Burgemeester en wethouders van Midden-Delfland;
Burgemeester en wethouders van Midden-Delfland;
Overwegende dat het wenselijk is op de wettelijke voorschriften aanvullende beleidsregels vast te stellen over het plaatsen van de volgende mobiele zendinstallaties:
- Omgevingswet-vergunningvrije small cells die geplaatst worden op of aan de gemeentelijke infrastructuur;
- Omgevingswet-vergunningplichtige antenne-installaties;
dat de hoofdlijnen voor de plaatsing van mobiele zendinstallaties juridisch voornamelijk is vastgelegd in de Telecommunicatiewet en de Omgevingswet;
dat de gemeente een beperkte beleidsvrijheid heeft, die zij zo optimaal wil invullen vanuit de belangen van de inwoners en het Bijzonder Provinciaal Landschap van Midden-Delfland;
dat aanvullend op het nationale Antenneconvenant tussen het Rijk, telecomproviders en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uitgangspunten zijn vastgelegd in een gemeentelijk antennebeleid;
dat deze beleidsnota tot stand is gekomen na het volgen van de openbare voorbereidingsprocedure op basis van de Algemene wet bestuursrecht;
gelet op artikel 4:81, eerste lid, en artikel 1:3, vierde lid, en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht;
mede gelet op de Telecommunicatiewet en de Omgevingswet;
BESLUITEN:
vast te stellen het volgende:
ANTENNEBELEID MIDDEN-DELFLAND 2023
Uitgangspunten bij plaatsing van verguninningvrije en omgevingsvergunningplichtige antenne-installaties voor mobiele communicatie
de beleidsregels Antennebeleid Midden-Delfland 2023 en daarbij behorende bijlagen treden in werking op de dag van opname in het publicatieblad;
deze beleidsregels worden aangehaald als Antennebeleid Midden-Delfland 2023.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland op .. De secretaris, De burgemeester,
drs. M.A.I. Born drs. X.X.X. xxx Xxxxxx
Inhoud | 2 | ||
1 Wat regelt het Antennebeleid? | 3 | ||
1.1 Begrippenlijst | 4 | ||
1.2 Leeswijzer | 5 | ||
2 | Wettelijke kaders | 6 | |
2.1 | Recht fysieke leefomgeving (Omgevingswet) | 7 | |
2.1.1 | Omgevingsplan | 7 | |
2.1.2 | Technische bouwactiviteit | 7 | |
2.1.3 | Omgevingsplanactiviteit voor het bouwen van een bouwwerk | 7 | |
2.1.4 | Monumenten en beschermde stads en dorpsgezichten | 8 | |
2.1.5 | Natuurgebieden | 8 | |
2.1.6 | Milieubelastende activiteit | 8 | |
2.1.7 | Regels over participatie bij antenneplaatsing | 8 | |
2.1.8 | Informatie inwinnen door gemeente | 8 | |
2.2 | Antenneconvenant en plaatsingsplan | 9 | |
2.3 | Europese kaders | 10 | |
2.4 | Nationaal Antennebeleid | 10 | |
2.5 | Telecommunicatiewet (Tw) | 10 | |
2.5.1 | Dekkings- en snelheidseis | 10 | |
2.5.2 | Gedeeld gebruik en medegebruik van infrastructuur | 11 | |
2.5.2a | Site-sharing | 11 | |
2.5.2b | Medegebruik bij gedoogplicht | 11 | |
2.5.2c | Opleggen colocatie of gedeeld gebruik | 11 | |
2.5.2d | Medegebruik van publieke infrastructuur | 12 | |
2.5.3 | Blootstellingslimieten | 12 | |
2.5.4 | Antenneregister | 12 | |
2.6 | Bescherming volksgezondheid | 12 | |
2.6.1 | Verantwoordelijkheden | 13 | |
3 | Voorwaarden bij antenneplaatsing | 14 | |
3.1 | Inspanningen van de gemeente | 14 | |
3.1.1 | Plaatsingsplangesprek | 14 | |
3.1.2 | Communicatie en participatie | 14 | |
3.1.3 | Gebieden met minder dekking | 14 | |
3.1.4 | Ruimtelijke inpassing vergunningvrije antennes | 14 | |
3.2 | Algemene beleidsuitgangspunten antenneplaatsing | 15 | |
3.2.1 | Uitgangspunt: binnenplans afwijken | 16 | |
3.2.2 | Algemene uitgangspunten vergunningplichtige antenne-installaties | 17 | |
3.2.3 | Objectgerichte criteria vergunningplichtige antenne-installaties | 17 | |
3.2.4 | Indieningsvereisten | 18 | |
3.3 | Gebiedsgerichte aanpak vergunningplichtige antennes | 18 | |
3.3.1 | Gebiedstypen en functies | 18 | |
3.3.2 | Faciliterend en restrictief beleid | 18 | |
3.4 | Tijdelijke antenneplaatsing | 20 | |
3.4.1 | Calamiteiten | 20 | |
3.4.2 | Evenementen | 20 | |
3.4.3 | Ruimtelijke herontwikkeling | 21 | |
3.5 | Criteria bij monumenten en beschermde dorps- of stadsgezichten | 21 | |
3.6 | Plaatsing small cells op gemeentelijke infrastructuur | 21 | |
4 | Communicatie, participatie en antenneplaatsing | 22 | |
4.1 | Uitgangspunten communicatie door de gemeente | 22 | |
4.1.1 | Vergunningvrije antennes | 22 | |
4.1.2 | Aanvraag omgevingsvergunning | 23 |
Bijlage 1
(model) Overeenkomst medegebruik publieke infrastructuur voor plaatsen small cells
Bijlage 2
Voorwaarden medegebruik gemeentelijke infrastructuur voor plaatsen small cells
1. Wat regelt het Antennebeleid?
Mobiele communicatie is in de huidige maatschappelijke context te beschouwen als een maatschappelijke basisbehoefte. Inwoners, instellingen en bedrijven hechten veel belang aan de beschikbaarheid van snelle en betrouwbare mobiele verbindingen. Het gebruik van mobiele communicatie groeit elk jaar. Daarnaast zijn mobiele netwerken essentieel om hulpdiensten te kunnen bereiken. Telecomproviders met landelijke multibandvergunningen zijn verplicht in elke gemeente voldoende mobiele dekking te bieden. Dit alles brengt met zich mee dat ook de fysieke infrastructuur die hiervoor vereist is, de antenne-installaties, regelmatig uitgebreid wordt. Antenne-installaties kunnen een negatieve impact hebben op de leefomgeving. Binnen de beperkte juridische mogelijkheden vindt bij de plaatsing van antenne-installaties door de gemeente een beleidsmatige afweging van twee belangen plaats: connectiviteit en kwaliteit van de leefomgeving. Het is daarom wenselijk als gemeente voor een goede mobiele dekking, een goede ruimtelijke ordening en een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, richtinggevend beleid en voorwaarden te hebben ten aanzien van de plaatsing van antennes voor mobiele communicatie.
Dit gemeentelijk beleidskader beschrijft de verschillende relevante aspecten zoals een uniforme en efficiënte toepassing van regelgeving, de samenwerking tussen de verschillende belanghebbenden, de locatiekeuze en het aanzicht van vergunningplichtige antenne-installaties. Er is aansluiting gezocht bij het Nationaal Antennebeleid en het Antenneconvenant tussen de VNG, telecomoperators en het Rijk. Deze nota stelt de aanvullende kaders en te hanteren randvoorwaarden voor de plaatsing van antennes voor mobiele communicatie binnen de gemeente Midden-Delfland.
Doel van het antennebeleid
Doel van het gemeentelijke antennebeleid is om instellingen, bedrijven, inwoners en aanbieders van mobiele netwerken voorafgaand aan het plaatsingsproces duidelijkheid te bieden over de aanvullende kaders die de gemeente stelt bij de aanleg van infrastructuur voor digitale connectiviteit en antennes voor mobiele communicatie in het bijzonder.
Reikwijdte van het antennebeleid
Deze nota richt zich specifiek op:
- aanvullende criteria voor de plaatsing van vergunningplichtige antenne-installaties voor mobiele communicatie1. Het stelt de uitgangspunten voor antenne-installaties die gehanteerd als uitwerking en of aanvulling bij het proces voor het verlenen of weigeren van een omgevingsvergunning; hierbij geldt dat het wettelijk proces leidend is en deze beleidsnota aanvullend is op die criteria;
- het proces waarmee de gemeente haar wettelijke plicht invult om mee te moeten werken aan vergunningvrije plaatsing van small cells op gemeentelijke infrastructuur. Voor de vergunningvrije plaatsing van antennes voor mobiele communicatie (waaronder small cells), geldt deze nota als aanvullend beleidsdocument op het Antenneconvenant tussen VNG, Rijk en telecomproviders.
Over welke antennes gaat deze nota niet
Deze nota richt zich niet op antennes die op kleinere schaal worden geplaatst, zoals die van omroepzenders, C2000, radiozendamateurs en particulieren. Antennes tot 5 meter hoogte en schotelantennes met een doorsnede tot 2 meter zijn veelal omgevingsvergunningvrij.2 Antennes die binnen worden geplaatst zijn ook vergunningvrij en vallen daarmee buiten de reikwijdte van het gemeentelijk antennebeleid. Voorbeelden hiervan zijn de indoor aanleg van mobiele of wifinetwerken in woningen, kantoren, scholen en winkels.
1 Zie ook: xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxx/0000/xxxxxxxx/00/xxxxxxxxxxx-xxxxxxxx- antenneplaatsing
2 (Schotel)antennes: xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxx/0000/00/00/xxxxxxx-xxxxxxxx
1.1 Begrippenlijst
Antennes voor mobiele communicatie worden in de praktijk aangeduid met verschillende termen, bijvoorbeeld met zendmast. De Tw bevat de termen antennes, antennesystemen en opstelpunten. Het Besluit omgevingsrecht en het Besluit bouwwerken leefomgeving hanteren het begrip antenne- installatie. Hieronder volgt een uitleg van de belangrijkste termen.
