STICHTING PENSIOENFONDS RECREATIE
S t a t u t e n
STICHTING PENSIOENFONDS RECREATIE
Vertrouwelijkheidsclassificatie: openbaar
ARTIKEL 1
Naam en zetel
1. De stichting draagt de naam: Stichting Pensioenfonds Recreatie (Pensioenfonds Recreatie).
2. De stichting is gevestigd te Zoetermeer.
ARTIKEL 2
Definities
In deze statuten wordt verstaan onder:
a. het fonds:
de in artikel 1 genoemde stichting;
b. de wet:
de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;
c. het bestuur:
het algemeen bestuur van het fonds;
d. de werkgever:
1. de in artikel 5, lid 1 sub a, bedoelde werkgever die in zijn onderneming de recreatie en/of zweminrichting exploiteert;
2. de in artikel 5, lid 1 sub b, bedoelde werkgever;
e. de werknemer:
degene die krachtens een arbeidsovereenkomst in dienst is van een werkgever;
f. de recreatie:
• het bieden van gelegenheid tot verblijf buiten de eigen woning in tent, caravan of vergelijkbaar kampeermiddel, dan wel in bungalow, appartement of vergelijkbare accommodatie, al dan niet in privé-eigendom van de gast, dan wel in groepsaccommodatie voor met name vakantie of ontspanning, van ten minste één overnachting, al dan niet in combinatie aangeboden met diverse voorzieningen te weten winkels, horeca, sport- en spelaccommodatie en (andere) recreatieve voorzieningen.
• het bieden van een product en/of dienst op het gebied van recreatie, educatie en/of cultuur, dat voor de consument binnen één dag kan worden afgenomen.
Onder recreatie wordt niet verstaan een horecabedrijf:
• De onderneming waarin het hotel-, het pension-, het restaurant-, het café-, het cafetaria-, het lunchroom- of het cateringbedrijf (daaronder niet begrepen het contractcateringbedrijf,
zoals gedefinieerd in het verplichtstellingsbesluit van Pensioenfonds Horeca en Catering
d.d. 1 januari 2008) wordt uitgeoefend;
• Overige ondernemingen waarin de verstrekking van logies, gepaard gaande met dienstverlening of de verstrekking van maaltijden, spijzen of dranken voor gebruik ter plaatse, als bedrijf plaats heeft.
g. de zweminrichting:
de privaatrechtelijke zwem- en/of badgelegenheid, waarbij er sprake is van zelfstandig identificeerbare omzet uit een zwembad en waarvoor gebruik wordt gemaakt van een zwembad, voor zover het zwembad in de onderneming groter is dan 125m2, al dan niet in combinatie aangeboden met diverse voorzieningen te weten horeca, sport- en spelaccommodatie en overige recreatieve voorzieningen. Zelfstandig identificeerbare omzet kan blijken uit een separaat tarief specifiek voor de zwembadactiviteiten.
h. de zwemschool:
een bedrijf dat zwemonderwijs en/of zwemactiviteiten aanbiedt in een zweminrichting.
i. de deelnemer:
de in artikel 6 bedoelde deelnemer;
j. de gewezen deelnemer:
de gewezen werknemer door wie op grond van het pensioenreglement geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het fonds;
k. de aanspraakgerechtigde:
persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen;
l. de pensioengerechtigde:
persoon voor wie op grond van het pensioenreglement het pensioen is ingegaan;
m. de toezichthouder:
de Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 van de Pensioenwet;
n. het uitvoeringsreglement:
de door het fonds opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen fonds en werkgever;
o. het pensioenreglement:
de door het fonds opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen fonds en deelnemer.
p. het verantwoordingsorgaan:
het verantwoordingsorgaan van het fonds.
q. het intern toezicht:
de raad van toezicht van het fonds.
r. Anw-reglement:
de door het fonds opgestelde regeling met betrekking tot het vrijwillige Anw-pensioen.
s. sleutelfunctie:
een functie met een specifieke bekwaamheid om bepaalde governancetaken uit te voeren.
ARTIKEL 3
Werkingssfeer
Het fonds geldt voor de bedrijfstakken recreatie, zweminrichting en zwemscholen.
ARTIKEL 4
Doel, middelen en werkwijze
1. Het fonds heeft ten doel, overeenkomstig de bepalingen van deze statuten en van het pensioenreglement en Anw-reglement, werknemers en gewezen werknemers, alsmede hun nagelaten betrekkingen te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid.
2. Het fonds tracht dit doel te bereiken door:
a. premies te innen bij de aangesloten werkgevers, deze gelden te beleggen en te beheren en daaruit overeenkomstig de bij zijn pensioenreglement en Anw-reglement te stellen regelen uitkeringen toe te kennen bij ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid;
b. andere wettige middelen, die tot het bereiken van het doel bevorderlijk kunnen zijn.
3. Het fonds zorgt ervoor dat de aanspraken die de deelnemers bij beëindiging van de deelneming aan het pensioenreglement kunnen ontlenen in elk geval steeds aan het einde van ieder kalenderjaar dan wel, indien dat eerder is, bij beëindiging van de deelneming, volledig zijn gefinancierd.
4. De inkomsten van het fonds bestaan uit:
a. de bijdragen van de aangesloten werkgevers;
b. de bijdragen van de deelnemers;
c. de te kweken rente;
d. al hetgeen op andere wijze wordt verworven.
5. De uitgaven van het fonds bestaan uit:
a. de uitkeringen aan de deelnemers, de gewezen deelnemers en hun nagelaten betrekkingen;
b. overige uitgaven.
6. Het fonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota, waarin in elk geval een omschrijving is opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan:
a. de regeling met betrekking tot de onderwerpen opgenomen in het uitvoeringsreglement;
b. het voorschrift dat bij voorwaardelijke toeslagverlening er een consistent geheel dient te zijn tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen;
c. de in de Pensioenwet opgenomen voorschriften met betrekking tot de vaststelling van technische voorzieningen, financiering van ouderdomspensioen, de hoogte van de
kostendekkende premie, terug storting of premiekorting, vermelding van de premie in de jaarrekening en het jaarverslag, het minimaal vereist eigen vermogen, de dekking door waarden, korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten, de eisen ten aanzien van beleggingen, het aangaan van leningen en de financiering van voorwaardelijke toeslagverlening.
