Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2022-0292 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. dr. S.O.H. Bakkerus,
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2022-0292 (prof. mr. M.L. Xxxxxxxxx, voorzitter, mr. dr. S.O.H. Xxxxxxxx,
mr. S.W.A. Xxxxxxxxx, leden en mr. A.M.S. Xxxxxxxxxxx, secretaris)
Klacht ontvangen op : 25 augustus 2021 Ingediend door : De consument
Tegen : Klaverblad Schadeverzekeringsmaatschappij N.V., gevestigd te Zoetermeer, verder te noemen de verzekeraar, waarbij de uitvoering van de rechtsbijstand is overgedragen aan Klaverblad Rechtsbijstand Stichting, verder te noemen de uitvoerder
Datum uitspraak : 7 april 0000
Xxxx uitspraak : Bindend advies
Uitkomst : Vordering toegewezen
Bijlage : Relevante bepalingen uit de voorwaarden en wetgeving
Samenvatting
Rechtsbijstandverzekering. De consument heeft een beroep op de verzekering gedaan in verband met een geschil met zijn buurvrouw. De uitvoerder heeft het verzoek van de consument afgewezen. De commissie is van oordeel dat de uitvoerder ten onrechte dekking voor het conflict heeft geweigerd, omdat hij niet heeft aangetoond dat de gebeurtenis dateert van voor de ingangsdatum van de verzekering en dat de consument het juridisch probleem niet tijdig heeft gemeld. De uitvoerder moet rechtsbijstand verlenen in het geschil met de buurvrouw met inachtneming van de toepasselijke voorwaarden en tevens dient hij de door de consument gevorderde financiële schade te vergoeden.
1. De procedure
1.1 De commissie beslist op basis van haar reglement en op basis van de door partijen aan Kifid ingestuurde documenten inclusief bijlagen. Het gaat om: 1) het klachtformulier van de consument; 2) de aanvullende stukken van de consument van 30 augustus 2021;
3) het verweerschrift van de uitvoerder; 4) de repliek van de consument; 5) de dupliek van de uitvoerder en 6) de pleitnota van de consument.
1.2 Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 22 december 2021. Partijen zijn aldaar verschenen.
1.3 Partijen hebben gekozen voor een bindend advies. Dit betekent dat partijen elkaar aan de uitspraak kunnen houden.
1.4 Na de hoorzitting is de enkelvoudige commissie uitgebreid met de leden
mr. dr. S.O.H. Xxxxxxxx en mr. S.W.A. Xxxxxxxxx, naar een meervoudige commissie. Partijen zijn hierover geïnformeerd.
2. Het geschil
Wat is er gebeurd?
2.1 De consument heeft met ingang van 1 oktober 2017 een rechtsbijstandverzekering (hierna: de verzekering) bij de verzekeraar. De uitvoering van de rechtsbijstand is opgedragen aan de uitvoerder. Op de verzekering zijn de voorwaarden Rechtsbijstandverzekering voor particulieren Polisvoorwaarden nr. RB 16 (hierna: de voorwaarden) van toepassing. De voor dit geschil relevante bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
2.2 Tussen het perceel met de woning van de consument en zijn buurvrouw is in 1998 een gezamenlijke erfafscheiding geplaatst. In 2015 heeft de consument een gemetselde schuur laten plaatsen in zijn tuin. In 2020 heeft de buurvrouw een deel van haar schutting in haar tuin vervangen. In 2021 heeft de buurvrouw de gezamenlijke erfafscheiding verwijderd en vervangen door een schutting op eigen grond. In de tuin van de buurvrouw staat eveneens een hok waar hout in wordt opgeslagen (hierna: het houthok).
2.3 De consument is van mening dat het houthok van de buurvrouw over de kadastrale erfgrens staat en hij wenst dat de buurvrouw het houthok verplaatst. Tevens wenst hij dat het houthok wordt losgemaakt van zijn schuur. Hij heeft op 17 mei 2021 voor dit geschil een beroep gedaan op de verzekering en heeft in zijn e-mail aan de uitvoerder onder meer vermeld:
“Het conflict omvat een aantal zaken, die verband houden met de grensafscheiding. Ik zal proberen dit kort uiteen te zetten.
De huidige, gezamenlijke grensafscheiding is aan vervanging toe. Daar zijn we het over eens, maar de buurvrouw en wij zijn het niet eens geworden over de aard van de nieuwe grensafscheiding.
Afgelopen vrijdag werd ons mondeling medegedeeld, dat zij morgen 18 mei met de werkzaamheden gaat beginnen: het verwijderen van de oude, gezamenlijke
grensafscheiding en het plaatsen van een nieuwe, eigen grensafscheiding (schutting), op haar eigen erf, tegen de erfgrens.
In principe hebben we wij daar geen problemen mee, wel met het feit dat dat slechts 1 werkdag van te voren, mondeling wordt aangekondigd. T.z.t. willen wij op ons erf een muurtje plaatsen als grensafscheiding.
