VERTALING
VERTALING
KADEROVEREENKOMST
tussen de Europese Unie en de Verenigde Naties met het oog op het bieden van wederzijdse ondersteuning in het kader van hun respectieve missies en operaties op het terrein
OVERWEGENDE dat de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie in de op
7 juni 2007 ondertekende gezamenlijke verklaring over de samenwerking EU-VN inzake crisisbeheersing hebben bevestigd vastbesloten te zijn de wederzijdse samenwerking en coördinatie op het gebied van crisisbeheersing te versterken, onder meer door de totstandbrenging van specifieke coördinatie- en samenwerkingsmechanismen voor crisis- en post-conflictsituaties waarbij de Verenigde Naties en de Europese Unie betrokken zijn;
OVERWEGENDE dat de Verenigde Naties en de Europese Unie, ter versterking van die wederzijdse samenwerking en coördinatie, het eens zijn geworden over het tot stand brengen van een kaderovereenkomst met het oog op de wederzijdse verstrekking van logistieke, administratieve en veiligheidsondersteuning door vredesoperaties en politieke missies van de Verenigde Naties (hierna “VN-missies” genoemd) en de militaire en civiele crisisbeheersingsoperaties van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid van de Europese Unie (hierna “EU-operaties” genoemd) die betrokken zijn bij crisis- en postconflictsituaties op het terrein;
OVERWEGENDE dat de uitgaven die voortvloeien uit civiele operaties van de Europese Unie, ten laste komen van de begroting van de Europese Unie en worden gedaan door de Europese Commissie;
OVERWEGENDE dat, krachtens artikel 41, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, uitgaven die voortvloeien uit operaties van de EU die gevolgen hebben op militair of defensiegebied, ten laste komen van de lidstaten van de Europese Unie;
OVERWEGENDE dat, krachtens Besluit (GBVB) 2015/528 van de Raad van de Europese Unie van 27 maart 0000, Xxxxxx het mechanisme is dat is belast met het beheer van de gemeenschappelijke en door de staten gedragen kosten van EU-operaties die gevolgen hebben op militair of defensiegebied;
OVERWEGENDE dat de Verenigde Naties en de Europese Unie beide bevestigen dat zij gemachtigd zijn om deze kaderovereenkomst te sluiten en de daarin vervatte taken uit te voeren;
komen de Verenigde Naties en de Europese Unie (individueel een “partij” en gezamenlijk de “partijen”) VANDAAG DERHALVE het volgende overeen:
Artikel 1
Doel en toepassingsgebied
1.1 Deze overeenkomst (“overeenkomst”) schetst het kader voor de verstrekking van wederzijdse logistieke, administratieve en veiligheidsondersteuning door VN-missies en EU-operaties die betrokken zijn bij crisis- en post- conflictsituaties op het terrein.
1.2 Deze overeenkomst is niet van toepassing op:
i) logistieke of andere ondersteuning die lidstaten van de VN of lidstaten van de EU bilateraal aan respectievelijk VN- missies of EU-operaties verstrekken;
ii) regelingen voor samenwerking of bijstand tussen VN-missies en EU-operaties, behalve wat betreft logistieke, administratieve en veiligheidsondersteuning, of
iii) regelingen voor samenwerking of bijstand tussen VN-missies en EU-operaties die vóór de datum van deze overeenkomst zijn gesloten.
Artikel 2
Algemene beginselen
2.1 De bevoegde autoriteiten van de partijen kunnen regelingen sluiten voor de verstrekking van wederzijdse logistieke, administratieve en veiligheidsondersteuning (hierna “ondersteuning”) door VN-missies en EU-operaties die betrokken zijn bij crisis- en post-conflictsituaties op het terrein.
2.2 De verstrekking van ondersteuning is afhankelijk van de respectieve vermogens en inzetgebieden van VN-missies en EU-operaties, en laat hun vermogen om hun respectieve mandaten uit te voeren, onverlet.
2.3 Voor de verstrekking van ondersteuning gelden respectieve regelingen, regels, vastgestelde praktijken en procedures van de partijen (hierna “regelingen en regels” genoemd).
Artikel 3
Technische uitvoeringsregelingen
3.1 De gedetailleerde praktische voorwaarden en financiële regelingen voor de verstrekking van ondersteuning worden per geval overeengekomen en worden vastgesteld in de overeenkomstig artikel 2 van deze overeenkomst gesloten missiespecifieke technische uitvoeringsregelingen (hierna “technische uitvoeringsregelingen” genoemd). Voorts zorgt de Europese Unie er in voorkomend geval voor dat de technische uitvoeringsregelingen worden gesloten door de bevoegde autoriteiten die namens Athena optreden.
3.2 Geen van de partijen: i) is verplicht om ondersteuning te verstrekken aan de andere partij, tenzij uitdrukkelijk bepaald in een technische uitvoeringsregeling, of ii) is jegens de andere partij aansprakelijk voor het feit dat zij geheel of gedeeltelijk niet in staat is om dergelijke ondersteuning te verstrekken.
3.3 In geval van strijdigheid tussen deze overeenkomst en een technische uitvoeringsregeling hebben de voorwaarden van deze overeenkomst voorrang.
Artikel 4
Planning en coördinatie
4.1 Elke partij wijst een ambtenaar (hierna respectievelijk “VN-coördinator” en “EU-coördinator” genoemd) aan om de verstrekking van ondersteuning krachtens deze overeenkomst te coördineren.
4.2 Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, fungeren de VN-coördinator en de EU‐coördinator als contactpunt voor alle aangelegenheden die zich met betrekking tot deze overeenkomst voordoen.
4.3 De VN-coördinator en de EU-coördinator plegen regelmatig overleg om de tijdige beschikbaarstelling van alle relevante informatie die nodig kan zijn voor de planning, het in kaart brengen, het prioriteren en het coördineren van ondersteuningsvereisten voor VN-missies en EU‐operaties, te evalueren en te coördineren.
Artikel 5
Categorieën ondersteuning
5.1 Technische uitvoeringsregelingen die krachtens deze overeenkomst worden gesloten, kunnen de volgende categorieën ondersteuning omvatten:
i) het aanbod van logistieke goederen, leveringen of diensten;
ii) de overdracht (verkoop) van apparatuur;
iii) de bouw, renovatie en/of overdracht van infrastructuur;
iv) de verlening van beveiligings- of beschermingsdiensten aan personeel en/of eigendom en/of
v) de uitwisseling van gerubriceerde informatie.
5.2 Bovengenoemde categorieën ondersteuning zijn louter illustratief en mogen niet als exclusief worden uitgelegd, of als een verbintenis om dergelijke ondersteuning te verstrekken.
