Met het oog op de verbetering van de efficiëntie van de productieprocessen voor arbeidsmarktstatistieken en de vermindering van de responslast hebben de nationale statistische autoriteiten en de Commissie (Eurostat) recht op onmiddellijke en kosteloze toegang tot en gebruikmaking van die administratieve bestanden en moeten zij deze administratieve bestanden kunnen integreren in statistieken, voor zover dit noodzakelijk is voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van arbeidsmarktstatistieken van de Europese Unie over ondernemingen, in
17 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over statistieken betreffende de eurozone “Naar betere methodieken voor statistieken en indicatoren betreffende de eurozone”, COM(2002) 661 definitief van 27 november 2002.
18 Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid en beroep (PB L 204 van 26.7.2006, blz. 23).
19 Richtlijn (EU) 2023/970 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 ter versterking van de toepassing van het beginsel van gelijke beloning van mannen en vrouwen voor gelijke of gelijkwaardige arbeid door middel van beloningstransparantie en handhavingsmechanismen (PB L 132 van 17.5.2023, blz. 21).
overeenstemming met de bepalingen van artikel 17 bis van Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad20.
(11) Verordening (EG) nr. 223/2009 is het referentiekader voor onderhavige verordening, ook wat de bescherming van vertrouwelijke gegevens betreft.
(12) Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor de systematische productie van hoogwaardige arbeidsmarktstatistieken van de Europese Unie over ondernemingen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en daarom, op grond van redenen van consistentie en vergelijkbaarheid, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
(13) De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad21 en heeft een advies uitgebracht op [xxx].
(14) Voor een passende uitvoering van deze verordening in de lidstaten is een termijn van ten minste twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding nodig vóór de eerste gegevensverzameling.
(15) Het Comité voor het Europees statistisch systeem is geraadpleegd, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voorwerp
Deze verordening steltteen gemeenschappelijk rechtskader vast voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen in de Unie.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
1) “statistische eenheid”: de entiteit waarover de gegevens worden verzameld of
samengesteld;
20 Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).
21 Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
2) “onderneming”: een geheel van juridische eenheden in de zin van Verordening (EEG) nr. 696/93 van de Raad22; Dit omvat niet-marktproducenten en andere institutionele eenheden die tot de sector overheid behoren;
3) “lokale eenheid”: een onderneming die of een deel van een onderneming dat zich op
een geografisch geïdentificeerde plaats bevindt;
4) “ingezeten onderneming”, respectievelijk “ingezeten lokale eenheid”: een onderneming, respectievelijk een lokale eenheid, die economische activiteiten verricht die bijdragen tot het bruto binnenlands product (bbp);
5) “werknemer”: elke persoon, ongeacht zijn nationaliteit, ingezetenschap of hoe lang hij/zij in de lidstaat heeft gewerkt, die een rechtstreekse arbeidsovereenkomst heeft met een onderneming (ongeacht of de overeenkomst formeel of informeel is) en daarvoor een beloning ontvangt, ongeacht de aard van het werk, het aantal gewerkte uren (voltijds of in deeltijd) en de duur van de overeenkomst (vast of tijdelijk, met inbegrip van seizoenswerk); de beloning van een werknemer kan bestaan uit lonen, met inbegrip van bonussen, stukloon, toeslagen voor ploegendienst, toelagen, honoraria, fooien, provisies of beloningen in natura;
6) “werkgever”: een onderneming of een lokale eenheid die een rechtstreekse arbeidsovereenkomst met een werknemer heeft (ongeacht of de overeenkomst formeel of informeel is);
7) “domein”: een of meer gegevensreeksen die specifieke onderwerpen bestrijken;
8) “onderwerp”: de inhoud van de te verzamelen informatie over de statistische eenheden in een gegevensverzameling, waarbij elk onderwerp verschillende gedetailleerde onderwerpen bestrijkt;
9) “gedetailleerd onderwerp”: de gedetailleerde inhoud van de te verzamelen informatie over de statistische eenheden met betrekking tot een onderwerp; elk gedetailleerd onderwerp bestrijkt een of meer variabelen;
10) “variabele”: een kenmerk van een eenheid dat kan uitgaan van meer dan één van een reeks waarden, dat een absoluut getal, een aandeel of een verwijzing naar een positie in een classificatie kan zijn;
11) “uitsplitsing”: een vooraf bepaalde, afzonderlijke, uitputtende reeks waarden die kan
worden toegekend aan een variabele die kenmerkend is voor statistische eenheden;
12) “microgegevens”: gegevens die slechts betrekking hebben op één statistische eenheid
zonder directe identificatiecode;
13) “geaggregeerde gegevens”: gegevens betreffende een reeks van verschillende
statistische eenheden;
14) “statistische populatie”: de reeks statistische eenheden waarover informatie wordt
gevraagd en schattingen zijn vereist;
15) “steekproefkader”: lijst, kaart of andere specificatie van de eenheden die een populatie afbakent die volledig wordt onderzocht of waaruit een steekproef wordt getrokken;
22 Verordening (EEG) nr. 696/93 van de Raad van 15 maart 1993 inzake de statistische eenheden voor waarneming en analyse van het productiestelsel in de Gemeenschap (PB L 76 van 30.3.1993, blz. 1). BIJLAGE Deel III A.
16) “steekproef”: een deelverzameling van een steekproefkader waarvan de elementen worden geselecteerd op basis van een proces waarvan de waarschijnlijkheid van selectie bekend is, zodat geldige schattingen voor de statistische populatie kunnen worden afgeleid;
17) “respondent”: de rapporterende eenheid die informatie verstrekt aan de autoriteit die
de enquête verricht;
18) “enquêtegegevens”: gegevens die zijn verzameld over een steekproef van respondenten en geëxtrapoleerd naar de statistische populatie met behulp van passende wiskundige methoden;
19) “administratieve bestanden”: door een administratieve eenheid, gewoonlijk een publiekrechtelijk orgaan, gegenereerde gegevens die niet voornamelijk voor de verstrekking van statistieken worden verzameld;
20) “andere bronnen”: gegevens die door een niet-administratieve entiteit zijn gegenereerd, met inbegrip van privébestanden, websites en databanken, die niet voornamelijk voor de verstrekking van statistieken zijn bedoeld;
21) “statistische classificatie”: een geordende lijst, met een of meer niveaus van gedetailleerdheid, van verwante, maar elkaar uitsluitende categorieën die worden gebruikt om informatie in een bepaald statistisch domein te structureren op basis van de gelijkenissen ervan;
22) “referentieperiode”: de periode waarop de gegevens betrekking hebben;
23) “gegevensverzamelingsperiode”: de periode waarin de gegevens worden verzameld.