De nieuwe schutting eindigt ter hoogte van ons gemetseld schuurtje. De buurvrouw denkt, dat de schutting aansluit op het schuurtje. Dat is niet het geval. De huidige afscheiding loopt al langs het schuurtje, dus de nieuwe zal nog verder van het schuurtje af lopen. De schutting verschuift immers van "op de erfgrens" naar "tegen de erfgrens".
Deze extra ruimte hebben we nodig om het te metselen muurtje achter ons schuurtje door te laten lopen.
Naast ons schuurtje staat bij de buren een bouwsel, waarin hout voor de open haard ligt opgeslagen. Dit bouwsel is zonder medeweten en ongevraagd aan ons schuurtje vastgezet en staat dus ook over de erfgrens op ons erf.
Wij willen dat dit bouwsel losgemaakt wordt en op het eigen erf wordt geplaatst. De buurvrouw is daartoe niet bereid. Volgens haar staat dit bouwsel op haar erf.”
2.4 De uitvoerder heeft dekking voor het gemelde geschil op 26 mei 2021 afgewezen. De gebeurtenis die de aanleiding c.q. de oorzaak is van het gemelde geschil, dit is het plaatsen van het houthok over de erfgrens, had ruim 20 jaar geleden plaatsgevonden. Dit is vóór de ingang van de verzekering. Bovendien is het juridisch probleem niet binnen drie jaar gemeld en volgens de voorwaarden is er dan geen dekking.
2.5 Op 27 mei 2021 heeft de consument op de dekkingsafwijzing gereageerd en hij heeft toen onder meer geschreven:
“20 jaar geleden is een gezamenlijke erfafscheiding geplaatst. De gehele erfafscheiding stond destijds op de erfgrens op beider erf. De plek van het houthok 20 jaar geleden is niet de plek van het houthok in 2015. Tussen 2015 en 2020 is het houthok 10 cm. verplaatst en aan het schuurtje bevestigd (zie foto's). In 2020 is dat door ons opgemerkt.
(…)
Het houthok op de oorspronkelijke plaats (rond 2000) was geen probleem, wel de nieuwe plaats vanaf 2015 en het feit dat het houthok was vastgemaakt. In de periode tussen 2015 en 2020 is het houthok verplaatst zodanig om vastgemaakt te kunnen worden aan het schuurtje (om het omvallen van het houthok te voorkomen).
Op 14 mei jl. na het verwijderen van de schutting langs het pad, zagen wij voor het eerst dat het houthok aan ons schuurtje was bevestigd.
We hebben meteen aangegeven dat dat zonder toestemming en zonder ons medeweten was gebeurd. We eisten ook meteen dat het houthok losgemaakt moest worden en teruggeplaatst naar de oude plek. Dit geschil is dus wel degelijk gedekt.”
2.6 De uitvoerder heeft op 2 juni 2021 per e-mail gereageerd op de reactie van de consument. In deze e-mail is onder meer het volgende vermeld:
“Op 26 mei jl. stuurde ik u aan de hand van het complete dossier een afwijzende dekkingsbeslissing en een kort advies. Hierop heeft u plots als reactie gegeven dat de feiten en omstandigheden in de zaak evenwel anders liggen. U zegt nu namelijk dat het houthok in de periode 2015 - 2020 is verplaatst. U geeft ook aan dat het juridisch geschil in mei 2020 is ontstaan, omdat u toen heeft opgemerkt dat het houthok - kennelijk - een andere plek had dan voorheen. Met andere woorden: u stelt nu dat de buren het houthout later heimelijk naar uw terrein hebben verplaatst. Dit zijn voor mij nieuwe feiten.
In principe ben ik bereid de dekking aan de hand daarvan opnieuw te beoordelen, maar kunt u in dat geval wel met relevante stukken aantonen dan wel bewijzen waar deze nieuwe feiten uit blijken?”
2.7 Op 3 juni 2021 heeft de consument onder meer het volgende per e-mail aan de uitvoerder bericht:
“Op de eerste foto van 1998 ziet u een gedeelte van de oude grensafscheiding, nl de planken, de pergola en het houthok. Deze drie onderdelen vormden destijds de gezamenlijke grensafscheiding. Ook is duidelijk te zien, dat de volledige erfafscheiding in een rechte lijn doorloopt tot het einde van de tuin.
Op de tweede foto, vlak voor de verwijdering van de oude erfafscheiding, staat de nog oude pergola op ruime afstand van het schuurtje. Achter de pergola staat het houthok. Die staat nu niet meer in het verlengde van de pergola, maar staat nu tegen het schuurtje aan. Dan is het houthok toch tussen 2015 en 2020 verplaatst en vastgemaakt aan ons schuurtje?!
