Inhoud
Wijzigingsclausule 2019 - 2020 bij de 5e bestuursovereenkomst 2016-2018
tussen de Staat en het Rijksinstituut voor ziekte-en invaliditeitsverzekering (RIZIV)
Inhoud
Inleidende bepalingen 5
TITEL I: Definities 9
Artikel 1. Definities 9
TITEL II: Opdrachten en taken 11
Artikel 2. De missie van het RIZIV, haar opdrachten en taken. 11 Artikel 3. De operationele opdrachten 14 Artikel 4. De ondersteunende opdrachten 16 Artikel 5. De adviserende opdrachten 16
TITEL III: Externe ontwikkelingen, uitdagingen, strategie en krachtlijnen 17
Artikel 6. Externe ontwikkelingen, trends en uitdagingen 17 Artikel 7. Strategische kaart van het RIZIV 20 Artikel 8. Realisatie van de strategische doelstellingen via de projecten uit de wijzigingsclausule 24
TITEL IV: Het RIZIV waarborgt aan elke burger de toegang tot een zekere en doelmatige verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen: Toegankelijkheid 35
Artikel 9. Een evaluatie, verfijning en bijsturing van de reglementering met het oog op het verderzetten van de initiatieven inzake een toegankelijker zorg voor kwetsbare bevolkingsgroepen. 35 Artikel 10. Oprichting van het «Platform patiëntenorganisaties». 40
TITEL V: Het RIZIV als mede verantwoordelijke voor de strategische en operationele samenwerking binnen een integrale gezondheidszorg: Samen Werken 44
Artikel 11. Het bieden van ondersteuning aan de stakeholders met betrekking tot de implementatie van
«het concept DISABILITY MANAGEMENT» als methodologie voor re-integratie. 44 Artikel 12. Ontwikkelen van richtlijnen voor de multidisciplinaire aanpak van de dossiers evaluatie arbeidsongeschiktheid en re-integratie. 47 Artikel 13. eDos – Uitbreiding van de informatisering van het dossierbeheer in de DGEC, samen met een aanbod van eServices voor derden. 48 Artikel 14. Verdere ontwikkeling BeNeLuxA, specifiek Internationaal «Horizon Scan Initiative». 50
TITEL VI: Het RIZIV als katalysator van een toekomstgerichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen: Hervorming & Innovatie 54
Artikel 15. Verder meewerken aan de hervorming van de ziekenhuisfinanciering i.s.m. onze partners FOD VVVL en FAGG. 54
Artikel 16. Federaal toezicht op en audit van de ziekenhuizen: implementatie van een nieuwe dienst audit ziekenhuizen. 57 Artikel 17. Aanbodbeheersing en speciale zorgopdrachten: spine-units & complexe chirurgie inzake slokdarm- en pancreasaandoeningen. 59 Artikel 18. Optimaliseren van het financieel beheer van de Geneeskundige Verzorging – budget Geneeskundige Verzorging: Onderzoeken van een mogelijk nieuw systeem van financiële verantwoordelijkheid. 62 Artikel 19. Uitwerken van een nieuwe visie inzake de nomenclatuur met focus op vereenvoudiging. 64 Artikel 20. Ontwikkelen van de nieuwe versie van NomenSoft (toepassing voor de nomenclatuur). 67 Artikel 21. Ontwikkeling van een langetermijnvisie over de arbeidsongeschiktheid door de invoering van een structurele benadering in de sector van de uitkeringen. 69 Artikel 22. Het opzetten van een efficiënt, geïntegreerd, geoptimaliseerd en gecodeerd gegevenssysteem voor het domein uitkeringen: arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en re-integratie. 70 Artikel 23. Medewerking aan de uitwerking van de elektronische overdracht van het getuigschrift arbeidsongeschiktheid (Pilootproject Mult-eMediatt) en een studie inzake het automatiseren van de registratie en behandeling van getuigschriften arbeidsongeschiktheid. 73 Artikel 24. Uitvoering van het toekomstpact voor de patiënt met de farmaceutische industrie. 75 Artikel 25. Integreren van Mobile Health toepassingen in het Belgisch zorgsysteem met oog op integratie in de reguliere verzekering geneeskundige verzorging. 78
Artikel 26. Het mee coördineren en ondersteunen van Next Generation Sequencing met oog op integratie in de reguliere terugbetaling. 80 Artikel 27. Digitaliseringsprogramma - Uitvoeren van het digitaliseringsprogramma waarin alle projecten zijn opgenomen die bijdragen tot de dematerialisering van onze processen en onze nieuwe workplace. _82 Artikel 28. Moderniseren van de regelgeving m.b.t. medical devices. 84
TITEL VII: Het RIZIV zet in op een optimale benutting van de middelen: Optimaal middelengebruik 87
Artikel 29. Optimaliseren van het financieel beheer van de internationale verdragen van de
Geneeskundige Verzorging en geplande zorg in het buitenland. 87 Artikel 30. De geïntegreerde informaticatoepassing IDES: invaliditeit en andere processen in de sector van de uitkeringen: onderdeel primaire ongeschiktheid en socioprofessionele re-integratie. 91 Artikel 31. De verdere uitbouw van de MyRiziv-toepassing. 92 Artikel 32. Het beheer van de klinische samenwerkingsvormen tussen zorgverleners. 96 Artikel 33. Verderzetten van de initiatieven inzake administratieve vereenvoudiging: TARDIS & Qermid
2. 99
Artikel 34. Sociale fraude: strijd tegen sociale fraude en ontwikkeling van synergieën met de RVA. 104 Artikel 35. Financiële responsabilisering van de verzekeringsinstellingen – luik administratiekosten. 106 Artikel 36. Controle van de werkgevers en V.I.'s inzake de aflevering van inlichtingenbladen uitkeringen en jaarlijkse vakantieattesten. 108 Artikel 37. Analyse van de herhaling van voorgeschreven technische onderzoeken door zorgverleners voor eenzelfde patiënt: effect van het gebruik van het geinformatiseerde medische dossier op het voorschrijfgedrag. 110 Artikel 38. Evaluatie en controle door de DGEC in de keten van de processen in de
uitkeringsverzekering. 111 Artikel 39. Detectie, aanpak en proactieve opvolging van fraude bij de thuisverpleegkundigen (evaluatie van het gebruik van de eID-kaart). 114 Artikel 40. Verder zetten van de strijd tegen de verspillingen – opvolgen van de uitvoering van het actieplan “Handhaving in de gezondheidszorg 2018 – 2020”. 115 Artikel 41. Verder verbeteren van het beheer van de organisatie met een focus op het versterken van de interne controle, de risicobeheersing en de BPM cultuur. 118 Artikel 42. Het Fonds voor de Medische Ongevallen: het ontwikkelen van een toekomstvisie, het evalueren van het huidig functioneren en de elektronische transmissie van medische gegevens. 120
TITEL VIII: Methodes waarmee de graad van verwezenlijking van de doelstellingen kan worden gemeten en gevolgd 123
Artikel 43. Boordtabellen 123
TITEL IX: Algemene gemeenschappelijke verbintenissen voor beide partijen 124
TITEL X: Specifieke gemeenschappelijke verbintenissen en synergieën tussen OISZ 125
Artikel 44. Verbintenissen over het personeelsbeleid (HRM) 125 Artikel 45. Verbintenissen over het ICT-beheer 130 Artikel 46. Verbintenissen over het logistiek beheer 132 Artikel 47. Verbintenissen over interne audit 133
TITEL XI: Budgettair, financieel en boekhoudkundig luik 135
Artikel 48. Beheersbegroting voor de jaren 2019 en 2020 135 Artikel 49. Maximumbedrag van de kredieten voor het statutair personeel 135
TITEL XII: Meewerking aan transversale projecten 136
TITEL XIII: Slotbepalingen 137
BIJLAGE : De beheersbegroting 138
Xxxxx xxx xx xxxxxxxxxxx 000
TITEL XIV: Redesign – De gemeenschappelijke sokkel: strategische en operationele samenwerking tussen het RIZIV, de FOD VVVL en het FAGG 141
WIJZIGINGSCLAUSULE TUSSEN DE STAAT EN
HET RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING
Inleidende bepalingen
Overwegende:
dat de bestuursovereenkomst die de betrekkingen regelt tussen de Staat en het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering aan de volgende vereisten moet beantwoorden:
de eerste heeft betrekking op de verplichting voor de administratie om zich aan te passen aan een veranderende omgeving die ertoe noopt om de ingrijpende wijzigingen die het gevolg zijn van de demografische, sociologische, technologische en economische evoluties waarmee de samenleving wordt geconfronteerd, in de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen te integreren. In die context bevat deze overeenkomst een aantal specifieke doelstellingen die rekening houden met die evoluties en met de prioriteiten van de Regering;
de tweede nodigt de administratie uit om, in het raam van de modernisering van het overheidsoptreden, via haar interne organisatie mee te zoeken naar een antwoord op de toenemende vraag naar kwalitatief hoogstaande dienstverlening, naar vereenvoudiging en efficiëntie van de administratieve procedures, naar transparantie en naar communicatie die is aangepast aan de algemene en specifieke behoeften van het publiek en van de socio-economische actoren;
de derde is ingegeven door het uitdrukkelijk verzoek van de Regering om het menselijk potentieel functioneel te gebruiken en de budgetten die voor een goede werking van de administratie worden uitgetrokken rationeel aan te wenden, opdat die administratie in het raam van de door de wet toegekende autonomie bijdraagt tot de beheersing van de overheidsuitgaven;
dat de bestuursovereenkomst het paritair beheer van de sociale-zekerheidsinstellingen bevestigt en versterkt;
dat de bestuursovereenkomst geen afbreuk doet aan de bevoegdheden, opdrachten en verantwoordelijkheden van de verzekeringsinstellingen;
dat de bestuursovereenkomst bijdraagt tot de versterking van het overleg tussen de actoren die bij het beheer van de verzekering zijn betrokken wat een noodzakelijke voorwaarde vormt voor het welslagen ervan;
dat de ondertekenende partijen overeenkomen alles in het werk te stellen om een voor het beheer van de verzekering gunstig klimaat te creëren en om de voorwaarden te scheppen die bevorderlijk zijn voor de uitvoering van de in de overeenkomst vastgestelde verbintenissen;
wordt, met toepassing van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels,
en
gelet op de 5de bestuursovereenkomst 2016-2018 tussen de Belgische Staat en het RIZIV zoals gepubliceerd in het Belgisch staatsblad op 13 december 2016;
gelet op het advies van het Basisoverlegcomité van het RIZIV, uitgebracht op 20/11/2018, bij de voorontwerpversie van bestuursovereenkomst welke de basis is van deze wijzigingsclausule 2019- 2020;
gelet op de instemming van het Algemeen Beheerscomité van het RIZIV, betuigd op 17/09/2018 en 17/12/2018 met het voorontwerp van bestuursovereenkomst welke de basis is van deze wijzigingsclausule 2019-2020 en op 20/03/2019 met deze wijzigingsclausule waarover met de regering is onderhandeld;
gelet op de goedkeuring van deze wijzigingsclausule door de Ministerraad van 5 april 2019;
wordt, voor de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2020, overeengekomen wat volgt tussen,
- de Belgische Staat, vertegenwoordigd door
Xxxxxx Xx Xxxxx Xxxxxx Xxxxxx
Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Minister van Begroting en van
en van Asiel en Migratie Ambtenarenzaken, belast met de Nationale Loterij en Wetenschapsbeleid
en
- Het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, vertegenwoordigd door
Xxxxxxx Xxxxxxxxxx Voorzitster van het Algemeen Beheerscomité
Xxxxx Xx Xxxx Xxxxxx Xxxxxx
Administrateur-generaal Adjunct-administrateur-generaal
De vertegenwoordigers aangeduid door het Algemeen Beheerscomité:
Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxx Xxxx-Xxxxxxxx
Xxxxxxxxx
Xxxx Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx
Xxxxxxx Xxxxxxxxxxxxx Xxxx Xxxxxxxx
TITEL I: Definities
Artikel 1. Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
1. “Instituut”: het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, bedoeld in artikel 10 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
2. “Algemeen beheerscomité”: het algemeen beheerscomité van het Instituut bedoeld in artikel 11 van de voornoemde gecoördineerde wet.
3. “Algemene raad”: de algemene raad van de verzekering voor geneeskundige verzorging, bedoeld in artikel 15 van de voornoemde gecoördineerde wet.
4. “Verzekeringscomité”: het comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging bedoeld in artikel 22 van de voornoemde gecoördineerde wet.
5. “Bijzonder solidariteitsfonds”: het fonds dat is opgericht bij de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Instituut krachtens artikel 25 van de voornoemde gecoördineerde wet.
6. “FMO” : het Fonds voor de Medische Ongevallen, als bijzondere RIZIV dienst, in uitvoering van de wet van 31 maart 2010 en de gecoördineerde GVU-wet van 1994.
7. “Beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen”: het beheerscomité bedoeld in artikel 79 van de voornoemde gecoördineerde wet.
8. “Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle”: het comité bedoeld in artikel 140 van de voornoemde gecoördineerde wet.
9. “Beheerscomité van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen”: het beheerscomité bedoeld in artikel 39, § 1, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende de instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen.
10. “Verzekeringsinstellingen”: de landsbonden, bedoeld in artikel 6 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, bedoeld in artikel 5 van de voornoemde gecoördineerde wet en de Kas der geneeskundige verzorging van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, bedoeld in artikel 6 van de voornoemde gecoördineerde wet.
11. « Federaal Kenniscentrum voor de gezondheidszorg »: een parastatale instelling opgericht door art. 259 van de programmawet van 24 december 2002.
12. « Intermutualistisch Agentschap»: vereniging zonder winstoogmerk opgericht in oktober 2002 dat de zeven verzekeringsinstellingen zoals hierboven bedoeld in punt 10 groepeert. De doelstellingen en opdrachten van de vereniging zijn beschreven in de programmawet van 24 december 2002.
13. “Boordtabellen”: de boordtabellen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid.
14. “Roadmap eGezondheid 2013-2018”: het actieplan eGezondheid 2013-2018 dat werd vastgelegd tijdens de slotsessie van de Rondetafelconferentie over informatisering in de gezondheidszorg van 20 december 2012, dat door de Interministeriële Conferentie Gezondheid werd goedgekeurd, dat in het protocolakkoord van 29 april 2013 werd opgenomen en bijgewerkt werd in een versie 2.0 tijdens de nieuwe slotsessie van de Rondetafelconferentie van september 2015.
TITEL II: Opdrachten en taken
Artikel 2. De missie van het RIZIV, haar opdrachten en taken.
De missie van het RIZIV:
Het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) vervult een sleutelrol in de sociale zekerheid.
Het RIZIV wil de middelen die de samenleving bestemt voor de verzekering geneeskundige verzorging en uitkeringen (VGVU), binnen het wettelijk kader, in overleg met de betrokken actoren (sociale gesprekspartners, verzekeringsinstellingen en zorgverleners,…), en met oog voor de principes van deugdelijk bestuur in gezondheidszorgsystemen, zo inzetten dat:
- de bevolking met oog voor sociale gelijkheid effectief toegang heeft tot de nodige kwalitatieve geneeskundige zorgen (toegankelijkheid), die doeltreffend en overeenkomstig de tariefafspraken (tariefzekerheid) verleend worden;
- de verzekerde werknemers en zelfstandigen in geval van arbeidsongeschiktheid of ouderschap een adequaat vervangingsinkomen ontvangen, met benutting van de kansen op re-integratie na arbeidsongeschiktheid;
- de werking van de zorgverleners en verzekeringsinstellingen (VI’s) adequaat ondersteund
worden;
- de patiënten de mogelijkheid hebben een vergoeding aan te vragen bij geleden schade ten gevolge van medische ongevallen;
- de middelen van de VGVU doelmatig en doeltreffend gebruikt worden en de wettelijke verplichtingen door alle betrokkenen worden nageleefd.
Om deze opdrachten te realiseren, wil het RIZIV haar medewerkers stimuleren bij de ontwikkeling van hun competenties en persoonlijkheid, en bij het opnemen van verantwoordelijkheid. Dit gebeurt via een stijl van leidinggeven waarin luisteren, positief waarderen, ondersteunen, vertrouwen geven, stimuleren, meedenken en durven beslissen centraal staat. Op deze manier wil het RIZIV een werkomgeving bieden waarin alle medewerkers zich goed kunnen voelen en hun job als zinvol ervaren voor zichzelf, voor hun collega’s, voor hun klanten en voor de publieke zaak. Tegelijk verwacht het RIZIV van haar medewerkers dat ze zich loyaal, professioneel en integer opstellen.
Krachtens de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, is het Instituut belast met het administratief en financieel beheer van de verzekering voor geneeskundige verzorging, van de uitkeringsverzekering (de uitkering bij arbeidsongeschiktheid, de vergoeding bij medische ongevallen en de uitkering voor begrafeniskosten) en van de moederschapsverzekering.
In dat raam heeft het Instituut als opdracht:
1. de geneeskundige verstrekkingen die door de verplichte verzekering gedekt zijn (tarifering, reglementering, nomenclatuur, verzekerbaarheid van rechthebbenden,...) te beheren;
2. het toekennen van de uitkeringen (wegens arbeidsongeschiktheid, voor begrafeniskosten, wegens moederschap en voor medische ongevallen) die worden verleend aan de rechthebbenden van de verplichte verzekering te beheren;
3. de naleving van de wets- en verordeningsbepalingen door de zorgverleners (inzonderheid het gebruik van de nomenclatuur), de verzekerden en door de verzekeringsinstellingen te controleren.
Fundamenteel behoort elke opdracht van het Instituut tot een van de volgende categorieën:
1. de operationele opdrachten, die de taken omvatten die de Administratie moet uitvoeren om haar wettelijke verplichtingen in de ruime zin na te komen; het betreft de kerndiensten opgenomen in het organogram;
2. de ondersteunende opdrachten, die alle middelen omvatten die noodzakelijk zijn voor de werking van de Administratie; het betreft de algemeen ondersteunende diensten opgenomen in het organogram;
3. de adviserende opdrachten, die verwijzen naar de staffuncties, met een begeleidende en advies verstrekkende functie, op het vlak van strategie en beheersmethoden, communicatie, preventie, e.d.m.; het betreft de stafdiensten opgenomen in het organigram.
Hierna volgt de administratieve organisatiestructuur van het Instituut:
Elke strategische doelstelling die opgenomen is onder Titel IV tot en met Titel VII situeert zich binnen één of meerdere van de verschillende opdrachten van het Instituut.
De Bestuursovereenkomst van het RIZIV wordt gebruikt als een instrument voor innovatie. De engagementen betreffen dan ook hoofdzakelijk de ontwikkeling van nieuwe opdrachten en processen in het kader van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, of de hervorming en informatisering ervan. Deze nadruk op innovatie mag niet uit het oog doen verliezen dat de opdrachten van het RIZIV in de eerste plaats worden gerealiseerd door de continue processen. Deze processen hebben een beperkte zichtbaarheid in deze Bestuursovereenkomst, maar zijn wel de basis van de dienstverlening naar de klanten van het RIZIV. In budgettaire termen ligt het zwaartepunt – bijvoorbeeld op vlak van personeel
– uiteraard ook bij de uitvoering van deze continue processen.
De innovatieve projecten zoals geformuleerd in de Bestuursovereenkomst zijn dan ook slechts haalbaar en zelfs opportuun in die mate dat ze de uitvoering van de continue opdrachten niet in het gevaar brengen. Dit principe is een belangrijk element in de onderhandeling tussen het RIZIV en Staat over deze Bestuursovereenkomst. In het licht van de besparingsoefeningen binnen de federale overheid en de impact ervan op de beheersbegroting van het RIZIV moet dan ook een goed evenwicht worden gevonden tussen het voorzien van innovatieve projecten enerzijds en het garanderen van continuïteit van de continue processen en de bestaande dienstverlening anderzijds.
Het RIZIV heeft in de voorbije jaren de focus en het inzicht in haar continue opdrachten en processen versterkt. Dit via het inventariseren en consolideren ervan in een macroprocesmap. Aan deze macroprocesmap zullen de komende jaren informaties worden toegevoegd wat betreft de strategische impact van deze processen, de budgettaire omvang, met name op vlak van personeelscapaciteit, de risico’s, e.d.m. Dit betreft vanzelfsprekend een meerjarentraject en de samenwerking tussen diverse actoren op vlak van strategie, HRM, budget, ICT, e.d.m. Een dergelijke investering zal het evenwel
mogelijk maken om op een meer geobjectiveerde wijze na te gaan over welke ruimte, met name op budgettair vlak, het RIZIV beschikt om innovatieve projecten te realiseren. Ook kan op deze wijze het analytisch inzicht in de kostendrijvers van de organisatie versterkt worden. En is het een motor om het kerntakendebat te voeden.
Artikel 3. De operationele opdrachten
Het gaat om de opdrachten waarvoor de gebruiker een derde – dus een actor buiten het RIZIV – is. Er wordt gesproken over financiële of over administratieve opdrachten naargelang die opdrachten al dan niet bewegingen van fondsen meebrengen.
Hieronder vindt u, ter illustratie en niet exhaustief, enkele financiële en administratieve opdrachten van het RIZIV.
De financiële opdrachten bestaan erin te:
Betalen: het Instituut doet rechtstreekse betalingen aan verschillende gebruikers in het kader van de ziekteverzekering. Het gaat met name over de betaling van voordelen aan zorgverleners en – instellingen, zoals bv. de beschikbaarheidshonoraria, de informaticapremies, de betalingen aan de rusthuizen, etc. In het kader van de grensoverschrijdende zorg, zowel binnen als buiten de EU, gebeuren er betalingen aan de VI in het licht van vorderingen uit het buitenland.
Het Fonds voor de medische ongevallen betaalt eveneens vergoedingen aan slachtoffers van een medisch ongeval.
Innen: het gaat om de controle op de verzekeringsplicht en de rechtstreekse inning van bedragen door het RIZIV, bv. ten laste van de gepensioneerden (bijdragen geneeskundige verzorging), de verzekeringsmaatschappijen (bijdragen op verzekeringspremies en bijkomende premies) en de farmaceutische firma’s (heffingen per verpakking en heffingen op omzetcijfers). Het RIZIV doet ook inningen die voortvloeien uit de resultaten van haar controleopdrachten, bv. de inning van de boetes ten laste van zorgverleners en de verzekerden.
Verdelen: een belangrijk aandeel van de middelen in de ziekte- en invaliditeitsverzekering die in het opdrachtenbudget van het RIZIV zijn voorzien, worden niet rechtstreeks aan de eindgebruiker betaald, maar aan het secundair netwerk, nl. de VI, die mee instaat voor de uitvoering van de ZIV, alsook aan andere overheidsorganisatie. Enerzijds verdeelt het Instituut bv. fondsen onder de verzekeringsinstellingen voor de financiering van de prestaties en voor die van hun eigen werking (administratiekosten). Anderzijds stort het een deel van de inkomsten bv. aan andere sociale parastatalen, bv. de DOSZ, omdat die een dekking inzake geneeskundige verzorging waarborgen.
Terugvorderen: het Instituut vordert in het kader van haar controleopdrachten in de ziekte- en invaliditeitsverzekering ook bepaalde onrechtmatig verleende prestaties terug (met inbegrip van de overschrijdingen van enveloppen, sociale fraude, etc.), alsook verschuldigde maar niet geïnde bijdragen. Ook in het kader van de grensoverschrijdende zorg, zowel binnen als buiten de EU, gebeuren er terugvorderingen.
Het FMO is eveneens bevoegd om vergoedingen, die gestort werden aan slachtoffers van een medische fout, terug te vorderen bij de verantwoordelijke zorgverstrekker.
De administratieve opdrachten bestaan erin (te):
Toe te kennen: het Instituut stelt verschillende rechten vast en kent ze toe in het raam van bijvoorbeeld:
• de individuele toekenningen in het kader van de verzekering voor geneeskundige verzorging, zoals o.a:
o de accrediteringsaanvragen van de geneesheren & tandartsen;
o de individuele aanvragen om tegemoetkoming van het Bijzonder solidariteitsfonds;
o de individuele aanvragen inzake de dossiers revalidatie en nomenclatuur;
o de individuele aanvragen voor tandheelkundige verstrekkingen;
o de forfaitaire honoraria voor klinische biologie en medische beeldvorming die aan ieder ziekenhuis worden toegekend;
o andere specifieke aanvragen door instellingen (o.a. in het kader van forfaits)
• de individuele toekenningen in het kader van de uitkeringsverzekering, zoals:
o de erkenning van de invaliditeit;
o de berekening van het internationaal invaliditeitspensioen;
• de algemene terugbetalingsrechten in het kader van de verzekering voor geneeskundige verzorging, zoals o.a.:
o de opmaak, wijziging en interpretatie van de nomenclatuur;
o specifieke tegemoetkomingsprocedures zoals de aanvragen om aanneming voor vergoeding van geneesmiddelen en implantaten;
o andere tegemoetkomingsprocedures zoals het afsluiten van conventies voor geneesmiddelen, implantaten, moleculaire biologie, revalidatie,…
o grensoverschrijdende tegemoetkoming zoals conventies voor samenwerking in grensgebieden.
Evalueren en Controleren: het RIZIV controleert de correcte uitvoering van de reglementering in de ziekte- en invaliditeitsverzekering. Het betreft bijvoorbeeld:
• de evaluatie van de medische praktijken volgens de wet van 24 december 2002;
• de technische en administratieve controle in de verzekeringsinstellingen;
• de validering van statistische, boekhoudkundige en financiële gegevens;
• het onderzoek naar de realiteit (effectieve aflevering) en de conformiteit (naleving van de geldende regels en normen) van de medische en paramedische praktijken.
• de strijd tegen sociale fraude
Auditen: het RIZIV voert audits uit (samen met de FOD VVVL en het FAGG) via data analyse en terreinonderzoek, binnen een omlijnd norm- en referentiekader:
• Gangbare medische en paramedische praktijk in kaart brengen via thematische benadering
• Deze praktijk toetsen aan o.a. best practices, Evidence based medicine, KPI’s, benchmarking, efficiënt gebruik van de middelen
• Op basis van deze analyse, stimuleren van best practices en te behalen verbeterdoelstellingen opstellen
• Opvolging van deze doelstellingen
Regelen: in het Instituut bestaan er meerdere diensten die in het kader van hun bevoegdheden belast zijn met de behandeling van verschillende geschillen in de ziekte- en invaliditeitsverzekering.
Reglementeren: een kernopdracht van het RIZIV betreft het voorbereiden van reglementering in de ziekte- en invaliditeitsverzekering. Daarbij gaat het niet enkel over wetten en besluiten, maar bijvoorbeeld ook over het meedelen van instructies aan de verzekeringsinstellingen in de vorm van omzendbrieven. De Dienst voor geneeskundige verzorging en de Dienst voor uitkeringen beschikken bovendien over een specifieke verordenende bevoegdheid. Verder werkt het RIZIV ook mee aan de ontwikkeling van reglementaire kaders op Europees niveau en de uitvoering ervan op nationaal niveau.
Meedelen: het Instituut reikt een aantal getuigschriften uit en doet een aantal kennisgevingen (beslissingen inzake de erkenning van de invaliditeit, uitreiking van voorlopige bijdragebons, duplicaten van getuigschriften,...).
Organiseren: het RIZIV is een plaats van ontmoeting tussen vele actoren in de ziekte- en invaliditeitsverzekering. Meer dan 100 beheersorganen, overlegorganen, erkenningsorganen, technische organen, bestraffingsorganen, etc. worden ondersteund door de RIZIV-administratie, zowel op beleidsinhoudelijk, reglementair, technisch als administratief vlak. Deze opdracht behoort dan ook tot de kernopdrachten van het RIZIV.
Informeren: de jongste jaren heeft het RIZIV sterk geïnvesteerd in de uitbouw van haar data, informatie en kennis. Het Instituut beheert heel wat gegevens en databanken die het in staat stellen om statistieken op te stellen die intern of extern worden verspreid. Het voert talrijke studies uit en publiceert ze. Dit alles past binnen de ambitie van het RIZIV om informatie en kennis te verspreiden die het beleid kan ondersteunen, de zorgverleners feedback kan geven over hun gedrag, e.d.m. Vanzelfsprekend is ook de communicatie, zowel intern als extern, daarbij van groot belang. De ontwikkeling en de modernisering van de communicatie maken deel uit van de strategische prioriteiten van het Instituut.
Adviseren: het Instituut bereidt op eigen initiatief of op verzoek van de toeziende overheden de wetgeving voor en evalueert ze aan de hand van voorstellen en adviezen. Het stelt de begrotingen van de verzekering op. Het brengt ook talrijke adviezen uit betreffende de wetgeving en de uitgaven.
Artikel 4. De ondersteunende opdrachten
Het gaat om opdrachten waarvoor het Instituut zelf de gebruiker is. Ze bevatten vooral:
• het beheer van de personeelseffectief
• het beheer van de infrastructuur en de logistiek
• het beheer van de financiën
• het beheer van de informatieverwerking
• het beheer van de geschillen, documentatie en vertaling
Artikel 5. De adviserende opdrachten
Zes stafdiensten met een adviserende opdracht hangen rechtstreeks af van het Algemeen Beheer van het Instituut. Het betreft:
- de Moderniseringscel die instaat voor het beheer van de strategie en beheersmethoden;
- de Communicatiecel die instaat voor het beheer van de externe en interne communicatie;
- de Cel Datamanagement die instaat voor het beheer van de informatiestromen;
- de Cel Expertise en COOPAMI die specifieke transversale studieopdrachten uitvoert en begeleidingsprojecten realiseert ten aanzien van ontwikkelingslanden;
- de Cel Informatieveiligheid die instaat voor het beheer van de informatierisico’s;
- de Preventiedienst die een rol speelt op vlak van arbeidsveiligheid en welzijn op het werk.
TITEL III: Externe ontwikkelingen, uitdagingen, strategie en krachtlijnen
Artikel 6. Externe ontwikkelingen, trends en uitdagingen
De verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen wordt geconfronteerd met een aantal
externe ontwikkelingen en trends:
Maatschappelijk:
• Snelle vergrijzing
• Toename invaliden en arbeidsongeschikten
• Groeiende verwachtingen
• Toenemende mondigheid
• Groeiend ethisch besef
• Europese ontwikkelingen
Wetenschappelijk:
• Nieuwe medische inzichten
• Naar evidence-based benadering
• Focus op eerste lijn
• Interdisciplinaire benadering / zorgtrajecten
Politiek:
• Versterkt politiek debat
• Budget restrictie
• Focus op performantie en resultaten
• Bezorgdheid over toegankelijkheid & betaalbaarheid
• Innovatie
Technologisch:
• eHealth
• Nieuwe mogelijkheden databeheer
• ICT-evoluties in de zorgverstrekking
• Privacy verzekerde
Alle voormelde ontwikkelingen en trends leiden tot een aanzienlijke druk op de financiële middelen van de verzekering voor geneeskundige verzorging. Dat resulteert zeer vaak in onderhandelingen en intens overleg en zet de overheid aan tot een innoverend beleid. Daardoor neemt ook de complexiteit van het systeem toe.
Het is evenzeer belangrijk om te onderlijnen dat de deelstaten bevoegdheden bijkrijgen inzake de bepaling en het beheer van het beleid aangaande geneeskundige verzorging en dit vanaf 1 januari 2019. Op die manier blijft het aantal actoren en overheden die actief zijn binnen het systeem van de geneeskundige verzorging groeien.
Dit heeft tot gevolg dat de VGVU evolueert:
- van een ad hoc-aanpak per individuele verstrekking, per orgaan of per discipline naar innovatieve geïntegreerde en multi- en transdisciplinaire benaderingen;
- naar een zorgvraag gestuurde dienstverlening, als aanvulling op de zorgaanbod georiënteerde dienstverlening;
- naar meer aandacht voor zelfzorg, inspraak en participatie van de zorgbehoevende;
- naar een beleid gericht op preventie, en actieve ondersteuning bij herstel en re-integratie, o.m. op vlak van arbeidsongeschiktheid;
- naar een beleid gericht op het wegwerken van financiële drempels die belemmerend zijn inzake de toegankelijkheid en minder dure toegang tot geneesmiddelen;
- naar een beleid met focus op de uitbouw van een efficiënt kennissysteem;
- naar een (financiële) responsabilisering van de actoren, zowel de zorgverlener, de verzekeringsinstellingen, de industrie, als de sociaal verzekerde;
- naar meer aandacht voor de actieve bestrijding van onverantwoordelijk gedrag, misbruiken en (sociale) fraude door sociaal verzekerden, zorgverstrekkers en industrie;
- naar een transparant financieel beleid en beheer;
- naar een behoefte aan wetenschappelijk onderbouwde criteria inzake doelmatigheid, kwaliteit en kosteneffectiviteit;
- naar meer aandacht voor professionele en kwaliteitsvolle zorgorganisatie en zorgprocessen;
- naar een verder toenemende gebruik van de mogelijkheden inzake e-health (cfr. roadmap eGezondheid) en het verminderen van de administratieve lasten voor alle betrokken partijen.