24) “metagegevens”: informatie die nodig is om statistieken te gebruiken en te interpreteren en waarmee gegevens op een gestructureerde manier worden beschreven;
25) “vooraf gecontroleerde gegevens”: gegevensreeksen die door de lidstaten zijn
geverifieerd op basis van overeengekomen gemeenschappelijke validatieregels;
26) “kwaliteitsverslag”: verslag dat informatie geeft over de kwaliteit van een statistisch
product of proces.
Artikel 3
Bronnen en methoden
1. Voor het opstellen van statistieken uit hoofde van deze verordening gebruiken of hergebruiken de lidstaten een van de volgende bronnen of een combinatie hiervan, mits deze aan de in artikel 8 bedoelde kwaliteitsnormen voldoen:
a) enquêtegegevens;
b) administratieve bestanden;
c) overige bronnen.
2. Enquêtes die worden gebruikt voor arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen, moeten worden gebaseerd op steekproeven die representatief zijn voor de statistische populatie. De steekproeven van ondernemingen of lokale eenheden worden getrokken uit de nationale statistische ondernemingsregisters zoals gedefinieerd in artikel 8, lid 4, van Verordening (EU) 2019/2152.
3. De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) gedetailleerde informatie over de bronnen en methoden die zijn gebruikt in de in artikel 8, lid 4, bedoelde kwaliteitsverslagen.
Artikel 4
Gegevensvereisten
1. Arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen hebben betrekking op de volgende gebieden en onderwerpen:
a) inkomsten:
– i) de structuur van de inkomsten;
– ii) loonverschil tussen mannen en vrouwen;
b) loonkosten:
– i) de structuur van de loonkosten;
– ii) loonkostenindex;
c) vraag naar arbeid:
– i) vacatures.
De onderwerpen loonkostenindex als bedoeld punt b), ii), en vacatures als bedoeld in punt c), i), omvatten de respectieve vroegtijdige schattingen ervan als bedoeld in artikel 5.
2. Voor elk in lid 1 genoemd onderwerp worden de gedetailleerde onderwerpen, de bijbehorende periodiciteit, referentieperioden en indieningstermijnen vastgesteld in de bijlage.
3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 13 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de in de bijlage opgenomen lijst van gedetailleerde onderwerpen, frequentie, referentieperioden en indieningstermijnen.
4. Bij de uitoefening van de bevoegdheid om overeenkomstig lid 3 gedelegeerde handelingen vast te stellen, zorgt de Commissie ervoor dat de wijzigingen geen aanzienlijke en onevenredige lasten met zich meebrengen voor lidstaten en respondenten. Daartoe worden haalbaarheidsstudies als bedoeld in artikel 9 gestart en worden de resultaten ervan naar behoren beoordeeld en in aanmerking genomen.
5. De gegevens worden bij de Commissie (Eurostat) ingediend in de vorm van geaggregeerde gegevens, behalve voor het in lid 1, punt a), i), bedoelde onderwerp thematische loonstructuur, waarvoor microgegevens moeten worden ingediend voor individuele werknemers en lokale eenheden.
6. De lidstaten dienen de vooraf gecontroleerde gegevens en de daarmee samenhangende metagegevens in met gebruikmaking van een technisch formaat dat door de Commissie (Eurostat) voor elke gegevensreeks wordt voorgeschreven. De diensten van het centrale toegangspunt worden gebruikt om de gegevens bij de Commissie (Eurostat) in te dienen.
7. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin voor elk onderwerp de volgende elementen worden gespecificeerd:
a) de lijst en de beschrijving van variabelen;
b) statistische classificaties en uitsplitsingen van gegevens;
c) nauwkeurigheidsdoelstellingen;
d) de metagegevens die moeten worden ingediend met dezelfde periodiciteit, referentieperiode en termijnen als de gegevens waarop zij betrekking hebben;
e) de gegevensverzamelingsperioden.
Deze uitvoeringshandelingen worden minstens twaalf maanden vóór het begin van de relevante referentieperiode vastgesteld overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 5
Vroegtijdige schattingen
1. Vroegtijdige schattingen van de loonkostenindex als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt b), ii), en vacatures als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt c), i), worden verstrekt:
a) door lidstaten waarvan het jaarlijkse aantal werknemers meer dan 3 % van het totaal voor de EU uitmaakt, voor elk van de laatste drie opeenvolgende jaren, en
b) door lidstaten van de eurozone waarvan het jaarlijkse aantal werknemers meer dan 3 % van het totaal van de eurozone uitmaakt, voor elk van de laatste drie opeenvolgende jaren;
2. Het aandeel werknemers in het totaal van de EU en het totaal van de eurozone als bedoeld in lid 1 wordt door de Commissie (Eurostat) beoordeeld op basis van de beschikbare jaarlijkse gegevens van de EU-arbeidskrachtenenquête.
3. Indien de lijst van lidstaten waarvan het jaarlijkse aantal werknemers hoger is dan de in lid 1, punten a) en b), bedoelde drempels, wordt gewijzigd, stelt de Commissie (Eurostat) de betrokken lidstaat (lidstaten) daarvan in kennis binnen zes maanden na het einde van de periode die is gebruikt om de drempel van 3 % te beoordelen. Indien de geactualiseerde werknemersaandelen onder respectieve de in lid 1, punt a) en b), bedoelde drempels vallen, mogen de betrokken lidstaten met ingang van het referentiekwartaal van het eerste kalenderjaar volgend op de datum van kennisgeving geen vroegtijdige schattingen meer indienen. Indien de geactualiseerde aandelen deze drempels overschrijden, dienen de betrokken lidstaten de vroegtijdige schattingen in vanaf het eerste referentiekwartaal van het derde kalenderjaar volgend op de datum van de kennisgeving.