Artikel 6
Bepalingen inzake ondersteuning
6.1 Het aanbod van logistieke goederen, leveringen of diensten krachtens een technische uitvoeringsregeling kan de in bijlage 1 bij deze overeenkomst vermelde categorieën logistieke goederen, leveringen en diensten omvatten, maar is niet daartoe beperkt.
i) Tenzij schriftelijk anders overeengekomen in de toepasselijke technische uitvoeringsregeling, is de kwaliteit van de door de VN-missie of de EU-operatie aan de andere partij verstrekte logistieke goederen, leveringen of diensten gelijkwaardig aan de kwaliteit die het eigen personeel van de aanbieder geniet.
ii) Met het oog op het aanbod van logistieke goederen, leveringen of diensten kunnen de VN‐missie en de EU-operatie voortbouwen op bestaande contracten of regelingen die door of namens de aanbieder zijn gesloten; de partijen zorgen ervoor dat alle diensten, uitrusting en leveringen die door of namens de aanbieder worden aangekocht, worden aangeschaft overeenkomstig de regelingen en regels van de aanbieder.
6.2 De overdracht van apparatuur krachtens een technische uitvoeringsregeling kan de in bijlage 2 bij deze overeenkomst vermelde categorieën apparatuur omvatten, maar is niet daartoe beperkt.
i) Voor zover de technische uitvoeringsregeling voorziet in de overdracht (verkoop) van apparatuur, kunnen de VN-missie en de EU-operatie te allen tijde in overeenstemming met hun respectieve regelingen en regels op onderstaande basis apparatuur overdragen, verkopen of verwijderen:
a) de aanbieder verklaart en garandeert dat hij de enige eigenaar van de apparatuur is, en dat de apparatuur volledig is betaald en vrij is van eventuele rechten van derden, retentierechten en lasten;
b) de ontvanger erkent dat de apparatuur als zodanig wordt verkocht en dat de aanbieder geen enkele garantie of expliciete dan wel impliciete verklaring betreffende de staat van de apparatuur of de geschiktheid ervan voor elk mogelijk beoogde gebruik verleent, en dat de aanbieder niet aansprakelijk is voor vorderingen, eisen, verliezen of aansprakelijkheid die voortvloeien uit of verband houden met het gebruik of de werking van de apparatuur nadat die aan de ontvanger is overgedragen;
c) tenzij in de toepasselijke technische uitvoeringsregelingen uitdrukkelijk anders is overeengekomen, geschiedt de overdracht van de apparatuur 1) wanneer de aankoopprijs volledig op de bankrekening van de aanbieder is gecrediteerd, en 2) een overdrachtcertificaat dat de fysieke overdracht en de ontvangst van de apparatuur bevestigt, door de ontvanger is ondertekend;
d) vlak vóór de overdracht stellen de aanbieder en de ontvanger gezamenlijk een inventaris op van de apparatuur en controleren zij die;
e) zodra de overdracht heeft plaatsgevonden, draagt de ontvanger de volledige verantwoordelijkheid voor de apparatuur, ook bij verlies, beschadiging of vernietiging van de apparatuur (dit geldt ook voor de verzekering van de apparatuur), en
f) de aanbieder draagt alle garanties voor de apparatuur over op de ontvanger.
ii) De aanvullende voorwaarden voor de overdracht van de apparatuur worden vastgesteld in de toepasselijke technische uitvoeringsregeling.
6.3 De specifieke voorwaarden voor de bouw, de renovatie en/of de overdracht van infrastructuur worden waar passend per geval overeengekomen en opgenomen in de technische uitvoeringsregeling. Met het oog op de bouw, de renovatie en/of de overdracht van infrastructuur plegen de bevoegde autoriteiten van de partijen eveneens overleg met de regering van het gastland of de grondbezitter, en verzoeken zij de regering van het gastland of de grondbezitter indien nodig om de nodige goedkeuringen of akkoorden.
6.4 De specifieke voorwaarden waaronder gerubriceerde of vertrouwelijke informatie mag worden uitgewisseld op het terrein, worden vastgesteld in de krachtens deze overeenkomst gesloten technische uitvoeringsregelingen. De verstrekking of uitwisseling van gerubriceerde of vertrouwelijke informatie is onderworpen aan de respectieve beleidslijnen, procedures en gevestigde praktijken van de partijen.
6.5 De specifieke voorwaarden voor de verlening van beveiligings- of beschermingsdiensten worden vastgesteld in de toepasselijke technische uitvoeringsregeling. De verlening van beveiligings- of beschermingsdiensten is onderworpen aan de respectieve mandaten van VN-missies en EU‐operaties en laat de verantwoordelijkheid van de ontvanger om passende maatregelen te nemen teneinde zijn personeel en eigendommen te beschermen, onverlet.
Artikel 7
Financiële regelingen
7.1 De krachtens deze overeenkomst gesloten technische uitvoeringsregelingen bevatten passende financiële regelingen die onder meer stoelen op de volgende financiële bepalingen.
I. Algemene beginselen
7.2 Tenzij in deze overeenkomst uitdrukkelijk anders is bepaald of anderszins door de partijen schriftelijk is overeengekomen, geschiedt de ondersteuning die krachtens deze overeenkomst door een partij aan de andere partij wordt verstrekt, op basis van een kostenvergoeding. De specifieke details van de kosten van elke ondersteuningsactiviteit en de wijze van berekening daarvan worden nader uitgewerkt in de relevante technische uitvoeringsregelingen als bedoeld in artikel 3 van deze overeenkomst.
7.3 De partijen zorgen ervoor dat de kosten van de verstrekking van ondersteuning:
i) worden gestaafd met nauwkeurige, actuele gegevens en documenten over enkel de werkelijk gemaakte kosten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan de door de andere partij ontvangen ondersteuning, en
ii) worden vergoed indien zij voldoen aan de criteria van deze overeenkomst en aan alle aanvullende voorwaarden die in de technische uitvoeringsregelingen zijn opgenomen en vooraf zijn overeengekomen.
7.4 De aanbieder legt de facturen na de levering of uitvoering van de ondersteuning aan de ontvanger over. De aanbieder factureert aan de ontvanger ten minste eenmaal per jaar alle niet eerder gefactureerde transacties. De facturen gaan vergezeld van de nodige bewijsstukken en worden betaald binnen zestig (60) dagen na de datum van de factuur. De betaling geschiedt in de valuta van de aanbieder of zoals anders is overeengekomen.