7. De gelden van het fonds worden door het bestuur belegd in overeenstemming met de prudent-person regel.
Het beleggingsbeleid is met name gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
a. de waarden worden belegd in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden; en
b. de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaardering.
8. De actuariële en bedrijfstechnische nota bevat een verklaring inzake beleggingsbeginselen en een beschrijving van de sturingsmiddelen. De verklaring inzake beleggingsbeginselen wordt om de drie jaar en voorts onverwijld na iedere belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid herzien.
9. De actuariële en bedrijfstechnische nota voldoet aan de voorschriften opgenomen in het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. Voorts worden de door de toezichthouder opgestelde regels in acht genomen.
10. Het fonds zendt een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de wijzigingen in de actuariële en bedrijfstechnische nota binnen twee weken na totstandkoming van die wijziging aan de toezichthouder.
ARTIKEL 5
Aangesloten werkgever
1. Aangesloten is:
a. de werkgever bij wie een of meer werknemers in dienst zijn, die vallen onder de verplichtstelling krachtens de wet;
b. de werkgever die binnen de statutaire werkingssfeer van het fonds valt, met wie het fonds een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten;
c. de werkgever die niet onder de statutaire werkingssfeer van het fonds valt, met wie het fonds een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten.
2. Het fonds kan een uitvoeringsovereenkomst sluiten met een werkgever die niet onder de statutaire werkingssfeer van het fonds valt, maar die zich op vrijwillige basis bij het fonds wil aansluiten, indien:
x. xx xxxxxxxxxxxxxxxx bij deze werkgever ten minste gelijk is aan die volgens de Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) Recreatie en de werkgever premie afdraagt aan de Stichting Sociaal Fonds Recreatie dan wel de loonontwikkeling bij deze werkgever ten minste gelijk is aan die volgens de Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) Zwembaden, Zwemscholen; of
b. de werkgever de Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) Dagrecreatie voor zijn werknemers volgt; of
c. de werkgever de Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) Recreatie voor zijn werknemers volgt; of
d. de werkgever de Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) Zwembaden, Zwemscholen voor zijn werknemers volgt; of
e. er sprake is van een groepsverhouding tussen de werkgever die zich vrijwillig wil aansluiten en een andere werkgever die onder de werkingssfeer van het fonds valt; of
f. dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de werkgever wel onder de werkingssfeer van het fonds viel.
ARTIKEL 6
Deelnemer
1. Deelnemer is:
a. de werknemer die verplicht is tot deelneming in het fonds op grond van de verplichtstelling krachtens de wet;
b. de werknemer, die, niet verplicht zijnde tot deelneming in het fonds, ingevolge een met zijn werkgever gesloten uitvoeringsovereenkomst door het bestuur als deelnemer is toegelaten;
x. xxxxxx, die deelnemer was als bedoeld onder a. of b. indien en zolang de deelneming overeenkomstig het pensioenreglement wordt voortgezet.
2. De toelating van een deelnemer, als bedoeld in het vorige lid onder b., is alleen mogelijk, indien hij behoort tot de volgende categorieën:
- degenen die een functie hebben boven functieniveau 9 zoals omschreven in de CAO Recreatie; of
- degenen die als bestuurder krachtens een arbeidsovereenkomst in dienst zijn van een werkgever zijnde een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, de eigenaar van een eenmanszaak zijnde een werkgever, de maat of beherend vennoot in de maatschap respectievelijk de vennootschap onder firma zijnde een werkgever; of
- degene die krachtens een arbeidsovereenkomst in dienst is van een werkgever als bedoeld in artikel 5 lid 2;
voor zover wordt voldaan aan de voorwaarde dat voor al deze personen die tot de betreffende categorie behoren om toelating is verzocht.
ARTIKEL 7
Aanmelding
De aangesloten werkgever is gehouden de in zijn dienst zijnde werknemers, welke verplicht zijn tot deelneming, op de door het fonds bepaalde wijze als deelnemers bij het fonds aan te melden, zodra de verplichting tot deelneming ontstaat.
ARTIKEL 8
Bestuur
1. Het fonds heeft een paritair bestuur als bedoeld in artikel 100 van de Pensioenwet. Het paritaire bestuur bestaat uit zes leden en een onafhankelijk voorzitter. De onafhankelijk voorzitter wordt rechtstreeks door het bestuur benoemd. De hiervoor bedoelde zes leden worden door het bestuur benoemd uit voordrachten. De voordracht van deze leden geschiedt als volgt:
- drie bestuursleden worden voorgedragen door de werkgeversvereniging als bedoeld in lid 3, onder a. Deze leden vormen de werkgeversgeleding;
- één bestuurslid wordt voorgedragen door de werknemersvereniging als bedoeld in
lid 3 onder b.;
- één bestuurslid wordt voorgedragen door de vereniging als bedoeld in lid 3 onder c.
- één bestuurslid wordt verkozen door de pensioengerechtigden met inachtneming van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en in overeenstemming met de hiervoor geldende procedurele voorschriften, zoals is vastgelegd in het verkiezingsreglement
Het door de pensioengerechtigden verkozen bestuurslid wordt voor de toepassing van het bepaalde in deze statuten geacht te vallen onder de geleding van de werknemers bestuursleden, voor zover niet anders bepaald in deze statuten.
2. a. De bestuursleden zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van het fonds. Voordracht en kandidaatstelling voor verkiezing vindt plaats op basis van het voor het desbetreffende bestuurslid geldende functieprofiel. In het functieprofiel is de vereiste geschiktheid vastgelegd. De bestuursleden worden door het bestuur benoemd na het ter goedkeuring voorleggen van de voorgenomen benoeming aan de raad van toezicht en na toetsing van de voorgenomen benoeming door de toezichthouder.
b. Benoeming vindt niet plaats indien het bestuur en/of de raad van toezicht van oordeel is dat de persoon wezenlijk afwijkt van het functieprofiel. Ingeval het bestuur niet overgaat tot benoeming van het door de pensioengerechtigden gekozen bestuurslid maakt het bestuur dit kenbaar aan de pensioengerechtigden. Het bestuur legt de overwegingen vast waarom een persoon wordt benoemd. Het voorgaande geldt ook bij herbenoeming van een zittend bestuurslid.