Deze evoluties impliceren het voorzetten van de lopende modernisering van de RIZIV-organisatie:
- met het oog op een versterking van de beleidsondersteunende capaciteit, waarbij het RIZIV een draaischijffunctie opneemt binnen de overlegstructuren;
- naar een coherente en multidisciplinaire organisatie, met oog voor een goede samenwerking en kruisbestuiving tussen de verschillende diensten en directies;
- naar een toezicht gebaseerd op preventie, evaluatie en sanctionering;
- naar een kennisintensieve, multidisciplinaire organisatie die data, informatie en kennis inzake aspecten van de VGVU vergaart, ontwikkelt en ontsluit met het oog op een optimale en proactieve ondersteuning van de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het beleid;
- naar een organisatie die in toenemende mate een referentiepunt is bij het formuleren en promoten van standaarden van een kwaliteitsvolle en excellente gezondheidszorg, en bij het formuleren van innoverende voorstellen;
- naar een organisatie die, met het oog op een versterkte onderbouw van ons gezondheidszorgsysteem, ijvert voor de ontwikkeling van aangepaste academische en beroepsopleidingen, continue opleiding, e.d.m.;
- naar een huis met open communicatie;
Door middel van deze modernisering wenst het RIZIV zich op te stellen als een dynamische actor in het sociale zekerheids- en gezondheidszorgbeleid en bij het voorbereiden en coördineren van de toekomstige zorgverzekering. Binnen de contouren van haar wettelijke opdracht en de capaciteit waarover ze als organisatie beschikt, wil het RIZIV maximale resultaten boeken ten aanzien van de verwachtingen van de maatschappij en de politieke verantwoordelijken.
Het RIZIV opereert binnen een complex en expansief actorenveld. De VGVU, het algemene gezondheidszorgbeleid en de uitvoering ervan is met andere woorden een verantwoordelijkheid van vele verschillende actoren die zich bovendien op verschillende bestuursniveaus situeren. Het RIZIV heeft de ambitie om vanuit haar eigen rol en verantwoordelijkheden bij te dragen tot een optimale afstemming en samenwerking binnen dit actorenveld met respect voor de volgende principes:
- de erkenning van de verbondenheid van de actoren rond eenzelfde maatschappelijke missie en de waarden die eraan ten grondslag liggen;
- de nood aan een duidelijke en transparante institutionele architectuur op vlak van de VGVU en het gezondheidszorgbeleid in het algemeen;
- de nood aan een duidelijke omschrijving van de rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende actoren, met bijzondere aandacht voor de rollen en verantwoordelijkheden inzake informatieverstrekking en communicatie;
- de nood aan een gerichtheid op positieve en open samenwerking en het voortdurend streven naar synergieën binnen aanvaarde afsprakenkaders;
- de nood aan aanspreekbaarheid inzake gemaakte afspraken, doelstellingen en resultaten
- de nood aan een wederzijds respect tussen de verschillende actoren;
- de nood aan een wederzijdse erkenning van elkaars expertise;
- de nood aan een continue kritische en open (zelf)reflectie over de organisatiewijzen en samenwerkingsverbanden.
In 2014 heeft het RIZIV zijn vijftigjarig (1964-2014) bestaan gevierd. Deze gebeurtenis werd herdacht in samenwerking met een aantal sleutelactoren van de afgelopen decennia: ministers, sociale partners, xxxxxxxxxxxxx, zorgverleners... Bij die gelegenheid werd de aandacht gevestigd op de talrijke inspanningen en vorderingen om de sociale bescherming van de Belgische bevolking op het vlak van ziekte en invaliditeit te verbeteren.
Het RIZIV wil met positieve energie verder aan die weg timmeren en het hoofd bieden aan alle grote uitdagingen die zich aandienen. Samen werken we aan de ziekteverzekering van de toekomst! Dat is ons motto! Er zijn en worden diverse initiatieven en beslissingen genomen om de ziekte- en invaliditeitsverzekering van morgen uit te tekenen, die modern, toegankelijk en efficiënt wil zijn.
Zo zijn er een aantal bakens voor de toekomst uitgezet. Hiervoor is enerzijds gebruik gemaakt van de analyses over het Belgische stelsel van verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen uitgevoerd door internationale organisaties (EU, OESO, WHO), nationale autoriteiten, wetenschappelijke instellingen en andere actoren. Anderzijds is een brede bevraging van de ‘stakeholders’ die deelnemen aan het overleg (ziekenfondsen, representatieve organisaties van werkgevers en werknemers, organisaties van zorgverleners, patiëntenverenigingen, enz.) uitgevoerd.
Er zijn 10 essentiële thema's - bakens - geïdentificeerd die de komende jaren op de agenda zullen staan. Zijnde:
1. Van een verzekering tegen ziektekosten naar een hefboom voor een goede gezondheid
2. Universele sociale bescherming op basis van een aangepast en breed toegankelijk zorgpakket
3. Terugdringen van ongelijkheden
4. Modernisering van het overleg
5. Een paradigmashift inzake arbeidsongeschiktheid
6. Kwaliteit telt meer dan ooit
7. Herijking van de betalingsmechanismen
8. Samenwerking: meer dan ooit een onmisbare pijler
9. Accountability van de actoren
10. Een proactief en creatief RIZIV
Daarnaast is er een maatschappelijke dialoog gevoerd in samenwerking met de Koning Xxxxxxxxxxxxxxxxxx (KBS) over de toekomst van onze GVU-verzekering. Ter voorbereiding van deze dialoog werd een bevolkingsonderzoek ‘Uw gezondheidszorg, uw mening telt’ gehouden bij meer dan 2000 Belgen verspreid over het ganse land en werd gebruik gemaakt van de uitgezette bakens voor de toekomst. De geformuleerde aanbevelingen voor de duurzaamheid van een betaalbare, toegankelijke en kwaliteitsvolle zorg vormen een belangrijke input voor het uitstippelen van de toekomst.
Voor de uitwerking van de projecten zoals in deze wijzigingsclausule geformuleerd is een optimale samenwerking tussen alle actoren in het gezondheidszorgdomein een cruciale factor voor het behalen van een optimaal resultaat. Aan deze samenwerking dient dan ook een bijzondere aandacht te worden verleend.
De voormelde thema's werden verwerkt in de strategische kaart (cf. zie hieronder) van het RIZIV en worden geconcretiseerd via talrijke projecten die voornamelijk in deze wijzigingsclausule en in de voorgaande bestuursovereenkomsten zijn opgenomen.
Artikel 7. Strategische kaart van het RIZIV Inleiding
Om de duurzaamheid van ons huidig gezondheidssysteem te garanderen en tezelfdertijd in te spelen
op de uitdagingen en ontwikkelingen zoals hierboven opgenomen en zoals gedurende het feestjaar 50 jaar uitvoerig besproken, heeft het RIZIV voor de daaropvolgende jaren volgende strategische engagementen, waarbij we voortbouwen op de fundamenten die in het verleden werden gelegd:
1. Het ontwikkelen van een strategische visie en meerjarenplanning betreffende de noodzakelijke hervormingen en het lanceren van deze hervormingen in een globale aanpak. Deze vernieuwing en hervorming van de design van het systeem situeert zich binnen een kader waarbij de Triple AIM als motivering voorop staat, zijnde het herdenken en veranderen van het huidige systeem met een focus op de 3 volgende dimensies: (1) De gezondheid van de bevolking; (2) De kwaliteit, toegankelijkheid en veiligheid van zorg, en goede ervaringen van patiënten; (3) het terugdringen of ten minste beheersen van de kosten.
2. Het aanzetten tot en bewaken van een optimaal gebruik van de middelen voor de garantie op een toekomstig efficiënt en effectief gezondheidssysteem.
en dit uiteraard rekening houdend met de geformuleerde bakens voor de toekomst én de prioriteiten van de Regering.
Om deze hervormingen in goed banen te leiden zijn er een aantal factoren noodzakelijk voor het bereiken van een succesvol resultaat, nl.:
1) het zorgen voor maximale beschikbare expertise, de toegang tot noodzakelijke gegevens en het beschikken over een degelijk en geïnformatiseerd beheer van de data (E-health),
2) een performante samenwerking en overleg met de VI’s met een geïntegreerd zicht op efficiëntie en gebruik van moderne informatiestromen,
3) het RIZIV als draaischijf van de actoren én als medebeheerder en actor met oog voor een optimalisering van het overlegmodel en het afsprakenkader, in samenwerking en netwerking met andere nationale en internationale instellingen (EU, WHO), met de deelstaten en gebruik makend van de academische expertise,
4) het RIZIV als zichtbaar aanspreekpunt, met goede, snelle en efficiënte informatie en communicatie zodat een transparante en open communicatie gegarandeerd is,
5) het blijvend investeren in een modern RIZIV, met oog voor en het verder uitbouwen van een moderne efficiënte organisatie die beschikt over de noodzakelijke middelen (zoals lean processen, een performant en modern ICT, een modern en flexibel HR, een flexibele financiering).
De strategische kaart van het RIZIV
Op basis van de geformuleerde ideeën in het feestjaar ‘50 jaar’, op basis van de Beleidsnota van de fkomende jaren haar strategische keuzes vastgelegd. De strategische domeinen waarop het RIZIV versterkt wenst in te zetten zijn vastgelegd vanuit een coherente uitbouw van het Beleid tot en met de uitvoering ervan, en dus in nauwe aansluiting met het gezondheidsbeleid.
1. De strategische domeinen:
De projecten zoals verder concreet uitgewerkt in deze wijzigingsclausule situeren zich binnen één van de volgende 4 strategische domeinen:
I. Het RIZIV waarborgt aan elke burger de toegang tot een verzekerde en doelmatige verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen => TOEGANKELIJKHEID
II. Het RIZIV als mede verantwoordelijke voor de strategische en operationele samenwerking binnen een integrale gezondheidszorg => SAMENWERKEN
III. Het RIZIV als katalysator van een toekomstgerichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen => HERVORMING & INNOVATIE
IV. Het RIZIV zet in op een optimale benutting van de middelen => OPTIMAAL MIDDELENGEBRUIK
Deze 4 strategische domeinen zijn de blauwdruk van de wijzigingsclausule. Alle strategische doelstellingen en concrete projecten zijn hieraan gelinkt.
2. De strategische krachtlijnen:
In deze wijzigingsclausule is bij de keuze en de uitwerking van de projecten een bijzondere aandacht besteed aan volgende strategische perspectieven of krachtlijnen:
- Het klantgericht perspectief waarbij het element van dienstverlening centraal staat, zowel naar het optimaliseren van de dienstverlening als naar het aanbieden van nieuwe diensten aan de externe klanten.
- Het procesgerichte perspectief welke de focus legt op procesverbetering en informatisering. Met als gevolg het vereenvoudigen en van processen, procedures, administratieve lasten e.d.m. en het versterken van de informatisering.
- Het innovatieluik met focus op het hervormen van diverse aspecten van het gezondheidssysteem met oog op een kwaliteitsvolle, betaalbare en toegankelijke gezondheidszorg.
- Het perspectief met oog op het beheersen van de interne middelen, zijnde het bijdragen tot interne kostenbeheersing (HR, ICT,…) en middelenefficiëntie (kosteneffectiviteit) door het mogelijk maken van projecten met het oog op besparingen en inzicht in en sturing van de kosten.
- Het perspectief met focus op het beheersen van de uitgaven GVU (extern), zijnde de ontwikkeling van informatie, methodologie en van de middelen die nodig zijn voor de beheersing van de uitgaven aangaande de verstrekkingen van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
Alle projecten die hierna worden opgenomen dragen bij aan één of meerdere van de hierboven opgenomen krachtlijnen.
3. De strategische kaart :
Artikel 8. Realisatie van de strategische doelstellingen via de projecten uit de wijzigingsclausule
Deze wijzigingsclausule legt de focus op een aantal prioritaire projecten in het kader van de hierboven geformuleerde strategische prioriteiten. Deze projecten zijn tot stand gekomen in een samenwerking tussen het RIZIV, haar beheersorganen, de beleidsverantwoordelijken en de externe partners en belanghebbenden. Van zelfsprekend dient rekening te worden gehouden met de budgettaire context waarmee de Staat in het algemeen en het RIZIV in het bijzonder geconfronteerd worden.
Opmerking: indien de noodzakelijke middelen niet ter beschikking staan zullen sommige projecten niet kunnen uitgevoerd worden.
In het kader van de opdrachten die de wet aan het RIZIV heeft toevertrouwd, zal tijdens de duur van de overeenkomst aan de strategische doelstellingen een bijzondere aandacht worden besteed.
Om daaraan tegemoet te komen zijn veranderingen van de werkorganisatie en de verschillende processen noodzakelijk, zal een beroep moeten worden gedaan op ICT, moet een herkwalificatie van bepaalde taken worden doorgevoerd en moet meer worden geïnvesteerd in het beheer en de opleiding van de personeelsleden.
Het is de taak van het RIZIV en zijn administratie om in het raam van de toegekende autonomie en van de toebedeelde middelen, daartoe alle nodige maatregelen te nemen.
Hieronder worden de projecten van deze wijzigingsclausule kort toegelicht en dit aan de hand van de strategische doelstellingen zoals hoger opgenomen in de strategische kaart.
Perspectief Klant
1) Versterken en stimuleren van de re-integratie van arbeidsongeschikte personen.
Het doel hiervan is de socio-professionele re-integratie van arbeidsongeschikte of invalide personen te stimuleren om samen hun terugkeer naar de arbeidsmarkt zo goed mogelijk voor te bereiden.
Het proces van socio-professionele re-integratie veronderstelt een mobilisatie van verschillende actoren. Met artikel 12 van de wijzigingsclausule wil men een gecoördineerde en multidisciplinaire werkbenadering bij de verzekeringsinstellingen voorstellen opdat de re-integratie vanuit een multidisciplinair perspectief kan worden benaderd en dat de kwaliteit van de beslissingen van de adviserend arts kan worden verbeterd.
Daarnaast zullen terug nieuwe opleidingssessies voor disability management worden gelanceerd. De deelnemers zullen worden begeleid om hun verworven kennis gemakkelijker in praktijk te brengen. Er wordt ook voorzien in een hercertificatiesysteem (cfr. art. 11).
Ter informatie: tijdens de vorige bestuursovereenkomst werden op informaticaniveau al verschillende inspanningen geleverd. En met artikel 30 wil men nog verder gaan door de individuele invaliditeitsdossiers met betrekking tot de socio-professionele re-integratie en de internationale verdragen in IDES te integreren.
Verder zal er een discussie worden geopend met alle betrokken actoren over het beheer van de sector uitkeringen en de duurzaamheid ervan, gelet op de constante toename van het aantal personen in
arbeidsongeschiktheid of invaliditeit. Met artikel 21 zal men erop toezien dat een uitgebreide werkgroep wordt opgericht om dat onderwerp te behandelen.
2) Verzekeren van geïntegreerde zorg en multidisciplinaire samenwerking als standaard.
Eén van de passerelles van de gemeenschappelijke sokkel heeft betrekking op het opstellen van een gemeenschappelijk plan voor de chronische ziekten, "geïntegreerde zorg voor een betere gezondheid". Dat plan wordt geconcretiseerd door 12 proefprojecten voor de geïntegreerde zorg voor een periode van vier jaar.
Het onderliggende doel van dat plan is zorg van hoge kwaliteit te bieden aan alle patiëntencategorieën en zo de gezondheidstoestand van de bevolking te verbeteren, met een specifieke aandacht voor de gelijkheid in de zorg en de tevredenheid van het personeel (Triple Aim2+). Om dit ambitieuze doel te bereiken is een hervorming van het huidige zorgsysteem voor de chronische ziekten noodzakelijk zodat we kunnen overgaan naar een meer patiëntgericht en geïntegreerder systeem.
Met artikel 17 van de wijzigingsclausule wordt eveneens beoogd om de multidisciplinaire samenwerking in de behandeling van de aandoeningen aan de wervelkolom, de slokdarm en de pancreas te versterken. De behandeling van de spinale aandoeningen zal plaatsvinden via de oprichting van spine-units in de ziekenhuizen die instaan voor de aandoeningen aan de rug, maar ook via de invoering van multidisciplinaire raadplegingen voor de ruggenwervel.
Daarnaast zullen aandoeningen aan de pancreas en de slokdarm ook het voorwerp uitmaken van een kwalitatief multidisciplinair kader bestaande uit chirurgen, artsen, spoedartsen, anesthesisten, verpleegkundigen en paramedici om de patiënten een hoge expertise te bieden inzake de behandeling, de zorg en de monitoring.
3) Verlagen van de administratieve last binnen de gezondheidszorg.
Sinds enkele jaren zet het RIZIV zich in om de administratieve stappen drastisch te verminderen en te vereenvoudigen, zowel voor de sociaal verzekerden als de zorgverleners.
Zo heeft artikel 9 van de wijzigingsclausule (vervolg van artikel 11 van de 5e overeenkomst) tot doel de automatisering van de rechten van de sociaal verzekerden te versterken via onderstaande niet- exhaustieve initiatieven: een betere toegang tot de verhoogde tegemoetkoming, de toepassing van de derdebetalersregeling voor de betrokken categorieën van personen, ... Maar er wordt ook toegezien op de strikte naleving van de toekenningsvoorwaarden van diezelfde rechten.
Langs de kant van de zorgverleners zal MyRiziv de komende jaren nieuwe functionaliteiten krijgen (cfr. art. 31). Er zullen nieuwe modules worden gefinaliseerd zoals de module die betrekking heeft op de aanvraag van sociale voordelen of de module betreffende het beheer van de accrediteringen voor de tandartsen. De nieuwigheid in de toepassing MyRiziv, voor de periode van de wijzigingsclausule, heeft betrekking op de ontwikkeling van een module voor de online aanvraag voor een financiële tegemoetkoming voor de financiering en de programmatie van de stages van de artsen.
De teams zullen er ook op toezien om de toegang en het gebruik van de toepassing te vergemakkelijken door ze compatibel te maken met mobiele toestellen.
Er zullen de komende jaren ook nieuwe ontwikkelingen worden gerealiseerd in de toepassing Tardis (cfr. art. 33) om de aanvragen voor terugbetalingen van weesgeneesmiddelen te automatiseren, en zo de administratieve last en de wachttijden voor zowel de zorgverleners en de V.I.'s als de patiënt te verminderen.
In navolging van dezelfde doelstelling als de voorgaande initiatieven, zal de oprichting van een service center, een project dat deel uitmaakt van het programma passerelles van de gemeenschappelijke sokkel, gericht zijn op een betere coördinatie en een follow-up van de interacties met de klanten (burgers, zorgverleners of ondernemingen). De belangrijkste voordelen van die structuur zijn:
o Eén uniek contactpunt. De klant moet zich niet meer afvragen tot welke gezondheidszorgadministratie hij/zij zich moet wenden voor een vraag, maar contacteert het Service Center en wordt daar verder geholpen.
o Een goed uitgewerkte self-service die klanten toelaat om bepaalde interacties zelf uit te voeren of informatie te raadplegen op het online portaal.
o Een geharmoniseerde aanpak in de interactie met klanten met een eenduidige multi-kanale benadering.
o In een latere fase een vlotte doorschakeling naar andere betrokken gezondheidszorginstellingen (Gemeenschappen en Gewesten).
4) Verzekeren van een snelle en adequate toegang tot nieuwe en/of meer doelgerichte therapieën.
De toegang tot innoverende behandelingen vergemakkelijken was altijd al een van de centrale bezorgdheden van het RIZIV en zijn partners. Artikel 22 van de 5e bestuursovereenkomst over de uitvoering van het toekomstpact voor de patiënt met de farmaceutische industrie is trouwens een zeer goed voorbeeld.
Voor de periode van de wijzigingsclausule, is gepland om op korte termijn toegang tot innoverende farmaceutische en/of medische behandelingen te blijven bieden aan de betrokken patiënten. Er wordt immers gepland om de uitvoering van dat pact voort te zetten.
Artikel 26 van de wijzigingsclausule zal ook een betere toegang tot innoverende therapieën voor kanker mogelijk maken. Het heeft betrekking op de test van een nieuwe methode van DNA-analyse (NGS) om de hemato-oncologische diagnose te verbeteren.
Het programma passerelles bevat eveneens een deel over de "toegang tot innovatie in de zorg (geneesmiddelen en technologie)". Die passerelle draagt bij tot de realisatie van o.a. de volgende drie doelstellingen:
- de versterking van de coördinatie op internationaal niveau;
- de invoering van een overlegplatform met de betrokken actoren;
- de identificatie van workshops waar synergieën/samenwerkingen mogelijk zijn.
5) Versterken van participatie en empowerment van de patiënt.
Het RIZIV kent een lange traditie van sociaal overleg. Daarom wil het instituut de contacten en de communicatie met de patiëntenorganisaties verbeteren. In het kader van artikel 10 van de wijzigingsclausule, wordt voorzien in de realisatie van een oriëntatienota over de oprichting van een structureel overlegplatform met de patiëntengroepen waar alle onderwerpen met betrekking tot de geneeskundige verzorging zullen worden aangekaart. Er wordt verwacht dat het goedgekeurde voorstel in de loop van de komende jaren operationeel zal zijn.
6) Voortdurend verbeteren van de kwaliteit van het aanbod van de gezondheidszorg.
Waken over de continue verbetering van de kwaliteit van het zorgaanbod is de doelstelling die als een rode draad doorheen een groot deel van de projecten loopt die het RIZIV en haar partners hebben opgestart.
De projecten Mobile Health (cfr. art. 25) en NGS (cfr. art. 26) zijn hiervan overtuigende voorbeelden, maar zeker niet de enige.
Het eerste is erop gericht om in ons gezondheidszorgsysteem mobiele gezondheidsapplicaties in te voeren waardoor permanent informatie beschikbaar is over de gezondheid van de patiënt om zo het verloop van zijn ziekte van nabij te kunnen volgen en, indien nodig, snel maatregelen te treffen.
Het doel van het tweede project is om, zoals eerder uitgelegd, een nieuwe methode in te voeren om kanker op te sporen.
Het programma 'pay for quality', dat aansluit bij het programma van de passerellen, dient ook om de kwaliteit van de geneeskundige verstrekkingen te verbeteren en de uitgaven voor geneeskundige verzorging te controleren. De kwaliteit van de verzorging in de ziekenhuizen wordt geëvalueerd op basis van een reeks indicatoren die vooraf zijn gedefinieerd en jaarlijks worden herzien. Afhankelijk van de behaalde resultaten ontvangen de ziekenhuizen een financiële tegemoetkoming.
Perspectief Proces
7) Inzetten op digitale en geautomatiseerde processen over alle domeinen binnen een lean cultuur.
Enkele jaren geleden is het RIZIV van start gegaan met een traject van intensieve digitalisering. Het aantal digitaliseringsprojecten in de vorige bestuursovereenkomsten en andere overeenkomsten is blijven toenemen. Die digitaliseringsgolf heeft zowel betrekking op onze interne processen als die naar onze externe klanten toe.
Met het oog op onze verhuis waar het "paper less"-principe zal worden versterkt, wil het RIZIV onderweg een actieplan opstellen met verschillende onderdelen (cfr. art. 27), waaronder de digitalisering van onze archieven, de automatisering en digitalisering van onze processen en onze manier van werken, de invoering van digitale interfaces, de creatie van mobiele toepassingen, ...
Wat de processen betreft, zullen specifieke inspanningen worden geleverd om het informatiseringstraject van het beheer van de individuele dossiers in verschillende diensten voort te zetten en zo de toegang aan de verzekeringsinstellingen, de zorgverleners en de andere administraties te vergemakkelijken (cfr. art. 13, 30). De verbetering van de toepassing Nomensoft zal het mogelijk maken om over een performante toepassing te beschikken waarbij rekening wordt gehouden met de evolutie van de behoeften van de externe en interne gebruikers.
Het project mult-e-Mediatt is ook gericht op een informatisering van het proces van neerlegging en beheer van de getuigschriften van arbeidsongeschiktheid, gelet op de grotere automatisering van de taken en een tijdsbesparing die aanvankelijk aan die taken werd toegekend (cfr. art. 23).
Op het vlak van de drie gezondheidszorgadministraties zal voor de periode 2019-2021 een nieuw plan e- gezondheid worden voorgesteld. Dat plan kadert in het programma passerelles. Het plan werd in 7 categorieën ingedeeld.
Er zal onder andere worden toegezien op de invoering van bepaalde projecten of de verbetering van bestaande oplossingen (bijv.: eAttest, Personal Health Viewer, VIDIS, ...).
8) Verbeteren van het beheer van risico's binnen onze organisatie.
Het thema van de organisatiebeheersing bij het RIZIV is niet nieuw. Het procesbeheer (cfr. art. 36 van de 5e BO), de oprichting van een auditdienst in 2012, de creatie van beheersinstrumenten waren hiervan immers de grondslag.
Toch ontbreekt er nog een gestructureerde aanpak om het risicobeheer en de interne controle bij het RIZIV te benaderen. En daarin wordt voorzien in artikel 41 van de huidige wijzigingsclausule, door een visienota op te stellen over de organisatiebeheersing, samen met concrete voorstellen die gericht zijn op een betere risicobeheersing en een versterking van de interne controle.
Perspectief Middelen
9) Samen met alle actoren inzetten op het vermijden van sociale fraude en ander misbruik.
De voorbije decennia hebben de Dienst voor Administratieve Controle en de Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle een aantal maatregelen getroffen om de fraude op een preventieve en dwingende manier een halt toe te roepen.
De strijd tegen de sociale fraude en het misbruik zal de komende jaren intensiever zijn via, onder meer, een nauwere samenwerking tussen de sociale inspectiediensten.
Die versterking van de samenwerking tussen de administraties zal onder meer tot gevolg hebben dat het RIZIV de enige instelling zal zijn die bevoegd is voor de controle op de verplichting van de werkgevers om jaarlijkse vakantieattesten en inlichtingenbladen af te leveren, zodat de verzekeringsinstellingen op een correcte manier de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen kunnen berekenen en kunnen toekennen aan een sociaal verzekerde die als arbeidsongeschikte is erkend (cfr. art. 36).
Artikel 34 van de wijzigingsclausule is gericht op synergieën met de RVA om domiciliefraude, fictieve onderwerpingen, cumulaties van niet-toegestane activiteiten die al dan niet aan de RSZ zijn aangegeven,
... doeltreffender te kunnen aanpakken. Dankzij die samenwerking kunnen we op een veilige manier over een betere kwaliteit en beschikbaarheid van de gegevens beschikken.
Daarnaast blijft de DAC zijn evaluatieproces van de performantie van de verzekeringsinstellingen uitvoeren om hen verantwoordelijker te maken voor de toegekende middelen.
De antifraudecontroles zullen ook betrekking hebben op de zorgverleners (cfr. art. 38, 39). De Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle zal het proces van afgifte van de getuigschriften van arbeidsongeschiktheid door de artsen onderzoeken, door een preventieve aanpak aan te nemen en hen richtlijnen voor het voorschrijven over te dragen. De activiteiten van de adviserend artsen van de verzekeringsinstellingen zullen ook worden geëvalueerd om verbeteringen aan te brengen.
Daarnaast zal de dienst de activiteiten van de thuisverpleegkundigen onderzoeken. Die doelgroep vormt de komende jaren een prioriteit in de strijd tegen fraude, in het bijzonder met betrekking tot de bewuste aanrekening van niet-uitgevoerde prestaties.
10) Verzekeren van integriteit en vertrouwelijkheid van de gegevens.
De garantie van de integriteit en de vertrouwelijkheid van de gegevens in de sector van de geneeskundige verzorging is van cruciaal belang. Daarom werden en worden verschillende initiatieven genomen in het kader van het programma "Health data" van de REDESIGN, zowel bij het RIZIV als de drie gezondheidszorgadministraties.
De Dienst interne audit en de Dienst Informatieveiligheid zullen regelmatig interne audits uitvoeren en aanbevelingen doen. De verbetering van het beheer van de interne controle en de risicocontrole, in het bijzonder die welke verband houden met de informatieveiligheid, zal trouwens worden opgenomen in het kader van artikel 41 van de wijzigingsclausule.
Er zal eveneens een belangrijk project worden ontwikkeld bij de Dienst voor Uitkeringen om over kwaliteitsvolle gegevens te beschikken en daarbij de veiligheid van de gegevensuitwisseling na te leven (cfr. art. 22).
De elektronische gegevensoverdracht bij het Fonds voor de Medische Ongevallen (cfr. art. 42) zal eveneens bijdragen tot een beter beheer van de vertrouwelijkheid van de door de zorgverleners of de ziekenhuisinstellingen verkregen informatie.
11) Inzetten op data-intelligentie door het capteren van informatie te verbreden, de kwaliteit en de diepgang verder uit te bouwen en te verrijken door gegevens op automatische wijze toegankelijk te maken voor geautoriseerde partijen.
De Dienst voor Uitkeringen heeft de ambitie om in de komende jaren over een arsenaal aan kwaliteitsvolle gegevens te beschikken, om zo de evolutie van bepaalde tendensen te kunnen begrijpen en bijgevolg de nodige strategische beslissingen te kunnen nemen (cfr. art. 22).
Dat werk bestaat voornamelijk uit drie delen:
- Bijkomende gegevens verzamelen bij de V.I.'s over hun contacten met de verzekerde en over het re-integratietraject;
- De bestaande datawarehouses verder ontwikkelen om de interne gegevensbanken doeltreffender te beheren. Bovendien zullen we in de datawarehouse bijkomende gegevens registreren met betrekking tot de getuigschriften van arbeidsongeschiktheid, primaire arbeidsongeschiktheid en het re-integratietraject, alsook gegevens die voortvloeien uit de nieuwe fluxen PAO/GAO;
- Een haalbaarheidsstudie uitvoeren over de mogelijkheid om externe gegevensbanken te raadplegen en gegevens van de interne gegevensbanken te kruisen met die van de externe gegevensbanken.
In ruimere zin plant de gemeenschappelijke sokkel de invoering van een programma "Health data". Dat is gericht op een gecoördineerde en geïntegreerde 'evidence-based'-aanpak van de gezondheidsgegevens, zodat die optimaal kunnen worden gebruikt tijdens het bepalen, het invoeren en het controleren van de uitvoering van het gezondheidsbeleid. Om het gezondheidsbeleid in zijn geheel te kunnen dekken, zal die aanpak op termijn ook de gegevens moeten bevatten over de omgevingsfactoren, de factoren over de veiligheid van de voedselketen en de factoren betreffende de kwaliteit van de werkomgeving, die mogelijk een invloed kunnen hebben op de menselijke gezondheid.
12) Responsabiliseren van de zorgverleners wat betreft doelmatigheid.
In 2016 is in het RIZIV de Cel Doelmatige Zorg opgericht (cfr. art. 35 van de 5e BO) dat als doel heeft een politieke wil, zijnde het optimaal gebruik van de middelen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, te vertalen naar een concreet actieplan. Een reeks maatregelen werden uitgewerkt en in werking gesteld om de verspilling in de sector te verminderen.
In de huidige wijzigingsclausule wordt voorzien in de uitvoering van het nieuwe actieplan voor de periode 2018-2020, in samenwerking met de FOD VVVL, in het kader van het synergieënprogramma tussen de gezondheidszorgadministraties.
Artikel 38, zie hierboven, is eveneens gericht op een optimaal gebruik van de middelen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering.
In diezelfde zin wordt in artikel 37 voorzien in de vermindering van de herhaling van voorschriften voor technische onderzoeken voor een patiënt via de raadpleging van het elektronisch medisch dossier.
13) Aligneren van de ziekenhuisfinanciering op het globale zorgbeleid en het integreren van het toezicht.
De hervorming van de ziekenhuisfinanciering en de oprichting van een auditdienst van de ziekenhuizen zullen integraal deel uitmaken van de wijzigingsclausule van het RIZIV en van de gemeenschappelijke sokkel.
Die twee projecten zullen immers samen met de FOD VVVL en het FAGG worden uitgevoerd.
De voorbije jaren werd een akkoord gesloten over de hervorming van de ziekenhuisfinanciering (cfr. Regeerakkoord 2014). Het doel van artikel 15 is de implementatie van die veranderingen, die reeds in het kader van artikel 17 van de vorige overeenkomst werden aangevat, voort te zetten, maar ook om nieuwe werven te openen.
Voor de periode 2019-2021 plannen het RIZIV en zijn partners de realisatie van 4 projecten:
- Implementatie, monitoring en audit van het systeem van laagvariabele zorg met betrekking tot de honoraria;
- Methodische uitwerking van het programma P4Q;
- Uitbreiding van het systeem voor de laagvariabele zorg naar de geneesmiddelen en andere gezondheidsproducten, alsook naar het budget van de financiële middelen (BFM);
- Stimulering van het systeem van het dagziekenhuis.
Met betrekking tot de audit van de ziekenhuizen gaat het om een nieuw initiatief om een auditdienst op te richten voor de drie instellingen van de gezondheidssector, met name het RIZIV, de FOD VVVL en het FAGG. Die operatie heeft als hoofddoel een meer doeltreffende, gemakkelijkere en transparantere follow- up van de ziekenhuizen te verzekeren, door de nadruk te leggen op de bevordering van de goede praktijken en de doeltreffendheid van de geneeskundige verzorging (preventie van de overconsumptie).
14) Optimaliseren van het financieel beheer van de verzekering geneeskundige verzorging en uitkeringen.
De optimalisering van het financieel beheer van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen is een thema dat al tijdens de vorige bestuursovereenkomst werd aangekaart, in het bijzonder in artikel 20.
De wijzigingsclausule is gericht op het behalen van twee doelstellingen op dat vlak.
De eerste doelstelling betreft de optimalisering van het beheer van het budget van de verzekering voor geneeskundige verzorging via onder meer een hervorming van het systeem van financiële responsabilisering (opdrachtenbegroting), dat niet is aangepast aan de huidige context, voor redenen vermeld in artikel 18. Dat actiepunt is ook opgenomen in het toekomstpact met de verzekeringsinstellingen.
