STATUTENWIJZIGING STICHTING HET LAAR
Kenmerk zaak: 28329/VW
STATUTENWIJZIGING STICHTING HET LAAR
Xxxxx, negentien december tweeduizend twee en twintig verscheen voor mij, xx. XXXXXX XXXXX XXXXX, notaris met plaats van vestiging TILBURG:
xxxxxxx XXXXXXX XXXXX XXXXXXX XX XXXX, wonende te 5232 JG 's- Hertogenbosch, Vierde Herven 35, geboren te 's-Hertogenbosch op vijftien juni negentienhonderdachtenzeventig, gehuwd, zich identificerende met een paspoort met nummer XX0XXX000, geldig tot negen maart tweeduizend zesentwintig
te dezen handelend (conform artikel 13 lid 4 van de statuten van de stichting) als enig bestuurder van de stichting: STICHTING HET LAAR, statutair gevestigd te Tilburg, kantoorhoudende te Tilburg, Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxx 000 (xxxxxxxx 0000 XX), xxxxxxxxxxxx onder nummer 41095453 in het handelsregister gehouden bij de Kamer van Koophandel;
hierna te noemen: de stichting. De comparant verklaarde:
a. De stichting werd opgericht bij akte op zeventien januari negentienhonderd vijf en zeventig, verleden voor J.H.J.M. Morra, destijds notaris te Tilburg.
b. De statuten werden laatstelijk gewijzigd bij akte op zestien november tweeduizend twintig, verleden mij, notaris.
c. In de vergadering van de raad van toezicht van de stichting gehouden te Tilburg op een november tweeduizend twee en twintig is met inachtneming van de vereisten als geformuleerd in artikel 13 van de statuten van de stichting rechtsgeldig besloten tot goedkeuring van onderhavige statutenwijziging. De notulen van betreffende vergadering worden aan deze akte gehecht.
Als nu verklaarde de comparant, handelend als gemeld de statuten van de stichting integraal gewijzigd vast te stellen als volgt:
STATUTEN STICHTING HET LAAR. BEGRIPSBEPALINGEN.
Artikel 1.
1.1 In de statuten wordt verstaan onder:
a) Accountant: een registeraccountant of een andere accountant zoals bedoeld in artikel 2:393 Burgerlijk Wetboek dan wel een organisatie waarin zodanige accountants samenwerken;
b) Bestuurder: een lid van de raad van bestuur van de stichting in de zin van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
c) Bestuursverslag: het verslag zoals bedoeld in artikel 2:391 Burgerlijk Wetboek;
d) Bewonersraad: het door de stichting ingestelde orgaan dat de gemeenschappelijke belangen behartigt van de (wijk)bewoners van Het Laar en in de plaats komt van de huurdersvereniging en de cliëntenraad van Het Laar;
e) Jaarrekening: de jaarrekening van de stichting, bestaande uit de balans en de winst- en verliesrekening met de toelichting;
f) Ondernemingsraad: de door de stichting ingestelde werknemersvertegenwoordiging in de zin van de Wet op de ondernemingsraden dan wel een daarvoor in de plaats tredende wettelijke regeling;
g) Raad van bestuur: het bestuur van de stichting in de zin van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
h) Raad van Toezicht: het toezichthoudend orgaan van de stichting in de zin van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
i) Stichting: de onderhavige stichting Het Laar waarvan de statuten in deze akte zijn opgenomen;
j) Toezichthouder: een lid van de raad van toezicht in de zin van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
k) Verpleegkundige Verzorgende Advies Raad (VVAR): de door de stichting ingestelde adviesraad bestaande uit werknemers met een erkende beroepsopleiding in de zorg.
l) Vrijwilligersplatform: de door de stichting ingestelde vrijwilligersvertegenwoordiging;
m) Organisatie: het organisatorisch verband en de daarmee verbonden groeps- en dochtermaatschappijen van de stichting.
1.2 Onder ‘schriftelijk’ wordt in deze statuten en reglementen van de stichting verstaan: communicatie via enig elektronisch communicatiemiddel, waaronder e-mail. Voorts geldt dat ten aanzien van het bepaalde in deze statuten aan de eis van schriftelijkheid wordt voldaan indien de kennisgeving, mededeling, besluitvorming, volmacht, stemming respectievelijk het verzoek, elektronisch is vastgelegd. Indien op grond van de wet of deze statuten bepaalde stukken en/of mededelingen ter inzage moeten worden gelegd en/of daarvan afschriften moeten worden verstrekt, kan hieraan door de stichting ook worden voldaan door deze stukken en/of mededelingen raadpleegbaar en beschikbaar (downloaden) te maken via haar website.
1.3 Tenzij anders blijkt of kennelijk anders is bedoeld, ziet een verwijzing naar een begrip of woord in het enkelvoud ook op een verwijzing naar de meervoudsvorm van dit begrip of woord en omgekeerd, en ziet een
verwijzing naar het mannelijk of vrouwelijk geslacht ook op een verwijzing naar het vrouwelijk respectievelijk mannelijk geslacht.
NAAM EN ZETEL.
Artikel 2.
2.1 De stichting draagt de naam: Stichting Het Laar.
2.2 De stichting heeft haar statutaire zetel in de gemeente Tilburg.
DOEL EN MIDDELEN.
Artikel 3.
3.1 De stichting heeft ten doel het (doen) verlenen van goede zorg aan ouderen en voorts al hetgeen daarmee rechtstreeks of zijdelings verband houdt, of daartoe bevorderlijk kan zijn, direct of indirect, alles in de ruimste zin van het woord.
3.2 De stichting stelt zich voorts ten doel, zonder het oogmerk winst te behalen, de huisvesting van ouderen, het aanbieden van diensten die kunnen bijdragen aan het welbevinden van ouderen, het tegen een vergoeding ter beschikking stellen van ruimten en verhuur van appartementen voor ouderenhuisvesting, alles in de ruimste zin van het woord.