II. Aanbod van logistieke goederen, leveringen of diensten en veiligheidsondersteuning
7.5 Logistieke goederen, leveringen en diensten en de verlening van beveiligings- of beschermingsdiensten worden in rekening gebracht op basis van de werkelijke rechtstreekse kosten die de aanbieder maakt als gevolg van de verstrekking van ondersteuning.
III. Overdracht van apparatuur en infrastructuur
7.6 De eventuele aankoopprijs wordt bepaald op basis van de netto marktwaarde. Wanneer geen marktwaarde kan worden bepaald, is de aankoopprijs billijk en redelijk, rekening houdend met specifieke lokale omstandigheden en afschrijvingspercentages die door de respectieve bevoegde autoriteiten worden toegepast.
7.7 De ontvanger van de apparatuur is verantwoordelijk voor de kosten in verband met de overdracht van de apparatuur, met inbegrip van onder meer de vervoerskosten.
7.8 In voorkomend geval kunnen de partijen, handelend overeenkomstig hun respectieve regelingen en regels, bijdragen aan de kosten van infrastructuur die door een partij wordt gebouwd, gerenoveerd of verbeterd ten behoeve van het gebruik door de andere partij en/of beide partijen. De voorwaarden voor dergelijke bijdragen worden per geval schriftelijk overeengekomen door de bevoegde autoriteiten en in de toepasselijke technische uitvoeringsregeling opgenomen.
7.9 Voor zover de levering of overdracht van infrastructuur betrekking heeft op gebouwen, kampen, of andere infrastructuur die een van de partijen ter uitvoering van haar eigen mandaat voor eigen doeleinden bouwt, renoveert of verbetert, worden de praktische voorwaarden voor de overdracht, met inbegrip van eventuele financiële regelingen, in voorkomend geval bepaald in een technische uitvoeringsregeling.
IV. Uitwisseling van gerubriceerde informatie
7.10 De uitwisseling van gerubriceerde gegevens tussen EU-operaties en VN-missies is gratis.
Artikel 8
Aanvullende bepalingen inzake technische uitvoeringsregelingen
8.1 De voorwaarden van de krachtens deze overeenkomst gesloten technische uitvoeringsregelingen zijn in overeenstemming met deze overeenkomst en omvatten:
i) passende aansprakelijkheids- en vrijwaringsbepalingen op basis van de bepalingen van artikel 9. In deze aansprake lijkheids- en vrijwaringsbepalingen worden de nodige aanpassingen aangebracht naargelang de opmerkingen van de partijen bij de toepasselijke technische uitvoeringsregeling. Met name ten behoeve van technische uitvoeringsregelingen die betrekking hebben op operaties van de Europese Unie met gevolgen op militair of defensiegebied, worden de in artikel 9 bedoelde ambtenaren en andere personeelsleden en gemachtigden van de Europese Unie geacht de ambtenaren en andere personeelsleden en gemachtigden van Athena en van de deelnemende staten van de Europese Unie te omvatten;
ii) passende overleg- en geschillenbeslechtingsbepalingen op basis van de bepalingen van artikel 11;
iii) bepalingen over het due diligence-beleid op mensenrechtengebied en over de voorrechten en immuniteiten als geformuleerd in de artikelen 10 en 12.
8.2 De technische uitvoeringsregelingen omvatten onder meer passende bepalingen inzake contact en coördinatie, uitvoeringsprocedures, facturerings-/betalingsprocedures, alsmede bepalingen inzake registratie, audit en onderzoek.
Artikel 9
Aansprakelijkheid en vrijwaring
9.1 Tenzij in deze overeenkomst uitdrukkelijk anders is bepaald, dragen de Verenigde Naties, met inbegrip van hun ambtenaren en andere personeelsleden en gemachtigden, alsmede de Europese Unie, met inbegrip van haar ambtenaren en andere personeelsleden en gemachtigden, geen enkele aansprakelijkheid die voortvloeit uit of verband houdt met de uitvoering van deze overeenkomst. Onverminderd het algemene karakter van het bovenstaande dragen de Verenigde Naties, met inbegrip van hun ambtenaren en andere personeelsleden en gemachtigden, alsmede de Europese Unie, met inbegrip van haar ambtenaren en andere personeelsleden en gemachtigden, met name geen enkele aansprakelijkheid voor militaire of andere operaties of activiteiten die worden uitgevoerd door de andere partij, met inbegrip van de ambtenaren en andere personeelsleden en gemachtigden van die andere partij.
9.2 De Verenigde Naties en de Europese Unie zijn elk verantwoordelijk voor het vinden van een vergelijk en zij dekken de andere partij, alsmede haar ambtenaren en andere personeelsleden en gemachtigden, in en vrijwaren hen tegen alle vorderingen, eisen, verliezen en aansprakelijkheid van enigerlei aard met betrekking tot overlijden, lichamelijk letsel, ziekte, verlies of beschadiging van persoonlijke bezittingen van hun respectieve ambtenaren en andere personeelsleden en gemachtigden, die voortvloeien uit of verband houden met de uitvoering van deze overeenkomst, voor zover deze vorderingen of eisen het gevolg zijn van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag van de andere partij of van haar ambtenaren en andere personeelsleden en gemachtigden.
9.3 De Verenigde Naties en de Europese Unie zijn elk de verantwoordelijk voor het vinden van een vergelijk en zij dekken de andere partij, alsmede haar ambtenaren en andere personeelsleden en gemachtigden, in en vrijwaren hen tegen alle door derden aangevoerde vorderingen, eisen, verliezen en aansprakelijkheid van enigerlei aard, die gebaseerd zijn op, voortvloeien uit of verband houden met hun respectieve handelingen of nalatigheden, dan wel de handelingen of nalatigheden van hun respectieve ambtenaren en andere personeelsleden en gemachtigden bij de uitvoering van deze overeenkomst.
Artikel 10
Due diligence-beleid op mensenrechtengebied
De verantwoordelijkheden die de Verenigde Naties krachtens deze overeenkomst opnemen, vallen onder de voorwaarden van het due diligence-beleid op mensenrechtengebied inzake VN-steun aan niet-VN-veiligheidstroepen (S/2013/110), waarvan een afschrift in bijlage 3 bij deze overeenkomst staat.
Artikel 11
Overleg en geschillenbeslechting
11.1 De Verenigde Naties en de Europese Unie zien nauw toe op de uitvoering van deze overeenkomst en plegen daartoe regelmatig nauw overleg met elkaar.
