SUBSIDIEREGLEMENT LOKAAL JEUGDWERK MELLE
SUBSIDIEREGLEMENT LOKAAL JEUGDWERK MELLE
Deel 1: Algemene bepalingen
Artikel 1
In dit reglement wordt verstaan onder:
- Jeugd: kinderen en jongeren van 3 tot 25 jaar.
- Jeugdwerkinitiatieven: groepsgerichte sociaal-culturele initiatieven, voor een groep van minstens 15 jongeren, die gedurende de vrije tijd, in de gemeente Melle plaatsvinden of vanuit Melle georganiseerd worden, onder educatieve begeleiding en georganiseerd door ofwel particuliere jeugdbewegingen met zetel in Melle ofwel openbare besturen (vb. jeugdraad). Deze activiteiten moeten openstaan voor iedereen die deel kan uitmaken van de doelgroep. Er mag geen discriminatie zijn op basis van ideologische, filosofische of religieuze strekking. De initiatieven mogen geen focus op sport- of onderwijsactiviteiten hebben.
- Jeugdwerk: groepsgerichte sociaal-culturele initiatieven, met de jeugd in de vrije tijd, onder educatieve begeleiding en georganiseerd door hetzij particuliere jeugdverenigingen hetzij door lokale openbare besturen.
- Vereniging of groep: een jeugdinitiatief voor minstens 15 jongeren.
- Kadervorming: Onder kadervorming begrijpen we alle kadervormingstrajecten die jeugdverenigingen aanbieden aan jongeren voor het behalen van een attest van animator, hoofdanimator of instructeur in het jeugdwerk. Elk traject bestaat uit een theoretisch gedeelte en een begeleide stage.
Artikel 2
Dit kaderreglement voor subsidies voor het jeugdwerkbeleid verdeelt de subsidies die het gemeentebestuur ontvangt in volgende afdelingen:
- Afdeling 1: subsidies aan particuliere verenigingen
- Afdeling 2: subsidies voor jeugdhuiswerking
- Afdeling 3: subsidies voor kadervorming
- Afdeling 4: subsidies voor projecten
- Afdeling 5: subsidies voor onderhoudswerken van jeugdwerkinfrastructuur en/of aankoop uitrustingsmateriaal
De bedragen per afdeling worden begroot door de jeugdraad op de eerste vergadering van elk werkjaar.
Artikel 3
De subsidies worden berekend volgens de voorwaarden in de deelreglementen en mogen het begrotingskrediet niet overschrijden. Wanneer onjuiste gegevens aanleiding gaven tot uitbetaling of wanneer de subsidies niet besteed werden aan het doel waarvoor ze werden toegekend, kan het college het uitgekeerde bedrag terugvorderen in toepassing van de wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en op de aanwending van sommige toelagen.
Artikel 4
De jeugdraad of een afgevaardigde van het college van burgemeester en schepenen kan op elk moment de correctheid van de aanvragen desnoods ter plaatse controleren. Elke aanvraag tot subsidies kan door een bestuurslid of door een lid van de jeugdraad gecontroleerd worden.
Artikel 5
Het bestuur van de jeugdraad of het college van burgemeester en schepenen verbindt zich ertoe de totaliteit van de aanvragen en de daaraan gekoppelde subsidieaanvragen ter advies over te maken aan de gemeentelijke jeugdraad.
Artikel 6
Onderhavig reglement treedt in werking op 1 juni 2022.
DEEL 2: DEELREGLEMENTEN
AFDELING 1
SUBSIDIES VOOR PARTICULIERE JEUGDVERENIGINGEN
Artikel 1
De subsidie kan aangevraagd worden door alle erkende jeugdverenigingen die gevestigd zijn in Melle en daar een actieve werking hebben. Om erkend te worden, dient de vereniging een erkenningsaanvraag in bij de jeugddienst.
