VERTALING
VERTALING
OVEREENKOMST TUSSEN
DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE EN DE VOLKSREPUBLIEK BULGARIJE
INZAKE DE WEDERZIJDSE BEVORDERING EN BESCHERMING VAN INVESTERINGEN
DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE
en
DE VOLKSREPUBLIEK BULGARIJE,
hierna te noemen de Overeenkomstsluitende Partijen. VERLANGENDE
hun economische samenwerking te versterken door het scheppen van gunstige voorwaarden voor de verwezenlijking van investeringen door investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.
OVERWEGENDE
dat een dergelijke Overeenkomst een gunstige invloed kan uitoefenen op het verbeteren van zakencontacten en het versterken van het vertrouwen op het gebied van investeringen.
UITGAANDE VAN
de beginselen van de Slotakte van de Conferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa, ondertekend te Helsinki op 1 augustus 1975,
ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
Artikel 1
1. De term “investeringen” betekent elke vorm van activa en elke rechtstreekse of onrechtstreekse inbreng in om het even welke maatschappij of onderneming van welke economische sector ook en namelijk:
a) eigendomsrechten, evenals alle andere zakelijke rechten;
b) aandelen en andere vormen van deelneming in ondernemingen;
c) vorderingen en rechten uit hoofde van enige prestatie met economische waarde;
d) auteursrechten, merken, octrooien, technische werkwijzen, deskundigheid, handelsnamen en alle andere nijverheidsrechten, evenals de goodwill;
e) de activa en de goederen met betrekking tot de wet toegestane economische activiteiten.
Veranderingen van de juridische vorm van de investeringen of herinvesteringen brengen hun kwalificatie als “investeringen” zoals bedoeld in deze Overeenkomst, niet in het gedrang.
2. De term “inkomsten” betekent de bedragen, ontvangen dan wel nog te ontvangen, welke voortvloeien uit investeringen die overeenkomstig het eerste lid zijn gedaan, en met name de winsten, dividenden en interesten.
3. De term “investeerders” betekent:
A. Wat de Volksrepubliek Bulgarije betreft:
a) elke rechtspersoon die is opgericht overeenkomstig het Bulgaarse recht en die zijn zetel op het grondgebied van de Volksrepubliek Bulgarije heeft;
b) elke natuurlijke persoon die volgens het Bulgaarse recht als burger van de Volksrepubliek Bulgarije wordt beschouwd en die, overeenkomstig de Bulgaarse wetten, gerechtigd is te handelen als investeerder.
B. Wat de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie betreft:
a) elke rechtspersoon die is opgericht overeenkomstig het Belgische of Luxemburgse recht en die zijn zetel heeft op het grondgebied van het Koninkrijk België of van het Groothertogdom Luxemburg;
b) elke natuurlijke persoon die volgens het Belgische of Luxemburgse recht als burger van het Koninkrijk België of van het Groothertogdom Luxemburg wordt beschouwd.
Artikel 2
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij moedigt investeringen door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aan en laat zodanige investeringen op haar grondgebied toe in overeenstemming met haar wetgeving.
2. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe op haar grondgebied een billijke en rechtvaardige behandeling van de investeringen door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij te waarborgen, met uitsluiting van elke ongerechtvaardigde of discriminatoire maatregel die het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de liquidatie ervan zou kunnen belemmeren.
3. Behoudens de maatregelen die voor de handhaving van de openbare orde zijn vereist, genieten zodanige investeringen en de daaruit voortvloeiende inkomsten een voortdurende bescherming en zekerheid die gelijk zijn aan die welke aan investeringen toebehorend aan investeerders van de meest begunstigde natie worden toegekend.
4. Niettemin strekken de bepalingen van het tweede en het derde lid zich niet uit tot de voorrechten die een Overeenkomstsluitende Partij aan investeerders van een derde Staat kan toekennen op grond van:
- haar lidmaatschap van een economische unie, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt, een vrijhandelszone;
- een overeenkomst ter vermijding van dubbele belasting of enige andere overeenkomst op fiscaal gebied.
Artikel 3
1. De investeringen van investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij mogen niet worden onteigend of genationaliseerd tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) de maatregelen zijn in het algemeen belang en volgens een wettelijke procedure genomen;
b) ze zijn noch discriminatoir, noch strijdig met een bijzondere overeenkomst als bedoeld in artikel 6, tweede lid;
c) ze gaan vergezeld van regelingen voor de betaling van een schadeloosstelling waarvan het bedrag dient gelijk te zijn aan de werkelijke waarde van de desbetreffende investeringen daags voor het tijdstip waarop de maatregelen zijn getroffen of bekendgemaakt. Die schadeloosstelling dient zodra ze opeisbaar is, aan de investeerders te worden betaald in inwisselbare valuta, onverwijld te worden gestort en vrijelijk te kunnen worden overgemaakt.