3.3 De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door:
a) het bieden van goede zorg, waaronder wordt verstaan zorg van goede kwaliteit die voldoet aan professionele standaarden en eigentijdse kwaliteits- en veiligheidseisen en die afgestemd is op de reële behoefte van de client, binnen de gegeven financiële mogelijkheden en waar mogelijk in afstemming met samenwerkingspartners;
b) het (doen) beheren, exploiteren, ondersteunen en behartigen van de belangen van een of meer organisaties op het gebied van gezondheidszorg en dienstverlening;
c) het doeltreffend, doelmatig en clientgericht aanwenden van de voor de zorgverlening beschikbare middelen;
d) het samenwerken met andere (lokale, regionale en landelijke) organisaties op het gebied van de gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening;
e) het voeren van een actief beleid voor de dialoog met de meest relevante belang-hebbenden;
f) Het (doen) huren, verhuren, vervaardigen, exploiteren, beheren en beschikken over roerende zaken, voor zover dit bijdraagt aan de doelstelling van de stichting of rechtspersonen waarover de stichting het beheer en/of bestuur voert, alsmede al hetgeen hiermee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, direct of indirect, alles in de ruimste zin van het woord.
g) Het (doen) opnemen van geldleningen en/of kredieten, alsmede het stellen van zekerheden (zoals garanties en hypotheken), voor zover dit bijdraagt aan de doelstelling;
h) alle andere wettelijke middelen die voor het verwezenlijken van het doel bevorderlijk kunnen zijn.
3.3 De stichting heeft geen winstoogmerk.
3.4 Het aanwenden van financiële middelen (waaronder de jaarwinst) kan uitsluitend plaats vinden binnen de maatschappelijke doelstelling van de stichting ten bate van een algemeen maatschappelijk belang of een lichaam dat is vrijgesteld van vennootschapsbelasting ingevolge artikel 5 lid 1 sub c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, dan wel een daarvoor in de plaats tredende regeling of wettelijke bepaling.
VERMOGEN EN INKOMSTEN.
Artikel 4.
4.1 Het vermogen en de inkomsten van de stichting worden gevormd door:
a) de inkomsten en opbrengsten uit de activiteiten van de stichting;
b) vergoedingen, subsidies en overige bijdragen door of vanwege de overheid, (zorg)verzekeraars en anderen;
c) het eigen vermogen van de stichting en de daaruit vloeiende inkomsten;
d) schenkingen, donaties, erfstellingen en legaten;
e) het oprichtingskapitaal;
f) inkomsten van verworven kapitalen;
g) contributies van begunstigers;
h) huuropbrengsten;
i) al hetgeen verder op wettige wijze wordt verkregen.
4.2 Nalatenschappen en erfstellingen worden door de stichting slechts aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
ORGANEN.
Artikel 5.
5.1 De stichting kent als organen:
a) de raad van bestuur;
b) de raad van toezicht.
5.2 De stichting kent ten behoeve van de daarmee verbonden organisatie:
a) een bewonersraad;
b) een ondernemingsraad;
c) een verpleegkundige verzorgende adviesraad;
d) een vrijwilligersplatform.
RAAD VAN BESTUUR.
Artikel 6. Raad van bestuur: Omvang, samenstelling, benoeming en ontslag.
6.1 De raad van bestuur van de stichting bestaat uit één of meer natuurlijke
personen.
6.2 De raad van toezicht stelt het aantal leden van de raad van bestuur vast. In het geval van een meerhoofdige raad van bestuur, kan de raad van toezicht één van de leden van de raad van bestuur tot voorzitter van de raad van bestuur benoemen.
6.3 Een niet voltallige raad van bestuur blijft volledig bevoegd. De raad van toezicht voorziet zo spoedig mogelijk in de vacature(s).
6.4 Lid van de raad van bestuur van de stichting kunnen niet zijn personen die:
a) die lid zijn of in de voorafgaande periode van drie jaar lid zijn geweest van de raad van toezicht van de stichting;
b) die lid zijn van het bestuur van een andere instelling die binnen het verzorgingsgebied van de stichting of de daarmee verbonden organisatie geheel of gedeeltelijk dezelfde werkzaamheden verricht, tenzij de andere instelling als groeps- of dochtermaatschappij of anderszins nauw verbonden is met de stichting of de daarmee verbonden organisatie;
c) die lid zijn van de raad van toezicht van een andere instelling die binnen het verzorgingsgebied van de stichting of de daarmee verbonden organisatie geheel of gedeeltelijk dezelfde werkzaamheden verricht;
d) die in de voorafgaande periode van vijf jaar op grond van artikel 2:298 Burgerlijk Wetboek door de rechtbank zijn ontslagen als bestuurder of toezichthouder, tenzij hen mede gelet op de aan anderen toebedeelde taken geen ernstig verwijt kan worden gemaakt.
6.5 Het is een lid van de raad van bestuur niet toegestaan om zonder toestemming van de raad van toezicht een betaalde of onbetaalde nevenfunctie te aanvaarden of te continueren als deze nevenfunctie, al dan niet in samenhang met andere betaalde of onbetaalde neven-functies, een meer dan minimale werkbelasting kan opleveren of anderszins strijdig kan zijn met de belangen van de stichting en de daarmee verbonden organisatie.
6.6 De raad van toezicht benoemt, schorst, ontslaat en verleent decharge aan de leden van de raad van bestuur.
6.7 De raad van toezicht stelt voor de benoeming van een lid van de raad van bestuur een profielschets op. Een besluit tot benoeming, schorsing of ontslag van een lid van de raad van bestuur kan alleen worden genomen met een meerderheid van tenminste tweederde van de geldig uitgebrachte stemmen van de leden van de raad van toezicht in een vergadering waarin ten minste tweederde van het totaal aantal in functie zijnde leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd is. Indien het vereiste aantal leden niet ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is, kan na zeven dagen maar uiterlijk binnen drie weken na de eerste vergadering, een tweede vergadering worden gehouden waarin het besluit kan worden genomen met
een meerderheid van ten minste tweederde van de geldig uitgebrachte stemmen, ongeacht het aantal leden van de raad van toezicht dat aanwezig of vertegenwoordigd is.