Om aanspraak te maken op de basissubsidie moet de jeugdvereniging voldoen aan volgende voorwaarden:
- de vereniging beschikt tijdens het gehele werkjaar over minimum 1 gekwalificeerde, meerderjarige hoofdanimator;
- er is steeds minstens 1 animator ouder dan 16 jaar aanwezig per 10 kinderen en één gekwalificeerde animator gedurende de hele werking
- onder gekwalificeerde animator wordt verstaan, ofwel:
▪ xxxxxx zijn van een attest van animator in het jeugdwerk toegekend door het Departement Cultuur, Jeugd & Media;
▪ minstens 100 uur ervaring hebben in het jeugdwerk als animator en dit kunnen aantonen;
▪ een pedagogische opleiding aan het hoger onderwijs gevolgd hebben of aantonen dat men deze studies volgt en reeds één jaar hoger onderwijs met vrucht doorlopen heeft;
- de vereniging heeft een reëel ledenbestand van min. 20 leden (enkel leden tussen 3 en 25 jaar zijn subsidieerbaar);
- het aantal animatoren mag maximaal één derde van het aantal leden bedragen;
- de vereniging is gevestigd in Melle;
- er worden regelmatig activiteiten georganiseerd, waarvan er per jaar minstens één, van welke aard dan ook, op een ruimer publiek dan de eigen leden moet gericht zijn;
- de vereniging kan een kopie van de polis voor burgerlijke aansprakelijkheid van de verenigingen ten opzichte van derden, alsook voor lichamelijke ongevallen bij leden en animatoren voorleggen.
- indien de vereniging over een eigen lokaal beschikt, moet dit lokaal voldoen aan het volgende:
▪ een kopie van de brandverzekering kunnen voorleggen
▪ over voldoende gekeurde brandblusapparaten beschikken
▪ over een basispakket Eerste Hulp beschikken.
Elke erkende vereniging die aan deze voorwaarden voldoet ontvangt een basissubsidie. Deze subsidie is gelijk aan de helft van het begrootte bedrag voor subsidies voor particuliere jeugdverenigingen, gedeeld door het aantal erkende jeugdverenigingen.
Artikel 2
1. De basissubsidie kan vermeerderd worden met een werkingssubsidie.
2. De werking van een jeugdbeweging wordt beoordeeld aan de hand van een puntensysteem.
Xxxxxx officieel aangesloten leden in de jeugdbeweging, a.d.h.v. de inschrijvingslijst op 1 juli van het lopende werkjaar (werkjaar= tussen 1 september van het vorige jaar en 31 augustus van het lopende jaar). | 1 pt/lid |
Aantal geattesteerde animatoren in de jeugdbeweging. Attest moet afgeleverd zijn door Departement Cultuur, Jeugd & Media. | 5 pt/leiding |
Organiseren van een kamp met minimum 4 opeenvolgende overnachtingen ingericht door de jeugdbeweging zelf. | 1 pt/lid/dag |
Als jeugdbeweging actief meewerken en/of deelnemen aan een gemeentelijk jeugdwerkinitiatief (vb. Dag van de Jeugdbeweging). | 5 pt |
Organiseren van een planningsweekend met minimum twee opeenvolgende overnachtingen op verplaatsing, georganiseerd door de jeugdbeweging zelf. | 5 pt |
Als jeugdbeweging meewerken aan en ondersteunen van activiteiten voor natuurbehoud of inzetten op duurzaamheid (vb. afval rapen, inzetten op recycleren…). | 5 pt |
Als jeugdbeweging een concrete solidariteitsactie aan de leden aanbieden (vb. tweedehands uniform, verminderd tarief voor kind in hetzelfde gezin…) | 5 pt |
Als jeugdbeweging een concrete samenwerking met een organisatie gefocust op minderheidsgroepen aangaan (vb. specifieke vorming, samenwerking met opvangcentrum of inclusieve jeugdbeweging…). | 5 pt |
Als jeugdbeweging een samenwerking aangaan met een lokale handelaar of fairtrade product. | 2 pt |
Aantal leidingsleden met een erkend Eerste Hulp-attest. | 2 pt/leiding |
Aantal leidingsleden die een opleiding tot Fuifcoach hebben vervolledigd. | 2 pt/leiding |
Aantal leidingsleden die een opleiding brandbestrijding hebben vervolledigd. | 2 pt/leiding |
Deelname aan een werkgroep van de jeugdraad. Maximaal 2 punten per jeugdvereniging. | 1 pt/vertegenwoordiger |
Gebruik van de UiTPAS om kansentarieven aan te bieden aan leden. | 1 pt/lid met UiTPAS |
Artikel 3
Het bedrag van de werkingssubsidie wordt berekend als volgt:
werkingssubsidie = aantal toegekende punten per vereniging X coëfficiënt
- deze coëfficiënt (C) wordt berekend als volgt: C= (PJ – BS)
P totaal waarbij:
PJ = bedrag dat op de begroting werd voorzien voor subsidies aan Particuliere Jeugdverenigingen;
BS = totaal bedrag van de toegekende basissubsidies;
P totaal = totaal aantal punten van alle aanvragen voor werkingssubsidies.
