A° 2024 N° 22
A° 2024 N° 22
PUBLICATIEBLAD
MINISTERIËLE REGELING met algemene werking van de 21ste februari 2024, houdende uitvoering van artikel 2 van de Rijkssanctiewet en de artikelen 2, 3, 4 en 7 van de Sanctielandsverordening (Omnibus-Sanctieregeling Curaçao)
De Minister van Xxxxxxxx Xxxxx, de Minister van Financiën, de Minister van Justitie en de Minister van Verkeer, Vervoer, en Ruimtelijke Planning,
Overwegende:
dat de zogenaamde gerichte sancties een instrument van het veiligheidsbeleid van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties is en deze sancties vastgelegd in de resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties krachtens hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties bindend zijn;
dat ter uitvoering van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie de resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties omgezet worden in Europese verordeningen en besluiten;
dat de Europese Unie in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid ook op eigen initiatief gerichte sancties kan vaststellen;
dat ingevolge artikel 1 van de Rijkssanctiewet bepalingen van bindende EU-rechtshandelingen, op de voet van artikel 215, eerste en tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgesteld in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie, op Curaçao op overeenkomstige wijze als in de lidstaten van de Europese Unie van toepassing zijn;
dat Curaçao de nodige voorzieningen dient te treffen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de voornoemde rechtshandelingen en de besluiten betreffende beperkende maatregelen, vastgesteld op voet van artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie;
dat deze regeling strekt tot het vaststellen van de noodzakelijke verbodsbepalingen van zowel de Verenigde Naties als de Europese Unie ter uitvoering van gerichte sancties , zomede regels van toezicht en handhaving;
Gelet op:
artikel 2 van de Rijkssanctiewet en de artikelen 2, 3, 4 en 7 van de Sanctielandsverordening;
Heeft besloten: Hoofdstuk I. Verbodsbepalingen
Artikel 1.1 Chemische wapens
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 7, eerste lid, en artikel 8 van Verordening (EU) nr. 2018/1542 van de Raad van de Europese Unie van 15 oktober 2018 betreffende beperkende maatregelen tegen de proliferatie en het gebruik van chemische wapens (PbEU 2018, L 259).
Artikel 1.2 Conflictdiamanten
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 3, artikel 11, en artikel 24, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 2368/2002 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2002 tot uitvoering van de Kimberleyprocescertificering voor de internationale handel in ruwe diamant (PbEG L 358).
Artikel 1.3 Cyberaanvallen
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 3, eerste en tweede lid, artikel 8, eerste lid, en artikel 9 van Verordening (EU) nr. 2019/796 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2019 betreffende beperkende maatregelen tegen cyberaanvallen die de Unie of haar lidstaten bedreigen (PbEU 2019, LI 129).
Artikel 1.4 Mensenrechtenschendingen
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 3, eerste en tweede lid, artikel 9, eerste lid, en artikel 10 van Verordening (EU) nr. 2020/1998 van de Raad van de Europese Unie van 7 december 2020 betreffende beperkende maatregelen tegen ernstige schendingen van de mensenrechten (PbEU 2020, LI 410).
Artikel 1.5 Afghanistan
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, artikel 3, eerste, tweede en derde lid, en artikel 8 van Verordening (EU) nr. 753/2011 van de Raad van de Europese Unie van 1 augustus 2011
betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, groepen, ondernemingen en entiteiten in verband met de situatie in Afghanistan (Pb L 199).
Artikel 1.6 ISIS en Al Qaida
1. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, eerste lid, tweede lid, en tweede lid bis, artikel, 3, artikel 4 en artikel 5, eerste en tweede lid, van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van de Europese Unie van 27 mei 2002 tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al-Qaida- netwerk (Pb EG L 139), voor zover het betreft VN-Resoluties.
2. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, eerste en tweede lid, artikel 9, artikel 10, eerste lid, en artikel 11 van Verordening (EU) nr. 2016/1686 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2016 tot vaststelling van bijkomende beperkende maatregelen tegen ISIS (Da’esh) en Al Qaida en daarmee verbonden natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten of lichamen (Pb EU L 255).
3. De op 8 juli 2016 krachtens de Beschikking aanwijzing personen en organisatie1 door de Minister van Xxxxxxxx Xxxxx, de Minister van Financiën en de Minister van Justitie ingestelde Commissie aanwijzing personen en organisatie neemt bij de uitvoering van haar taken alle resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties ten aanzien van ISIS en Al Qaida terrorismebestrijding in acht.
Artikel 1.7 Belarus
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 1 bis, eerste lid, artikel 1 ter, eerste lid, artikel 1 ter bes, artikel 1 quater, eerste lid, artikel 1 quinquies, eerste lid, artikel 1 sexies, eerste lid en tweede lid, artikel 1 septies, eerste en tweede lid, artikel 1 octies, eerste lid, en lid 1 bis, artikel 1 nonies, eerste lid, artikel 1 decies, eerste lid, en lid 1 bis, artikel 1 undecies, artikel 1 undecies bis, eerste lid, artikel 1 undecies ter, artikel 1 duodecies, eerste lid, artikel 1 terdecies, eerste lid, artikel 1 quaterdecies, artikel 1 sedecies, eerste lid, artikel 1 septiesdecies, eerste lid, artikel 1 octiesdecies, eerste lid, artikel 1 noviesdecies, eerste lid, artikel 1 vicies, eerste lid, artikel 1 unvicies, eerste lid, artikel 1 duovicies, eerste lid, artikel 1 quinvicies, eerste lid, artikel 1 sexvicies, eerste lid, artikel 1 septvicies, artikel 1 septvicies bis, eerste lid, artikel 1 septvicies ter, artikel 1 septvicies quater, eerste lid, artikel 2, eerste, tweede en derde lid, artikel 5, artikel 8 ter, eerste lid, en artikel 8 quinquies, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad van de Europese Unie van 18 mei 2006 betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus en de betrokkenheid van Belarus bij de Russische agressie tegen Oekraïne (PbEU, L 134).
1 Beschikking van 8 juli 2016, zoals bekend gemaakt in de Curaçaosche Courant van 15 juli 2016.
Artikel 1.8 Birma/Myanmar
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, eerste lid, artikel 3, eerste en tweede lid, artikel 3 bis, eerste, derde en vierde lid, artikel 3 ter, eerste lid, artikel 3 quater, eerste lid, artikel 4 bis, eerste en tweede lid, artikel 4 sexies, eerste lid en artikel 4 octies, van Verordening (EU) nr. 401/2013 van de Raad van de Europese Unie van 2 mei 2013 betreffende beperkende maatregelen tegen Myanmar/Birma en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 194/2008 (PbEU L 121).
Artikel 1.9 Burundi
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 7, eerste lid, en artikel 8 van Verordening 2015/1755 van de Raad van de Europese Unie van 1 oktober 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Burundi (Pb L 257).
Artikel 1.10 Centraal - Afrikaanse Republiek
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, artikel 5, eerste en tweede lid, artikel 11, eerste lid, en artikel 12 van Verordening 224/2014 van de Raad van de Europese Unie van 10 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek (Pb 2014, L70).
Artikel 1.11 Congo
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 1 bis, artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 6, eerste lid, en artikel 7 ter van Verordening (EG) nr. 1183/2005 van de Raad van de Europese Unie van 18 juli 2005 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo (PbEG L193).
Artikel 1.12 Guatemala
Het is verboden te handelen in strijd met de artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 8, eerste lid, en artikel 9, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) 2024/287 van de Raad van de Europese Unie van 12 januari 2024 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Guatemala (PbEU 15 januari 2024, nummer 00287).
Artikel 1.13 Guinee
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 6 en artikel 12, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 1284/2009 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2009 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen ten aanzien van de Republiek Guinee (PbEG L 346).
Artikel 1.14 Guinee Bissau
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2 en artikel 8 van Verordening (EU) nr. 377/2012 van de Raad van de Europese Unie van 3 mei 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen (Pb L 119).
Artikel 1.15 Haïti
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, artikel 3, artikel 10, eerste lid en artikel 11, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) 2022/2309 van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2022 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Haïti (PbEU 2022, L 307).
Artikel 1.16 Hamas en PIJ
Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, eerste en tweede lid, 8, eerste lid, en 9, eerste lid, van Verordening (EU) 2024/386 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2024 tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen degenen die gewelddadige acties door Hamas en de Palestijnse Islamitische Jihad steunen, faciliteren of mogelijk maken (PbEU 19 januari 2024, nummer 00386).