6.8 De raad van toezicht pleegt overleg met de overige leden van de raad van bestuur over een voorgenomen benoeming of ontslag van een lid van de raad van bestuur en stelt voorts de ondernemingsraad en bewonersraad in de gelegenheid advies uit te brengen over een dergelijk voornemen indien de raad van toezicht daartoe op grond van de Wet op de ondernemingsraden respectievelijk de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 of anderszins verplicht is. Alvorens een besluit tot ontslag te nemen, wordt de desbetreffende bestuurder de gelegenheid geboden om in een vergadering van de raad van toezicht te worden gehoord.
6.9 Een schorsing van een lid van de raad van bestuur vervalt van rechtswege indien de raad van toezicht niet binnen één maand na de schorsing overgaat tot ontslag van het betrokken lid van de raad van bestuur.
6.10 Het lidmaatschap van de raad van bestuur eindigt voorts:
a) door overlijden;
b) door schriftelijke ontslagneming;
c) door verlies van het vrije beheer over zijn vermogen;
d) zodra sprake is van strijdigheid met artikel 6 lid 4 van deze statuten;
e) door ontslag door de rechtbank op grond van artikel 2:298 Burgerlijk Wetboek.
6.11 De vaststelling van de beloning, contractduur, rechtspositie en de regeling van de overige arbeidsvoorwaarden van de leden van de raad van bestuur geschieden door de raad van toezicht.
6.12 Bij belet of ontstentenis van één of meer leden van de raad van bestuur nemen de overblijvende leden, of neemt het overblijvende lid, het bestuur waar. Een niet voltallige raad van bestuur blijft volledig bevoegd. Bij belet of ontstentenis van alle leden of het enige lid van de raad van bestuur, wordt de bestuurstaak niet waargenomen door (een lid van) de raad van toezicht, maar voorziet de raad van toezicht in het bestuur van de stichting door één of meer personen daartoe aan te wijzen.
Artikel 7. Raad van bestuur: Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden.
7.1. De raad van bestuur is belast met het besturen van de stichting. De onderlinge taakverdeling, specifieke bevoegdheden, de collectieve en individuele verantwoordelijkheid -in het bijzonder voor de kwaliteit en veiligheid van de zorg- alsmede de interne besluitvorming en de werkwijze van de raad van bestuur worden nader geregeld in een door de raad van bestuur vast te stellen reglement voor de raad van bestuur.
7.2 Bij de vervulling van hun taak richt de raad van bestuur en zijn individuele leden zich naar het belang van de stichting en de daarmee verbonden organisatie, waaronder het te behartigen maatschappelijk belang en het belang van de betrokken belanghebbenden. De raad van bestuur maakt een zorgvuldige en evenwichtige afweging van de belangen van allen die bij de stichting en de daarmee verbonden organisatie betrokken zijn.
7.3 De raad van bestuur verschaft de raad van toezicht tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie die de raad van toezicht redelijkerwijs nodig heeft om zijn taak adequaat te kunnen vervullen en stelt de raad van toezicht in ieder geval jaarlijks schriftelijk op de hoogte van de hoofdlijnen van het strategisch beleid, de algemene en financiële risico’s en het beheers- en controlesysteem van de stichting.
7.4 De raad van bestuur bepaalt het beleid voor de dialoog met de (organisaties van) interne en externe belanghebbenden van de stichting en de daarmee verbonden organisatie en stelt in dat kader vast wie de belanghebbenden zijn en wanneer en op welke wijze vorm en inhoud wordt gegeven aan informatieverschaffing, overleg en invloed van belanghebbenden.
7.5 De raad van bestuur is na verkregen goedkeuring van de raad van toezicht bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.
7.6. Aan de voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht zijn, onverminderd het elders in de statuten bepaalde, onderworpen de besluiten van de raad van bestuur omtrent:
a) het vaststellen van de begroting, het jaar- en bestuursverslag, de jaarrekening en de resultaatbestemming;
b) het vaststellen en ingrijpend wijzigen van de (strategische) beleidsplannen en kernwaarden voor enig jaar of reeks van jaren;
c) het vaststellen van het beleid met de randvoorwaarden en waarborgen voor een adequate invloed van de belanghebbenden;
d) het oprichten en het vaststellen van de statuten van een nieuwe rechtspersoon;
e) het aangaan of verbreken van een duurzame rechtstreekse of middellijke samenwerking met andere rechtspersonen of vennootschappen, indien deze samenwerking van ingrijpende betekenis is;
f) het aanvragen van faillissement of surseance van betaling van de stichting;
g) het ingrijpend wijzigen van de arbeidsomstandigheden of de beëindiging van de dienstbetrekking van een aanmerkelijk aantal werknemers tegelijkertijd of binnen een kort tijdsbestek, of het verbreken van een overeenkomst met een aanmerkelijk aantal personen dat zelfstandig of als samenwerkingsverband werkzaam is voor de stichting.
h) een voorstel tot ontbinding van de stichting;
i) het aantrekken en uitzetten van financiële middelen in de vorm van kredieten al dan niet in rekening-courant, van andere geldleningen en van effecten waaronder uitdrukkelijk doch niet uitsluitend begrepen obligaties, opties, warrants en dergelijke dan wel in welke andere vorm ook;
j) het voeren van rechtsgedingen, niet zijnde incassoprocedures of kortgedingen;
k) het aangaan van financiële verplichtingen of het doen van uitgaven
welke niet in de begroting zijn opgenomen en een bedrag van € 75.000,- te boven gaan;
l) het te leen opnemen van gelden die niet in de begroting zijn opgenomen en het bedrag van vijf en zeventig duizend euro (€ 75.000,-) te boven gaat;
m) het vaststellen en wijzigen van het reglement voor de raad van bestuur. De raad van bestuur betrekt de raad van toezicht tijdig bij de besluitvorming over de onderwerpen die aan de voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht zijn onderworpen.
7.7 Een bestuurder meldt elke (potentiële) vorm en schijn van belangenverstrengeling terstond aan de voorzitter van de raad van toezicht en aan de overige leden van de raad van bestuur respectievelijk raad van toezicht en verschaft daarover alle relevante informatie. De raad van toezicht besluit dan buiten aanwezigheid van de betrokken bestuurder of sprake is van ongewenste belangenverstrengeling dan wel tegenstrijdige belangen en treft passende maatregelen indien daar sprake van is.
