Statuut van het kerkgenootschap alsmede zijn zelfstandige onderdelen: Kerkgenootschap Nederlands Verbond voor Progressief Jodendom
Statuut van het kerkgenootschap alsmede zijn zelfstandige onderdelen: Kerkgenootschap Nederlands Verbond voor Progressief Jodendom
Omschrijvingen
In dit Statuut wordt verstaan onder:
- Jood: een persoon die deze hoedanigheid heeft volgens de maatstaven, gehanteerd door het hierna te omschrijven College van Rabbijnen van het Progressief Jodendom in Nederland;
- Joodse gemeente: een joods-kerkelijke organisatie, beheerst door op schrift gestelde statuten (of reglementen), waarvan de leden joden zijn in de zin van dit Statuut;
- College van Rabbijnen van het Progressief Jodendom in Nederland: de organisatie van progressieve rabbijnen in Nederland, die werkzaam zijn, dan wel tot hun emeritaat werkzaam zijn geweest, ten behoeve van het Progressief Jodendom in Nederland;
- Hoofdbestuur: het hoofdbestuur, bedoeld in art. 7 lid 1 van dit Statuut;
- Dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur, bedoeld in art. 7 lid 4 van dit Statuut;
- Bestuur: het hoofdbestuur en het dagelijks bestuur tezamen.
Naam, doel en zetel
Artikel 1
1. Het Kerkgenootschap draagt de naam "Nederlands Verbond voor Progressief Jodendom", hierna te noemen "het Verbond". Het kan in internationaal verband ook worden aangeduid als "Union for Progressive Judaism in the Netherlands".
2. Het Verbond omvat alle joodse gemeenten in Nederland die de beginselen van het Progressief Jodendom, levende in de World Union for Progressive Judaism, aanvaarden en die reeds thans hiervan deel uitmaken, dan wel overeenkomstig artikel 2, lid 1, als zodanig zijn erkend, hierna te noemen "de gemeenten".
3. Het Verbond kan besluiten dat andere binnen het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde joodse gemeenten of daarbuiten gevestigde Nederlandstalige joodse gemeenten die de in het tweede lid bedoelde beginselen aanvaarden, zich als geaffilieerde gemeenten bij het Verbond aansluiten. De bepalingen van dit Statuut zijn op een zodanige gemeente niet van toepassing, behoudens voor zover in de aansluitingsovereenkomst met een dergelijke gemeente anders wordt bepaald.
4. Het Verbond is een kerkgenootschap in de zin van artikel 2 boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; het heeft ten doel taken te vervullen en handelingen te verrichten die door wet en gewoonte aan een joods kerkgenootschap zijn toegekend.
5. Het Verbond is gevestigd in Amsterdam.
Toetreding
Artikel 2
1. Een joodse gemeente van ten minste twintig, naar Nederlands burgerlijk recht meerderjarige joodse leden die volgens haar statuten de in artikel 1 lid 2 bedoelde
beginselen aanvaardt, wordt op haar verzoek door het bestuur erkend als behorend tot het Verbond, onverminderd hetgeen overigens in dit artikel is bepaald.
2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde erkenning kan worden onthouden, indien het bestuur van oordeel is dat de betreffende oprichting een schadelijke afsplitsing van een tot het Verbond behorende gemeente vormt.
3. Voor erkenning is vereist dat in de statuten van de verzoekende gemeente geen bepalingen voorkomen die strijdig zijn met dit Statuut en dat in haar naam de aanduiding "Progressief-Joodse Gemeente" dan wel "Liberaal-Joodse Gemeente" voorkomt.
4. De verzoekende gemeente dient een overeenkomst te hebben gesloten met tenminste een van de rabbijnen die deel uitmaken van het College van Rabbijnen van het Progressief Jodendom in Nederland, voor het vervullen van de rabbinale taken.
5. Voor erkenning is vereist dat de statuten van de verzoekende gemeente naar het oordeel van het bestuur voldoende waarborgen bieden voor behoorlijk bestuur.
De Gemeenten
Artikel 3
De tot het Verbond behorende gemeenten zijn zelfstandige rechtspersonen en behouden alle hun door de wet of hun statuten toegekende bevoegdheden, voor zover in of krachtens dit Statuut niet anders is bepaald.