Artikel 1.17 Irak
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, artikel 3, eerste lid, artikel 4, eerste, tweede en derde lid, artikel 7 en artikel 8, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1210/2003 van de Raad van de Europese Unie van 7 juli 2003 betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2465/96 (PbEG L 169).
Artikel 1.18 Iran
1. Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2 bis, eerste lid, artikel 2 quater, derde lid, artikel 3 bis, eerste en derde lid, artikel 4 bis, eerste lid, artikel 4 ter, artikel 4 quater, artikel 5, artikel 10 quinquies, eerste lid, artikel 15 bis, eerste lid, artikel 23, eerste tot en met vierde lid, artikel 23 bis, eerste tot en met vierde lid, artikel 29, eerste lid, tweede volzin, artikel 36, artikel 37, eerste en tweede lid, artikel 40, eerste lid, en artikel 41 van Verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad van de Europese Unie van 23 maart 2012 (Pb L 88).
2. Het is verboden te handelen in strijd met artikel 1 bis, artikel 1 ter, eerste lid, artikel 1 quater, eerste lid, artikel 2 en artikel 9, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 359/2011 van de Raad van de Europese Unie van 12 april 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen, in verband met de situatie in Iran (Pb L 100).
3. Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 3, artikel 5, eerste lid, en artikel 12, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) nr. 2023/1529 van de Raad van de Europese Unie van 20 juli 2023 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de militaire steun van Iran aan de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne (PbEU 2023, L 186).
Artikel 1.19 Jemen
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 1 bis, artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 9, eerste lid, en artikel 10 van Verordening 1352/2014 van de Raad van de Europese Unie van 18 december 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen (Pb L 365).
Artikel 1.20 Libanon en Syrië
1. Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, eerste, tweede en derde lid, en artikel 5 van Verordening (EG) nr. 305/2006 van de Raad van de Europese Unie van 21 februari 2006 tot vaststelling van specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die ervan worden verdacht betrokken te zijn bij de moord op de voormalige Libanese premier Xxxxx Xxxxxx (PbEG L 51).
2. Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1412/2006 van de Raad van de Europese Unie van 25 september 2006 betreffende bepaalde beperkende maatregelen ten aanzien van Libanon (PbEG L 267).
Artikel 1.21 Libië
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 2 bis, eerste lid, artikel 3, eerste lid, artikel 4, artikel 5, eerste tot en met vierde lid, artikel 15, eerste, tweede, vierde en zesde lid, en artikel 18, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) nr. 2016/44 van de Raad van de Europese Unie van 18 januari 2016 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië en tot intrekking van Verordening (Pb EU L 12).
Artikel 1.22 Mali
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 7, eerste lid, en artikel 8 van Verordening (EU) nr. 2017/1770 van de Raad van de Europese Unie van 28 september 2017 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Mali (PbEU 2017, L 251).
Artikel 1.23 Moldavië
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 8, eerste lid, artikel 9 en artikel 11, eerste lid, van Verordening (EU) 2023/888 van de Raad van de Europese Unie van
28 april 2023 betreffende beperkende maatregelen in verband met acties die de situatie in de Republiek Moldavië destabiliseren (PbEU 2023, L 114).
Artikel 1.24 Nicaragua
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 8, eerste lid, en artikel 9 van Verordening (EU) nr. 2019/1716 van de Raad van de Europese Unie van 14 oktober 2019 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Nicaragua (PbEU 2019, L 262).
Artikel 1.25 Niger
Het is verboden te handelen in strijd met de artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 8, eerste lid, en artikel 9, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) 2023/2406 van de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2023 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Niger (PbEU 24 oktober 2023, nummer 02406).
Artikel 1.26 Noord-Korea
1. Het is verboden te handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, artikel 5, artikel 7, eerste lid, artikel 10, eerste lid, artikel 11 tot en met artikel 13, artikel 15, artikel 16 bis, artikel 16 ter, artikel 16 quater, artikel 16 quinquies, artikel 16 septies, artikel 16 nonies, artikel 16 undecies, artikel 16 duodecies, artikel 16 terdecies, artikel 16 quaterdecies, artikel 16 quindecies, artikel 16 septdecies, artikel 17, artikel 18, eerste lid, artikel 20, eerste lid, artikel 21, eerste en tweede lid, artikel 23, artikel 24, artikel 26, artikel 28, artikel 30 tot en met 32, artikel 34, eerste tot en met derde lid, artikel 38, vierde lid, artikel 39, eerste lid, artikel 41, eerste lid, artikel 43, eerste lid, artikel 44 bis, artikel 50, eerste lid, en artikel 52 van Verordening (EU) nr. 2017/1509 van de Raad van Europa van 30 augustus 2017 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 329/2007 (Pb EU L 224).
2. Het is verboden om gespecialiseerde kennis die rechtstreeks of middellijk bijdraagt of kan bijdragen aan proliferatiegevoelige activiteiten van Noord-Korea of aan de ontwikkeling van systemen voor de overbrenging van kernwapens in Noord-Korea aan te bieden aan personen die niet beschikken over een ontheffing van de Minister van Algemene Zaken.
3. Het verbod, bedoeld in het tweede lid, heeft in elk geval betrekking op de volgende gebieden van onderwijs en onderzoek:
- geavanceerde natuurkunde
- geavanceerde computersimulatie en aanverwante computerwetenschappen
- geospatiale navigatie
- nucleaire technologie
- ruimtevaarttechnologie
- luchtvaarttechnologie en aanverwante vakgebieden
- geavanceerde materiaalwetenschap
- geavanceerde chemische technologie
- geavanceerde machinebouw
- geavanceerde elektrotechniek
- geavanceerde industriële techniek.
4. De Minister van Xxxxxxxx Xxxxx verleent de gevraagde ontheffing tenzij hij het risico onaanvaardbaar groot acht dat het aanbieden van de bedoelde kennis aan de persoon voor wie de ontheffing is gevraagd, zal bijdragen aan proliferatiegevoelige activiteiten van Noord- Korea of aan de ontwikkeling van systemen voor de overbrenging van kernwapens in Noord- Korea.
5. Het is verboden op wetenschappelijk of technisch gebied samen te werken met personen of entiteiten die gefinancierd worden door Noord-Korea of die Noord-Korea vertegenwoordigen.
6. Een instelling voor hoger onderwijs of een rechtspersoon voor hoger onderwijs verstrekt de Minister van Xxxxxxxx Xxxxx gevraagd en ongevraagd alle inlichtingen over wijzigingen in het door de instelling verzorgde onderwijs en onderzoek die van belang kunnen zijn voor de toepassing van de leden 2 tot en met 5.
Artikel 1.27 Oekraïne
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, artikel 8, eerste lid, en artikel 9 van Verordening 208/2014 van de Raad van de Europese Unie van 5 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (Pb 2014, L66).
Artikel 1.27a Territoriale integriteit Oekraïne
1. Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, artikel 8, eerste lid, lid 1 bis, lid 1 ter, derde volzin, lid 1 quater, en artikel 9 van Verordening 269/2014 van de Raad van de Europese Unie van 17 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (Pb 2014, L78).
2. Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, eerste lid, lid 1 bis en tweede lid, artikel 2 bis, eerste lid, lid 1 bis en tweede lid, artikel 2 bis bis, artikel 2 sexies, eerste en derde lid, artikel 2 septies, artikel 3, eerste en tweede lid, artikel 3 bis, eerste en tweede lid, artikel 3 ter, eerste en tweede lid, artikel 3 quater, eerste tot en met vierde lid, artikel 3 quinquies, eerste en vijfde lid, artikel 3 sexies bis, eerste lid, lid 1 bis en tweede lid, artikel 3 sexies ter, eerste lid, artikel 3 sexies quater, eerste lid, artikel 3 septies, eerste en tweede lid, artikel 3 octies, eerste lid, artikel 3 nonies, eerste lid, tweede lid en lid 2 bis, artikel 3 decies, eerste en tweede lid, artikel 3 duodecies, eerste lid, lid 1 bis, tweede en zesde lid, artikel 3 terdecies, eerste lid en lid 1 bis, artikel 3 quaterdecies, eerste, tweede, zevende, achtste en elfde lid, artikel 3 quindecies, eerste lid, vierde lid, vijfde lid, lid 6 bis, zevende en twaalfde lid, artikel 3 sexdecies, eerste tot en met vierde lid, artikel 3 septdecies, eerste tot en met vijfde lid, achtste en tiende lid, artikel 3 octodecies, eerste, vierde en vijfde lid, artikel 4, eerste lid, artikel 5, eerste tot en met vijfde lid, en zesde lid, eerste volzin, artikel 5 bis, eerste lid, tweede lid, eerste volzin, vierde lid, lid 4 bis, lid 4 ter en lid 4 quater, artikel 5 bis bis, eerste lid, lid 1 bis en lid 1 ter, artikel 5 ter, eerste lid, tweede lid en lid 2 bis, artikel 5 sexies, eerste lid, artikel 5 septies, eerste lid, artikel 5 octies, artikel 5 nonies, artikel 5 decies, eerste lid, artikel 5 undecies, eerste en tweede lid, artikel 5 duodecies, eerste lid, artikel 5 terdecies, eerste lid, artikel 5 quaterdecies, eerste en tweede lid, artikel 5 quindecies, eerste lid, tweede lid, lid 2 bis, lid 2 ter en lid 3 bis, artikel 5 sexdecies, eerste lid, artikel 5 septdecies, eerste lid, artikel 5 novodecies, eerste en tweede lid, artikel 6 ter, eerste lid, artikel 11, eerste lid, artikel 12, artikel 12 septies, eerste en tweede lid, en artikel 12 octies, eerste, derde en vierde lid, van Externe link: Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad van de Europese Unie van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PbEU, L 229).