7.8 Een lid van de raad van bestuur neemt niet deel aan de voorbereiding, beraadslaging(en) en besluitvorming over een onderwerp als hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de daarmee verbonden organisatie en wordt evenmin meegerekend bij het vaststellen van een vereist quorum. Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de raad van toezicht onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.
Artikel 8. Raad van bestuur: Vertegenwoordiging.
8.1 De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de raad van
bestuur in zijn geheel. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt bovendien toe aan ieder lid van de raad van bestuur afzonderlijk.
8.2 De raad van bestuur kan ook aan anderen dan bestuursleden bij volmacht algemene of bijzondere bevoegdheid toekennen om de stichting met inachtneming van de grenzen van de volmacht te vertegenwoordigen.
RAAD VAN TOEZICHT.
Artikel 9. Raad van toezicht: Samenstelling en benoeming.
9.1 De stichting heeft een raad van toezicht die uit ten minste drie (3) en ten hoogste zeven (7) natuurlijke personen bestaat. Het definitieve aantal leden wordt, met inachtneming van het voorgaande, vastgesteld door de raad van toezicht zelf.
9.2 Een niet voltallige raad van toezicht behoudt zijn bevoegdheden en neemt onverwijld maatregelen ter aanvulling.
9.3 De leden van de raad van toezicht worden via een openbare procedure geworven en door de raad van toezicht benoemd voor een periode van maximaal vier (4) jaar. Zij kunnen, inclusief herbenoemingen, voor een al dan niet aangesloten periode van maximaal acht (8) jaar zitting hebben in de raad van toezicht van de stichting en haar rechtsvoorgangers of -opvolgers. Bij een besluit tot herbenoeming wordt opnieuw afgewogen of de betrokken toezichthouder voldoende is toegerust voor de toezichtopgaven de komende jaren.
9.4 Een besluit tot benoeming kan alleen worden genomen met meerderheid van ten minste tweederde van de geldig uitgebrachte stemmen van de leden van de raad van toezicht in een vergadering waarin ten minste tweederde van het aantal van de leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd is. Indien het vereiste aantal leden niet ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is, kan na zeven dagen maar uiterlijk binnen drie weken na de eerste vergadering, een tweede vergadering worden gehouden waarin het besluit kan worden genomen met een meerderheid van tenminste tweederde van de geldig uitgebrachte stemmen, ongeacht het aantal leden van de raad van toezicht dat aanwezig of vertegenwoordigd is.
9.5 Bij de samenstelling van de raad van toezicht wordt rekening gehouden met de aard van de stichting en de daarmee verbonden organisatie, haar activiteiten en een evenwichtige spreiding van de gewenste deskundigheden en achtergronden, maatschappelijke en regionale betrokkenheid, geslacht en leeftijd van de leden van de raad van toezicht. Leden van de raad van toezicht dienen de bekwaamheid te hebben voor de te vervullen functie, het vermogen tot onafhankelijke oordeelsvorming alsmede het vermogen om met andere leden van de raad van toezicht in teamverband samen te werken. De raad van toezicht stelt hiervoor een profielschets op en stelt de raad van bestuur in de
gelegenheid advies uit te brengen over deze profielschets.
9.6 De raad van toezicht stelt de raad van bestuur (en de ondernemingsraad) in de gelegenheid om binnen één maand na een daartoe strekkend verzoek, advies uit te brengen over de voorgenomen benoeming van een persoon tot lid van de raad van toezicht. Met het oog daarop geeft de raad van toezicht aan de raad van bestuur (en de ondernemingsraad) kennis van de naam en de functies die de te benoemen kandidaat bekleedt of heeft bekleed, voor zover die van belang zijn in verband met de vervulling van de taak van lid raad van toezicht.
9.7 De bewonersraad heeft het recht om een bindende voordracht te doen voor de benoeming van een lid van de raad van toezicht. De voordracht geschiedt met inachtneming van de door de raad van toezicht opgestelde profielschets en de statutaire (kwaliteits)eisen, zoals die met name door lid 5 en lid 10 van dit artikel aan het lidmaatschap van de raad van toezicht worden gesteld. Indien de door de bewonersraad voorgedragen persoon naar het oordeel van de raad van toezicht niet voldoet aan de profielschets of de statutaire (kwaliteits)eisen, wordt deze voorgedragen persoon niet benoemd en wordt de bewonersraad in de gelegenheid gesteld overeenkomstig dit artikel een nieuwe bindende voordracht te doen.
9.8 Zodra een vacature ontstaat met betrekking tot het lid van de raad van toezicht dat op voordracht van de bewonersraad is benoemd, stelt de raad van toezicht de bewonersraad onverwijld hiervan schriftelijk in kennis en in de gelegenheid, met in achtneming van de statutaire vereisten, een voordracht te doen. Indien binnen een termijn van twee maanden na deze schriftelijke mededeling door de bewonersraad geen voordracht is opgesteld, is de raad van toezicht gerechtigd naar eigen inzicht een lid van de raad van toezicht te benoemen ter vervulling van de vacature.
9.9 In overleg tussen de bewonersraad en de raad van bestuur en de raad van toezicht kan in plaats van het recht om een bindende voordracht te doen voor de benoeming van één lid van de raad van toezicht, aan de bewonersraad het recht worden toegekend om overeenkomstig lid 6 van dit artikel advies uit te brengen over iedere voorgenomen benoeming van een persoon tot lid van de raad van toezicht. Afspraken hieromtrent worden schriftelijk vastgelegd.