3. De volgende verenigingen dragen zorg voor de voordracht van de bestuursleden op de wijze als bedoeld in het eerste lid:
a. HISWA-RECRON;
b. FNV Horecabond;
c. CNV Vakmensen.
4. Alvorens het bestuur de voorgedragen personen van de in lid 3 genoemde organisaties of de door de pensioengerechtigden gekozen personen benoemt, bestaat de mogelijkheid deze personen als aspirant-bestuurder te benoemen. Per geleding geldt een maximum van 1 aspirant-bestuurder.
5. Het dagelijks bestuur bestaat uit twee leden. Een lid is de onafhankelijk voorzitter.
Het andere lid is het lid dagelijks bestuur.
Het bestuur kiest uit zijn midden het lid dagelijks bestuur. Het lid van het dagelijks bestuur vervangt de onafhankelijk voorzitter indien de onafhankelijk voorzitter, door ziekte of vakantie tijdelijk (maximaal voor één (1) maand) zijn of haar functie als onafhankelijk voorzitter niet kan uitoefenen. Mocht de onafhankelijk voorzitter langer afwezig zijn dan één (1) maand dan zal het bestuur een besluit nemen over de vervanging van de onafhankelijk voorzitter.
6. De leden van het bestuur hebben zitting voor een tijdvak van vier jaren en kunnen maximaal zitting hebben voor twaalf (12) jaar. Alleen bij bijzondere omstandigheden, wat ter beoordeling is aan het bestuur, kan worden afgeweken van deze termijn van 12 jaar. Het bestuur stelt de zittingstermijn en het rooster van aftreden vast. Herbenoeming volgt dezelfde procedure als een benoeming.
7. Behalve door periodiek aftreden eindigt het lidmaatschap van het bestuur:
a. door opzeggen door het betreffende bestuurslid;
b. door overlijden;
c. door een daartoe strekkend besluit van de vereniging die het lid heeft voorgedragen;
d. indien een lid de in artikel 13, lid 3, genoemde geheimhoudingsplicht xxxxxxx en in verband daarmee door de vereniging die hem heeft voorgedragen, op voorstel van het bestuur, wordt teruggetrokken als bestuurslid;
e. indien er sprake is van disfunctioneren van het bestuurslid en de in artikel 9, lid 8 procedure is gevolgd.
8. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan door het bestuur voorzien op voordracht van de vereniging, die, gelet op het bepaalde in het eerste lid, daarvoor in aanmerking komt. Bij vervulling van een tussentijdse vacature heeft het nieuwe bestuurslid zitting tot het einde van de lopende vierjaarlijkse periode doch is na afloop van die termijn terstond opnieuw benoembaar.
9. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt het bestuur zijn volledige bevoegdheden. In het belang van het fonds kan het bestuur een aftredend bestuurslid verzoeken aan te blijven als bestuurslid tot het moment dat is voorzien in de vacature.
10. In artikel 173 Pensioenwet is opgenomen dat op verzoek van de toezichthouder de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam over een pensioenfonds een bewindvoerder kan aanstellen indien het bestuur is komen te ontbreken. Indien het voltallige bestuur komt te ontbreken, is het bepaalde in artikel 173 Pensioenwet van toepassing. In de periode tot de in artikel 173 Pensioenwet bedoelde bewindvoerder is aangesteld, of in een periode waarin sprake is van belet of ontstentenis, geldt het bepaalde in artikel 13 lid 2.
ARTIKEL 8A
Vrijwaring
1. Het fonds vrijwaart elk (voormalig) (aspirant) lid benoemd door het bestuur, elk (voormalig) lid van het verantwoordingsorgaan, elk (voormalig) lid van de raad van toezicht, elk (voormalig) lid van een door het bestuur ingestelde commissie en/of werkgroep voor alle uitgaven (met inbegrip van in redelijkheid gemaakte en onderbouwde honoraria van advocaten, adviseurs, rechtshulpverleners of andere vertegenwoordigers in rechte), geldelijke gevolgen van vonnissen, geldboetes en in het kader van schikkingen betaalde bedragen die daadwerkelijk en redelijkerwijs door hem zijn gemaakt in verband met een actie, rechtszaak of procedure voortkomend uit en/of verband houdend met elke (voorgenomen) actie in of buiten rechte ongeacht het feit of dit een reële of beweerde actie betreft.
2. Onverminderd het in lid 1 bepaalde wordt geen vrijwaring gegeven tegen een vordering, geschil of kwestie ten aanzien waarvan door de Nederlandse rechter bij gewijsde wordt vastgesteld dat degene, zoals bedoeld in lid 1, zich schuldig heeft gemaakt aan grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag bij de uitoefening van zijn taken voor het fonds. Onverminderd het in lid 1 en de vorige volzin bepaalde, wordt alleen vrijwaring verleend indien degene, zoals bedoeld in lid 1, eerst overgaat tot:
- het betrekken een adviseur, advocaat, rechtshulpverlener of een vertegenwoordiger in rechte;
- het voeren van verweer, het maken van bezwaar dan wel anderszins reageren op een individuele of collectieve aansprakelijkheidsstelling;
- het betalen van (schade)vergoedingen, dan wel het anderszins betalen van geldelijke bedragen;
- het treffen van een (of meerdere) schikking(en)
nadat door het bestuur met inachtneming van hetgeen is bepaald in lid 1 en de vorige volzin is beslist ten aanzien van de vrijwaring en de wijze van uitvoering van de hierboven aangegeven zaken en aan degene die het betreft van deze beslissing een schriftelijke bevestiging daarvan is verzonden en degene, zoals bedoeld in lid 1, door ondertekening van deze beslissing ook alle voorwaarden van het fonds onderschrijft en per aangetekende post retour heeft gezonden.