3. Het verbod tot overtreding van artikel 4, eerste lid, onder a en b, tweede lid en de leden 2bis, 2bisbis en 2ter, van Verordening (EU) nr. 833/2014, op grond van het tweede lid strekt zich tevens uit tot het verlenen van tussenhandeldiensten met betrekking tot goederen en technologie vermeld in de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen.
Artikel 1.27b Erkenning Donetsk en Loehansk
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, eerste lid, artikel 3, eerste lid, artikel 4, eerste en tweede lid, artikel 5, eerste en derde lid, artikel 6, eerste lid, artikel 8 en artikel 10, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 2022/263 van de Raad van de Europese Unie van 23 februari 2022 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de erkenning van de niet onder het gezag van de regering vallende gebieden in de oblasten Donetsk en Loehansk van Oekraïne en het bevel aan de Russische strijdkrachten om die gebieden binnen te trekken (PbEU L 42I).
Artikel 1.27c Inlijving Krim en Sebastopol
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, artikel 2bis, eerste lid, artikel 2ter, eerste en tweede lid, artikel 2quater, eerste en derde lid, artikel 2quinquies, eerste en tweede lid, en artikel
4 van Verordening (EU) nr. 692/2014 van de Raad van de Europese Unie van 23 juni 2014 betreffende beperkende maatregelen, als antwoord op de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol (Pb L 183).
Artikel 1.28 Syrië
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2bis, eerste lid, artikel 2 ter, eerste lid, artikel 2 quater, eerste lid, artikel 3, eerste en vierde lid, artikel 3 bis, artikel 4, eerste lid, artikel 5, eerste lid, artikel 6, artikel 7 bis, eerste lid, artikel 8, eerste lid, artikel 9, artikel 11, artikel 11 bis, eerste lid, artikel 11 ter, eerste lid, artikel 11quater, eerste lid, artikel 12, eerste lid, artikel 13, eerste en tweede lid, artikel 14, artikel 19, tweede lid, artikel 24, artikel 25, artikel 26, eerste en vierde lid, artikel 26 bis, eerste lid aanhef en derde lid, artikel 27 bis en artikel 29, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad van de Europese Unie van 18 januari 2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 442/2011 (Pb L 16).
Artikel 1.29 Soedan
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, artikel 5, eerste en tweede lid, artikel 9, eerste lid, en artikel 10 van Verordening (EU) nr. 747/2014 van de Raad van de Europese Unie van 10 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Soedan en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 131/2004 en Verordening (EG) nr. 1184/2005 (Pb 2014, L 203).
Artikel 1.30 Somalië
1. Het is verboden te handelen in strijd met artikel 1, artikel 2, artikel 3 bis, artikel 3 ter, eerste lid, en artikel 3 quater, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 147/2003 van de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 betreffende een aantal beperkende maatregelen ten aanzien van Somalië (PbEG L 24).
2. Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, artikel 8, artikel 9, van Verordening (EU) nr. 356/2010 van de Raad van de Europese Unie van 26 april 2010 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, in het licht van de situatie in Somalië (PbEU L 105).
Artikel 1.31 Tunesië
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, artikel 2 bis en artikel 9 van Verordening 101/2011 van de Raad van de Europese Unie van 4 februari 2011 betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Tunesië (Pb 2011, L31)
Artikel 1.32 Turkije
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 7, eerste lid, en artikel 8 van Verordening (EU) nr. 2019/1890 van de Raad van de Europese Unie van 11 november 2019 betreffende beperkende maatregelen in het licht van ongeoorloofde booractiviteiten van Turkije in het oostelijk deel van de Middellandse Zee (PbEU 2019, L 291).
Artikel 1.33 Venezuela
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, eerste lid, artikel 3, artikel 6, eerste lid, artikel 7, eerste lid, artikel 8, eerste en tweede lid, artikel 12, eerste lid, en artikel 14 van Verordening (EU) nr. 2017/2063 van de Raad van de Europese Unie van 13 november 2017 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela (PbEU 2017, L 295).
Artikel 1.34 Zimbabwe
Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, 3, 6 en 8 van Verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad van de Europese Unie van 19 februari 2004 inzake beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Zimbabwe (PbEG L 55).
Artikel 1.35 Zuid-Soedan
Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, artikel 5, eerste tot en met derde lid, artikel 14, eerste lid, en artikel 15 van Verordening (EU) nr. 2015/735 van de Raad van de Europese Unie van 7 mei 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Zuid-Soedan en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 748/2014 (Pb L 117).
Artikel 1.36 Uitzonderingen op verbodsbepalingen
Een verbod op grond van dit hoofdstuk is niet van toepassing in gevallen, bepaald in de betreffende Verordening.
Artikel 1.37 Undue delay
1. Dit artikel is van toepassing op de tenuitvoerlegging van beperkende maatregelen, vastgesteld door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties inhoudende de bevriezing van tegoeden of economische middelen dan wel een verbod tot het verrichten van financiële diensten, waarop een in dit hoofdstuk genoemde Verordening betrekking heeft.
2. Wijzigingen in de kring van personen, organisaties en entiteiten waarop beperkende maatregelen als bedoeld in het eerste lid, van toepassing zijn, gelden met ingang van het tijdstip van bekendmaking van de desbetreffende wijziging, tot het tijdstip waarop ingevolge een bindende Europese rechtshandeling de bepalingen van de desbetreffende verordening, bedoeld in het eerste lid, van toepassing zijn op die personen, organisaties en entiteiten.
3. Voor de toepassing van dit artikel worden de bedoelde personen, organisaties en entiteiten gerekend tot de kring van personen, organisaties en entiteiten waarop de Verordening van toepassing is.
Hoofdstuk II Bevoegde autoriteiten Artikel 2.1. De Minister van Xxxxxxxx Xxxxx
1. Voor de toepassing van Hoofdstuk I is de Minister van Algemene Zaken de bevoegde autoriteit voor wat betreft:
a. technische bijstand, dan wel vrijgave of beschikbaarstelling van economische middelen of informatie anders dan van financiële aard;
b. tussenhandeldiensten, bouwdiensten of ingenieursdiensten, dan wel een melding over de invoer van goederen;
c. kunst - en cultuurobjecten;
d. niet-beursgenoteerde ondernemingen;
e. het verkopen, leveren, overdragen of uitvoeren van militaire goederen, militaire technologie of onderdelen daarvan;
f. het aanbieden van kennis die rechtstreeks of middellijk bijdraagt of kan bijdragen aan proliferatiegevoelige activiteiten van Noord-Korea of aan de ontwikkeling van systemen voor de overbrenging van kernwapens in Noord-Korea;
g. inlichtingen en instructies ten aanzien van redelijke vermoedens over financiering van proliferatie van Noord-Korea;
h. meldplichten over personen en entiteiten ten aanzien van de onder de jurisdictie van Curaçao vallende tegoeden en economische middelen;
h. het doorgeven van informatie aan en fungeren als contactpunt voor regeringen van andere landen of de Europese Commissie;
i. andere acties welke volgen uit Hoofdstuk I en waarvoor geen autoriteit is aangewezen.