Aanbieder: Een aanbieder van een elektronisch communicatienetwerk, -dienst of bijbehorende faciliteit. Doorgaans is een aanbieder een landelijke telecomprovider (operator) of een beheerder van antenne-opstelpunten (ook wel tower company genoemd).
Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI): De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur voert de wet- en regelgeving uit die gaat over de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de digitale infrastructuur. De RDI houdt toezicht op relevante regels, eisen en voorwaarden. De organisatie verdeelt onder andere de frequentieruimte en verleent frequentievergunningen aan gebruikers. Ook het toezicht op frequentiegebruik behoort tot de hoofdtaken. De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur valt onder het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK).
Antenne: Een antenne is een onderdeel van een antenne-installatie. In het dagelijks taalgebruik bedoelt men met antenne vaak een typische antenne-installatie voor mobiele communicatie met drie antennepanelen. Een antennepaneel ziet er aan de buitenkant vaak uit als een rechthoekige bak. Een antennepaneel van een antenne-installatie voor mobiele communicatie bevat meerdere antennes.
Antennebureau: Het informatie- en voorlichtingsbureau van de rijksoverheid over antennes en de beheerder van het Antenneregister (xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx). Het Antennebureau is ondergebracht bij de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur.
Antenne-installatie: Een antenne-installatie betreft het bij elkaar behorend geheel van één of meer antennes, antennedragers, bedrading en apparatuur- of techniekkast(en) met bijbehorende bevestigingsconstructie dat gebruikt wordt door een telecomoperator voor het verzenden en/of ontvangen van radiofrequente elektromagnetische velden.
Mobiele netwerken: Er zijn drie netwerken voor mobiele communicatie met landelijke dekking. Elke netwerkoperator heeft via een zendvergunning zijn eigen frequenties. De antenne-installaties zenden daarmee gegevens naar en ontvangen gegevens van gebruikerstoestellen in het verzorgingsgebied van de antenne-installatie. Een mobiel netwerk heeft een cellulaire structuur te vergelijken met een honingraat. Iedere raat staat voor een specifiek gebied, een cel. Een antenne-installatie verzorgt het bereik in een cel. De cellen samen vormen het mobiele netwerk. Het frequentiegebruik in de cellen wordt nauwkeurig op elkaar afgestemd om een goede mobiele verbinding te kunnen garanderen: de radioplanning. Elke cel (antenne) heeft een bepaalde capaciteit en kan een beperkt aantal gebruikers bedienen. Meer gebruikers en meer datagebruik betekent een grotere capaciteitsbehoefte en daardoor mogelijk meer antennes. Een te kort aan capaciteit in het netwerk kan bij de gebruiker de beleving
van ‘geen bereik’ geven.
Mobiele Network Operator: Bedrijf dat een mobiel netwerk exploiteert en beschikt over een zendvergunning voor het gebruik van frequenties voor mobiele communicatie. De netwerkoperator verzorgt alle techniek die nodig is voor het gebruik en beheer van het mobiele netwerk. Naast toegang aan gebruikers via een eigen abonnementen biedt een netwerkoperator ook toegang aan derden, de zogenaamde Mobiele Virtuele Netwerk Operators.
Monet: Vereniging van Nederlandse netwerkoperators met een landelijke vergunning voor mobiele telecommunicatie.
Opstelpunt: Een opstelpunt is een bouwwerk waarop één of meerdere antenne-installaties geplaatst wordt. Een opstelpunt kan bijvoorbeeld het dak van een gebouw, een zendmast, een schoorsteen, licht- of een hoogspanningsmast zijn. Voor small cells kunnen dit bestaande opstelpunten van mobiele operators zijn, maar ook bushokjes, lantaarnpalen en gevels van gebouwen.
Small cell: Een small cell is een kleine antenne-installatie met klein bereik dat onderdeel is van een mobiel netwerk. Ten opzichte van de traditionele antenne-installaties zijn small cells kleiner van formaat en gewicht, hebben ze een lager vermogen en een kleiner bereik. In de Europese verordening EU 2020/1070 zijn de eigenschappen gespecificeerd van een small cell die vergunningvrij geplaatst kan worden. Er geldt bijvoorbeeld een maximale omvang van 30 liter.
Tower company / mastbeheerder: Bedrijf dat opstelpunten (vaak masten) exploiteert voor antenneplaatsing, meestal antenne-installaties voor mobiele communicatie. Mobiele operators en andere aanbieders kunnen ruimte huren van een mastbeheerder voor de plaatsing van een antenne- installatie.
Zendmast: Een zendmast is een vrijstaande mast die als opstelpunt gebruikt kan worden door meerdere antenne-eigenaren met verschillende toepassingen. In een zendmast kunnen meerdere antenne-installaties geplaatst worden.
1.2 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 beschrijft de wettelijke kaders. Hoofdstuk 3 start met de inspanningsverplichtingen die de gemeente zichzelf oplegt. Daarna volgen algemene beleidsuitgangspunten en de kaders voor het medegebruik van gemeentelijke infrastructuur. Hoofdstuk 4 beschrijft de uitgangspunten voor communicatie bij antenneplaatsing.
2. Wettelijke kaders
Op Europees, nationaal en provinciaal niveau gelden wetten, regels en verdragen die van toepassing zijn bij de plaatsing van een antenne-installatie voor mobiele communicatie. Figuur 1 geeft een overzicht van de belangrijkste daarvan. De gemeente is bij de Omgevingswet het bevoegd gezag bij vergunningplichtige antennes en algemene welstandeisen. Binnen de kaders van de Omgevingswet is de gemeente autonoom in het bepalen van het beleid voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Voor de antenneplaatsing gelden op basis van de Omgevingswet de technische bouwregels uit het Besluit bouwwerken leefomgeving en de beoordelingsregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving. In het omgevingsplan op basis van de Omgevingswet kan de gemeente uiterlijk in 2029 eigen ruimtelijke regels en vrijstellingen vastleggen. Te zijner tijd wordt gekozen of deze beleidsnota wordt geïntegreerd in het omgevingsplan of als aparte nota, met verwijzing in het omgevingsplan, blijft bestaan.
Verwachting is dat op 1 juli 2023 of 1 januari 2024 de Omgevingswet in werking treedt. Tot aan de inwerkingtreding van deze wet geldt de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo). De regelgeving op het aspect van deze nota is beleidsarm omgezet van Wabo naar Omgevingswet. In de situatie dat de Wabo nog geldend recht is, is deze nota overeenkomstig van toepassing.
Figuur 1: kernregelgeving antennes voor mobiele communicatie
Kernregelgeving antennes voor mobiele communicatie
Omgevingswet
antenne-installaties tot 5 meter zijn vergunningvrij* + **
Telecommunicatiewet (Tw)
▪ frequentieverdeling
▪ blootstellingslimieten
▪ medegebruik
▪ antenneregister
Antenneconvenant
afspraken plaatsing vergunningvrije antennes
Europese small cell verordening
small cells zijn vergunningvrij*
* - niet op monumenten
** - hoger geplaatst dan 3 of 9 m, afhankelijk van het bouwwerk
De Wabo bepaalt via bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) welke antennes vergunningvrij zijn. Deze regels zijn beleidsneutraal overgezet naar de Omgevingswet in het Besluit bouwwerken leefomgeving. Voor de volledigheid is deze omzetting schematisch weergegeven in figuur 2. Paragraaf
2.1 beschrijft de regelgeving die geldt na de inwerkingtreding van de Omgevingswet3.
Figuur 2: regels voor het bepalen van de vergunningsplicht bij antenneplaatsing
Regels voor het bepalen van de vergunningsplicht bij antenneplaatsing | |||
Wabo | Omgevingswet | ||
Activiteit milieu | Bor* bijlage I cat. 20 | Milieubelastende activiteit | Bal** art. 3.9 |
Activiteit bouwen | Bor bijlage II art. 2 onder 15 | Technische bouwactiviteit | Bbl*** art. 2.26 |
Afwijken ruimtelijke ordening | Bor bijlage II art. 2 onder 15 | Omgevingsplanactiviteit bouwen | Bbl art. 2.29 onder m |
Rijksmonument | Bor bijlage II art. 3a art. 4a lid 1 | Rijksmonument | Bbl art. 2.30 |
Rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten | Bor bijlage II art. 4a lid 2 | Rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten | Bbl art. 2.30 lid 3 Bbl art. 8.2 |
Gemeentelijk monument | Gemeentelijke verordening | Gemeentelijk monument | Bbl art. 2.30 |
* Besluit omgevingsrecht ** Besluit activiteiten leefomgeving *** Besluit bouwwerken leefomgeving |
3 Kijk op Informatiepunt Leefomgeving voor de actuele stand van zaken: xxx.xxxx.xx
2.1 Recht fysieke leefomgeving (Omgevingswet)
Het bestemmingsplan en de beheersverordening zijn via het overgangsrecht van de Omgevingswet onderdeel van het ‘tijdelijk deel omgevingsplan’. Dit is geregeld in artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet. Zo blijven de planologische toetsingskaders op basis van de Wabo geldig na inwerkingtreding van de Omgevingswet. Bestaande regels gericht op het begrip 'goede ruimtelijke ordening' uit de Wro zijn overgeheveld naar een omgevingsplan, waarmee die voldoen aan het formele begrip 'evenwichtige toedeling van functies aan locaties'. Dat kan gedurende de overgangsfase tot eind 2029. Via artikel 2.29 onder m van het Besluit bouwwerken leefomgeving en de artikelen 22.26 en 22.27 van het Invoeringsbesluit (bruidsschat) geldt het plaatsen van een antenne-installatie hoger dan 5 meter tijdens de overgangsfase als een vergunningplichtige binnenplanse omgevingsplanactiviteit.
Met de invoering van de Omgevingswet wordt bouwen in een technisch en ruimtelijk deel gescheiden. De zogenaamde ‘knip’ levert twee activiteiten op: de technische bouwactiviteit en de omgevingsplanactiviteit voor een bouwwerk. Voor antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie die niet hoger zijn dan 5 meter (gemeten vanaf de voet van de installatie) geldt dat geen omgevingsvergunning nodig is voor de technische bouwactiviteit (Bbl, art. 2.26) en ook niet voor de omgevingsplanactiviteit (Bbl, art. 2.29 onder m).