Onder de voorwaarden die het fonds in dit kader stelt vallen in ieder geval de volgende voorwaarden:
- kosten die worden gemaakt bij de verdediging in een civiele of strafrechtelijke actie, rechtszaak of procedure worden betaald door het fonds vóór de uiteindelijke beslissing in een dergelijke actie, rechtszaak of procedure, na ontvangst van een toezegging van of namens degene, zoals bedoeld in lid 1, dat hij het bedrag terugbetaalt, tenzij uiteindelijk wordt vastgesteld dat hij recht heeft op vrijwaring door het fonds volgens lid 1 van dit artikel. De toezegging hiertoe wordt gedaan door ondertekening en retour zending van de hierboven genoemde beslissing;
- niettegenstaande de overige bepalingen van dit artikel stelt degene, zoals bedoeld in lid 1, het fonds zonder enige vertraging in kennis, zodra hij zich bewust wordt van een vordering of mogelijke vordering die tegen hem wordt ingesteld en heeft degene, zoals bedoeld in lid 1, de plicht gemaakte kosten te matigen.
Geen vrijwaring wordt gegeven, indien en voor zover de geldelijke gevolgen als bedoeld in lid 1 van dit artikel worden gedekt door een uitkering van een verzekering.
3. Het fonds heeft de bevoegdheid een verzekering af te sluiten en te handhaven namens degene, zoals bedoeld in lid 1, tegen diens beweerde of daadwerkelijke aansprakelijkheid in al die hoedanigheden of voortvloeiend uit zijn hoedanigheid als zodanig, ongeacht of het fonds de bevoegdheid heeft hem te vrijwaren tegen dergelijke aansprakelijkheid onder het bepaalde in dit artikel.
ARTIKEL 9
1. Het bestuur bepaalt het strategische beleid van het fonds.
2. Het dagelijks bestuur bepaalt het dagelijkse beleid en monitort de uitvoering van de taken van het fonds. Het bestuur kan besluiten ook andere taken en bevoegdheden bij het dagelijks bestuur te leggen.
3. Het bestuur draagt ervoor zorg dat de betrouwbaarheid van de bestuursleden en de leden van de raad van toezicht buiten twijfel staat. De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door de toezichthouder voor de toepassing van de Pensioenwet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling.
4. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten, bedoeld in het tweede lid, die van invloed is op de betrouwbaarheid van de bestuursleden of de leden van de raad van toezicht, stelt het fonds de toezichthouder daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
5. Het bestuur meldt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur en de raad van toezicht vooraf aan de toezichthouder.
6. Een wijziging als bedoeld in het vierde lid wordt niet doorgevoerd indien:
a. de toezichthouder binnen zes weken na ontvangst van de melding van de wijziging aan het fonds bekend maakt dat het niet met de voorgenomen wijziging instemt; of
b. de toezichthouder om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht en binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur bekend maakt dat het niet met de voorgenomen wijziging instemt.
7. Het fonds beschikt over een gedragscode voor (aspirant-)bestuursleden en leden van de raad van toezicht als bedoeld in artikel 20, lid 2 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. De gedragscode is ook van toepassing op de leden van het verantwoordingsorgaan, toehoorders en een aantal aangewezen medewerkers van het bestuursbureau. Het beleid om te komen tot de beheersing van integriteitsrisico’s is beschreven in het integriteitsbeleid.
8. Indien een bestuurslid van mening is dat er sprake kan zijn van een mogelijke (schijn van) belangenverstrengeling op een bepaald onderwerp, dan meldt de betreffende bestuurder dit voorafgaande aan het bespreken van dit onderwerp. Indien het bestuur vaststelt dat er sprake is van een direct of indirect persoonlijk belang dat tegenstrijdig is met het belang van het fonds, neemt het bestuurslid niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming. Indien vanwege een dergelijk tegenstrijdig belang geen bestuursbesluit kan worden genomen, wordt het besluit door de raad van toezicht genomen. Een bestuurslid kan door het bestuur worden geschorst indien naar het oordeel van het bestuur de belangen van het fonds tijdelijk conflicteren met de belangen van het desbetreffende bestuurslid. Gedurende de periode van schorsing kan het geschorste bestuurslid de aan het bestuurslidmaatschap verbonden rechten niet uitoefenen. De schorsing zal worden opgeheven indien naar het oordeel van het bestuur niet langer sprake is van een belangenconflict.
9. Het bestuur is bevoegd het aspirant-bestuurslidmaatschap in te trekken. Het bestuur zal de voordragende partij hierover informeren,
10. De raad van toezicht kan het bestuur schorsen of ontslaan wegens disfunctioneren. Van disfunctioneren is in ieder geval sprake indien het bestuur een besluit heeft genomen zonder de benodigde goedkeuring van de raad van toezicht als bedoeld in artikel 16 lid 6 en het bestuur niet aannemelijk maakt dat dit nodig was in het belang van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden dan wel voortvloeit uit een aanwijzing van de toezichthouder, een last onder dwangsom of rechtstreeks voortvloeit uit een wettelijk voorschrift. De raad van toezicht meldt disfunctioneren van het bestuur conform artikel 104 lid 5 van de Pensioenwet aan het verantwoordingsorgaan.
11. Het bestuur stelt een procedure vast voor een periodieke evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel, het dagelijks bestuur en het functioneren van de individuele bestuursleden. Indien het bestuur na het volgen van deze procedure van oordeel is dat er sprake is van een situatie van disfunctioneren door een bestuurslid, zal het bestuur het bestuurslidmaatschap na het horen van de raad van toezicht over de procedure beëindigen en de werkgevers- of werknemersvereniging die het desbetreffende lid heeft voorgedragen, schriftelijk en met redenen omkleed, verzoeken een ander bestuurslid voor te dragen.
Ingeval de beëindiging het bestuurslidmaatschap van het door de pensioengerechtigden gekozen bestuurslid betreft, maakt het bestuur dit kenbaar aan de pensioengerechtigden.
Het bestuur kan bepalen dat de kandidaat die na het gekozen bestuurslid de meeste stemmen heeft gekregen in de plaats kan treden van het betreffende bestuurslid voor de resterende duur van de zittingstermijn.
12. Een bestuurslid wordt niet geschorst of ontslagen wegens uitvoering van een sleutelfunctie zoals bedoeld in artikel 20.
ARTIKEL 10
Bestuursvergaderingen en besluitvorming
1. Het bestuur vergadert zo dikwijls als de onafhankelijk voorzitter of ten minste drie leden dit wenselijk achten doch ten minste negenmaal per jaar.