Artikel 4
De gemeenten brengen, wanneer het bestuur daarom schriftelijk verzoekt, doch tenminste eenmaal per jaar, verslag uit van haar activiteiten in het afgelopen jaar. Zij verschaffen het bestuur inlichtingen zoals nader omschreven in artikel 13 lid 3 van dit Statuut.
Taken van het Verbond
Artikel 5
1. Tot de in artikel 1 lid 4 bedoelde taken van het Verbond worden meer in het bijzonder gerekend:
a) Het behartigen van de belangen van de progressief-joodse gemeenschap in Nederland en van de tot het Verbond behorende gemeenten, alsmede het fungeren als representant van die gemeenschap en die gemeenten, welke taak mede omvat:
- het onderhouden van contacten op landelijk niveau met andere joodse en niet- joodse kerkgenootschappen en het deelnemen aan organisaties waarin kerkgenootschappen gezamenlijk werkzaam zijn;
- het benoemen en instrueren van vertegenwoordigers van het Verbond in zodanige organisaties;
- het onderhouden van contacten met plaatselijke, regionale en de landelijke overheden.
b) Het onderhouden van contacten met de World Union for Progressive Judaism en de European Union for Progressive Judaism, alsmede het benoemen en instrueren van vertegenwoordigers van het Verbond in de bestuursorganen van deze organisaties.
c) Het behartigen van de religieuze, sociale, culturele en educatieve belangen van de joden, in het bijzonder van de leden der tot het Verbond behorende gemeenten in Nederland, alles in de ruimste zin van het woord.
d) d. Het bewerkstelligen van centrale voorzieningen en het coördineren van die voorzieningen op lokaal niveau, op het gebied van de progressief-joodse eredienst in de gemeenten behorend tot het Verbond.
e) e. Het bewerkstelligen van centrale voorzieningen en het coördineren van die voorzieningen op landelijk en lokaal niveau ten behoeve van het pastorale en educatieve werk onder de leden van de progressief-joodse gemeenten in Nederland.
f) f. Het uitgeven van een periodiek voor het progressief-jodendom en het uitgeven of doen uitgeven van gebedenboeken en andere boeken en geschriften, in schriftelijke of digitale vorm.
g) Het onderhouden van contacten met het College van Rabbijnen van het Progressief Jodendom in Nederland.
2. Voorts verricht het Verbond al hetgeen de belangstelling voor en de beleving en uitbreiding van de progressief-joodse gedachte kan bevorderen.
Geldmiddelen
Artikel 6
1. De geldmiddelen van het Verbond bestaan uit:
a) Eigen vermogen;
b) Subsidies, schenkingen, legaten en erfstellingen;
c) Bijdragen van de tot het Verbond behorende gemeenten;
d) Vergoedingen voor verrichte diensten;
e) Overige inkomsten.
2. Nalatenschappen worden door het bestuur niet anders aanvaard dan onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
3. Jaarlijks kan door het bestuur een bijdrage als bedoeld in lid 1 sub c worden vastgesteld. Bij de vaststelling van een zodanige bijdrage wordt rekening gehouden met de omvang van de onderscheiden gemeenten.
4.
a) De penningmeester houdt van de vermogenstoestand en van de inkomsten en uitgaven zodanige aantekening, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van het Verbond worden gekend.
b) Het administratieve jaar loopt van één januari tot en met eenendertig december.
c) De penningmeester legt in een vergadering van het bestuur, binnen zes maanden na afloop van het boekjaar - behoudens verlenging van deze termijn door het hoofdbestuur - zijn jaarverslag ter vaststelling voor aan het bestuur, onder overlegging van een balans en een staat van baten en lasten en legt rekening en verantwoording af over zijn in het afgelopen boekjaar gevoerde beheer.
d) Het bestuur benoemt jaarlijks een commissie van tenminste twee personen, die de rekening en verantwoording onderzoekt en verslag van haar bevindingen uitbrengt aan het bestuur. De leden van deze commissie dienen te behoren tot de tot het
Verbond behorende gemeenten en geen deel uit te maken van het hoofdbestuur of van het dagelijks bestuur.
e) Het bestuur stelt jaarlijks, voor het begin van het administratieve jaar, een begroting vast. De penningmeester stelt daartoe tijdig een concept op.
f) Vaststelling van de jaarrekening door het bestuur overeenkomstig het voorstel van de penningmeester strekt de penningmeester tot décharge.