2.1.1 Omgevingsplan
Het omgevingsplan bevat voor het gehele grondgebied van de gemeente in ieder geval de regels die nodig zijn met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (art. 4.2 Omgevingswet). De gemeente bepaalt in het omgevingsplan onder andere of voor bepaalde activiteiten een omgevingsvergunning verplicht is.
2.1.2 Technische bouwactiviteit
Een zendmast is een bouwwerk zonder dak en hoger dan 5 meter. Het plaatsen ervan levert een vergunningplicht op voor de technische bouwactiviteit. (Bbl art. 2.26). De gemeente toetst een omgevingsvergunningaanvraag voor een bouwactiviteit aan de technische regels van het Bbl en de beoordelingsregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving.
Antennes tot 20 meter hoogte zijn bouwwerken in gevolgklasse 1 (Bbl, art. 2.17 lid 3 onder g). Zodra de Wet kwaliteitsborging van kracht is, geldt voor antenne-installaties van 5 tot 20 meter hoogte een bouwmeldingsplicht (art. 2.18 Bbl) in plaats van een vergunningplicht voor de technische bouwactiviteit. Een onafhankelijke kwaliteitsborger ziet toe of aan de voorschriften van het Bbl wordt voldaan. Dit staat los van de vergunningplicht voor de omgevingsplanactiviteit.
2.1.3 Omgevingsplanactiviteit voor het bouwen van een bouwwerk
Uit artikel 22.26 Invoeringsbesluit (bruidsschat omgevingsplan) volgt dat het verboden is een bouwactiviteit te verrichten. Dit heet een binnenplanse omgevingsplanactiviteit. Het is mogelijk in het omgevingsplan specifieke activiteiten aan te wijzen waarvoor een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd. Door beoordelingsregels op te nemen voor de activiteit bouwen van een antenne- installatie voor mobiele communicatie kan dan bijvoorbeeld een binnenplanse omgevingsplanactiviteit ontstaan (artikel 5.1 lid 1 onder a Omgevingswet).
Een gemeente kan ook de regels van de bruidsschat aanpassen. Een antenne-installatie met bepaalde karakteristieken kan (aanvullend) vergunningvrij gemaakt worden voor het omgevingsplan door de vergunningsvrije uitzonderingen in artikel 22.27 bruidsschat uit te breiden. Dan is geen vergunning nodig voor de omgevingsplanactiviteit als voldaan wordt aan de algemene regels uit het omgevingsplan.
De Tw geeft aanbieders specifieke beschermde rechten. In Midden-Delfland is er voor gekozen niet af te wijken van de systematiek van de Omgevingswet voor antenne-installaties. Hiermee zou dan anders een afwijkend besluitvormingsproces gecreëerd worden. Bij een dergelijke afwijking ontstaan geen extra (ruimtelijk) beschermende criteria, anders dan de uitwerking van de bevoegdheden zoals die ook zijn verwoord in deze beleidsnota, de (model) overeenkomst medegebruik publieke infrastructuur voor plaatsen small cells en de voorwaarden medegebruik gemeentelijke infrastructuur voor plaatsen small cells.
Als het bouwen van een antenne-installatie niet overeen komt met de regels uit het omgevingsplan is sprake van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt dan getoetst aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (artikel 8.0a, lid 2 Bkl). Verder gelden de beoordelingsregels uit artikel 8.0b tot en met 8.0e van het Bkl.
2.1.4 Monumenten en beschermde stads en dorpsgezichten
Het plaatsen van een antenne-installatie op een monument of in een (rijks)beschermd stad- of dorpsgezicht is in de meeste gevallen een vergunningplichtige omgevingsplanactiviteit. Dit geldt voor rijks-, provinciale en gemeentelijke monumenten. De rijksmonumentenactiviteit is vergunningplichtig op grond van artikel 5.1 lid 1, onder b van de Omgevingswet. De vergunningvrijheid voor het plaatsen van antenne-installaties (Bbl, art. 2.29 onder m) geldt niet voor antenneplaatsing in, aan, op of bij een gemeentelijk monument, voorbeschermd gemeentelijk monument, provinciaal monument, voorbeschermd provinciaal monument, rijksmonument of voorbeschermd rijksmonument (Bbl, art.
2.30 lid 1 en 2). Voor antenneplaatsing binnen een rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht is de vergunningvrijheid onder meer beperkt tot wijzigingen die niet naar openbaar toegankelijk gebied zijn gekeerd (Bbl, art. 2.30 lid 3).
2.1.5 Natuurgebieden
Bij het plaatsen van een antenne-installatie in natuurgebieden kan sprake zijn van een Natura 2000- activiteit (art. 5.1, lid 1, onder e Ow) en flora- en fauna-activiteit (art. 5.1, lid 2, onder g Ow).
Daarnaast kan de provincie in haar omgevingsverordening regels stellen voor gebieden die onderdeel zijn van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur). De Wet natuurbescherming is het wettelijk kader bij ontheffing of vergunningplicht voor activiteiten voor antenneplaatsing in een Natura 2000-gebied of in een gebied met beschermde flora en fauna. Bij een aanvraag worden de gevolgen afgewogen voor de natuur. De provincie is doorgaans bevoegd gezag.
2.1.6 Milieubelastende activiteit
Paragraaf 3.2.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) bepaalt dat een zendmast een milieubelastende activiteit is als het opgenomen vermogen dat wordt omgezet in stralingsenergie groter is dan 4 kW. Antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie vallen hier meestal niet onder. Er zijn geen algemene gebruiksregels in het Bal aangewezen voor de milieubelastende activiteit zendmast. Op het moment dat de basisrestricties voor elektromagnetische velden (EMV) zijn opgenomen in het Frequentiebesluit 2013 geldt een landelijk EMV-regime waardoor deze milieuregelgeving naar verwachting terugtreedt4.
2.1.7 Regels over participatie bij antenneplaatsing
De Omgevingswet bepaalt dat bij elke vergunningsaanvraag, ook voor antenneplaatsing, aangegeven wordt of participatie heeft plaatsgevonden (Omgevingsregeling art. 7.4 lid 1 en 2). Bij de aanvraag geeft de initiatiefnemer aan of derden (burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen) bij de voorbereiding zijn betrokken. Als dit het geval is meldt de aanvrager ook hoe deze partijen zijn betrokken en wat de resultaten zijn. De gemeente betrekt die informatie bij de behandeling van de aanvraag.
2.1.8 Informatie inwinnen door gemeente
Als van derden onvoldoende informatie beschikbaar is om tot een goede belangenafweging te komen, kan de gemeente eventueel zelf informatie verzamelen bij belanghebbenden. Dat kan op drie manieren:
- de ontwerpaanvraag wordt in overleg met de aanvrager ter inzage gelegd;
- de definitieve aanvraag wordt ter inzage gelegd voor zienswijzen;
- de gemeente benadert zelf belanghebbenden.
4 xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx De ‘Wijziging Frequentiebesluit 2013 ter bescherming van de
volksgezondheid tegen radiofrequente elektromagnetische velden’ is procedureel nog in de consultatiefase en daarom nog niet formeel vastgesteld als geldend recht.
De gemeente kan eventueel van tevoren in de procedureregels van het omgevingsplan specifieke activiteiten aanwijzen waarbij de gemeente zelf participatie organiseert, als het aanvraagtraject daartoe aanleiding geeft. De gemeenteraad kan van tevoren activiteiten of activiteiten in bepaalde gebieden aanwijzen waarbij participatie door de initiatiefnemer verplicht is. Dit kan alleen bij een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (art 16.55 lid 7 Ow). De aanvrager moet laten zien hoe belanghebbenden zijn betrokken. Er gelden geen vereisten voor de manier waarop de participatie is vormgegeven. Heeft er geen participatie plaatsgevonden bij een aangewezen buitenplanse participatieplichtige omgevingsplanactiviteit? Dan kan de aanvraag buiten behandeling worden gelaten. In Midden-Delfland is de verwachting dat het aantal buitenplanse omgevingsplanactiviteiten zeer beperkt zal zijn. Een aparte vastgelegde regeling voor participatie bij antenne-installaties is dan van beperkte meerwaarde doordat een nadere plaatsgerelateerde uitwerking in die specifieke situatie noodzakelijk is en dan aanvullende afspraken met de aanbieder vraagt. Specifieke afspraken worden daarom dan ook meegenomen in het plaatsingsplangesprek en het vooroverleg (zie toelichting hierna).
Voor binnenplanse omgevingsplanactiviteiten kan een gemeente participatie niet als aanvraagvereiste of beoordelingsregel opnemen in het omgevingsplan. Midden-Delfland heeft hiervoor wel algemene uitgangspunten opgenomen in deze beleidsnota, de (model) overeenkomst medegebruik publieke infrastructuur voor plaatsen small cells en de voorwaarden medegebruik gemeentelijke infrastructuur voor plaatsen small cells.
2.2 Antenneconvenant en plaatsingsplan
De Rijksoverheid, Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de aanbieders van mobiele communicatie hebben in het Antenneconvenant 2021-2025 afspraken gemaakt over de plaatsing van antennes waar geen omgevingsvergunning voor nodig is. Midden-Delfland is formeel geen partij in het convenant, maar kan wel nakoming van de afspraken vorderen. Elk jaar ontvangt de gemeente een plaatsingsplan van Monet, de vereniging van Nederlandse mobiele operators. Het plaatsingsplan is vertrouwelijk en daardoor niet openbaar voor inwoners en derden. In het plaatsingsplan staan de vergunningvrije en vergunningplichtig geplaatste antennes in Midden-Delfland en eventueel de zoekgebieden waar de aanbieders antennes willen plaatsen. Het plan is op uitnodiging van Xxxxx de basis voor het plaatsingsplangesprek. In dat overleg kan de gemeente met operators de voorgenomen antenneplaatsing(en) bespreken. Het gesprek gaat over de plannen van de aanbieders en over de mogelijke knelpunten en ontwikkelingen ten aanzien van dekking, bestaande en nieuwe locaties, ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente en communicatie.