Artikel 6
Statistische eenheden en statistische populatie
1. In het kader van deze verordening worden statistieken opgesteld voor een of meer van de volgende statistische eenheden:
a) ondernemingen;
b) lokale eenheden;
c) werknemers.
2. Voor de in artikel 4, lid 1, punt b), ii), bedoelde loonkostenindex en de in artikel 4, lid 1, punt c), i), bedoelde vacatures bestaat de statistische populatie uit alle ondernemingen of alle lokale eenheden die ingezetene van de lidstaat zijn en die aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) hun belangrijkste economische activiteit is opgenomen in elke sectie van de NACE- classificatie23, met uitzondering van “Landbouw, bosbouw en visserij”, “Huishoudens als werkgever en niet-gedifferentieerde productie van goederen en diensten door huishoudens voor eigen gebruik” en “Activiteiten van extraterritoriale organisaties en lichamen”, en
b) zij hebben een of meer werknemers.
3. Voor de onderwerpen structuur van de inkomsten als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt a), i), en loonverschil tussen mannen en vrouwen als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt a), ii), bestaat, wat de gegevens over de werkgever betreft, de statistische populatie uit alle lokale eenheden die ingezetene van de lidstaat zijn en die aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) hun economische activiteit is opgenomen in een van de secties van de NACE- classificatie, met uitzondering van “Landbouw, bosbouw en visserij”, “Diensten van huishoudens als werkgever en ongedifferentieerde goederen en diensten — producerende activiteiten van huishoudens voor eigen gebruik” en “Activiteiten van extraterritoriale organisaties en lichamen”, en
b) zij hebben een of meer werknemers.
Wat de onderwerpen loonstructuur en de loonkloof tussen mannen en vrouwen betreft, bestaat, wat de gegevens over de werknemer betreft, de statistische populatie uit alle werknemers wier lokale eenheid tot de in de eerste alinea, punt a) en b), gedefinieerde statistische populatie behoort.
4. In afwijking van lid 3, punten a) en b), heeft de indiening, wat de gegevens over de loonkloof tussen mannen en vrouwen voor referentieperiode 2026 betreft, betrekking op alle lokale eenheden die deel uitmaken van ondernemingen met tien of meer werknemers en die, naast de in lid 3, punt a), uitgesloten activiteiten, niet behoren tot de afdeling “Openbaar bestuur en defensie”; verplichte sociale zekerheid” van de NACE-classificatie.
5. Voor het onderwerp structuur van de loonkosten als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt b), i), bestaat de statistische populatie uit alle lokale eenheden die ingezetene van de lidstaat zijn en die aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) hun economische activiteit is opgenomen in een van de secties van de NACE- classificatie, met uitzondering van “Landbouw, bosbouw en visserij”, “Diensten van huishoudens als werkgever en ongedifferentieerde goederen en diensten — producerende activiteiten van huishoudens voor eigen gebruik” en “Activiteiten van extraterritoriale organisaties en lichamen”, en
b) zij behoren tot de ondernemingen met tien of meer werknemers.
23 Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1)
Artikel 7
Vereisten voor ad-hocgegevens
1. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 13 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening door het nader bepalen van de informatie die op ad-hocbasis door de lidstaten moet worden verstrekt, indien binnen het toepassingsbereik van deze verordening het verzamelen van aanvullende gegevens noodzakelijk wordt geacht om te voorzien in aanvullende behoeften aan statistische gegevens. In die gedelegeerde handelingen wordt het volgende gespecificeerd:
a) de gedetailleerde onderwerpen die in de ad-hocgegevensverzameling moeten worden verstrekt met betrekking tot de in artikel 4 genoemde gebieden en onderwerpen en de redenen voor die aanvullende behoeften;
b) de referentieperioden en indieningstermijnen.
2. De Commissie is bevoegd de in lid 1 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen met ingang van het referentiejaar 2028 en met een minimum van twee jaar tussen elke ad- hocverzameling.
3. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast om de in lid 1 bedoelde ad-hocinformatie en metagegevens te specificeren. In die uitvoeringshandelingen worden, in voorkomend geval, de volgende technische elementen gespecificeerd:
a) de lijst en de beschrijving van variabelen;
b) statistische classificaties en uitsplitsingen van gegevens;
c) gedetailleerde specificaties van de bestreken statistische eenheden;
d) de in te dienen metagegevens;
e) de gegevensverzamelingsperioden.
Deze uitvoeringshandelingen worden uiterlijk 24 maanden vóór het begin van de toepasselijke referentieperiode vastgesteld overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 8
Kwaliteitsvereisten en kwaliteitsrapportage
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen ter waarborging van de kwaliteit van de toegezonden gegevens en metagegevens.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de gegevens die met behulp van de in artikel 3 genoemde bronnen zijn verkregen, een volledige dekking en nauwkeurige schattingen bieden van de in artikel 6 gedefinieerde statistische eenheden en bevolking.
3. Voor de toepassing van deze verordening zijn de kwaliteitscriteria van artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 223/2009 van toepassing.
4. De lidstaten dienen kwaliteitsverslagen in over de bronnen en methoden voor elk van de in artikel 4 genoemde onderwerpen.
5. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin de praktische regelingen voor de kwaliteitsverslagen en de inhoud ervan worden bepaald. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
6. De lidstaten stellen de Commissie (Eurostat) in kennis van elke relevante informatie of wijziging in verband met de uitvoering van deze verordening die van invloed zou zijn op de kwaliteit van de ingediende gegevens. De informatie wordt zo snel mogelijk verstrekt en in elk geval niet later dan drie maanden nadat een dergelijke verandering in werking is getreden.
7. Op een terdege gemotiveerd verzoek van de Commissie (Eurostat) verstrekken de lidstaten aanvullende informatie die nodig is om de kwaliteit van de statistische informatie te beoordelen.
8. De Commissie (Eurostat) beoordeelt de kwaliteit van de ingediende gegevens, de gebruikte bronnen en methoden en de steekproefkaders.