2. De investeerders van elke Overeenkomstsluitende Partij waarvan de investeringen schade zouden lijden wegens oorlog of een ander gewapend conflict, een nationale noodtoestand, onlusten of soortgelijke gebeurtenissen die zich op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij voordoen, ontvangen van laatstgenoemde een behandeling die niet discriminatoir en ten minste gelijk is aan die welke investeerders van de meestbegunstigde natie ontvangen wat de teruggaven, vergoedingen, compensaties en andere schadeloosstellingen betreft.
3. Deze behandeling is van toepassing op de investeerders van elke Overeenkomstsluitende Partij die houder zijn van enigerlei deelneming in een maatschappij, ongeacht de vorm ervan, die gevestigd is op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.
4. In ieder geval kent elke Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij een behandeling toe die ten minste gelijk is aan die welke wordt toegekend aan investeerders van de meestbegunstigde natie.
Artikel 4
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij garandeert aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de vrije overmaking van hun liquide middelen in verband met een investering en inzonderheid van:
a) het kapitaal of een bijkomende geldsom, bestemd voor de instandhouding of de uitbreiding van de investering;
b) de inkomsten uit de investering;
c) de gelden die nodig zijn voor de regeling van uitgaven die voortvloeien uit de investering zoals:
- de terugbetaling van xxxxxxxx;
- de betaling van cijnzen;
- de betaling van andere kosten.
d) de opbrengst van de gehele of gedeeltelijke liquidatie van de investering;
e) de in uitvoering van artikel 3 verschuldigde schadevergoedingen.
2. De in het eerste lid bedoelde overmakingen gebeuren tegen de wisselkoers die op de datum van de overmaking van toepassing is en overeenkomstig de reglementering van het deviezenverkeer die van kracht is in de Staat op het grondgebied waarvan de investering is gedaan.
3. Elke Overeenkomstsluitende Partij treft de maatregelen die nodig zijn opdat de overmakingen onverwijld en zonder andere lasten dan de gebruikelijke rechten en kosten kunnen plaatsvinden.
De uitvoering van de overmaking mag hoe dan ook niet later plaatsvinden dan een maand na de datum waarop de aanvraag tot overmaking werd gedaan.
4. De in het eerste, tweede en derde lid bedoelde garanties zijn ten minste gelijk aan die welke aan investeerders van de meestbegunstigde natie in soortgelijke omstandigheden worden toegekend.
Artikel 5
1. Indien op grond van een wettelijke of contractuele regeling waarbij een garantie wordt geboden tegen niet-commerciële risico’s in verband met een investering, een der Overeenkomstsluitende Partijen of een van haar openbare instellingen vergoedingen uitbetaalt aan haar eigen investeerders, dan erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de rechten van de schadeloosgestelde investeerders zijn overgedragen aan de Overeenkomstsluitende Partij of de betrokken openbare instelling die als verzekeraar is opgetreden.
2. Net als de investeerders, en binnen de grenzen van de overgedragen rechten, kan de verzekeraar door middel van subrogatie, de rechten van deze investeerders en de erop betrekking hebbende vorderingen uitoefenen en doen gelden.
3. In verband met de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij aan de verzekeraar die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerders is getreden, de verplichtingen opleggen die wettelijk of contractueel op de investeerders rusten.
Artikel 6
1. Als een kwestie in verband met de investeringen niet alleen door deze overeenkomst, maar ook door de nationale wetgeving van een Overeenkomstsluitende Partij wordt geregeld, alsmede door internationale overeenkomsten waarbij de Partijen partij zijn of worden, dan kunnen investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij zich beroepen op de bepalingen welke voor hen het gunstigst zijn.
2. Investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij kunnen met de andere Overeenkomstsluitende Partij bijzondere verbintenissen aangaan op voorwaarde dat de bepalingen hiervan niet strijdig zijn met onderhavige Overeenkomst. Investeringen die krachtens dergelijke bijzondere verbintenissen worden verricht, zijn, voor het overige, aan deze Overeenkomst onderworpen.
Artikel 7
1. Geschillen inzake de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst worden in de mate van het mogelijke tussen de Overeenkomstsluitende Partijen langs diplomatieke weg geregeld.
2. Bij gebrek aan een dergelijke regeling wordt het geschil voorgelegd aan een gemengde commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de Overeenkomstsluitende Partijen; op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen komt de commissie zo spoedig mogelijk samen.