Doel van het Antenneconvenant is een zorgvuldige plaatsing ondersteunen door het bevorderen van samenwerking tussen operators, het bevorderen van informatie-uitwisseling tussen operators en gemeenten en met objectieve communicatie het beperken van maatschappelijke onrust. Het Antenneconvenant bevat voorts afspraken over de visuele inpasbaarheid van antennes en kennisgeving van grootschalige plaatsing van small cells door Xxxxx via de VNG. Daarnaast bevat het convenant specifieke afspraken over inspraak van huurders in woongebouwen en een zo gering mogelijke blootstelling van mensen aan elektromagnetische velden. Inmiddels is de verwachting dat gedurende de looptijd van het convenant geen grootschalige plaatsing van small cells zal plaatsvinden, zeker niet in Midden-Delfland.
Bij plaatsing van small cells op een woongebouw is in het convenant afgesproken dat de operators de eigenaar en verhuurder informeren waar informatiemateriaal te vinden is voor bewoners. Midden- Delfland heeft via de VNG5 de gemeentelijke contactgegevens geregistreerd. Over een enkele small cell zal de gemeente niet vooraf worden geïnformeerd, net zoals dat bij een reguliere vergunningvrije antenne niet het geval is. Wel zal zoveel mogelijk gegevensuitwisseling plaatsvinden tijdens het plaatsingsplangesprek. Bij een eventuele grootschalige uitrol is samenwerking en coördinatie gewenst. Onder andere vanwege afspraken over aanpassing in boven- en ondergrondse infrastructuur. Na plaatsing zijn small cells zichtbaar in het Antenneregister. Het huidige Antenneconvenant geldt tot en met 2025.
5 Artikel 8 Antenneconvenant: een gemeente geeft contactgegevens door via xxxxxxxxxxxxxxxx@xxx.xx
2.3 Europese kaders
De Europese Unie (EU) bepaalt voor een belangrijk deel de telecommunicatieregelgeving in de Europese lidstaten. De Nederlandse telecommunicatieregelgeving, waarvan de Tw de belangrijkste is, is grotendeels gebaseerd op Europese richtlijnen. Zo schrijft de Europese Telecomcode (EU 2018/1972) voor dat infrastructuur onder zeggenschap van overheden tegen redelijke voorwaarden beschikbaar moet worden gesteld voor antenneplaatsing. De Telecomcode biedt ook ruimte aan gemeenten om bij antenneplaatsing in sommige gevallen gedeeld gebruik van infrastructuur op te leggen.
Uit de Telecomcode volgt ook dat small cells in principe vergunningvrij zijn. De afbakening en voorwaarden voor Nederland staan in de Tw. De Telecomcode bepaalt dat overheden geen vergunningplicht mogen opleggen voor de plaatsing van small cells (vergunningvrije bouwwerken). Uitzonding is een eventuele vergunningplicht voor antenneplaatsing bij monumenten, in beschermde stads- of dorpsgezichten en natuurgebieden.
In de EU-verordening 2020/1070 staan de kenmerken van een small cell die omgevingswetvergunningvrij geplaatst mag worden. Uitgangspunt is een minimale visuele impact. Een vergunningvrije small cell is bijvoorbeeld volledig geïntegreerd in de draagconstructie of het zichtbare deel is in omvang niet groter dan 30 liter6. De gemeente is het bevoegd gezag wat betreft het toezicht op de visuele plaatsingseisen.
Een small cell voor mobiele communicatie wordt binnen twee weken na plaatsing door de antenne- eigenaar aangemeld bij het landelijke Antenneregister. Op die manier is het voor inwoners inzichtelijk waar small cells zijn geplaatst. Indien een small cell wordt aangebracht op de gemeentelijke infrastructuur is de aanbieder verplicht hierover privaatrechtelijke afspraken te maken. De basisafspraken zijn onderdeel van de (model) overeenkomst medegebruik publieke infrastructuur voor plaatsen small cells. Dat model is onderdeel van dit beleidsplan (bijlage 1).
2.4 Nationaal Antennebeleid
Sinds de uitrol van het 3G-netwerk is er een landelijk antennebeleid dat zorgvuldige plaatsing van antennes mogelijk maakt. Het doel van dit Nationaal Antennebeleid7 is het binnen duidelijke kaders van volksgezondheid, leefmilieu en veiligheid stimuleren en faciliteren van voldoende ruimte voor antenne-opstelpunten. De beleidspunten zijn verankerd in wetgeving en het Antenneconvenant.
2.5 Telecommunicatiewet (Tw)
Voor zover van direct belang voor deze beleidsnota regelt de Tw onder andere de uitgifte van frequenties en telefoonnummers, de sectorspecifieke mededinging, bescherming van de consument, veiligheid, gedeeld en medegebruik van infrastructuur, blootstellingslimieten, het Antenneregister en het toezicht op deze thema’s. De uitgifte van frequenties, gedeeld en medegebruik en de blootstellingslimieten zijn vooral relevant in het licht van dit gemeentelijk antennebeleid. Een ander belangrijk doel van deze wet is de bescherming van rechten van burgers bij digitale communicatie. Dat deel is geen onderdeel van deze beleidsnota.
2.5.1 Dekkings- en snelheidseis
De drie landelijke mobiele operators zijn via hun frequentievergunning gebonden aan een landelijke dekkings- en snelheidseis. In de vergunning voor het gebruik van de 700 MHz frequentieband staat een verplichting om in juli 2022 8 Mbit/s en in 2026 10 Mbit/s aan te bieden op 98% van het grondgebied van elke gemeente afzonderlijk. Hiervan zijn Natura-2000 gebieden uitgezonderd; in Midden-Delfland zijn deze gebieden niet aanwezig. Om te voldoen aan de dekkings- en snelheidseisen kan een operator een omgevingsvergunning aanvragen voor antenneplaatsing. Gemeenten zijn vanuit de Tw niet verplicht een aanvraag toe te kennen op grond van de dekkingseis van de operators voor dekking binnen het grondgebied van Midden-Delfland. Binnen de wettelijke kaders vindt een afweging van belangen plaats bij de beoordeling van de aanvraag omgevingsvergunning voor een antenneplaatsing.
7 Nota Nationaal Antennebeleid: xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxx- antennes/documenten/beleidsnotas/2018/januari/26/nationaal-antennebeleid-2000
In gebieden waar geen bouwwerken beschikbaar zijn voor vergunningvrije antennes kan de gemeente richtinggevend zijn bij het mogelijk maken van de opgelegde dekking. Overleg tussen gemeenten en operators, onder andere in het plaatsingsplangesprek, draagt bij aan het voorkomen van gaten in de dekking binnen het gemeentelijk grondgebied en het vinden van geschikte locaties voor de plaatsing van antennes. De beoordeling heeft ook een directe relatie met economische, veiligheids- en maatschappelijke ontwikkelingen, zoals smart mobility.
2.5.2 Gedeeld gebruik en medegebruik van infrastructuur
Voor de ruimtelijke ordening zijn voor de gemeente in sommige gevallen de regels uit de Tw relevant die gaan over gedeeld gebruik en medegebruik van infrastructuur. Waar mogelijk zal Midden-Delfland dit zo veel mogelijk stimuleren om daarmee de ruimtelijke kwaliteit zo min mogelijk aan te tasten en beperkingen voor andere vormen van ruimtegebruik te voorkomen.
2.5.2a Site-sharing
Telecom- en radio-operators en beheerders van telecominfra moeten over en weer infrastructuur delen na een onderling redelijk verzoek (site-sharing). De gemeente heeft hierin geen formele rol, maar laat zich over de (on)mogelijkheden informeren tijdens het plaatsingsplangesprek. Site-sharing houdt in dat operators of mastbeheerders technisch, constructief, financieel en juridisch het delen van een bouwwerk voor antenneplaatsing met elkaar afstemmen. Het gaat vaak om een vrijstaande zendmast. Een masteigenaar kan het medegebruik in het algemeen slechts weigeren wanneer dit op technische bezwaren stuit, zoals storing op de gebruikte frequenties, beschikbare ruimte of draagkracht van de installatie. Deze regel van site-sharing slaat niet op private eigenaren van opstelpunten zoals een woningbouwcoöperatie. Zij bepalen zelf hoeveel ‘huurders’ zij toestaan op hun dak (Tw, art. 5a.3 lid 2 en 3).
2.5.2b Medegebruik bij gedoogplicht
Aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken moeten over en weer voldoen aan redelijke verzoeken tot medegebruik van fysieke infrastructuur waarop de gedoogplicht van toepassing is (Tw, art. 5a.3 lid 4). Het gaat om de passieve elementen van een bekabeld netwerk, zoals mantelbuizen en kabelgoten. Die kunnen bijvoorbeeld nodig zijn voor de aansluiting van antennes op een vast glasvezelnetwerk. De gemeente heeft een taak bij het faciliteren en coördineren van werkzaamheden in de openbare ondergrond en kan in haar instemmingsbesluit voorschriften opnemen over het bevorderen van medegebruik van ondergrondse voorzieningen (Tw art. 5.2, 5.4 en 5.5). Voor het beleid rond graven en aanleg kabels en leidingen wordt verwezen naar de specifieke gemeentelijke regelgeving voor het leggen van kabels en leidingen in de openbare grond.
Specifieke regeling nog noemen. AVKL Midden-Delfland is niet gepubliceerd. Xxxxxxxx heeft eigen verordening; niet voor MD gevonden.
2.5.2c Opleggen colocatie of gedeeld gebruik
Artikel 5b.1 Tw stelt dat in specifieke gebieden een gemeente op basis van publieke belangen aan aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten en aan aanbieders van bijbehorende faciliteiten, colocatie of gedeeld gebruik kan opleggen van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten en gedeeld gebruik van eigendom. Een gemeente kan alleen in specifieke afgebakende gebieden colocatie of gedeeld gebruik opleggen en alleen op basis van een publiek belang (bescherming milieu, volksgezondheid, openbare veiligheid, stedenbouwkundige of planologische doelstellingen). Bij het opleggen van colocatie of gedeeld gebruik geldt als voorwaarde dat de betreffende infrastructuur is aangelegd onder de gedoogplicht (H5 Tw), of dat er sprake is van bestaande site-sharing (H5a Tw), of van medegebruik van publieke infrastructuur (H5c Tw). Opleggen kan alleen als eerst een openbare voorbereidingsprocedure is gevolgd.