Op de derde foto nogmaals ter verduidelijking: oude pergola op juiste afstand en het houthok tegen het schuurtje. Nu is ook duidelijk te zien, dat de nieuwe schutting aan het pad, geplaatst in 2020, ook tegen het schuurtje aanstaat. Dus ook te ver, over de erfgrens.
Op foto vier de huidige situatie met de nieuwe schutting. Hetzelfde beeld. De nieuwe schutting tegen de erfgrens, terwijl het houthok, de struik en de schutting langs het pad, tegen het schuurtje aan staan.
(…)
Het houthok is tussen 2015 en 2020 verplaatst. Bij de werkzaamheden van de schutting aan het pad, hadden we een inkijk in de tuin (omdat de oude schutting verwijderd was) en constateerden wij dat het houthok aan het schuurtje was vastgemaakt en daarvoor moet het wel eerst verplaatst zijn.
Toen wij de buurvrouw daar naar vroegen wie dat gedaan had, gaf zij als antwoord dat zij daar niets van wist. Haar zoon, die van de bouw niets heeft meegekregen, beweerde dat de metselaar dat gedaan moest hebben.
Wij waren ervan overtuigd dat dit niet het geval was, maar hebben alsnog navraag gedaan bij de metselaar en deze beweert stellig, dat hij dat zeker niet heeft gedaan.
Het vijfde item in de bijlage is ook zeer interessant. U treft aan de Kadastrale kaart, die ik heb opgevraagd bij het Kadaster. Op de eerste tekening staan de afmetingen van het pand en het perceel. U ziet dat de tuin een breedte heeft van 6,73 m.
Als ik de tuin ga opmeten vanaf de buitenmuur (ik woon in een hoekhuis) richting erfgrens, dan blijkt het schuurtje op 6,50 m. te staan. (…)”
2.8 De uitvoerder heeft op 4 juni 2021 onder andere aan de consument bericht:
“(…) U heeft mij een viertal foto's gestuurd, welke al in het dossier zaten. Deze foto's had ik dan ook beoordeeld bij de eerder genomen dekkingsbeslissing.
Hetgeen u nu heeft overlegd toont niet aan dat het houthok in de genoemde periode zou zijn verplaatst, bovendien over de erfgrens heen. Ook van nader bewijs dat er in mei 2020 een juridisch geschil is ontstaan met uw buur aangaande deze vermeende verplaatsing, is niet gebleken. Ik heb hierover geen correspondentie of andere stukken aangetroffen die dit aantonen.
Gelet hierop, zie ik onvoldoende grondslag om uw zaak alsnog in behandeling te nemen. Deze kwestie is niet gedekt wegens de genoemde redenen zoals neergelegd in mijn e-mail
d.d. 26 mei jl.
Daarbij is eveneens relevant dat u in het eerdere stadium voldoende mogelijkheden heeft gehad om aan te geven dat ik de feiten in de zaak verkeerd zou hebben genoteerd, hetgeen u niet heeft gedaan. Integendeel, u heeft op 21 mei jl. aangegeven dat ik de feiten en omstandigheden juist goed had omschreven. Xxxxx volgt uit niets dat de opgesomde feiten en omstandigheden herhaaldelijk incorrect zouden zijn begrepen. Tot slot zijn die uitgangspunten ook volledig in lijn met de tussen partijen gevoerde correspondentie die u mij heeft verstrekt. De wederpartij zegt dat het houthok er al meer dan 20 jaar staat.
U weerspreekt dat de gehele tijd niet en stelt nergens dat deze is verplaatst. Dit is veranderd sinds ik u de negatieve dekkingsbeslissing heb toegezonden. (…)”
2.9 Partijen hebben nog enkele malen over en weer gecorrespondeerd, maar zijn er niet in geslaagd om tot een vergelijk te komen. Dit heeft tot een klacht bij Kifid geleid.
2.10 Op 4 oktober 2021, na indiening van de klacht bij Kifid, heeft de uitvoerder in het kader van een herbeoordeling aan de consument onder meer per e-mail bericht:
“(…) Het standpunt van de Stichting was en is dat er geen dekking is voor het door u aangemelde geschil met [naam van de buurvrouw] omdat het houthok ruim voor de ingangsdatum van de dekking van uw rechtsbijstandverzekering is geplaatst, zoals u eerder consistent aan de Stichting heeft verklaard.
Uw latere stelling, dat het houthok door uw buurvrouw na 2015 heimelijk is verplaatst, heeft de Stichting niet aannemelijk geacht bij gebrek aan enig deugdelijk bewijs en acht zij nog immer niet aannemelijk.
Uit uw e-mail begrijp ik dat u met de gestuurde foto's poogt aan te tonen dat het houthok over de erfgrens is geplaatst.
Indien dat al juist zou zijn, volgt daaruit echter niet, als logische conclusie, dat het houthok na 2015 op de huidige plek is geplaatst.