11.2 De VN-coördinator en de EU-coördinator plegen regelmatig, met inachtneming van hun respectieve verantwoor delijkheden, op verzoek van een van beide overleg met elkaar over alle moeilijkheden, problemen, aandachtspunten of geschillen die zich bij de uitvoering van deze overeenkomst kunnen voordoen, en zij stellen alles in het werk om elke kwestie in der minne te bespreken en te beslechten in het kader van onderhandelingen.
11.3 Indien de VN-coördinator en de EU-coördinator moeilijkheden, problemen, aandachtspunten of geschillen niet naar tevredenheid van de partijen kunnen oplossen, wordt verder overleg gepleegd tussen de adjunct-secretaris-generaal voor operationele ondersteuning en de adjunct-secretaris-generaal voor het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid en crisisbeheersing, en uiteindelijk, indien nodig, op verzoek van een van de partijen, tussen de secretaris- generaal van de Verenigde Naties en de hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, met het oog op het bereiken van een minnelijke schikking.
11.4 Aanspraken of geschillen die niet anderszins conform dit artikel zijn geregeld, kunnen worden voorgelegd aan een in onderlinge overeenstemming gekozen verzoener of bemiddelaar. Aanspraken of geschillen die niet in het kader van een dergelijke verzoenings- of bemiddelingsprocedure konden worden geregeld, kunnen op verzoek van een van de partijen ter arbitrage worden voorgelegd. Elke partij wijst een arbiter aan, en de twee aldus aangewezen arbiters wijzen een derde arbiter aan, die als voorzitter zal fungeren. Indien binnen dertig (30) dagen na de datum van indiening van het verzoek om arbitrage geen van beide partijen een arbiter heeft aangewezen of indien binnen dertig (30) dagen na de aanwijzing van twee arbiters de derde arbiter niet is aangewezen, kan elke partij de president van het Internationaal Gerechtshof verzoeken een arbiter aan te wijzen. De arbitrageprocedures zijn in overeenstemming met de vigerende arbitrageregels van Uncitral. De arbiters zijn niet bevoegd een schadevergoeding met een punitief karakter toe te kennen. De arbitrale uitspraak bevat een motivering en wordt aanvaard als de definitieve regeling van de aanspraak of het geschil.
Artikel 12
Voorrechten en immuniteiten
Niets wat vermeld staat in of verband houdt met deze overeenkomst wordt beschouwd als een uitdrukkelijke of stilzwijgende verklaring van afstand van de voorrechten en immuniteiten van de Verenigde Naties, met inbegrip van haar nevenorganen, of van de Europese Unie, met inbegrip van haar instellingen en bevoegde entiteiten.
Artikel 13
Slotbepalingen
13.1 Deze overeenkomst treedt in werking op de datum van ondertekening door de partijen.
13.2 Deze overeenkomst kan te allen tijde door middel van een schriftelijke overeenkomst tussen de partijen worden gewijzigd, aangevuld of geamendeerd.
13.3 Deze overeenkomst wordt vijf jaar na de inwerkingtreding ervan opnieuw bezien.
13.4 Deze overeenkomst kan te allen tijde door een van de partijen worden beëindigd door middel van een kennisgeving aan de andere partij met inachtneming van een opzegtermijn van zestig (60) dagen. Niettegenstaande de beëindiging van deze overeenkomst blijven de bepalingen van de artikelen 9, 11 en 12 van deze overeenkomst van kracht totdat alle geschillen, vorderingen of aansprakelijkheden in verband met deze overeenkomst zijn beslecht.
13.5 De bijlagen bij deze overeenkomst vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.
TEN BLIJKE WAARVAN deze overeenkomst wordt ondertekend door de naar behoren gemachtigde vertegenwoordigers van de Europese Unie en de Verenigde Naties.
Gedaan te New York, 29 september 2020, in tweevoud opgesteld in de Engelse taal.
Voor de Europese Unie: Voor de Verenigde Naties:
Categorieën logistieke goederen, leveringen en diensten die kunnen worden verstrekt: Vervoer- en verhuisdiensten
Infrastructuur- en engineeringdiensten
— Huisvesting
— Kantoorruimte
— Infrastructuur voor role 1 tot en met role 3 Technische faciliteiten
— Opslag
— Werkplaatsen
— Tankstation
— Munitieopslag
— Parkeergelegenheid (voor voertuigen of luchtvaartuigen); heliplatformen.
— Elektriciteit
— Water voor sanitaire doeleinden Algemene diensten
— Onderhoud terreinen
— Schoonmaak/portiersdiensten
— Milieubescherming (verwijdering van afvalwater/afvalstoffen)
— Kleine reparaties en onderhoud
— Brandbeveiliging/brandpreventie en -bestrijding Beheersdiensten
— Kampbeheersdiensten
— Milieubescherming Controlediensten
— Veterinaire en voedselcontrole
— Afvalcontrole
— Watercontrole
— Hygiënecontrole
— Plaagbestrijding
Vitale ondersteuning (“real life support”)
— Rantsoenen/catering
— Wasserij
— Moreel en welzijn
— Energie
— Sanitair
— Schoonmaak
— Afvalverwijdering
Bevoorradingsdiensten
— Aardolie, olie, smeermiddelen (POL) Communicatiediensten
Medische ondersteuning
— Geneesmiddelen
— Medische benodigdheden
— Evacuatie van slachtoffers / medische evacuatie (Casevac/Medevac)
— Medische behandeling (diensten voor role 1, role 2 en role 3)
— Verwijdering van medisch afval
— Coördinatiecel voor de evacuatie van patiënten (PECC) Beveiligingsdiensten
Categorieën overdraagbare uitrusting:
BIJLAGE 2
— Huisvesting (met inbegrip van gebouwen en tijdelijke huisvesting/huisvesting in tenten)
Overige infrastructuur
— Voertuigen (voertuigen voor algemeen gebruik, gepantserde voertuigen, gespecialiseerde voertuigen)
— Uitrusting en machines voor de bouw en goederenbehandeling en andere gespecialiseerde uitrusting en machines
— Pompen, uitrusting en machines voor waterzuivering
— Niet-dodelijke militaire uitrusting
— Aardolie, olie, smeermiddelen
— Kleding
— IT- en communicatieapparatuur
— Medische benodigdheden, uitrusting en/of geneesmiddelen
— Munitie
— Reserveonderdelen
— Generatoren
— Meubelen
Due diligence-beleid van de Verenigde Naties op mensenrechtengebied
Bijlage
[Origineel: Engels en Frans]
Due diligence-beleid van de Verenigde Naties op mensenrechtengebied ter ondersteuning van niet-VN- veiligheidstroepen
I. Kernbeginselen
1. Ondersteuning door entiteiten van de Verenigde Naties van niet-VN-veiligheidstroepen moet sporen met de doelstellingen en beginselen van de organisatie als verankerd in het Handvest van de Verenigde Naties, en met haar internationaalrechtelijke verplichtingen om het internationaal humanitair, mensenrechten- en vluchtelingenrecht te eerbiedigen en te bevorderen, en aan te sporen tot de naleving ervan. Met een dergelijke ondersteuning zouden ontvangers een stadium moeten kunnen bereiken waarin naleving van deze beginselen en rechtsinstrumenten de norm wordt, verzekerd door de rechtsstaat. Conform deze verplichtingen is ondersteuning door de Verenigde Naties niet mogelijk indien er substantiële redenen zijn om aan te nemen dat er een reëel gevaar bestaat dat de ontvangende entiteiten ernstige inbreuken plegen op het internationaal humanitair, mensenrechten- of vluchtelingenrecht, en indien de betrokken autoriteiten nalaten de nodige corrigerende of verzachtende maatregelen te nemen. Om dezelfde redenen moet, indien de Verenigde Naties betrouwbare inlichtingen ontvangen met substantiële redenen om aan te nemen dat een ontvanger van ondersteuning door de Verenigde Naties ernstige inbreuken pleegt op het internationaal humanitair, mensenrechten- of vluchtelingenrecht, de entiteit van de Verenigde Naties die dergelijke ondersteuning biedt, met de betrokken autoriteiten bemiddelen teneinde paal en perk te stellen aan die schendingen. Indien de situatie ondanks die bemiddeling blijft voortduren, moeten de Verenigde Naties de ondersteuning van de overtreders schorsen. Niettegenstaande het huidige beleid, blijven bestaande verplichtingen inzake het mensenrechten-, het humanitair en het vluchtelingenrecht van toepassing op alle activiteiten van de Verenigde Naties.