Voorkeur is dat binnen de gemeentelijke grenzen van het Bijzonder Provinciaal Landschap antenne- installaties benut worden als colocatie of gedeeld gebruik. Gelet op de oppervlakte van dit gebied in combinatie met technische randvoorwaarden ten aanzien van dekking, is het opleggen een te zwaar middel. Dit zal niet altijd juridisch gehandhaafd kunnen blijven. Uitgangspunt om dit te bevorderen is wel integraal onderdeel van deze nota, de voorwaarden medegebruik en onderwerp van bespreking in vooroverleg en tijdens plaatsingsplangesprek. Verwachting is dat aan de gemeentelijke voorkeur binnen de grenzen van redelijkheid en billijkheid gevolg kan worden gegeven.
2.5.2d Medegebruik van publieke infrastructuur
Hoofdstuk 5c Tw stelt dat overheden na een redelijk verzoek van een telecomnetwerkbeheerder hun publieke infrastructuur beschikbaar moeten stellen voor het plaatsen van small cells. Het gaat bijvoorbeeld om gebouwen of straatmeubilair waarvan de gemeente eigenaar is of het economisch eigendom heeft. In een privaatrechtelijke overeenkomst worden afspraken vastgelegd, zoals voorwaarden waaronder het medegebruik plaatsvindt en een vergoeding voor het medegebruik. De gemeente kan voor het medegebruik een marktconforme vergoeding vragen. In Midden-Delfland zijn deze gebaseerd op de Leidraad medegebruik gemeentelijke infrastructuur voor plaatsen small cells8.
2.5.3 Blootstellinglimieten
Alle antennes in een mobiel netwerk moeten voldoen aan de wettelijke vereisten. De basisrestricties voor radiofrequente elektromagnetische velden (EMV) zijn opgenomen in het (concept) Frequentiebesluit 2013. Hiermee geldt een juridisch gebonden landelijk EMV-regime. De gemeente kan zelf geen ruimere of strengere limieten hanteren. Het EMV-regime betreft internationaal erkende blootstellingslimieten die het algemeen publiek beschermen tegen een te hoge blootstelling aan radiofrequente elektromagnetische velden. De limieten gelden voor mobiele communicatie, maar bijvoorbeeld ook voor antennes van radio, televisie en hulpverleningsdiensten (C2000). De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur ziet toe op de naleving van de blootstellingslimieten.
2.5.4 Antenneregister
Via xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx zijn de locaties zichtbaar van antennes voor mobiele communicatie binnen de gemeente. Dit zijn vergunningplichtige en omgevingsvergunningvrije antenne-installaties. In het antenneregister staan de vast opgestelde antenne-installaties met een zendvermogen groter dan 10 decibelwatt Effective Radiated Power (ERP) en antennes op een vaste locatie met minder zendvermogen als ze deel uitmaken van een netwerk waarvan meer dan 50% van de antenne- installaties met meer dan 10 dBW uitzendt. Small cells die worden geplaatst conform EU-verordening 2020/1070 worden door de antenne-eigenaar aangemeld voor het register. Verder staan onder andere de antennes van radiozendamateurs en omroepzenders in het Antenneregister. C2000- antennes zijn om veiligheidsredenen niet opgenomen in het register. Daarnaast staan de EMV- metingen van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur in het Antenneregister.
2.6 Bescherming volksgezondheid
De Nederlandse Gezondheidsraad en Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geven aan dat bij naleving van de blootstellingslimieten negatieve gezondheidseffecten door elektromagnetische velden van antennes en zendmasten niet zijn aangetoond. Deze limieten zijn opgesteld door een onafhankelijke groep internationale wetenschappers, de Internationale Commissie voor Bescherming tegen Niet- Ioniserende Straling (ICNIRP). Nederland hanteert deze ICNIRP-limieten; hiermee volgt Nederland de wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen van de Europese Unie en de Nederlandse Gezondheidsraad. De limieten bevatten uit voorzorg een ruime veiligheidsmarge om op die manier ook rekening te houden met kinderen en mensen met een zwakke gezondheid. De blootstellingslimieten gelden voor alle bronnen van elektromagnetische velden waaronder Wifi, radio- omroep, C2000 en alle generaties mobiele communicatie (2G/3G/4G/5G).
De rijksoverheid volgt de ontwikkelingen en nieuwste wetenschappelijke resultaten en inzichten op het gebied van antennes en elektromagnetische straling. Indien wetenschappelijk onderzoek daartoe aanleiding geeft, treft de rijksoverheid passende maatregelen9. Het onafhankelijke Kennisplatform Elektromagnetische Velden en Gezondheid biedt informatie over EMV en gezondheid en duidt relevant wetenschappelijk onderzoek10. Deze eventuele toekomstige wijzigingen werken onverkort door in het Antennebeleid Midden-Delfland 2023.
8 xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx/0000/00/00/xxxxxxxx-xxxxxxxxxxx-xxxxxxxxxxxxx- infrastructuur-voor-plaatsen-small-cells
9 Kamerbrief over kabinetsreactie gezondheidsraad advies over 5G en gezondheid: xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxx/0000/00/00/xxxxxxxxxx-xxxx-xxxxxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxxxxxxxx- advies-5g-en-gezondheid
2.6.1 Verantwoordelijkheden
De rijksoverheid heeft in 2020 een infographic11 gepubliceerd waarin is uitgelegd hoe het beleid rond straling en gezondheid is geregeld in Nederland. De basisrestricties voor radiofrequente elektromagnetische velden (EMV) ter bescherming van de volksgezondheid zijn opgenomen in het Frequentiebesluit 2013. Daarmee geldt een landelijk EMV-regime waarbij gemeenten geen rol en aanvullende bevoegdheden hebben. De frequentiegebruikers moeten zich houden aan de basisrestricties voor radiofrequente EMV. De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur is de toezichthouder. De RDI meet regelmatig de elektromagnetische straling en toetst of de optelsom van alle bronnen van radiofrequente elektromagnetische straling onder de blootstellingslimieten blijft (cumulatieve vermogensdichtheid). De metingen zijn openbaar en staan in het Antenneregister.
11 xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx/0000/00/00/0x-xxxxxxxx-xx- gezondheid-hoe-is-dat-geregeld-in-nederland
3. Voorwaarden bij antenneplaatsing
Dit hoofdstuk begint met de uitwerking van de gemeentelijke inspanningsverplichtingen. De beschrijving van eisen aan plaatsing van vergunningplichtige antenne-installaties start in paragraaf
3.2 met algemene uitgangspunten. Paragraaf 3.3 gaat in op tijdelijke antenneplaatsing. De voorwaarden voor plaatsing in een monumentale context staan in 3.4. In paragraaf 3.5 staat waar vergunningplichtige antenne-installaties bij voorkeur worden geplaatst. In paragraaf 3.6 komt de plaatsing van small cells op gemeentelijke infrastructuur aan bod. Figuur 3 geeft ter illustratie een overzicht van het proces van antenneplaatsing.
3.1 Inspanningsverplichtingen Midden-Delfland
Voor de plaatsing van small cells is een gemeente in beginsel verplicht gebouwen en publieke infrastructuur zoals straatmeubilair, verkeerslichten en lantaarnpalen beschikbaar te stellen. Het beschikbaar stellen volgt na een redelijk verzoek van een exploitant (aanbieder). Deze verplichting is gebaseerd op de Europese Telecomcode en opgenomen in de Tw. Gezien deze formele verplichting, het Nationale beleid en het publieke belang van digitale connectiviteit stelt Midden-Delfland in beginsel haar eigendommen beschikbaar voor de plaatsing van small cells en reguliere antenne- installaties.
De randvoorwaarden waaronder openbare infrastructuur beschikbaar is, zijn afhankelijk van de locatie en het type antenne. De algemene voorwaarden zijn vastgelegd in deze beleidsnota. Het medegebruik is onderdeel van privaatrechtelijke contracten met de gebruikers. Deze overeenkomst is als gemeentelijk model aan deze beleidsnota toegevoegd (Overeenkomst medegebruik publieke infrastructuur voor plaatsen small cells). Tevens heeft Midden-Delfland de “Voorwaarden medegebruik gemeentelijke infrastructuur voor plaatsen small cells Midden-Delfland 2023” gepubliceerd.
Per verzoek van een aanbieder zijn in de overeenkomst afspraken opgenomen over rechten en verplichtingen, wijziging medegebruik als gevolg van gewijzigde omstandigheden en kosten voor medegebruik. Uitgangspunt daarbij is dat de exploitant voor eigen kosten noodzakelijke wijzigingen aanbrengt, antennes verwijdert of verplaatst. Voor het gebruik van de openbare infrastructuur is sprake van een marktconforme privaatrechtelijke vergoeding. Voor de afhandeling van verzoeken en beschikbaarstelling van gemeentelijke infrastructuur rekent Midden-Delfland in de vorm van leges een eenmalige kostendekkende vergoeding.
3.1.1 Plaatsingsplangesprek
De gemeente ontvangt jaarlijks een plaatsingsplan van Monet met een uitnodiging voor een plaatsingsplangesprek met telecomaanbieders, zoals volgt uit het Antenneconvenant. De gemeente maakt bij nieuwe locaties of potentiële wijzigingen bij bestaande locaties gebruik van het plaatsingsplangesprek. Coördinatie hiervan vindt plaats vanuit het Omgevingsrecht, waarvan de contactgegevens bekend zijn bij Monet. In het gesprek bespreken partijen de voorgenomen antenneplaatsing, mogelijke antennelocaties, mogelijkheden rond visuele inpasbaarheid en communicatie-activiteiten, eventuele lokale knelpunten bij plaatsing en de uitgangspunten van het gemeentelijke antennebeleid.