2. De volgende bestuursorganen, diensten, toezichthouders of andere personen, verstrekken desgevraagd kosteloos alle informatie aan de Minister van Algemene Zaken die noodzakelijk is voor de uitvoering van deze ministeriële regeling met algemene werking:
a. de Minister van Economische Ontwikkeling;
b. de Minister van Financiën;
c. de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning;
d. de veiligheidscommissie of beveiligingsfunctionaris, ingesteld door de onderneming, voor zover het gegevens betreft inzake inbreuken of dreigende inbreuken op beperkingen of verboden ten aanzien van toegang tot gevoelige informatie of bedrijfsprocessen;
e. de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten;
x. xx Xxxxx van Koophandel;
g. het Kadaster;
h. de Financial Intelligence Unit;
i. de Curaçao Gaming Controle Board;
j. de Curaçao Ports Authority;
k. Curaçao Civil Aviation Authority;
l. de overige ministeries of uitvoerende diensten, voor zover het informatie betreft bedoeld in de verbodsbepalingen uit hoofdstuk I of III van deze regeling.
Artikel 2.2 De Minister van Financiën
Voor de toepassing van Hoofdstuk I is de Minister van Financiën de bevoegde autoriteit voor wat betreft:
a. de overdracht, vrijgave of beschikbaarstelling van tegoeden of informatie van financiële aard;
b. het verlenen van ontheffing voor het gebruik van bevroren middelen of tegoeden;
c. financiële en bancaire aangelegenheden, zoals het verlenen van financiering en financiële bijstand, de verstrekking van leningen, kredieten en verzekeringen of herverzekeringen, het openen van bankrekeningen, het uitbreiden van een deelneming of het oprichten van een joint venture en de vestiging van financiële instellingen;
d. het verlenen van vrijstellingen, vergunningen, het in ontvangst nemen en het doen van meldingen met betrekking tot de onderwerpen bedoeld in de onderdelen a, b of c.
Artikel 2.3 Douane
1. Voor de toepassing van Hoofdstuk I is de Douane de bevoegde autoriteit voor wat betreft inbeslagneming of vernietiging van lading.
2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3 bis van Verordening (EG) nr. 147/2003 en in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 2016/44 is de Inspecteur, bedoeld in artikel 1, van de Algemene verordening I.U. en D. 1908.2
Artikel 2.4 De Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning
Voor de toepassing van Hoofdstuk I is de Minister van Verkeer, Vervoer, en Ruimtelijke Planning de bevoegde autoriteit voor wat betreft:
2 P.B. 1949, no. 62.
a. het laden, vervoeren of lossen van aardolie, inclusief ruwe olie en geraffineerde aardolieproducten;
b. vaar- en luchtvaartuigen;
c. het verlenen van toegang tot havens aan vaartuigen of tot het vliegen in en/of het landen op het grondgebied van Curaçao en het vliegen in de FIR van Curaçao aan luchtvaartuigen;
d. vastgoed, inclusief bedrijfspanden;
e. het verlenen van vrijstellingen, vergunningen, het in ontvangst nemen en het doen van meldingen met betrekking tot de onderwerpen bedoeld in de onderdelen a, b, c of d.
Hoofdstuk III. Wapenembargo’s
Artikel 3.1 Standaard verbod
Het is verboden om militaire goederen, alsmede militaire technologie, dan wel onderdelen daarvan, direct of indirect te verkopen of te leveren aan, door of uit te voeren naar, dan wel over te dragen aan, daaronder begrepen over te brengen naar, natuurlijke personen, rechtspersonen of entiteiten in of voor gebruik in of ten behoeve van de hierna aangewezen landen of personen of entiteiten, ongeacht het land van oorsprong:
a. de personen of entiteiten, genoemd in bijlage I van Besluit 2011/486/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 1 augustus 2011 (Pb L199) (Afghanistan);
b. Belarus;
c. Birma/ Myanmar;
d. Centraal-Afrikaanse Republiek;
e. Democratische Republiek Congo;
f. de personen of entiteiten aangewezen bij punt 19 van Resolutie 2653 (2022) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties ingestelde comité dan wel aan of ten behoeve van de in bijlage II van Besluit (GBVB) 2022/2319 van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2022 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Haïti (Pb EU 2022, L 47) opgenomen personen en entiteiten (Haïti);
g. Irak;
h. Iran;
i. de personen of entiteiten die door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, of door het op grond van punt 19 van Resolutie 2140 (2014) ingestelde comité, zijn aangewezen alsmede naar de personen die namens hen of op hun aanwijzing handelen in Jemen;
j. Democratische Volksrepubliek Korea;
k. Libanon en Syrië;
l. Libië;
m. Rusland;
n. Soedan;
o. Somalië;
x. Xxxxx;
q. Venezuela;
r. Zimbabwe;
s. Zuid-Soedan.
Artikel 3.2 Belarus
1. Artikel 3.1, onderdeel b, is niet van toepassing met vooraf verleende ontheffing van de Minister van Xxxxxxxx Xxxxx op:
a. de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van niet-dodelijke militaire uitrusting die uitsluitend bestemd is voor humanitaire of beschermende doeleinden, voor programma’s voor institutionele opbouw of voor crisisbeheersingsoperaties van de Verenigde Naties en de Europese Unie;
b. de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van andere voertuigen dan gevechtsvoertuigen die gemaakt zijn van, of uitgerust zijn met, materiaal dat bescherming biedt tegen kogels en die uitsluitend bestemd zijn voor de bescherming van personeel van de Europese Unie en haar lidstaten in Belarus.
2. Artikel 3.1, onderdeel b, is niet van toepassing op beschermende kleding, met inbegrip van scherfwerende vesten en militaire helmen, die voor louter persoonlijk gebruik door personeel van de Verenigde Naties, de Europese Unie of haar lidstaten, vertegenwoordigers van de media of medewerkers van humanitaire en ontwikkelingsorganisaties en aanverwant personeel tijdelijk naar Belarus worden uitgevoerd.
Artikel 3.3 Birma/ Myanmar
Artikel 3.1, onderdeel c, geldt niet voor een opleiding of een samenwerking met als doel het versterken van democratische beginselen, het versterken van de rechtstaat of de eerbiediging van het internationale recht, waaronder de internationale mensenrechten in Birma.
Artikel 3.4 Centraal-Afrikaanse Republiek
1. Artikel 3.1, onderdeel d, is niet van toepassing in geval het een levering, verkoop, uitvoer of overdracht betreft van:
a. goederen die uitsluitend bestemd zijn voor de ondersteuning van, of voor gebruik door, de Multidimensionale Geïntegreerde Stabilisatiemissie van de Verenigde Naties in de Centraal-Afrikaanse Republiek (United Nations Multidimensional Integrated Stabilization Mission in the CAR – ‘MINUSCA’), de missies van de Europese Unie, de in de Centraal-Afrikaanse Republiek ingezette Franse troepen, alsmede andere troepen van lidstaten van de Verenigde Naties die opleiding en bijstand verstrekken, na kennisgeving van de transactie aan het Comité, bedoeld in paragraaf 57 van Resolutie 2127 (2013) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties;
b. goederen die bestemd zijn voor Tsjadische of Soedanese troepen en uitsluitend voor gebruik in internationale patrouilles van de tripartiete strijdmacht die op 23 mei 2011 door de Centraal-Afrikaanse Republiek, Tsjaad en Soedan in Khartoem is opgericht om de grensgebieden beter te beveiligen in samenwerking met Minusca, na kennisgeving van de transactie aan het Comité, bedoeld in paragraaf 57 van Resolutie 2127 (2013) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties;
c. beschermende kledij, waaronder kogelwerende vesten en militaire helmen, die door VN- personeel, personeel van de Europese Unie of haar lidstaten, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire organisaties, ontwikkelingswerkers en aanverwant personeel voor hun eigen bescherming tijdelijk naar de Centraal-Afrikaanse Republiek wordt uitgevoerd;
d. handvuurwapens en aanverwante uitrusting, uitsluitend bedoeld voor gebruik in internationaal geleide patrouilles ten behoeve van de beveiliging in het Sangha River Tri– national Protected Area alsmede voor gebruik door gewapende wildopzichters van het Chinko Project of het nationaal park Bamingui-Bangoran ter bestrijding van stropen, smokkel van ivoor en wapens, en ter bestrijding van andere activiteiten die in strijd zijn met de nationale wetten of internationale wettelijke verplichtingen van de Centraal- Afrikaanse Republiek, na kennisgeving aan het Comité, bedoeld in paragraaf 57 van Resolutie 2127 (2013) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties;
e. wapens en munitie, militaire voertuigen en militaire uitrusting, alsmede het bieden van daaraan gerelateerde steun, aan de veiligheidstroepen van de Centraal-Afrikaanse Republiek, met inbegrip van de civiele rechtshandhavende overheidsinstanties, in geval vorenbedoelde wapens, munitie, voertuigen of uitrusting bedoeld zijn ter ondersteuning van of voor gebruik in het kader van de hervorming van de veiligheidssector in de Centraal-Afrikaanse Republiek, na kennisgeving aan het Comité, bedoeld in paragraaf 57 van Resolutie 2127 (2013) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
2. Artikel 3.1, onderdeel d, is niet van toepassing in geval door het Comité, bedoeld in paragraaf
57 van Resolutie 2127 (2013) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, vooraf goedkeuring is verleend aan een levering, verkoop of overdracht van:
a. niet-dodelijke militaire uitrusting of aanverwante technische bijstand die uitsluitend bestemd is voor humanitaire of beschermende doeleinden;
b. wapens en aanverwant materieel, en aanverwante technische of financiële bijstand, met inbegrip van personeel.