3. Indien de gemengde commissie het geschil niet kan regelen binnen zes maanden na het begin van de onderhandelingen, wordt het op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen aan een scheidsgerecht “ad hoc” voorgelegd.
4. Het gerecht wordt samengesteld als volgt: elke Overeenkomstsluitende Partij wijst een scheidsman aan en deze twee scheidsmannen wijzen samen een derde scheidsman aan die een onderdaan van een derde Staat dient te zijn en als voorzitter van het gerecht fungeert.
De scheidsmannen en de voorzitter dienen te zijn aangewezen onderscheidenlijk, binnen drie en vijf maanden na de datum waarop een der Overeenkomstsluitende Partijen kennis heeft gegeven van haar voornemen het geschil aan een scheidsgerecht voor te leggen.
5. Indien de in het vierde lid vastgestelde termijnen niet worden nagekomen, zal de secretaris-generaal van de Organisatie der Verenigde Naties verzocht worden de noodzakelijke benoemingen te verrichten.
Indien de secretaris-generaal een onderdaan is van een Staat die partij is bij deze Overeenkomst, worden de benoemingen verricht door zijn adjunct die het hoogst in anciënniteit is en geen onderdaan is van een betrokken Staat.
6. De voorzitter en de scheidsmannen van het scheidsgerecht dienen onderdanen te zijn van Staten waarmee de twee partijen in het geschil diplomatieke betrekkingen onderhouden.
7. Het scheidsgerecht doet uitspraak op de grondslag van de bepalingen van deze Overeenkomst en van de algemeen aanvaarde regels en beginselen van het internationale recht.
8. Het scheidsgerecht stelt zijn eigen procedureregels vast.
9. Het scheidsgerecht doet uitspraak bij meerderheid van stemmen. Zodanige uitspraken zijn definitief en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen.
10. Elke partij bij het geschil draagt de kosten die uit hoofde van haar scheidsman en bij haar vertegenwoordiging in de arbitrageprocedure ontstaan. De kosten uit hoofde van de voorzitter en de andere kosten worden gelijkelijk door de partijen gedragen.
Artikel 8
1. Elk geschil tussen een der Overeenkomstsluitende Partijen en een investeerder van de andere Overeenkomstsluitend Partij betreffende het bedrag van de ingevolge artikel 3, lid 1 verschuldigde schadeloosstellingen, zal het voorwerp zijn van een schriftelijke kennisgeving die de gezegde investeerder samen met een gedetailleerd memorandum aan de betrokken Overeenkomstsluitende Partij doet toekomen. De partijen regelen dit geschil waar mogelijk naar beider genoegen.
2. Indien het geschil niet kan worden geregeld binnen zes maanden na de datum van de in het eerste lid bedoelde kennisgeving en indien de partijen bij het geschil geen andere regelingswijze zijn overeengekomen, wordt het geschil op initiatief en naar keuze van de investeerder voorgelegd aan:
a) de bevoegde binnenlandse rechterlijke instanties of
b) de internationale arbitrage van een scheidsgerecht “ad hoc”.
3. Het scheidsgerecht “ad hoc” wordt per geval samengesteld en wel als volgt: elke partij bij het geschil wijst een scheidsman aan en deze twee scheidsmannen wijzen gezamenlijk een derde scheidsman aan, die een onderdaan van een derde Staat dient te zijn en als voorzitter van het scheidsgerecht fungeert. De scheidsmannen en de voorzitter dienen te zijn aangewezen onderscheidenlijk binnen twee en drie maanden na de datum waarop de investeerder die partij is bij het geschil de betrokken Overeenkomstsluitende Partij kennis heeft gegeven van zijn voornemen een beroep te doen op internationale arbitrage.
Indien de bovenstaande termijnen niet worden nagekomen, kan elke partij bij het geschil de Voorzitter van het Internationale Hof van Arbitrage van de Kamer van Koophandel van Stockholm verzoeken de nodige benoemingen te verrichten.
De leden van het scheidsgerecht “ad hoc” dienen onderdanen te zijn van Staten waarmee de twee Overeenkomstsluitende Partijen diplomatieke betrekkingen onderhouden.
4. Het scheidsgerecht “ad hoc” stelt zijn eigen procedureregels vast in overeenstemming met die welke de Commissie van de Verenigde Naties voor Internationaal Handelsrecht op de conferentie van 15 december 1976 heeft aangenomen.