3.1.2 Communicatie en participatie
De gemeente hanteert bij de communicatie rondom antenneplaatsing de volgende uitgangspunten:
- In het plaatsingsplangesprek worden afspraken gemaakt over participatie en communicatie met direct belanghebbenden. Midden-Delfland heeft geen bevoegdheid om eisen te stellen aan de communicatie bij vergunningvrije antennes, zoals small cells;
- Bij plaatsing op publieke eigendommen zijn participatie en communicatie onderdeel van het privaatrechtelijk contract (artikel 21 model contract);
- Bij een eventuele grootschalige uitrol van small cells maakt de gemeente met de antenne- eigenaar specifieke afspraken over de communicatie. Verwachting is dat deze situatie zich in Midden-Delfland niet voordoet. In dit beleidsplan is dit onderdeel dan ook niet verder uitgewerkt. In voorkomende situaties is dit beleidsplan wel de basis voor dit type afspraken;
- Midden-Delfland verwacht van een initiatiefnemer van antenneplaatsing dat deze een vooroverleg voert, alvorens een omgevingsvergunning voor antenneplaatsing aan te vragen. Een wettelijke plicht is hiervoor niet aanwezig. In die situatie dat geen vooroverleg is gehouden vindt de formele procedure op basis van de Omgevingswet plaats;
- Het plaatsen van antennes vraagt vanuit gezondheidsbeleving en ruimtelijke kwaliteit een zorgvuldig proces naar inwoners. Primaire verantwoordelijkheid over communicatie en participatie ligt bij de initiatiefnemer. Aan de hand van te maken afspraken bepaalt Midden-Delfland of aanvullende communicatieve maatregelen noodzakelijk en van toegevoegde waarde zijn. Dit staat los van de wettelijke publicatieverplichtingen;
- Midden-Delfland hanteert bij communicatie het uitgangspunt dat zij met praktische ondersteuning de communicatie en participatie van initiatiefnemers ondersteunt. Zelfstandige gemeentelijke communicatie vindt plaats als initiatiefnemer deze taak niet op zich neemt. In die situatie geeft de gemeente helder aan dat deze taak wordt opgepakt door het in gebreke blijven van de initiatiefnemer.
Bovenstaande uitgangspunten zijn nader uitgewerkt in hoofdstuk 4.
3.1.3 Gebieden met minder dekking
Gebieden met een verminderde mobiele dekking of capaciteit door een gebrek aan antennemasten zijn onderwerp van overleg tijdens het plaatsingsgesprek. Bij het overleg met de telecomaanbieders is de Handreiking mobiele bereikbaarheid12 van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (tot 31 december 2022 Agentschap Telecom) de leidraad.
3.1.4 Ruimtelijke inpassing vergunningvrije antennes
Bij vergunningvrije antennes kan de gemeente geen welstandscriteria opleggen. Hierdoor is een beperkt invloed op een verantwoorde inpassing bij plaatsing van deze antennes. In het Antenneconvenant is daarom afgesproken dat de mogelijkheden rond visuele inpasbaarheid van antenne-installaties onderdeel kunnen zijn van het plaatsingsplangesprek. Midden-Delfland benut deze mogelijkheid, waardoor voorafgaand over de exacte locatie en wijze van inpassing aanwijzingen kunnen worden meegegeven.
Voor welstandseisen wordt aangesloten op de Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1070. Hierin is bepaald dat vergunningvrije small cells zoveel mogelijk onzichtbaar worden verwerkt in de bestaande infrastructuur en gecamoufleerd aan gevels. Deze wijze van plaatsing komt overeen met de gemeentelijke voorkeur. In het plaatsingsplangesprek verwijst de gemeente ook naar de status van het Bijzonder Provinciaal Landschap Midden-Delfland. Deze status vraagt als uitgangspunt dat bij een onvermijdelijke plaatsing wordt zorggedragen voor ruimtelijke kwaliteit en compensatie van de aantasting van het landschap. Naast de ruimtelijke inpassing brengt Midden-Delfland ook tijdens het plaatsingsplangesprek de voorkeur in om geen vergunningvrije antennes in de buurt van gebruiksgevoelige bestemmingen te plaatsen.
3.2 Algemene beleidsuitgangspunten antenneplaatsing
In deze paragraaf staan de criteria die van toepassing zijn bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een antenne-installatie voor mobiele communicatie. Figuur 3 geeft ter illustratie een overzicht van het proces van antenneplaatsing.
12 xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx/0000/00/00/xxxxxxxxxxx-xxxxxxx-xxxxxxxxxxxxxx- gemeenten
Figuur 3: proces bij plaatsing vergunningplichtige antennes
Proces bij plaatsing vergunningplichtige antennes
toename connectiviteitsbehoefte
technische planning telecomaanbieder
zoekgebied in plaatsingsplan
plaatsingsplangesprek
communicatie en participatie
vooroverleg aanbieder en gemeente
akkoord aanbieder en locatie-eigenaar
aanvraag omgevingsvergunning
procedure en besluitvorming
mogelijkheid bezwaar en beroep
antenneplaatsing
3.2.1 Uitgangspunt: binnenplans afwijken
Binnen bestemmingen als wonen, werken, verkeer en recreatie zijn antennes nodig voor mobiel bereik. Een zendmast is in planologische zin geen zelfstandige functie. Een vrijstaande mast vraagt relatief weinig bouwoppervlak, zodat het apart intekenen in een bestemmingsplan of omgevingsplan niet noodzakelijk is. Een antenne-installatie heeft hoogte én rondom vrij zicht nodig. Dat is noodzakelijk voor een goede verbinding met mobiele apparaten die zich op straatniveau bevinden.
In het omgevingsplan wordt het bouwen van een antenne-installatie voor mobiele communicatie aangewezen als een binnenplanse omgevingsplanactiviteit voor zendmasten tot 40 meter hoogte. Een hoogte tot 40 meter biedt doorgaans voldoende ruimte om van drie aanbieders de afzonderlijke antenne-installaties onder elkaar te plaatsen.
- Een hoogte van 40 meter sluit aan bij de kruimellijst in het Besluit omgevingsrecht en is in bestaand antennebeleid vaak de standaard. Door een aparte antennebeleidsnota of door binnenplanse beoordelingsregels in het omgevingsplan krijgen belanghebbenden vooraf duidelijkheid onder welke voorwaarden een antenne-installatie kan worden geplaatst; daarnaast moet bij een vergunde buitenplanse omgevingsplanactiviteit op termijn het omgevingsplan alsnog worden aangepast (artikel 4.17 Omgevingswet).
- Gemeenten kunnen na inwerkingtreding van de Omgevingswet er ook voor kiezen een zendmast niet als binnenplanse omgevingsplanactiviteit op te nemen. Dit kan door de uitzondering uit artikel 2.29 Bbl uit te breiden door artikel 22.27 bruidsschat in het omgevingsplan aan te passen. Bijvoorbeeld door een antenne-installatie hoger dan 5 meter op te nemen. Dan wordt een zendmast alleen getoetst als technische bouwactiviteit.
- Neemt een gemeente in het nieuwe omgevingsplan artikel 22.26 bruidsschat niet of gewijzigd over waardoor antenneplaatsing een buitenplanse omgevingsplanactiviteit wordt, bijvoorbeeld om participatie te verplichten? Dan wordt onder de Omgevingswet een aanvraag voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit getoetst aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (artikel 8.0a, lid 2 Bkl). Ook dan kunnen de uitgangspunten uit deze nota gehanteerd worden en in een aparte antennebeleidsnota worden vastgesteld.
3.2.2 Algemene uitgangspunten vergunningplichtige antenne-installaties
Vanuit het (inter)nationaal beleid is het doel van de antenneplaatsing een verbeterde dekking en/of capaciteit van een mobiel netwerk. Vanuit die constatering hanteert Midden-Delfland de volgende algemene uitgangspunten:
a. De plaatsing van vergunningsvrije antenne-installaties op bestaande zendmasten, de gemeentelijke infrastructuur of andere bestaande bouwwerken, zoals lichtmasten en verkeersportalen heeft nadrukkelijk de voorkeur boven een vergunningplichtige antenne- installatie.
b. Antenne-installaties moeten zo goed mogelijk ingepast zijn in de omgeving en van minimale invloed zijn op de ruimtelijke kwaliteit. Anders gezegd: ze moeten zo beperkt mogelijk zichtbaar zijn.
c. Bij de locatiekeuze van antenne-installaties en opstelpunten (vrijstaande zendmasten), moet zoveel mogelijk worden aangesloten bij bestaande hoge bebouwing en/of hoge verticale elementen binnen en buiten de bebouwde kom.
d. Bij antenneplaatsing moet gestreefd worden naar een zo klein mogelijke impact op de ondergrond. Aansluitingen op ondergrondse infra moet plaatsvinden door zo weinig mogelijk ruimtebeslag in die ondergrond en zo weinig mogelijk graafwerkzaamheden.
e. Het heeft de voorkeur dat aanbieders zoveel mogelijk opstelpunten delen (site-sharing).
3.2.3 Objectgerichte criteria vergunningplichtige antenne-installaties
Rekening houdend met technische eisen voor antenneplaatsing gelden de volgende specifieke criteria:
a. De antenne-installatie wordt zoveel mogelijk uit het zicht geplaatst.
b. De antenne-installatie en bijbehorende apparatuur dienen zoveel mogelijk te worden geïntegreerd in de architectuur en/of omgeving.
c. De antenne-installaties, de bijbehorende technische installaties en de bedrading moeten door middel van zorgvuldige materiaal- en kleurkeuze in de omgeving ingepast worden.
d. De installaties moeten voldoen aan de redelijke eisen van Welstand, indien de beoogde locatie voor antenneplaatsing binnen het Bijzonder Provinciaal Landschap of een gebied ligt waar gemeentelijke welstandscriteria van toepassing zijn.
e. Bij de antenneplaatsing dienen maatregelen te worden getroffen om vandalisme en vernieling zovele mogelijk te voorkomen.