Het proces voor de afsluiting van de rekeningen van het RIZIV zal ook worden verbeterd om de huidige achterstanden op te vangen.
De tweede doelstelling bestaat in het opstellen van een actieplan ter implementatie van de aanbevelingen van de audit die eind 2017 werd uitgevoerd met betrekking tot het beheersproces van de ontvangsten en uitgaven van de internationale verdragen in de gezondheidssector.
Perspectief Innovatie
15) Verder uitbouwen van een duurzaam werkingskader voor de ontwikkeling van innovatieve farmaceutische therapieën en klinisch onderzoek.
De ontwikkeling van innoverende farmaceutische therapieën en de investering in het klinisch onderzoek zijn gemeenschappelijke bezorgdheden bij de drie gezondheidszorginstellingen. Zo zal die thematiek ook het voorwerp uitmaken van gemeenschappelijke initiatieven die zijn opgenomen in de gemeenschappelijke sokkel en meer bepaald in de passerelle "Toegang tot innovatie in de zorg".
Bovendien zal het RIZIV het toekomstpact met de farmaceutische industrie, dat reeds werd gestart tijdens de 5e overeenkomst (cfr. art. 22), blijven uitvoeren via onder meer de realisatie van de volgende projecten: de invoering van een versnelde procedure ETA ETR, de integratie/het gebruik van de registers, de structurele oplossing hepatitis C, de toepassing van de "patient cliff", ...
Ter herinnering, met het toekomstpact met de farmaceutische industrie (gesprekspartners Xxxxxx.xx en Febelgen), wil men de toegang voor de patiënt tot kwaliteitsvolle farmacotherapeutische zorg die noodzakelijk is voor die patiënten, optimaliseren.
Voor de periode van de wijzigingsclausule, wordt met artikel 24 de voortzetting en de finalisering van het laatste actiepunt van het toekomstpact, met name met betrekking tot de terugbetalingsprocedure "Dag 180+1", verzekerd. Dat project omvat de aanpassing, de vereenvoudiging en de versnelling van de huidige beslissingsprocessen alsook de lopende procedures inzake de terugbetaling van geneesmiddelen.
16) Verder inzetten op de samenwerking en op de ontwikkeling van synergieën met de nationale en Europese actoren.
Om de uitdagingen die zich voordoen zo goed mogelijk het hoofd te bieden, sluit het RIZIV zowel op nationaal als internationaal vlak samenwerkingsakkoorden.
Zoals eerder vermeld, wil men met het BeNeLuxA-project de internationale samenwerking tussen de terugbetalingsautoriteiten van 5 Europese landen versterken inzake de terugbetaling van geneesmiddelen, om snel toegang te hebben tot innoverende geneesmiddelen en aan een voordelige prijs voor de patiënten. Naast de prijscontrole van de geneesmiddelen, wil men met die samenwerking ook aanzienlijk meer efficiëntie verkrijgen dankzij, onder meer, de structurele uitwisseling van gegevens en expertise en het organiseren van gemeenschappelijke evaluaties. Dat initiatief werd gelanceerd in het kader van de 5de bestuursovereenkomst.
Op nationaal vlak is het REDESIGN-programma gericht op het creëren van synergieën, aligneringen en een grotere samenwerking tussen de diensten van de drie gezondheidszorginstellingen om de dienst die aan de burger wordt verleend, te verbeteren en op een optimale manier de middelen van de verzekering van de geneeskundige verzorging te beheren.
Een aantal projecten van de huidige wijzigingsclausule kaderen in die dynamiek en het succes ervan hangt af van een goede samenwerking tussen de administraties.
Het betreft in het bijzonder de volgende projecten:
- de hervorming van de ziekenhuizen: audit en financieringssysteem (cfr. art. 15, 16);
- het actieplan handhaving in de gezondheidszorg;
- de uitvoering van het geïntegreerd plan voor de chronische ziekten;
- de uitvoering van het plan e-gezondheid;
- …
Daarnaast zal voor andere initiatieven ook een samenwerking of een implicatie nodig zijn van actoren uit de academische en medische wereld, verzekeringsinstellingen of andere openbare besturen (cfr. art. 11, 12, 21, 26, 34).
Het RIZIV heeft zich ertoe verbonden om de overdracht van de bevoegdheden naar de gefedereerde entiteiten te begeleiden voor de materies die onder haar gezag vallen. In het kader hiervan zijn al meerdere acties ondernomen.
Er zijn stuurgroepen opgericht die instaan voor de regelmatige follow-up van de stand van zaken van de werkgroepen in verband met de overheveling van bevoegdheden en de thema's die eruit voortvloeien, waaronder in hoofdzaak het personeel en de ICT-ontwikkelingen. De details over hun werkzaamheden zijn terug te vinden in de halfjaarlijkse en de jaarlijkse verslagen van de 5e Bestuursovereenkomst in artikel 25.
De impact op het RIZIV van de overdracht van de bevoegdheden in het kader van de staatshervorming betreft de volgende domeinen:
• Het gezondheidsbeleid voor ouderen en de langetermijnzorg ("long care")
• De geestelijke gezondheidszorg
• Het preventiebeleid
• De organisatie van de eerstelijnsgezondheidszorg
• De ondersteuning van personen met een handicap (mobiliteitshulpmiddelen)
De overgangsfase naar aanleiding van de zesde staatshervorming eindigt op 31 december 2018. De gefedereerde entiteiten wegen nu aanzienlijk meer op de definitie en het beheer van het gezondheidszorgbeleid. De gemeenschappen en gewesten hebben een hele reeks bevoegdheden in hun wetgevingsapparaat omgezet die ze vanaf 1 januari 2019 zullen uitoefenen.
17) Vereenvoudigen en afstemmen van de nomenclatuur op het beleid en de actuele context.
Het moderniseringsproject van de nomenclatuur is reeds gestart in het kader van de 5e overeenkomst (cfr. art. 21). In artikel 19 van de huidige wijzigingsclausule wordt voorzien in de voortzetting van de acties op dit vlak met het oog op de hervorming van de nomenclatuur en de vereenvoudiging en harmonisering ervan. Daarvoor werd een actieplan, dat is opgenomen in het akkoord artsen-ziekenfondsen 2018-2019 en uit verschillende delen bestaat, voorgesteld en goedgekeurd.
Die modernisering zal worden gerealiseerd in samenwerking met de FOD Volksgezondheid.
18) Bevorderen van een werkomgeving gericht op wederzijds respect, motivatie en betrokkenheid teneinde een gezonde en duurzame samenwerking te garanderen.
Het welzijn van de medewerkers is altijd een grote bezorgdheid geweest van het management van de instelling.
In de loop van de volgende jaren zullen een groot aantal veranderingen plaatsvinden en het gaat niet alleen om de verandering van vestiging. De verhuis is immers een kans om over te gaan naar een nieuwe werkcultuur, doorgaans de New Way of Working genoemd.
De responsabilisering van de medewerker en de flexibiliteit worden de nieuwe normen.
Om die verandering te ondersteunen werd een nieuw arbeidsreglement voorgesteld dat meer autonomie, verantwoordelijkheid en soepelheid wil bieden in het tijdsbeheer en de organisatie van het werk. Het vertrouwen wordt centraal gesteld in de relatie medewerker-hiërarchische meerdere.
Het digitaliseringsprogramma zal ook een meerwaarde bieden aan de medewerker, dankzij een vereenvoudiging van het werk.
Het spreekt voor zich dat dit traject van verandering parallel wordt gevoerd door de FOD VVVL en het FAGG, zodat we ons in 2020 onder het zelfde dak terugvinden, maar ook met dezelfde werkfilosofie.
19) Opnemen van een stuwende rol in de ontwikkeling van een visie op duurzame en kwalitatieve gezondheidzorg (living tomorrow).
De geneeskundige sector wordt geconfronteerd met grote uitdagingen, zowel op maatschappelijk, medisch en technologisch vlak. Om er het hoofd aan te kunnen bieden werden al een aantal hervormingen goedgekeurd en worden deze al uitgevoerd.
Het blijft echter belangrijk om alert te blijven en naar de toekomst te kijken om samen het gezondheidsbeleid van morgen uit te denken en daarbij rekening te houden met de toekomstige uitdagingen en de uitvoerbaarheid van het systeem. Die oefening moet goed worden uitgevoerd door alle administraties die actief zijn in de gezondheidssector.
De partijen die de wijzigingsclausule hebben ondertekend erkennen dat wegens de omvang en de complexiteit van de te behandelen materie, dit een beduidende vooruitgang op het stuk van de in aanmerking te nemen prioriteiten, de actieve medewerking van alle betrokken actoren en een relatieve stabiliteit van het werkterrein van het Instituut onderstelt.
De partijen komen overeen om voor de periode van 1 januari 2019 tot 31 december 2020 de doelstellingen opgenomen onder titels IV tot en met VII te weerhouden. Voor specifieke doelstellingen zullen de effecten door middel van boordtabellen opgevolgd worden.
Naast de selectie van een aantal projecten met actie-verbintenissen en eventueel boordtabellen voor de periode 2019-2020 wordt ook voorzien in een opvolging van een aantal (continue) processen en activiteiten waarvoor in het kader van de vorige Bestuursovereenkomsten actie-verbintenissen werden opgenomen, maar niet meer in de huidige wijzigingsclausule. Deze opvolging heeft als doel transparantie te creëren op vlak van de doorwerking van de vroegere engagementen in de continue opdrachten van het RIZIV.
TITEL IV: Het RIZIV waarborgt aan elke burger de toegang tot een zekere en doelmatige verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen: Toegankelijkheid
Artikel 9. Een evaluatie, verfijning en bijsturing van de reglementering met het oog op het verderzetten van de initiatieven inzake een toegankelijker zorg voor kwetsbare bevolkingsgroepen.
Dit artikel betreft de voortzetting van de onderdelen 1 & 3 onder artikel 11 uit de 5de bestuursovereenkomst. Het concretiseert het vervolg op eerder uitgevoerd studiewerk in het kader van de automatisering van de verhoogde tegemoetkoming en een nieuw opvolg- en evaluatie initiatief met betrekking tot de derdebetalersregeling.
Omschrijving
Het gaat om het verfijnen en het optimaliseren van bepaalde toegankelijkheidsmaatregelen en tegelijkertijd om een evaluatie die moet leiden tot de bijsturing van de reglementering met het oog op de versterking van de initiatieven tot verbetering van de toegang tot de zorg voor kwetsbare bevolkingsgroepen. De volgende aspecten zullen worden behandeld:
− Automatisering en optimalisering in het kader van de verhoogde tegemoetkoming;
− Evaluatie van de derdebetalersregeling;
Kader
Reglementeren, informeren, controleren
Krachtlijnen
− Optimaliseren van de toegang tot de zorg voor kwetsbare groepen.
− Verlagen en vereenvoudigen van de administratieve last binnen de gezondheidszorg.
Context
Het is één van de kerntaken van het RIZIV om de gezondheidszorg betaalbaar te maken en te houden voor iedereen. Het wegwerken of verlagen van financiële en administratieve drempels vormt een continue uitdaging om bij te dragen tot een inclusief en toegankelijk gezondheidszorgsysteem.
Dit artikel beoogt de voortzetting van eerdere initiatieven uit vorige bestuursovereenkomsten die de Dienst voor Geneeskundige Verzorging en de Dienst voor Administratieve Controle hebben genomen om de toegang tot de verzorging voor kwetsbare bevolkingsgroepen te verbeteren. Onder Artikel 11 van de 5de bestuursovereenkomst werd een uitgebreid luik opgenomen rond diverse toegankelijkheidsaspecten:
− Automatisering in het kader van de verhoogde tegemoetkoming;
− Evaluatie van het statuut chronische aandoening;
− Evaluatie van de verplichte sociale derdebetalersregeling;
− Hervorming van de gegevensstromen met betrekking tot de "maximumfactuur";
− Initiatief in het kader van financiële transparantie;
− Initiatieven met het oog op het dichten van de gezondheidskloof.
In deze wijzigingsclausule wordt verder ingezet op twee belangrijke financiële toegankelijkheidspijlers binnen de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging: de verhoogde tegemoetkoming en de derdebetalersregeling(zie hieronder deel 1 en deel 2).
Naast het optimaliseren van de sociale toegankelijkheidsmaatregelen voor de kwetsbare bevolkingsgroepen zal er de komende jaren in de schoot van de Werkgroep Verzekerbaarheid een fundamentele reflectie opgestart worden over de opening van het basisrecht en de verlenging van de toegang tot de gezondheidszorgen die moet leiden tot een vereenvoudiging van het huidige verzekerbaarheidssysteem.
Om te komen tot een diepgaande en holistische hervorming van de verzekerbaarheidsregels zal door de Werkgroep Verzekerbaarheid een voorbereidende haalbaarheidsstudie en impactanalyse (m.b.t de technisch en juridisch-administratieve aspecten) uitgevoerd worden rond volgende vier prioritaire deelwerven:
- Verlenging van het recht op geneeskundige verzorging: gezien de complexiteit van de reglementering en de verschillen in toepassing ervan tussen de ziekenfondsen is het noodzakelijk de reglementering rond het verlengen van rechten te vereenvoudigen opdat deze reglementering uniform kan toegepast worden.
- Statuut personen ten laste: de regels rond het huidig statuut van persoon ten laste bijschaven met het oog op vereenvoudiging, duidelijkheid en uniformisering en rekening houdend met de actuele maatschappij en context.
- Persoonlijke bijdragen: uitwerken van een vereenvoudigde en rechtvaardige vaststelling van persoonlijke bijdragen.
- Hoedanigheden: evalueren op welke wijze een vermindering van het aantal hoedanigheden kan bijdragen aan een vereenvoudigd stelsel van verzekerbaarheid.
Op basis van de bevindingen en de hervormingspistes die voortvloeien uit deze voorbereidende studiefase kunnen in de volgende bestuursovereenkomst concrete verbintenissen worden aangegaan om de complexiteit van de reglementering verzekerbaarheid terug te dringen en stappen te zetten naar een meer coherent geheel van verzekerbaarheidsregels die de rechthebbenden op een faire, transparante en uniforme wijze behandelt. Tevens zullen deze hervormingen een algemene administratieve vereenvoudiging bewerkstelligen voor alle betrokkenen: de sociaal verzekerden, de VI en de administratie.
Deel 1: Verdere verfijning van de toekenningscriteria verhoogde tegemoetkoming (VT) met het oog op het meer automatisch cibleren van de VT op kwetsbare rechthebbenden en tot een meer doelmatig en rechtvaardig(er) inkomensonderzoek VT.
In het kader van de vorige bestuursovereenkomst werden twee studies aangeleverd die als bouwstenen dienen voor het voorstellen van aanpassingsmaatregelen die kunnen bijdragen tot een verdere automatisering van de toekenning van de verhoogde tegemoetkoming aan potentieel rechthebbenden. Ten eerste betrof dit de vergelijkende studie “best practices” voor de toekenning van andere inkomensgerelateerde sociale voordelen (5de BO – Art. 11.2). Ten tweede, het evaluatierapport van de proactieve detectie van rechthebbenden VT, een gegevensstroom die opgezet is i.h.k.v. de 4de BO en in productie is gegaan in 2015 (5de BO – Art. 11.1).
In het laatste semestrieel verslag van de 5de bestuursovereenkomst werden de nog niet uitgevoerde actieverbintenissen 3 & 4 onder artikel 11 geherformuleerd en samengevoegd. Bedoeling was om in het eindvoorstel voor de verdere automatisering van de VT, in éénzelfde oefening nieuwe pistes te integreren
die voornamelijk betrekking hadden op de verfijning en de uniformisering van het huidig inkomensonderzoek dat gebruikt wordt voor de toekenning van het recht op VT.
Voor de concrete uitvoering van deze nieuwe actie-verbintenis, zal gewerkt worden rond twee luiken.
Luik 1: bestrijden van de non take-up
De verhoogde tegemoetkoming is een belangrijke sociale maatregel, niet alleen met oog op betaalbare gezondheidszorgen voor de sociaal verzekerden inzake hogere terugbetaling van de medische kosten, toegang tot de sociale maximumfactuur en gebruik van de derdebetalersregeling, maar tevens omdat de VT toegang verschaft tot een reeks afgeleide rechten buiten de gezondheidszorg. Tal van andere sociale voordelen, zoals een sociaal telefoontarief, tariefverminderingen voor het openbaar vervoer, taxicheques,… gebruiken de verhoogde tegemoetkoming als middel voor het toekennen van dat voordeel. Het al dan niet genieten van de VT heeft aldus een grote impact op de financiële veerkracht van een sociaal verzekerde en zijn gezin.
Vandaag gebeurt de toekenning van het recht op VT op basis van twee verschillende manieren.
1. Automatische toekenning van het recht op de verhoogde tegemoetkoming.
Voor een aantal doelgroepen met een zeer kwetsbaar statuut wordt het recht op VT automatisch geopend, dit gaat o.a. om personen met een leefloon, personen die genieten van de inkomensgarantie voor ouderen, weeskinderen en gehandicapten. Deze groepen werden reeds aan een sociaal onderzoek onderworpen door een andere instantie (bv. het OCMW).
2. Toekenning van het recht op de verhoogde tegemoetkoming na een inkomensonderzoek. Dit betreft een groep van potentieel rechthebbenden waarvoor de rechten niet automatisch worden geactiveerd. Deze doelgroepen dienen op eigen initiatief een aanvraag in te dienen bij hun ziekenfonds en een reeks administratieve formaliteiten te doorlopen, waaronder het indienen van een verklaring op erewoord en het voorleggen van een aantal bewijsstukken m.b.t. de inkomsten (o.a. het laatste aanslagbiljet en/of loonbrief,…).
Het is binnen deze laatste minder duidelijk afgelijnde risicoprofielen van sociale kwetsbaarheid (o.a. eenoudergezinnen, werklozen, personen die leven van een ziekte- of invaliditeitsuitkering), dat er mogelijks een aantal potentieel rechthebbenden niet komen tot het effectief genot van de verhoogde tegemoetkoming. De zogenaamde non take-up van sociale rechten wordt doorgaans veroorzaakt door te hoge sociaal-administratieve drempels, zoals in dit geval personen die het bestaan van de verhoogde tegemoetkoming niet kennen en/of er niet attent worden op gemaakt.
In 2015 is in de schoot van het RIZIV met de procedure van de proactieve flux een eerste belangrijk initiatief opgestart om de non take-up binnen de VT te bestrijden. De proactieve detectie van potentieel rechthebbenden gebeurt op basis van een gegevensuitwisseling m.b.t. de inkomsten van het gekende gezin tussen de ziekenfondsen, de FOD Financiën, het RIZIV en de Kruispuntbank sociale zekerheid. Gezinnen wiens fiscale inkomsten lager uitvallen dan het grensbedrag om de VT te genieten, worden door hun ziekenfonds gecontacteerd met oog op het indienen van een aanvraag voor de VT.
Het rapport dat de effecten van deze gecibleerde actie door de ziekenfondsen evalueert (cfr. 5de BO Artikel 11.1), was bij het schrijven van dit artikel nog niet beschikbaar. De lessen die uit deze oefening kunnen getrokken worden, zullen in het kader van deze wijzigingsclausule omgezet worden in concrete acties om
o.a. de aanvraagmodaliteiten VT waar mogelijk te vereenvoudigen.
De complexe administratieve formaliteiten werden reeds aangehaald in het rapport ‘best practices’ als één van de belangrijke knelpunten voor non take-up. Binnen de huidige procedure bestaat er zeker ruimte om over te gaan tot een vereenvoudiging van de administratieve stappen die de sociaal verzekerden dienen te zetten teneinde het recht op de VT te bekomen, en dit zonder grote ingrepen of aanpassingen
van de huidige gegevensstromen. Tevens kunnen deze quick-wins in de praktijk mogelijk leiden tot een grotere automatisering van de toekenning VT.
In de lijn van de huidige proactieve flux kan ook nagedacht worden over gelijksoortige stimulerende en drempelverlagende maatregelen of een intermediaire vorm van automatisering. Hierbij is zeker een grotere proactieve rol voor de ziekenfondsen weggelegd. Mogelijke pistes om verder te onderzoeken in dat kader zijn ten eerste, het meer doelgericht exploiteren van gegevens en indicatoren van de sociaal verzekerden waar de ziekenfondsen vandaag reeds over beschikken. Ten tweede, gaat het om het effectief uitbreiden van hun toegang naar nieuwe gegevensbanken die gecombineerd onthullende informatie kunnen verschaffen over de algemene financiële draagkracht van sociaal verzekerden.
Luik 2: verfijning van de toekenningscriteria VT met het oog op het meer doelmatig en rechtvaardig besteden van de middelen toegekend in het kader van de verhoogde tegemoetkoming.
Bij het inkomensonderzoek dat wordt uitgevoerd in het kader van de toekenning van de verhoogde tegemoetkoming is er uitdrukkelijk gekozen om rekening te houden met de globale financiële situatie van de rechthebbenden, d.w.z. met àlle types inkomens van een persoon of gezin, omdat deze maatregel net bedoeld is voor rechthebbenden in een zeer precaire financiële levenssituatie.
Er bestaat zowel binnen de beleidscel als bij de verzekeringsinstellingen een draagvlak om na te gaan in welke mate we het huidig inkomstenonderzoek voor de toekenning van de VT kunnen aanvullen met vermogenselementen, zodat er meer rekening gehouden wordt met het onroerend patrimonium om de financiële situatie van een gezin correct te kunnen inschatten. Mits een toegang tot het kadaster via bepaalde gegevensbanken zou dit automatisch (en dus zonder tussenkomst van de rechthebbende) kunnen gebeuren. Dit zal o.a. vermijden dat de VT onrechtmatig zou worden toegekend aan renteniers.
De omvorming tot een meer rechtvaardig inkomensonderzoek VT levert een tripele inzet op.
Door verfijning en automatisering van de toekenningscriteria kan in één en dezelfde beweging bijgedragen worden tot een betere take- up door de rechthebbenden en tot een meer doelmatige en doelgerichte toekenning van het recht op VT.
Bovendien zou dit instrument, dat zowel inkomens- als vermogenselementen combineert tevens gebruikt kunnen worden voor het vaststellen van de persoonlijke bijdragen als resident en voor de loonplafonds van de personen ten laste (PTL). Het invoeren van één uniform inkomensonderzoek zal daarenboven leiden tot procesvereenvoudigingen en de realisatie van efficiëntiewinsten voor de VI’s.
Het opzet in deze wijzigingsclausule is een optimalisering en verfijning van de bestaande procedures die in voege zijn in het kader van de verhoogde tegemoetkoming en die moeten leiden tot een grotere automatisering van de toekenning. Het is niet de bedoeling om binnen de termijn van deze clausule tot een volledige herziening van het bestaande systeem en de hieraan verbonden gegevensstromen over te gaan.
Concreet wil het RIZIV in nauwe samenwerking met de VI’s tegen uiterlijk 31 december 2020 een coherent voorstel aanreiken aan de WGV dat zeer tastbare en uitvoerbare acties bevat met het oog op:
- het bestrijden van de non-take up, zijnde het meer automatisch cibleren van de VT op kwetsbare rechthebbenden, die het minst in staat zijn hun rechten te laten gelden;
- het formuleren van initiatieven die moeten leiden tot een meer doelmatig en rechtvaardiger inkomstenonderzoek VT, eventueel ook toegepast zal kunnen worden voor de vaststelling van de bijdragen als resident en de inkomensvoorwaarden PTL en in éénzelfde beweging zullen leiden tot administratieve vereenvoudiging en uniformisering.
Deel 2: Evaluatie van de derdebetalersregeling
In het kader van de vorige bestuursovereenkomst (5de BO artikel 11.7) heeft het RIZIV een rapport opgesteld waarin de derdebetalersregeling als financiële toegankelijkheidsmaatregel voor de gezondheidszorg aan een grondige evaluatie werd onderworpen. Het opzet van dit evaluatierapport was drieledig.
Ten eerste werd voor de eerste maal kwantitatief en kwalitatief onderzocht in welke mate de huisartsen de verplichting naleven om de derdebetalersregeling toe te passen voor welbepaalde geneeskundige verstrekkingen die zij verlenen aan rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming.
Ten tweede werd nagegaan of de verplichte toepassing van de derdebetalersregeling moet uitgebreid worden naar andere categorieën van rechthebbenden.
Ten laatste werd de hervorming van de derdebetalersregeling geëvalueerd, zoals doorgevoerd door het koninklijk besluit van 18 september 2015 ter vervanging van het KB van 10 oktober 1986 betreffende de derdebetalersregeling.
Het evaluatierapport derdebetalersregeling werd begin 2018 aan de medicomut en aan het Verzekeringscomité voorgesteld. Ook de observaties van het IMA, het Observatorium voor de chronische ziekten en de patiëntenorganisaties werden gehoord en meegenomen in deze evaluatie.
Hieronder volgen de belangrijkste bevindingen uit dit rapport.
- Wat de toepassingsgraad zélf betrof, bleek uit de cijfers van de monitoring door het IMA dat de verplichte sociale derdebetalersregeling een jaar en driekwart na de invoering ervan goed ingeburgerd is geraakt. In het tweede trimester van 2017 werden bijna 9 op 10 VT-raadplegingen in derde betaler gefactureerd. Daarenboven was er een duidelijk positief effect merkbaar op de toegankelijkheid van raadplegingen bij de huisarts.
- Met betrekking tot de opportuniteit om het verplicht toepassen van de derdebetalersregeling bij de huisarts uit te breiden naar andere kwetsbare groepen, werden twee doelgroepen geïdentificeerd. Ten eerste, de rechthebbenden op het statuut chronische aandoening aangezien deze groep patiënten hoge uitgaven inzake gezondheidszorg hebben. Ten tweede, de minderjarigen teneinde te vermijden dat kinderen afhankelijk zijn van de financiële draagkracht van hun ouders om te kunnen genieten van eerstelijnsgezondheidszorg.
- Tevens werd vastgesteld dat de derdebetalersregeling door het koninklijk besluit van 18 september 2015 hervormd werd tot een harmonieuze regeling die door elke zorgverlener, ongeacht zijn conventiestatuut, zonder voorafgaande formaliteiten, kan worden toegepast.
Ondanks de belangrijke wijzigingen die de afgelopen jaren met deze hervorming werden aangebracht, is er een blijvende vraag vanuit het terrein (o.a. de medicomut, het Verzekeringscomité, de patiëntenorganisaties, NIC) om de derdebetalersregeling in zijn globaliteit verder te vereenvoudigen. Daarenboven ontwikkelt zich een debat om het principieel verbod op de derdebetalersregeling stapsgewijs te doorbreken. Deze tendens is vooral ingegeven door de voortschrijdende digitale en maatschappelijke evoluties van de afgelopen jaren die een opening bieden om de huidige toepassingsmodaliteiten van de derdebetalerregeling te versoepelen.
Het verbod werd in eerste instantie behouden uit vrees voor een toename van mogelijke gevallen van fraude en van overconsumptie door een te drempelverlagend effect. Nu de lancering van de verplichte lezing eID een feit is voor de verpleegkundigen en gradueel zal worden uitgerold in alle sectoren die reeds elektronische facturatie kennen, kan de vraag worden gesteld of dit risico in de nabije toekomst nog reëel voorkomt.
Verder evalueren laat toe het huidige systeem van de derdebetalersregeling beter af te stemmen op de behoeften en de wijzigende realiteit vanop het terrein.
In eerste instantie wil deze wijzigingslausule voortbouwen op de continuïteit inzake de opvolging van de verplichte sociale derdebetalersregeling. Zo werd met het IMA reeds overeengekomen om de monitoring van de toepassing van de verplichte sociale derde betaler verder te zetten in periodieke opvolgingsrapporten.
Tegelijkertijd wil men in deze clausule de vinger aan de pols houden en inspelen op de (huidige en geplande) digitale evoluties en de heersende praktijken en knelpunten vanop het terrein, om verbetervoorstellen aan te reiken die moeten leiden tot een diepgaande reflectie over de praktische uitvoerbaarheid van het huidige systeem.
Lijst van actie-verbintenissen
Deel 1: Verdere verfijning van de toekenningscriteria verhoogde tegemoetkoming (VT) met het oog op het meer automatisch cibleren van de VT op kwetsbare rechthebbenden en tot een meer doelmatig en rechtvaardig(er) inkomensonderzoek VT.
1. Op basis van de bouwstenen aangeleverd uit de voorafgaande studies Verhoogde Tegemoetkoming een voorstel voorleggen in de werkgroep verzekerbaarheid voor een verdere verfijning van de toekenningscriteria VT, dat enerzijds moet leiden tot meer automatisering, en een meer doelmatige en rechtvaardige inzet van middelen. Streefdatum: 31/12/2020.
Deel 2: Evaluatie van de derdebetalersregeling
2. Het jaarlijks voorleggen aan de medicomut, het Verzekeringscomité van een evaluatierapport over de toepassing van de derdebetalersregeling in zijn globaliteit met aandacht voor het detecteren van de actuele evoluties en de knelpunten op het terrein van zowel het (verplichte) gebruik van de derdebetalersregeling als het verbod op derdebetalersregeling met het oog op het formuleren van verbetervoorstellen als aanzet en reflectie voor een toekomstige vereenvoudiging van de reglementering derdebetaler. Streefdata: 31/12/2019, 31/12/2020.
Verwachte effecten
− Versterking van de effectieve toegankelijkheid tot het recht op de verhoogde tegemoetkoming
− Automatisering van de rechten van de sociaal verzekerden
− Administratieve vereenvoudiging voor sociaal verzekerden (verhoogde tegemoetkoming)
− Vermindering van de administratieve werklast voor zorgverleners (derdebetalersregeling)
Externe afhankelijkheden
− Samenwerking met en afhankelijkheid van externe partners (verzekeringsinstellingen, IMA, zorgverleners, het observatorium, de FOD Financiën, KSZ …).
Artikel 10. Oprichting van het «Platform patiëntenorganisaties».
Dit artikel beoogt de concretisering van een nieuw initiatief dat genomen werd in de context van het herdefiniëren van de rol van de Raadgevende afdeling van het Observatorium voor de chronische ziekten voor wat de betrokkenheid van de patiëntenorganisaties bij het RIZIV betreft (cfr. 5de BO, Artikel 16.7).
Omschrijving
Met de wijzigende rol van de Raadgevende afdeling van het Observatorium voor de chronische ziekten, ontstaat de behoefte om binnen de eigen structuren van het RIZIV over te gaan tot de oprichting van een “platform voor de patiëntenorganisaties”. Dit overlegplatform heeft tot doel om structureel en over alle gezondheidszorgdomeinen heen een rechtstreekse dialoog met de patiëntenorganisaties en het RIZIV tot stand te brengen, om beter de visie van de patiënten te capteren en te begrijpen.
Kader
Informeren, adviseren, toekennen, reglementeren, organiseren.
Krachtlijnen
− Verbeteren van de dienstverlening/zorg (voordelen) in het algemeen.
− De kwaliteit van de zorg te verbeteren.
Context
In de vorige bestuursovereenkomst werd aan het RIZIV gevraagd om een voorstel te formuleren met betrekking tot het herdefiniëren van de rol van het Observatorium voor de chronische ziekten voor zowel de Wetenschappelijke afdeling als de Raadgevende afdeling voor wat de betrokkenheid van de patiëntenorganisaties bij het RIZIV betreft (5de BO Artikel 16, Luik 5).
Voorlopige uitkomst van deze studie was om het Observatorium voor de chronische ziekten en zijn afdelingen in hun bestaande vorm op te heffen, aangezien de reflectie inzake zorgbehoeften voor chronisch zieken de zuiver federale competenties en bij uitstek deze van het RIZIV overstijgt.
Rekening houdend met de op til zijnde hervorming van het Observatorium, zal de stem van de patiënt via de overkoepelende patiëntenorganisaties niet langer hoorbaar zijn binnen de eigen muren van het RIZIV. Daarom is het RIZIV, in samenspraak met de koepels van de patiëntenorganisaties, overeengekomen om binnen de bestaande beheers- en overlegstructuren van het RIZIV een « Platform patiëntenorganisaties » op te richten.
Naast de vooropgestelde hervorming van de actuele overlegstructuur, zijn er nog andere motieven/elementen die nopen tot de oprichting van een RIZIV breed overlegorgaan dat de relaties met de patiëntenorganisaties structureel moet behe(e)r(s)en en versterken.