Artikel 3.5 Congo
1. Artikel 3.1, onderdeel e, is niet van toepassing op:
a. militaire goederen, militaire technologie of onderdelen daarvan uitsluitend bestemd ter ondersteuning van of voor gebruik door de Stabilisatiecommissie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo (MONUSCO);
b. beschermende kledingstukken, waaronder scherfwerende vesten en militaire helmen, die door VN-personeel, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire organisaties en ontwikkelingswerkers en aanverwant personeel louter voor hun eigen bescherming tijdelijk naar de Democratische Republiek Congo worden uitgevoerd;
c. niet-dodelijke militaire uitrusting die uitsluitend voor humanitaire of beschermde doeleinden bestemd is, of op de verstrekking van technische bijstand en opleidingen in verband met dergelijke niet-dodelijke uitrusting;
d. militaire goederen of militaire technologie uitsluitend bestemd ter ondersteuning van of voor gebruik door de regionale taskforce van de Afrikaanse Unie;
e. een andere verkoop, levering, overdracht of uitvoer van wapens en aanverwant materieel, mits de verkoop, levering, overdracht of uitvoer vooraf door het krachtens UNSCR 1533 (2004) ingestelde Sanctiecomité is goedgekeurd.
2. Het verkopen, leveren, overdragen of uitvoeren van militaire goederen, militaire technologie of onderdelen daarvan op is onderworpen aan een door de bevoegde autoriteiten vooraf te verlenen vergunning.
Artikel 3.6 Irak
Artikel 3.1, onderdeel g, is niet van toepassing met vooraf verleende ontheffing van de Minister van Algemene Zaken op de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van wapentuig en aanverwant materiaal dat door de regering van Irak of de bij Resolutie 1151 (2003) van de Veiligheidsraad ingestelde multinationale troepenmacht is benodigd ter uitvoering van Resolutie 1546 (2004) van de Veiligheidsraad.
Artikel 3.7 Iran
Artikel 3.1, onderdeel h, geldt niet voor voertuigen, niet zijnde gevechtsvoertuigen, die zijn gemaakt van of uitgerust met materiaal dat bescherming biedt tegen kogels en die uitsluitend bestemd zijn voor de bescherming van personeel van de Europese Unie en haar lidstaten in Iran.
Artikel 3.8 Libanon en Syrië
Artikel 3.1, onderdeel k, is niet van toepassing op de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van wapens en aanverwant materieel of de levering van technische bijstand, financiering en financiële bijstand, diensten als tussenhandelaar en andere diensten in verband met wapens en aanverwant materieel, indien vooraf toestemming is verleend door de bevoegde autoriteit, genoemd in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1412/2006, en:
a. de goederen of diensten niet, direct of indirect, worden geleverd of verleend aan een van de milities die volgens de Resoluties 1559 (2004) en 1680 (2006) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties moeten worden ontwapend,
b. de transactie is goedgekeurd door de Libanese regering of UNIFIL, en
c. de goederen of diensten zijn toegestaan door UNIFIL in het kader van haar missie of door de Libanese strijdkrachten.
Artikel 3.9 Libië
Artikel 3.1, onderdeel l, geldt niet voor de levering, de verkoop, de overdracht of de door- of uitvoer van:
a. wapens en verwante materialen waarvoor voorafgaand goedkeuring is verleend door het Comité, bedoeld in punt 24 van Resolutie 1970 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties;
b. niet-dodelijke militaire uitrusting die uitsluitend bestemd is voor humanitaire of beschermende doeleinden, dan wel voor de bijstand aan de Libische regering bij beveiliging of ontwapening;
c. handvuurwapens, lichte wapens en verwante materialen die tijdelijk naar Libië worden uitgevoerd uitsluitend voor gebruik door personeel van de Verenigde Naties, vertegenwoordigers van de media en humanitaire medewerkers en ontwikkelingswerkers
en hun personeel onder de voorwaarde dat het Comité, bedoeld onder a, vooraf op de hoogte is gesteld en niet binnen vijf dagen na die kennisgeving negatief heeft besloten.
Artikel 3.10 Oekraïne/Rusland
1. Artikel 3.1, onderdeel m, laat de levering van reserveonderdelen en de verstrekking van diensten voor de instandhouding en veiligheid van binnen de Unie bestaande capaciteiten, onverlet.
2. Artikel 3.1, onderdeel m, laat de uitvoering van vóór 1 augustus 2014 gesloten contracten of aanvullende overeenkomsten die nodig zijn voor de uitvoering daarvan, alsmede de levering van reserveonderdelen en de verstrekking van diensten voor de instandhouding en veiligheid van binnen de Unie bestaande capaciteiten, onverlet.
4. Het verbod, bedoeld in artikel 3.1, onderdeel m, of in het tweede lid, geldt niet in geval van:
a. verkoop, levering, overdracht, uitvoer, invoer, aanschaf of vervoer van hydrazine (CAS 302-01-2) in concentraties van 70 procent of meer,
b. invoer, aanschaf of vervoer van asymmetrisch dimethylhydrazine (CAS 57-14-7),
c. verkoop, levering, overdracht, uitvoer, invoer, aanschaf of vervoer van monomethylhydrazine (CAS 60-34-4), bestemd voor gebruik in draagraketten die door Europese lanceerdienstverleners worden bediend, voor lanceringen van Europese ruimteprogramma's of voor het van brandstof voorzien van satellieten door Europese satellietbouwers. De hoeveelheid uitgevoerde hydrazine wordt berekend overeenkomstig de lanceringen of de satellieten waarvoor die uitvoer plaatsvindt en bedraagt niet meer dan een totale hoeveelheid van 800 kg voor iedere individuele lancering of satelliet. De hoeveelheid uitgevoerde monomethylhydrazine wordt berekend overeenkomstig de lancering of lanceringen of de satellieten waarvoor die uitvoer plaatsvindt. Voorafgaand aan de transactie geldt een vergunningsplicht.
Artikel 3.11 Soedan
1. Artikel 3.1, onderdeel n, is niet van toepassing met vooraf verleende ontheffing van de Minister van Xxxxxxxx Xxxxx op de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van:
a. niet-letale militaire uitrusting uitsluitend bestemd voor toezicht op mensenrechten, humanitair of beschermend gebruik, of voor programma’s voor institutionele opbouw van de Verenigde Naties, de Afrikaanse Unie of de Europese Unie;
b. materieel bedoeld voor crisisbeheersingsoperaties van de Verenigde Naties, de Afrikaanse Unie of de Europese Unie;
c. andere voertuigen dan gevechtsvoertuigen die gemaakt zijn van, of uitgerust zijn met, materiaal dat bescherming biedt tegen kogels en die uitsluitend bestemd zijn voor de bescherming van personeel van de Europese Unie en haar lidstaten, van personeel van de Verenigde Naties of de Afrikaanse Unie; en
d. ontmijningsuitrusting en materieel voor gebruik bij ontmijning.
2. Artikel 3.1, onderdeel n, is niet van toepassing op de tijdelijke uitvoer van beschermende kleding voor persoonlijk gebruik, met inbegrip van scherfwerende vesten en militaire helmen, door personeel van de Europese Unie of van haar lidstaten, door personeel van de
Verenigde Naties, vertegenwoordigers van de media, of door medewerkers van humanitaire organisaties en ontwikkelingswerkers en aanverwant personeel.