Ook bij uw eerdere stelling dat het houthok 20 jaar geleden op de huidige plek was geplaatst, stelde u immers dat het houthok onrechtmatig was geplaatst, namelijk op of over de erfgrens.
Dat er een verplaatsing van het houthok na de bouw van het schuurtje in 2015 zou hebben plaatsgevonden, baseert u ten dele op de stelling dat het schuurtje door u 10 cm. uit de erfgrens zou zijn geplaatst.
Dat is - zeker ten aanzien van de exacte afstand - een onbewezen stelling. Uit een oude foto van 2015 maak ik integendeel op dat het schuurtje vrij strak tegen de oude planken en pergola stond die onderdeel waren van de oude erfafscheiding, en zeker geen 10 centimeter van het schuurtje af. De achterkant van het houthok stond in het verlengde van die planken. Deze foto stuur ik u hierbij toe.
Dat de buurvrouw het houthok na 2015 zou hebben verplaatst, bovendien op een tijdstip dat binnen de looptijd van uw rechtsbijstandverzekering valt, blijft dus een niet aannemelijk gemaakte stelling. De Stichting zal haar standpunt dus niet zal herzien naar aanleiding van de door u gezonden mails en foto's.”
De klacht en vordering
2.11 De consument vordert dat de uitvoerder rechtsbijstand verleent voor het conflict met zijn buurvrouw. Tevens vordert de consument dat de gemaakte kosten van € 938,- worden vergoed. Daartoe voert de consument het volgende aan.
2.12 Het houthok is ruim twintig jaar geleden met de andere onderdelen van de gezamenlijke mandelige erfafscheiding op de erfgrens geplaatst. Dit was geen onrechtmatig voorval. Tegen de komst van het houthok is toen uiteraard niet geprotesteerd door de consument. In 2015 heeft de consument op 10 centimeter van de erfgrens een schuur laten bouwen in zijn tuin. Dit was eveneens geen voorval. Het enige voorval dat moet worden beschouwd als aanleiding tot het geschil is de constatering van de consument in mei 2020, toen de buurvrouw de schutting aan het gangpad had weggehaald, dat het houthok aan de schuur van de consument is bevestigd en dus over de erfgrens staat. Door de hoge struiken had de consument geen zicht op het houthok, ook niet vanuit het raam op de eerste verdieping. Tussen 2015 en 2020 is het houthok aan de schuur van de consument vastgemaakt en moet het dus ook verplaatst zijn. Na die constatering, heeft de consument de buurvrouw gesommeerd het houthok los te maken. De consument was in de veronderstelling dat de buurvrouw het houthok zou verplaatsen om de nieuwe erfafscheiding te kunnen doortrekken, maar dit is niet gebeurd. De nieuwe erfafscheiding stopt nu bij het houthok. De nieuwe schutting van de buurvrouw staat op haar erf tegen de erfgrens. De ruimte tussen de schutting van de buurvrouw en de schuur van de consument is duidelijk tien centimeter. Het houthok staat duidelijk over de erfgrens en eveneens nog steeds vastgemaakt aan de schuur van de consument.
2.13 De zoon van de buurvrouw of de buurman die naast de buurvrouw woont, heeft aangegeven dat het houthok met een metselanker aan de schuur van de consument is bevestigd. Op het verzoek van de consument om dit aan te tonen en tevens te laten zien dat het metselanker is verwijderd, is nooit gereageerd. Het is begrijpelijk dat de buurvrouw spreekt over een metselanker, want dan kan de schuld aan de metselaar die schuur van de consument heeft gemetseld, worden gegeven. De metselaar heeft altijd stellig ontkend. De conclusie is dat de buurvrouw, na de bouw van de schuur, het houthok aan de schuur heeft vastgemaakt.
2.14 De dekking van de verzekering voor dit juridisch probleem is, na het verstrijken van de wachttijd van drie maanden, op 1 januari 2018 ingegaan en op 17 mei 2021 heeft de consument het geschil gemeld bij de uitvoerder. De aanleiding van het geschil is in mei 2020 geweest. Er is dus aan de voorwaarden voor dekking en tijdige melding voldaan.
Het verweer
2.15 De uitvoerder heeft verweer gevoerd tegen de stellingen van de consument. Daartoe voert de uitvoerder het volgende aan.
2.16 Op grond van artikel 2 lid 6 en de begrippenlijst van de voorwaarden is een juridisch probleem niet verzekerd als de gebeurtenis waardoor het probleem is ontstaan, voor de ingangsdatum van de verzekering heeft plaats gevonden of als de verzekerde voor de ingangsdatum kon verwachten dat deze gebeurtenis zou plaatsvinden. Een gebeurtenis is een (feitelijk) voorval waardoor een juridisch probleem ontstaat. Indien er sprake is van meerdere voorvallen die met elkaar verband houden, dan geldt de datum van het eerste voorval als de datum van de gebeurtenis. In eerdere uitspraken van het Kifid is geoordeeld dat dit duidelijke en begrijpelijke bepalingen zijn waarmee een (zoveel mogelijk) objectieve, duidelijke en concrete maatstaf voor dekking is gegeven.