9.10 De raad van toezicht dient zodanig te zijn samengesteld dat de leden van de raad van toezicht ten opzichte van elkaar, de raad van bestuur en welk deelbelang dan ook onafhankelijk en kritisch kunnen opereren. Lid van de raad van toezicht kan in ieder geval niet zijn een persoon die zelf, of waarvan de echtgenoot, geregistreerde partner of een andere levensgezel, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de tweede graad:
a) als bestuurder of anderszins belast is of in een periode van drie jaar
voorafgaand aan het lidmaatschap van de raad van toezicht belast is geweest met de dagelijkse of algemene leiding van de stichting of de daarmee verbonden organisatie dan wel feitelijk het beleid (mede) heeft bepaald als ware hij lid van de dagelijkse of algemene leiding van de stichting of de daarmee verbonden organisatie;
b) in een periode van één jaar voorafgaand aan het lidmaatschap van de raad van toezicht tijdelijk heeft voorzien in de dagelijkse of algemene leiding van de stichting of de daarmee verbonden organisatie bij belet of ontstentenis van een of meer bestuurders;
c) als werknemer in dienst is of in een periode van drie jaar voorafgaand aan het lidmaatschap van de raad van toezicht in dienst is geweest van de stichting of de daarmee verbonden organisatie ofwel op basis van een overeenkomst van opdracht werkzaamheden voor de stichting of de daarmee verbonden organisatie heeft verricht;
d) tijdens dan wel in een periode van drie jaar voorafgaand aan het lidmaatschap van de raad van toezicht een zakelijke relatie onderhoudt met de stichting of de daarmee verbonden organisatie die zijn onafhankelijkheid dan wel het vertrouwen in de onafhankelijkheid in gevaar brengt;
e) een financiële vergoeding van de stichting of de daarmee verbonden organisatie ontvangt, anders dan een passende vergoeding voor de werkzaamheden als lid van de raad van toezicht;
f) in een periode van drie jaar voorafgaand aan het lidmaatschap van de raad van toezicht lid is geweest van de bewonersraad, de ondernemingsraad, verpleegkundige verzorgende adviesraad, vrijwilligersplatform en/of klachtencommissie verbonden aan de organisatie van de stichting.
g) als bestuurslid verbonden is aan of in dienst van een werknemersorganisatie die pleegt betrokken te zijn bij de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de werknemers van de stichting;
h) lid is van de dagelijkse of algemene leiding van een andere instelling indien een lid van de dagelijkse of algemene leiding of een persoon die feitelijk het beleid (mede) heeft bepaald als ware hij lid van de dagelijkse of algemene leiding van de stichting of de daarmee verbonden organisatie, lid is van het toezichthoudend orgaan van die andere instelling;
i) lid is van de dagelijkse of algemene leiding dan wel feitelijk het beleid (mede) heeft bepaald als ware hij lid van de dagelijkse of algemene leiding van een andere instelling die binnen het verzorgingsgebied van de stichting of de daarmee verbonden organisatie geheel of gedeeltelijk
dezelfde werkzaamheden verricht;
j) lid is van de raad van toezicht van een andere instelling die binnen het verzorgingsgebied van de stichting of de daarmee verbonden organisatie geheel of gedeeltelijk dezelfde werkzaamheden verricht, tenzij de andere instelling als groeps- of dochtermaatschappij verbonden is met de stichting of de daarmee verbonden organisatie;
k) die in de voorafgaande periode van vijf (5) jaar op grond van artikel 2:298 BW door de rechtbank is ontslagen als bestuurder of toezichthouder, tenzij hem gelet op de aan anderen toebedeelde taken geen ernstig verwijt kan worden gemaakt;
l) die een zodanige andere functie bekleedt dat het lidmaatschap van de raad van toezicht kan leiden tot onverenigbaarheid dan wel strijdigheid van deze functie met het belang van de stichting en de daarmee verbonden organisatie dan wel tot ongewenste belangenverstrengeling.
Artikel 10. Raad van toezicht: Beëindiging en schorsing lidmaatschap.
10.1 De raad van toezicht is bevoegd tot schorsing en ontslag van de leden van de raad van toezicht en kan decharge verlenen aan de leden van de raad van toezicht. Het bepaalde in artikel 9 lid 4 is van overeenkomstige toepassing op het besluit tot schorsing of ontslag.
10.2 De raad van toezicht kan een lid van de raad van toezicht ontslaan wegens verwaarlozing van zijn taak of bij onvoldoende functioneren, wegens onverenigbaarheid van functies of belangen, wegens andere gewichtige redenen of ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan zijn handhaving als lid van de raad van toezicht redelijkerwijs niet van de stichting kan worden gevergd. Alvorens een dergelijk besluit tot ontslag te nemen, wordt het desbetreffende lid de gelegenheid geboden om in een vergadering van de raad van toezicht te worden gehoord. Het desbetreffende lid neemt bij de besluitvorming geen deel aan de stemming en wordt evenmin meegerekend bij het vaststellen van het vereiste quorum.
10.3 De raad van toezicht kan een lid schorsen indien het betreffende lid in een zodanige mate tekort schiet in de uitoefening van zijn taak dat een tijdelijke ontheffing uit zijn functie noodzakelijk is in het belang van de stichting en de daarmee verbonden organisatie. De schorsing vervalt van rechtswege indien de raad van toezicht niet binnen één maand na de schoring overgaat tot ontslag op een van de gronden als in lid 2 is genoemd. Het desbetreffende lid neemt bij de besluitvorming geen deel aan de stemming en wordt evenmin meegerekend bij het vaststellen van het vereiste quorum.
10.4 Een lid van de raad van toezicht treedt periodiek af volgens een rooster van aftreden dat door de raad van toezicht met inachtneming van zijn benoemingstermijn wordt opgemaakt. Een aftredend lid is eenmaal voor de
periode van ten hoogste vier (4) jaar herbenoembaar in dezelfde of een andere functie binnen de raad van toezicht, met dien verstande dat een lid voor een al dan niet aaneengesloten totale periode van maximaal acht (8) jaar zitting kan hebben in de raad van toezicht.
10.5 Het lidmaatschap van de raad van toezicht eindigt voorts:
a) door overlijden;
b) door schriftelijke ontslagneming;
c) door verlies van het vrije beheer over zijn vermogen;
d) zodra sprake is van strijdigheid met artikel 9 lid 10 van deze statuten;
e) door ontslag door de rechtbank op grond van artikel 2:298 Burgerlijk Wetboek.