Artikel 4
De aanvragen dienen, voorzien van de nodige bewijsstukken, aan de jeugddienst overgemaakt te worden op een daartoe ter beschikking gesteld document en dit uiterlijk op 15 november van het huidige kalenderjaar.
Wanneer dit document niet tijdig aan de jeugddienst bezorgd werd, kan de aanvrager geen aanspraak maken op subsidies voor particuliere jeugdverenigingen.
Artikel 1
AFDELING 2
SUBSIDIES VOOR JEUGDHUISWERKING
Een jeugdhuis is een permanent beschikbare en polyvalente ruimte, waar jongeren elkaar kunnen ontmoeten en vrijetijdsactiviteiten uitbouwen en waar ook aandacht besteed wordt aan de vorming van leden, medewerkers en verantwoordelijken. Elk jeugdhuis bepaalt zijn eigen methodiek, waarin een niet-consumptieve werking, openheid, onthaal, vrijblijvende deelname aan activiteiten en motivatie tot medeverantwoordelijkheid van de jeugd tot de belangrijkste kenmerken behoren.
Artikel 2
De subsidie kan aangevraagd worden door alle erkende jeugdhuizen die gevestigd zijn in Melle en daar een actieve werking hebben.
Om erkend te worden moet het jeugdhuis voldoen aan volgende voorwaarden:
- zich organiseren in een feitelijke vereniging of in een vzw-structuur, met een eigen bankrekeningnummer met 3 volmachten;
- uit de statuten en huishoudelijke reglementen moet blijken dat het jeugdhuis in zijn werking openstaat voor alle jongeren, zonder onderscheid van etniciteit, gender, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging;
- zelfstandig het beleid en de programmatie bepalen, alsook het financieel beleid, met ondersteuning van de jeugddienst en de koepelorganisatie;
- over een permanent beschikbare, polyvalente ontmoetingsruimte met sanitaire voorzieningen beschikken;
- open zijn gedurende minstens 10 uren per week, gespreid over minstens 2 dagen (alleen de openingsuren vóór 1 uur worden hierin meegerekend);
- tijdens de openingsuren moet minstens 1 verantwoordelijke aanwezig zijn;
- het huishoudelijk reglement dat de rechten en plichten van leden en bezoekers bepaalt moet beschikbaar zijn in het jeugdhuis, evenals de samenstelling van de diverse beleidsorganen;
- er moet een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid afgesloten zijn;
- gebouwen moeten verzekerd zijn tegen brand en ontploffing.
Wanneer het jeugdhuis aan deze voorwaarden voldoet, wordt het officieel erkend en heeft het recht op een basissubsidie. Alle basissubsidies samen moeten juist 50% bedragen van het totale subsidiebedrag voor jeugdhuizen.
Artikel 3
De overige 50% van de subsidie voor van jeugdhuizen gaat naar werkingssubsidies en wordt opgesplitst in 5 schijven. Voor elke schijf wordt 20% van het totale werkingssubsidiebedrag toegekend. Het bekomen bedrag wordt vervolgens gedeeld door het aantal erkende jeugdhuizen:
- Schijf 1: een actieve kern hebben die op regelmatige basis samenkomt.
- Schijf 2: minstens 2 leden van het dagelijks bestuur kunnen 2 jaar ervaring in het jeugdhuiswerk aantonen..
- Schijf 3: minstens 1 buitengewone, niet-consumptiegerichte vormingsactiviteit organiseren met minimum 20 deelnemers (vb. workshop, lezing, infoavond…).
- Schijf 4: minstens 2 niet-consumptiegerichte culturele activiteiten organiseren met minimum 20 deelnemers (vb. toneel, muziek, film…).
- Schijf 5: minstens 2 niet-consumptiegerichte recreatieve of sportieve activiteiten organiseren met minimum 20 deelnemers (vb. voetbaltoernooi, pingpongwedstrijd, volksspelen…).
Overschotten worden overgeheveld naar afdeling 4 (projecten).
Artikel 4
De aanvragen dienen, voorzien van de nodige bewijsstukken, aan de jeugddienst overgemaakt te worden op een daartoe ter beschikking gesteld document en dit uiterlijk op 15 november van het huidige kalenderjaar.
Wanneer dit document niet tijdig aan de jeugddienst bezorgd werd, kan de aanvrager geen aanspraak maken op subsidies voor jeugdhuiswerking.