2.17 Bij het bepalen van de dekking gaat het om het objectief vaststellen van de (eerste) feitelijke gebeurtenis waardoor de belangentegenstelling tussen de verzekerde en zijn wederpartij is ontstaan. Niet relevant is wanneer die gebeurtenis is geconstateerd of geconstateerd had kunnen worden. Er is in het gemelde geschil geen dekking omdat de gebeurtenis die de oorzaak c.q. de aanleiding is van het gemelde geschil, namelijk de (in de visie van de consument) onrechtmatige plaatsing van het houthok, als onderdeel van de toenmalige gezamenlijke erfafscheiding, ruim twintig jaar geleden heeft plaats- gevonden. Dit is voor de ingangsdatum van de dekking op 1 januari 2018. De module kent een wachttijd van drie maanden, zie artikel 2 lid 7 juncto artikel 22 van de voorwaarden.
2.18 De consument heeft voor de afwijzing op 26 mei 2021 niet alleen consistent verklaard dat het houthok altijd een onderdeel is geweest van de gezamenlijke erfafscheiding, maar ook dat het houthok ruim twintig jaar geleden is geplaatst. De consument stelde nimmer dat het houthok, na plaatsing ruim twintig jaar geleden, op een later tijdstip weer op een andere plaats is gezet. Na de afwijzing is de consument gaan stellen dat het houthok tussen 2015 en 2020 door de buurvrouw heimelijk moet zijn verplaatst naar zijn erf. De consument zou daar in mei 2020 achter zijn gekomen, toen de
buurvrouw de schutting aan de achterzijde verving. Uit de overgelegde foto’s blijkt overigens dat de consument vanuit het raam op de eerste verdieping altijd heeft kunnen zien op welke plek het houthok precies stond. De consument heeft geen bewijs van zijn stelling kunnen leveren. De consument is gehouden aan te tonen, althans aannemelijk te maken, dat zich een gedekt evenement binnen de looptijd van de verzekering heeft voorgedaan.
Hier mogen hoge eisen aan worden gesteld omdat de consument eerder geheel andere feiten vertelde, die bovendien overeenstemden met de consistente stellingname van de buurvrouw op dit punt. Aanvankelijk stelde zowel de consument als de buurvrouw dat het houthok al meer dan twintig jaar op deze plek stond. Partijen verschilden slechts van mening over de vraag op welk erf dat was.
2.19 Wat ook pleit tegen voornoemde stelling, is de stelling van de consument dat het houthok met een metselanker aan de muur van zijn schuur is vastgemaakt. Een metselanker is namelijk een schroef die gebruikelijk dwars in het metselwerk wordt geplaatst (door de metselaar). Het is onmogelijk bij een gereed metselwerk alsnog een metselanker aan te brengen. Pas in de procedure bij Kifid ontkent de consument dat het houthok met een metselanker aan de schuur zou zijn bevestigd. Het is merkwaardig dat de consument niet heeft gezien waarmee het houthok is bevestigd, want de consument zou zelf hebben gezien dat het houthok aan zijn schuur is bevestigd. Bovendien heeft de consument geen verklaring van de metselaar overgelegd.
2.20 Tevens is ook de stelling van de consument dat zijn schuur in 2015 tien centimeter uit de kadastrale erfgrens is geplaatst, onbewezen. Eveneens is onbekend of de nieuwe schutting van de buurvrouw strak tegen de erfgrens staat. Tevens blijkt uit de foto’s dat er wel degelijk enige ruimte zit tussen de achterzijde van het houthok en de muur van de schuur; hoeveel centimeter is onduidelijk.
2.21 Uit de foto uit 2015 die de uitvoerder bij zijn e-mail van 4 oktober 2021 retour heeft gezonden aan de consument, blijkt dat de schuur vrij strak tegen de planken en pergola van de oude erfafscheiding was geplaatst en niet met een afstand van 10 centimeter daartussen. De achterkant van het houthok, die zich – onbetwist – in het verlengde van de planken bevond, bevond zich dus eveneens niet op tien centimeter afstand van de schuur.
2.22 Zelfs indien de consument zou aantonen dat het houthok na 2015 heimelijk is verplaatst, rest de vraag wanneer die verplaatsing heeft plaatsgevonden. Er is immers pas dekking vanaf 1 januari 2018. En gezien het feit dat tussen partijen in confesso is dat het houthok aan een metselanker is bevestigd én dat de metselanker niet anders dan in 2015 kan zijn aangebracht, is de beweerde verplaatsing (indien als eerste voorval in de zin van de voorwaarden te duiden) zeer waarschijnlijk nog immer niet gedekt.