10.6 In geval van belet of ontstentenis van één of meer leden van de raad van toezicht zijn de overige leden van de raad van toezicht of is het enig overblijvende lid van de raad van toezicht tijdelijk met de taken van de raad van toezicht belast. Bij belet of ontstentenis van alle leden van de raad van toezicht kunnen door de rechtbank van de statutaire vestigingsplaats van de stichting, op verzoek van hetzij een afgetreden lid van de raad van toezicht, hetzij de raad van bestuur (hetzij de ondernemingsraad, hetzij de bewonersraad), met in achtneming van het in deze statuten bepaalde, een of meerdere leden van de raad van toezicht worden benoemd die vervolgens onverwijld maatregelen ter aanvulling van de nieuwe raad van toezicht zullen nemen. Indien de rechtbank zich niet bevoegd verklaart, dan is de Nederlandse Vereniging van Toezichthouders in Zorg & Welzijn (NVTZ) te Utrecht bevoegd.
Artikel 11. Raad van toezicht: Taken en bevoegdheden.
11.1 De raad van toezicht heeft tot taak integraal toezicht te houden op het beleid van de raad van bestuur, op de kwaliteit en veiligheid van de zorg, en op de algemene gang van zaken in de stichting en de daarmee verbonden organisatie. De raad van toezicht vervult de werkgeversfunctie respectievelijk een klankbordfunctie voor de raad van bestuur en staat de raad van bestuur met raad en advies ter zijde. Bij de vervulling van hun taak richten de raad van toezicht en zijn individuele leden zich naar het belang van de stichting en de daarmee verbonden organisatie, waaronder het te behartigen maatschappelijk belang en het belang van de betrokken belanghebbenden. De raad van toezicht toetst of de raad van bestuur bij zijn beleidsvorming en de uitvoering van zijn bestuurstaken een zorgvuldige en evenwichtige afweging heeft gemaakt van de belangen van allen die bij de stichting en de daarmee verbonden organisatie betrokken zijn.
11.2 De raad van toezicht en de individuele leden van de raad van toezicht vervullen hun toezicht-, advies- en werkgeversfunctie overeenkomstig de
wettelijke en statutaire taak- en bevoegdheidsverdeling en respecteren zorgvuldig de eigen verantwoordelijkheid van de raad van bestuur ten aanzien van de strategische beleidsvorming en de algemene en dagelijkse leiding van de stichting en de daarmee verbonden organisatie.
11.3 De individuele leden van de raad van toezicht vervullen hun taak zonder last of ruggespraak. Zo nodig kan de raad van toezicht zich bij de uitoefening van zijn taak, voor rekening van de stichting, doen bijstaan door deskundigen.
11.4 De raad van toezicht benoemt en ontslaat de externe accountant van de stichting en stelt de raad van bestuur in de gelegenheid advies uit te brengen over de voorgenomen benoeming of ontslag.
11.5 De raad van toezicht of een of meerdere door hem uit zijn midden aan te wijzen leden hebben, met in achtneming van de wet- en regelgeving op het gebied van de bescherming van privacy en persoonsgegevens, zo mogelijk na overleg met de raad van bestuur, toegang tot de locaties van de stichting en de daarmee verbonden organisatie en het recht om inzage te nemen van de bescheiden, boeken en overige gegevensdragers van de stichting en de daarmee verbonden organisatie. De raad van toezicht kan zich daarbij voor rekening van de stichting, na overleg met de raad van bestuur, doen bijstaan door de externe accountant van de stichting, dan wel een door de raad van toezicht aan te wijzen deskundige aan wie inzage in de volledige administratie dient te worden verleend.
11.6 De raad van bestuur verschaft de raad van toezicht tijdig alle informatie die de raad van toezicht redelijkerwijs nodig heeft om zijn taak adequaat te kunnen vervullen. De raad van toezicht en zijn individuele leden hebben een eigen verantwoordelijkheid om van de raad van bestuur, de accountant en overige interne of externe functionarissen alle informatie te verlangen die de raad van toezicht nodig heeft om zijn taak adequaat te kunnen vervullen.
11.7 De werkzaamheden van de raad van toezicht en al hetgeen zijn functioneren en de evaluatie daarvan betreft worden nader geregeld in het reglement van de raad van toezicht. Daaronder valt ook een onderlinge taakverdeling alsmede het werken met delegaties bestaande uit leden van de raad van toezicht die zich, onverminderd de collectieve verantwoordelijkheid van de gehele raad van toezicht, in het bijzonder bezig houden met specifieke aspecten en/of onderdelen van het toezicht.
11.8 De leden van de raad van toezicht ontvangen een passende vergoeding voor hun werkzaamheden. De vergoedingsregeling wordt door de raad van toezicht vastgesteld en verantwoord in de jaarrekening.
Artikel 12. Raad van toezicht: Vergadering en besluitvorming.
12.1 De raad van toezicht benoemt uit zijn midden een voorzitter en kan eventueel andere taken onderling verdelen.
12.2 De raad van toezicht vergadert tenminste zes maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of indien ten minste twee leden van de raad van toezicht of de raad van bestuur dit, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, verzoeken. Indien de voorzitter aan een dergelijk verzoek geen gevolg geeft, zodanig dat de vergadering wordt gehouden binnen drie weken na het verzoek, zijn de verzoekers bevoegd zelf een vergadering bijeen te roepen met inachtneming van de vereiste formaliteiten. De oproepingen tot de vergaderingen geschieden door of vanwege de raad van toezicht met inachtneming van een termijn van ten minste zeven dagen voor de datum van de vergadering, onder toezending van een agenda met plaats, tijdstip en onderwerpen van de vergadering. In spoedeisende gevallen kan met een kortere termijn worden volstaan, zulks ter beoordeling van de voorzitter van de raad van toezicht.
12.3 De vergaderingen van de raad van toezicht worden geleid door de voorzitter. Bij afwezigheid van de voorzitter voorziet de raad van toezicht zelf in zijn leiding.
12.4 De raad van toezicht besluit bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen behoudens voor zover bij de wet of in deze statuten voor enig besluit een gekwalificeerde meerderheid is voorgeschreven. Ieder niet- geschorst lid van de raad van toezicht heeft één stem. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Bij staking van de stemmen wordt binnen twee weken opnieuw een vergadering belegd. Indien de stemmen dan opnieuw staken, beslist de voorzitter.