Artikel 9
Haalbaarheids- en pilotstudies
1. Om de arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen te verbeteren of de lasten voor ondernemingen te beperken, kan de Commissie (Eurostat) haalbaarheids- en proefstudies initiëren. Het doel van dergelijke studies is het verbeteren van de kwaliteit en vergelijkbaarheid, het verkennen van nieuwe mogelijkheden en het invoeren van nieuwe kenmerken om in te spelen op de behoeften van gebruikers, het verbeteren van de integratie tussen enquêtes en andere gegevensbronnen, en het verminderen van de lasten voor de respondenten. In de studies wordt rekening gehouden met technologische en digitale ontwikkelingen.
2. De lidstaten kunnen op vrijwillige basis aan deze studies deelnemen. In samenwerking met de Commissie (Eurostat) zorgen zij ervoor dat de studies representatief zijn op het niveau van de Unie.
3. De resultaten van die studies worden geëvalueerd door de Commissie (Eurostat), in samenwerking met de lidstaten en de voornaamste stakeholders. De Commissie (Eurostat) stelt in samenwerking met de lidstaten verslagen op over de resultaten van de studies.
Artikel 10
Financiering
1. Uit de algemene begroting van de Unie kan een financiële bijdrage worden verstrekt aan de nationale bureaus voor de statistiek en andere nationale instanties als bedoeld in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 223/2009, aan:
a) de bronnen, met inbegrip van steekproefkaders, voor de arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening tot uiterlijk 31 december 2029 te verbeteren;
b) de methoden voor de arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen verbeteren, met inbegrip van de in artikel 9 bedoelde haalbaarheids- en proefstudies.
De Unie financiert geen kosten voor de regelmatige opstelling van statistieken die uit hoofde van deze verordening moeten worden ingediend.
2. Het bedrag van de financiële bijdrage van de Unie mag niet hoger zijn dan 90 % van de voor financiële steun in aanmerking komende kosten.
Artikel 11
Bescherming van de financiële belangen van de Unie
1. De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties de financiële belangen van de Unie worden beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties.
2. De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer zijn bevoegd om op basis van documenten en controles ter plaatse audits uit te voeren bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van deze verordening middelen van de Unie hebben ontvangen.
3. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan, overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad24 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad,25 onderzoeken instellen, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een uit hoofde van deze verordening gefinancierd contract, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.
4. Onverminderd de leden 1, 2 en 3, bevatten de samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en met internationale organisaties, contracten en subsidieovereenkomsten en -besluiten die voortvloeien uit de toepassing van deze verordening, bepalingen die de Commissie, de Rekenkamer, het Europees Openbaar Ministerie en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid geven dergelijke audits en onderzoeken binnen hun respectieve bevoegdheden te verrichten.
Artikel 12
Afwijkingen
1. Indien de toepassing van deze verordening of van de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen ingrijpende veranderingen aan het nationale statistische systeem van een lidstaat vereist, kan de Commissie de lidstaat door middel van
24 Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
25 Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
uitvoeringshandelingen afwijkingen toestaan voor een periode van ten hoogste twee jaar. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Bij het toestaan van de afwijkingen houdt de Commissie rekening met de vergelijkbaarheid van de statistieken van de lidstaten en de tijdige berekening van de vereiste representatieve en betrouwbare Europese aggregaten. De Commissie zorgt er ook voor dat zonder onderbreking wordt voldaan aan de voorschriften met betrekking tot statistieken, metagegevens en kwaliteit die onder deze verordening vallen en die voorheen onder de ingetrokken verordeningen vielen.
2. De betrokken lidstaat dient binnen drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening of van de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen een naar behoren gemotiveerd verzoek in bij de Commissie.
Artikel 13
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 4, lid 3, en artikel 7, lid 1, bedoelde bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd vanaf [Publications Office: please insert exact date of entry into force of the Regulation].
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 4, lid 3, en artikel 7, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6. Een overeenkomstig artikel 4, lid 3, en artikel 7, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 14
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor het Europees statistisch systeem ingesteld bij Verordening (EG) nr. 223/2009. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 15
Intrekking
1. De Verordeningen (EG) nr. 530/1999, (EG) nr. 450/2003 en (EG) nr. 453/2008 worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2026.
2. Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar onderhavige verordening.
Artikel 16
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2026.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel,
Voor het Europees Parlement Voor de Raad
De voorzitter De voorzitter
FINANCIEEL MEMORANDUM
1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1. Benaming van het voorstel/initiatief
1.2. Betrokken beleidsterrein(en)
1.3. Het voorstel/initiatief betreft:
1.4. Doelstelling(en)
1.4.1. Algemene doelstelling(en)
1.4.2. Specifieke doelstelling(en)
1.4.3. Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)
1.5. Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.3. Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
1.6. Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief
1.7. Wijze(n) van uitvoering van de begroting
2. BEHEERSMAATREGELEN
2.1. Regels inzake het toezicht en de verslagen
2.2. Beheers- en controlesyste(e)m(en)
2.3. Maatregelen ter preventie van fraude en onregelmatigheden
3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1. Xxxxxxx(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
3.2. Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten
3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
3.2.2. Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten
3.2.3. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.3.1. Geraamde personeelsbehoeften
3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader
3.3. Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
FINANCIEEL MEMORANDUM
1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1. Benaming van het voorstel/initiatief
Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende arbeidsmarktstatistieken van de Europese Unie over ondernemingen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 450/2003 en (EG) nr. 453/2008 van het Europees Parlement en de Raad
1.2. Betrokken beleidsterrein(en)
3403 – Productie van statistische informatie
1.3. Het voorstel/initiatief betreft:
🞎 een nieuwe actie
🞎 een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie26
🞎 de verlenging van een bestaande actie
X de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie
1.4. Doelstelling(en)
1.4.1. Algemene doelstelling(en)
De algemene doelstelling van de actie is het produceren van arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen die actueel, relevant en alomvattend zijn voor belangrijke economische sectoren, die in alle lidstaten vergelijkbaar zijn en consistent zijn met verwante statistische gebieden.