Artikel 3.12 Somalië
Artikel 3.1, onderdeel o, is niet van toepassing in geval het een levering, verkoop of overdracht betreft van:
a. materieel dat uitsluitend bestemd is voor de ondersteuning van of het gebruik door personeel van de Verenigde Naties, met inbegrip van de bijstandsmissie van de Verenigde Naties in Somalië (UNSOM);
b. materieel dat uitsluitend bestemd is voor de ondersteuning van of het gebruik door de overgangsmissie van de Afrikaanse Unie in Somalië (Atmis) en haar strategische partners, die uitsluitend optreden op basis van het meest recente strategisch concept van de Afrikaanse Unie (AU), en in samenwerking en samenspraak met Atmis;
c. materieel dat uitsluitend bestemd is voor de ondersteuning van of het gebruik door de Europese Unie voor opleidings- en ondersteuningsactiviteiten, Turkije, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Verenigde Staten van Amerika, alsmede alle andere staatstroepen die actief zijn in het kader van het transitieplan voor Somalië (Somalia Transition Plan – STP), of die een overeenkomst inzake de status van de strijdkrachten of een memorandum van overeenstemming met de federale regering van Somalië hebben om de doelstellingen van resolutie 2662 (2022) van de VN-Veiligheidsraad te dienen, mits zij het krachtens punt 11 van resolutie 751 (1992) van de VN-Veiligheidsraad ingestelde Sanctiecomité van dergelijke overeenkomsten in kennis stellen;
d. materieel dat uitsluitend bestemd is voor de ontwikkeling van de Somalische veiligheidsinstanties en politie-instanties op nationaal en lokaal niveau, ter beveiliging van de Somalische bevolking. Voor leveringen van de in de bijlagen II en III van Besluit 2010/231/GBVB vermelde goederen en het verstrekken van technisch advies, financiële en andere bijstand, alsmede opleiding in verband met militaire activiteiten, is desbetreffende goedkeuring of kennisgeving vereist, en wel als volgt:
het leveren, verkopen of overdragen van wapentuig en alle soorten aanverwant materieel zoals vermeld in bijlage II van Besluit 2010/231/GBVB, uitsluitend bestemd voor de ontwikkeling van de Somalische veiligheids- en politie-instanties, ter beveiliging van de Somalische bevolking, moet vooraf door het Sanctiecomité worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 1, vierde lid, van Besluit 2010/231/GBVB, en is toegestaan tenzij het Sanctiecomité binnen vijf werkdagen na ontvangst van een dergelijke kennisgeving van Somalië, de lidstaten of internationale, regionale of sub-regionale organisaties die de bijstand verlenen, een negatief besluit heeft genomen;
van het leveren, verkopen of overdragen van wapentuig en alle soorten aanverwant materieel zoals vermeld in bijlage III van Besluit 2010/231/GBVB, uitsluitend bestemd voor de ontwikkeling van de Somalische veiligheids- en politie-instanties, ter beveiliging van de Somalische bevolking, moet het Sanctiecomité ter informatie vijf werkdagen van tevoren in kennis worden gesteld overeenkomstig artikel 1, vierde lid, van Besluit 2010/231/GBVB, door Somalië, de lidstaten of internationale, regionale of sub-regionale organisaties die de bijstand verlenen;
e. materieel dat uitsluitend bestemd is voor de ondersteuning van of het gebruik door personeel van de Verenigde Naties, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire
organisaties en ontwikkelingswerkers en aanverwant personeel louter voor persoonlijk gebruik tijdelijk naar Somalië worden uitgevoerd;
f. niet-dodelijke militaire uitrusting, uitsluitend voor humanitair gebruik of ter bescherming, door de lidstaat of internationale, regionale of sub-regionale organisatie.
Artikel 3.13 Syrië
Het verbod, bedoeld in artikel 3.1, onderdeel p, is niet van toepassing in geval de invoer of vervoer van chemische wapens of gerelateerd materiaal plaatsvindt overeenkomstig punt 10 van Resolutie 2118 (2013) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en de desbetreffende besluiten van de Uitvoerende Raad van de OPCW, conform de doelstelling van het Verdrag inzake chemische wapens.
Artikel 3.14 Venezuela
1. Artikel 3.1, onderdeel q, is niet van toepassing op overeenkomsten met betrekking tot goederen of technologie, die vóór 13 november 2017 zijn gesloten, dan wel op aanvullende overeenkomsten die nodig zijn voor de uitvoering van dergelijke overeenkomsten, mits voldaan wordt aan het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB en mits aangemeld bij de Minister van Algemene Zaken vóór 19 november 2017.
2. Artikel 3.1, onderdeel q, is niet van toepassing met vooraf verleende ontheffing van de Minister van Algemene Zaken op de verkoop, levering, overdracht, uitvoer of technische bijstand van:
a. ontmijningsuitrusting en materieel voor gebruik bij ontmijning;
b. het onderhoud van niet-letale militaire uitrusting, gebruikt door de marine en kustwacht van Venezuela, die uitsluitend bestemd is voor grensbescherming, regionale stabiliteit en het onderscheppen van drugs.
Artikel 3.15 Zimbabwe
a. niet-letale militaire uitrusting uitsluitend bestemd voor humanitair gebruik of beschermingsdoeleinden, of voor programma’s voor institutionele versterking van de Verenigde Naties, de Europese Unie of de Gemeenschap; en
b. materieel bedoeld voor crisisbeheersingsoperaties van de Verenigde Naties of de Europese Unie.
2. Artikel 3.1, onderdeel r, is niet van toepassing op de tijdelijke uitvoer van beschermende kleding voor persoonlijk gebruik, met inbegrip van scherfwerende vesten en militaire helmen, door personeel van de Verenigde Naties, de Europese Unie, de Gemeenschap of haar lidstaten, vertegenwoordigers van de media, of medewerkers van humanitaire organisaties en ontwikkelingswerkers en aanverwant personeel.
Artikel 3.16 Zuid-Soedan
Artikel 3.1, onderdeel s, is niet van toepassing op de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van:
a. militaire goederen uitsluitend bestemd ter ondersteuning van of voor gebruik door personeel van de Verenigde Naties (VN), daaronder begrepen de VN-missie in Zuid-Soedan (UNMISS) en de tijdelijke VN-veiligheidsmacht van Abyei (UNISFA);
b. niet-dodelijke militaire uitrusting uitsluitend bestemd voor humanitair of beschermend gebruik na voorafgaande kennisgeving aan het krachtens Resolutie 2206 (2015) opgerichte Comité van de Veiligheidsraad;
c. beschermende kleding voor persoonlijk gebruik, met inbegrip van scherfwerende vesten en militaire helmen, die door personeel van de VN, vertegenwoordigers van de media, door medewerkers van humanitaire organisaties, ontwikkelingswerkers en aanverwant personeel tijdelijk naar Zuid-Soedan wordt uitgevoerd;
d. militaire goederen die tijdelijk naar Zuid-Soedan worden uitgevoerd door een staat die, overeenkomstig het internationaal recht, actie onderneemt gericht op de bescherming of de evacuatie van onderdanen van die staat en van de personen voor wie deze staat in Zuid- Soedan consulair verantwoordelijk is, na voorafgaande kennisgeving aan het Comité;
e. militaire goederen aan of ter ondersteuning van de regionale taskforce van de Afrikaanse Unie, uitsluitend bestemd voor regionale operaties ter bestrijding van het Verzetsleger van de Heer en na voorafgaande kennisgeving aan het Comité;
f. militaire goederen uitsluitend bedoeld ter ondersteuning van de uitvoering van het vredesakkoord, na voorafgaande kennisgeving aan het Comité;
g. militaire goederen mits vooraf goedgekeurd door het Comité.
Hoofdstuk IV. Slotbepalingen Artikel 4.1
Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.
Artikel 4.2
Deze regeling wordt aangehaald als: Omnibus-Sanctieregeling Curaçao.
Gegeven te Willemstad, 21 februari 2024
De Minister van Xxxxxxxx Xxxxx,
G.S. PISAS
De Minister van Financiën,
J.F.A. SILVANIA
De Minister van Justitie,
S.X.T. HATO
De Minister van Verkeer, Vervoer, en Ruimtelijke Planning,
C.F. COOPER
Uitgegeven de 22ste februari 2024 De Minister van Xxxxxxxx Xxxxx,
G.S. PISAS
Toelichting behorende bij de Omnibus-Santieregeling Curaçao
1. Inleiding
Sanctiemaatregelen zijn dwingende, niet-militaire, politieke instrumenten die worden ingezet bijvoorbeeld als reactie op schendingen van internationaal recht, schendingen van mensenrechten door regimes die rechtsstatelijke en democratische beginselen niet eerbiedigen of bij bestrijding van terrorisme of proliferatie van massavernietigingswapens.