3.2.4 Indieningsvereisten
De onderbouwing van een aanvraag voor omgevingsvergunning bevat aanvullend op de formele vereisten van de Omgevingswet in elk geval de volgende punten:
a. Een inhoudelijke toelichting op de locatiekeuze vanuit de gewenste mobiele connectiviteit en vanuit netwerktechnisch oogpunt voor tenminste één van de netwerken van de mobiele operators.
b. Een toelichting of er is gekeken naar vergunningsvrije plaatsing op bestaande antenne- opstelpunten, inclusief een conclusie op basis van het onderzoek naar site-sharing.
c. Een toelichting op het communicatie- en participatietraject in hoeverre de omgeving (omwonenden en belanghebbenden) bij de locatiekeuze en antenneplaatsing zijn betrokken. Deze toelichting bevat een conclusie wat met de inbreng is gedaan.
d. Het bij een aanvraag van een omgevingsvergunning ter beoordeling voor te leggen materiaal dient een goed beeld te geven van de inpassing van de beoogde installatie in zijn omgeving, compleet met toebehorende infrastructuur.
3.3 Gebiedsgerichte aanpak vergunningplichtige antennes
De gemeente maakt onderscheid tussen faciliterend en restrictief beleid voor antenneplaatsing voor bepaalde gebieden, vooral gericht op het verminderen van de visuele impact van installaties. Er geldt formeel geen beperking in afstand tot woningen, scholen of kindercentra, omdat er landelijke normen zijn die beschermen tegen een te hoge blootstelling aan radiofrequente elektromagnetische velden.
De blootstelling mag nergens te hoog zijn, ongeacht de afstand tot antennes. Ondanks de wetenschappelijke adviezen en wettelijke verankering, kunnen dergelijke plaatsingspunten gevoelig liggen vanuit vrees voor aantasting van de volksgezondheid. Midden-Delfland vraagt dan ook in het plaatsingsplangesprek om rekening hiermee te houden en afstand te houden van deze gevoelige objecten.
Een vergunningsaanvraag tot plaatsing van een antenne-installatie wordt binnen de wettelijke mogelijkheden getoetst aan stedenbouwkundige, landschappelijke, bouwtechnische, welstand, monumentale en maatschappelijke criteria, rekening houdend met het vastgelegde (inter)nationale belang van verhoogde mobiele connectiviteit. In een als ‘restrictief’ aangemerkt gebied gelden de ruimtelijke aspecten in versterkte mate.
3.3.1 Gebiedstypen en functies
Een gebiedsgerichte aanpak betekent dat bij de toetsingscriteria onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende gebiedstypen. De volgende gebieden worden onderscheiden:
1. Bebouwde kom
2. Bedrijventerreinen
3. Sportterreinen
4. Buitengebied
Vervolgens worden in elk gebied globaal vijf mogelijke functies onderscheiden:
1. woonfunctie (wonen/zorginstellingen)
2. werkfunctie (bedrijvigheid)
3. recreatieve functie (groen, sportaccommodaties)
4. infrastructurele functie (auto- spoor- en vaarwegen)
5. Bijzonder Provinciaal Landschap / natuur
3.3.2 Faciliterend en restrictief beleid
In deze paragraaf staan de gebieden opgesomd waar faciliterend of restrictief beleid geldt voor de plaatsing van vergunningplichtige antenne-installaties voor mobiele communicatie. In de praktijk gaat het meestal om vrijstaande zendmasten.
Faciliterend beleid wil zeggen dat in principe medewerking wordt verleend aan de realisering van een omgevingsvergunningplichtige antenne-installatie. Deze medewerking is afhankelijk van de functie van de locatie in een bepaald gebied. Medewerking vindt plaats als in elk geval is voldaan aan de algemene beleidsuitgangspunten uit paragraaf 3.2. Afwijking daarvan kan alleen bij een voldoende motivering met deugdelijke onderbouwing.
Bij restrictief beleid wordt medewerking verleend aan de realisering van antenne-installaties in de aangegeven gebieden als de mobiele connectiviteit in het geding is en door de aanvrager wordt aangetoond dat in gebieden waar een faciliterend beleid wordt gevoerd geen adequate locatie of oplossing gevonden kan worden. De gebieden met een restrictief beleid zijn mede ingegeven vanuit de ervaring dat een vergunningplichtige antenne-installatie, vaak een zendmast, daar meer bezwaren oplevert met soms lange procedures tot gevolg.
De tabel geeft eerst een overzicht in welke gebieden een faciliterend of restrictief beleid geldt. Vervolgens volgt een toelichting met de voorwaarden.
Beleid per gebied | |
Faciliterend | Restrictief |
• Bebouwde kom: werk- of recreatieve functie • Bedrijventerreinen • Sportterreinen • Buitengebied: infrastructurele functie bedrijfsmatige functie | • Bebouwde kom: woonfunctie gevoelige bestemming • Buitengebied: Bijzonder Provinciaal Landschap Midden-Delfland Natuurnetwerk Nederland |
Faciliterend: bebouwde kom: werk- of recreatieve functie
In gebieden binnen de bebouwde kom met een werk- of recreatieve functie voert de gemeente een faciliterend beleid ten aanzien van omgevingsvergunningplichtige antenne-installaties. Voor het faciliterende beleid op deze locaties gelden de volgende voorwaarden:
a. zoveel mogelijk op bestaande gebouwen of bouwwerken plaatsen. Door de aanvrager dient aangetoond te worden dat plaatsing van een vergunningvrije installatie niet mogelijk is;
b. zoveel mogelijk plaatsen uit het zicht, voornamelijk bekeken vanuit de nabijgelegen gebieden met een woonfunctie of het Bijzonder Provinciaal Landschap;
c. minimaliseren qua aantal, waarbij nadrukkelijk rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid tot site-sharing;
d. zoveel mogelijk integreren in architectuur en/of omgeving.
Faciliterend: bedrijventerreinen
Bedrijventerreinen zijn aangewezen gebieden waar een clustering van bedrijven is. Het esthetische aspect van antenne-installaties is van minder groot belang in deze gebieden. Inpassing van vergunningplichtige antenne-installaties is op bedrijventerreinen daarom makkelijker te realiseren. Voor bedrijventerreinen voert de gemeente een faciliterend beleid ten aanzien van vergunningplichtige antenne-installaties. De specifieke voorwaarden hiervoor zijn:
a. zoveel mogelijk op bestaande gebouwen of bouwwerken, hierbij dient door de aanvrager aangetoond te worden dat plaatsing van een vergunningvrije installatie niet mogelijk is;
b. vrijstaande masten worden zoveel mogelijk uit het zicht geplaatst, voornamelijk bekeken vanuit de nabijgelegen gebieden met een woonfunctie of het Bijzonder Provinciaal Landschap.
Faciliterend: sportterreinen
Sportterreinen zijn buitenterreinen waar verenigingen actief zijn. Net als bij bedrijventerreinen geldt hier dat het esthetische aspect van minder groot belang is. Wel dient hierbij rekening te worden gehouden met een grotere maatschappelijke gevoeligheid door de aanwezigheid van kinderen en jongeren. Voorwaarden bij plaatsing op sportterreinen zijn:
a. zoveel mogelijk op bestaande bouwwerken of in combinatie met andere functionaliteit, zoals een veldverlichting;
b. vrijstaande masten worden zoveel mogelijk uit het zicht geplaatst, voornamelijk bekeken vanuit de nabijgelegen gebieden met een woonfunctie of het Bijzonder Provinciaal Landschap.
Restrictief: bebouwde kom, woonfunctie
Binnen de bebouwde kom is het realiseren van vrijstaande zendmasten vanwege de grote zichtbaarheid minder gewenst. Daarom geldt voor locaties met een woonfunctie binnen de bebouwde kom een restrictief beleid. Alleen bij aantoonbaar onvoldoende plaatsingsmogelijkheden voor omgevingsvergunningvrije antenne-installaties op bijvoorbeeld daken wil de gemeente een aanvraag in behandeling nemen.
Restrictief: buitengebied
Onder het buitengebied worden de gebieden buiten de bebouwde kom verstaan. Deze gebieden vallen grotendeels binnen de status en begrenzing van het Bijzonder Provinciaal Landschap Midden-Delfland. Hieronder vallen de agrarische gebieden met de grondgebonden veehouderij, (cultuurhistorische) landschapselementen en de natuur- en recreatiegebieden. De gemeente streeft naar een zo gunstig mogelijke landschappelijke inpassing waarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden of natuurwaarden. Antenne-installaties dienen op zo´n manier en op zo’n locatie gerealiseerd te worden, dat ze de minste verstoring van de horizon opleveren. Voorwaarden voor plaatsing in het landelijk gebied zijn:
a. zoveel mogelijk bij reeds gebouwde of gerealiseerde elementen in het gebied. Denk hierbij aan infrastructurele voorzieningen zoals wegen, viaducten, hoogspanningsmasten en verkeersportalen en eventueel daar aanwezige hogere bouwwerken, zoals silo’s. Bij afwijking dient door de aanvrager aangetoond te worden dat alternatieve plaatsing niet mogelijk is;
b. in beschermd natuurgebied of het Bijzonder Provinciaal Landschap dient een grote mate van terughoudendheid te worden betracht bij de plaatsing van nieuwe installaties. Bij dergelijke aanvragen dient de aanbieder nadrukkelijk aan te tonen dat een alternatieve locatie niet mogelijk is en hij daarom een beroep doet op de Telecommunicatiewet en daarop gebaseerd beleid;
c. bij een aanvraag voor plaatsing van een antenne-installatie in het Bijzonder Provinciaal Landschap Midden-Delfland, zoals bedoeld onder b, dient aanvrager een ruimtelijk inpassingsplan te overleggen en dienen binnen grenzen van redelijkheid en billijkheid afspraken te worden gemaakt over een voldoende compensatie van de aantasting van het landschap.
Restrictief: Natuurnetwerk Nederland
Voor antenneplaatsing in het Natuurnetwerk Nederland gebieden waaronder Natura 2000-gebieden geldt terughoudendheid en moeten aanvragen worden afgestemd met de provincie Zuid-Holland als bevoegd gezag. Op het grondgebied van Midden-Delfland zijn geen Natura 2000-gebieden aanwezig. Wel zijn diverse gebieden onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland.