3. De beoordeling
3.1 Ter beantwoording ligt de vraag voor of de uitvoerder dekking mocht weigeren voor het juridisch probleem tussen de consument en zijn buurvrouw. De commissie komt tot het oordeel dat dit niet het geval is en zal het oordeel hieronder toelichten.
De stelling van de consument dat het houthok is verplaatst
3.2 De uitvoerder heeft aangevoerd dat voor de afwijzing van de dekking op 26 mei 2021 de consument consistent heeft verklaard dat het houthok altijd onderdeel is geweest van de gezamenlijke erfafscheiding, maar ook dat het houthok al twintig jaar geleden is geplaatst. Volgens de uitvoerder heeft de consument voor de afwijzing nimmer gesteld dat het houthok na de plaatsing twintig jaar geleden, op een later tijdstip op een andere plek is gezet. De uitvoerder meent dat de huidige stelling ongeloofwaardig is en wellicht beoogt de consument hiermee te bewerkstelligen dat niet de plaatsing van het houthok ruim twintig jaar geleden, maar de verplaatsing als relevant voorval in de zin van de voorwaarden zal worden aangemerkt.
3.3 De commissie is van oordeel dat de inhoud van de door de uitvoerder overgelegde correspondentie niet in strijd is met de latere stelling van de consument dat het houthok op een later moment is verplaatst. De consument heeft immers voor de afwijzing niet expliciet verklaard dat het houthok altijd op dezelfde plek heeft gestaan. De consument heeft aangegeven dat het houthok twintig jaar geleden als onderdeel van de gezamenlijke erfafscheiding is geplaatst. De stelling wat betreft de verplaatsing van het houthok die de consument na de afwijzing innam, moet naar het oordeel van de commissie worden beschouwd als een nadere duiding van het geschil.
Is het juridisch probleem van dekking uitgesloten omdat de gebeurtenis waardoor het juridisch probleem is ontstaan, dateert van vóór de ingangsdatum van de verzekering?
3.4 De uitvoerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen dekking is voor het geschil omdat het eerste relevante voorval in de zin van de polis, de plaatsing van het houthok op de thans door de consument niet meer gewenste plek, ruim twintig jaar geleden heeft plaatsgevonden. De consument dient aan te tonen, althans aannemelijk te maken dat zich een gedekt evenement binnen de looptijd van de verzekering heeft voorgedaan. De uitvoerder voert aan dat de consument er niet in is geslaagd om aan te tonen dat het houthok na 2015 is verplaatst door de buurvrouw en deze verplaatsing binnen de looptijd van de verzekering heeft plaatsgevonden.
3.5 De commissie overweegt dat volgens artikel 2 lid 6 van de voorwaarden een juridisch probleem niet verzekerd is als de gebeurtenis voor de ingangsdatum van de verzekering heeft plaatsgevonden of als de verzekerde voor de ingangsdatum kon verwachten dat deze gebeurtenis zou plaatsvinden. Een gebeurtenis is volgens de voorwaarden een voorval waardoor voor de verzekerde een juridisch probleem ontstaat. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of de gebeurtenis waardoor het juridisch probleem is ontstaan, dateert van vóór de ingangsdatum van de verzekering. De commissie is van oordeel dat de gebeurtenis die kan worden gezien als het voorval waardoor het juridisch probleem is ontstaan, de verplaatsing van het houthok betreft.
3.6 De vraag die dan aan de orde komt, is of de gebeurtenis, de verplaatsing van het houthok, voor de ingangsdatum van de verzekering heeft plaatsgevonden. Ter zitting is de aard van artikel 2 lid 6 van de voorwaarden, meer specifiek de tweede zin van de bepaling, aan de orde gesteld. De uitvoerder heeft betwist dat de bepaling kwalificeert als een uitsluiting en aangevoerd dat de consument de bewijslast heeft om aan te tonen dat de gebeurtenis tijdens de looptijd van de verzekering heeft plaatsgevonden. In lid 6 van artikel 2 is bepaald:
‘Een juridisch probleem ontstaat door een gebeurtenis*. Een juridisch probleem is niet verzekerd als de gebeurtenis voor de ingangsdatum van de verzekering heeft plaatsgevonden of als u voor de ingangsdatum kon verwachten dat deze gebeurtenis zou
plaatsvinden.’
3.7 Bij de uitleg van een schriftelijk contract, zoals een verzekering, staat voorop dat van beslissende betekenis zijn: alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.1 Over de voorwaarden in een consumenten-verzekeringsovereenkomst wordt meestal niet onderhandeld. Hebben partijen inderdaad niet onderhandeld over de voorwaarde(n) waarover zij van mening verschillen, dan geldt dat de uitleg van die voorwaarde(n) met name afhankelijk is van objectieve factoren, zoals de bewoordingen waarin de voorwaarde is gesteld, gelezen in het licht van de verzekeringsvoorwaarden als geheel.2 Deze uitlegmaatstaf is in deze zaak van toepassing.