Artikel 1
AFDELING 3
SUBSIDIES VOOR KADERVORMING
Onder kadervorming begrijpen we alle kadervormingstrajecten die jeugdverenigingen aanbieden aan jongeren voor het behalen van een attest van animator, hoofdanimator of instructeur in het jeugdwerk. Ook vormingen rond de organisatorische kanten van het jeugdhuis, georganiseerd door de koepelorganisatie van de jeugdhuizen, komen in aanmerking.
Artikel 2
De aanvraag moet voldoen aan volgende voorwaarden:
- de opleiding moet georganiseerd worden door een vereniging erkend door het Departement Cultuur, Jeugd & Media van de Vlaamse Overheid, of door de koepelorganisatie voor jeugdhuizen;
- de aanvrager mag voor dezelfde kadervorming geen subsidie ontvangen van een andere gemeente. De door het college aangeduide ambtenaar is gemachtigd dit te controleren;
- de aanvraag moet betrekking hebben op opleidingen gevolgd tussen 1 november van het vorige kalenderjaar en 31 december van het huidige kalenderjaar;
- de opleiding omvat minstens 8 uur en het inschrijvingsgeld per opleiding bedraagt minstens 12,5 euro;
- de aanvraag voor subsidies voor kadervorming omvat minstens volgende gegevens:
▪ bankrekeningnummer waarop de subsidie mag worden overgemaakt en naam en adres van gevolmachtigde personen;
▪ aanwezigheidsattest waaruit blijkt dat de opleiding volledig werd bijgewoond en bijgevolg werd betaald, ondertekend door de verantwoordelijke organisator van de opleiding.
Artikel 3
Voor cursussen of vormingsdagen die niet of niet helemaal voldoen aan bovenvermelde criteria kan overleg gepleegd worden met de gemeentelijke jeugdraad i.v.m. subsidiëring. Betwistingen worden door het college beoordeeld na advies van de jeugdraad.
Artikel 4
Het gemeentebestuur betoelaagt maximum 60% van het inschrijvingsgeld per opleiding, met een maximum van 100 euro per persoon per jaar. Indien geen aanvragen werden ingediend, of indien het begrotingskrediet niet volledig werd opgebruikt, dan wordt het resterende bedrag gelijk verdeeld tussen afdeling 1 (subsidies voor particuliere jeugdverenigingen) en afdeling 2 (subsidies voor jeugdhuizen).
Artikel 5
De aanvragen dienen, voorzien van de nodige bewijsstukken, aan de jeugddienst overgemaakt te worden op een daartoe ter beschikking gesteld document en dit uiterlijk op 15 november van het huidige kalenderjaar.
Wanneer dit document niet tijdig aan de jeugddienst bezorgd werd, kan de aanvrager geen aanspraak maken op subsidies voor kadervorming.
Artikel 1
AFDELING 4
SUBSIDIES VOOR PROJECTEN
Een aanvraag tot een subsidie voor projecten – hierna “projectsubsidie” genoemd – kan ingediend worden door elke Melse jeugdvereniging of een groep jongeren uit Melle waarvan er minstens 2 meerderjarig zijn.
Artikel 2
Onder project wordt verstaan: een groepsgericht sociaal-cultureel initiatief, met de jeugd in de vrije tijd, onder educatieve begeleiding en georganiseerd door ofwel particuliere jeugdverenigingen, ofwel lokale openbare besturen, ofwel een groep van minstens 10 jongeren uit Melle waarvan er minstens 2 meerderjarig zijn.
Een project mag noch een subjectief winstoogmerk nastreven, noch een politieke inslag hebben.
Het doelpubliek moet voornamelijk uit jongeren bestaan. Wanneer een particuliere jeugdvereniging organisator is, moet het doelpubliek ruimer zijn dan hun eigen leden.
Het project moet een vernieuwend karakter hebben.
Artikel 3
Organiseert een jeugdvereniging of groep meer dan één project in eenzelfde week, dan komt daarvan slechts één project in aanmerking voor een projectsubsidie.
Voor éénzelfde project kan slechts één jeugdvereniging of groep aanspraak maken op een projectsubsidie.
Artikel 4
Een aanvraag tot projectsubsidie omvat:
a. naam en adres van de vereniging of groep die het project organiseert;
b. het rekeningnummer waarop het bedrag kan gestort worden;
c. naam, adres en geboortedatum van de 2 meerderjarige verantwoordelijken.
d. bewijsstukken waaruit blijkt dat het project heeft plaatsgevonden (kopie van een eventueel contract, facturen van aankopen, affiche enz.).