5. Het scheidsgerecht “ad hoc” doet uitspraak op grond van:
- het nationale recht van de Overeenkomstsluitende Partij die partij bij het geschil is en op wier grondgebied de investering is gelokaliseerd, met inbegrip van de regels betreffende wetsconflicten;
- de bepalingen van deze Overeenkomst;
- de termen van de eventuele bijzondere verbintenis met betrekking tot de investering;
- de algemeen aanvaarde regels en beginselen van het internationale recht.
6. De uitspraken van het scheidsgerecht zijn onherroepelijk en bindend voor de partijen bij het geschil. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe de uitspraken na te komen in overeenstemming met haar binnenlandse wetgeving.
Artikel 9
Elke Overeenkomstsluitende Partij regelt overeenkomstig haar wetten en voorschriften en zo gunstig als mogelijk is, de kwesties betreffende de binnenkomst, het verblijf, de verplaatsingen en de werkzaamheden op haar grondgebied van de onderdanen van de andere Overeenkomstsluitende Partij die activiteiten uitvoeren in verband met investeringen in die zin van deze Overeenkomst en van hun gezinsleden.
Artikel 10
Elke Overeenkomstsluitende Partij kan de andere Overeenkomstsluitende Partij voorstellen overleg te plegen over elke aangelegenheid in verband met de uitvoering of uitlegging van deze Overeenkomst.
De andere Overeenkomstsluitende Partij doet het nodige om zodanig overleg mogelijk te maken.
Artikel 11
Deze Overeenkomst is van toepassing op investeringen die investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij met ingang van 1 januari 1960 op het grondgebied en overeenkomstig de wetgeving van de andere Overeenkomstsluitende Partij hebben gedaan.
Artikel 12
De toepassingsmodaliteiten voor sommige bepalingen van deze Overeenkomst zijn opgenomen in een protocol dat er een integrerend deel van uitmaakt.
Artikel 13
1. Deze Overeenkomst treedt in werking dertig dagen na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen hun akten van bekrachtiging hebben uitgewisseld.
Ze blijft van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar.
Tenzij een der Overeenkomstsluitende Partijen de Overeenkomst ten minste zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur opzegt, wordt ze telkens stilzwijgend verlengd voor een volgend tijdvak van tien jaar; elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich evenwel het recht voor ze bij kennisgeving op te zeggen ten minste twaalf maanden voor het verstrijken van de lopende geldigheidsduur.
2. Op investeringen die voor de beëindiging van deze Overeenkomst zijn gedaan, blijft deze van toepassing gedurende een tijdvak van vijftien jaar te rekenen vanaf de datum van beëindiging.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
GEDAAN te Sofia op 25 oktober 1988.
In twee oorspronkelijke exemplaren, in de Franse en de Bulgaarse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk rechtsgeldig.
VOOR DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE:
X. XXXXXX
VOOR DE VOLKSREPUBLIEK BULGARIJE:
A. LOUKANOV
PROTOCOL
Bij de ondertekening van de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Volksrepubliek Bulgarije inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen zijn de ondertekenende gevolmachtigden tevens de volgende bepalingen overeengekomen, die een integrerend deel van de Overeenkomst uitmaken.
Ad. artikel 3, §1
Deze bepalingen zijn ook van toepassing op de omzetting van een investering in publieke eigendom, onderwerping aan openbaar gezag, alsmede op elke andere vorm van ontneming of beperking van zakelijke rechten door soevereine maatregelen die met onteigening vergelijkbare gevolgen hebben.
Ad. artikel 4, §1
1. Wat de Volksrepubliek Bulgarije betreft, worden de bepalingen van artikel 4, lid 1, letters a tot d, toegepast in de zin dat de vrije overmaking zal gebeuren door debitering van de rekening in inwisselbare valuta van de betrokken gemengde maatschappij of investeerder.
2. Ingeval een gemengde maatschappij met de toestemming van de Bulgaarse overheid een economische activiteit uitoefent die volledig of ten dele inkomsten in nationale valuta oplevert, en die maatschappij daardoor niet beschikt over voldoende activa in inwisselbare valuta, dan stelt de Nationale Bank van Bulgarije haar, in ruil voor nationale valuta, de vereiste sommen in inwisselbare valuta ter beschikking, voor de overmaking van de inkomsten uit de investering of van de opbrengst van de totale of gedeeltelijke liquidatie, overeenkomstig artikel 4, lid 1, letters b en d.
GEDAAN te Sofia op 25 oktober 1988.
In twee oorspronkelijke exemplaren, elk in de Franse en de Bulgaarse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk rechtsgeldig.
VOOR DE BELGISCH-LUXEMBURGSE: ECONOMISCHE UNIE
X. XXXXXX
VOOR DE VOLKSREPUBLIEK BULGARIJE:
A. LOUKANOV