- Er bestaat een duidelijke behoefte om de betrokkenheid van de patiëntenorganisaties, die zich vandaag louter in het domein van de chronische aandoeningen situeert, te verruimen en deze open te trekken naar een forum waarin alle werven en lopende sleutelprojecten die vallen onder de verplichte verzekering voor de geneeskundige verzorging en uitkeringen hun weerklank kunnen vinden; thema-breed, betekent ook RIZIV-breed: naast de Dienst voor Geneeskundige Verzorging (DGV), zullen ook andere RIZIV diensten, zoals de Dienst Uitkeringen (DU) en het Fonds voor Medische Ongevallen (FMO) op gelijk niveau en actief moeten betrokken worden;
- Tevens is dit een opportuniteit om in te spelen op de modernisering van ons “corporate governance” model en naast de klassieke spelers uit het middenveld (de VI’s, de sociale partners, de professionele federaties van de zorgverleners, etc.) ook de vertegenwoordigers van de patiënten, de feitelijke eindgebruikers van onze maatschappelijke dienstverlening, meer te betrekken in ons overlegmodel, zodat het RIZIV een actieve draaischijf is van overleg met álle stakeholders;
- Het institutionaliseren van een bilateraal overleg met de patiëntenorganisaties zal hun verdere professionalisering in de hand werken en op termijn een wisselwerking systeem op touw zetten, dat zowel bottom-up als top-down werkt met de juiste thematische focus waar impact mogelijk en wenselijk is: dat de patiëntenorganisaties zich op termijn gaan profileren als een betrokken speler i.p.v. een loutere belangengroep;
In aanloop van de herstructurering van het Observatorium, hebben de koepels van de patiëntenorganisaties (LUSS, VPP) in juni 2017 een nota uitgewerkt om hun raadgevende stem binnen het RIZIV in de toekomst te waarborgen. Deze visienota omvat een reeks interessante basisvoorstellen aangaande de werking en organisatie, die als vertrekpunt kunnen dienen voor een verdere reflectie voor de oprichting van het toekomstig Platform. Hieronder volgen enkele mogelijke denkpistes aangaande o.a. de verantwoordelijkheid, rollen en de samenstelling:
- De missie van het « Platform patiëntenorganisaties » is om de behoeften van patiëntengroepen aangekaart in de patiëntenverenigingen kenbaar te maken;
- Het transversale platform fungeert als adviesorgaan onder leiding van de Administrateur- Generaal of zijn afgevaardigde. Het patiëntenplatform kan zowel op eigen initiatief als op verzoek advies uitbrengen betreffende de zorgbehoeften van de patiënten;
- De eindverantwoordelijkheid ligt bij het Algemeen beheerscomité van het RIZIV;
- Het aanstellen van een SPOC of een uniek aanspreekpunt binnen het RIZIV (cfr. “Réferant Patient”) voor het beheren van de relaties met het versnipperde landschap van de patiëntenverenigingen en organisaties;
- Het nieuwe platform zou samengesteld zijn uit de leden van de patiëntenorganisaties. Hun effectieve participatie zou wisselen afhankelijk van de behandelde thema’s en de vereiste deskundigheid. Het RIZIV zou vertegenwoordigd worden door de Administrateur-Generaal, de Directeur-generaals van de diensten en hun experten, en een ondersteunende cel voor de administratieve ondersteuning.
De oprichting van het Platform patiëntenorganisaties binnen het kader van deze wijzigingsclausule zal zich concretiseren in twee fases:
- In een eerste fase zal tegen eind 2019 een oriëntatienota opgesteld worden die als blauwdruk zal fungeren voor de toekomstige verhoudingen met de patiëntenorganisaties en die het reglementair kader en de modaliteiten eenduidig zal vastleggen. Het zal concreet invulling geven aan al de organisatorische en reglementaire aspecten die gepaard gaan met de oprichting van dit nieuwe overlegorgaan. Alle sleutelactoren, zowel intern als extern zullen hierin gehoord worden.
- In een tweede fase zal, mits goedkeuring van deze nota, overgegaan worden tot de effectieve operationalisering van het Platform en zal deze nieuwe overlegstructuur concreet verankerd worden binnen de bestaande RIZIV structuren.
Met het oog op de continuïteit zal de huidige vertegenwoordiging van de patiëntenorganisaties binnen de Raadgevende afdeling van het Observatorium voor de chronische ziekten zijn werkzaamheden onveranderd blijven uitoefenen tot het nieuwe overlegplatform binnen het RIZIV effectief in werking is getreden. Dit zal gebeuren na wijziging van het reglementair kader van de ZIV en de volledige overdracht van de bevoegdheden van de Raadgevende afdeling van het Observatorium inzake het overleg met de patiëntenorganisaties.
Lijst van actie-verbintenissen
1. Het uitwerken van een oriëntatienota die de toekomstige verhoudingen en contacten met de patiëntenorganisaties structureel vorm zal geven, en die als blauwdruk zal dienen voor de operationalisering van het nieuwe RIZIV breed overlegplatform met de patiëntenorganisaties dat alle thema’s en domeinen binnen de gezondheidszorg behelst. Streefdatum: 31/12/2019.
2. De operationalisering van het nieuwe overlegplatform met de patiëntenorganisaties binnen de RIZIV overlegstructuren op basis van de goedgekeurde oriëntatienota, met tevens het aanpassen van het reglementair kader binnen de ZIV. Streefdatum: X + 12 maanden, met X = de goedgekeurde oriëntatienota door de vertegenwoordigers van de koepels van de patiëntenorganisaties, het Directie Comité, het Algemeen Beheerscomité binnen het RIZIV en de Beleidscel.
Verwachte effecten
− Versterking van de structurele betrokkenheid van de patiëntenorganisaties als volwaardige gesprekspartner in het overlegmodel van het RIZIV;
− Betaalbare, toegankelijke, innovatieve en kwalitatief hoogstaande geïntegreerde gezondheidszorg; Beleidsvoorstellen, maatregelen en initiatieven die vooraf kunnen worden getoetst aan – en zo optimaal mogelijk rekening houden met noden en bekommernissen van patiënten;
Externe afhankelijkheden
− Samenwerking met de koepels van de patiëntenorganisaties
− Samenwerking met patiëntenorganisaties die niet zijn vertegenwoordigd in de koepels.
TITEL V: Het RIZIV als mede verantwoordelijke voor de strategische en operationele samenwerking binnen een integrale gezondheidszorg: Samen Werken
Artikel 11. Het bieden van ondersteuning aan de stakeholders met betrekking tot de implementatie van «het concept DISABILITY MANAGEMENT» als methodologie voor re-integratie.
Dit artikel bouwt enerzijds voort op art. 19 (actie-verbintenis 3) van de BO 2016-2017 met betrekking tot
« de ontwikkeling van een opleiding inzake disability management». Anderzijds betreft het een nieuw project gezien de doelstellingen van het artikel en de bijhorende actie-verbintenissen grotendeels nieuw zijn.
Omschrijving
Sinds 2016 organiseert de dienst voor uitkeringen jaarlijks in samenwerking met een multidisciplinair consortium van lesgevers de opleiding disability management. Uit de evaluaties blijkt de toegevoegde meerwaarde van deze opleiding voor de deelnemers. Daarentegen blijken de deelnemers ondersteuning nodig te hebben in de implementatie van het geleerde in de praktijk. Bovendien is het zo dat de afgestudeerde deelnemers die geslaagd zijn voor het examen (vrijwillige deelname) een certificaat ontvangen dat in principe één jaar geldig is. De dienst voor uitkeringen zal dan ook een systeem voor recertificatie uitwerken dat aansluit bij de context van de deelnemers.
Om dit te bereiken, heeft dit artikel 3 objectieven:
• Verderzetting van de organisatie van de opleiding disability management.
• Ondersteunen van de deelnemers in de implementatie van het geleerde in de praktijk.
• Uitwerken van een valide systeem van recertificatie
Kader
Ondersteunen, adviseren, informeren, vernieuwen
Krachtlijnen
− Innovatie in de uitkeringsverzekering
− Optimaliseren van de dienstverlening (professionele re-integratie).
Context
Het RIZIV heeft op 11 juni 2014 een licentie-overeenkomst gesloten met het NIDMAR (National Institute of Disability Management and Research) over de organisatie van de opleiding disability management en de bijhorende certificatie. De opleiding bestaat uit 25 modules en beoogt om de begeleiding van personen die dreigen uit te vallen of uitgevallen zijn te professionaliseren en te standaardiseren. Voor het organiseren van de opleiding heeft de dienst voor uitkeringen een overeenkomst gesloten met een multidisciplinair consortium van lesgevers. De initiële overeenkomst liep over 3 jaar maar dient uiteraard te worden verlengd gezien het belang om de opleiding verder te organiseren. Tijdens de eerste editie namen 56 personen aan de opleiding deel. Tijdens jaar 2 mochten we 63 mensen verwelkomen en de
derde cyclus wordt gevolgd door 66 personen. Anno medio 2018 is er reeds een wachtlijst van 30 personen voor de editie die in september-oktober 2019 start.
Na een gecertificeerd examen wordt de titel toegekend van « Certified Return to Work Coordinator (CRTWC)» of « Certified Disability Management Professional (CDMP)». Dit certificaat is volgens internationale regelgeving slechts 1 jaar geldig. De deelnemer dient immers aan te tonen dat hij blijvend de nodige actie onderneemt binnen het domein van «disability management» zodat zijn/haar competenties up-to-date blijven. De dienst voor uitkeringen van het RIZIV dient een systeem voor recertificatie uit te werken dat enerzijds haalbaar is voor de gecertificeerde en anderzijds de kwaliteit van de uitgereikt certificaten waarborgt. Recertificatie zal gebeuren nadat de gecertificeerde heeft bewezen dat hij/zij verdere praktijkervaring heeft opgedaan en heeft deelgenomen aan deskundigheidsbevorderende activiteiten in de volgende domeinen:
• Opleiding, bijscholing, onderzoek
• Intercollegiaal overleg
• Professionalisering van de beroepsgroep
Dit systeem zal in het kader van de wijzigingsclausule in detail uitgewerkt worden. De dienst wil het kunnen behalen van deze criteria ook faciliteren door ook zelf bijscholing te organiseren die mee in rekening wordt genomen.
De dienst wenst echter verder te gaan dan enkel het organiseren van de opleiding en de (re)certificatie. Dit op basis van de feedback die we kregen de voorbije jaren van mensen die de opleiding gevolgd hebben. Om de slaagkansen van de socio-professionnele re-integratie te verhogen, wenst het RIZIV verder te investeren in de begeleiding van de diverse betrokken actoren (adviserend artsen, paramedici werkzaam binnen het team van de adviserend artsen, hulpverleners uit de behandelende sector, HRM-personeel, werkgevers, jobcoaches, …). De dienst voor uitkeringen wil daarvoor diverse pistes bewandelen. Deze pistes zijn gebaseerd op de evaluaties die de dienst de voorbije jaren heeft uitgevoerd van het huidige format van de opleiding (vragenlijsten na elke les, focusgroepen met deelnemers, masterproef specifiek rond de opleiding). Uit de evaluaties bleek vooral dat de deelnemers het moeilijk vinden het geleerde om te zetten naar de praktijk. Ze missen de vaardigheid en soms ook de opportuniteiten om met het geleerde aan de slag te gaan. De pistes die de dienst naar voren schuift om de deelnemers te ondersteunen zijn de volgende:
• De dienst wil bijeenkomsten organiseren met de personen die de certificatie hebben behaald (DM- professionals). De doelstellingen van deze bijeenkomsten en de jaarlijkse agenda wordt formeel vastgelegd in een document. De dienst ziet als belangrijke doelstelling dat de deelnemers de kans krijgen praktijkervaringen met elkaar te bespreken. Bovendien is het voor de dienst een opportuniteit om de barrières die de deelnemers in de praktijk ervaren verder in kaart te brengen en van daaruit input te geven voor het beleid.
• Het integreren van één of andere vorm van stage in de opleiding kan hieraan (gedeeltelijk) tegemoetkomen. De dienst voor uitkeringen zal hieromtrent een haalbaarheidsstudie uitvoeren, de resultaten hiervan bespreken met de lesgevers en nadien een aangepast voorstel voorleggen aan de DM-professionals. Nadien zal de dienst bekijken welke stappen er moeten gezet worden om dit effectief in de opleiding te gaan implementeren.
• De dienst wil ook analyseren of het mogelijk zou zijn dat deelnemers in het werkveld ondersteund worden door een andere (oud-)deelnemers met meer werkervaring. De dienst zal daartoe een eerste analyse met voorstel voorleggen aan de DM-professionals. Na bijsturing van dit eerste advies zal de dienst de deelnemers informeren over hoe dit kan uitgebouwd worden. Het zal uiteindelijk van de deelnemer (en voor verschillenden onder hen van zijn/haar werkgever) afhangen of men uiteindelijk met dit voorstel aan de slag gaat.
Lijst van actie-verbintenissen
1. Verdere organisatie van de opleiding en verlenging van de samenwerkingsovereenkomst met het consortium van lesgevers. Streefdatum: Verlenging van de huidige samenwerkingsovereenkomst: 30/06/2019. Organisatie van het 4de jaar van de opleiding: 31/10/2019 en daarna jaarlijks: 31/10/2020.
2. Ontwikkelen van een systeem van recertificatie en de jaarlijkse herziening ervan op basis van de feedback van de deelnemers. Streefdatum: 01/06/2019. Daarna jaarlijkse herziening: 01/06/2020.
3. Organiseren van bijeenkomsten met de personen die het certificaat behaald hebben (=DM- professionals). Er wordt een document ontwikkeld met daarin de doelstellingen van deze samenkomsten, de planning voor het komende jaar en een huishoudelijk reglement wordt opgesteld. Streefdatum: 01/06/2019. Daarna jaarlijks een agenda opstellen voor het komende jaar: 01/06/2020.
4. De dienst organiseert minstens één keer per jaar een bijscholing voor alle personen die tijdens de voorbije jaren de opleiding gevolgd hebben. Deze opleiding komt in aanmerking voor de recertificatie. Streefdata: 31/12/2019, 31/12/2020.
5. De dienst voert een haalbaarheidsstudie uit omtrent de mogelijkheid om een stage te koppelen aan de opleiding. Dit voorstel legt ze voor aan het consortium van lesgevers. Nadien wordt het voorstel waar nodig bijgestuurd en voorgelegd aan de DM-professionals. Streefdatum: voorstel voor consortium: 31/12/2019. Voorstel voor DM-professionals: 30/06/2020.
6. De dienst voert een analyse uit omtrent de mogelijkheid tot het laten ondersteunen van nieuwe deelnemers of pas afgestudeerden door oud-deelnemers met meer ervaring. Dit voorstel wordt voorgelegd aan de DM-professionals en op basis van hun feedback bijgestuurd. Streefdatum: Voorstel voor DM-professionals: 30/06/2020.
Verwachte effecten
− De oud-deelnemers ervaren een meerwaarde in het blijvend ontmoeten van personen die net zoals zij werkzaam zijn binnen het domein van de re-integratie.
− De oud-deelnemers slagen er beter in het geleerde toe te passen in de praktijk.
− Het bredere netwerk waarmee de oud-deelnemers samenwerken ervaart het als een meerwaarde met hen samen te werken.
− De oud-deelnemers leveren een betere dienstverlening in het domein van de socio-professionele re- integratie.
− De oud-deelnemers zijn een referentiepersoon binnen hun organisatie met betrekking tot het domein van de socio-professionele re-integratie.
− De socio-professionele re-integratie van personen binnen de ZIV verloopt op een meer efficiëntere en effectiever manier.
− Het globale beleid met betrekking tot re-integratie wordt bijgestuurd op basis van de input van de actoren op het terrein.
Afhankelijkheden
− Een blijvende constructieve samenwerking met het multidisciplinaire consortium van lesgevers.
− De interesse van de deelnemers om blijvend in contact te komen met anderen die de opleiding gevolgd hebben.
Artikel 12. Ontwikkelen van richtlijnen voor de multidisciplinaire aanpak van de dossiers evaluatie arbeidsongeschiktheid en re-integratie.
Dit artikel betreft een nieuw project dat niet in eerdere bestuursovereenkomsten van het RIZIV was opgenomen.
Omschrijving
Dit project beoogt het optimaliseren van de beslissingsvorming inzake de evaluatie van arbeidsongeschiktheid en invaliditeit, en het optimaliseren van de dienstverlening inzake re-integratie, door het ontwikkelen van een visie over multidisciplinair werken binnen de verzekeringsinstellingen en het opstellen van richtlijnen voor de multidisciplinaire teams.
Kader
Adviseren, controleren, informeren.
Krachtlijnen
− Innovatie in de uitkeringsverzekering.
− Optimaliseren van de dienstverlening inzake re-integratie.
Context
Arbeidsongeschiktheid en re-integratie worden multifactorieel bepaald. Cf. het ICF-model en het Sherbrooke-model. Naast medische factoren zoals letsels, functionele stoornissen, diagnose en therapie, zijn niet-medisch factoren zoals het opleidingsniveau van de verzekerde, zijn socio-familiale context, de specifieke arbeidsomstandigheden, de beroepencategorie, de referentieberoepen,… minstens even belangrijk.
Door de adviserend arts te omringen met een multidisciplinair team en hen de mogelijkheid te geven om van bij de aanvang van de arbeidsongeschiktheid alle aspecten van arbeidsongeschiktheid en re-integratie multidisciplinair te benaderen, kan de kwaliteit van de beslissingen van de adviserend arts worden verbeterd, kunnen de toegewezen middelen efficiënter worden gebruikt en kan een geïntegreerde zorg worden geboden aan de arbeidsongeschikt erkende verzekerden.
De benadering van ‘geïntegreerde zorg’ veronderstelt :
• het ontwikkelen van een visie rond multidisciplinair werken binnen de verzekeringsinstellingen.
• het installeren van een multidisciplinair team dat de adviserend arts kan bijstaan bij het opsporen en beheren van de medische en niet-medische factoren die de arbeidsongeschiktheid en de re- integratie beïnvloeden, en die bevorderend of belemmerend kunnen zijn.
• het opstellen van richtlijnen, vastgelegd door het Beheerscomité van de Dienst voor Uitkeringen. Deze richtlijnen beschrijven onder meer:
− de taken van de verschillende leden van het multidisciplinair team,
− de te volgen procedures,
− de samenwerking van het multidisciplinair team met de adviserend arts en de GRI,
− tools om de functionele capaciteiten te evalueren. Bij het evalueren van de functionele capaciteiten moeten de inspanningen die andere instellingen en instanties reeds hebben
geleverd (o.a. revalidatiecentra) inzake re-integratie en RTW mee in aanmerking worden genomen,
− de minimale gegevens inzake de multidisciplinaire behandeling van arbeidsongeschiktheid die de adviserend arts aan de GRI moet meedelen, de inhoud van deze gegevens, evenals de nadere regels volgens dewelke en de termijn waarbinnen deze gegevens moeten worden meegedeeld.
De scope van dit project beperkt zich tot het ontwikkelen van een visie rond multidisciplinair werken binnen de verzekeringsinstellingen en het opstellen van bovenvermelde richtlijnen.
Lijst van actie-verbintenissen
1. In het kader van het Kenniscentrum Arbeidsongeschiktheid: het oprichten van een werkgroep die een voorstel van visie zal ontwikkelen rond multidisciplinair werken binnen de verzekeringsinstellingen, en een voorstel van richtlijnen zal opstellen. De werkgroep zal zijn advies voorleggen aan de HCGRI. Streefdatum: 30/06/2020.
2. In het kader van de HCGRI: het goedkeuren van het advies van het Kenniscentrum Arbeidsongeschiktheid met betrekking tot deze visie en richtlijnen. Streefdatum: X + 6 maanden, waarbij X = de datum van voorleggen van het advies van het Kenniscentrum Arbeidsongeschiktheid aan de HCGRI (zoals vastgelegd in Actie-verbintenis 1).
3. In het kader van het Beheerscomité van de Dienst voor Uitkeringen: het vaststellen van de richtlijnen op basis van de voorstellen van de HCGRI na advies van het Kenniscentrum Arbeidsongeschiktheid. Streefdatum: X + 4 maanden, waarbij X = de datum van goedkeuren van het advies van het Kenniscentrum Arbeidsongeschiktheid door de HCGRI (zoals vastgelegd in Actie-verbintenis 2).
Verwachte effecten
− Kwaliteitsvolle beslissingsvorming en motivering m.b.t. arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en re- integratie.
− Een beter begeleiding van de verzekerde naar werkhervatting en een beter samenwerking met de partners (VDAB, FOREM, Actiris, PAAG, behandelend geneesheer, centra voor Revalidatie, …).
− Optimaal gebruik van de middelen van de uitkeringsverzekering.
− Oplossing bieden voor het te kort aan adviserend artsen door het optimaal delegeren van taken.
Externe afhankelijkheden
− Samenwerking met de verzekeringsinstellingen.
Artikel 13. eDos – Uitbreiding van de informatisering van het dossierbeheer in de DGEC, samen met een aanbod van eServices voor derden.
Dit artikel verwijst naar de voortzetting van het project betreffende de informatisering van de dossiers van de Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle dat al is opgenomen in artikel 22 van de Bestuursovereenkomst 2013-2015 en in artikel 32 van de Bestuursovereenkomst 2016-2018.
Omschrijving
De voortzetting van het project betreffende de digitalisering van de bedrijfsprocessen van de DGEC en de elektronische terbeschikkingstelling van informatie voor derden in de dienst, intern of extern op het RIZIV.
Kader
Evalueren en controleren, terugvorderen, informeren.
Krachtlijnen
− Procesverbetering en informatisering
− Raadpleging en elektronische uitwisseling van documenten
− Bijdragen aan de beheersing van de GVU-uitgaven
Context
Zoals vermeld in de twee vorige bestuursovereenkomsten hebben er grote investeringen plaatsgevonden bij de Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle om de processen te informatiseren.
In het kader van de Bestuursovereenkomst 2006-2008, de Wijzigingsclausule 2009 en de Bestuursovereenkomst 2010-2012 heeft de DGEC immers geïnvesteerd in de ontwikkeling van een geïntegreerd informaticasysteem - FlowDos genaamd - dat bedoeld is voor het beheer en de follow-up van de dossiers. Dat heeft ertoe geleid dat de werking van de dienst kon worden gemoderniseerd op het vlak van het beheer van die dossiers en van de reporting over het verloop ervan en de opgeleverde resultaten.
In de loop van de daaropvolgende bestuursovereenkomst heeft de dienst de overheveling voorbereid van het systeem FlowDos naar een volledig nieuw systeem voor dossierbeheer overeenkomstig de ontwikkelingen van het geïntegreerd elektronisch systeem voor dossierbeheer op het niveau van het RIZIV en van het reorganisatietraject van de DGEC van 2015. De analyse, de ontwikkeling en de invoering van dat nieuwe systeem dat eDos heet, strekt zich over de volledige bestuursovereenkomst 2016-2018 uit.
Aangezien het systeem eDos interageert met transversale toepassingen op het RIZIV zoals "Contacts" of "Inbound Outbound Communication (IOC)", heeft het in 2018 FlowDos vervangen, maar eveneens andere toepassingen voor het postbeheer en zal het door de hele dienst worden gebruikt voor de controle-, expertise- en informatiedossiers, maar ook voor de juridische dossiers, filters, HR, administratieve ondersteuning of management.
Naast het beheer van de dossiers en de briefwisseling, zal het met name het teamwerk vergemakkelijken en de kennisgeving van taken, de toegangslog, de tijdsplanning en de registratie van de activiteiten in verband met de dossiers, het beheer van de vergaderingen, de operationele en wettelijke archivering van de documenten, de reporting en de vervanging van de dossiers op papier door elektronische dossiers mogelijk maken.
De doelstellingen binnen deze wijzigingsclausule bestaan erin om op deze basis de communicatie en de uitwisseling van documenten met de burgers en de actoren in de dossiers van de DGEC op beveiligde elektronische wijze te ontwikkelen. Die ontwikkeling van eServices betreft in het bijzonder de verzending van kopieën van processen-verbaal van verhoor of de kennisgeving van processen-verbaal van vaststelling, van conclusies, van de antwoorden hierop en van beslissingen. Het is eveneens de bedoeling dat de beveiligde elektronische raadpleging van de stukken van de controledossiers die worden vervolgd door de
leidend ambtenaar, de kamer van eerste aanleg en de kamer van beroep wordt mogelijk gemaakt, of zelfs eventueel de beveiligde elektronische overdracht van de stukken van het dossier aan de Raad van State.
Lijst van de acties - verbintenissen
1. Een eService ontwikkelen waarin de beveiligde elektronische raadpleging van stukken van een dossier wordt mogelijk gemaakt voor derden in de DGEC, zowel in het RIZIV als op afstand, zolang de procedure loopt. Streefdatum: 31/12/2019
2. Een eService ontwikkelen waarin de beveiligde elektronische uitwisseling van documenten met derden mogelijk is. Streefdatum: 31/12/2019
3. Een eService ontwikkelen waarin de officiële elektronische en beveiligde verzending (IOC) van beslissingen (of andere documenten) in het RIZIV of naar andere organen/instellingen mogelijk is. Streefdatum: 31/12/2019
Verwachte effecten
− Modernisering van de administratieve processen
− Het verbruik, de hantering en de archivering van papier verminderen
− Paperless werkprocessen met inbegrip van de uitwisselingen met derden in de DGEC
Artikel 14. Verdere ontwikkeling BeNeLuxA, specifiek Internationaal «Horizon Scan Initiative».
Dit artikel betreft de voortzetting van eerder genomen initiatieven onder artikel 23 van de 5de bestuursovereenkomst 2016-2018.
Omschrijving
Dit artikel gaat over het verder verankeren en versterken van het bestaande BeNeLuxA akkoord, een internationaal samenwerkingsinitiatief tussen de respectievelijke terugbetalingsautoriteiten met het oog op de duurzame toegankelijkheid tot innovatieve geneesmiddelen voor de patiënt.
Kader
Informeren, adviseren.
Krachtlijnen
− Beheersing van de uitgaven GV.
− Innoveren en/of hervormen van de geneeskundige verzorging.
Context
Dit artikel verwijst naar de verdere ontwikkelingen en werkzaamheden die formeel opgestart werden met het zogenaamde NEBEL akkoord tussen België en Nederland (cfr. 5de BO – Artikel 23 + Toekomstpact voor de patiënt – Artikel 22). In 2015 ondertekenden de bevoegde Nederlandse en Belgische ministers een intentieverklaring tot doorgedreven samenwerking op het vlak van het farmaceutisch beleid. Intussen werd het NEBEL akkoord uitgebreid naar andere Europese lidstaten en sloten achtereenvolgens
Luxemburg (september 2015) en Oostenrijk (juni 2016) zich aan. Sedert juni 2018 maakt ook Ierland deel uit van het intussen herdoopte BeNeLuxA samenwerkingsinitiatief.
De internationale samenwerking tussen de terugbetalingsautoriteiten van deze 5 landen inzake de vergoeding van geneesmiddelen, heeft tot doelstelling bij te dragen tot een betaalbare en tevens snellere toegang tot innovatieve geneesmiddelen voor de patiënten. Naast de prijsbeheersing van geneesmiddelen, wil men met deze samenwerking ook substantiële efficiëntiewinsten bereiken door o.a. de structurele uitwisseling van gegevens en expertise en het organiseren van gezamenlijke evaluaties.
Een verdere uitbreiding van dit samenwerkingsinitiatief naar andere lidstaten blijft ook in de toekomst hoog op de agenda staan. Het internationaal bundelen van de krachten biedt immers zowel voordelen voor de farmaceutische producent (toegang tot een grotere markt van patiënten) als voor de patiënt (betere toegankelijkheid tot dure, innovatieve geneesmiddelen).
De prioritaire geneesmiddelen die in aanmerking komen voor deze internationale samenwerking zijn naast de weesgeneesmiddelen, de geneesmiddelen met hoge impact op het budget en/of die beantwoorden aan een hoge medische nood.
Daarnaast werden vier werkdomeinen geïdentificeerd waar een collectieve samenwerking een beduidend verschil kan maken inzake betere toegang tot innovatieve geneesmiddelen voor patiënten. Deze domeinen werden reeds in de periode van de vorige bestuursovereenkomst geïnitieerd en worden hier nog even toegelicht.1
1. Horizon Scanning 2.0 (IHSI)
Horizon Scanning heeft tot doel om vroegtijdig innovatieve farmaceutische producten op te sporen vóór ze op de markt worden gebracht. Dit laat niet alleen toe om beter toekomstige impacts op het nationale gezondheidszorgbudget in te schatten maar leidt daarnaast ook tot een snellere besluitvorming rond de vergoeding van nieuwe geneesmiddelen en tot het tijdig opstarten van (grensoverschrijdende) prijsonderhandelingen met de geneesmiddelensector.
Door het Belgische Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) werd in 2017 een methodologie uitgewerkt voor het uitvoeren van centraal gestuurde internationale ‘Horizon Scans’. Binnen de BeNeLuxA groep, en onder impuls van RIZIV wordt intussen het juridisch-organisatorisch framework op punt gezet. Recentelijk werd het ‘Joint Horizon Scanning’ initiatief verbreed tot het ‘International Horizon Scanning Initiative’ (IHSI), dat verder reikt dan de huidige 5 landen coalitie. De bedoeling is om met al de geïnteresseerde landen, los van een volwaardig BeNeLuxA-lidmaatschap, een permanent horizon scanning systeem op te zetten dat gebaseerd is op de KCE studie. Ook België verbindt zich ertoe om in de loop van 2019 dit gezamenlijk screeningsinstrument nationaal te operationaliseren.
2. Health Technology Assessment
‘Health Technology Assessments’ (HTA) verwijzen naar studies die uitgevoerd worden om inzicht te krijgen in de (eventueel toegevoegde) therapeutische waarde van nieuwe geneesmiddelen, vaccins of technologieën in de gezondheidssector. Hierbij wordt tevens een afweging gemaakt tussen enerzijds de prijs en anderzijds de gezondheidsvoordelen en de levenskwaliteit die het product oplevert.
Bedoeling is om binnen dit domein de mogelijke samenwerkingsvormen en synergieën verder te exploreren en concreet te maken. In een eerste fase lag de focus op het (deels) hergebruiken van HTA
1 Zie ook Gemeenschappelijke sokkel, passerelleproject “Toegang tot innovatie in de zorg”.
evaluatierapporten uitgevoerd door andere landen en het gezamenlijk schrijven van HTA evaluaties. Sinds 2015 werden reeds verscheidene HTA pilootprojecten samen gerealiseerd en hebben de experten van de verschillende landen bijvoorbeeld opgetreden als elkaars ‘externe referee’ binnen de eigen nationale HTA- procedure, of samen de redactie van HTA rapporten gerealiseerd.
Ultiem wil men komen tot een wederzijdse erkenning van de uitgevoerde HTA evaluatierapporten binnen de BeNeLuxA coöperatie en zelfs daarbuiten. Dit zal op termijn het individuele studiewerk binnen de afzonderlijke nationale HTA-agentschappen aanzienlijk verlichten.
3. Information and Policy Sharing
In dit domein wordt onderzoek gedaan naar mogelijke instrumenten en methodologieën voor de efficiënte overdracht van gedetailleerde data, informatie en kennis over farmaceutische markten, geneesmiddelenprijzen, ‘best practices’ en beleidsvoering tussen de partnerlanden.
Een nieuw belangrijk samenwerkingspunt is de ontwikkeling van transnationale patiënten registers voor postmarketing datacollectie. Die moeten bijdragen tot de verzameling en uitwisseling van evidence based data rond de effectiviteit van een nieuw geneesmiddel bij grote patiëntengroepen. Het RIZIV zal dit initiatief leiden en nauw samenwerken met HealthData voor de concrete creatie van 2 transnationale pilootregisters, m.n. voor Multiple Sclerosis en Spinal Muscular Atrophy.
4. Pricing, Reimbursement, Joint Negociations
Het laatste werkdomein van XxXxXxxX clustert de internationale initiatieven rond de prijs en terugbetaling van (wees)geneesmiddelen, met inbegrip van de gezamenlijke contractonderhandelingen.
Twee belangrijke verwezenlijkingen zijn de creatie van een platform voor de uitwisseling van strategische informatie en de ontwikkeling van een gestandaardiseerd proces voor gecoördineerde en/of gezamenlijke contractonderhandelingen met de farmaceutische industrie.
België (type artikel 81 contracten) en Nederland (type financiële arrangementen) hebben in 2017 de krachten gebundeld en enkele concrete pilootprojecten opgestart rond gecibleerde geneesmiddelen. Deze gezamenlijke onderhandelingen leidden in juli 2018 tot een eerste gezamenlijke positieve beslissing. Er werd een akkoord bereikt met de producent over de terugbetaling van het weesgeneesmiddel Spinraza® als behandeling voor de zeldzame aandoening SMA.
In het kader van deze wijzigingsclausule verbindt het RIZIV zich ertoe om door de opmaak van een jaarlijks rapport de Algemene Raad te informeren over de staat van vooruitgang van de akkoorden die tussen de vijf landen zijn gesloten, met specifieke aandacht voor de opvolging van de implementatie van het International Horizon Scan Initiative (IHSI) en de International registries.
Lijst van actie-verbintenissen
1. Opmaak van een jaarlijks verslag aan de Algemene Raad met de evolutie van het BeNeLuxA samenwerkingsakkoord. Streefdata: 31/12/2019, 31/12/2020
Verwachte effecten
− Ontwikkeling van synergieën met Europese actoren
− Door transnationale samenwerking kan de expertise beter worden ingezet (hergebruik van analyses door partnerlanden).
Externe afhankelijkheden
− Samenwerking met Europese actoren (vooral de terugbetalingsautoriteiten van de geneesmiddelen)
− Beschikbaar zijn van de noodzakelijke HR-middelen.
TITEL VI: Het RIZIV als katalysator van een toekomstgerichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen: Hervorming & Innovatie
Artikel 15. Verder meewerken aan de hervorming van de ziekenhuisfinanciering
i.s.m. onze partners FOD VVVL en FAGG.
Dit artikel is een verderzetting van het project dat is opgenomen in artikel 17 van de Bestuursovereenkomst 2016-2018.
Omschrijving
Verderzetting van de medewerking van het RIZIV aan de uitwerking van de werkpakketten inzake de hervorming van de ziekenhuisfinanciering en dit in nauwe samenwerking met de FOD VVVL en het FAGG.