Het bestuur
Artikel 7
1. Het Verbond kent een hoofdbestuur, waarvan de leden door de tot het Verbond behorende gemeenten uit haar leden worden benoemd.
2. Iedere gemeente benoemt uit haar gelederen één lid, bij voorkeur de voorzitter, in het hoofdbestuur. Tevens benoemt iedere gemeente uit haar gelederen een vervanger, die bij ontstentenis van het benoemde lid, diens plaats inneemt in een vergadering van het bestuur.
3. De zittingsduur van elk van de leden van het hoofdbestuur wordt vastgesteld door de benoemende gemeente en bedraagt tenminste één jaar. Overigens eindigt het lidmaatschap van het hoofdbestuur:
a) door tussentijds aftreden;
b) door overlijden;
c) door een daartoe strekkend besluit van de benoemende gemeente;
d) door het eindigen van het lidmaatschap van het betrokken bestuurslid van de betreffende gemeente.
e) wanneer de benoemende gemeente niet langer tot het Verbond behoort.
4. Het hoofdbestuur benoemt een dagelijks bestuur van ten minste drie personen. De leden van het dagelijks bestuur behoeven geen deel uit te maken van het hoofdbestuur, doch zij dienen lid te zijn van een tot het Verbond behorende gemeente. Zij mogen geen partners, bloed- of aanverwanten in de eerste of tweede graad van elkaar zijn.
Het hoofdbestuur wijst één van die personen aan als voorzitter, één als secretaris en één als penningmeester. Het hoofdbestuur kan voorts een van hen of een ander lid van het dagelijks bestuur aanwijzen als vicevoorzitter. De benoeming tot lid van het dagelijks bestuur geldt voor de tijd van drie jaar, behoudens het in lid 8 bepaalde. Na het verstrijken van die termijn is een lid van het dagelijks bestuur ten hoogste tweemaal terstond herbenoembaar.
5. Het dagelijks bestuur is voor zijn handelingen en beslissingen verantwoording schuldig aan het hoofdbestuur. Het hoofdbestuur bepaalt welke bestuurshandelingen door het dagelijks bestuur verricht worden.
6. De voorzitter en de secretaris, dan wel de voorzitter en de penningmeester vertegenwoordigen gezamenlijk het Verbond.
7. Het dagelijks bestuur maakt voor de leden van het dagelijks bestuur een rooster van aftreden op. Wie in een tussentijdse vacature wordt benoemd, neemt op het rooster de plaats van zijn voorganger in. De resterende termijn van het lid in wiens plaats het
opvolgende bestuurslid treedt, wordt niet als een eerste termijn beschouwd waarop de laatste zin van lid 4 toepasselijk is.
8. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt:
a) door verloop van de termijn waarvoor hij is benoemd, onverminderd herbenoeming op de voet van lid 4;
b) door tussentijds aftreden;
c) door overlijden;
d) indien en zodra het lid niet langer lid is van een gemeente die tot het Verbond behoort;
e) door een daartoe strekkend besluit van het hoofdbestuur, genomen met tenminste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering van het hoofdbestuur, waarin alle leden van het hoofdbestuur, of hun vervangers, aanwezig zijn.
Vergaderingen en stemprocedures
Artikel 8
1. Alle in dit Statuut genoemde besluiten van het hoofdbestuur worden genomen in een vergadering, die bedoeld in art. 10 lid 6 daaronder begrepen, van het hoofdbestuur en het dagelijks bestuur tezamen. Het bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar.
2. De voorzitter of de secretaris roept de leden van het bestuur daartoe schriftelijk op; plaats en tijdstip der vergadering worden in de oproeping vermeld.
3. De oproeping geschiedt uiterlijk een week voor de vergadering en gaat vergezeld van een agenda van de vergadering.
4. De voorzitter, en bij ontstentenis van deze de secretaris, is gehouden een vergadering van het bestuur bijeen te roepen, wanneer tenminste twee leden van het hoofdbestuur daarom schriftelijk verzoeken. Indien de voorzitter en de secretaris in gebreke blijven binnen twee weken na ontvangst van dit verzoek een vergadering van het bestuur bijeen te roepen, kan de vergadering door tenminste twee leden van het hoofdbestuur worden bijeengeroepen.