2. Entiteiten van de Verenigde Naties die betrokken zijn bij het bieden van ondersteuning aan niet-VN-veiligheidstroepen, of zulks overwegen, moeten dan ook een due diligence-beleid met de volgende hoofdbestanddelen voeren:
(a) Voordat ondersteuning wordt geboden, een beoordeling van de risico's in verband met het al dan niet bieden van die ondersteuning, in het bijzonder het risico dat de ontvangende entiteit ernstige schendingen pleegt van het internationaal humanitair, mensenrechten- of vluchtelingenrecht;
(b) Transparantie ten aanzien van de ontvangende entiteiten over de wettelijke verplichtingen die de organisatie binden en de kernbeginselen van het bieden van ondersteuning, en
(c) een doeltreffend uitvoeringskader, met inbegrip van:
(i) procedures voor monitoring van de naleving door de ontvangende entiteit van het internationaal humanitair, mensenrechten- en vluchtelingenrecht;
(ii) procedures om te bepalen wanneer en hoe er bemiddeld moet worden teneinde paal en perk te stellen aan ernstige schendingen van ongeacht welk van die rechtsinstrumenten en om zo nodig te beslissen over de schorsing of intrekking van de ondersteuning, en
(iii) Zo nodig algemene operationele richtsnoeren van de respectieve entiteiten van de Verenigde Naties voor de betrokken landen over de uitvoering van het beleid.
3. Naleving van het due diligence-beleid op mensenrechtengebied is belangrijk om de legitimiteit, de geloofwaardigheid en het imago van de Verenigde Naties hoog te houden en ervoor te zorgen dat het Handvest en de internationaal rechtelijke verplichtingen van de organisatie worden nagekomen.
4. Desbetreffende beleidsmaatregelen en richtsnoeren inzake specifieke gebieden van ondersteuning, met inbegrip van de richtsnoeren van de overkoepelende VN-taskforce hervorming van de veiligheidssector (inter-agency Security Sector Reform Task Force), moeten sporen met het due diligence-beleid.
5. Het huidige beleid is geenszins bedoeld om hindernissen op te werpen voor de normale werkzaamheden van de organisatie ter bevordering van de eerbiediging van het internationaal humanitair, mensenrechten- en vluchtelin genrecht, met inbegrip van de ontwikkeling van capaciteit alsook het onderzoek naar en de verslaglegging over schendingen van die rechtsinstrumenten en de bemiddeling met de betrokken autoriteiten om bezwaar te maken tegen die schendingen, corrigerende maatregelen af te dwingen en herhaling van schendingen te voorkomen. Het beleid is bedoeld als aanvulling op de normale processen.
II. Due Due diligence-beleid op mensenrechtengebied
A. Toepassingsgebied van het beleid
6. Due diligence-beleid op mensenrechtengebied geldt voor alle entiteiten van de Verenigde Naties die ondersteuning bieden aan niet-VN-veiligheidstroepen Het geldt dus niet alleen voor vredeshandhavingsoperaties en speciale politieke missies van de Verenigde Naties, maar ook voor alle VN-kantoren, -agentschappen, -fondsen en -programma's die deelnemen aan dergelijke activiteiten.
B. Definities
7. Voor de toepassing van dit beleid, omvat “niet-VN-veiligheidstroepen”:
(a) Nationale militaire troepen, paramilitaire troepen, politie en inlichtingendiensten, grenscontrolediensten en soortgelijke veiligheidstroepen;
(b) Nationale civiele, paramilitaire of militaire autoriteiten die rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor beheer, administratie of commando of besturing van dergelijke strijdkrachten;
(c) Vredesmachten van regionale internationale organisaties.
8. Onder “ondersteuning” wordt verstaan een of meer van de volgende activiteiten:
(a) Opleiding, begeleiding, adviesverlening, capaciteitsopbouw en institutionele opbouw en andere vormen van technische samenwerking ter versterking van de operationele vermogens van niet-VN-veiligheidstroepen;
(b) Ad-hoc- of programmatische ondersteuning van civiele of militaire autoriteiten die rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor beheer, administratie of commando en besturing van niet-VN-veiligheidstroepen;
(c) Financiële ondersteuning, met inbegrip van de betaling van salarissen, beurzen, vergoedingen en uitgaven, ongeacht de bron van de middelen;
(d) Strategische of tactische logistieke ondersteuning van operaties op het terrein door niet-VN-veiligheidstroepen;
(e) Operationele ondersteuning van acties op het terrein door niet-VN-veiligheidstroepen, met inbegrip van vuursteun en strategische of tactische planning;
(f) Gezamenlijke operaties uitgevoerd door troepenmachten van de Verenigde Naties en niet-VN-veiligheidstroepen.