3.4 Tijdelijke antenneplaatsing
Er zijn verschillende situaties denkbaar waarbij tijdelijke of kortdurende antenneplaatsing gewenst is om de mobiele bereikbaarheid te garanderen. Op basis van nu geldende jurisprudentie geldt een periode tot 31 dagen in elk geval als kortdurend. Voor langdurige plaatsing vraagt een aanbieder een (tijdelijke) omgevingsvergunning aan.
3.4.1 Calamiteiten
Als een aanbieder op een locatie tijdelijk geen dekking kan bieden door overmacht, zoals stormschade is kortdurende antenneplaatsing mogelijk na overleg met de gemeente. Hierbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de uitgangspunten uit deze beleidsnota.
3.4.2 Evenementen
Bij grote evenementen en op feestdagen is kortdurende antenneplaatsing vaak noodzakelijk voor extra netwerkcapaciteit en het waarborgen van 112-bereik. Hiervoor geldt ook dat rekening wordt gehouden met de uitgangspunten van deze beleidsnota, waarbij de verwachting is dat deze situatie zich in Midden-Delfland niet snel zal voordoen.
3.4.3 Ruimtelijke herontwikkeling
Door ruimtelijke herontwikkeling moet een vergunningvrije antenne-installatie soms verplaatst worden. In afwachting van een geschikte locatie kan een telecomprovider ter overbrugging een tijdelijke omgevingsvergunning aanvragen. In het plaatsingsplangesprek deelt de gemeente zoveel ontwikkelingen die van belang kunnen zijn. Voor nieuwe plaatsingslocaties wordt specifiek gekeken naar mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen, waardoor een tijdelijke locatie voor verplaatsing zoveel mogelijk wordt vermeden.
3.5 Criteria bij monumenten en beschermde dorps- of stadsgezichten
De gemeente hanteert zoveel mogelijk de leidraad van de Rijksdienst voor cultureel erfgoed Plaatsing van telecommunicatieapparatuur op, in en aan monumentale gebouwen. Het beleid van de gemeente is dat er in principe geen antenne-installaties zichtbaar geplaatst mogen worden op monumenten en dat in beschermde stads- en dorpsgezichten terughoudendheid wordt betracht bij het plaatsen van zichtbare antennes. Antenne-installaties mogen geen onevenredige of onomkeerbare afbreuk doen aan de waarde van monumentale gebouwen of beschermde gebieden. Plaatsing van een antenne op, aan of bij een monument of cultuurhistorisch gebouw of gebied dient daarom zorgvuldig te worden bekeken met vroegtijdige inbreng van de commissie Welstand en erfgoed.
Bij een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een antenne-installatie of een small cell op, aan of bij een monument en in rijksbeschermde stads- of dorpsgezichten gelden de volgende voorwaarden:
a. Blijvende bouwkundige aantasting of (gevolg)schade aan het monument moet worden voorkomen.
b. De zichtbaarheid van de antenne vanaf de openbare ruimte moet worden geminimaliseerd.
c. Bliksem- en brandbeveiliging moeten worden aangepast op de nieuwe situatie.
d. Restauratie- en onderhoudswerkzaamheden in, aan of op het monument moeten ongehinderd doorgang kunnen vinden.
3.6 Plaatsing small cells op gemeentelijke infrastructuur
Voor de plaatsing van small cells voldoet Midden-Delfland vanuit haar wettelijke plicht aan redelijke verzoeken tot toegang tot haar infrastructuur. Bij een verzoek om medegebruik van onder haar zeggenschap staande publieke infrastructuur ten dienste van de aanleg en exploitatie van small cells hanteert de gemeente de landelijke Leidraad medegebruik gemeentelijke infrastructuur voor plaatsen small cells.
4. Communicatie, participatie en antenneplaatsing
Dit hoofdstuk beschrijft de communicatie-inspanningen die de gemeente zichzelf oplegt bij een aanvraag voor een vergunningplichtige antenne-installatie.
4.1 Uitgangspunten communicatie door de gemeente
De aanbieder is primair verantwoordelijk voor de antenne-installatie en daarmee ook voor de communicatie en eventuele participatie tijdens en na het plaatsingsproces. Tegelijkertijd heeft Midden-Delfland extra aandacht voor eventuele zorgen van inwoners over de impact van antennes op hun leefomgeving. Een groot deel van de antenneplaatsingen is omgevingsvergunningvrij, waardoor de gemeente niet formeel betrokken is bij eventuele communicatie over de plaatsing.
Het beleid van Midden-Delfland is er op gericht om aanbieders op hun verantwoordelijkheid te wijzen en te zorgen dat zij deze op een kwalitatief verantwoorde wijze invullen. Tegelijk richten inwoners zich vaak in eerste instantie tot de gemeente als ze worden geconfronteerd met veranderingen in de openbare ruimte, ook bij antenneplaatsing. Raads- en commissieleden, bestuurders en ambtenaren kunnen door inwoners aangesproken worden als binnen de gemeente een nieuwe antenne-installatie wordt geplaatst. In afstemming met aanbieders bevordert Midden-Delfland dat aanbieders gebruik maken van objectieve informatie over antenne-plaatsing met factsheets en infographics, zoals die in brede zin beschikbaar is op xxx.xxx.xx en xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx. Objectieve informatie over EMV en gezondheid is beschikbaar op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/ en xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xx.
Onbekendheid, onduidelijke of niet-objectieve informatie en geen invloed op de besluitvorming en geen direct individueel voordeel kan de meningsvorming op de beleving bij antenneplaatsing negatief beïnvloeden. Het vooraf betrekken van belanghebbenden bevordert het draagvlak en draagt bij aan een zorgvuldige belangenafweging door de gemeente. Het communicatiebeleid dat Midden-Delfland met betrekking tot antenne-installaties bevordert in afstemming met de aanbieders, is gebaseerd op het verstrekken van goede informatie en waar mogelijk het betrekken van inwoners bij de locatiekeuze van antenne-installaties. In samenwerking met de initiatiefnemer is maatwerk in de communicatie het uitgangspunt. Indien dit vanuit de aanbieder niet of in onvoldoende mate wordt geleverd verwijst Midden-Delfland zelfstandig naar de objectieve factsheets en infographics.
4.1.1 Vergunningvrije antennes
Voorafgaand aan het plaatsingsplangesprek vormt de gemeente zich een beeld van de beoogde locatie(s) voor antenneplaatsing en de omgeving. Hierbij gelden de volgende beleidsmatige uitgangspunten over communicatie:
- De gemeente brengt tijdens het plaatsingsplangesprek kennis in over de lokale situatie en aandachtspunten voor de communicatie en eventuele participatie.
- Midden-Delfland stimuleert aanbieders via het plaatsingsplangesprek om de omgeving actief en tijdig te informeren over een antenneplaatsing. Bij plaatsing van small cells op een woongebouw is in het Antenneconvenant afgesproken dat de operators de eigenaar en/of verhuurder informeren waar informatiemateriaal te vinden is voor bewoners. Afhankelijk van de situatie kan de gemeente zelf bijdragen in de informatievoorziening.
- Bij een eventuele grootschalige uitrol van small cells en bij plaatsing van antennes en small cells op eigen gemeentelijke infrastructuur maakt Midden-Delfland specifieke afspraken met de antenne-eigenaar over algemene en locatie-specifieke communicatie aan inwoners en andere belanghebbenden.
- In het plaatsingsplangesprek en het overleg met de aanbieders stemt Midden-Delfland af welke vorm van aanvullende en ondersteunende communicatie wenselijk is en de gemeente eventueel zelf kan aanbieden om de objectiviteit en een breed bereik van communicatiemiddelen te realiseren.
4.1.2 Aanvraag omgevingsvergunning
Op basis van het vooroverleg bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning vormt de gemeente zich een beeld van de beoogde locatie voor antenneplaatsing en de omgeving. In het overleg kunnen afspraken worden gemaakt over de gewenste communicatieaanpak en eventuele samenwerking daarbij tussen aanvrager en gemeente. Bij dit type aanvragen geldt het wettelijke uitgangspunt dat de aanvrager verantwoordelijk is voor de communicatie en participatie. Binnen de wettelijke criteria is sprake van een procesverantwoordelijkheid, waardoor aanvullend uitgangspunten kunnen worden meegeven aan de aanbieder. Formele afdwingbaarheid blijft beperkt. Vanuit de afspraken uit het Antenneconvenant en hun ervaringen bij andere locaties, is de verwachting dat de aanbieders zelfstandig kiezen voor een inhoudelijk verantwoord communicatietraject.
Participatie door de aanvrager van een vergunning voor antenneplaatsing wordt gestimuleerd omdat het betrekken van de omgeving waardevolle inzichten op kan leveren over de beoogde locatie.
Daarnaast voorkomt het vroegtijdig betrekken van belanghebbenden vaak bezwaren en langere procestijden later in het traject. Aanvullend op de uitgangspunten bij vergunningvrije antennes hanteert Midden-Delfland de volgende uitgangspunten bij een aanvraag omgevingsvergunning:
- Midden-Delfland stimuleert aanbieders om actief de omgeving te betrekken bij antenneplaatsing (participatie) en denkt mee over de invulling. Daarbij moet aan belanghebbenden vooraf duidelijkheid gegeven worden over de inhoudelijke uitgangspunten en noodzaak van plaatsing, mate van betrokkenheid en mogelijkheden van beïnvloeding van de plaatsing (verwachtingsmanagement).
- Onderdeel van het verwachtingsmanagement is dat de aanbieder aangeeft welke trede van de ‘participatieladder’ van toepassing is, variërend van informeren, raadplegen, adviseren of coproduceren.
- De gemeente beoordeelt per aanvraag voor antenneplaatsing of en welke vorm van aanvullende en ondersteunende gemeentelijke communicatie nodig is om de objectiviteit en een breed bereik van communicatiemiddelen te realiseren.
- Bij de communicatie wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de standaardbrieven van het Antennebureau en eventueel wordt een adviseur van het Antennebureau uitgenodigd voor uitleg over de antenneplaatsing.