1.4.2. Specifieke doelstelling(en)
De algemene doelstelling kan worden opgesplitst in drie specifieke doelstellingen:
Aanpassing van het regelgevingskader om flexibiliteit mogelijk te maken bij het voldoen aan nieuwe behoeften, tijdige bekendmaking van statistieken en bevordering van het gebruik van innovatieve bronnen en methoden (waarvan de kwaliteit naar behoren is beoordeeld);
De dekking van statistieken uit te breiden tot de gehele economie en ervoor te zorgen dat alle lidstaten gegevens over de loonkloof tussen mannen en vrouwen verstrekken;
Verbetering van de samenhang met verwante statistische gebieden.
1.4.3. Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)
Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen.
De verwachte resultaten zijn:
- verbetering van de harmonisatie en vergelijkbaarheid van de arbeidsmarktstatistieken van de Europese Unie over ondernemingen;
- wegnemen van vooroordelen in gegevens over vacatures en loon;
26 In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
- betere tijdigheid van gegevens over de loonstructuur en de loonkostenindex;
- betere verslaglegging over de kwaliteit van administratieve en innovatieve gegevens die worden hergebruikt voor LMB;
Deze resultaten zullen helpen om de tevredenheid van de gebruikers van gegevens te verbeteren en het beleid inzake minimumlonen en gelijkheid te meten.
Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten.
De prestaties van het nieuwe rechtskader voor arbeidsmarktstatistieken van de Europese Unie over ondernemingen zullen worden gemonitord en getoetst aan de specifieke doelstellingen.
Tijdens de uitvoeringsfase van het nieuwe rechtskader zal de Commissie (Eurostat) regelmatig vergaderingen van deskundigengroepen met partner-nationale bureaus voor de statistiek in het ESS organiseren om eventuele problemen te bespreken en te verduidelijken. Dit is een voortzetting van een lange geschiedenis van goede en nauwe samenwerking tussen Eurostat en zijn ESS-partners op technisch en statistisch gebied. Deze samenwerking omvat een zorgvuldige gezamenlijke voorbereiding van belangrijke uitvoeringshandelingen ter regulering van de gedetailleerde nieuwe statistische gegevens en metagegevens, die van groot belang zullen zijn voor zowel gebruikers als producenten van statistieken. De uitvoeringsfase wordt naar verwachting afgerond met een eerste evaluatie die gericht is op de uitvoering, de werking en de initiële effecten van het nieuwe rechtskader. Om voldoende informatie over de prestaties te verkrijgen, is deze evaluatie gepland binnen drie tot vijf jaar na de inwerkingtreding van het nieuwe rechtskader. Dit is in overeenstemming met de richtsnoeren voor betere regelgeving die inhouden dat evaluaties toegang moeten hebben tot gegevens over ten minste drie volledige jaren.
Na de overgang naar de toepassingsfase is de Commissie (Eurostat) van plan om de werking en het effect van de wetgeving om de drie tot vijf jaar te evalueren.
De lijst van mogelijke kernprestatie-indicatoren is opgenomen in tabel 13 van het effectbeoordelingsverslag (SWD (2023) 265).
De Commissie (Eurostat) stelt gemeenschappelijke Europese statistische richtlijnen op en stelt de eisen vast voor kwaliteitsrapportage over de ontwikkeling, productie en verspreiding van statistieken. De kwaliteitsverslagen die de lidstaten moeten opstellen, moeten specifieke controles omvatten die relevant zijn voor die gegevensverzameling. Dit zal de kwaliteit van de statistische gegevens en metagegevens waarborgen.
1.5. Motivering van het voorstel/initiatief
De voorgestelde verordening beoogt een nieuw kader te creëren voor de geïntegreerde productie van arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen. De huidige gegevensverzamelingen van de lidstaten zullen worden geharmoniseerd, sneller worden gestroomlijnd en de dekking ervan zal worden uitgebreid om beter tegemoet te komen aan de beleidsbehoeften. De eerste referentieperiode voor gegevensverzamelingen in het nieuwe kader is gepland in 2026.
Om dit nieuwe kader zoals gepland tot stand te brengen en uit te voeren, moet de nieuwe verordening in 2024 door het Europees Parlement en de Raad worden aangenomen, zodat de uitvoeringshandelingen betreffende de eerste gegevensverzamelingen tegen eind 2024, d.w.z. ten minste twaalf maanden voor het begin van de eerste referentieperiode, kunnen worden vastgesteld.
De verzameling van gegevens en metagegevens van driemaandelijkse informatie over vacatures en de loonkostenindex zal in het eerste kwartaal van 2026 van start gaan. De eerste referentieperiode voor de jaarlijkse verzameling van de loonkloof tussen mannen en vrouwen en voor de vierjaarlijkse loonstructuur is 2026. De eerste referentieperiode voor de structuur van de loonkosten is 2028.
Tot slot voorziet het voorstel erin dat de Commissie (Eurostat) en de lidstaten waar nodig en evenredig proefstudies uitvoeren om de statistieken in het kader van de verordening verder te moderniseren (beoordeling van nieuwe gegevensbronnen, met inbegrip van particuliere bronnen, en statistische onderwerpen, ontwikkeling van nieuwe werkwijzen).
De in de evaluatie vastgestelde problemen hebben een echte EU-brede reikwijdte die duidelijk verband houdt met lacunes in de huidige EU-wetgeving. Zonder verdere wetgevingsmaatregelen van de EU zullen deze problemen blijven bestaan of verergeren.
De huidige EU-wetgeving zal waarschijnlijk steeds minder doeltreffend en efficiënter worden om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. Deze doelstellingen zijn in de loop der tijd veranderd doordat de betrokken statistieken een steeds prominentere rol bij het toezicht op het beleid spelen. De relevantie van de statistieken zal waarschijnlijk ook verder afnemen, aangezien de statistieken op EU- niveau naar verwachting verder zullen afwijken van de behoeften van de gebruikers op het gebied van dekking en gewenste tijdigheid.
De toegevoegde waarde van volledige en vergelijkbare LMB is dat zij een belangrijke bijdrage leveren aan het strategische EU-beleid (monetair en economisch beleid, gendergelijkheidsstrategie, beginsel 6 van de Europese pijler van sociale rechten, de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN). LMB zijn ook ontworpen om tegemoet te komen aan de behoeften van veel gebruikers, voor besluitvorming op alle niveaus in de EU, en voor onderzoek en voorlichting van het grote publiek.