9. Onder “ondersteuning” wordt niet verstaan:
(a) opleiding of sensibilisering met betrekking tot het internationaal humanitair, mensenrechten- en vluchtelin genrecht;
(b) Normering (bv. advies over en evaluatie van wetgeving, codes en beleid) en capaciteitsondersteuning die rechtstreeks verband houdt met het uitvoeren en stimuleren van de naleving van wetten en normen betreffende de mensenrechten en met het bevorderen van een democratisch bestuur van veiligheidsinstellingen;
(c) Een verbintenis om de naleving te bevorderen van het internationaal humanitair, mensenrechten- en vluchtelin genrecht of om te onderhandelen over humanitaire toegang, en om hulpoperaties uit te voeren;
(d) Bemiddeling en bemiddelingsondersteuning;
(e) Medische evacuatie (medevac) en evacuatie van slachtoffers (casevac).
10. “Ondersteuning” kan zowel rechtstreeks als onrechtstreeks - d.w.z. via uitvoerende partners - worden verleend.
11. Bij de bepaling of een activiteit al dan niet als ondersteuning kan worden bestempeld overeenkomstig de punten 8 en 9 hierboven, moeten VN-entiteiten rekening houden met de noodzaak om, in overeenstemming met de punten 18 en 20, het beleid in het gehele stelsel van de Verenigde Naties op samenhangende wijze uit te voeren.
12. “Ernstige schendingen” zijn, voor de toepassing van dit beleid:
(a) in het geval van een eenheid:
(i) het plegen van “oorlogsmisdrijven” of van “misdrijven tegen de menselijkheid”, zoals omschreven in het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, of “ernstige schendingen” van de mensenrechten, waaronder standrechtelijke executies en buitengerechtelijke executies, foltering, gedwongen verdwijningen, slavernij, verkrachting en seksueel geweld van vergelijkbare ernstige aard, of handelingen van refoulement overeenkomstig het vluchtelingenrecht die op grote schaal of zeer frequent worden begaan (d.w.z. dat zij meer dan geïsoleerde of slechts sporadische fenomenen zijn), of
(ii) een patroon van herhaaldelijke inbreuken op het internationaal humanitair, mensenrechten- en vluchtelin genrecht door een aanzienlijk aantal leden van de eenheid, of
(iii) de aanwezigheid in een hoge leidinggevende positie binnen de eenheid van een of meer officieren over wie er gegronde redenen zijn om hen te verdenken van:
• rechtstreekse verantwoordelijkheid voor het plegen van “oorlogsmisdrijven”, “ernstige schendingen” van de mensenrechten of handelingen van refoulement, of
• verantwoordelijkheid als bevelhebber, zoals omschreven in het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, voor het laten verrichten van dergelijke misdrijven, schendingen of handelingen door hun ondergeschikten, of
• het verzuimen van het nemen van doeltreffende maatregelen om andere schendingen op grote schaal op het internationaal humanitair, mensenrechten- of vluchtelingenrecht door hun ondergeschikten, te voorkomen, te bestrijden, te onderzoeken of te vervolgen;
(b) in het geval van civiele of militaire autoriteiten die rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor beheer, administratie of commando van niet-VN-veiligheidstroepen:
(i) het plegen van ernstige schendingen door een of meer eenheden onder hun commando;
(ii) gepaard gaande met het verzuimen van het nemen van doeltreffende maatregelen om de plegers van schendingen op te sporen en te vervolgen.
13. De “Verenigde Naties” omvatten alle kantoren, afdelingen, agentschappen, programma's, fondsen, operaties of missies van de Verenigde Naties.
C. Risicobeoordeling
14. Alvorens ondersteuning te verlenen, voert de rechtstreeks betrokken VN-entiteit een beoordeling uit van de mogelijke risico's en voordelen die hieraan zijn verbonden. Bij de beoordeling moet rekening worden gehouden met de volgende elementen (indien de VN-entiteit reeds over een bestaand mechanisme beschikt, mag dat worden gebruikt om de beoordeling overeenkomstig punt 19 uit te voeren):
(a) het verleden van de beoogde ontvanger(s) inzake de naleving of niet-naleving van het internationaal humanitair, mensenrechten- en vluchtelingenrecht, waaronder alle specifieke vermeldingen inzake ernstige schendingen;
(b) de staat van dienst van de ontvanger(s) betreffende het nemen of het niet nemen van doeltreffende maatregelen om de plegers van dergelijke schendingen ter verantwoording te roepen;
(c) of er al dan niet corrigerende maatregelen zijn genomen, en of er instanties zijn opgericht, of protocollen of procedures zijn ingevoerd, om een herhaling van dergelijke schendingen te voorkomen. Indien dit is gebeurd, moet worden nagegaan hoe adequaat deze maatregelen zijn, evenals de instanties die toekomstige plegers ter verantwoording moeten roepen;
(d) een beoordeling van de mate waarin het verstrekken of onthouden van ondersteuning invloed zou hebben op het vermogen van de Verenigde Naties om invloed uit te oefenen op het gedrag van de ontvangende entiteit wat betreft het naleven van het internationaal humanitair, mensenrechten- en vluchtelingenrecht;
(e) De haalbaarheid van de invoering, door de Verenigde Naties, van doeltreffende mechanismen voor de monitoring van het gebruik en de impact van de verleende ondersteuning;
(f) een beoordeling aan de hand van bovenvermelde factoren en van de algemene context van de ondersteuning, van het risico dat de ontvangende entiteit zich niettemin schuldig zou kunnen maken aan ernstige schendingen van het internationaal humanitair, mensenrechten- of vluchtelingenrecht.
15. Informatie over het verleden van de beoogde ontvanger met betrekking tot de naleving van het internationaal humanitair, mensenrechten- en vluchtelingenrecht moet worden verkregen van de Verenigde Naties of van andere betrouwbare bronnen.
16. Indien de rechtstreeks betrokken VN-entiteit op grond van deze risicobeoordeling concludeert dat er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat er een reëel risico bestaat dat de beoogde ontvanger ernstige schendingen zal plegen van het internationaal humanitair, mensenrechten- of vluchtelingenrecht, onverminderd eventuele verzachtende maatregelen die de Verenigde Naties zouden kunnen nemen, mag de betrokken VN-entiteit niet overgaan tot het verlenen van ondersteuning aan die beoogde ontvanger. De VN-entiteit moet duidelijk maken dat ondersteuning niet mogelijk zal zijn tenzij en totdat de beoogde ontvanger maatregelen treft waardoor er niet langer gegronde redenen zijn om aan te nemen dat er een reëel risico op dergelijke ernstige schendingen bestaat. Dergelijke maatregelen kunnen bijvoorbeeld de verwijdering inhouden van een officier uit een belangrijke positie als bevelhebber wanneer er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat deze officier verantwoordelijk is voor ernstige schendingen van het internationaal humanitair mensenrechten- of vluchtelingenrecht.