12.5 De raad van toezicht kan alleen geldige besluiten nemen indien de meerderheid van de in functie zijnde leden van de raad van toezicht ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is. Een lid van de raad van toezicht kan ter vergadering slechts één ander lid vertegenwoordigen. Indien in een vergadering van de raad van toezicht het vereiste aantal leden niet aanwezig of vertegenwoordigd is, kan na zeven dagen maar uiterlijk binnen drie weken een volgende vergadering worden gehouden, waarin de besluiten kunnen worden genomen ongeacht het aantal ter vergadering aanwezige of vertegenwoordigde leden van de raad van toezicht.
12.6 Een lid van de raad van toezicht kan telefonisch of via enig elektronisch communicatiemiddel deelnemen aan de vergadering en wordt dan beschouwd als aanwezig bij een vergadering in persoon. Voorts kan de gehele raad telefonisch vergaderen of via enig elektronisch communicatiemiddel. Als voorwaarde voor het in de twee vorige zinnen bepaalde geldt dat de aan de vergadering deelnemende leden van de raad van toezicht altijd rechtstreeks aan het overleg en de besluitvorming kunnen deelnemen.
12.7 Indien in een vergadering van de raad van toezicht alle in functie zijnde
leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen over alle aan de orde komende onderwerpen, mits met algemene stemmen, ook al zijn de statutaire voorschriften voor het oproepen en het houden van vergaderingen niet in acht genomen.
12.8 De raad van toezicht kan, met kennisgeving aan de raad van bestuur, ook buiten vergadering met de wettelijk of statutair vereiste meerderheid besluiten nemen, mits alle leden van de raad van toezicht schriftelijk hun zienswijze tot uitdrukking hebben kunnen brengen en geen lid van de raad van toezicht zich tegen deze wijze van besluitvorming verzet. Een aldus genomen besluit wordt in het verslag van de eerstvolgende vergadering opgenomen, met vermelding van de uitgebrachte zienswijzen.
12.9 Een toezichthouder xxxxx elke vorm en schijn van belangenverstrengeling terstond aan de voorzitter van de raad van toezicht en aan de overige leden van de raad van toezicht en verschaft daarover alle relevante informatie. De raad van toezicht besluit dan buiten aanwezigheid van de betrokken toezichthouder of sprake is van ongewenste belangenverstrengeling dan wel tegenstrijdige belangen en treft passende maatregelen indien daarvan sprake is.
12.10 Een lid van de raad van toezicht neemt niet deel aan de voorbereiding, beraadslaging(en) en besluitvorming over een onderwerp als hij daarbij direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de daarmee verbonden organisatie en wordt evenmin meegerekend bij het vaststellen van een vereist quorum. Wanneer hierdoor geen besluit kan worden genomen, kan het besluit in afwijking van het voorgaande alsnog door de raad van toezicht worden genomen en legt de raad van toezicht de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen schriftelijk vast.
12.11 De vergaderingen van de raad van toezicht worden bijgewoond door de raad van bestuur, tenzij de raad van toezicht gemotiveerd te kennen geeft zonder raad van bestuur te willen vergaderen. In dat geval wordt de raad van bestuur door de raad van toezicht na afloop van de vergadering in grote lijnen in kennis gesteld van het besprokene en van de ter vergadering genomen besluiten. Minimaal eenmaal per jaar vergadert de raad van toezicht buiten aanwezigheid van de raad van bestuur over het functioneren van de raad van bestuur en de raad van toezicht, waarna met de raad van bestuur het wederzijds functioneren van beide organen op zich en in relatie tot elkaar wordt besproken.
12.12 Van het verhandelde in de vergaderingen worden notulen gehouden, die na vaststelling door de raad van toezicht door de voorzitter van de vergadering worden ondertekend. In de notulen wordt tevens vermeld welke leden van de
raad van toezicht ter vergadering aanwezig zijn geweest.
Artikel 13. Boekjaar en jaarverantwoording.
13.1 Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
13.2 De raad van bestuur houdt van de vermogenstoestand van de stichting op zodanige wijze een administratie dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend. Indien de zorg- en dienstverlening van de stichting uit verschillende bronnen worden bekostigd, zorgt de raad van bestuur voor een adequate en inzichtelijke scheiding en verantwoording, afgestemd op de bekostigingsvoorwaarden.
13.3 De raad van bestuur stelt jaarlijks een begroting voor het komende boekjaar vast en legt deze tijdig voor het einde van het boekjaar aan de raad van toezicht ter goedkeuring voor.
13.4 De raad van bestuur stelt jaarlijks binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening alsmede de daarbij behorende overige gegevens en het bestuursverslag vast en legt deze jaarstukken ter goedkeuring aan de raad van toezicht voor.
13.5 Aan het verslag van de raad van bestuur wordt een verslag toegevoegd van de raad van toezicht, waarin hij verantwoording aflegt over zijn handelen door verslag te doen van zijn werkzaamheden.
13.6 De jaarrekening en het bestuursverslag worden gecontroleerd door de accountant die daarover gelijktijdig aan de raad van bestuur en de raad van toezicht verslag uitbrengt.
13.7 Goedkeuring van de jaarrekening door de raad van toezicht strekt niet tot kwijting aan de raad van bestuur. De raad van bestuur legt jaarlijks verantwoording af voor het in het afgelopen boekjaar gevoerde bestuur, waar na de raad van toezicht kan besluiten decharge te verlenen aan de leden van de raad van bestuur.
13.8 Na goedkeuring door de raad van toezicht wordt de jaarrekening ondertekend door de gehele raad van bestuur en alle leden van de raad van toezicht. Ontbreekt de handtekening van één of meer hunner, dan wordt onder opgaaf van redenen daarvan melding gemaakt.
13.9. Een batig saldo in enig jaar zal uitsluitend worden aangewend ten behoeve van een vrijgesteld lichaam als bedoeld in artikel 5, lid 1, aanhef en onderdeel c Wet op de vennootschapsbelasting of een daarvoor in de plaats gekomen regeling, dan wel ten behoeve van een lichaam dat een algemeen maatschappelijk belang behartigt.
Artikel 14. Conflictregeling.
14.1 De raad van bestuur en de raad van toezicht zijn overeenkomstig hun wettelijke en statutaire taak- en bevoegdheidsverdeling gezamenlijk en ieder afzonderlijk verantwoordelijk voor een zorgvuldige oplossing van hun
onderlinge conflicten.