Kader
Toekennen, reglementeren, adviseren, informeren, evalueren en controleren
Krachtlijnen
− Innoveren en/of hervormen van de gezondheidszorg
− Beheersen van de uitgaven GVU
Context
Mede op basis van uitvoerig onderzoek van onder meer het KCE en van het voorbereidend werk vanuit de ziekenhuissector zelf, alsook in navolging van de voorkeur uit het Regeerakkoord 2014 inzake een gemengd financieringssysteem met een prospectieve financiering voor standaardiseerbare zorg, ontstond het “Plan van aanpak – Hervorming ziekenhuisfinanciering”. Dit plan werd door de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid op 28 april 2015 aan de Commissie Volksgezondheid voorgelegd. Het doel van de hervorming is te komen tot een correcte financiering van kwaliteitsvolle zorg binnen een ziekenhuisaanbod dat afgestemd is op de zorgbehoeften. De voorbije jaren werd en de komende jaren wordt er verder intensief ingezet op de implementatie van dat hervormingsbeleid.
Het hervormingsbeleid heeft enerzijds betrekking op het landschap van de ziekenhuissector waarbij door middel van netwerkvorming een herschikking van zorgopdrachten wordt gerealiseerd. Zowel de FOD VVVL (organieke wetgeving en programmatie), het RIZIV (o.a. overeenkomsten) en het FAGG (i.h.k.v. de ziekenhuisapotheek) zijn hierbij betrokken. Anderzijds heeft het betrekking op de financieringssystemen van de ziekenhuizen. In de looptijd van deze wijzigingsclausule zullen de volgende 4 projecten ter zake worden uitgewerkt in interadministratief verband.
1) Uitrol, monitoring en audit van het systeem voor de laagvariabele zorg voor honoraria.
In de looptijd van de vorige Bestuursovereenkomst werd de reglementering m.b.t. de prospectieve financiering van bepaalde ziekenhuisactiviteiten voor laagvariabele zorg uitgewerkt. Het uitgangspunt is dat per pathologie een financiering wordt voorzien in de vorm van een vast bedrag per ziekenhuisopname omdat het geheel van de toegediende zorg/uitgevoerde medische prestaties in hoge mate voorspelbaar is en weinig varieert tussen patiënten. Het bedrag wordt
vooraf, o.b.v. de historische praktijk, vastgelegd en is onafhankelijk van het reële zorgproces voor de individuele patiënt.
Concreet is het nieuwe systeem in een eerste fase beperkt tot de honoraria voor 57 patiëntengroepen: zorgverleners worden in die gevallen nl. vanaf 1 januari 2019 niet meer afzonderlijk per prestatie betaald, maar wel een gebundeld honorarium geboden. De uitbreiding naar honoraria ingeval andere pathologiegroepen en andere medische prestaties (bv. medische beeldvorming en klinische biologie) is voorzien.
De verbintenissen m.b.t. medewerking die het RIZIV via deze Wijzigingsclausule zal aangaan, situeren zich naast de uitrol en uitbreiding van het systeem op het niveau van de monitoring en audit ervan. Voor wat de monitoring betreft, gaat het o.a. over de versterkte samenwerking tussen administraties, de opvolging van het probleem van de transfers, het toezicht op het risico op een tekort aan zorg voor de patiënt, de follow-up van heropnames, de opvolging van de gemiddelde verblijfsduren, van het aantal opnames, van de shift tussen de klassieke en de daghospitalisatie, alsook de evolutie van patiëntengroepen en uitgesloten prestaties. Daarnaast worden de medische audits heropgestart en worden audits van betrokken patiëntengroepen via een geïntegreerd team (FOD VVVL, RIZIV, FAGG) uitgevoerd (zie artikel 16, alsook Gemeenschappelijke sokkel, passerelleproject “Federaal toezicht op en audit van de ziekenhuizen: implementatie van een nieuwe dienst audit ziekenhuizen”).
In de eerste fase neemt het Verzekeringscomité, onder begeleiding van het RIZIV en de FOD VVVL, de rol van overlegplatform op, maar in de volgende fase (vgl. uitbreiding met het BFM) zal een ander orgaan daarvoor worden voorzien.
2) Uitbreiding van het systeem voor de laagvariabele zorg naar geneesmiddelen en andere gezondheidsproducten, alsook naar het budget financiële middelen (BFM)
Net zoals voor de honoraria (zie ook punt 1) kunnen andere financieringsbronnen worden geïntegreerd in een financiering per ziekenhuisopname:
1. Het budget voor de (reeds per ziekenhuisopname forfaitair gefinancierde) geneesmiddelen. De uitbreidingsmogelijkheden naar andere gezondheidsproducten (implantaten, medische hulpmiddelen) dienen tevens verder onderzocht te worden.
2. De niet-chirurgische dagziekenhuisfinanciering voor pathologiegroepen die zowel in dagziekenhuis als via klassieke ziekenhuisopname behandeld worden (i.e. dagziekenhuisforfaits), alsook de BFM-financiering voor de werkingskosten tijdens klassieke ziekenhuisopnames.
Zodoende zullen de verschillende hervormingen inzake laagvariabele zorg (i.e. punten 1 en 2) samen resulteren in, per ziekenhuisopname ingeval pathologiegroepen die laagvariabele zorg behoeven, een prospectief globaal bedrag dat is samengesteld uit enerzijds de gebundelde honoraria en anderzijds de geïntegreerde financiële stromen voor andere ziekenhuisactiviteiten.
Het RIZIV verbindt zich er opnieuw toe om, gedurende de looptijd van deze Wijzigingsclausule, actief deel te nemen aan alle werkzaamheden (o.a. opmaak financieel-kwantitatieve analyses en voorbereiding regelgevend kader) die worden opgestart om voornoemde budgetten correct toe te wijzen aan specifieke pathologiegroepen binnen de laagvariabele zorg.
3) Stimulering van het systeem van dagziekenhuis
Een andere doelstelling bij de hervorming van de ziekenhuisfinanciering is het verminderen van het aantal klassieke ziekenhuisverblijven door meer in te zetten op dagchirurgie, hetgeen meer kosteneffectief is onder meer omdat het personeel efficiënter en de infrastructuur intensiever worden aangewend.
Ook hierover voerde het KCE een studie uit (zie ook KCE Reports 282As, gepubliceerd in maart 2017). Daarin werd o.a. aanbevolen dat het huidige complexe en incoherente
financieringssysteem voor dagchirurgie (i.e. middels de zgn. verouderde “A-lijst”), de grootste belemmering voor een verdere uitbreiding ervan, moet worden vervangen door één enkel transparant systeem dat dagopnames financieel aanmoedigt. Daartoe kan een nieuwe, jaarlijks herzienbare, globale lijst worden opgemaakt met de ingrepen die op een veilige manier in een dagziekenhuis kunnen worden uitgevoerd en de financiering daarvan.
Naar aanleiding van deze studie heeft de Beleidscel van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid gevraagd om een concreet voorstel uit te werken m.b.t. de aanmoediging van dagziekenhuizen. Het RIZIV verbindt zich ertoe om, samen met de FOD VVVL en het KCE, een dergelijk voorstel van alternatief financieringssysteem op te maken, uit te rollen en te monitoren.
4) Stelselmatige opbouw van het P4P-programma
Het programma Pay for performance (P4P) binnen de hervorming van de ziekenhuizen is het mechanisme dat de beloning voor geleverde zorg rechtsreeks in verband brengt met de bereikte resultaten op gebied van structuur, proces en/of uitkomstindicatoren. Dit mechanisme wordt wereldwijd steeds meer gebruikt als middel om de kwaliteit van zorg te verbeteren en te belonen. Sinds 1 juli 2018 is er in België een P4P-programma ingevoerd en dit specifiek voor de algemene en universitaire ziekenhuizen: op basis van een vastgelegde indicatorenset wordt de kwaliteit van de geleverde zorg in ziekenhuizen beoordeeld en vervolgens financieel beloond. De indicatorenset en verdeling van de punten zal jaarlijks worden herzien.
De verbintenissen die het RIZIV in dit kader in de periode 2019-2020 aangaat, situeren zich op het vlak van de samenwerking aan en ondersteuning bij de uitwerking van de stelselmatige opbouw van het P4P-programma onder de coördinatie van het DGGS van de FOD VVVL.
Voor de situering van dit artikel wordt verwezen naar de gemeenschappelijke sokkel van deze Wijzigingsclausule (zie verder). Het vindt zijn plaats meer bepaald binnen het programma Passerelles bij “Hervorming van de ziekenhuissector”. Een heel aantal thema’s inzake dit hervormingsbeleid worden immers in een structurele samenwerking met de FOD VVVL en het FAGG opgenomen.
Lijst van actie-verbintenissen
Voor de onderdelen van dit artikel engageert het RIZIV zich tot:
1. Monitoren van het systeem voor de laagvariabele zorg voor honoraria (macroniveau uitgaven: activiteiten, forfaits,…). Streefdatum: permanent o.a. via de maandelijkse documenten N vanaf 1 januari 2019.
2. Opmaken van een nota met de evaluatie van de wettelijke bepalingen, kwantitatieve en kwalitatieve gegevens inzake het systeem voor de laagvariabele zorg voor honoraria. Streefdatum: 31 december 2020.
3. Coördinatie van alle uit te voeren maatregelen m.b.t. de stimulering van het systeem van dagziekenhuis, m.n. aanpassing van bijlage 1 van de overeenkomst tussen de ziekenhuizen en de verzekeringsinstellingen en opmaak van een omzendbrief (RIZIV), alsook aanpassingen in het BFM (FOD VVVL). Streefdatum: 31 december 2020.
4. Actieve deelname aan de realisatie van de overige onderdelen, m.n. de stelselmatige opbouw van het P4P-programma, de uitbreiding van het systeem voor de laagvariabele zorg naar geneesmiddelen en andere gezondheidsproducten, alsook naar het BFM.
Verwachte effecten
− Garanderen van een kwaliteitsvolle, betaalbare en toegankelijke gezondheidszorg middels het optimaliseren en standaardiseren van de besteding van de beschikbare zorgbudgetten
− Optimaal gebruik van de middelen van de GVU
Externe afhankelijkheden
− Medewerking van de FOD VVVL en FAGG
− Medewerking stakeholders: zorgverleners, software, VI, organen (NCAZ,…), farmaceutische industrie, ziekenhuizen
Artikel 16. Federaal toezicht op en audit van de ziekenhuizen: implementatie van een nieuwe dienst audit ziekenhuizen.
Dit artikel is een nieuw project dat nog niet in een eerdere Bestuursovereenkomst werd opgenomen.
Omschrijving
Oprichten en operationaliseren van een nieuwe dienst audit ziekenhuizen in een co-governance-structuur met de FOD VVVL en het FAGG.
Kader
Reglementeren, auditen, adviseren, informeren, evalueren en controleren
Krachtlijnen
− Innoveren en/of hervormen van de gezondheidszorg
− Beheersen van de uitgaven GVU
Context
Het project Audit ziekenhuizen vond zijn oorsprong in de eerste fase (2017) van het zogenoemde traject “Redesign van de gezondheidszorgadministraties” (zie ook Gemeenschappelijke sokkel, Strategische context) binnen werf 4 “Stroomlijning en samenwerking inzake inspectie en controle binnen de federale gezondheidszorgadministraties”. In de tweede fase (2018) van het Redesign-traject zet het project zich verder binnen het programma “Passerelles” (zie Gemeenschappelijke sokkel, Passerelle “Federaal toezicht op en audit van de ziekenhuizen”). Het is tevens opgenomen in de actieplannen “Handhaving in de gezondheidszorg” d.d. 2016-2017 en 2018-2020.
Het is de bedoeling om een nieuwe dienst Audit Ziekenhuizen op te richten en te operationaliseren, waarbij de betrokken inspectie- en beleidsdiensten van het RIZIV, de FOD VVVL en het FAGG onder een co-governance-structuur personeel en middelen samenbrengen.2 Dit is te verwezenlijken in een context van een efficiënter, eenvoudiger en transparanter toezicht op de ziekenhuizen vanwege de drie betrokken overheidsinstellingen.
2 Later kunnen eventueel, wanneer nodig, het Fanc en de deelstaten ook worden geïntegreerd in het auditproces (ad hoc of structureel).
De scope van het project betreft periodiek te definiëren thematische onderzoeken in de ziekenhuissector waarbij in elk onderzoek verschillende dimensies gezamenlijk worden geëvalueerd:
- Conformiteit: codering ICD en MVG, aanrekenregels nomenclatuur, regelgeving en procedures FAGG en respect voor de voorwaarden voorzien in andere vormen van gezondheidszorggebonden overheidsfinanciering, type BMUC3 en P4P.
- Doelmatigheid: zinnig gebruik van middelen, gebruik van guidelines, benchmaring, enz.
Deze onderzoeken zullen gebeuren door middel van auditmethoden en –technieken: risicogebaseerde selectie van thematische onderzoeken als basis voor meerjarenplanning, auditmethodieken op deskniveau en veldwerkniveau, tegensprekelijke procedure met de geauditeerde wat de bevindingen en aanbevelingen betreft, opmaken van een afsprakenkader met de geauditeerde (op sector- en/of ziekenhuisniveau), opvolgingsaudits wat de uitvoering van het afsprakenkader betreft.
Deze onderzoeken zijn complementair met de reeds bestaande klassieke inspectie en controle.
Binnen de plannen handhaving zijn middelen vrijgemaakt die specifiek bedoeld zijn voor de dienst Audit ziekenhuizen die gecreëerd wordt. De verschillende betrokken instellingen stellen aldus de nodige mensen, kennis, knowhow en middelen ter beschikking voor het goed functioneren van de dienst. Het FAGG is (nog) niet betrokken bij de plannen handhaving. Voor wat hen betreft is deze terbeschikkingstelling structureel van aard, zij het in het geval van relevante recurrente thematische audits (projectmatig/ad hoc) binnen de werking van de nieuwe dienst.
Het RIZIV heeft, in de periode eind 2017 - begin 2018, in nauwe samenwerking met de FOD VVVL en het FAGG reeds het strategisch alignement bewerkstelligd. Ondertussen zijn de voorbereidingen op het operationele niveau volop bezig en levert het RIZIV, opnieuw in een intensief samenwerkingsverband met vernoemde partners, een bijzondere bijdrage aan het samen uitvoeren van de volgende werkpakketten tot realisatie van het project:
- Support:
o capaciteitsplanning van de nodige werknemers en ontwikkeling van hun competenties
o het voorzien van een software voor dossier- en workflowbeheer
- Methodology: uitbouwen van een algemene methodologie voor het uitvoeren van audits van ziekenhuizen en dit op een efficiënte en transparante wijze
- Training: verzorgen van interne en externe opleidingen voor de auditoren, teneinde operationeel te starten met een competent auditorenteam
- Audit software: uitvoeren van een marktanalyse naar return on investment van beschikbare software, specifiek om ziekenhuizen te auditen, en het in gebruik nemen van deze audit software
- Governance: ontwerpen van de governance-structuur van het geïntegreerd werkproces van de nieuwe dienst audit ziekenhuizen en de omringende co-governance-structuur
- Proof of concept (POC): opstellen en uitvoeren van een proof of concept van het uitgewerkte auditmodel voor ziekenhuizen. Hierbij is het wenselijk een POC uit te voeren op een onderwerp dat deel uitmaakt van de laagvariabele zorg en de daaraan verbonden vergoedingen.
- Legal aspects: creëren van een wettelijk kader voor de dienst audit ziekenhuizen
- Communication: voorzien van de nodige kanalen om tijdig alle vereiste communicatie met alle stakeholders te delen
De overgang naar de operationele fase is voorzien voor de eerste jaarhelft van 2019. Er zal eveneens, in een latere fase, een evaluatie en bijsturing gebeuren van de processen audit van de ziekenhuizen.
3 Belgian meaningful use criteria
Lijst van actie-verbintenissen
1. Afronden van proof of concept audits met het oog op het ontwikkelen en testen van processen en methoden op vlak van audit van de ziekenhuizen. Streefdatum: 30/06/2019.
2. Uittekenen en implementeren van de processen audit van de ziekenhuizen. Streefdatum: 30/06/2019.
3. Overleggen met de sector, deelstaten en VI inzake het nieuwe systeem. Streefdatum: 30/06/2019.
4. Opmaken, op basis van een risicoanalyse, van een meerjarenplan 2019-2021 inzake te realiseren audits. Streefdatum: 31/12/2019.
5. Uitvoeren van jaarlijkse audits in het kader van het systeem van laagvariabele zorg. Streefdatum: 31/12/2019.
6. Realiseren van de nodige personeelsacties in functie van de in de plannen handhaving vrijgemaakte middelen. Streefdatum: 31/12/2019.
7. Voorleggen van een jaarlijkse rapportering over de gerealiseerde activiteiten, alsook voorleggen van een werkplan voor het kalenderjaar. Streefdatum: 31/03/2020.
Verwachte effecten
− Middels de nieuwe auditprocessen, de auditmethodologie en het wettelijk kader bijdragen tot het verhogen van de kwaliteit en doelmatigheid van de gezondheidszorg in de ziekenhuizen binnen een optimaal gebruik van de middelen van de GVU.
− Bijdragen tot het verhogen van de expertise binnen andere diensten van de betrokken instellingen.
Externe afhankelijkheden
− Medewerking van de FOD VVVL en FAGG
− Ondersteuning via het KCE, wetenschappelijke verenigingen, e.a.
− Beschikken over de noodzakelijke middelen: human resources, logistiek, beheer- en audit software
Artikel 17. Aanbodbeheersing en speciale zorgopdrachten: spine-units & complexe chirurgie inzake slokdarm- en pancreasaandoeningen.
Dit artikel betreft een nieuw project dat niet in eerdere Bestuursovereenkomsten van het RIZIV was opgenomen.
Omschrijving
Het concentreren van bepaalde chirurgische ingrepen in multidisciplinaire omgevingen teneinde de kwaliteit van de behandelingen te verbeteren:
- Deel 1: Concentratie van wervelkolomchirurgie in multidisciplinaire spine-units
- Deel 2: Concentratie van complexe chirurgische ingrepen van de pancreas alsook van de slokdarm in 1 referentiecentrum dat deel uitmaakt van een consortium van verplegingsinrichtingen.
Kader
Toekennen, reglementeren, informeren, adviseren.
Krachtlijnen
Innoveren en/of hervormen in de geneeskundige verzorging.
Context
Deel 1: Spine-units.
In het regeerakkoord van 11 oktober 2014 wordt de nadruk gelegd op een grondige hervorming van diverse aspecten van de structuur van onze gezondheidszorg. Het beleid wordt afgestemd op gezondheidsdoelstellingen, gekoppeld aan een stabiele budgettaire meerjarenplanning, en op de principes van evidence based practice. Het is in dit kader dat de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, via een brief van 16 februari 2015 aan de Technisch Geneeskundige Raad (TGR), heeft gevraagd om structurele maatregelen uit te werken die o.m. het volume aan wervelkolomchirurgie beheersbaar maken. De doelstelling die daarbij wordt nagestreefd, is in eerste instantie het invoeren van maatregelen die zullen leiden tot kwaliteitsverbetering in de juiste diagnose- en indicatiestelling en de meest adequate behandeling van de spinepathologie. Vanuit de TGR werd hiertoe, in samenwerking met de Commissie voor Tegemoetkoming van Implantaten en Invasieve Medische Hulpmiddelen (CTIIMH), een ad hoc werkgroep Spine opgericht.
De werkgroep Spine heeft 4 initiatieven voorgesteld die als één geheel moeten worden beschouwd, aangezien slechts dan de doelstelling van kwaliteitsverbetering kan worden gerealiseerd.
1) Een uniforme aanpak van de spinepathologie door:
a. Invoeren van een uniform diagnostisch triagemodel (een conceptueel kader)
b. Voorzien van een multidisciplinair organisatiemodel in de vorm van de oprichting van spine- units in elk ziekenhuis waar rugpathologie wordt behandeld. Dit zal gebeuren via opname in de nomenclatuur van specifieke criteria m.b.t. de organisatie van de medische activiteiten binnen de spine-units als toepassingsregels waaraan moet zijn voldaan om deze ingrepen uit te voeren en vergoed te krijgen.
2) Instellen van het verplicht multidisciplinair spine consult (MSC) in bepaalde gevallen.
3) In productie stellen van een verplicht register, inclusief de opvolging van de patiënten (voor een limitatieve lijst ingrepen) (vgl. Spine Tango, het (inter)nationaal spine register).
4) Herziening van de nomenclatuur m.b.t. de wervelkolomchirurgie waarbij de verstrekkingen rugchirurgie in een apart hoofdstuk worden ondergebracht en zowel voor de orthopedisch chirurgen als voor de neurochirurgen toegankelijk zullen zijn.
Met dit project wordt, in de eerste fase, vooral het initiatief m.b.t. de spine-units beoogd, meer bepaald het opstellen en implementeren van de criteria inzake het functioneren ervan. De datum van inwerkingtreding van deze criteria, alsook van de andere herzieningen in de nomenclatuur, is normaal gezien voorzien voor de tweede helft van 2019. Een evaluatie van de toepassing van de nieuwe nomenclatuur door het RIZIV wordt voorzien als actieverbintenis. Deze evaluatie zal, in een volgende fase, gebruikt worden bij het verder op punt stellen van de regelgeving en de kwaliteitsverbetering van de behandeling van spinepathologie.
Deel 2: Complexe chirurgie: slokdarm- en pancreasaandoeningen.
Gespecialiseerde zorg en in het bijzonder hoog technische complexe ingrepen kunnen enkel op een kwaliteitsvolle wijze geleverd worden wanneer zij worden uitgevoerd in een aangepaste omgeving waar voldoende medische expertise (klinisch en wetenschappelijk) aanwezig is die continu toegepast en verbeterd wordt. Deze multidisciplinaire en complexe zorg steunt op nauwe interacties tussen
verschillende expert-actoren (medische disciplines, paramedici, logistiek, …). Daarom worden complexe chirurgische ingrepen bij benigne, premaligne en maligne aandoeningen van de pancreas (en peri- ampullaire regio) en van de slokdarm (en ingeval gastro-oesofageale junctie tumoren) geconcentreerd in één referentiecentrum. Dit centrum maakt deel uit van een consortium van verplegingsinrichtingen en voldoet aan alle vereisten om 24/24 en 7/7 een kwaliteitsvolle heelkundige, medische, intensieve, anesthesiologische, verpleegkundige en paramedische verzorging en omkadering te bieden in een multidisciplinaire aanpak met expertise in de behandeling, de verzorging en de monitoring van deze patiënten.
Hiertoe worden vanaf 1 januari 2019, en voor een periode van 3 jaar, overeenkomsten afgesloten tussen het Verzekeringscomité (CGV), de verantwoordelijke van het referentiecentrum en de medisch directeur daarvan, waarbij o.a. wordt voorzien in:
- de voorwaarden en modaliteiten van een tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor verstrekkingen in het kader van dergelijke complexe chirurgische ingrepen.
- de jaarlijkse opvolging en evaluatie van de activiteiten binnen het consortium teneinde na te gaan of voldaan werd aan de minimale streefwaarden voor de vastgelegde uitkomstindicatoren.
Enkel de referentiecentra werkzaam binnen een consortium die na drie jaar voldoen aan welbepaalde criteria behouden hun toetreding.
Een structurele omkadering is voorzien via de Stuurgroep Complexe Chirurgie. De Stichting Kankerregister maakt de jaarrapporten op, de consortia formuleren vervolgens eventuele voorstellen tot opheffing van de non-conformiteiten aangaande de uitkomstindicatoren. Een eindevaluatie is tevens voorzien bij de afloop van de 3-jarige overeenkomst.
Het RIZIV verbindt zich ertoe om jaarlijks een rapportering inzake de werkzaamheden binnen de Stuurgroep voor te leggen aan de betrokken organen (zie actieverbintenis 2).
Lijst van actie-verbintenissen
1. Deel 1 - Evaluatie van de toepassing van de nomenclatuur inzake wervelkolomchirurgie Streefdatum: X+24 maanden, waarbij X = de datum van inwerkingtreding van de nieuwe nomenclatuur.
2. Deel 2 – Complexe chirurgie: Jaarlijkse rapportering inzake de werkzaamheden binnen de Stuurgroep Complexe Chirurgie aan de Nationale Commissie Artsen-Ziekenfondsen, de Overeenkomstencommissie Ziekenhuizen en het CGV. Streefdata: 31/01/2020.
Verwachte effecten
De ingevoerde maatregelen moeten leiden tot een opmerkelijke kwaliteitsverbetering in de meest adequate behandeling van aandoeningen van de wervelkolom, slokdarm en pancreas.
Externe afhankelijkheden
− Deel 1:
o Medewerking van de Spine Society Belgium (SSB)
o Medewerking van de FOD VVVL
− Deel 2:
o Medewerking van de zorgverleners in de referentiecentra (registreren gegevens)
o Medewerking van de Stichting Kankerregister (opmaken jaarrapporten)
o Medewerking van de Stuurgroep Complexe Chirurgie
Artikel 18. Optimaliseren van het financieel beheer van de Geneeskundige Verzorging – budget Geneeskundige Verzorging: Onderzoeken van een mogelijk nieuw systeem van financiële verantwoordelijkheid.
Omschrijving
Het bijdragen aan transparantere en leesbaardere financieringsstromen en –mechanismen in de Geneeskundige Verzorging: naar een versnelde afsluiting van de rekeningen (deel 1) en het onderzoeken van een mogelijk nieuw systeem van financiële verantwoordelijkheid (deel 2 - Wet 14 juli 1994 artikel 191, artikel 196 t.e.m. artikel 203).
Kader
Adviseren, informeren.
Krachtlijnen
Beheersen van de uitgaven GVU.
Context
Deel 1. Een versnelde afsluiting van de rekeningen op basis van een audit van het huidige systeem
Sinds 2008 maakt het Rekenhof elk jaar opmerkingen over de laattijdige indiening van de rekeningen van het RIZIV. Onder "rekeningen" verstaan we het boekhoudverslag (balans en resultatenrekening) van het instituut, samen met het verslag van de bedrijfsrevisoren. Die rekeningen zijn het resultaat van het volgende proces:
1) de aanrekening van de uitgaven en de afsluiting van de rekeningen door de sectoren
De ontvangsten en de uitgaven worden het hele jaar in de boekhouding aangerekend. Die aanrekeningen zijn mogelijk tot 31 januari N+1 voor de administratiekosten, 31 maart N+1 voor de uitkeringen en de medische ongevallen en 30 september N+1 voor de geneeskundige verzorging. De beheerskosten worden verdeeld over de sectoren die vervolgens hun rekeningen afsluiten. De financiële verantwoordelijkheid van de V.I.'s is een belangrijk onderdeel van de rekeningen van de sector van de geneeskundige verzorging (cf. deel 2). De rekeningen van de sectoren worden door de respectieve beheersorganen goedgekeurd.
2) Boekhoudverslag van het RIZIV
Het boekhoudverslag waarin de rekeningen van de sectoren, de tabellen met de balans en de resultatenrekeningen zijn opgenomen, wordt door het Algemeen Beheerscomité opgesteld en goedgekeurd.
3) Certificering door de revisoren
De revisoren, die bij ministerieel besluit worden benoemd op basis van een beperkte offerteaanvraag, controleren de rekeningen en stellen, na heel wat uitwisselingen van informatie met het RIZIV, een verslag met hun opmerkingen op. Dat verslag wordt goedgekeurd door het Algemeen Beheerscomité.
4) Verzending van de rekeningen vergezeld van het verslag van de revisoren
De rekeningen moeten samen met het verslag van de revisoren uiterlijk op 31 december N+1 aan de FOD Sociale Zekerheid worden bezorgd. De FOD gaat na of het dossier volledig is en legt het ter ondertekening aan de voogdijminister voor. Deze bezorgt het aan de FOD BOSA. De FOD BOSA voert controles uit,
formuleert eventueel opmerkingen en bezorgt het verslag uiterlijk op 31 januari N+2 aan het Rekenhof (cf. KB van 22.6.2001, gewijzigd door het KB van 28.8.2002).
Er loopt een audit over de timing van het proces van de afsluiting van de rekeningen van het RIZIV (einde van de auditopdracht: eind 2018). Die audit heeft tot doel de oorzaken van de vertraging in het proces op te sporen en aanbevelingen te formuleren.
Het management beslist welke oorzaken het wil aanpakken om die vertraging te verminderen. De end-to- end procesverantwoordelijke voor de afsluiting van de rekeningen stelt een actieplan op waarin de verantwoordelijken en de termijnen voor elke aanbeveling zijn opgenomen.
Het RIZIV zal in de loop van de periode van de wijzigingsclausule een actieplan opmaken op basis van de aanbevelingen van de audit en vervolgens overgaan tot uitvoering van dit actieplan. Voor alle actiepunten waarvoor het RIZIV verantwoordelijk is zal er een uitvoering zijn binnen de 12 maanden na oplevering van het auditverslag. Voor eventuele actiepunten waarvoor er externe afhankelijkheden of verantwoordelijkheden zijn zal het RIZIV de voortgang en realisatie ervan stimuleren en hiervoor de nodige acties ondernemen.
Deel 2. Onderzoeken van een mogelijk nieuw systeem van financiële verantwoordelijkheid.
In 1993 werd het systeem van individuele verantwoordelijkheid van de verzekeringsinstellingen ingevoerd, dit teneinde rekening te houden met de risicoprofielen van de individuele verzekeringsinstellingen. Ondertussen hebben volgende elementen aangetoond dat een aanpassing van het huidige systeem nodig is:
• Het huidige systeem van financiële verantwoordelijkheid is vrij complex naar uitvoering toe (gebruik van diverse indicatoren en variabelen) en heeft aldus een enorm vertragend effect op het proces van het afsluiten van de rekeningen (zie deel 1).
• Een herziening van het model is nodig ihkv de staatshervorming.
• In 2017 heeft het Rekenhof een rapport gemaakt dat het systeem van de financiële verantwoordelijkheid van de verzekeringsinstellingen evalueert. Daarin zijn volgende vragen aan bod gekomen: Zijn de huidige methodiek en de nu gebruikte variabelen vandaag nog relevant? Vormen ze een goede basis voor de verdeling tussen de landsbonden en voor het responsabiliseren van de verzekeringsinstellingen binnen de sector van geneeskundige verzorging? Het Rekenhof stelt dat moet onderzocht worden hoe en onder welke voorwaarden geëvolueerd kan worden naar een nieuw systeem van responsabilisering waar risicoselectie en oneerlijke concurrentie worden vermeden.
Dit thema is opgenomen in het Toekomstpact met de VI’s onder Punt 65: “In 2016 en de jaren nadien wordt het uitgewerkte plan van aanpak tot versnelde afsluiting van de rekeningen en bepaling van de financiële verantwoordelijkheid zoals goedgekeurd op de Algemene Raad van 11 januari 2016 van het RIZIV uitgevoerd in samenwerking met de VI via het begeleidingscomité voor de financiële verantwoordelijkheid geneeskundige verzorging en de Algemene Raad van het RIZIV. De normatieve verdeelsleutel zal in functie hiervan geactualiseerd worden.”
Het RIZIV zal in de loop van de periode van de wijzigingsclausule een nota voor de Algemene Raad opmaken met de resultaten van het onderzoek naar een mogelijk nieuw systeem van financiële verantwoordelijkheid. Bij zijn onderzoek houdt het RIZIV rekening met zowel de collectieve als de individuele financiële verantwoordelijkheid en worden beide concepten onderzocht
Lijst van actie-verbintenissen
Deel 1. Een versnelde afsluiting van de rekeningen op basis van een audit van het huidige systeem
1. Opmaken van een actieplan op basis van aanbevelingen uit het interne auditrapport. Streefdatum: X
+ 3 maanden (X= oplevering van de audit)
2. Uitvoeren van het actieplan zoals opgemaakt in de eerste actie-verbintenis voor die actiepunten waarvoor het RIZIV intern verantwoordelijk is. Streefdatum: X+18 maanden, waarbij X= datum van oplevering van het actieplan.
Deel 2. Onderzoeken van een mogelijk nieuw systeem van financiële verantwoordelijkheid.
3. Opmaken van nota voor de Algemene Raad met de resultaten van het onderzoek naar een mogelijk nieuw systeem van financiële verantwoordelijkheid. Streefdatum: 31/12/2020.
Verwachte effecten
− Beter beheer van de middelen.
− Versnelde afsluiting van de rekeningen.
− Transparanter & beheersbaarder budget / financiële stromen en mechanismen
Externe afhankelijkheden
− Afhankelijk van de aanbevelingen van de auditopdracht.
Artikel 19. Uitwerken van een nieuwe visie inzake de nomenclatuur met focus op vereenvoudiging.
Dit artikel betreft een vervolg van artikel 21 van de bestuursovereenkomst 2016-2018. Het concretiseert de voortzetting van eerder genomen initiatieven.
Omschrijving
Uitwerken van een nieuwe visie met oog op een grondige modernisering en vereenvoudiging van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen.
Kader
Adviseren, informeren.
Krachtlijnen
− Innoveren en/of hervormen in de Geneeskundige verzorging.
− Beheersen van de uitgaven GVU.
Context
Dit project beoogt een grondige modernisering en vereenvoudiging van de nomenclatuur. Dit met het oog op de opmaak van een nieuw grondplan welke de basis zal vormen voor de toekomstige vergoedingen van de prestaties in de gezondheidszorg.
In het regeerakkoord 2014 was volgende bepaling opgenomen:
“De tarieven worden op transparante wijze afgestemd op de reële kostprijs van de prestatie, onverantwoorde verschillen in vergoeding tussen de verschillende medische disciplines worden weggewerkt. Intellectuele prestaties (inzonderheid voor de knelpuntdisciplines), onderlinge afstemming, overleg en coördinatie bij multidisciplinaire samenwerking worden beter gewaardeerd. De prijs van de bij de zorgverlening gebruikte materialen of producten mag geen directe invloed hebben op het door de zorgverlener aangerekende tarief. De herijking moet prikkels blijven voorzien voor productiviteit en specialisatie.”