5. De orde der vergaderingen wordt door de voorzitter bepaald. Bij ontstentenis van de voorzitter wordt de vergadering geleid door de vicevoorzitter. Indien er geen vicevoorzitter is benoemd of deze niet aanwezig is, wijzen de leden van het bestuur een van hen aan die de vergadering leidt. Blijkt daarover niet met algemene stemmen te kunnen worden beslist, dan wordt schriftelijk gestemd. Het lid dat de meeste stemmen verwerft, leidt de vergadering.
6. Het bestuur kan, onverminderd het bepaalde in artikel 13, ook anderen toegang verlenen tot zijn vergaderingen. Zij bezitten aldaar geen stemrecht.
7. Een door het College van Rabbijnen van het Progressief Jodendom in Nederland uit zijn midden aangewezen vertegenwoordiger of vaste plaatsvervangend vertegenwoordiger heeft toegang tot de vergaderingen van het hoofdbestuur en dagelijks bestuur, tenzij het desbetreffende bestuur voor een bepaalde vergadering of agendapunt anders beslist. Hij/zij bezit aldaar geen stemrecht.
Artikel 9
1. Jaarlijks wordt in een van de vergaderingen van het bestuur, welke vergadering de naam jaarvergadering draagt, door de voorzitter of de secretaris verslag uitgebracht van de werkzaamheden van het Verbond in het afgelopen jaar. Deze vergadering is toegankelijk voor de leden van de tot het Verbond behorende gemeenten.
2. Deze vergadering wordt ten minste vier weken voor de datum waarop zij plaatsvindt, door de besturen van de gemeenten aan de leden bekendgemaakt.
3. Het in de eerste lid bedoelde verslag wordt tevens door de besturen van de gemeenten onder hun leden verspreid.
Artikel 10
1. In de vergaderingen van het bestuur worden alle besluiten genomen met volstrekte meerderheid van stemmen, tenzij dit Statuut anders bepaalt.
Ieder lid van het hoofdbestuur kan een aantal stemmen uitbrengen dat is gerelateerd aan het aantal gezinseenheden binnen de gemeente dat het betreffende lid heeft benoemd. In een reglement zal worden vastgesteld hoeveel gezinseenheden iedere gemeente heeft. Een lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergaderingen van het bestuur één stem.
2. Indien dit Statuut bepaalt dat een besluit slechts kan worden genomen in een vergadering waarin het hoofdbestuur voltallig aanwezig is en aan die eis niet is voldaan in een vergadering waarvoor een dergelijk besluit is geagendeerd, dan kan het besluit niettemin worden aangenomen ter eerstvolgende vergadering, welke niet eerder dan veertien dagen later mag plaatsvinden, ook zonder dat daarin alle hoofdbestuursleden, of hun vervangers, aanwezig zijn.
3. Xxxxxxxxxx over zaken geschieden mondeling, tenzij één van de leden van het bestuur te kennen geeft een schriftelijke stemming te wensen. Xxxxxxxxxx over personen geschieden schriftelijk.
4. Bij staking van stemmen wordt opnieuw gestemd. Bij herhaalde staking van stemmen wordt het voorstel waarover is gestemd, geacht te zijn verworpen.
5. Xxxxxx stemmen of ongeldige stemmen worden als niet-uitgebracht aangemerkt.
6. Telefonische vergaderingen van het bestuur, dan wel deelname aan een vergadering door middel van een elektronisch communicatiemiddel, hebben dezelfde rechtskracht als gewone vergaderingen, mits een meerderheid van de leden van het bestuur tevoren met deze wijze van vergaderen heeft ingestemd, dan wel die wijze van vergaderen in de eerstvolgende reguliere vergadering bekrachtigt.
7. Besluitvorming van het bestuur kan ook buiten vergadering geschieden, mits alle leden van het bestuur schriftelijk hun stem ten gunste van het betrokken voorstel hebben uitgebracht.
8. Omtrent onderwerpen die niet in de oproeping zijn vermeld en waarvan de behandeling niet alsnog tenminste vijf dagen voor de datum van de vergadering, schriftelijk dan wel door middel van een elektronisch communicatiemiddel op de wijze als in lid 6 bedoeld, ter kennis van alle leden van het bestuur zijn gebracht, kunnen geen besluiten worden genomen, tenzij in een vergadering waarin alle leden van het bestuur aanwezig of
vertegenwoordigd zijn, met algemene stemmen wordt besloten het betreffende onderwerp in behandeling te nemen.