1.5.3. Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
Verplichte gegevensverzamelingen met vastgestelde gemeenschappelijke regels zijn van essentieel belang om de volledigheid en tijdigheid van de LMB op EU-niveau te waarborgen. Het reguleren van vrijwillige gegevensverzamelingen die reeds in hoge mate volledig zijn, kan tot aanzienlijke efficiëntie- en efficiëntiewinsten leiden, aangezien aanzienlijke toegevoegde waarde voor de EU kan worden gegenereerd tegen beperkte extra kosten.
Doordat de gegevensverzamelingen van LMB de economie niet volledig dekken, ontstaan vertekeningen, waardoor het moeilijk is de gegevens nauwkeurig te interpreteren en te gebruiken.
Vrijwillige gegevensverzamelingen zijn geschikte instrumenten om de productie van nieuwe onderwerpen of kenmerken te testen en de capaciteit van nationale statistische systemen om dergelijke gegevens te verstrekken, te bevorderen. Zij worden echter in de loop van de tijd inefficiënt omdat het mogelijk is dat terugkerende productiekosten geen substantiële toegevoegde waarde voor de EU genereren wat de volledigheid in alle lidstaten betreft.
De huidige wetgeving is te rigide om in de loop van de tijd relevant te blijven. Deze interventie heeft al snel aan relevantie verloren, en deze tendens heeft zich al tijdens de uitvoeringsperiode ingezet. Dit is te wijten aan het gebrek aan flexibele mechanismen om gegevensverzamelingen aan te passen aan veranderende behoeften of om gebruik te maken van de beschikbare nieuwe gegevensbronnen.
Het voorstel is verenigbaar met het huidige meerjarig financieel kader, aangezien het in overeenstemming is met het programma voor de eengemaakte markt dat is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/690.
Het voorstel is ook verenigbaar met Verordening (EG) nr. 223/2009 betreffende de Europese statistiek, Verordening (EU) 2019/2152 betreffende bedrijfsstatistieken en Verordening (EU) nr. 549/2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie.
Bovendien vormt het voorstel een aanvulling op de modernisering van de Europese sociale statistieken die is geïnitieerd in het kader van Verordening (EU) 2019/1700 tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor Europese statistieken betreffende personen en huishoudens, op basis van gegevens die op individueel niveau worden verzameld door middel van steekproeven en het huidige voorstel van de Commissie voor een verordening betreffende Europese statistieken over bevolking en huisvesting (COM(2023) 31 final).
De financieringsbehoeften van het voorstel zullen worden gedekt door de respectieve financieringsbesluiten/jaarlijkse werkprogramma’s van het programma voor de eengemaakte markt en het vervolgprogramma waarin Europese statistieken zijn opgenomen.
1.6. Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief
🞎 beperkte geldigheidsduur
– 🞎 van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ
– 🞎 Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten.
x onbeperkte geldigheidsduur
– Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2023 tot en met 2024,
– gevolgd door een volledige uitvoering.
1.7. Xxxxx(n) van uitvoering van de begroting27
x Direct beheer door de Commissie
– x door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;
– 🞎 door de uitvoerende agentschappen
🞎 Gedeeld beheer met lidstaten
🞎 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:
– 🞎 derde landen of de door hen aangewezen organen;
– 🞎 internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);
– 🞎 de EIB en het Europees Investeringsfonds;
– 🞎 de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;
– 🞎 publiekrechtelijke organen;
– 🞎 privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij zijn voorzien van voldoende financiële garanties;
– 🞎 privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;
– 🞎 organen of personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.
– Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.
Opmerkingen
[...]
[...]
27 Nadere gegevens over de wijzen van uitvoering van de begroting en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BUDGpedia: xxxxx://xxxxxxxxxxx.xx.xxxxxx.xx/xxxx/xxxxxx/xxxxxxxxx- rules/budget-implementation/Pages/implementation-methods.aspx.
2. BEHEERSMAATREGELEN
2.1. Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld de frequentie en de voorwaarden.
Het voorstel verplicht de lidstaten om kwaliteitsverslagen te verstrekken over alle gegevens en metagegevens die in het kader van de verordening worden verzameld. Bovendien moet de Commissie (Eurostat) in samenwerking met de lidstaten verslagen opstellen over de resultaten van eventuele proefstudies die in het kader van de verordening zijn verricht.
2.2. Beheers- en controlesyste(e)m(en)
Aangezien de Commissie heeft gekozen voor direct beheer als beheersvorm, houden de belangrijkste inherente risico’s verband met het beheer van aanbestedingsprocedures en subsidies. De risicocontrolestrategie van Eurostat is gericht op subsidieovereenkomsten en aanbestedingsverrichtingen. Zij is gebaseerd op een risicobeoordeling en volgt de beginselen van zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid. De bedoeling is: i) de identificatie en het beheer van risico’s te ondersteunen; ii) het kader vast te stellen voor alle soorten controleactiviteiten met betrekking tot financiële transacties binnen Eurostat; iii) te helpen om het vastgestelde foutenpercentage bij controles achteraf van subsidieovereenkomsten op een aanvaardbaar niveau brengen en houden; iv) de efficiëntie en doeltreffendheid van de controles te verhogen, en v) de administratieve lasten voor begunstigden en Eurostat verminderen. Wat aanbestedingen betreft, omvatten preventieve controles (controles vooraf) de beoordeling van concentratierisico’s voor aanbestedingstransacties en kwaliteitsbeoordelingen achteraf. Wat subsidies betreft, omvatten preventieve controles (controles vooraf) opsporingscontroles (controles achteraf), periodieke beoordelingen van vaste bedragen, eenheidskosten of vaste percentages en ad-hoccontroles.
De Commissie (Eurostat) heeft een controlestrategie ontwikkeld. De maatregelen en hulpmiddelen die in deze strategie zijn opgenomen, zijn volledig van toepassing op de verstrekking van statistieken in het kader van de voorgestelde verordening. De soorten veranderingen die door de strategie worden ingevoerd, kunnen de kans op fraude verkleinen en bijdragen aan de bestrijding ervan. Deze omvatten het verminderen van complexiteit, door het toepassen van kosteneffectieve controleprocedures en het uitvoeren van op risico’s gebaseerde ex ante- en ex post- controles. In de strategie zijn ook maatregelen opgenomen om bewustzijn te creëren evenals opleiding op het gebied van fraudepreventie.