Sanctiemaatregelen zijn gericht op het limiteren van de handelingscapaciteit van specifieke aangewezen (rechts)personen en/of entiteiten. Deze rechtspersonen en/of entiteiten kunnen variëren van bijvoorbeeld terroristische groepen en hun leden tot aan hooggeplaatste personen of onderdelen van buitenlandse staten. Internationale ontwikkelingen leiden geregeld tot het uitvaardigen van nieuwe sanctiebesluiten op internationaal niveau welke op nationaal niveau moeten worden geïmplementeerd. In de praktijk betreft het dan vooral de implementatie van bindende sanctieregimes van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en van de Europese Unie.
De thans geldende sanctieregimes, dat zijn de beperkende maatregelen van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en van de Europese Unie, gelden voor de volgende onderwerpen of ten aanzien van de volgende landen:
1. Afghanistan
2. ISIS en Al Qaida
3. Chemische wapens
4. Conflictdiamanten
5. Cyberaanvallen
6. Mensenrechtenschendingen
7. Terrorisme
8. Belarus
9. Birma/ Myanmar
10. Bosnië-Herzegovina
11. Burundi
12. Centraal-Afrikaanse Republiek
13. China
14. Congo
15. Guatemala
16. Guinee
17. Guinee-Bissau
18. Haïti
19. Hamas en de Palestijnse Islamitische Jihad
20. Irak
21. Iran
22. Jemen
23. Libanon en Syrië
24. Libië
25. Mali
26. Moldavië
27. Nicaragua
28. Niger
29. Noord-Korea
30. Oekraïne/Russische Federatie (3x)
31. Syrië
32. Soedan
33. Somalië
34. Tunesië
35. Turkije
36. Venezuela
37. Zimbabwe
38. Zuid-Soedan
Voor een omschrijving van de reden en aard van de sancties voor elk van de hiervoor opgenomen landen, wordt verwezen naar het document getiteld: “Sanctieregeling: stand van zaken” te vinden op de website van de Nederlandse Rijksoverheid, in het bijzonder: xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxx/0000/00/00/xxxxxxxxxxxxxxxxx-xxxxx-xxx- zaken-21-december-2023.
2. Grondslag in nationale wetgeving voor omnibus- regeling
De onderhavige ministeriële regeling met algemene werking, een zogenoemde omnibusregeling (hierna: omnibus-sanctieregeling) strekt ertoe álle sanctiemaatregelen van zowel de Verenigde Naties als de Europese Unie (EU) in een keer “binnen te halen” in de rechtsorde van Curaçao. De volledige omzetting is echter een samenstel van bepalingen in zowel deze omnibus- sanctieregeling, de Rijkssanctiewet3 en de Sanctielandsverordening.4
Rijkssanctiewet
De Europese Unie zet alle Resoluties van de Verenigde Naties per direct om in Europese verordeningen en besluiten die rechtstreeks van toepassing zijn in de EU-landen. Omdat Curaçao geen EU-lidstaat is, zijn deze verordeningen niet rechtstreeks van toepassing in Curaçao. Echter, om de rechtstreekse toepassing voor Curaçao alsnog mogelijk te maken en wettelijk te verankeren in de rechtsorde van Curaçao, is op 15 juni 2016 de Rijkssanctiewet vastgesteld. Op grond van artikel 2 van de Rijkssanctiewet dient Curaçao alle voorzieningen te treffen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de rechtshandelingen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Rijkssanctiewet en de besluiten betreffende beperkende maatregelen, vastgesteld op voet van artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie, onverminderd het overigens bij of krachtens Rijkswetgeving bepaalde.
In de memorie van toelichting behorende bij de Rijkssanctiewet wordt het volgende vermeld
inzake de gekozen aanpak: “De gekozen aanpak brengt met zich mee dat de wetgevingslast die voortvloeit uit de implementatie van Europese sancties voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten wordt beperkt, aangezien geen noodzaak bestaat om de desbetreffende bepalingen ‘over te
3 P.B. 2016, no. 54.
4 P.B. 2014, no. 55 (G.T.).
schrijven’. De effecten van deze constructie strekken zich mede uit tot sanctieresoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties voor zover deze overgenomen zijn in Europese regelgeving. Door implementatie van een Europese Verordening waarin de inhoud van een resolutie is vervat, is de desbetreffende resolutie immers automatisch meegenomen. Door deze handelwijze behoeven de landen uitsluitend bepalingen inzake toezicht en - strafrechtelijke - handhaving vast te stellen”.
Sanctielandsverordening
De Sanctielandsverordening bevat de hierboven bedoelde algemene bepalingen inzake toezicht en strafrechtelijke handhaving. Artikel 83, tweede lid, van de Staatsregeling van Curaçao, schrijft voor dat voorschriften, door straffen te handhaven, alleen worden gegeven krachtens landsverordening. In de Sanctielandsverordening is de bevoegdheid opgenomen om de voorschriften ter voldoening aan besluiten of aanbevelingen van organen van volkenrechtelijke organisaties, dan wel aan internationale afspraken, met betrekking tot de handhaving of het herstel van de internationale vrede en veiligheid of de bevordering van de internationale rechtsorde en tot de naleving waarvan het Koninkrijk der Nederlanden zich heeft verplicht, tijdelijk in een ministeriële regeling met algemene werking vast te leggen. Deze voorschriften, oftewel de sanctiemaatregelen die zijn opgenomen in ministeriële regelingen met algemene werking, blijven krachtens artikel 8, tweede lid, van de Sanctielandsverordening van kracht totdat een krachtens artikel 2 vastgesteld sanctielandsbesluit dat hetzelfde onderwerp betreft, in werking treedt, doch uiterlijk tot tien maanden na haar inwerkingtreding. Dit houdt in dat een ministeriële regeling met algemene werking, inhoudende sanctiemaatregelen, naderhand omgezet moet worden in een landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
Curaçao heeft reeds een aantal sanctiemaatregelen/sanctieregimes verwerkt in nationale wetgeving. Verwezen kan worden naar het Sanctiebesluit Al-Qaida c.s., de Taliban van Afghanistan c.s., ISIL c.s., ANF c.s. en lokaal aan te wijzen personen en organisaties5, het Sanctiebesluit Libië6 en het Sanctiebesluit Democratische Volksrepubliek Korea 2005.7
De hierboven genoemde besluiten zijn eerst bij ministeriële regeling, met algemene werking, vastgesteld en zijn daarna omgezet naar landsbesluiten houdende algemene maatregelen. Ter illustratie kan verwezen worden naar de Sanctieregeling Democratische Volksrepubliek Korea 2014.8 Deze landsbesluiten zijn krachtens de Landsverordening van 29 juni 2018 houdende goedkeuring van de voortzetting van de geldigheidsduur van drie sanctiebesluiten (Landsverordening verlenging geldigheidsduur sanctiebesluiten 20189), nog steeds geldig.
De regering heeft met toepassing van de Rijkssanctiewet en de artikelen van de Sanctielandsverordening de onderhavige omnibus-sanctieregeling vastgesteld waarin alle sanctiemaatregelen van zowel de Verenigde Naties als de Europese Unie (EU) zijn opgenomen.
5 P.B.2015, no. 29.
6 P.B.2015, no. 28.
7 P.B. 2015, no. 30.
8 P.B. 2014, no. 71.
9 P.B. 2018, no. 34.
De inhoud van deze regeling zal binnen tien maanden worden omgezet in een landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
Met deze omnibus-sanctieregeling is gekozen voor een nieuwe, efficiëntere manier om in één keer alle geldige VN-Veiligheidsraad resoluties, via Europese verordeningen of besluiten te implementeren in de Curaçaose rechtsorde en daar waar al het een en ander was geïmplementeerd de ontwikkelingen en aanvullingen vanaf 2015 nu mee te nemen. Dit betekent dat een aantal resoluties thans (tijdelijk) via twee wettelijke regelingen in de Curaçaose wetgeving zijn omgezet. Deze dubbeling kan geen kwaad en zal zo snel mogelijk door middel van een wetgevingsprocedure recht worden getrokken. Curaçao heeft een nieuwe Sanctielandsverordening in voorbereiding, die beoogt onder meer de procedure voor de totstandbrenging van internationale sancties te vereenvoudigen, en hiermede een correcte en overzichtelijke wetgevingsstructuur te bereiken.