De aanvraag wordt ingediend via het officiële aanvraagformulier, samen met de nodige bewijsstukken.
De projectsubsidie is niet cumuleerbaar met andere subsidies, met uitzondering van het subsidiereglement tussenkomst gebruik infrastructuur aan verenigingen aangesloten bij de erkende Melse gemeentelijke raden. De aanvrager mag ook voor hetzelfde project geen subsidie ontvangen van een andere instantie of dienst.
Aanvragen die onverantwoord bevonden worden kunnen geweigerd worden.
Artikel 5
Volgende kosten komen voor projectsubsidie in aanmerking – hierna “subsidieerbare kosten” genoemd:
a. huurgelden voor infrastructuur en nutsvoorzieningen, voor zover dat de gemeentelijke ontmoetingscentra als accommodatie niet beschikbaar, onvoldoende groot of niet geschikt zijn en er geen aanspraak gemaakt kan worden op een andere vorm van infrastructuursubsidie;
b. promotiekosten (vb. flyers, affiches, online reclame…);
c. verzekeringskosten;
d. uitkoopsommen, honoraria, kosten voor sprekers, lesgevers, …;
e. auteursrechten (vb. Unisono);
f. huurgelden of onkosten voor materiaal dat kadert binnen het project, behalve horecamateriaal, verbruiksgoederen (zoals eten en drinken) en materiaal dat beschikbaar kan worden gesteld door de gemeente in de uitleendienst.
Artikel 6
De subsidie voor een project bedraagt maximum de helft van de subsidieerbare kosten van het betrokken project. Enkel projecten die georganiseerd zijn door de jeugdraad kunnen hierop een uitzondering maken.
Artikel 7
De projectsubsidies worden als volgt verdeeld:
a. behalve in de uitzonderingsgevallen voorzien in artikel 6, worden de subsidieerbare kosten per project slechts voor de helft terugbetaald – hierna “in rekening gebrachte kosten” genoemd;
b. in het geval dat de som van alle in rekening gebrachte kosten, met een maximum van 750 euro per project, groter is dan het bedrag dat op de begroting is voorzien voor projectsubsidies, worden de projectsubsidies volgens deze verdeelsleutel verdeeld:
projectsubsidie voor project = in rekening gebrachte kosten project x coëfficiënt (C)
de coëfficiënt (C) wordt als volgt berekend: C = Stot / Ptot
waarbij:
Stot = bedrag dat in de begroting is voorzien voor projectsubsidies
Ptot = som van alle in rekening gebrachte kosten, met een maximum van 750 euro per project
c. in het geval dat de som van alle in rekening gebrachte kosten, met een maximum van 750 euro per project, kleiner is dan het bedrag dat op de begroting is voorzien voor projectsubsidies, worden de projectsubsidies als volgt verdeeld:
- de projecten waarvan de in rekening gebrachte kosten niet meer dan 750 euro bedragen krijgen een bedrag gelijk aan de in rekening gebrachte kosten als projectsubsidie toegewezen
- de projecten waarvan de in rekening gebrachte kosten meer dan 750 euro bedragen krijgen elk een basisbedrag van 750 euro als projectsubsidie toegewezen
- het resterend bedrag dat op de begroting is voorzien voor projectsubsidies wordt volgens deze verdeelsleutel verdeeld:
extra projectsubsidie voor project = de resterende subsidieerbare kosten project x coëfficiënt (D)
de coëfficiënt (D) wordt als volgt berekend:
D = Srest / Prest waarbij:
Srest = het resterende bedrag dat op de begroting is voorzien voor projectsubsidies Prest = som van alle resterende subsidieerbare kosten
Artikel 8
Kan het volledig bedrag dat in de begroting is voorzien voor projectsubsidies niet worden toegewezen, dan wordt het resterende bedrag gelijk verdeeld tussen afdeling 1 (subsidies voor particuliere jeugdverenigingen) en afdeling 2 (subsidies voor jeugdhuizen).
Artikel 9
Projecten die plaatsvinden tussen 1 januari en 30 juni dienen ten laatste ingediend te zijn vóór 1 november van het jaar dat aan het project voorafgaat.
Projecten die plaatsvinden tussen 1 juli en 31 december dienen ten laatste ingediend te zijn vóór 1 mei van het jaar waarin het project plaatsvindt.
Wanneer dit document niet tijdig aan de jeugddienst bezorgd werd, kan de aanvrager geen aanspraak maken op subsidies voor projecten.