3.8 Daarbij geldt dat bij een consumentenovereenkomst, zoals de onderhavige verzekering, de bepalingen voor de consument duidelijk en begrijpelijk moeten zijn opgesteld.
1 HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2687 overweging 3.6, te vinden op xxx.xxxxxxxxxxx.xx
2 HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:601 overweging 3.3.2 en HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1800
overweging 3.7.5.
Bij twijfel over de betekenis van een bepaling gaat de voor de consument meest gunstige uitleg voor. Dit is de zogenoemde contra proferentem-regel, die is opgenomen in artikel 6:238 lid 2, tweede zin, Burgerlijk Wetboek).3
3.9 De commissie is van oordeel dat een redelijke uitleg van artikel 2 lid 6 van de
voorwaarden meebrengt dat de zinssnede ‘een juridisch probleem is niet verzekerd als de gebeurtenis voor de ingangsdatum van de verzekering heeft plaatsgevonden of als u voor de ingangsdatum kon verwachten dat deze gebeurtenis zou plaatsvinden’ moet worden gekwalificeerd als een uitsluiting. Dit brengt mee dat voor zover artikel 2 lid 6 van de voorwaarden op meerdere wijzen kan worden uitgelegd, de voor de consument meest gunstige lezing op grond van artikel 6:238 Burgerlijk Wetboek prevaleert.
3.10 De commissie overweegt dat nu het de uitvoerder is die zich op de uitsluiting beroept ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering het aan de uitvoerder is om ter onderbouwing hiervan voldoende feiten en omstandig- heden aan te voeren en, bij voldoende gemotiveerde betwisting, dit te bewijzen. De uitvoerder is er niet in geslaagd om te bewijzen dat de verplaatsing van het houthok heeft plaatsgevonden voor de ingangsdatum van de verzekering. Daarmee is evenmin aangetoond dat de consument het probleem pas na drie jaar heeft gemeld. De foto waar de uitvoerder in zijn e-mail van 4 oktober 2021 naar verwijst, laat de plek van het houthok niet zien en kan om die reden niet als bewijs dienen. Andere bewijsmiddelen die als bewijs van de stelling van de uitvoerder kunnen dienen heeft de uitvoerder niet overgelegd.
3.11 De commissie komt op grond van bovenstaande tot de conclusie dat de uitvoerder ten onrechte dekking heeft geweigerd voor het gemelde juridisch probleem van de consument.
Dient de door de consument gevorderde financiële schade te worden vergoed?
3.12 De consument heeft een vergoeding gevorderd van € 938,- aan kosten die hij heeft gemaakt als gevolg van de dekkingsafwijzing.
3.13 Nu vast is komen te staan dat onterecht dekking is geweigerd, is de uitvoerder aansprakelijk voor de schade die de consument door deze afwijzing lijdt (zie
artikel 6:74 lid 1 Burgerlijk Wetboek). Hij heeft geen verweer gevoerd tegen de aard van de gevorderde kosten, evenmin tegen de hoogte van de kosten. De commissie zal deze vordering dan ook in zijn geheel toewijzen.
3 Zie ook GC Kifid 2021-0717, te vinden op xxx.xxxxx.xx.
4. De beslissing
De commissie beslist dat de uitvoerder binnen vier weken nadat deze beslissing aan partijen is verstuurd:
- alsnog rechtsbijstand moet verlenen in het juridisch probleem van de consument met inachtneming van de toepasselijke voorwaarden.
- een bedrag van € 938,- aan de consument moet vergoeden.
Deze uitspraak is een bindend advies. Tegen deze uitspraak kunt u beroep instellen bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening als wordt voldaan aan de vereisten van artikel 2 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Voor het instellen van beroep geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Het reglement van de commissie van beroep en meer informatie over het instellen van beroep kunt u vinden op de website xxx.xxxxx.xx/xx-xxxxxx-xxxx-xxx-xxxxx.
Binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak kunt u een schriftelijk verzoek indienen tot herstel van vergissingen in de uitspraak zoals schrijffouten, een verkeerde naam/datum of rekenfouten. De beslissing van de geschillencommissie in de uitspraak kan hiermee niet ter discussie worden gesteld. Binnen een maand na de verzenddatum van de uitspraak kunt u een schriftelijk verzoek indienen om de uitspraak aan te vullen als u vindt dat de geschillencommissie niet heeft beslist over alle onderdelen van uw vordering. Dit ziet niet op de situatie waarin u meent dat de geschillencommissie in haar uitspraak niet uitdrukkelijk al uw argumenten, ter onderbouwing van uw vordering, heeft behandeld. Meer informatie hierover staat in artikel 40 van het reglement van de geschillencommissie, te vinden op de website xxx.xxxxx.xx/xxxxxxxxxxx-xx-xxxxxxxx.