17. Indien de rechtstreeks betrokken VN-entiteit op grond van de risicobeoordeling concludeert dat er geen gegronde redenen zijn om aan te nemen dat er een reëel risico bestaat dat de beoogde ontvanger zich hieraan schuldig zal maken, mag de betrokken VN-entiteit overgaan tot het verlenen van ondersteuning, op voorwaarde dat de volgende beleidslijnen worden nageleefd.
D. Transparantie
18. Een doeltreffende uitvoering van het beleid vereist het begrip en de samenwerking van alle belanghebbenden, waaronder donor- en programmalanden, landen die troepen en politie-eenheden leveren, en gastlanden van politieke en vredeshandhavingsmissies van de Verenigde Naties. Elke entiteit die belast is met of anticipeert op ondersteuning van niet-VN-veiligheidstroepen, werkt proactief met de lidstaten en andere relevante partners en belanghebbenden samen om het beleid toe te lichten.
19. Alvorens steun te verlenen aan niet-VN-veiligheidstroepen, moet(en) de hoogste leidinggevende VN-ambtena(a)r(en) (bijvoorbeeld speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN, VN-coördinator ter plaatse, vertegenwoordiger van het land) de ontvangende autoriteit(en) schriftelijk in kennis stellen van de kernbeginselen van de Verenigde Naties voor ondersteuning aan niet-VN-veiligheidstroepen in het kader van dit beleid. Ontvangers van ondersteuning moeten er in het bijzonder op worden gewezen dat er geen VN-ondersteuning kan worden verleend aan eenheden die onder het bevel staan van personen tegen wie er onderbouwde aantijgingen bestaan van ernstige schendingen van het internationaal humanitair, mensenrechten- of vluchtelingenrecht. De ontvangende autoriteit moet ook op de hoogte worden gebracht van procedures of mechanismen ter uitvoering van het beleid, zoals toegelicht in deel III hieronder. Het moet de ontvanger duidelijk worden gemaakt dat indien deze ondersteuning wil blijven genieten, de VN verplicht is om voortdurend na te gaan of de handelingen van de ontvanger al dan niet in overeenstemming zijn met de verplichtingen van de organisatie op grond van de relevante rechtsinstrumenten. Hoewel belangenbehartiging en communicatie kunnen worden uitgevoerd door een specifieke VN-entiteit, moeten zij worden gecoördineerd om de samenhang van het VN-beleid in het betrokken land te verzekeren, en de hoogst geplaatste ambtenaar van de VN in dat land (speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN en/of VN-coördinator ter plaatse) moet op de hoogte worden gehouden van dergelijke stappen.
III. Doeltreffende uitvoering verzekeren
A. Elementen van een uitvoeringskader
20. Bij de uitvoering van het “due diligence-beleid” inzake de mensenrechten moet rekening worden gehouden met de specifieke mandaten van de betrokken VN-entiteit, evenals met de aard en de omvang van de ondersteuning en de politieke en operationele context waarin deze wordt verleend.
21. Iedere VN-entiteit die ondersteuning verleent, dient een uitvoeringskader overeenkomstig haar managementpraktijk te ontwikkelen teneinde de naleving van dit beleid te verzekeren. Dit uitvoeringskader moet duidelijk worden gedefinieerd in een operationele standaardprocedure of een soortgelijk instrument. Het uitvoeringskader moet, zo nodig, aan de mandaatgever van de entiteit worden meegedeeld. Een dergelijk kader moet, zo nodig, het volgende omvatten:
(a) de nodige middelen voor het doeltreffend leveren van ondersteuning en voor het monitoren en evalueren van de gevolgen;
(b) stimulansen of andere begeleidende maatregelen voor het verbeteren van de naleving door de ontvanger van het internationaal humanitair, mensenrechten- en vluchtelingenrecht;
(c) mechanismen voor een effectieve monitoring van het gedrag van de ontvanger wat betreft het opsporen van ernstige schendingen van het internationaal humanitair, mensenrechten- en vluchtelingenrecht en de reacties van de ontvangende instelling op eventuele schendingen (dergelijke mechanismen moeten procedures omvatten voor regelmatige verslaglegging door het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten (OHCHR), het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen (UNHCR), het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden (OCHA) en het Kinderfonds van de Verenigde Naties (UNICEF) en door de kantoren van de speciale vertegenwoordigers van de VN-secretaris-generaal voor kinderen in gewapende conflicten en door de speciale vertegenwoordiger van de VN-secretaris-generaal voor seksueel geweld tijdens conflicten);
(d) welomschreven systemen voor het vergelijken en doeltreffend evalueren van gegevens die via dergelijke monitoring en andere bronnen zijn verzameld, zoals de plaatselijke bescherming van civiele netwerken;
(e) welomschreven procedures ter sturing van de beslissingen van de verantwoordelijke ambtenaren van de Verenigde Naties om als reactie op schendingen door de ontvangende entiteit al dan niet op te treden tegen deze ontvangende entiteit of haar bevelvoerende elementen of, in laatste instantie, over te gaan tot de schorsing of intrekking van ondersteuning in het kader van dit beleid;
(f) duidelijke procedures voor de communicatie met de betrokken autoriteiten indien in het kader van dit beleid VN- interventie of de schorsing of intrekking van steun is vereist;
(g) duidelijke en doeltreffende procedures voor het beoordelen en inschatten van de mogelijke risico's wanneer ondersteuning wordt geschorst of ingetrokken (waaronder risico's voor de veiligheid en beveiliging van VN- personeel en geassocieerd personeel), en voor het vaststellen van passende verzachtende maatregelen, en ervoor te zorgen dat deze worden getroffen.
22. Bij de toepassing van het beleid en het gebruik van maatregelen als bedoeld in punt 21, onder a) tot en met g), op nationaal niveau, moet iedere VN-entiteit rekening houden met de noodzaak om in het hele stelsel van de Verenigde Naties het beleid op samenhangende wijze uit te voeren. De hoogste ambtenaar van de Verenigde Naties (speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN en/of VN-coördinator ter plaatse) is verantwoordelijk voor het initiëren van consultaties over het uitvoeringskader met alle nationale en internationale belanghebbenden. In het geval van geïntegreerde missies moeten consultaties tussen de missie en het landenteam van de VN deel uitmaken van de standaardprocedure.