De Commissie (Eurostat) beschikt over een controlestrategie die er in het algemeen op gericht is het risico van niet-naleving te beperken tot onder het materialiteitscriterium van 2 %. Dit is in overeenstemming met de doelstellingen
inzake interne controle en risicobeheer die zijn vastgesteld in haar statistisch programma (programma voor de eengemaakte markt in het huidige meerjarig financieel kader (MFK)). Op 100 % van de financiële transacties (en dus 100 % van de begroting) zullen verplichte controles vooraf worden verricht overeenkomstig het Financieel Reglement. Daarnaast zullen controles worden verricht op basis van een diepgaande analyse van de onderliggende documentatie op basis van een jaarlijkse risicoanalyse. Voor deze controles kan 4-6 % van de totale begroting die door Eurostat wordt beheerd, worden gebruikt.
2.3. Maatregelen ter preventie van fraude en onregelmatigheden
Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.
Op 30 oktober 2013 heeft Eurostat zijn eerste fraudebestrijdingsstrategie voor 2014- 2017 aangenomen overeenkomstig de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie van 24 juni 2011. De huidige fraudebestrijdingsstrategie bestrijkt de periode 2021- 2024. In deze strategie worden drie operationele doelstellingen genoemd: i) het versterken van de bestaande maatregelen voor fraudebestrijding; ii) een betere integratie van fraudebestrijdingsprocedures in de risicobeoordeling en het risicobeheer van Eurostat en bij inspecties, planning, rapportage en controle, en
iii) het versterken van de fraudebestrijdingscapaciteiten en het bewustzijn in het kader van de fraudebestrijdingscultuur van de Commissie. De fraudebestrijdingsstrategie wordt vergezeld van een actieplan voor fraudebestrijding. Tijdens de periode van toepassing wordt de uitvoering van
fraudebestrijdingsstrategie twee keer per jaar gecontroleerd aan de hand verslagen aan het management. Alle potentiële ontvangers van subsidies
de van zijn
overheidsinstanties (nationale bureaus voor de statistiek en andere nationale autoriteiten, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 223/2009). Daarnaast worden de subsidies toegekend zonder oproepen tot het indienen van voorstellen. Er zijn maatregelen ingevoerd om toezicht te houden op het beheer van de subsidies. Deze houden rekening met de specifieke subsidieprocedure en hebben betrekking op analyses vooraf en achteraf van het subsidiebeheer. Het gebruik van eenheidskosten en vaste bedragen overeenkomstig artikel 124, lid 1, van het Financieel Reglement vermindert de kans op fouten bij het beheer van subsidies aanzienlijk en vereenvoudigt het beheer aanzienlijk.
3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1. Xxxxxxx(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
• Bestaande begrotingsonderdelen
In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.
Rubriek van het meerjarig financieel kader | Begrotingsonderdeel | Soort uitgave | Bijdrage | |||
Nummer | GK/NGKf 28. | van EVA- landen29 | van kandidaat- lidstaten en aspirant- kandidaten 30 | Van andere derde landen | andere bestemmings– ontvangsten | |
BGUE-BXXXX-03-020500-C1- ESTAT | GK | JA | NEE | JA | NEE |
• Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen
In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.
Begrotingsonderdeel | Soort | Bijdrage | ||||
Rubriek | uitgave | |||||
van het meerjarig financieel kader | Nummer | GK/NGK | van XXX- xxxxxx | van kandidaat- lidstaten en aspirant- kandidaten | van andere derde landen | andere bestemmings- ontvangsten |
Xxxx | JA/NEE | JA/NEE | JA/NEE | JA/NEE |
28 GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
29 EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
30 Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaten van de Westelijke Balkan.
3.2. Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten
3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
– 🞎 Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig
– X Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven.
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Rubriek van het meerjarig financieel kader | 1 | Eengemaakte markt, Onderzoek en innovatie |
DG: ESTAT | Jaar 2025 | Jaar 2026 | Jaar 2027 | Volgende jaren | TOTAAL | ||
• Beleidskredieten | |||||||
Begrotingsonderdeel 31 03 02 05 | Vastleggingen | (1 a) | 1,000 | 1,000 | 1,000 | 0,000 | 3,000 |
Betalingen | (2a) | 0,400 | 0,400 | 1,000 | 1,200 | 3,000 | |
Begrotingsonderdeel | Vastleggingen | (1b) | |||||
Betalingen | (2b) | ||||||
Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten32 | |||||||
Begrotingsonderdeel | (3) | ||||||
TOTAAL kredieten voor DG ESTAT | Vastleggingen | =1a+1b +3 | 1,000 | 1,000 | 1,000 | 0,000 | 3,000 |