Het project heeft als doel om een betere klaarheid te scheppen in de financiering van de medische activiteiten. Het wordt gecoördineerd door het RIZIV en dit in samenwerking met de FOD Volksgezondheid.
De voorbije periode werden volgende initiatieven genomen:
- Het uitvoeren van een voorbereidende studie door een extern team van experten. Zo hebben Prof. Xxxxxxxx, Xxxxxx en Xxxxxxx op 2 oktober 2017 hun eerste voorstel van principes en methodiek voor de herijking van de nomenclatuur toegelicht aan de medicomut. Voor deze voorbereidende studie is een literatuurstudie uitgevoerd, is rekening gehouden met de voorafgaande beoordeling van de sterke en zwakke punten van de huidige nomenclatuur (rapport KCE) en is een vergelijking gemaakt met 3 systemen uit het buitenland (Zwitserland, Nederland, Frankrijk). Vooral volgende 2 hoofdthema’s worden belicht: (a) het beschrijvende aspect van de nomenclatuur verbeteren en (b) het nadenken over een beter evenwicht inzake prijsstelling voor medische honoraria.
Ook blijkt uit deze eerste studie dat volgende 7 principes kunnen bijdragen aan een verbetering van de huidige nomenclatuur :
1. Herwaardering van consultatieactiviteit
2. Billijk referentie-inkomen
3. Opsplitsen van de vergoeding voor de arts in:
• Een “niet-tastbare” component: inspanningen.
• Een tastbare component: geassocieerde kosten.
4. Vergoeding voor taken inzake coördinatie en communicatie.
5. Prikkels tot het uitvoeren van kwaliteitsvolle prestaties en reductie van prikkels tot aanbod-geïnduceerde vraag.
6. Transparantie en tariefzekerheid voor de patiënt.
7. Een budget-neutrale hervorming, rekening houdend met reële groei van 1,5% en aanpak van de verspillingen.
- De integratie van de hervorming van de nomenclatuur in het akkoord 2018-2019 artsen- ziekenfondsen, zijnde:
“De nomenclatuur is een instrument voor de vaststelling van de honoraria van de verstrekkingen die door de verzekering geneeskundige verzorging worden vergoed. Het is ook de basis voor de tariefzekerheid van de patiënten en een belangrijke hefboom voor de sturing en de beheersing van de uitgaven. Hierbij wordt niet uit het oog verloren dat een aanzienlijk gedeelte van de honoraria in de ziekenhuizen wordt aangewend voor een bijdrage in de kosten en in financiering van de ziekenhuisactiviteit. Het gaat er om een bedrag dat door de jongste MAHA studie wordt geraamd op minstens 2,5 mia euro.
De NCAZ heeft kennis genomen van de werkzaamheden van een aantal universitaire equipes in het kader van een mogelijke herziening van de nomenclatuur en verzoekt een onderzoeksgroep te belasten met het uitwerken van voorstellen waarbij volgende doelstellingen worden nagestreefd: het
wegwerken van onredelijke inkomensverschillen tussen huisartsen en specialisten en tussen de artsen- specialisten onderling; het in aanmerking nemen van de evolutie in de medische activiteit; het verbeteren van de interne logica, de leesbaarheid en de transparantie van nomenclatuur; het invoeren van incentives die samenwerking en kwaliteit bevorderen.
In eerste instantie dient de onderzoeksgroep voorstellen op te leveren inzake:
- de standaardisering en de classificatie van de nomenclatuur van medische verstrekkingen;
- de identificatie van het onderscheid tussen de professionele honoraria en de werkingskosten bij de belangrijkste medische procedures;”
Een concreet plan van aanpak en de opmaak van een lastenboek worden nu verder uitgewerkt en begin 2019 gelanceerd.
Hierbij wordt overeenkomstig het akkoord 2018-2019 artsen-ziekenfondsen van december 2017 geopteerd voor een actieplan in verschillende luiken, met name:
- de herclassificatie en herstructurering van de nomenclatuur aan de hand van een internationale classificatie van gezondheidsinterventies (de ICHI van de WHO). Dit moet toelaten een meer duidelijke logica aan te brengen in de nomenclatuur en een duidelijk onderscheid tot stand te brengen tussen de plaats van verstrekking. Een eerste stap is het organiseren van een workshop met experten en stakeholders in de loop van het eerste semester van 2019.
- het verrichten van een kostenanalyse voor een aantal belangrijke pathologieën en ingrepen rekening houdend met de PACHA-kostenanalyse en de handleiding van een kosten gebaseerde prijsbepaling van ziekenhuisinterventies (KCE studie 178).
De hervorming van de nomenclatuur zal verlopen op geïntegreerde wijze en in volle afstemming met parallelle hervormingsinitiatieven zoals de herziening van het KB nr. 78 op de gezondheidszorgberoepen en de hervorming van de ziekenhuisfinanciering.
Lijst van actie-verbintenissen
1. De opmaak van een rapport m.b.t. de hervorming van de nomenclatuur. Streefdatum: 31/12/2020.
Verwachte effecten
− Tarieven afgestemd op de reële kostprijs van de prestaties.
− Wegwerken van onverantwoorde verschillen in vergoedingen van zorgverleners.
− Opwaarderen van intellectuele prestaties, onderlinge afstemming, overleg en coördinatie bij multidisciplinaire samenwerking.
Externe afhankelijkheden
− Beschikken over de noodzakelijke middelen.
Artikel 20. Ontwikkelen van de nieuwe versie van NomenSoft (toepassing voor de nomenclatuur).
Dit artikel betreft een nieuw project dat verbonden is met artikel 19 uit deze wijzigingsclausule met betrekking tot de ontwikkeling van een nieuwe visie op en vereenvoudiging van de nomenclatuur.
Omschrijving
Vernieuwing en optimalisering van NomenSoft, de huidige databank en webtoepassing voor de nomenclatuur en pseudonomenclatuur, voortaan nomenclatuur genoemd.
Kader
Adviseren, informeren.
Krachtlijnen
− Procesverbetering en informatisering
− Bijdragen tot een klantgeoriënteerde dienstverlening
Context
De nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen is een gecodeerde lijst met de geneeskundige prestaties die (geheel of gedeeltelijk) vergoed worden door de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging. Om op een gebruiksvriendelijke en snelle manier de nomenclatuurgegevens te kunnen raadplegen, werd door het RIZIV NomenSoft ontwikkeld. NomenSoft is de referentiedatabank van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen, die eveneens alle wijzigingen herneemt en periodiek wordt bijgewerkt.
Concreet bevat deze databank van de nomenclatuur de gegevens met betrekking tot de codenummers van de verstrekkingen, de omschrijving van de prestaties met de tarieven en de reglementaire basis die in het officiële facturatieproces van toepassing zijn. De databank beschikt tevens over een uitgebreide zoekmotor. Via de zoekmotor kan men de omschrijving en de code van een verstrekking, net als het officiële tarief en het bedrag dat de ziekteverzekering vergoedt, opzoeken.
Deze databank werd onder de vorm van een webtoepassing publiek toegankelijk gemaakt voor uiteenlopende groepen van externe gebruikers waaronder de zorgverleners, de verzekerings- en verzorgingsinstellingen, de software-ontwikkelaars en de burger-patiënt. NomenSoft wordt vandaag intensief interactief geconsulteerd en telt zo’n twee miljoen views per jaar en bijkomend worden de maandelijkse referentietabellen met de bijgewerkte nomenclatuurgegevens opgehaald en gebruikt door de verzekerings- en verzorgingsinstellingen, de software-ontwikkelaars en andere professionele gebruikers. NomenSoft geldt in de praktijk als de authentieke bron (single source) voor de nomenclatuur voor alle basisgegevens inzake nomenclatuur met inbegrip van alle toepassings- en interpretatieregels. Het is een onmisbaar hulpmiddel voor de zorgverleners om de nomenclatuurregels op een correcte manier te interpreteren en toe te passen en het draagt indirect bij tot een beperking van de niet-intentionele fraude binnen ons gezondheidszorgsysteem.
Ook binnen het RIZIV is NomenSoft uitgegroeid tot een belangrijk ondersteunend instrument voor het dagelijks operationeel beheer. Voornamelijk experten binnen de diensten DGV en DGEC maken er gebruik van. Daarnaast doen verschillende interne toepassingen beroep op het NomenSoft gegevensbestand, o.a.
flowdos en e-dos binnen de DGEC voor o.a. het uitvoeren van controleprocessen op de correcte toepassing van de nomenclatuurregels door zorgverstrekkers. Het is dan ook belangrijk om ervoor te zorgen dat NomenSoft onder zijn huidige of toekomstige vorm compatibel is en blijft met deze toepassingen.
De web toepassing NomenSoft is sinds januari 2007 in gebruik, en is vandaag dringend aan vernieuwing en modernisering toe. De ontwikkeling van een nieuwe versie NomenSoft is nodig om verschillende redenen:
- De ICT oplossing is ‘end of life’;
- Om interne factoren, o.a. meer doorgedreven integratie van NomenSoft in de verschillende diensten en om een betere link te creëren van de nomenclatuurgegevens met de gegevens die zich in andere RIZIV databanken en toepassingen bevinden;
- Aanpassing en upgrade van deze dienstverlening aan de gewijzigde behoeften en gebruiksdoeleinden van de eindgebruikers;
- Mogelijke verrijking van NomenSoft met gestandaardiseerde terminologie, o.a. internationale medische terminologie zoals Snomed CT (Systematized Nomenclature of Medicine Clinical Terms in samenwerking met de FOD Volksgezondheid);
- Met het oog op een hogere performantie zou deze legacy toepassing naar een Cloud omgeving gemigreerd kunnen worden;
De einddoelstelling van het Nomensoft project is het ter beschikking stellen van een performante toepassing voor het raadplegen van de nomenclatuur die rekening houdt met de behoeftes van zowel de interne als de externe gebruikers en die op termijn tevens beschikbaar zal zijn via een webservice. Het project zal uitgevoerd worden via een gefaseerde aanpak.
In de eerste fase van het project zal tegen eind juni 2020 een visienota uitgewerkt worden die tevens een uitgebreide behoefteanalyse zal bevatten. Om deze behoeftes te identificeren, zullen zowel de interne als de externe gebruikers van deze dienstverlening bevraagd worden. Uiteraard zal hierbij ook de input vanuit het project ‘ontwikkeling van een nieuwe visie op en vereenvoudiging van de nomenclatuur’ meegenomen worden.
In de tweede fase, die voorwerp zal uitmaken van de volgende bestuursovereenkomst en na interne goedkeuring van de visienota, zal de nieuwe toepassing voor de nomenclatuur met zijn nieuwe functionaliteiten geoperationaliseerd/in productie gesteld worden. Na stabilisering zou deze uitgerust kunnen worden met een moderne webservice die gericht is op gespecialiseerde usersgroepen, zoals o.a. de VI’s en de software-ontwikkelaars.
Lijst van actie-verbintenissen
1. Opstellen van een visienota over een nieuwe toepassing voor de nomenclatuur met inbegrip van een behoefteanalyse, die rekening houdt met nieuwe vereisten van zowel de interne als externe eindgebruikers en die ter goedkeuring moet voorgelegd worden aan het Directie Comité van het RIZIV. Streefdatum: 30/06/2020.
Verwachte effecten
− Gewaarborgde continuïteit van NomenSoft
− Bijdragen tot de correcte interpretatie en toepassing van de nomenclatuurregels
− Betere link met de nomenclatuurgegevens en de gegevens die zich in andere databanken en toepassingen van het RIZIV bevinden
− Betere synchronisatie met andere lopende projecten met betrekking tot nomenclatuur
Externe afhankelijkheden
− De strategische en conceptuele bakens gezet in het kader van het project “ontwikkeling van een nieuwe visie op en vereenvoudiging van de nomenclatuur” (cfr. Artikel 19)
− Beschikbaarheid van de ICT middelen afhankelijk van de keuzes gemaakt in de nieuwe visie nomenclatuur (supra)
Artikel 21. Ontwikkeling van een langetermijnvisie over de arbeidsongeschiktheid door de invoering van een structurele benadering in de sector van de uitkeringen.
Dit artikel omvat een nieuw project dat nog niet in de vorige bestuursovereenkomsten van het RIZIV was opgenomen.
Omschrijving
Het project beoogt de oprichting van een werkgroep met, naast de klassieke betrokkenen, de actoren op het terrein die traditiegetrouw niet betrokken zijn bij de huidige structuren inzake arbeidsongeschiktheid. De werkgroep zal de samenstelling en de efficiëntie van de bestaande structuren analyseren en, naargelang van het resultaat, een langetermijnvisie over de toekomst van de sector van de uitkeringen ontwikkelen.
Kader
Innoveren, adviseren, vereenvoudigen, organiseren.
Krachtlijnen
− Innovatie in het kader van de uitkeringsverzekering
− Beheersing van de GVU-uitgaven
Context
Sinds een decennium kent de arbeidsongeschiktheid een gestage stijging, zowel op het vlak van de gevallen als op dat van het budget voor de vergoedingen.
De beheersing en de leefbaarheid van het systeem hangen af van een prospectieve benadering van de uitdagingen die op ons afkomen. De Dienst voor Uitkeringen is sinds meerdere jaren daarmee bezig, met name via de oprichting van een expertisecentrum "arbeidsongeschiktheid".
De actoren binnen de sector worden met die veranderingen geconfronteerd en stellen vast dat er een gebrek is aan een echte instantie die het systeem beheert. Ze zou moeten bestaan uit de traditionele actoren (V.I.'s, sociale partners) maar ook uit een serie actoren die de laatste jaren in dat domein een grotere rol zijn gaan spelen (daarbij denken we in het bijzonder aan de arbeidsartsen, de externe preventiediensten of aan de behandelend artsen). Al die actoren zouden nauwer moeten worden betrokken bij de besluitvormingsprocessen.
In de huidige structuren is het niet of niet langer mogelijk om een algemeen overzicht te hebben van de uitdagingen en dat zorgt voor een gebrek aan visie binnen de sector, waardoor het risico bestaat dat de maatregelen die worden genomen, uiteindelijk niet afgestemd zijn op het doel.
Met het project wil men onderzoeken of er een structuur kan worden gecreëerd waarin alle actoren vertegenwoordigd zijn en verantwoordelijk zijn voor hun rol in het algemene proces. In die structuur zouden alle actoren met elkaar kunnen communiceren om het beheer van de sector van de uitkeringen te verbeteren, zowel op het vlak van de vergoedingen en de medische evaluatie als op dat van de professionele re-integratie.
Eerder dan nog een nieuwe instantie op te richten, zal in het kader van het project erop worden toegezien dat de bestaande instanties worden gerationaliseerd, dat de contouren en de doelstellingen van dat nieuwe orgaan worden gedefinieerd en dat wordt bekeken hoe het zich zal verhouden tot het bestaande. Er bestaan al organen, die echter zeer precieze en andere prerogatieven hebben. Het is de bedoeling een koepelorgaan te installeren waar een algemene gedachtewisseling kan worden georganiseerd, zonder te raken aan de bevoegdheden en de manier van werken van de betrokken actoren.
Met het project zal dus ook een langetermijnvisie over die uitdagingen worden uitgetekend en een antwoord worden geformuleerd op de volgende vraag: Voldoet het beheer van de arbeidsongeschiktheid met de huidige structuren?
Lijst van de acties - verbintenissen
1. Installatie van een werkgroep met de verschillende actoren en instellingen die bij de arbeidsongeschiktheid betrokken zijn om een nieuwe visie te ontwikkelen over het beheer van de sector van de uitkeringen. Streefdatum: 30/06/2019.
Verwachte effecten
− Grotere efficiëntie van de maatregelen die worden genomen op het vlak van de arbeidsongeschiktheid en de professionele re-integratie.
Artikel 22. Het opzetten van een efficiënt, geïntegreerd, geoptimaliseerd en gecodeerd gegevenssysteem voor het domein uitkeringen: arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en re-integratie.
Dit artikel betreft een nieuw project dat niet in eerdere bestuursovereenkomsten van het RIZIV was opgenomen.
Omschrijving
Het verzamelen van gegevens en het opzetten van een efficiënt, geïntegreerd, geoptimaliseerd en gecodeerd gegevenssysteem voor de domeinen arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en re-integratie. Om dit te bereiken, beoogt dit project:
1) het verzamelen van bijkomende gegevens bij de VI’s;
2) het verder ontwikkelen van de datawarehouses van DU voor het beheer van de interne databanken;
3) het analyseren welke externe databanken toegankelijk gemaakt kunnen worden voor DU.
Kader
Informeren, beheren, optimaliseren, adviseren.
Krachtlijnen
− Innovatie in de uitkeringsverzekering.
− Optimaliseren van de dienstverlening inzake re-integratie.
− Beheersen van de uitgaven DU
Context
Om de wettelijke bevoegdheden van de dienst, het Beheerscomité, het Kenniscentrum Arbeidsongeschiktheid en de HCGRI uit te voeren, moet de dienst gegevens verzamelen, de interne databanken beheren, de mogelijkheid hebben om interne en externe databanken te consulteren, en gegevens te analyseren en te kruisen. Dit moet de dienst toelaten binnen de gevraagde deadlines informatie op te leveren aan de minister, de politieke overheid, de pers, … en de nodige statistieken en analyses te maken om beleidsmaatregelen te definiëren.
Het doel van het project is om te komen tot een efficiënt geïntegreerd, geoptimaliseerd en gecodeerd gegevenssysteem. Het project zal gebeuren in samenwerking met de Cel datamanagement en de Cel Informatieveiligheid van het RIZIV. Voor de wettelijke context verwijzen we naar de ZIV wet van 14.07.1994 art. 80 §§ 1, 2 en 3; art. 82 2°, 5° en 6°; art. 85 1°, 2°, 3° en 4°.
De analyse van de huidige toestand, de evolutie en de tendensen m.b.t. arbeidsongeschiktheid, invaliditeit en reïntegratie impliceert het verzamelen van nieuwe gegevens, het beheren van diverse interne databanken en het linken van gegevens uit deze databanken met gegevens van externe databanken.
Het doel hiervan is:
− Ten behoeve van het dagelijks bestuur: het creëren van een dashboard met een overzicht over gepredefinieerde cijfers.
− Ten behoeve van de politieke overheid, de pers, onderzoekscentra, enz …: het opstellen van statistieken en uitvoeren van epidemiologische analyses om antwoord te kunnen geven op diverse vragen
− Ten behoeve van het Beheerscomité : het informeren en ondersteunen door tendensen te detecteren die evoluties kunnen verklaren, voorspellingen te maken in verband met de begroting, beleidsmaatregelen te evalueren, nieuwe beleidsmaatregelen te maken op middellange en lange termijn en het kunnen voorspellen van de impact van deze beleidsmaatregelen op budget en aantal personen in arbeidsongeschiktheid.
Om dit te bereiken, heeft dit artikel 3 objectieven:
1) Bijkomende gegevens verzamelen bij de VI’s over contacten met de verzekerde (door de adviserend arts en zijn multidisciplinair team) en over de re-integratietrajecten.
2) Het verder ontwikkelen van de bestaande datawarehouses om de interne databanken efficiënter te beheren. Er zal een analyse worden uitgevoerd om na te gaan hoe de databanken van de DU (IDES, IFW, RTTP, RP,…) verder geïntegreerd kunnen worden. Daarnaast zullen er bijkomende gegevens worden opgenomen in het datawarehouse in verband met de getuigschriften arbeidsongeschiktheid, de primaire arbeidsongeschiktheid en de re-integratietrajecten uit de nieuwe fluxen PAO/CIT.
3) Het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie naar de mogelijkheid tot het consulteren van externe databanken, en het linken van gegevens uit de interne databanken met deze uit externe databanken (DWH AM&SB4, RIDO5, IMA, DMFA, DIMONA, …).
Concreet moet dit toelaten om bijkomende analyses uit te voeren: de verschillende vormen van re- integratie om zo het volledige re-integratiebeleid te monitoren (beroepsherscholingen, re- integratietrajecten bij de werkgever en adviserend arts, …); de situatie op de arbeidsmarkt voor en na een periode van arbeidsongeschiktheid (werkloosheid, sector van tewerkstelling, …); de opvolging van de verzekerde door de adviserend arts en zijn multidisciplinair team; … Het project zal ook toelaten de kwaliteit van de gegevens te verbeteren door op basis van het kruisen van databanken kwaliteitsproblemen te identificeren. Ten slotte kunnen deze rijkere gegevens ook gebruikt worden voor studies door externe partners (zoals PROMES2, studies in het kader van het Kenniscentrum Arbeidsongeschiktheid, …).
Lijst van actie-verbintenissen
Voor objectief 1 (verzamelen van bijkomende gegevens):
1. Functionele analyse van de opname van bijkomende gegevens over contacten met de verzekerde en re-integratie in de fluxen IDES. Streefdatum: 31/12/2020.
2. Inproductiestelling van de fluxen IDES met daarin gegevens over contacten met de verzekerde en re- integratie. Streefdatum: X + 12 maanden, X = moment waarop akkoord wordt bereikt met VI’s over de functionele analyse in de vorige stap.
Voor objectief 2 (verder ontwikkelen van de bestaande datawarehouses) :
3. Opstellen van een analyse over de optimalisering en uitbreiding van de datawarehouses bij de DU. Streefdatum: 31/12/2020
Voor objectief 3 (consulteren van externe databanken):
4. Opstellen van een haalbaarheidsstudie over de mogelijkheid tot het consulteren van externe databanken. Streefdatum: 31/12/2020.
Verwachte effecten
− Verbetering van de kwaliteit van de gegevens en van de controle van de gegevens.
− Versterking van de kwaliteit, beschikbaarheid en uitwisselbaarheid van de informatie.
− Optimaal gebruik van de middelen van de uitkeringsverzekering.
− Met naleving van de privacy van de patiënten de toegang tot de gegevens en tot de informatie vereenvoudigen.
Externe afhankelijkheden
− Goedkeuring van Gegevens-beschermingsautoriteit noodzakelijk.
− Beschikbaarheid en samenwerking van externe partners (VI’s)
− Beschikbaar zijn van de noodzakelijke HR-middelen zowel op domein ICT als op domein datamanagement.
4 Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming 5 Re-Integratie Dossier
Artikel 23. Medewerking aan de uitwerking van de elektronische overdracht van het getuigschrift arbeidsongeschiktheid (Pilootproject Mult-eMediatt) en een studie inzake het automatiseren van de registratie en behandeling van getuigschriften arbeidsongeschiktheid.
Dit artikel betreft een nieuw project dat niet in eerdere bestuursovereenkomsten van het RIZIV was opgenomen.
Omschrijving
Dit artikel bestaat uit 2 delen, zijnde:
• Enerzijds het ondersteunen en mee begeleiden van de uitwerking van het pilootproject Mult-eMediatt dewelke de elektronische overdracht beoogt van het getuigschrift arbeidsongeschiktheid (GAO).
• Anderzijds het uitwerken van een studie voor het creëren van een software-algoritme om de registratie en behandeling van de getuigschriften arbeidsongeschiktheid (GAO) te automatiseren, inclusief het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie naar de implementatie van dit algoritme binnen de verzekeringsinstellingen. Tevens wordt onderzocht in welke mate Artificiële Intelligentie kan bijdragen tot het ontwikkelen van bovenstaand algoritme, bv. voor het automatisch vertalen van een diagnose in vrije tekst naar een pathologiecode. Dit garandeert :
− een uniforme behandeling van de GAO door alle verzekeringsinstellingen.
− een vermindering van de workload van de adviserend arts en zijn multidisciplinair team zodat zij zich kunnen concentreren op hun kernopdrachten, evaluatie en re-integratie.
Kader
Uniformiseren, reglementeren, controleren.
Krachtlijnen
− Innovatie in de uitkeringsverzekering .
− Optimaliseren van de dienstverlening inzake arbeidsongeschiktheid.
− Procesverbetering en informatisering.
Context
Dit project betreft het verbeteren van het proces van indiening (informatisering) en behandeling (automatisering) van het getuigschrift arbeidsongeschiktheid (GAO).
Deel 1: pilootproject Mult-eMediatt
Het project tot informatisering van het arbeidsongeschiktheidsattest "Mult-eMediatt" (pilootproject op vrijwillige basis voor de betrokken actoren) kadert in de administratieve vereenvoudiging in de gezondheidssector en de realisatie ervan staat ingeschreven in het actieplan eGezondheid (actualisering in het najaar van 2018).
Een eerste stap in die richting werd vanaf 2014 gezet met het project “eMediatt”. De artsen beschikken sindsdien over de mogelijkheid om het arbeidsongeschiktheidsattest elektronisch te versturen naar
MEDEX. Dit document heeft enkel betrekking op de ambtenaren van wie de overheidsdienst bij MEDEX is aangesloten.
Het Mult-eMediatt-project heeft twee doelen:
- enerzijds de verschillende modellen van de arbeidsongeschiktheidsattesten standaardiseren,
- en anderzijds met het akkoord van de patiënt de mogelijke bestemmelingen die in de databanken werden gevonden aan de arts overmaken om het elektronisch versturen van het arbeidsongeschiktheidsattest naar de betrokken geïdentificeerde bestemmeling(en) mogelijk te maken. Aan elke categorie van bestemmelingen wordt een set van gegevens en een communicatiekanaal gelinkt.
Het RIZIV zal verder meewerken aan het operationaliseren van de elektronische stroom/attest van het getuigschrift arbeidsongeschiktheid (GAO) – Pilootproject Mult-eMediatt en meer specifiek aan het verduidelijken van het business proces, zijnde de beschrijving van de toekomstige stroom van het elektronisch GAO en het uitwerken en vastleggen van de operationele elementen ervan. Dit gaat concreet over o.a. volgende onderdelen:
- het overleg met de behandelende sector over het Pilootproject Mult-eMediatt,
- de discussie ivm de gecodificeerde diagnostiek door de behandelende sector over te maken aan de VI’s,
- de aanpassing van de reglementering zoals opgenomen in de nota van het Beheerscomité uitkeringen van 18/04/2018,
- het overleg met de software huizen.
Deel 2: Studie mbt het automatiseren van de registratie en behandeling van GAO
Het aantal GAO dat de verzekeringsinstellingen moeten verwerken is beduidend toegenomen sinds de wijziging van de reglementering die de behandelend arts verplicht de duur van de arbeidsongeschiktheid op het GAO te vermelden (2016). Indien de arbeidsongeschiktheid op het einde van deze duur moet worden verlengd, stuurt de verzekerde een 2de en zo nodig een 3de, 4de verlengingsgetuigschrift naar de verzekeringsinstelling. Dit betekent dat voor de ± 750.000 verzekerden die jaarlijks arbeidsongeschikt worden, er ± 2.700.000 GAO moeten worden verwerkt, wat een enorme workload met zich meebrengt.
Het doel van de behandeling van het GAO is om:
1. na te gaan of de arbeidsongeschiktheid kan worden erkend of niet,
2. na te gaan of de vermelde duur op het GAO kan worden aanvaard of niet,
3. de 1ste oproepdatum te bepalen.
Voor een correcte behandeling van het GAO moet - buiten de gegevens vermeld op het GAO - ook rekening worden gehouden met :
− elementen uit het administratief en medisch dossier van de verzekerde (beslissingen in voorgaande periodes van arbeidsongeschiktheid, administratieve en medische knipperlichten, ...),
− factoren, andere dan de medische factoren vermeld op het GAO, dit om de multidisciplinaire benadering van arbeids(on)geschiktheid te garanderen,
− richtlijnen van het Beheerscomité van de Dienst voor Uitkeringen. Deze kan in het kader van haar beleid onder meer opleggen om in een bepaalde periode meer aandacht te besteden aan specifieke doelgroepen (musculoskeletale aandoeningen, psychische aandoeningen, re-integratie,
…).
Verder moet het mogelijk zijn om de oproepdatum later te wijzigen op basis van :
− gegevens die op een later moment gekend zijn (bijvoorbeeld op basis van het inlichtingenblad),
− de antwoorden op de vragenlijst,
− de ontvangst van het verlengingsgetuigschrift,
− de acties in het kader van de Koninklijke Besluiten inzake re-integratie (quick scan, bepaling van de categorie, input van de PAAG, ….).
De scope van deel 2 (eertse luik opgenomen in de wijzigingsclausule) is om te analyseren in hoeverre de registratie en behandeling van de GAO kan worden geautomatiseerd door middel van een software, en dit zonder de kwaliteit van de beslissingen te hypothekeren. De bedoeling is om, op termijn, een instrument te ontwikkelen voor een automatische inlezing en behandeling van gegevens met oog op een efficiënter beslissingsproces.
Lijst van actie-verbintenissen
1. Medewerking aan het operationaliseren van de elektronische stroom/attest van het getuigschrift arbeidsongeschiktheid (GAO) – Pilootproject Mult-eMediatt.
2. In het kader van het Kenniscentrum Arbeidsongeschiktheid: het oprichten van een werkgroep die een voorstel van algoritme zal opstellen en zijn advies zal voorleggen aan de HCGRI6. Streefdatum: 31/12/2020.
Verwachte effecten
− Efficiëntere behandeling van de getuigschriften arbeidsongeschiktheid.
− Optimaal gebruik van de middelen van de uitkeringsverzekering.
− Oplossing bieden voor het te kort aan adviserend artsen door het automatiseren van taken
Externe afhankelijkheden
− Samenwerking met de verzekeringsinstellingen (en de andere betrokken actoren: eHealthplatform,….).
Artikel 24. Uitvoering van het toekomstpact voor de patiënt met de farmaceutische industrie.
Dit artikel betreft de voortzetting van artikel 22 van de 5de bestuursovereenkomst 2016-2018. Het beoogt de volledige afronding van de initiatieven genomen in het kader van de uitvoering van het Toekomstpact met de farmaceutische industrie.7
Omschrijving
Uitvoering van het toekomstpact met de farmaceutische industrie.
Kader
Adviseren, informeren.
6 Op dit moment is er reeds een werkgroep van de TMR belast met de analyse van het oproepbeleid.
7 Dit project ligt in lijn met het regeerakkoord en de beleidsverklaring van de Minister. De tekst van het Toekomstpact is beschikbaar gesteld in september 2015.
Krachtlijnen
− Beter beheersen van de uitgaven GVU.
− Innoveren en/of hervormen in de geneeskundige verzorging.
Context
Ter herinnering, het Toekomstpact met de Farmaceutische Industrie (gesprekspartners Xxxxxx.xx en Febelgen) beoogt het optimaliseren van de toegankelijkheid voor de patiënt tot de kwaliteitsvolle (farmacotherapeutische) zorgen die deze patiënten nodig hebben. Vanuit dat oogpunt wordt een duurzaam werkingskader beschreven en gecreëerd, bedoeld om innovatie te stimuleren.
Het aspect duurzaamheid behelst hierbij zowel
- de financiële en budgettaire aspecten, zijnde een groeipad op langere termijn met budgettaire garanties voor de ziekteverzekering;
- als de creatie van een omgeving en een klimaat die voor de industrie het perspectief bieden om (opnieuw) te investeren in innovatieve therapieën door het inbouwen van de elementen voorspelbaarheid en flexibiliteit.
Het ‘stimuleren van innovatie’ bevat zowel het (her)investeren in de ontwikkeling van innovatieve farmaceutische therapieën en klinisch onderzoek als het verhogen van de toegankelijkheid voor patiënten tot die innovatieve therapieën. Hiervoor verwijzen we naar de Gemeenschappelijke Sokkel (zie verder in het passerelleproject ‘Toegang tot innovatie in de zorg’ (geneesmiddelen en technologie)).
Voor het financiële en budgettaire luik en het creëren van de noodzakelijke ‘ademruimte’ voor de industrie wordt gefocust op het verhogen van de competitiviteit in de post-octrooimarkt.
Het Toekomstpact met de Farmaceutische Industrie, ondertekend in juli 2015 viseerde een 4-jarig uitvoeringstermijn en zal dus in 2019 aflopen. In de periode van de 5de bestuursovereenkomst (2016-2018) heeft het RIZIV reeds de belangrijkste initiatieven uit het Toekomstpact gerealiseerd.
Een significante mijlpaal voor de financiële toegankelijkheid van geneesmiddelen werd bereikt in maart 2016 met de toepassing van de zogenaamde “patent cliff” (cfr. 5de BO – Artikel 22.2). Vóór 1 maart 2016 daalden de prijzen van geneesmiddelen waarvan het patent was vervallen en waarvoor een generieke variant op de markt beschikbaar was geleidelijk aan in 4 stappen, gespreid over 6 jaar. In het nieuwe systeem gebeurt de prijsdaling in 1 stap en leidt dit meteen tot een éénmalige felle prijsdaling. De invoer van deze nieuwe maatregel betekende niet alleen een aanzienlijke administratieve vereenvoudiging, maar werkt bovendien een innovatie stimulerend klimaat in de hand. De bedrijven dienen continu te anticiperen op de steile inkomensverliezen van de ‘patent cliff’ met een goed gevulde pipeline van innoverende geneesmiddelen.
Daarnaast heeft het RIZIV ook een aantal andere grote projecten van het Pact geïnitieerd en uitgevoerd. Het betroffen o.a.