B. Voorafgaand advies aan wetgevende organen van de Verenigde Naties
23. Het optreden van VN-entiteiten ter ondersteuning van niet-VN-veiligheidstroepen vereist bijzonder zorgvuldige aandacht vanwege de bijzondere risico's, de mogelijke verplichtingen en de hoge zichtbaarheid die hiermee gepaard gaan. Het is daarom belangrijk dat VN-entiteiten hierbij de nodige zorgvuldigheid aan de dag leggen, met name door het uitvoeren van een risicobeoordeling voordat een mandaat of richtlijn wordt vastgesteld ter ondersteuning van niet-VN-veiligheidstroepen. De daaruit voortvloeiende evaluatie moet worden opgenomen in verslagen of briefings aan de wetgevende organen, naargelang het geval. In de context van vredeshandhaving kunnen dergelijke evaluaties helpen om vorm te geven aan voorstellen van de secretaris-generaal aan wetgevende organen betreffende mandaten.
C. Verslaglegging en toezicht
24. Relevante officiële verslagen van de Verenigde Naties (bv. verslagen van de secretaris-generaal aan de Veiligheidsraad, landen- en thematische verslagen van de bureaus, programma's, agentschappen en fondsen van de VN) moeten ook betrekking hebben op de ondersteuning van niet-VN-veiligheidstroepen, inclusief de aard en de omvang van de ondersteuning, de maatregelen die worden genomen om het “due diligence-beleid” na te leven, gerelateerde acties ter bevordering van het naleven van de kernbeginselen van de VN-ondersteuning en een beoordeling van de gevolgen van de steun.
25. Wanneer er in verband met dergelijke steun kritieke problemen rijzen, moeten de VN-entiteiten waar nodig onmiddellijk verslag uitbrengen aan de bevoegde besluitvormende ambtenaren en wetgevende organen van de VN over ontwikkelingen betreffende de onderdelen van de risicobeoordeling die ervoor zouden kunnen zorgen dat de organisatie of haar personeel zou worden geassocieerd met ernstige schendingen van het internationaal humanitair, mensenrechten- of vluchtelingenrecht. De betrokken VN-entiteiten moeten verslag uitbrengen over de omstandigheden, over eventuele maatregelen die zijn genomen om de situatie te verzachten of te verhelpen en over aanbevelingen voor verdere maatregelen.
D. Verzachtende maatregelen
26. Indien de Verenigde Naties betrouwbare informatie ontvangen dat er substantiële redenen zijn om aan te nemen dat een ontvanger van VN-ondersteuning ernstige schendingen van het internationaal humanitair, mensenrechten- of vluchtelingenrecht pleegt, moet de VN-entiteit die de ondersteuning verleent, deze redenen onder de aandacht van de betrokken nationale autoriteiten brengen teneinde paal en perk te stellen aan die schendingen.
27. Indien de Verenigde Naties ondanks de tussenkomst van de betrokken VN-entiteit betrouwbare informatie ontvangen waaruit blijkt dat er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de ontvangende entiteit ernstige schendingen van het internationaal humanitair, mensenrechten- of vluchtelingenrecht blijft plegen, moet de VN-entiteit de ondersteuning van de ontvanger schorsen of intrekken.
E. Operationele uitdagingen
28. In de context van vredeshandhaving kan de schorsing of intrekking van ondersteuning aan ontvangende veiligheidstroepen die de kernbeginselen van het beleid niet naleven, in aanzienlijke mate afbreuk doen aan het vermogen van de missie om het algemene mandaat en de doelstellingen die door de Veiligheidsraad zijn vastgelegd, uit te voeren. Schorsing of intrekking van logistieke, materiële of technische ondersteuning kan echter noodzakelijk blijken indien de VN door verdere ondersteuning betrokken zouden worden bij ernstige schendingen van het internationaal humanitair, mensenrechten- of vluchtelingenrecht. De secretaris-generaal moet de Raad op de hoogte houden van maatregelen die door een vredeshandhavingsoperatie in het kader van dit beleid worden genomen, en indien wordt verwacht dat de toepassing van dit beleid kritieke gevolgen zou hebben voor het vermogen van de operatie om haar mandaat uit te voeren, moet hij de Raad daarvan tijdig in kennis stellen en het advies van de Raad inwinnen betreffende de volgende stappen. Evenzo moet, indien de schorsing of intrekking van ondersteuning door een agentschap, fonds of programma van de VN gevolgen heeft voor het vermogen van die entiteit om haar mandaat uit te voeren, het hoofd van het betrokken agentschap, fonds of programma de raad van beheer van dit agentschap, fonds of programma hiervan tijdig in kennis stellen en om advies vragen betreffende de volgende stappen.
F. Verantwoordingsplicht
29. Na goedkeuring van dit beleidskader door de secretaris-generaal, zorgt het hoger leidinggevend personeel op het hoofdkwartier (onder-secretarissen-generaal, de directeur van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP), de uitvoerend directeuren van fondsen en programma's) ervoor dat de ondersteuning van niet-VN- veiligheidstroepen en instellingen en de uitvoering van het beleid, in de gebieden waarvoor zij verantwoordelijk zijn, op gezette tijden worden geëvalueerd. Zij moeten er ook voor zorgen dat belangrijke ontwikkelingen in de uitvoering van dit beleid, met inbegrip van verzachtende maatregelen die in het kader hiervan worden genomen, tijdig onder de aandacht van de secretaris-generaal en de bevoegde wetgevende organen worden gebracht.
30. Waar nodig moeten geïntegreerde missietaskforces en geïntegreerde taskforces aan hun agenda een vast punt toevoegen betreffende de toetsing en evaluatie van de ondersteuning van niet-VN-veiligheidstroepen.
31. Verder moet over een jaar een verslag voor het beleidscomité worden voorbereid over onder meer de vraag of er in het licht van de opgedane ervaringen verdere uitvoeringsmaatregelen of -mechanismen nodig zijn.
— EUMS D.2, LOG DIR/RES
BIJLAGE 4
Contactpunten van de VN en de EU
Militaire staf van de Europese Unie, Logistiek Ondersteuning Middelen
XXXX-XXXXXXXXX-XXXXXXXXXXX@xxxx.xxxxxx.xx
— CPCC,
Civiel plannings- en uitvoeringsvermogen xxxx.xxxxxxxxxxx@xxxx.xxxxxx.xx
VN
— DOS/DSA/SPS
Department of Operational Support
Division for Special Activities, Support Partnerships Service xxx-xxx@xx.xxx
— DOS/OSCM/OASG
Department of Operational Support
Office of the Assistant Secretary-General for Supply Chain Management xxxx-xxxx@xx.xxx