Betalingen | =2a+2b +3 | 0,400 | 0,400 | 1,000 | 1,200 | 3,000 |
31 Volgens de officiële begrotingsnomenclatuur.
32 Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
• TOTAAL beleidskredieten | Vastleggingen | (4) | 1,000 | 1,000 | 1,000 | 0,000 | 3,000 |
Betalingen | (5) | 0,400 | 0,400 | 1,000 | 1,200 | 3,000 | |
• TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten | (6) | ||||||
TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 1 van het meerjarig financieel kader | Vastleggingen | =4+6 | 1,000 | 1,000 | 1,000 | 0,000 | 3,000 |
Betalingen | =5+6 | 0,400 | 0,400 | 1,000 | 1,200 | 3,000 |
Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere beleidsrubrieken, herhaal bovenstaand deel:
•TOTAAL beleidskredieten (alle beleidsrubrieken) | Vastleggingen | (4) | |||||
Betalingen | (5) | ||||||
TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten (alle beleidsrubrieken) | (6) | ||||||
TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 6 van het meerjarig financieel kader (Referentiebedrag) | Vastleggingen | =4+6 | 1,000 | 1,000 | 1,000 | 0,000 | 3,000 |
Betalingen | =5+6 | 0,400 | 0,400 | 1,000 | 1,200 | 3,000 |
Rubriek van het meerjarig financieel kader | 7 | “Administratieve uitgaven” |
Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum (bijlage 5 bij het besluit van de Commissie betreffende de interne uitvoeringsvoorschriften voor de afdeling “Commissie” van de algemene begroting van de Europese Unie), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Jaar 2025 | Jaar 2026 | Jaar 2027 | Volgen de jaren | TOTAAL | ||
DG: ESTAT | ||||||
•Personele middelen | 1,210 | 1,210 | 1,210 | 0,000 | 3,630 | |
•Andere administratieve uitgaven | 0,035 | 0,035 | 0,035 | 0,000 | 0,105 | |
TOTAAL DG ESTAT | Kredieten | 1,245 | 1,245 | 1,245 | 0,000 | 3,735 |
TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader | (Totaal vastleggingen = totaal betalingen) | 1,245 | 1,245 | 1,245 | 0,000 | 3,735 |
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Jaar 2025 | Jaar 2026 | Jaar 2027 | Volgen de jaren | TOTAAL | ||
TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 7 van het meerjarig financieel kader | Vastleggingen | 2,245 | 2,245 | 2,245 | 0,000 | 6,735 |
Betalingen | 1,645 | 1,645 | 2,245 | 1,200 | 6,735 |
3.2.2. Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten
Vastleggingskredieten, in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Vermeld doelstellingen en outputs ⇩ | Jaar 2025 | Jaar 2026 | Jaar 2027 | TOTAAL | ||||||
OUTPUTS | ||||||||||
Soort 33 | Gem. kosten | Nr. | Kosten | Nr. | Kosten | Nr. | Kosten | Totaal aantal | Totale kosten | |
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 | Aanpassing van het regelgevingskader om flexibiliteit mogelijk te maken om tegemoet te komen aan nieuwe behoeften, om tijdiger statistieken te publiceren en om het gebruik van innovatieve bronnen en methoden van naar behoren beoordeelde kwaliteit te bevorderen | |||||||||
- Statistieken | 0,267 | 0,200 | 0,200 | 0,400 | 0,800 | |||||
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 | 0,200 | 0,200 | 0,400 | 0,800 | ||||||
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2 | De dekking van statistieken voor de hele economie verbeteren en ervoor zorgen dat alle lidstaten gegevens over de loonkloof tussen mannen en vrouwen verstrekken | |||||||||
- Statistieken | 0,683 | 0,750 | 0,750 | 0,550 | 2,050 | |||||
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 | 0,750 | 0,750 | 0,550 | 2,050 | ||||||
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 3 | Verbetering van de samenhang met verwante statistische gebieden | |||||||||
- Statistieken | 0,05 | 0,050 | 0,050 | 0,050 | 0,150 | |||||
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 3 | 0,050 | 0,050 | 0,050 | 0,150 | ||||||
TOTAAL | 1,000 | 1,000 | 1,000 | 3,000 |
33 Outputs zijn producten en diensten die moeten worden geleverd (bv.: aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
3.2.3. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
– 🞎 Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig
– x Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Jaar 2025 | Jaar 2026 | Jaar 2027 | TOTAAL |
RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader | ||||
Personele middelen | 1,210 | 1,210 | 1,210 | 3,630 |
Andere administratieve uitgaven | 0,035 | 0,035 | 0,035 | 0,105 |
Subtotaal RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader | 1,245 | 1,245 | 1,245 | 3,735 |
34 Buiten RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader | ||||
Personele middelen | ||||
Andere administratieve uitgaven | ||||
Subtotaal buiten RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader |
TOTAAL | 1,245 | 1,245 | 1,245 | 3,735 |
De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
34 Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of
acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
3.2.3.1. Geraamde personeelsbehoeften
– 🞎 Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.
– x Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Raming in voltijdequivalenten
Jaar 2025 | Jaar 2026 | Jaar 2027 | ||
•Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) | ||||
20 01 02 01 (Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) | 6 | 6 | 6 | |
20 01 02 03 (delegaties) | ||||
01 01 01 01 (onderzoek door derden) | ||||
01 01 01 11 (eigen onderzoek) | ||||
Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) | ||||
•Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)35 | ||||
20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”) | 2 | 2 | 2 | |
20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties) | ||||
36 XX 01 xx yy zz | - centrale diensten | |||
- delegaties | ||||
01 01 01 02 (AC, END, INT - onderzoek door derden) | ||||
01 01 01 12 (AC, END, INT - eigen onderzoek) | ||||
Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) | ||||
TOTAAL | 8 | 8 | 8 |
3 is het desbetreffende beleidsterrein of de begrotingstitel.
Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
Beschrijving van de uit te voeren taken:
Ambtenaren en tijdelijk personeel | Methodologische werkzaamheden voor een goede toepassing van de begrippen, definities en statistische methoden Gegevensproductie voor het ontvangen, verwerken, valideren en publiceren van de gegevens en metagegevens Gegevensanalyse, publicaties en gebruikersondersteuning Samenwerking op het gebied van regelgeving op statistisch gebied Internationale samenwerking op statistisch gebied |
Extern personeel | IT en andere technische werkzaamheden ter ondersteuning van de productie en analyse |
35 AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JPD
= Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
36 Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
van gegevens |
3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader
Het voorstel/initiatief:
– X kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).
Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. Verstrek een Excel-tabel in het geval van een omvangrijke herprogrammeringsexercitie.
– 🞎 hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.
Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen, de desbetreffende bedragen en de voorgestelde instrumenten.
– 🞎 hiervoor is een herziening van het MFK nodig.
Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
Het voorstel/initiatief:
– x voorziet niet in medefinanciering door derden
– 🞎 voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:
Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Jaar N37 | Jaar N+1 | Jaar N+2 | Jaar N+3 | Geef zoveel jaren als nodig in om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) | Totaal | |||
Medefinancieringsbron | ||||||||
TOTAAL medegefinancierde kredieten |
37 Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N”
door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
3.3. Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
– X Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.
– 🞎 Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:
– 🞎 voor de eigen middelen
– 🞎 voor overige ontvangsten
– geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven🞎
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: | Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten | Gevolgen van het voorstel/initiatief38 | ||||||
Jaar N | Jaar N+1 | Jaar N+2 | Jaar N+3 | Geef zoveel jaren als nodig in om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) | ||||
Artikel …………. |
Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.
[...]
Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).
[...]
38 Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.