- Versnelde procedure ETA ETR;
- Project NEBEL (zie voortzetting als het BeNeLuxA project onder Art. 14 – wijzigingsclausule 2019- 2020);
- Herdefiniëring van de klasse 1,2,3 en aanpassing procedures;
- Integratie/gebruik registries en pay for performance (artikel 81);
- Personalized Medecine (afstemming procedures biomarkers met terugbetalingsprocedures);
- Werkgroep transparante kostprijs;
- Structurele oplossing hep C;
- Incentives biosimilars.
In het kader van deze wijzigingsclausule zal het RIZIV het laatste actiepunt uit het Toekomstpact, meer bepaald de “Dag 180+1” terugbetalingsprocedure voortzetten en afronden (cfr. 5de BO – Artikel 22.1). Dit project behelst het aanpassen, vereenvoudigen en versnellen van de huidige besluitvormingsprocessen en lopende procedures inzake de (terugbetaling van) geneesmiddelen, alsook het aanbrengen van de nodige wijzigingen aan de eigen ICT toepassing voor de opvolging van en de bekendmaking (website, Staatsblad) van de beslissingen over de CTG dossiers.
Belangrijk in acht te nemen in de context van de inkorting van de ‘lag’ periode tussen de notificatie van de beslissing van de Minister aan het betrokken bedrijf en het in werking treden van de vergoeding van een geneesmiddel, is dat de startdatum voor de echte "Dag 180+1" procedure wordt bepaald door het effectief gebruik van SAM 2.0 door alle eindgebruikers. SAM 2.0 (Source Authentique des Médicaments) is de authentieke bron en referentiedatabank voor de geneesmiddelen, die tevens dient voor de ondersteuning van het volledige geneesmiddelenproces (end-to-end) met inbegrip van de vergoedbaarheid. Een van de belangrijkste eindgebruikers binnen deze keten zijn de Verzekeringsinstellingen.
De timing voor de technische implementatie van SAM 2.0 in de processen ‘tarifering en de elektronische hoofdstuk IV procedure’ van de Verzekeringsinstellingen zal dan ook bepalend zijn voor de effectieve inwerkingtreding van de “Dag 180+1” terugbetalingsprocedure op het terrein en de realisatie van deze actie-verbintenis.
Lijst van actie-verbintenissen
1. Aanpassen, vereenvoudigen en versnellen van het besluitvormingsproces en het proces van uitvoering van de aanpassingen aan de bijhorende ICT-toepassing voor de CTG. Streefdatum: X + 12 maanden (waarbij X = het effectief gebruik van SAM 2.0 door de Verzekeringsinstellingen voor de tarifering en de elektronische aanvragen hoofdstuk IV).
Verwachte effecten
− Verhogen van de toegankelijkheid voor de patiënten tot innovatieve therapieën & geneesmiddelen.
− (her)investeren in de ontwikkeling van innovatieve farmaceutische therapieën en klinisch onderzoek.
− Budgettaire stabiliteit en voorspelbaarheid voor patiënt, industrie en administraties.
Externe afhankelijkheden
− Beschikbaar zijn van de noodzakelijke middelen.
− Planning van de noodzakelijke IT ontwikkelingen bij de Verzekeringsinstellingen met het oog op het effectief gebruik van SAM 2.0. voor de tarifering en de elektronische hoofdstuk IV procedure.
Artikel 25. Integreren van Mobile Health toepassingen in het Belgisch zorgsysteem met oog op integratie in de reguliere verzekering geneeskundige verzorging.
Dit artikel betreft een nieuw project dat niet in eerdere Bestuursovereenkomsten van het RIZIV was opgenomen.
Omschrijving
Voorzien van een kader waarin Mobile Health-toepassingen geïntegreerd kunnen worden in het Belgisch zorgsysteem, inclusief mogelijkheden inzake tegemoetkoming.
Kader
Toekennen, reglementeren, informeren, adviseren
Krachtlijnen
Innoveren en/of hervormen in de geneeskundige verzorging
Context
Mobile Health (mHealth) betreft digitale (hard- en software) toepassingen die het mogelijk maken voor de patiënt, zijn omgeving en zorgverstrekkers om 24/24, 7/7 informatie betreffende gezondheid en welzijn te verzamelen, te delen en te gebruiken in het kader van zorgcontinuïteit. Dit domein van mobiele applicaties heeft zich de voorbije jaren binnen de gezondheidszorg snel ontwikkeld. In het actieplan e- Gezondheid 2015-2018 werd daarom een actiepunt (AP19) rond mobile health opgenomen. Ook het Pact Medische Technologieën (Pact MedTech) stimuleert investeringen in innovatieve medische hulpmiddelen waaronder mobiele gezondheidsapplicaties.
Om kwalitatieve mobiele applicaties beschikbaar te maken voor een effectieve en efficiënte zorgondersteuning dient een kader te worden gecreëerd dat toelaat de applicaties juridisch, financieel en organisatorisch te integreren in het zorgsysteem, inclusief een mogelijk vergoedingsmodel voor zorgverleners die deze mobiele applicaties voorschrijven en ermee werken.
Deze innovatie wordt geïmplementeerd middels de uitrol van pilootprojecten, waarbij de nodige kwaliteitscriteria en validatieprocedure voor de applicaties worden opgesteld door het RIZIV, het FAGG en het eHealth-platform i.s.m. de Fod VVVL en de beleidscel van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid.
In de eerste fase (2017) werd de haalbaarheid van dergelijke integraties getoetst. Daartoe liepen 24 pilootprojecten binnen het domein van de geïntegreerde gezondheidszorg en meer bepaald binnen de 5 vastgelegde user cases stroke, cardiovasculaire zorg, diabetes, geestelijke gezondheidszorg en chronische pijn (zie ook nota CGV 2018/014). In februari 2018 werden de evoluties in en resultaten van de projecten voorgesteld en vervolgens geëvalueerd. Na een schriftelijke feedbackronde werd het geheel afgesloten met een overzichtsnota aan het Verzekeringscomité (CGV) in het najaar van 2018. Het evaluatiecomité bestond uit vertegenwoordigers van het RIZIV, het FAGG, de FOD VVVL, eHealthplatform (als stemgerechtigden), aangevuld met vertegenwoordigers van de beleidscel, het KCE, het CGV en de projectleider (IMEC - Interuniversitair Micro-Elektronica Centrum).
In de tweede fase (2018-) wordt de validatieprocedure ingesteld waarbij de noodzakelijke kwaliteitsvereisten worden vastgelegd, waaronder veiligheid, privacy, semantische interoperabiliteit, usability en evidentie. Door de classificatie en validatie van de mobiele applicaties wordt transparantie geboden i.v.m. de situering van mobiele toepassingen, zowel voor de gebruiker als de aanbieder. Ondernemingen kunnen hun mobiele applicaties met toegekende classificatie registreren op het digitaal platform ‘mHealth Belgium’ dat door de industrie (VZW beMedTech en VZW Agoria) wordt beheerd. De kwaliteit en veiligheid van de geregistreerde applicaties worden alzo openbaar gemaakt.
De chronologisch te doorlopen validatiepiramide voor mobiele applicaties bevat drie niveaus, waarbij
- het eerste niveau wordt beoordeeld door het Fagg: minimumvereisten zoals de CE-markering en conformiteit GDPR;
- het tweede niveau door het eHealth-platform i.s.m. de FOD VVVL: veiligheid, authenticatie, interoperabiliteit en usability;
- en het derde niveau door het RIZIV: gezondheidseconomische winst: klinische evidentie en kostenefficiëntie.
Voor de praktische uitwerking van het derde niveau wordt door het RIZIV een kader opgemaakt, waarbij
o.a. de aanpak van het derde niveau, de aanvraagprocedure, enz. worden uitgeschreven (zie actieverbintenissen 1 en 2). Om alle nodige beslissingen te nemen, wordt een ad hoc werkgroep opgericht, waarin o.a. het RIZIV, de betrokken zorgverleners en de VI vertegenwoordigd zullen zijn. Ingeval een positieve beoordeling van het aanvraagdossier wordt er in een tegemoetkoming voorzien. Deze tegemoetkoming is gericht op een simulatie van een realistische zorgfinanciering in de toekomst, i.e. in functie van het financieel model met kosten, tegemoetkoming en kostenbesparing. De tegemoetkoming zal vervolgens worden geregeld via een overeenkomst artikel 56§1 die over enkele jaren zal lopen (2 tot 5 jaar) en waaraan steeds een brede evaluatie wordt gekoppeld (zie actieverbintenis 3). Bij de evaluatie zal bijzondere aandacht gaan naar het effect van het gebruik van de mobiele applicatie op de uitgaven, de outcome, de aanvraagprocedure, enz. Het is mogelijk dat voor bepaalde applicaties de tegemoetkoming reeds van bij aanvang van de overeenkomst in het reguliere terugbetalingsmechanisme (nomenclatuur, zorgtraject, geïntegreerd zorgproject, enz.) wordt opgenomen. Echter, voor de meeste kan deze mogelijkheid, alsook de manier waarop, slechts worden beoordeeld tegen het einde van de overeenkomst en dit op basis van een juridische analyse m.b.t. de respectievelijke verantwoordelijkheden en nodige wetsaanpassingen.
Lijst van actie-verbintenissen
1. Opmaken van het kader en voorleggen van een nota ter zake aan het CGV. Streefdatum: 31/12/2019.
2. Opmaken en optimaliseren van de aanvraagtemplate, alsook opmaken van de evaluatieprocedure en voorleggen van een nota ter zake aan het CGV. Streefdatum: 31/12/2019.
3. Afsluiten van de eerste overeenkomst artikel 56§1 voor een mobiele gezondheidsapplicatie: X+ 12 maanden, waarbij X de datum is van ontvankelijkheid van het ingediende aanvraagdossier. Schorsingstermijnen stuiten de termijn van 12 maanden.
Verwachte effecten
− Positieve verwachtingen inzake levensverwachting, op preventie en kwaliteit van leven, op hospitalisatie en residentiële zorg en op zorguitgaven
Externe afhankelijkheden
− Medewerking van de ad hoc op te richten werkgroep
− Medewerking van de FOD VVVL en het eHealth-platform (zie ook niveau 2 in de validatiepiramide)
Artikel 26. Het mee coördineren en ondersteunen van Next Generation Sequencing met oog op integratie in de reguliere terugbetaling.
Dit artikel betreft een project dat nog niet eerder afzonderlijk in een Bestuursovereenkomst van het RIZIV werd opgenomen. Wel werden de eerste ontwikkelingen gerealiseerd binnen het artikel “Uitvoering van het toekomstpact voor de patiënt met de farmaceutische industrie” van de Bestuursovereenkomst 2016- 2018 (artikel 22).
Omschrijving
Het mee coördineren en ondersteunen van een pilootstudie betreffende gecontroleerde introductie van next generation sequencing in routine diagnostiek in (hemato-)oncologie.
Kader
Toekennen, reglementeren, informeren, adviseren
Krachtlijnen
Innoveren en/of hervormen in de geneeskundige verzorging
Context
Via moleculaire diagnostiek wordt gericht gezocht naar mutaties in de genen van kankercellen om deze vervolgens met een overeenstemmend geneesmiddel doelgericht aan te pakken. “Next generation sequencing” (NGS) is een innovatieve methode van dit DNA-onderzoek in de gepersonaliseerde behandeling van kanker. In tegenstelling tot de conventionele “gen-per-gen”-analyse bepaalt het immers de sequentie van een heel panel genen tegelijk.
In het najaar van 2014 heeft het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE), op vraag van het RIZIV, de pathologen/klinisch biologen/genetici en artsen, een evaluatie gemaakt van dergelijke NGS paneltests in de oncologie en hemato-oncologie. Deze evaluatie resulteerde, samengevoegd met een KCE- project over het belang van de accuraatheid van companion diagnostics in de routinezorg, in het rapport “Next generation sequencing gen-panels voor gerichte therapie in de oncologie en hematooncologie” (zie ook KCE REPORT 240As). Dit rapport, een gezamenlijk project van het KCE en het Kankercentrum (Sciensano), werd gepubliceerd op 18 maart 2015 en gaf aanleiding tot de vraag van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid om een roadbook op te maken met de stappen/elementen die nodig geacht worden om te komen tot een optimale, evidence-based integratie van deze nieuwe technologie binnen de Belgische gezondheidszorg. Het Kankercentrum heeft daarop in samenwerking met het RIZIV en de Fod VVVL het roadbook “Gepersonaliseerde geneeskunde” opgemaakt en op 14 oktober 2015 uitgebracht. De pilootstudie die het voorwerp uitmaakt van dit artikel van de wijzigingsclausule geeft uitvoering aan de actiepunten 6, 9 en 10 uit voornoemd roadbook.
De introductie van NGS binnen de klinische routine diagnostiek in de (hemato-) oncologie is namelijk een complex gegeven dat baat heeft bij een meerjarige overgangsperiode waarin een begeleide introductie strikt opgevolgd wordt binnen een pilootstudie. Deze studie, gecoördineerd door het Kankercentrum, wordt concreet uitgebouwd en gefinancierd middels een overeenkomst opgemaakt binnen het kader van artikel 56§1 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994. Het ontwerp van overeenkomst (zie ook Nota
CGV 2018/047) werd op 19 maart 2018 door het Verzekeringscomité goedgekeurd. De inwerkingtreding ervan is normaliter voorzien voor 1 juni 2019 en loopt over een periode van 3 jaar.
De NGS-overeenkomst beoogt:
- het verzekeren van een uniforme en kwalitatief optimale uitvoering van NGS (vanaf het moment van de staalname tot en met de eindrapportering) dankzij:
o het creëren van een multidisciplinaire samenwerking in NGS-netwerken van labo’s en ziekenhuizen, met een expertise in de medische oncologie, de pathologische anatomie, de klinische biologie en de genoomanalyse
o een NGS dataregistratie op nationaal niveau
- het creëren van expertisenetwerken die elk een technisch en klinisch kennisplatform vormen waarin in het bijzonder de klinische biologie, de pathologische anatomie en de genetica onderling afspraken maken en als gelijkwaardige partners zijn opgenomen.
- het zoeken naar een optimale selectie van patiënten waarvoor de techniek een kosteneffectieve meerwaarde is
- het onderzoeken van de budgettaire omvang in een gecontroleerde context
- het garanderen van toegang tot deze innoverende technologie binnen een medisch kader dat ook opleiding voorziet
NGS-netwerken van ziekenhuizen en laboratoria die een overeenkomst hebben getekend, genieten van een verhoogde terugbetaling voor deze NGS-testen.
Op het einde van de pilootstudie zal uitgemaakt moeten worden:
- of en zo ja welke verbetering NGS binnen de moleculaire diagnostiek in (hemato)-oncologie oplevert
- hoe deze nieuwe aanpak geïntegreerd kan worden binnen de bestaande nomenclatuur, en aan welke kost
- hoe het moleculair dataregistratie systeem verder dient uitgebouwd te worden Het RIZIV verbindt zich ertoe om dit project te leiden en op te volgen.
Lijst van actie-verbintenissen
1. Opnemen van het projectleiderschap en opvolgen van de voortgang van het project middels semestriële en jaarverslagen.
Verwachte effecten
− Het verzekeren van een uniforme en kwalitatief optimale uitvoering van NGS binnen een reguliere terugbetaling
− Naast optimalisatie van kwaliteit en uitwisseling van expertise willen we met de NGS-netwerken ook een optimalisatie van turn-around-time en kosteneffectiviteit bekomen
Externe afhankelijkheden
− Medewerking van het Kankercentrum
− Medewerking van het platform Healthdata
− Medewerking van de NGS-netwerken
− Medewerking van de Commissie Personalised Medicine (die de te evalueren richtlijnen opmaakt)
− Beschikken over de noodzakelijke HR-middelen
Artikel 27. Digitaliseringsprogramma - Uitvoeren van het digitaliseringsprogramma waarin alle projecten zijn opgenomen die bijdragen tot de dematerialisering van onze processen en onze nieuwe workplace.
Dit artikel omvat een nieuw project dat nog niet in de vorige bestuursovereenkomsten van het RIZIV was opgenomen.
Omschrijving
Met het oog op onze verhuis samen met de FOD Volksgezondheid en het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten en onze toekomstige evolutie naar de New Way Of Working (NWOW), zal het RIZIV een digitaliseringsprogramma invoeren waarin projecten zijn opgenomen die de vermindering van papierproductie tijdens onze processen, de digitalisering van onze bestaande archieven en de voorbereiding van onze medewerkers op de nieuwe werkruimtes beogen.
Kader
Interne organisatie, vernieuwen.
Krachtlijnen
− Procesverbetering en informatisering
− Beheersing van de interne kosten en de GVU-uitgaven
Context
Naar aanleiding van het strategisch seminarie van maart 2017 dat georganiseerd werd in het kader van het Health On The Move-project, werden 10 grote digitaliseringsdomeinen gekozen om onze organisatie klaar te stomen voor haar toekomstige verhuis naar een paperless omgeving.
- Digitalisering van de archieven
- Verzekeren van digitale interfaces
- Wegwerken van de wettelijke obstakels die de digitalisering belemmeren
- Digitale workplace
- Automatisering van de processen en van onze manier van werken
- Onze toepassingen mobiel maken
- Verzekeren van de informatieveiligheid en die afstemmen op de GDPR-reglementering
- Het Redesign traject ondersteunen
- Open- en big data-omgevingen ontwikkelen
- Innovatieve technologieën onderzoeken
De ICT-dienst heeft in samenwerking met de verschillende RIZIV-diensten een reeks analyses van onze archieven en onze processen uitgevoerd om zo een projectprogramma uit te werken dat in de lijn ligt van de verschillende vooraf afgebakende domeinen.
Van nu tot aan onze verhuis zal er een aanzienlijke inspanning worden geleverd op het vlak van de digitalisering van onze archieven. Na een eerste selectie door de Documentatiedienst kon een groot deel van die archieven al worden vernietigd tijdens de TRASH DAYS in 2017 en 2018. Rekening houdende met hun raadplegingsfrequentie zal een deel van de overblijvende archieven worden gedigitaliseerd zodat ze
via toepassingen toegankelijk blijven. Het andere deel zal worden bewaard bij een externe partner die de documenten, als dat nodig is, op aanvraag zal scannen.
Het programma voorziet eveneens binnen het domein van de digitale interfaces in de voltooiing van het ePost-project en de implementatie van de tweede versie van IOC (InboundOutbound Communication) die allebei de volledige dematerialisering van de inkomende en uitgaande post van de organisatie beogen door gebruik te maken van interfaces zoals de eBox (burger/onderneming) of de eHealthBox.
Overeenkomstig de wettelijke bepalingen zullen we dankzij IOC (versie 2) de documenten elektronisch kunnen ondertekenen en zullen ze dezelfde wettelijke waarde hebben als de papieren versie. Het RIZIV is op dat vlak ook van plan om de bewijskracht binnen de organisatie uit te breiden zodat ook de gedigitaliseerde documenten een zelfde wettelijke waarde zouden hebben.
Vervolgens zullen er op het vlak van de workplace en digitale cultuur van het programma aanzienlijke inspanningen worden geleverd. Het RIZIV en zijn twee toekomstige partners willen immers een nieuwe digitale cultuur op de werkvloer en in de werkmethoden introduceren, zodat we onze processen volgens het NWOW-principe zouden kunnen uitvoeren. De migratie naar Windows 10 en Office 2016, de uitbreiding van de samenwerking (gebaseerd op Sharepoint) en de ontwikkeling van nieuwe toepassingen voor onze processen zijn projecten die zullen bijdragen tot een grotere digitale samenwerking. Gedurende de volledige uitrol van het programma zijn er changemaatregelen en -opleidingen gepland om de medewerkers warm te maken voor die nieuwe tools en werkmethoden.
Naast de reeds geplande digitaliseringsprojecten zoals eDOS, IDES, DAMO, Eunome, BSF, CTG/CTI of CASCADA, heeft de analyse van de RIZIV-processen de ontwikkeling van nieuwe informaticaprojecten bewerkstelligd. Afhankelijk van het geval zal het gaan om toepassingen waarmee een of meerdere processen van een dienst worden geïntegreerd of functionaliteiten worden toegevoegd in de bestaande tools om onze papierproductie zoveel mogelijk te verminderen.
De ICT-dienst wil met zijn programma ook op termijn alle applicaties die de RIZIV-medewerkers en de externe gebruikers momenteel gebruiken, via mobiele hulpmiddelen ter beschikking stellen.
Het volgende domein heeft betrekking op de informatieveiligheid binnen onze organisatie. Nu we sinds 2014 over het ISO027001-certificaat beschikken en we ons in 2018 aan de nieuwe Europese GDPR-normen hebben aangepast, zal het RIZIV er continu op toezien dat de informatie bij alle wijzigingen in het digitaliseringsprogramma adequaat wordt beveiligd.
De twee volgende domeinen, Redesign en Open & Big data, liggen in de lijn van de programma's Support en Health Data van het Redesigntraject. Ze worden beschreven in het hoofdstuk "Gemeenschappelijke sokkel" van deze wijzigingsclausule. Het RIZIV verbindt zich er namelijk toe de reflecties en de analyses voort te zetten om de gegevens waarover wij of onze partners van de FOD Volksgezondheid en van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten beschikken, meer te exploiteren. Het is de bedoeling synergieën en uitwisselingen rond die gegevens te ontwikkelen zodat het potentieel ervan voor de verwezenlijking van onze taken optimaal geëxploiteerd wordt.
Tot slot zal het RIZIV de ontwikkelingen op het vlak van innovatieve technologieën zoals BlockChain, artificiële intelligentie of het Internet of Everything nauwgezet opvolgen om hun eventuele toepassing in onze context te onderzoeken.
Het RIZIV verbindt zich derhalve ertoe in het kader van de wijzingingsclausule om op gezette tijden te rapporteren over de voortgang van de projecten die in het digitaliseringsprogramma zijn opgenomen.
Lijst van de acties - verbintenissen
1. Halfjaarlijks een stand van zaken opmaken van het digitaliseringsprogramma van het RIZIV via een semestrieel en jaarlijks verslag van de wijzigingsclausule. Uiterste datum: 30/06/2019, 31/12/2019, 30/06/2020, 31/12/2020.
Verwachte effecten
− Daling van het gebruik en de productie van papier bij het uitvoeren van de processen
− De digitalisering van inkomende en uitgaande interfaces
− Aanpassing van de medewerkers aan de New Way Of Working en aan de toekomstige werkruimtes
Artikel 28. Moderniseren van de regelgeving m.b.t. medical devices.
Dit artikel betreft een nieuw project dat niet in eerdere Bestuursovereenkomsten van het RIZIV was opgenomen.
Omschrijving
Het uniformiseren en optimaliseren van de vergoedingsprocedures voor medische hulpmiddelen waarbij kwaliteit, doelmatigheid, transparantie, technologische evolutie, multidisciplinariteit en goede toegang tot innovatie centraal staan. Dit project bestaat uit volgende onderdelen:
- Deel 1: uniforme regelgeving en procedures voor terugbetaling van medische hulpmiddelen.
- Deel 2: aanpassing van de nomenclatuur van art. 27 en 29 aan de nieuwe beroepstitels.
Kader
Toekennen, reglementeren, informeren, adviseren.
Krachtlijnen
− Innoveren en/of hervormen in de gezondheidszorg en geneeskundige verzorging.
− Bijdrage tot beheersing van de uitgaven en tot de beperking van de supplementen ten laste van de patiënt.
Context
In oktober 2016 hebben de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en de industrie van de medische technologie beMedTech een pact afgesloten om de veiligheid en de toegankelijkheid van medische hulpmiddelen voor de patiënt te verbeteren. Met dit pact verbinden de overheid en de industrie zich er o.a. toe om de patiënten toegang te geven tot de meest kwaliteitsvolle en de meest innovatieve medische hulpmiddelen.8
8 Zie ook Gemeenschappelijke sokkel, passerelleproject “Toegang tot innovatie in de zorg”.
De vergrijzing van de bevolking en de toename van het aantal chronische zieken zorgen ervoor dat er meer medische hulpmiddelen nodig zijn. Het is daarom van groot belang dat er kwaliteit wordt gewaarborgd en dit tegen een betaalbare prijs.
Met behulp van deze medische hulpmiddelen kunnen steeds meer behandelingen in de thuisomgeving gebeuren, wat o.a. meer comfort, een betere dagindeling, geen ongemakkelijke verplaatsingen,… voor de patiënt betekent. Het gebruik van de technologie bij de thuisbehandelingen moet veilig en kwaliteitsvol zijn, waarbij grondig opgeleide technici die de hulpmiddelen leveren ook instaan voor de nodige informatie en begeleiding van de patiënt op dat vlak.
De beslissing over de terugbetaling van medische hulpmiddelen is momenteel verspreid over verschillende organen al naargelang het soort medisch hulpmiddel en de zorgverstrekker die bevoegd is voor de aflevering ervan. Elk orgaan volgt ook een andere procedure. Voor sommige medische hulpmiddelen is de terugbetaling een combinatie van honorarium en productprijs (vb. orthesen), voor anderen is die enkel gebaseerd op de productprijs (vb. implantaten).
Daarnaast heeft ook de aanpassing van het KB van 6 maart 1997 op de paramedische beroepen een impact op de huidige terugbetalingsprocedures, waarbij beroepstitels en competenties veranderen t.o.v. de huidige situatie.
Om te komen tot een transparante en snellere terugbetaling van kwaliteitsvolle medische hulpmiddelen, lijkt het aangewezen naar een uniforme procedure over te gaan waarbij de evidentie, de kostenefficiëntie, value-based health care en beste terugbetalingswijze (per verstrekking, multidisciplinair, bundled payment) centraal staan. Deze procedures moeten een voldoende dynamisch en evolutief karakter hebben zodat ze open staan voor innovatie en toelaten snel op de technologische evoluties in te spelen door gecontroleerde terugbetaling in een vroeg stadium na de lancering van veelbelovende medische hulpmiddelen te voorzien.
In de periode van deze wijzigingsclausule zal het RIZIV o.a. een discussienota opmaken met voorstellen voor een vernieuwde en uniforme regelgeving voor de medische hulpmiddelen (actie-verbintenis 1). Ook zal de nomenclatuur worden aangepast aan de wijzigingen van het KB van de beroepstitels (actie- verbintenis 2).
Lijst van actie-verbintenissen
1. Deel 1: Opmaken van een discussienota met voorstellen voor een vernieuwde en uniforme regelgeving voor medische hulpmiddelen mede gebaseerd op good practices in het buitenland. Streefdatum: 31/12/2020.
2. Deel 2: Voorleggen aan het CGV van de aanpassing van de artikelen 27 en 29 van de nomenclatuur aan de wijziging van de beroepstitels. Streefdatum: X + 1 jaar, waarbij X de datum is van inwerkingtreding van het KB tot wijziging van de beroepstitels.
Verwachte effecten
− Verbeteren van de kwaliteit van de beslissingen.
− Snellere tegemoetkoming van de verplichte verzekering in de kosten van de verstrekkingen.
− Snellere gecontroleerde toegang tot innovatieve medische hulpmiddelen.
− Betere opvolging (budgettair en medisch/wetenschappelijk) van de lijst van vergoedbare verstrekkingen.
− Xxxxxxxx xxxxxxxxxxx van de papieren documenten/circuits.
Externe afhankelijkheden
− Verzekeringsinstellingen voor wat betreft de elektronische circuits.
TITEL VII: Het RIZIV zet in op een optimale benutting van de middelen: Optimaal middelengebruik
Artikel 29. Optimaliseren van het financieel beheer van de internationale verdragen van de Geneeskundige Verzorging en geplande zorg in het buitenland.
Het eerste deel van dit artikel verwijst naar de implementatiefase volgend op de audit die op het beheersproces van de internationale verdragen voor de gezondheidszorgen binnen het kader van de vorige bestuursovereenkomst (cfr. 5° BO artikel 20) werd uitgevoerd. Het project geplande zorg in het buitenland onder luik 2 betreft een volledig nieuw initiatief dat nog niet in eerdere bestuursovereenkomsten werd opgenomen.
Omschrijving
− Luik 1: Het bijdragen aan transparantere en leesbaardere financieringsstromen en –mechanismen op het vlak van het financieel beheer van de internationale verdragen in de Geneeskundige Verzorging.
− Luik 2: Het evalueren van het proces geplande geneeskundige zorg in het buitenland en het voordragen van mogelijke optimaliseringsmaatregelen die moeten bijdragen tot een meer uniforme en transparantere afhandeling van deze dossiers.
Kader
Adviseren, informeren.
Krachtlijnen
− Beheersen van de uitgaven GVU.
− Procesverbetering en informatisering.
− Optimaliseren en uniformiseren van de toegang tot geplande zorg in het buitenland.
Context
Luik 1 Implementeren van de aanbevelingen volgend op de audit uitgevoerd op het beheersproces van de internationale verdragen
Naar aanleiding van de vorige bestuursovereenkomst werd een auditopdracht uitgevoerd op het beheersproces van de ontvangsten en uitgaven van de internationale verdragen in het domein van de gezondheidszorgen, waarbij zowel de interne werking als de financiering en de transparantie grondig werden doorgelicht.
Het geauditeerd proces van de internationale verdragen betreft een bijzonder complex proces met een belangrijke financiële impact, waarbij alle landen van de Europese Economische Ruimte en een aantal landen waarmee België een bilaterale overeenkomst betreffende de sociale zekerheid (m.i.v. bepalingen inzake gezondheidszorg) heeft afgesloten, betrokken zijn.
Het objectief van deze auditopdracht was het verschaffen van zekerheid over zowel de adequaatheid als de effectiviteit van het interne controlesysteem in het proces internationale verdragen binnen de Dienst voor geneeskundige verzorging (DGV). Er werd dus zowel gekeken naar het goed theoretisch ontwerp van
de interne controlemaatregelen, als naar de effectieve beheersing van de risico’s in de dagelijkse werking van de betrokken directie.
Het auditrapport dat eind 2017 werd opgeleverd, bracht aan het licht dat het huidige beheerssysteem van interne controle op verschillende punten ruimte voor verbetering bood.
De belangrijkste vaststellingen waren het ontbreken van een systeem van monitoring of van systematische rapportering. Eveneens diende een verbeterd gecentraliseerd beheer van de financiële gegevens ontwikkeld te worden. Daarom werd aanbevolen om het huidig systeem voor risicobeheersing te laten evolueren naar een adequaat en doeltreffend systeem, dat zich aanpast aan de veranderende omstandigheden waarbinnen het proces zich afspeelt.
In een volgende fase zullen de aanbevelingen van het auditrapport vertaald worden naar een concreet actieplan (gepland tegen eind 2018) dat in de loop van deze wijzigingsclausule geïmplementeerd en verankerd zal worden binnen de Directie Internationale Relaties van de Dienst voor geneeskundige verzorging (DGV).
Belangrijk te vermelden is dat enkele optimaliseringsmaatregelen op het proces nauw verbonden zijn met de aansluiting van België op het Europees IT platform voor Electronic Exchange of Social Security Information (EESSI), het grensoverschrijdend data uitwisselingsplatform voor sociale zekerheidsgegevens tussen de bevoegde nationale instanties binnen Europa in het kader van de Verordeningen (EG) 883/2004 en 987/2009 betreffende de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels. Met de uitrol van EESSI zal alle gegevensuitwisseling voor internationale socialezekerheidsdossiers volledig “paperless” verlopen via gestructureerde elektronische documenten. Dit zal naast efficiëntiewinsten en een verhoogde nauwkeurigheid van de uitgewisselde gegevens door ingebouwde automatische controles ook een betere gegevensbescherming opleveren.
Tegen uiterlijk 2 juli 2019 dienen alle lidstaten de nodige maatregelen te hebben genomen met het oog op de integratie in het centrale EESSI-uitwisselingssysteem. De integratie van het Belgische netwerk verloopt via het BelEESSI project (Belgian Implementation of EESSI), gecoördineerd door de FOD Sociale Zekerheid en de Kruispuntbank van de sociale zekerheid (KSZ), de toekomstige unieke toegangspoort tot EESSI voor België.
Onder impuls van onze nakende integratie in het EESSI platform en in lijn met de uitgevoerde audit, heeft de Directie Internationale Relaties reeds enkele remediërende initiatieven opgestart zoals de ontwikkeling en ingebruikname van een geüniformeerde en geïntegreerde database die beantwoordt aan de EESSI standaarden en compatibiliteitsvereisten.
De volledige operationalisering van het audit-actieplan zal bijgevolg slechts in geringe mate afhangen van het BelEESSI project of de effectieve technische integratie van België in EESSI.
Na de implementatie van het integrale actieplan op het proces internationale verdragen voorzien tegen eind 2019, zal zoals gebruikelijk nog een opvolgingsaudit uitgevoerd worden door de Dienst Interne Audit die de definitieve afsluiting van de aanbevelingen zal toelaten en deze auditcyclus zal afronden.