2. De vergaderingen van het bestuur worden geleid door de onafhankelijk voorzitter of bij afwezigheid van de onafhankelijk voorzitter door het lid van het dagelijks bestuur en bij beider afwezigheid door de oudste in anciënniteit van de aanwezige bestuursleden. Indien in laatstgenoemd geval twee of meer bestuursleden een gelijke anciënniteit hebben, treedt de oudste in jaren als voorzitter op.
3. Xxxxx bestuurslid kan een ander bestuurslid schriftelijk, waaronder ook via een digitaal bericht wordt verstaan, machtigen hem ter vergadering te vertegenwoordigen en voor hem te stemmen. Een bestuurslid kan ten hoogste één ander bestuurslid vertegenwoordigen.
4. Geldige besluiten kunnen, tenzij de statuten daaromtrent anders bepalen, genomen worden in vergaderingen van het bestuur, waarin ten minste twee werkgevers- en twee werknemersbestuursleden aanwezig zijn. Onder aanwezigheid wordt verstaan fysieke aanwezigheid en aanwezigheid via telecommunicatiemiddelen.
5. Indien in een vergadering geen besluiten kunnen worden genomen, daar niet voldaan is aan het bepaalde in het vorige lid, wordt binnen een maand een tweede vergadering bijeengeroepen. Is in die vergadering het vereiste aantal bestuursleden weer niet aanwezig, dan kunnen in die vergadering over de voorstellen, waaromtrent wegens het ontbreken van het quorum in de eerste vergadering geen besluit kon worden genomen, besluiten worden genomen, mits ten minste één werkgeversbestuurslid en één werknemers bestuurslid aanwezig is. Onder aanwezigheid wordt verstaan fysieke aanwezigheid en aanwezigheid via telecommunicatiemiddelen.
6. Het bestuur kan, indien het dagelijks bestuur dit wenselijk acht, ook buiten de vergadering besluiten nemen. Indien echter een of meer leden van het bestuur de wens daartoe te kennen geven, wordt het besluit aangehouden tot de volgende vergadering van het bestuur.
7. De besluiten van het bestuur worden, voor zover daarvan bij deze statuten niet wordt afgeweken, genomen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Xxxxxx stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd.
8. Xxxxxxxx over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling. Xxxxxxxx over personen geschiedt, behoudens indien een benoeming bij acclamatie plaatsvindt, bij gesloten en ongetekende briefjes.
9. Bij staking van stemmen over zaken wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Indien de stemmen dan wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Bij staking van stemmen over personen beslist het lot.
10. In de vergadering van het bestuur hebben de aanwezige dan wel vertegenwoordigde bestuursleden één stem. De onafhankelijk voorzitter heeft geen stemrecht bij bestuursbesluiten, wel bij besluiten die genomen worden door het dagelijks bestuur. Onder aanwezigheid wordt verstaan fysieke aanwezigheid en aanwezigheid via telecommunicatiemiddelen. Aspirant-bestuursleden hebben geen stemrecht.
ARTIKEL 11
Oproeping voor de vergadering van het bestuur
1. De oproeping voor de vergaderingen van het bestuur geschiedt in opdracht van de onafhankelijk voorzitter, schriftelijk op een termijn van ten minste zeven dagen. In spoedeisende gevallen kan deze termijn, ter beoordeling door de onafhankelijk voorzitter, worden verkort. De oproeping voor vergaderingen van het bestuur, die op verzoek van de leden worden bijeengeroepen, geschiedt schriftelijk in opdracht van deze leden en op een termijn van ten minste veertien dagen.
2. De oproep vermeldt, behalve het tijdstip en de plaats van de vergadering, de te behandelen onderwerpen.
3. In de vergaderingen, welke niet op de voorgeschreven wijze zijn bijeengeroepen, kunnen slechts besluiten worden genomen, indien alle leden van het bestuur aanwezig dan wel vertegenwoordigd zijn.
ARTIKEL 12
Beloningsbeleid
De leden van het bestuur, aspirant-bestuursleden, het Verantwoordingsorgaan en de Raad van Toezicht ontvangen een vergoeding conform het beloningsbeleid van het fonds.
ARTIKEL 13
Bestuursbevoegdheden
1. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en reglementen. Het bestuur is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de doelstelling van het fonds. Dat geldt ook voor het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen.
2. Het fonds wordt vertegenwoordigd door het bestuur. Daarnaast kan het fonds worden vertegenwoordigd door het dagelijks bestuur.
3. Xxx xxxxx is sprake als een bestuurslid/ lid van het intern toezicht tijdelijk niet in staat is om zijn functie te vervullen. Dat kan zijn oorzaak vinden in ziekte en schorsing of afwezigheid om een andere reden. Van ontstentenis is sprake als een bestuurslid/ lid van het intern toezicht niet langer in functie is, bijvoorbeeld door overlijden of door ontslag.
In geval van belet of ontstentenis gelden de volgende bepalingen:
a. bij belet of ontstentenis van een of meer van de leden van het dagelijks bestuur wordt het ontbrekende lid van het dagelijks bestuur vervangen door één van de andere bestuursleden.
b. in geval van belet of ontstentenis van één of meerdere bestuursleden, niet zijnde leden van het dagelijks bestuur, zijn de overige bestuurders belast met het besturen van het pensioenfonds. Deze bestuurders trachten zo spoedig mogelijk te voorzien in de ontstane vacature(s), indien noodzakelijk.
c. in geval van belet of ontstentenis van meerdere bestuursleden, zodanig dat de bestuurbaarheid van het pensioenfonds daardoor in het gedrang komt, is de raad van toezicht bevoegd het bestuur tijdelijk aan één of meer natuurlijke personen, al dan niet uit zijn midden, op te dragen. Deze beletfunctionaris beschikt over dezelfde beslissings- en vertegenwoordigingsbevoegdheden als het bestuurslid dat hij/zij vervangt.
d. indien de taken van het bestuur tijdelijk aan een lid van de raad van toezicht wordt opgedragen, zal dit lid zijn/haar werkzaamheden als lid van de raad van toezicht opschorten zolang hij/zij in de hoedanigheid van beletfunctionaris bestuurswerkzaamheden verricht.
e. in geval van belet of ontstentenis van alle bestuursleden treft de raad van toezicht de benodigde voorzieningen zodat zo spoedig mogelijk in de benoeming van nieuwe bestuursleden wordt voorzien, waarbij de raad van toezicht onverminderd alle bepalingen van deze statuten in acht neemt. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 worden de eerste twee nieuwe bestuursleden benoemd door de raad van toezicht. De overige nieuwe bestuursleden zullen, in de in dit lid benoemde situatie, benoemd worden door het bestuur conform het bepaalde in artikel 8.