AFDELING 5
SUBSIDIE VOOR DUURZAME AANKOOP VAN/ONDERHOUDSWERKEN AAN ROERENDE GOEDEREN (MATERIAALSUBSIDIE)
Artikel 1
Een subsidie voor duurzame aankoop van/onderhoudswerken aan roerende goederen, ofwel “materiaalsubsidie”, is een subsidie die tussenkomt in de kosten het roerend goed van het jeugdwerkinitiatief door particuliere jeugdwerkinitiatieven.
Artikel 2
Jaarlijks kan elke vereniging aanspraak maken op een materiaalsubsidie van maximum 500 euro per vereniging voor onderhoudswerken.
De infrastructuur van de jeugdvereniging beantwoordt minimaal aan de volgende criteria:
1. er moet een brandblusapparaat ter beschikking zijn in het gebouw;
2. er moet een Eerste Hulp-koffer ter beschikking zijn in het gebouw.
Onder roerende goederen wordt verstaan: materiaal dat losstaat van het gebouw waarin
de jeugdvereniging huishoudt, zoals meubilair, tenten, speelmateriaal, sjorbalken…
De aankoop en/of onderhoudswerken moeten een duurzaam karakter hebben.
De aankoop en/of onderhoudswerken moeten bewezen worden aan de hand van een factuur en een betalingsbewijs op naam van de jeugdvereniging zelf.
Artikel 3
Wanneer meerdere jeugdwerkinitiatieven gebruik maken van eenzelfde infrastructuur kan elk jeugdwerkinitiatief een aanvraag indienen op voorwaarde dat de aanvraag geen betrekking heeft op eenzelfde aankoop.
Artikel 4
De materiaalsubsidie wordt als volgt verdeeld:
d. de subsidieerbare kosten worden tot een maximum van 500 euro terugbetaald, behalve in volgende uitzonderingsgevallen:
e. in het geval dat de som van alle in rekening gebrachte kosten, met een maximum van 500 euro per aanvraag, groter is dan het bedrag dat op de begroting is voorzien voor subsidies voor duurzame aankoop van/onderhoudswerken aan roerende goederen, worden deze volgens deze verdeelsleutel verdeeld:
subsidie voor duurzame aankoop van/onderhoudswerken aan roerende goederen = in rekening gebrachte kosten werken x coëfficiënt (C)
de coëfficiënt (C) wordt als volgt berekend: C = Stot / Rtot
waarbij:
Stot = bedrag dat in de begroting is voorzien voor subsidie voor duurzame aankoop van/onderhoudswerken aan roerende goederen
Rot = som van alle in rekening gebrachte kosten, met een maximum van 500 euro per aanvraag
f. in het geval dat de som van alle in rekening gebrachte kosten, met een maximum van 500 euro per aanvraag, kleiner is dan het bedrag dat op de begroting is voorzien voor de materiaalsubsidie, worden deze volgens deze verdeelsleutel verdeeld:
- de aanvragen waarvan de in rekening gebrachte kosten niet meer dan 500 euro bedragen krijgen een bedrag gelijk aan de in rekening gebrachte kosten als subsidie toegewezen
- de aanvragen waarvan de in rekening gebrachte kosten meer dan 500 euro bedragen krijgen elk een basisbedrag van 500 euro als subsidie toegewezen
- het resterend bedrag dat op de begroting is voorzien voor de materiaalsubsidie wordt volgens deze verdeelsleutel verdeeld:
extra subsidie voor aanvraag = de resterende subsidieerbare kosten aanvraag x coëfficiënt (D)
de coëfficiënt (D) wordt als volgt berekend:
D = Srest / Rrest waarbij:
Srest = het resterende bedrag dat op de begroting is voorzien voor de materiaalsubsidie
Rrest = som van alle resterende subsidieerbare kosten
Artikel 5
Kan het volledig bedrag dat in de begroting is voorzien voor de materiaalsubsidie niet worden toegewezen, dan wordt het resterende bedrag gelijk verdeeld tussen de aanvragen voor afdeling 1 (subsidies voor particuliere jeugdverenigingen) en afdeling 2 (subsidies voor jeugdhuizen).
Artikel 6
De aanvragen dienen, voorzien van de nodige bewijsstukken, aan de jeugddienst overgemaakt te worden op een daartoe ter beschikking gesteld document en dit uiterlijk op 15 november van het huidige kalenderjaar.
Wanneer dit document niet tijdig aan de jeugddienst bezorgd werd, kan de aanvrager geen aanspraak maken op de materiaalsubsidie.