3. Systematiek omzetting van internationale besluiten en wetgeving
EU-regels ten aanzien van sanctieregimes
Sanctiemaatregelen in EU-verband zijn neergelegd in raadsbesluiten en/of in verordeningen. Wanneer de maatregelen geen burgers bindende bepalingen bevatten, maar uitsluitend een opdracht aan de lidstaten inhouden (bv. visumrestricties), kan worden volstaan met een raadsbesluit. Is de normstelling - mede - gericht op particulieren (bijvoorbeeld een bevriezing van tegoeden ten aanzien van een persoon die ook van toepassing is op alle burgers en alle (private) financiële instellingen), dan wordt tevens een verordening vastgesteld. Gelet op de competentie van de Europese regelgever zijn wapenembargo’s uitsluitend verankerd in raadsbesluiten. (xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxx.xx/: op deze website is informatie over EU- sanctieregimes inzichtelijk gemaakt alsmede een zoekmachine om opgenomen entiteiten en personen op te kunnen zoeken).
Nationale regels ter uitvoering van EU-sancties in de landen
Noodzakelijke nationale regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen, bedoeld in artikel 1 van de Omnibus-Sanctieregeling Curaçao, zijn bepalingen die noodzakelijk zijn voor de naleving en handhaving van de geboden en verboden die voortvloeien uit Europese sanctieregimes (Hoofdstuk I van de Omnibus-Sanctieregeling Curaçao). Voorts is het noodzakelijk om de autoriteiten aan te wijzen die belast zijn met de uitoefening van specifieke in de desbetreffende verordeningen voorziene bevoegdheden (Hoofdstuk II van de Omnibus-Sanctieregeling Curaçao).
Uitvoering en consultatie
Om de effectieve uitvoering van de Rijkssanctiewet en de overige sanctiewetgeving te kunnen garanderen dienen de betrokken (uitvoerings)organisaties, zowel gouvernementeel als non- gouvernementeel, kennis te hebben van de voorschriften van de Omnibus-Sanctieregeling Curaçao en (financieel) in staat zijn om uitvoering te geven aan dan wel toezicht uit te oefenen op de hierin vastgelegde regels. Ook in het kader van de Fourth Round of Mutual Evaluation of de Caribbean Financial Action Taskforce (CFATF) zal Curaçao hierover worden doorgelicht. Het is dan ook van eminent belang de bij de Omnibus-Sanctieregeling betrokken ministeries kennis
nemen van de inhoud van de regeling en aan de uitvoerende diensten de nodige (financiële) ruimte wordt geboden om uitvoering te geven aan de toezichtstaken.
Ter voorbereiding op de totstandkoming en uitvoering van deze Omnibus-Sanctieregeling heeft de Directie Buitenlandse Betrekkingen in samenwerking met Directie Wetgeving en Juridische Zaken een bijeenkomst gehouden met de betrokken stakeholders. Hierbij is in de eerste plaats aandacht gevraagd voor de inhoud van de regeling en de mogelijkheid geboden om hier feedback op te geven. In de tweede plaats is getracht in kaart te brengen waar mogelijke knelpunten voor de uitvoering zitten.
Naar aanleiding van deze consultatie zijn twee schriftelijke reacties ontvangen met grotendeels wetstechnische en redactionele opmerkingen en verbeteringen. Deze aandachtspunten zijn in het concept verwerkt. Voorts is naar voren gekomen dat uitvoering van deze regeling en de reeds bestaande, geldende sanctiewetgeving kennis en kunde vereist bij verschillende (toezichthoudende) organisaties. Het vergt de nodige betrokkenheid van alle betrokken organisaties om hier de benodigde prioriteit, in casu personeel en middelen, voor vrij te maken.
4. Financiële Paragraaf
Deze ministeriële regeling met algemene werking bevat de nationaalrechtelijke juridische verankering van reeds bestaande verplichtingen voor het land, welke voortvloeien uit internationaalrechtelijke besluiten. Dit betekent dat het land op dit moment al is gehouden de internationale sancties uit te voeren en dat de betrokken actoren de hiermee gemoeide werkzaamheden reeds zouden moeten verrichten binnen het daartoe begrote budget. Echter, betreft het bij sancties een beleidsveld dat steeds in beweging is. Het aantal en de soorten sancties wisselt. Hierdoor kan naar verloop van tijd blijken dat er een andere vraag is naar personeel (soort dan wel aantal FTE) of technische applicaties ter uitvoering van de toezichthoudende taken. De betrokken organisaties dienen dit zo veel mogelijk in hun eigen begrotingen op te vangen en de mogelijkheden van samenwerking en gezamenlijk gebruik van technische middelen verder te verkennen. Eventuele aanvulling van de begroting ten behoeve van deze uitvoering zal via de geëigende kanalen moeten plaatsvinden.
5. Artikelsgewijs
Hoofdstuk I Verbodsbepalingen
In de bepalingen die overtreding van Europese sanctieverordeningen strafbaar stellen, dient verwezen te worden naar de desbetreffende verordeningsartikelen. In het strafrecht moeten delictsomschrijvingen immers helder zijn; een algemene verwijzing naar EU-verordeningen en besluiten, alsmede het niet actueel houden van de verwijzingen, brengt het risico mee dat de rechter dit te onbepaald acht om een veroordeling op te baseren. De artikelen 1.1 tot en met 1.35 strekken hiertoe. Per land of onderwerp wordt een link gelegd met de geldende verbodsbepalingen in de betreffende EU-verordening. In artikel 1.36 is geregeld dat de uitzonderingen op de verbodsbepalingen, indien die er zijn en in de verordening zijn opgenomen, van toepassing zijn. Dit houdt dus in dat in deze regeling enkel de
verbodsbepalingen staan, aangezien de verboden, zoals hiervoor reeds aangegeven, de voorschriften die door straffen moeten worden gehandhaafd, specifiek in nationale wetgeving moeten zijn opgenomen. Voor de uitzonderingen op de bepalingen, dus daar waar er geen verbod is, geldt deze verplichting niet.
Artikel 1.37 Undue delay
Het voorkomen van “undue delay” is van belang in de handhaving en strafbaarstelling van bepaalde beperkende maatregelen van de VN-Veiligheidsraad. De bedoelde beperkende maatregelen van de VN-Veiligheidsraad zijn het bevriezen van tegoeden of economische middelen dan wel een verbod tot het verrichten van financiële diensten, waarop een in Hoofdstuk I van de Omnibus-Sanctieregeling Curaçao genoemde verordening van de Europese Raad betrekking heeft. Voorkomen moet worden dat financiële middelen worden weggesluisd ná bekendmaking van VN-sancties jegens een persoon of entiteit, doch vóór de aanpassing van de EU-wetgeving. Ter overbrugging van het tijdvak tussen VN-Veiligheidsraad-besluitvorming en EU-implementatie stelt artikel 1.37 van de Omnibus-Sanctieregeling Curaçao overtreding van beperkende maatregelen strafbaar in samenhang met de in Hoofdstuk I van de Omnibus- Sanctieregeling Curaçao genoemde verwijzing naar artikelen in de EU-Verordening.
Hoofdstuk II Bevoegde autoriteiten
Door het aanwijzen van de bevoegde autoriteit staat buiten twijfel welke autoriteit, doorgaans een minister, belast is met de uitoefening van specifieke bevoegdheden waar een verordening in kan voorzien. Te denken valt aan het toestaan van bepaalde handelstransacties of het verlenen van een ontheffing in het kader van financiële sancties. De artikelen 2.1 tot en met 2.4 wijzen de bevoegde autoriteiten aan.
Hoofdstuk III Wapenembargo’s
Indien het sanctieregime jegens een land onder andere bestaat uit een wapenembargo, dan dient het wapenembargo tevens te worden opgenomen in de sanctieregeling zelf. Het verbod om wapens te leveren betreft een norm die immers ook gericht is tot particulieren. De wapenembargo’s zijn per land, dan wel entiteit opgenomen in Hoofdstuk III. Artikel 3.1 omvat het standaardverbod, met per onderdeel het land, dan wel entiteit waar het verbod voor geldt. De navolgende artikelen omvatten per land of entiteit de uitzonderingen op het verbod uit artikel 3.1.
De Minister van Xxxxxxxx Xxxxx,
G.S. PISAS
De Minister van Justitie,
S.X.T. HATO
De Minister van Financiën,
J.F.A. SILVANIA
De Minister van Verkeer, Vervoer, en Ruimtelijke Planning,
C.F. COOPER