4. De (aspirant-) leden van het bestuur verplichten zich door het aanvaarden van hun benoeming tot geheimhouding van hetgeen hun in hun functie omtrent een bedrijf, beroep of persoon is bekend geworden en voorts van alle aangelegenheden, ten aanzien waarvan het bestuur of de onafhankelijk voorzitter geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen.
5. Het bestuur kan een of meer bevoegdheden geheel of gedeeltelijk mandateren aan door het bestuur benoemde commissies, aan de administrateur(s) of aan (een) andere door het bestuur aan te wijzen partij(en), met inachtneming van het bepaalde in artikel 9 lid 1. De gemandateerde bevoegdheden worden uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur. Degene aan wie de bevoegdheden zijn gemandateerd, is verantwoording schuldig aan het bestuur.
6. Bij het vervullen van zijn taak zorgt het bestuur ervoor dat alle belanghebbenden zich door het bestuur op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
7. Het bestuur kan bepalen dat een calamiteitenplan of een noodprocedure van toepassing is. In deze situaties heeft het door het bestuur aangewezen crisisteam mandaat om unaniem besluiten te nemen die afwijken van het beleid van het pensioenfonds, indien en voor zover er sprake is van een acute inbreuk op een beheerste en integere bedrijfsvoering en onder de voorwaarden als opgenomen in het calamiteitenplan of de noodprocedure. De gemandateerde bevoegdheden worden uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur. De besluiten worden tijdens de volgende bestuursvergadering bekrachtigd.
ARTIKEL 14
Verantwoordingsorgaan
1. Het bestuur stelt een verantwoordingsorgaan in, dat het bestuur adviseert over voorgenomen besluiten en waaraan het bestuur verantwoording aflegt over het gevoerde beleid.
2. Het verantwoordingsorgaan kent in beginsel vier geledingen: vertegenwoordigers van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers. Tot lid van het verantwoordingsorgaan kunnen alleen worden benoemd personen die deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of werkgever zijn.
3. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit zeven leden. Het verantwoordingsorgaan kan zijn bevoegdheden uitoefenen, ook wanneer er vacatures zijn.
4. De in artikel 8, derde lid, genoemde werkgeversvereniging benoemt twee leden die de werkgevers vertegenwoordigen.
5. De in artikel 8, derde lid, genoemde werknemersverenigingen benoemen gezamenlijk drie leden die de deelnemers vertegenwoordigen, alsmede één lid dat de gewezen deelnemers en één lid dat de pensioengerechtigden vertegenwoordigt. De deelnemers en de pensioengerechtigden die een ouderdomspensioen of partnerpensioen van het fonds ontvangen, zijn evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd, met dien verstande dat ieder van deze geledingen in het verantwoordingsorgaan ten minste één zetel bezet. Het bestuur stelt uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de zittingsperiode als bedoeld in het achtste lid met inachtneming van het voorgaande lid vast welke verenigingen hoeveel leden in het verantwoordingsorgaan benoemen.
De te benoemen leden voldoen aan de functie-eisen die door het bestuur zijn vastgesteld.
6. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur of het intern toezicht.
7. De leden van het verantwoordingsorgaan verplichten zich door de aanvaarding van hun benoeming tot geheimhouding van hetgeen hun in deze functie omtrent een bedrijf, beroep of persoon is bekend geworden en voorts van alle aangelegenheden, ten aanzien waarvan het bestuur geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij het vertrouwelijk karakter moet begrijpen. Indien het verantwoordingsorgaan van mening is dat op deze geheimhoudingsplicht in een bepaalde situatie een uitzondering moet worden gemaakt, zal de voorzitter van het verantwoordingsorgaan hierover vooraf overleg voeren met de onafhankelijk voorzitter van het bestuur.
8. De leden van het verantwoordingsorgaan hebben zitting voor een tijdvak van vier jaren, doch zijn na afloop van deze periode terstond opnieuw benoembaar.
9. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan eindigt voorts:
a. door opzeggen door het betreffende lid;
b. door overlijden;
c. als een in het verantwoordingsorgaan benoemde deelnemer ophoudt deelnemer te zijn;
d. als een in het verantwoordingsorgaan benoemde gewezen deelnemer ophoudt gewezen deelnemer te zijn;
e. als een in het verantwoordingsorgaan benoemde werkgever ophoudt werkgever te zijn;
f. als een lid naar het oordeel van de meerderheid van de leden ernstig in gebreke blijft in de uitoefening van zijn functie en in verband hiermee door de vereniging die hem heeft benoemd, op voorstel van het verantwoordingsorgaan, wordt ontslagen;
g. als een lid de in het zevende lid genoemde geheimhoudingsplicht schendt, zonder dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in de tweede zin van dat lid, en in verband daarmee door de vereniging die hem heeft benoemd, op voorstel van het bestuur, wordt ontslagen.
10. In geval van een tussentijdse vacature wordt de vereniging die het afgetreden lid heeft benoemd, door het bestuur verzocht zo spoedig mogelijk een opvolger te benoemen. Een lid dat in zo'n vacature is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene die hij opvolgt moest aftreden.
11. De leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen voor het bijwonen van vergaderingen of daarmee gelijk te stellen bijeenkomsten een vacatiegeld en een vergoeding van de gemaakte reis- en verblijfkosten. Vergoeding geschiedt volgens door het bestuur vastgestelde regels.
12. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de werkwijze van het verantwoordingsorgaan wordt vastgelegd, hetgeen onder meer inhoudt:
a. de wijze waarop en de gevallen waarin vergaderingen van het verantwoordingsorgaan worden bijeengeroepen;
b. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan in en buiten de vergaderingen besluiten neemt;
c. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan komt tot een oordeel dan wel adviezen samenstelt en aan het bestuur ter kennis brengt.
Het verantwoordingsorgaan is verplicht om zich te houden aan de procedures die zijn vastgelegd in het reglement.
ARTIKEL 15
Bevoegdheden verantwoordingsorgaan
1. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het intern toezicht als bedoeld in artikel 16 van deze statuten, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag van het fonds opgenomen.
2. Het verantwoordingsorgaan heeft een adviesrecht met betrekking tot de onderwerpen zoals opgenomen in artikel 115a lid 3 van de Pensioenwet.
3. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan nader zijn uitgewerkt.
ARTIKEL 16
Intern toezicht
1. Het bestuur draagt zorg voor de organisatie van een transparant intern toezicht.
2. Het intern toezicht heeft betrekking op het kritisch bezien van het functioneren van (het bestuur van) het fonds door onafhankelijke deskundigen.
3. Het bestuur stelt een intern toezicht in door middel van een raad van toezicht, die bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen.
4. De leden van de raad van toezicht worden benoemd door het bestuur na bindende voordracht door het verantwoordingsorgaan. De leden van de raad van toezicht worden ontslagen door het bestuur, na het horen van het betreffende lid en de raad van toezicht en na ingewonnen bindend advies van het verantwoordingsorgaan.
In voorkomende gevallen kan het bestuur een lid van de raad van toezicht schorsen indien naar het oordeel van het bestuur de belangen van het fonds dit vereisen. Gedurende de periode van schorsing kan het geschorste lid de aan het lidmaatschap van de raad van toezicht verbonden rechten niet uitoefenen. Het bestuur informeert het verantwoordingsorgaan zo spoedig mogelijk over de schorsing. De voorwaarden voor schorsing worden door het bestuur nader bepaald.
5. In geval van ontstentenis of belet van één of twee van de leden van de raad van toezicht, behoudt de raad van toezicht zijn volledige bevoegdheden. Dit geldt voor een maximale periode van één maand. Indien de raad van toezicht komt te ontbreken zal het bestuur zo snel mogelijk voorzien in de benoeming van nieuwe leden conform het bepaalde in dit artikel. In de tussenliggende periode is het volgende van toepassing. Het ontbreken van de goedkeuring van de raad van toezicht, van bestuursbesluiten die aan goedkeuring zijn onderworpen, tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur of bestuursleden niet aan.
6. De leden van de raad van toezicht hebben zitting voor een tijdvak van maximaal vier jaren doch zijn na afloop van deze periode terstond opnieuw benoembaar. Een lid van de raad van toezicht kan maximaal voor acht jaar zitting hebben in de raad van toezicht.
7. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds. De raad van toezicht is ten minst belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur.
8. Aan de raad van toezicht komen de goedkeuringsrechten toe als opgenomen in artikel 104 lid 3 van de Pensioenwet. Het ontbreken van de op grond van de Pensioenwet vereiste goedkeuring van de raad van toezicht tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur of bestuursleden niet aan. Indien niet de goedkeuring wordt verkregen van de raad van toezicht als bedoeld in dit lid wordt de uitvoering van het betreffende bestuursbesluit
zoveel mogelijk opgeschort en de volgende procedure gevolgd. Het bestuur treedt in overleg met de raad van toezicht. In een bestuursvergadering besluit het bestuur vervolgens of de aanleiding ziet om het betreffende bestuursbesluit waarvoor geen goedkeuring door de raad van toezicht is verkregen, al dan niet te herzien. Een besluit om niet te herzien wordt bij unanimiteit genomen. Het bestuur informeert de raad van toezicht schriftelijk over de uitkomst van zijn beraadslaging en besluitvorming. Indien het bestuur besluit om niet te herzien maakt het daarbij aannemelijk dat dit nodig is in het belang van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden dan wel voortvloeit uit een aanwijzing van de toezichthouder, een last onder dwangsom of rechtstreeks voortvloeit uit een wettelijk voorschrift.
9. De raad van toezicht legt verantwoording af over de uitgevoerde taken en de uitoefening van de bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan, de werkgever en in het jaarverslag.
10. De leden van de raad van toezicht verplichten zich door de aanvaarding van hun benoeming tot geheimhouding van hetgeen hun in deze functie omtrent een bedrijf, beroep of persoon is bekend geworden en voorts van alle aangelegenheden, ten aanzien waarvan het bestuur geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij het vertrouwelijk karakter moet begrijpen. Indien de raad van toezicht van mening is dat op deze geheimhoudingsplicht in een bepaalde situatie een uitzondering moet worden gemaakt, zal de voorzitter van de raad van toezicht hierover vooraf overleg voeren met de onafhankelijk voorzitter van het bestuur.
11. Het bestuur stelt na ingewonnen advies bij het verantwoordingsorgaan een reglement vast waarin de taken en bevoegdheden van de raad van toezicht en zijn werkwijze worden vastgelegd.
12. Indien een lid van de raad van toezicht van mening is dat er sprake kan zijn van een mogelijke (schijn van) belangenverstrengeling op een bepaald onderwerp, dan meldt het betreffende lid dit voorafgaande aan het bespreken van dit onderwerp. Indien de raad van toezicht vaststelt dat er sprake is van een direct of indirect persoonlijk belang dat tegenstrijdig is met het belang van het fonds, neemt het betreffende lid niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming.
ARTIKEL 17
Administrateur(s)
1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur gevoerd door (een) door het bestuur tot wederopzegging benoemde administrateur(s).
2. De opdracht aan de administrateur(s) wordt schriftelijk vastgelegd in een of meerdere beheerovereenkomsten, die de rechten en verplichtingen van het fonds en de administrateur(s) ten opzichte van elkaar regelen.
3. De afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening door de administrateur(s) worden nader vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten, die behoren bij de beheerovereenkomst(en).
4. De administrateur(s) kunnen door het bestuur worden toegelaten tot de vergaderingen van het bestuur; zij hebben in de vergaderingen van het bestuur een adviserende stem.