Het dagelijks bestuur
Artikel 11
1. Onverminderd het overigens in dit Statuut bepaalde, heeft het dagelijks bestuur tot taak:
a) De beleidsvorming op korte termijn binnen de doelstellingen van het Verbond;
b) Het uitvoeren van de besluiten van het hoofdbestuur;
c) Het uitvoeren en doen uitvoeren van werkzaamheden tot functioneren van het Verbond;
d) Het dagelijks financieel beleid;
e) De dagelijkse uitvoering van de in artikel 5 lid 1 bedoelde taken;
f) het optreden als overlegcollege met de tot het Verbond behorende gemeenten;
g) Het voorbereiden van de werkzaamheden van het hoofdbestuur;
h) Het samenstellen van het in artikel 9 bedoelde jaarverslag.
2. Op de vergaderingen van het dagelijks bestuur is het bepaalde in de leden 2, 3 en 5 van artikel 8 en de leden 1 (eerste zin), 3, 4, 5, 6, 7 en 8 van artikel 10 van overeenkomstige toepassing.
Verbondsperiodiek
Artikel 12
1. Het bestuur benoemt en ontslaat de redacteuren van het in artikel 5 lid 1 sub f bedoelde periodiek, hetzij op voordracht van, hetzij na overleg met de redactie.
2. Het bestuur stelt een reglement op, dat slechts na raadpleging van de redactie zal kunnen worden gewijzigd. Het reglement zal een regeling inhouden aangaande een redactieraad, een hoofdredacteur en een eindredacteur, alsmede een geschillenregeling.
3. De administratie en het financieel beheer van het verbondsperiodiek worden gevoerd door een of meer door het bestuur benoemde personen. Deze personen stellen jaarlijks, voor het begin van het administratieve jaar, een conceptbegroting op en leggen die aan het bestuur ter vaststelling voor. Zij leggen jaarlijks rekening en verantwoording af van het gevoerde financiële beheer.
4. Het bestuur kan besluiten het in het artikel 5 lid 1 sub f bedoelde periodiek te doen uitgeven door een stichting, wier statuten slechts met goedkeuring van het bestuur kunnen worden gewijzigd. Het bestuur kan in dat geval de rechten die het Verbond ter zake van de uitgave van dat periodiek bezit, tot wederopzegging aan die stichting overdragen. Indien en zolang van een zodanige overdracht sprake is, oefent het bestuur van die stichting alle in dit artikel aan het bestuur toegekende bevoegdheden uit.
Verslaglegging
Artikel 13
1. Jaarlijks wordt door de secretaris, dan wel een of meer andere, door het dagelijks bestuur daartoe aangewezen personen een verslag van de werkzaamheden over het afgelopen
jaar samengesteld, dat op de wijze als bedoeld in artikel 9 van dit Statuut, wordt uitgebracht.
2. De gemeenten, alsmede de met het Verbond geaffilieerde gemeenten zenden jaarlijks een afschrift van hun verslag van werkzaamheden over het afgelopen jaar aan de secretaris van het dagelijks bestuur van het Verbond. De tot het Verbond behorende gemeenten doen dit verslag vergezeld gaan van een door hun ledenvergadering goedgekeurd overzicht van baten en lasten. De secretaris brengt deze verslagen en afschriften ter kennis van het bestuur.
3. De gemeenten verschaffen de samensteller(s) van het in lid 1 van dit artikel bedoelde jaarverslag van het Verbond alle inlichtingen die deze nodig heeft (hebben).
Beëindiging aansluiting gemeenten
Artikel 14
1. Het bestuur kan de in artikel 1 lid 2 bedoelde erkenning of de in artikel 1 lid 3 bedoelde affiliatie van een gemeente beëindigen, indien de betreffende gemeente
a) niet langer voldoet aan de in artikel 1 of artikel 2 lid 3, 4 of 5 bedoelde vereisten;
b) haar verplichtingen ingevolge dit Statuut of andere verplichtingen jegens het Verbond niet naleeft; of
c) de belangen van het Verbond en/of een of meer van de gemeenten ernstig schaadt.