Bijlage
Rechtsbijstandverzekering voor particulieren Polisvoorwaarden nr. RB 16
Artikel 2 Wat is verzekerd?
1. Wij verzekeren u voor rechtshulp bij juridische problemen. Deze rechtshulp wordt verzorgd door Klaverblad Rechtsbijstand Stichting. Dit is een onafhankelijke organisatie die speciaal hiervoor is opgericht. In het vervolg noemen wij dit 'de Stichting'.
(…)
6. Een juridisch probleem ontstaat door een gebeurtenis*. Een juridisch probleem is niet verzekerd als de gebeurtenis voor de ingangsdatum van de verzekering heeft plaatsgevonden of als u voor de ingangsdatum kon verwachten dat deze gebeurtenis zou plaatsvinden.
7. Na de ingangsdatum geldt er een wachttijd van drie maanden. Een juridisch probleem is pas verzekerd als de gebeurtenis plaatsvindt na afloop van deze wachttijd. Voor sommige juridische problemen geldt er geen wachttijd. Als dat zo is, dan staat dat er bij. Er is ook geen wachttijd als deze verzekering direct aansluit op uw vorige verzekering en uw juridische probleem daarop ook verzekerd was.
Artikel 7 Verplichtingen bij een verzoek om rechtshulp
1. U moet een juridisch probleem zo snel mogelijk aan de Stichting melden. Als u dat niet doet, dan kunnen daardoor onnodige proceskosten of andere kosten voor rechtsbijstand ontstaan. Deze extra kosten moet u zelf betalen. Als u het probleem pas na drie jaar meldt, dan neemt de Stichting het probleem niet meer in behandeling.
Module Wonen
Artikel 22 Wat is verzekerd op de module Wonen?
1. Op uw polisblad kunt u zien of u de module Wonen heeft verzekerd. In dit artikel staat welke juridische problemen wij onder deze module verzekeren.
2. Wij verzekeren u voor rechtshulp bij juridische problemen over:
• het huis waarin u woont of gaat wonen met de grond die daarbij hoort;
• uw vakantiehuis of tweede huis met de grond die daarbij hoort.
3. Uw huis, vakantiehuis of tweede huis kan ook een woonboot zijn of een stacaravan met vaste staanplaats.
4. U krijgt alleen rechtshulp als uw huis in Nederland staat en het Nederlandse recht geldt.
5. Voor uw vakantiehuis of tweede huis krijgt u alleen rechtshulp als voldaan is aan de volgende vier voorwaarden.
• Uw vakantiehuis of tweede huis staat in Nederland.
• U gebruikt het vakantiehuis of tweede huis vooral zelf.
• De Nederlandse rechter mag de zaak behandelen.
• Het Nederlandse recht geldt.
6. De Stichting vergoedt de kosten voor externe rechtshulp bij burengeschillen tot maximaal het Verzekerd bedrag Laag.
7. Voor de volgende gevallen krijgt u geen rechtshulp.
• Voor ontruiming en huurrecht als uw huis, vakantiehuis of tweede huis verhuurd of
gekraakt was op het moment dat:
- u het koopcontract of huurcontract afsloot;
- u het huis, vakantiehuis of tweede huis erfde.
• Voor een inbreuk op rechten van buren onderling of op erfdienstbaarheden als deze
problemen er al waren op het moment dat:
- u het koopcontract of huurcontract afsloot;
- u het huis, vakantiehuis of tweede huis erfde.
Begrippen (…) Gebeurtenis
Een gebeurtenis is een voorval waardoor voor u een juridisch probleem ontstaat. Voorvallen die met elkaar verband houden, gelden als één gebeurtenis. Als datum voor deze gebeurtenis houden wij dan de datum van het eerste voorval aan.
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 150
De partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, draagt de bewijslast van die feiten of rechten, tenzij uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit.
Burgerlijk Wetboek
Artikel 6:74
1. Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.
2. Voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, vindt lid 1 slechts toepassing met inachtneming van hetgeen is bepaald in de tweede paragraaf betreffende het verzuim van de schuldenaar.
Artikel 6:238
1. Bij een overeenkomst als bedoeld in de artikelen 236 en 237, kan jegens de wederpartij geen beroep worden gedaan:
a. op het feit dat de overeenkomst in naam van een derde is gesloten, indien dit beroep berust op het enkele feit dat een beding van deze strekking in de algemene voorwaarden voorkomt;
b. op het feit dat de algemene voorwaarden beperkingen bevatten van de bevoegdheid van een gevolmachtigde van de gebruiker, die zo ongebruikelijk zijn dat de wederpartij ze zonder het beding niet behoefde te verwachten, tenzij zij ze kende.
2. Bij een overeenkomst als bedoeld in de artikelen 236 en 237 moeten de bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. Bij twijfel over de betekenis van een beding, prevaleert de voor de wederpartij gunstigste uitleg.