Luik 2 Evaluatie en optimalisering van het proces geplande geneeskundige zorg in het buitenland
In een zelfde streven en hang naar optimalisering en uniformisering, zal de Directie Internationale Relaties in nauwe samenwerking met de Medische Directie van de Dienst voor geneeskundige verzorging (DGV) het huidige beslissingsproces van de dossiers geplande zorg in het buitenland aan een grondige evaluatie onderwerpen en waar mogelijk verbeteringen voorstellen. Deze oefening zal grotendeels voortbouwen op de bevindingen en aanbevelingen opgenomen in het uitvoerige onderzoeksrapport van Xxxx Xxxxxx uit
2016 : “Geplande geneeskundige zorg in het buitenland: toestemmingen verleend door de Belgische ziekenfondsen”.9
De procedure om een voorafgaande toestemming aan te vragen voor de tenlasteneming van geplande medische zorgen in het buitenland door de ZIV is vandaag als volgt georganiseerd. De sociaal verzekerden dienen hun aanvraag schriftelijk in bij hun verzekeringsinstelling (VI). Naast een aantal louter administratieve beslissingen, o.a. met betrekking tot specifieke regelingen voor de grensregio’s, bevatten deze dossiers ook een aantal aanvragen waar een “medische” tussenkomst nodig is van de Adviserende Artsen (AdvA) van de VI’s. Om een voorafgaande toestemming te verlenen dienen de AdvA op basis van het toegevoegde medische verslag en de motivatie van de arts-specialist concreet te oordelen over drie leidende principes. De AdvA dient ten eerste na te gaan of de geplande behandeling door de ZIV wordt terugbetaald (dan wel of de vergoedingsvoorwaarden vervuld zijn). Ten tweede, gaat dit over ‘undue delay’, zijnde het niet beschikbaar zijn van de behandeling in eigen land binnen een medisch verantwoorde termijn, en ten derde over het bestaan van ‘gunstigere geneeskundige voorwaarden’ in het buitenland. Jaarlijks worden er door de VI’s gemiddeld een 1000-tal voorafgaande aanvragen behandeld waarvoor de tussenkomst van een AdvA vereist is. Momenteel bestaat er binnen de eigen geledingen van elke VI reeds een vorm van centralisatie voor de behandeling van dit type dossiers. In de praktijk kan deze gedecentraliseerde beheersbevoegdheid, die de beslissing bij elke VI afzonderlijk legt, soms leiden tot een niet eensluidende interpretatie en toepassing van de regelgeving voor identieke aanvraagdossiers naargelang de VI waartoe de verzekerde behoort.
Om een meer uniforme behandeling van de aanvragen, over de VI- en taalgrenzen heen te verzekeren en wegens de hoge complexiteit van de materie, werd er door de VI’s een informeel “intermutualistisch overlegplatform” opgericht. Op dit platform internationale overeenkomsten worden deze “dossiers buitenland” gezamenlijk besproken en wordt een vrijblijvend advies verleend aan de VI die verantwoordelijk is voor een dossier. De leden van dit platform zijn AdvA met een expertise in het domein. Het platform vergadert ongeveer zes maal per jaar en naast de bespreking van concrete dossiers wordt dit platform ook gebruikt om expertise uit te wisselen. Tussen de vergadermomenten door wordt het overleg verdergezet via e-mail, gezien de hoogdringendheid van sommige aanvragen.
Zoals aangegeven in de studie van X. Xxxxxx, zijn er verschillende aanwijzingen die pleiten om te evolueren naar een meer gestructureerd en geformaliseerd centraal beheer van de beslissingen omtrent deze complexe dossiers. Door de beslissingsprocedure formeel op één centraal punt te organiseren wordt tegemoetgekomen aan een reeks behoeftes en noden:
- Een coherente behandeling en gelijkwaardige beoordeling waarborgen van alle aanvragen van de rechthebbenden;
- Een centraal toezicht op de correcte toepassing van de regelgeving verzekert de transparantie en uniformiteit;
- Het centraal beheer van de expertise en kennis over de regelgeving op één uniek punt laat toe om beter gefundeerde adviezen te geven;
- De systematische registratie van de cases en adviezen die in het platform besproken zijn in een gecentraliseerde database, leidt tot een grotere uniformiteit en reproduceerbaarheid van de beslissingen (dit geeft ook tijdswinst);
Een mogelijke piste die onderzocht zou kunnen worden in dit kader, is te kijken hoe de huidige werking van het ‘Intermutualistisch overlegplatform’ verder geoptimaliseerd kan worden om in de toekomst mogelijk te evolueren van een eerder vrijblijvend en consultatief overlegplatform naar een formeel beslissingsorgaan met bindende adviezen.
9 Xxxxxx, X. en Xxxxxxxx, X., Geplande geneeskundige zorg in het buitenland: toestemmingen verleend door de Belgische ziekenfondsen, OSE Paper Series, Research Paper No. 31, november 2016, 57 p., 2016.
In een zelfde beweging zou de huidige administratieve procedure met betrekking tot de afgifte van een voorafgaande toestemming, in het bijzonder het document S210, meer gestandaardiseerd en geharmoniseerd kunnen worden. Hierbij zouden twee sleutelcriteria om toestemming te verlenen voor zorg in het buitenland, nl. de ‘undue delay’ en de ‘gunstigere geneeskundige voorwaarden’ beter geobjectiveerd kunnen worden, hetgeen zal bijdragen tot een meer coherente toepassing van de interpretatieregels.
Een belangrijk onderdeel van de uit te voeren analyse zal bestaan uit het verzamelen, consolideren en verwerken van allerlei statistische gegevens omtrent deze dossiers die vandaag verspreid zijn over de verschillende VI’s en daarbuiten. Zo bestaat er op nationaal niveau tot op heden geen duidelijkheid over het aantal geschillendossiers die ingediend worden bij de arbeidsrechtbanken n.a.v. geweigerde toestemmingen noch over hun verdere afloop.
Met het oog op het waarborgen en versterken van de uniforme toegang tot geplande medische zorgen in het buitenland voor de verzekerden, zal het RIZIV in het kader van deze wijzigingsclausule op basis van voormelde studie van X. Xxxxxx een diepgaande reflectie over de bestaande beslissingsprocedure opstarten.
Dit evaluatie- en optimaliseringstraject zal gebeuren in nauw overleg met de betrokken externe partners en actoren : de VI’s met zowel de Adviserende Artsen (AdvA) als hun bevoegde administratieve diensten en het NIC (o.a. de Cel buitenlandse zorgen en de Cel medische directies of “Seven Club” ). De finale evaluatienota met de verbetervoorstellen zal tegen eind 2020 voorgelegd worden aan het Verzekeringscomité.
Lijst van actie-verbintenissen
1. Uitvoeren van het actieplan “Optimalisering van het financieel beheer van de Internationale Verdragen” gebaseerd op de aanbevelingen opgenomen in het auditrapport van eind 2017. Streefdatum: 31/12/2019.
2. Het voorleggen van een evaluatienota met concrete verbetervoorstellen aan het Verzekeringscomité betreffende de huidige procedure voor geplande medische zorgen in het buitenland die moeten bijdragen tot een grotere transparantie en meer uniforme toepassing van de regelgeving. Streefdatum: 31/12/2020.
Verwachte effecten
− Beter beheer van de middelen.
− Transparanter & beheersbaarder budget / financiële stromen en mechanismen
− Optimalere meerjarenramingen.
− Grotere transparantie en meer uniforme toepassing van de regelgeving geplande zorg in het buitenland met het oog op de gelijke behandeling van de sociaal verzekerden.
Externe afhankelijkheden
− BelEESSI project of de effectieve technische integratie van onze lidstaat in EESSI.
− Samenwerking met de Verzekeringsinstellingen, o.a. voor het aanleveren van statistische gegevens.
− Samenwerking met het NIC.
10 Het draagbaar document S2 is het bewijs dat een verzekerde/patiënt van zijn verzekeringsinstelling de toestemming heeft gekregen voor een geplande behandeling in een ander land (= landen van de Europese Unie, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland) onder dezelfde voorwaarden als personen die in dat land verzekerd zijn.
Artikel 30. De geïntegreerde informaticatoepassing IDES: invaliditeit en andere processen in de sector van de uitkeringen: onderdeel primaire ongeschiktheid en socioprofessionele re-integratie.
Dit artikel betreft de voortzetting van artikel 19 van de bestuursovereenkomst 2006-2008 en van haar wijzigingsclausule van 2009, van artikel 28 van de bestuursovereenkomst 2010-2012, van artikel 15 van de bestuursovereenkomst 2013-2015 en van artikel 26 van de bestuursovereenkomst 2016-2018.
Beschrijving
De inproductiestelling van de ontwikkelingen die zijn gerealiseerd voor het onderdeel "primaire ongeschiktheid en socioprofessionele re-integratie" van het project betreffende de informatisering van de processen invaliditeit en uitkeringen (IDES) en de ontwikkelingen voor het deel gerichte controle.
Kader
Toekennen
Krachtlijnen
− Administratieve vereenvoudiging
− Procesverbetering en informatisering
− Uniforme toepassing van de reglementering
− Verbetering van de kosteneffectiviteit
Context
Het IDES-project is opgestart in het kader van de 4e bestuursovereenkomst en werd voortgezet tijdens de 5e bestuursovereenkomst. De Dienst voor Uitkeringen wil het project tijdens deze wijzigingsclausule voortzetten. Er zal de laatste hand worden gelegd aan de ontwikkeling van een geïntegreerde informaticatoepassing die een geautomatiseerde verwerking van de individuele invaliditeitsdossiers mogelijk maakt, maar ook aan alle processen van de Dienst voor Uitkeringen, de socioprofessionele re- integratie en de internationale verdragen en de integratie in IDES van een nieuw proces, de Gerichte controle.
Tijdens de vorige bestuursovereenkomst werd de eerste fase van de inproductiestelling van een centrale toepassing voor het beheer van de invaliditeitsgegevens gerealiseerd. Die fase bestond uit de integratie van de processen "invaliditeit” en “hulp aan derden" in de toepassing, alsook uit de verzending van een eerste gegevensstroom op de eerste dag van de 7e maand van arbeidsongeschiktheid. Ook de elektronische uitwisselingen met de verzekeringsinstellingen werden tijdens die eerste fase geïntegreerd.
Omdat de reglementering betreffende de professionele re-integratie sterk evolueerde, kon de tweede fase van het project bij afloop van de 5e bestuursovereenkomst niet volledig worden gerealiseerd. De socioprofessionele re-integratie van de arbeidsongeschikte sociaal verzekerden vereist voortaan immers een uitgebreidere tenlasteneming waarin, naast de V.I.'s, ook de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling (ACTIRIS, Forem, VDAB), de arbeidsartsen en de behandelend artsen een rol spelen.
Die fase bestond erin het beheer van de primaire ongeschiktheid in de nieuwe IDES-toepassing op te nemen, met de integratie van het programma GRI 2.2 van de DGEC en het onderdeel socioprofessionele
re-integratie, elektronische gegevensstromen IN afkomstig van de V.I.'s, rechtstreekse behandeling van een dossier in IDES en papieren kennisgevingen aan de verzekerden en elektronische kennisgevingen aan de V.I.'s. De Dienst voor Uitkeringen moest bijgevolg in eerste instantie de interne processen herdefiniëren alvorens de analyses voort te zetten.
Tijdens het laatste trimester 2018 werden de businessanalyses afgewerkt, rekening houdende met de reglementaire wijzigingen en het nieuwe paradigma waarin de professionele re-integratie is opgenomen. De onderhandelingen met de V.I.'s over de gegevensuitwisseling zijn afgerond en die met de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling werden gestart. Het RIZIV wenst bijgevolg het onderdeel primaire ongeschiktheid en socioprofessionele re-integratie van IDES in productie te stellen tijdens de periode van deze wijzigingsclausule, zijnde tegen eind 2020.
De Gerichte controle zal instaan voor de maandelijkse organisatie van de peer review door de Geneeskundige Raad voor Invaliditeit van 625 dossiers van verzekerden die de 7e maand van arbeidsongeschiktheid hebben bereikt, welke behandeld werden door de adviserend artsen, zodat alle referentieberoepen zeker in aanmerking worden genomen voor de evaluatie van de arbeidsongeschiktheid.
Dit proces wordt sinds 1 oktober 2016 manueel gerealiseerd. Het doel is om die in IDES te integreren door:
- de creatie van nieuwe gegevensstromen voor de uitwisseling van gegevens tussen de verzekeringsinstellingen en het RIZIV,
- de toepassing van de verschillende etappes van het besluitvormingsproces IDES (GRI, sectie, ARBIC) op de dossiers die in het kader van de Gerichte controle zijn herzien.
Lijst van de acties - verbintenissen
1. De inproductiestelling van het onderdeel "primaire ongeschiktheid” en “socioprofessionele re- integratie" van de IDES-toepassing. Streefdatum: 31/12/2020
2. De inproductiestelling van het onderdeel “gerichte controle”. Streefdatum: X+12 maanden, X=datum van akkoord met alle betrokken actoren inzake de business analyse.
Verwachte effecten
− Betere dienstverlening aan de sociaal verzekerden
− Verbetering van de kwaliteit en de controle van de gegevens
− Gemakkelijke toegang tot de gegevens en beveiligde uitwisselingen met de externe actoren (verzekeringsinstellingen en adviserend artsen)
Externe factoren
− De goede samenwerking met de verzekeringsinstellingen
Artikel 31. De verdere uitbouw van de MyRiziv-toepassing.
Dit artikel betreft deels voortzettingen van (lopende) MyRiziv-projecten zoals opgenomen onder artikel 28 in de 5de bestuursovereenkomst (art. 28.4, 28.5 & 28.7). Daarnaast wordt er ook een opstart gemaakt met volledig nieuwe sub-initiatieven, zoals de ontwikkeling van een nieuwe online module betreffende de
nieuwe financiering en programmatie van stages voor artsen, het optimaliseren van gebruikerservaringen en het ontwikkelen van een geïntegreerde toekomstvisie rond MyRiziv in de context van de Redesign van de gezondheidszorgadministraties.
Omschrijving
Dit project betreft
- de verdere kwalitatieve en kwantitatieve uitbouw van de MyRiziv-toepassing (luik 1);
- het optimaliseren van gebruikerservaringen, zoals het compatibel maken van MyRiziv met mobiele apparaten (luik 2);
- de evolutie van MyRiziv naar een organisatie-overschrijdend portaal (luik 3).
Kader
Organiseren, informeren, controleren.
Krachtlijnen
− Procesverbetering en informatisering.
− Optimaliseren van de dienstverlening/gezondheidszorg.
− Beheersen van de interne middelen: kosteneffectiviteit.
Context
In de vorige bestuursovereenkomst (cfr. 5de BO Artikel 28) werd met de verdere uitbouw van de MyRiziv- toepassing reeds sterk ingezet op administratieve vereenvoudiging voor de zorgverleners. Deze strategische doelstelling blijft ook de komende jaren een prioriteit voor het RIZIV. Alle individuele zorgverleners die beschikken over een RIZIV-nummer kunnen vandaag inloggen in de beveiligde portaaltoepassing MyRiziv. Via dit portaal kan de zorgverlener zelf een aantal administratieve gegevens en processen beheren. Dit betreffen o.a. het invoeren en/of wijzigen van zijn contactgegevens, zijn werkadres(sen), zijn conventiestatuut en het aanvragen van bepaalde premies.
In deze wijzigingsclausule wordt het informatiseringstraject rond de uitbouw van de MyRiziv-toepassing verder gezet en tevens uitgebreid met nieuwe aspecten, zoals de ontwikkeling van een langetermijnvisie rond de integratie van MyRiziv in een organisatieoverschrijdend portaal in het kader van de Redesign van de gezondheidszorgadministraties.
Dit artikel bevat volgende drie luiken:
- Het project beoogt in de eerste plaats de integratie in MyRiziv van nieuwe processen (bv. betalingsluik van de nieuwe financiering en programmatie van stages voor artsen) en van bestaande processen die momenteel nog via papieren fluxen verlopen (bv. beheer sociale voordelen).
- Daarnaast zal er een upgrade van de toepassing gebeuren om de gebruikerservaring te optimaliseren en de modules compatibel te maken met mobiele apparaten.
- Ten derde, zullen in het kader van het Redesignproject waar mogelijk koppelingen/integraties gebeuren met de applicaties van de partnerorganisaties FOD VVVL en FAGG.
Luik 1: Verder finaliseren en het integreren van nieuwe processen in de MyRIZIV-toepassing
In het kader van de vorige bestuursovereenkomst werden een aantal nieuwe online modules ter beschikking gesteld van de zorgverleners. Dit betroffen de module voor het beheer van praktijkadressen voor alle individuele zorgverleners en de module voor het beheer van conventiegegevens voor de artsen en tandartsen.
De finale doelstelling is ertoe te komen dat alle gegevens van zorgverleners die dienen voor interne en externe exploitatie, door zorgverleners met het RIZIV online via de MyRiziv-toepassing kunnen uitgewisseld worden.
Ten eerste, zal er in deze wijzigingsclausule verder gewerkt worden aan het online beheer via MyRiziv van de sociale voordelen (cfr. 5de BO Art. 28.4) en de accreditering (cfr. 5de BO Art. 28.5). Beide projecten werden reeds in de vorige bestuursovereenkomst geïnitieerd.
- De discussie met de externe partners (zorgverleners en verzekeraars) aangaande een aangepaste regelgeving rond de sociale voordelen, nodig om dit informatiseringstraject te ondersteunen, was in 2018 nog lopende. Deze nieuwe regelgeving beoogt vooral een harmonisering van de toekenningsvoorwaarden tussen de verschillende beroepsgroepen. Naast de artsen en tandartsen (cfr. 5de BO), zal de nieuwe module ‘sociale voordelen’ ook uitgebreid worden naar andere beroepsgroepen, met name de apothekers, de kinesitherapeuten, de logopedisten en de verpleegkundigen. Na het bereiken van een akkoord met de externe partners wordt nog een termijn van 2 jaar voorzien om de module volledig te operationaliseren binnen de MyRiziv- toepassing.
- Voor wat het proces accreditering tandartsen betreft, werd in de loop van 2018 met de beroepssector een consensus bereikt over de te ondernemen acties in het kader van het informatiseringstraject. Er werd overeengekomen dat het RIZIV tegen 31 maart 2019 een module ter beschikking zal stellen die de tandartsen zal toelaten om online hun accrediteringsaanvraag in te dienen. Dit eerste onderdeel werd reeds gerealiseerd in januari 2019. Sindsdien kunnen alle individuele tandartsen online hun individuele accrediteringsaanvraag indienen. Hoewel deze online procedure momenteel facultatief is, heeft momenteel 80% van de tandartsen voor deze online procedure geopteerd. Volgens de huidige planning volgt medio maart 2019 nog een backend-module voor de online evaluatie van de ingediende accrediteringsaanvragen. Tegen eind 2019 zal tevens het online beheer van navormingsactiviteiten en peer review-sessies mogelijk worden via MyRiziv.
Ten tweede, wil men binnen deze clausule ook starten met een volledig nieuw project: de integratie in de MyRiziv-toepassing van de nieuwe module voor de online vergoedingsaanvragen m.b.t. de financiering en programmatie van stages voor artsen. Deze module verwijst naar een nieuw proces dat tot stand gekomen is in het kader van een geïntegreerde oplossing voor de dubbele cohorte, de stagecapaciteit en de financiering en kwaliteitsbewaking van de stages voor artsen, zoals opgenomen in het ‘Groenboek financiering en programmatie van stages voor artsen’. Hieraan is ook een reglementair luik gekoppeld dat voorziet in de uitwerking van een nieuw financieringsmodel voor de stages van artsen in samenwerking met de FOD VVVL. Concreet wil men deze online module ter beschikking stellen telkens in het tweede kwartaal van het jaar volgend op het vergoedingsjaar waarop de stages betrekking hadden en telkens opnieuw aangepast aan de evoluties in de financieringsregelgeving. De MyRiziv-module zal voor de eerste maal beschikbaar gesteld worden in het tweede kwartaal van 2020 en dit met betrekking tot het vergoedingsjaar 2019.
Luik 2: Optimaliseren van gebruikerservaringen / compatibel maken MyRiziv met mobiele apparaten
Naast de verdere uitbouw van de MyRiziv modules, zal er een upgrade van de MyRiziv-toepassing plaatsvinden. Deze upgrade is noodzakelijk om de gebruikerservaringen van de zorgverleners te optimaliseren, o.a. door de bestaande online modules compatibel te maken met mobiele apparaten.
Hiervoor zal tegen eind 2019 een actieplan uitgewerkt worden, waarin een set van concrete doelstellingen zal vastgelegd worden. Deze actiepunten zullen vervolgens stapsgewijs gerealiseerd worden in de periode 2020-2021.
Luik 3: De evolutie naar een organisatie-overschrijdend portaal
In luik 3 zullen in het kader van de Redesign van de gezondheidszorgadministraties waar mogelijk koppelingen en integraties gebeuren met de applicaties van de partnerorganisaties FOD VVVL en het FAGG (cfr. Gemeenschappelijke Sokkel – Passerelles) en waar relevant met andere partners binnen het gezondheidszorglandschap.
Voor deze wijzigingsclausule wordt concreet de focus gelegd op twee initiatieven:
- Ten eerste, gaat dit over de verderzetting van het project geautomatiseerde interfacing met de gegevens en systemen beheerd door de FOD Volksgezondheid en de deelstaten (cfr. 5de BO Art. 28.7). Concreet streeft het RIZIV naar een snellere toekenning van RIZIV-nummers aan individuele zorgverleners op basis van geautomatiseerde gegevensfluxen tussen de verschillende partnerorganisaties. De bedoeling is om tegen eind 2019 een actieplan uit te werken met daarin een set van doelstellingen, te realiseren in de periode 2020-2021.
- Een tweede initiatief verwijst naar de ontwikkeling van een geïntegreerde toekomstvisie rond MyRiziv, die gelinkt is aan lopende projecten binnen de Redesign, zoals de oprichting van het Service Center Gezondheid en volledig in lijn is met de bestaande inter- en intrafederale toepassingen, CobrHa+ en UPPAD. (cfr. Gemeenschappelijke Sokkel – Passerelles).
Concreet wil men tegen eind 2019, in nauwe samenwerking met de FOD Volksgezondheid een visienota uitwerken met een eerste blueprint van een operationeel plan dat gelinkt is aan de operationalisering van het Service Center Gezondheid en voorziet in de ontwikkeling van een uniek organisatieoverschrijdend portaal voor al de administratieve diensten die de zorgverlener aanbelangt.
Lijst van actie-verbintenissen
Luik 1 – Verder finaliseren en het integreren van nieuwe processen in de MyRIZIV-toepassing
1. De ontwikkeling van een online module voor de aanvraag van de sociale voordelen voor de artsen, tandartsen, apothekers, kinesitherapeuten, logopedisten en verpleegkundigen (de uitwerking van een aangepaste regelgeving en ontwikkeling van de online module voor het beheer van de aanvraag sociale voordelen). Streefdatum: X + 2 jaar, waarbij X= het akkoord met de externe partners (zorgverstrekkers en verzekeraars) over de regelgeving.
2. De ontwikkeling van een online module voor het beheer van de accreditering voor de tandartsen die voorziet in het online beheer van navormingsactiviteiten en peer review-sessies. Streefdatum: 31/12/2019.
3. De ontwikkeling en terbeschikkingstelling van een nieuwe module voor de online vergoedingsaanvragen m.b.t. de financiering en programmatie van stages voor artsen die betrekking heeft op het vergoedingsjaar X en aangepast is in functie van de evoluties in de
financieringsregelgeving, waarbij het eerste vergoedingsjaar X = 2019. Streefdata: telkens in het tweede kwartaal van X+1, aangepast in functie van de evoluties in de financieringsregelgeving.
Luik 2 – Optimaliseren van gebruikerservaringen / compatibel maken MyRiziv met mobiele apparaten
4. Een actieplan uitwerken met daarin een set van doelstellingen met het oog op het optimaliseren van de gebruikerservaringen, waaronder het compatibel maken van MyRiziv met mobiele apparaten. Streefdatum: 31/12/2019.
Luik 3 – De evolutie naar een organisatie-overschrijdend portaal
5. Uitwerken van een actieplan met daarin een set van doelstellingen die moeten leiden tot de geautomatiseerde interfacing met de gegevens en systemen beheerd door de FOD Volksgezondheid en de deelstaten. Streefdatum: 31/12/2019.
6. Uitwerken van de visienota “toekomstvisie MyRiziv” met een eerste blueprint van een operationeel plan dat integraal gelinkt is aan de operationalisering van het Service Center Gezondheid en voorziet in de ontwikkeling van een uniek organisatieoverschrijdend portaal voor al de administratieve diensten die de zorgverlener aanbelangt, in samenwerking met de FOD Volksgezondheid. Streefdatum: 31/12/2019.
Verwachte effecten
− Synergie en samenwerking tussen RIZIV en de FOD VVVL.
− Versterking van de kwaliteit, beschikbaarheid en uitwisselbaarheid van de informatie.
− Verbeterde toegankelijkheid voor de zorgverleners tot hun gegevens.
− Vermindering van de administratieve werklast voor zorgverleners en andere administraties (cfr. only once principe).
− Efficiëntiewinst en daling van de administratieve werklast/kost voor het RIZIV.
− Gerichte financiering van multidisciplinaire aanpak.
Externe afhankelijkheden
− Samenwerking met de FOD Volksgezondheid, de deelstaten en het eHealth-platform.
− Samenwerking met de verschillende externe partners en sectoren.
− Beschikken over de noodzakelijke middelen (ICT, HR).
Artikel 32. Het beheer van de klinische samenwerkingsvormen tussen zorgverleners.
Dit artikel betreft de voortzetting van een project uit de vorige bestuursovereenkomst aangaande de ontwikkeling van een databank en beheerssysteem voor de praktijken van zorgverlener (5de BO –Artikel 28, Luik 2), dat tevens opgenomen is in het Actieplan handhaving 2018 – 2020 (punt 5.1).
Omschrijving
Dit project verwijst naar het creëren van een juridisch kader voor en een repertorium van de klinische samenwerkingsvormen van zorgverleners.
Kader
Organiseren, informeren, controleren.
Krachtlijnen
− Procesverbetering en informatisering.
− Optimaliseren van de dienstverlening/gezondheidszorg.
− Beheersen van de interne middelen: kosteneffectiviteit.
Context
Dit project verwijst naar de voortzetting van Artikel 28 - Luik 2 van de 5de bestuursovereenkomst, met name de ontwikkeling van een databank en beheerssysteem voor de praktijken van zorgverleners. In de vorige bestuursovereenkomst werden reeds de voorbereidende stappen gezet.
- Ten eerste werden de sectoren bepaald die een pioniersrol zullen opnemen bij het operationaliseren van de praktijkregistratie. Dit betreffen de sectoren van de thuisverpleging en de tandheelkundigen (5° BO Art.28.8).
- Ten tweede werd in maart 2017 een conceptuele discussienota uitgewerkt met een basistypologie voor de groeperingen, die een eerste vertrekpunt vormt voor het toekomstig reglementair kader voor de praktijkregistratie (5° BO Art.28.9). De drieledige basistypologie ‘individuele zorgverlener’, ‘klinische groep’ en ‘administratieve groep’ vormt het canvas voor verdere concretisering op juridisch en IT-vlak, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen zorgaspecten en facturatieaspecten.
In de loop van 2018 werd het complexe thema van de groeperingen geherformuleerd in het kader van het Actieplan handhaving in de gezondheidszorg 2018 – 2020 (cfr. punt 5.1). In het Actieplan wordt niet langer gesproken over ‘praktijkregistratie’, maar wel van ‘klinische samenwerkingsvormen’. Dit om een duidelijk onderscheid te maken tussen klinische en administratieve vormen van samenwerking. De administratieve groeperingen vallen buiten de scope van dit project, alsook de multidisciplinaire samenwerkingsverbanden gezien hun eigen dynamiek.
In de periode van deze wijzigingsclausule wil het RIZIV in samenwerking met de externe actoren een beheerssysteem opzetten voor de inzameling, continue update en raadpleging van gegevens rond de samenwerkingsverbanden van zorgverleners die bijdragen aan de zorg van een bepaalde patiëntenpopulatie.
Het opzetten van een digitaal beheerssysteem maakt het mogelijk om efficiënt gegevens op te bouwen en te exploiteren die bijdragen tot een betere opvolging van de zorgverleners, individueel en in groep, inzake hun activiteit, locatie, werkorganisatie en mobiliteit. Op termijn zullen bepaalde gegevens door de zorgverleners aangereikt kunnen worden via een aangepaste module in MyRiziv.
Met dit project wordt strategisch ingezet op de responsabilisering van de zorgverleners wat betreft doelmatigheid en transparantie. Het systematisch repertoriëren van de klinische samenwerkingsverbanden op het terrein schept mogelijkheden om o.a. :
- de aansprakelijkheden en verantwoordelijkheden inzake de klinische verzorging van een patiëntengroep binnen een structureel samenwerkingsverband te verduidelijken en op te volgen (o.a. het delen van klinische gegevens, de toegang tot patiëntendossiers, E-mandaten, verzekeren van zorgcontinuïteit binnen de groepering, etc.);
- ‘groepsverantwoordelijkheden’ te bepalen en op te volgen indien vaststellingen worden gedaan inzake gebrekkige klinische verzorging;
- te werken rond een correctere becijfering en opvolging van de activiteit van de individuele zorgverlener en van de groep waarin hij werkt;
- beleidsondersteunende gegevens aan te leveren inzake kwaliteit van de zorg, zorgorganisatie en de financiering van groeperingen;
Dit project dient rekening te houden met enkele belangrijke initiatieven die in parallel lopen en impact zullen hebben m.b.t. de concrete uitvoering.
- Er is een afstemming met de FOD Volksgezondheid nodig rond de finaal gekozen conceptuele beginselen voor de groeperingen in het kader van de toekomstige Wet ‘kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg’, waarin ook de registratie van samenwerkingsverbanden tussen gezondheidszorgbeoefenaars gepland is.
- Daarnaast dient de registratie van de klinische groeperingen mee geïntegreerd te worden in de databanken die door verschillende partnerorganisaties worden gevoed o.a. Cobhra(+) en die binnen het Actieplan e-Gezondheid in ontwikkeling zijn.
Het verder uitwerken van het juridisch kader en de effectieve operationalisering van het repertorium van de klinische groeperingen zal gebeuren via een gefaseerde aanpak zoals gestipuleerd in het Plan Handhaving.
- Een eerste aanzet van de in te zamelen relevante data is reeds beschikbaar en gebeurde in nauwe samenwerking met de beroepsorganisaties van de pionierssectoren en de verzekeringsinstellingen.
- In een volgende stap zal nagegaan worden welke authentieke bronnen daarvoor kunnen worden aangesproken en/of moeten worden gecreëerd.
- Deze eerste voorbereidende stappen dienen als basis voor de opmaak van een tekstvoorstel voor het reglementair kader op basis van een bestaande of nog te creëren wettelijke bepaling en zal de opstart van een intern IT-project en een proof of concept mogelijk maken.
- Vervolgens zal de proof of concept uitgerold worden in minimum één van de pionierssectoren. Daarna zal men een verslag opstellen met de resultaten van de proof of concept en de methodologie waar nodig aanpassen voor structurele uitbreiding naar de andere sectoren. In de laatste stap volgt dan de implementatie over al de beroepssectoren heen.
Lijst van actie-verbintenissen
1. Opmaken en voorleggen aan de Beleidscel van het voorstel van tekst voor het reglementair kader voor dit repertorium en het uitwerken van het intern IT-project, die een proof of concept mogelijk maken. Streefdatum: 9 maanden na het verschijnen van de nieuwe wettelijke bepaling voor de registratie van de klinische samenwerkingsvormen.
2. Opstarten van de proof of concept in één of meerdere van de volgende sectoren (thuisverpleegkundigen, tandartsen en kinesitherapeuten) met inzameling van een beperkte data-set. Streefdatum: de datum van inwerkingtreding van het reglementair kader.
3. Verslag opstellen met de resultaten van de proof of concept en methodologie uitwerken voor structurele uitbreiding, met voorstel van de sectoren betrokken bij die uitbreiding. Streefdatum: 12 maanden na de opstart van de proof of concept
4. Structurele uitbreiding naar andere sectoren. Streefdatum: 6 maanden na goedkeuring van de Beleidscel van de voorgestelde methodologie en uitbreiding
Verwachte effecten
− Synergie en samenwerking tussen RIZIV en de FOD VVVL.
− Versterking van de kwaliteit, beschikbaarheid en uitwisselbaarheid van de informatie.
− Vermindering van de administratieve werklast voor zorgverleners en andere administraties (cfr. only once principe).
− Efficiëntiewinst en daling van de administratieve werklast/kost voor het RIZIV.
− Transparantie over de samenstelling en de verbonden verantwoordelijkheden van klinische samenwerkingsvormen van zorgverleners.
− Responsabilisering van de zorgverleners wat betreft doelmatigheid en transparantie.
Externe afhankelijkheden
− Samenwerking met de FOD Volksgezondheid en het eHealth-platform.
− Samenwerking met de verschillende externe partners en sectoren.
− Samenwerking met de verzekeringsinstellingen.
− Beschikken over de noodzakelijke middelen (ICT, HR).
Artikel 33. Verderzetten van de initiatieven inzake administratieve vereenvoudiging: TARDIS & Qermid 2.
Dit artikel betreft de overzetting (mits actualisering) van de niet of de nog niet volledig gerealiseerde actie- verbintenissen aangaande TARDIS en Qermid onder artikel 30 van de vorige bestuursovereenkomst en waarvoor de uitvoeringsdatum zich buiten het termijn van de 5de bestuursovereenkomst (2016-2018) situeert.
Omschrijving
Dit project focust op het verderzetten van de administratieve vereenvoudiging via enerzijds (luik 1) het ter beschikking stellen van de onlinedienst TARDIS aan een ruimere groep van zorgverleners en anderzijds het integreren van het terugbetalingssysteem Qermid in Healthdata (luik 2).
Kader
Toekennen, informeren, organiseren.
Krachtlijnen
− Procesverbetering en informatisering.
− Optimaliseren van de dienstverlening in de gezondheidszorg.