2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden genomen met tenminste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering van het bestuur waarin alle hoofdbestuursleden van de andere gemeenten aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Het hoofdbestuurslid van de betrokken gemeente heeft daarbij geen stemrecht. Het bepaalde in artikel 10 lid 2 is van overeenkomstige toepassing.
Onvoorziene situaties
Artikel 15
1. In alle gevallen waarin dit Statuut of de wet niet voorziet, doet het dagelijks bestuur een voorstel tot beslissing aan het bestuur.
2. De beslissing wordt van kracht indien tenminste twee derde van het aantal leden van het hoofdbestuur die tezamen meer dan de helft van het aantal stemmen vertegenwoordigen, alsmede alle leden van het dagelijks bestuur, het voorstel aanvaarden.
Statuutswijziging
Artikel 16
1. Voorstellen tot wijziging van dit Statuut worden tenminste vier weken voordat zij in een vergadering van het bestuur in stemming worden gebracht, schriftelijk ter kennis van de besturen van de tot het Verbond behorende en met het Verbond geaffilieerde gemeenten gebracht. De besturen van die gemeenten kunnen, uiterlijk twee weken nadien, hun standpunt over het voorstel schriftelijk aan de secretaris kenbaar maken. De secretaris zendt, tegelijk met de in artikel 8 lid 2 bedoelde oproeping aan de leden van
het bestuur, hun de agenda van die vergadering, vergezeld van de door hem ontvangen standpunten van de gemeenten, toe.
2. Een besluit tot wijziging van dit Statuut kan slechts worden genomen nadat de in het eerste lid bedoelde procedure is gevolgd, overeenkomstig het aan de gemeenten ter kennis gebrachte voorstel, met tenminste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering van het voltallige bestuur. Is het bestuur in een vergadering, bijeengeroepen voor een besluit als in dit lid bedoeld, niet voltallig, dan kan het besluit, met tenminste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen, worden genomen in een daartoe opnieuw bijeengeroepen vergadering ten minste twee weken later, ook indien het bestuur dan niet voltallig is.
Ontbinding
Artikel 17
1. Een voorstel tot ontbinding van het Verbond wordt op de wijze als is omschreven in het eerste lid van artikel 16 aan de besturen der tot het Verbond behorende gemeenten ter kennis gebracht, waarbij dezelfde procedure wordt gevolgd.
2. Een besluit tot ontbinding van het Verbond kan slechts worden genomen nadat de in het eerste lid bedoelde procedure is gevolgd, met tenminste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering van het voltallige bestuur. Is het bestuur in een vergadering, bijeengeroepen voor een beluit als in dit lid bedoeld, niet voltallig, dan kan het besluit, met tenminste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen, worden genomen in een daartoe opnieuw bijeengeroepen vergadering ten minste twee weken later, ook indien het bestuur dan niet voltallig is.
3. Na de ontbinding geschiedt de vereffening door het dagelijks bestuur. Het hoofdbestuur kan besluiten andere personen tot vereffenaar te benoemen.
4. Een eventueel batig saldo wordt besteed ten behoeve van een algemeen nut beogende instelling met een soortgelijke doelstelling als de doelstelling van het Verbond of van een buitenlandse instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt en die een soortgelijke doelstelling als de doelstelling van het Verbond heeft.
Commissies
Artikel 18
1. Naast de in artikel 6 lid 3 onder d genoemde commissie, is het bestuur bevoegd om commissies in te stellen om het te ondersteunen bij zijn taken.
2. De commissies brengen ten minste één keer per jaar aan het bestuur verslag uit van hun activiteiten.
Reglementen
Artikel 19
1. Het hoofdbestuur stelt een reglement, als bedoeld in artikel 10 lid 1, vast. Het bestuur kan ook andere reglementen vaststellen.
2. Bij een door het bestuur vast te stellen reglement kan het Verbond nadere regels en eisen stellen met betrekking tot aan het Verbond gelieerde stichtingen en verenigingen.
3. Een reglement mag niet in strijd zijn met dit Statuut.
Dit Statuut treedt in werking op de eerste van de maand, volgend op die waarin het bestuur het besluit tot wijziging van het Statuut heeft genomen.