Actuaris
1. Het bestuur benoemt een actuaris, die bevoegd is tot het waarmerken van de jaarlijkse actuariële staten en het actuarieel verslag. De actuaris is onafhankelijk van het fonds en verricht geen andere werkzaamheden voor het fonds.
2. In het actuarieel verslag, dat jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar ten behoeve van het bestuur wordt opgesteld, wordt een beoordeling gegeven van de financiële opzet van het fonds en de grondslagen waarop het rust. De actuaris laat het actuarieel verslag vergezeld gaan van een verklaring.
3. De actuaris is gerechtigd tot inzage van die boeken en bescheiden van het fonds, waarvan de inzage voor een juiste vervulling van zijn taak nodig is.
4. Alvorens een besluit wordt genomen, strekkende tot wijziging van de rechten of verplichtingen van de werkgevers, deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en de pensioengerechtigden, wint het bestuur advies in van een andere actuaris.
ARTIKEL 19
Accountant
1. Het bestuur benoemt een registeraccountant, die tot taak heeft de balans, de rekening van baten en lasten en het verslag, bedoeld in artikel 20, te controleren. De registeraccountant is onafhankelijk van het fonds en verricht geen andere werkzaamheden voor het fonds.
2. De registeraccountant is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van het fonds. De waarden van het fonds moeten hem desverlangd worden getoond.
ARTIKEL 20
Sleutelfuncties
1. Het fonds stelt de volgende sleutelfuncties in: een risicobeheerfunctie, interne auditfunctie en actuariële functie. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de houder en de vervuller van een sleutelfunctie. De invulling van de sleutelfuncties en de taken en verantwoordelijkheden behorende bij de afzonderlijke functies worden samen met de escalatielijnen en de wijze waarop de rapportages plaatsvinden ten aanzien van de sleutelfuncties vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds.
2. De houder en vervuller verrichten hun taken op een objectieve, eerlijke en onafhankelijke manier. Zij dienen te voldoen aan de deskundigheids- en betrouwbaarheidseisen zoals opgenomen in het door het bestuur opgestelde functieprofiel dan wel taakomschrijving. De houder dan wel de vervuller wordt uit zijn functie ontheven als hij niet meer voldoet aan de gestelde deskundigheids- en betrouwbaarheidseisen.
3. De incidentenregeling van het pensioenfonds is van toepassing op de houder en de vervuller van de sleutelfunctie.
Informatieverplichting toezichthouder en boekjaar
1. Het bestuur legt aan de toezichthouder jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening, een jaarverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar over.
2. Ten blijke van de vaststelling van de jaarrekening en het jaarverslag worden deze onder- tekend door het bestuur.
3. Het bestuur draagt zorg ervoor dat van de inhoud van het in het eerste lid genoemde jaarverslag - eventueel in beknopte vorm - kennis kan worden genomen door de deelnemers en de aangesloten werkgevers.
4. Het bestuur legt aan de toezichthouder jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een actuarieel verslag betreffende het fonds over, voorzien van de verklaring van de actuaris.
5. Het boekjaar van het fonds loopt van een januari tot en met eenendertig december.
ARTIKEL 22
Wijziging van de statuten en reglementen
1. De statuten en de reglementen kunnen worden gewijzigd bij een besluit van het bestuur. Het bepaalde in artikel 10 is daarbij van toepassing. Na het nemen van een overeenkomstig de statuten genomen bestuursbesluit tot het wijzigen van de statuten, is iedere bestuurder bevoegd tot het doen verlijden van de akte van statutenwijziging.
2. Een statutenwijziging komt niet tot stand dan nadat hiervan een notariële akte is opgemaakt. Het bestuur kan bepalen dat de wijziging dan wel onderdelen van de wijziging in werking treedt later dan de dag van het passeren van de notariële akte zulks overeenkomstig het bestuursbesluit als verwoord in lid 1.
3. Een wijziging van een reglement treedt in werking op een door het bestuur bepaald tijdstip.
ARTIKEL 23
Ontbinding en vereffening van het fonds
1. Het fonds kan worden ontbonden bij een besluit van het bestuur. Op een besluit tot ontbinding en vereffening van het fonds is het bepaalde in artikel 10 van toepassing.
2. Indien tot ontbinding wordt besloten treedt het fonds op een door het bestuur te bepalen datum in liquidatie. Tenzij het bestuur een vereffenaar benoemt, geschiedt de vereffening door het bestuur, dat in dat geval aanblijft tot de vereffening is geëindigd.
3. Gedurende de tijd dat het fonds in liquidatie verkeert, zijn de bepalingen van de statuten en reglementen ten aanzien van de bevoegdheden van het bestuur en de wijze van besluitvorming door het bestuur van kracht, met dien verstande dat na het inwerkingtreden van het besluit tot ontbinding door werkgevers geen premies meer verschuldigd zijn.
4. Aan de deelnemers en hun nagelaten betrekkingen worden premievrije aanspraken op uitgesteld pensioen toegekend, berekend alsof bij voortbestaan van het fonds hun deelneming op de datum van ontbinding van het fonds werd beëindigd.
5. Het bestuur wendt een eventueel overschot zoveel mogelijk aan in overeenstemming met het doel van het fonds. Bij een eventueel tekort worden de ten tijde van de vereffening bestaande pensioenaanspraken van alle deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden verminderd, waarbij een en ander plaatsvindt met inachtneming van artikel 134 Pensioenwet.
6. De slotrekening van de vereffening wordt definitief vastgesteld nadat hierover advies is gevraagd aan de in artikel 8 lid 3 genoemde verenigingen.
ARTIKEL 24
Klachten en geschillenregeling
1. Het fonds kent een regeling voor de behandeling van klachten en geschillen, welke is vastgelegd in het klachten- en geschillenreglement.
2. Het klachten- en geschillenreglement wordt vastgesteld en gewijzigd door het bestuur.
ARTIKEL 25
Onvoorziene gevallen
In alle gevallen waarin deze statuten of de reglementen van het fonds niet voorzien, beslist het bestuur.
ONDERTEKENING
Pensioenfonds Recreatie
X.X. xx Xxxxx L.H.C. Vincken
Onafhankelijk voorzitter Lid dagelijks bestuur