14.2 Zodra de raad van bestuur of de raad van toezicht vaststelt dat er sprake is van een ernstig verschil van mening of een conflict over beleidsmatige of bestuurlijke aangelegenheden, niet zijnde een arbeidsconflict, zullen de voorzitters van beide organen trachten om in goed onderling overleg binnen twee maanden een oplossing te bewerkstelligen.
14.3 Als de raad van bestuur en de raad van toezicht door bemiddeling van beide voorzitters niet binnen deze termijn tot overeenstemming zijn gekomen, dan zullen de raad van bestuur en de raad van toezicht gezamenlijk een besluit nemen om het verschil van mening respectievelijk conflict op te lossen via externe bemiddeling door een door raad van bestuur en de raad van toezicht gezamenlijk aan te wijzen onafhankelijke derde.
14.4 Indien een minnelijke oplossing van het verschil van mening of conflict niet mogelijk blijkt te zijn, dan zal de raad van toezicht een besluit over de oplossing van het verschil van mening respectievelijk conflict nemen met meerderheid van tenminste tweederde van de geldig uitgebrachte stemmen in een voltallige vergadering van de raad van toezicht waar de (betreffende) leden van de raad van bestuur in de gelegenheid zijn gesteld om te worden gehoord.
Artikel 15. Reglementen.
15.1 De raad van bestuur is gehouden een reglement voor de raad van bestuur op te stellen met overige regelingen van de werkwijze en besluitvorming van de raad van bestuur, dat goedkeuring van de raad van toezicht behoeft. De raad van bestuur is steeds bevoegd, na goedkeuring van de raad van toezicht, het reglement voor de raad van bestuur te wijzigen.
15.2 De raad van toezicht is gehouden een reglement voor de raad van toezicht op te stellen met daarin zijn werkzaamheden, zijn werkwijze in het algemeen, zijn wijze van besluitvorming en zijn verantwoording. De raad van toezicht is steeds bevoegd het reglement voor de raad van toezicht te wijzigen.
Artikel 16. Enquêterecht.
16.1 Tot het indienen van een schriftelijk verzoek bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam tot het instellen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de stichting zoals bedoeld in artikel 345 Boek 2, van het Burgerlijk Wetboek is de bewonersraad bevoegd.
16.2 Een verzoek tot het instellen van een onderzoek zoals bedoeld in artikel 345 Boek 2, van het Burgerlijk Wetboek kan in beginsel niet eerder worden ingediend dan nadat de bewonersraad in overleg is getreden met de raad van bestuur en/of de raad van toezicht over de wens een dergelijk verzoek in te dienen en de mogelijkheden heeft verkend om de gerezen bezwaren tegen het door de raad van bestuur gevoerde beleid op andere wijze weg te nemen.
Artikel 17. Statutenwijziging.
17.1 De statuten van de stichting kunnen worden gewijzigd door een besluit van de raad van bestuur, na voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht.
17.2 De leden van de raad van toezicht worden daartoe bijeengeroepen op een termijn van tenminste twee weken, waarbij de tekst van de voorgestelde statutenwijziging woordelijk in de oproeping voor de vergadering is opgenomen.
17.3 Een besluit tot goedkeuring van een statutenwijziging kan slechts worden genomen met een meerderheid van tenminste tweederde van de geldig uitgebrachte stemmen in een vergadering van de raad van toezicht waarin ten minste tweederde van het aantal in functie zijn de leden van de raad van toezicht aanwezig zijn of vertegenwoordigd is.
17.4 Indien in de vergadering waarin een voorstel tot statutenwijziging zou worden behandeld, niet het vereiste aantal leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd is, kan na zeven dagen maar uiterlijk binnen drie weken na de eerste vergadering, een tweede vergadering worden gehouden, waarin het besluit tot goedkeuring kan worden genomen met een meerderheid van ten minste tweederde van de in die vergadering geldig uitgebrachte stemmen, ongeacht het aantal leden van de raad van toezicht dat aanwezig of vertegenwoordigd is.
17.5 Een besluit tot wijziging van de statuten treedt pas in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Ieder lid van de raad van bestuur en de raad van toezicht is bevoegd tot het doen verlijden van de notariële akte van statutenwijziging.
17.6 Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot juridische fusie, juridische splitsing en omzetting van de stichting.
Artikel 18. Ontbinding en vereffening.
18.1 De raad van bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden, na voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht.
18.2 Het bepaalde in artikel 17 lid 2 tot en met lid 4 is van overeenkomstige toepassing op het besluit tot goedkeuring van de ontbinding van de stichting.
18.3 De stichting blijft na ontbinding voortbestaan, voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.
18.4 De vereffening geschiedt door de raad van bestuur, tenzij één of meer andere vereffenaars door de raad van toezicht worden aangewezen.
18.5 De vereffenaars dragen er zorg voor, dat de ontbinding van de stichting wordt ingeschreven in de daartoe bestemde registers.
18.6 Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten en de reglementen zoveel mogelijk van kracht.
18.7 Een eventueel batig saldo van de stichting bij ontbinding kan slechts met
inachtneming van artikel 4 Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971 of een daarvoor in de plaats gekomen regeling, worden besteed. Uitkeringen kunnen derhalve uitsluitend plaatsvinden aan:
a) een vrijgesteld lichaam als bedoeld in artikel 5, lid 1, aanhef en onderdeel c Wet op de vennootschapsbelasting of een daarvoor in de plaats gekomen regeling; of
b) een lichaam dat een algemeen maatschappelijk belang behartigt; met dien verstande dat
c) indien de stichting op het moment van de ontbinding voldoet aan de regelgeving met betrekking tot de Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) of een daarvoor in de plaats gekomen regeling, uitkering zal plaatsvinden aan een lichaam als hiervoor onder a. of b. bedoeld met een soortgelijke doelstelling dat tevens wordt aangemerkt als een ANBI.
18.8 Na afloop van vereffening blijven de boeken, bescheiden en overige gegevensdragers van de ontbonden stichting gedurende de wettelijke termijn berusten onder de persoon daartoe aangewezen door de vereffenaars.
Artikel 19. Slotbepalingen.
19.1 In alle gevallen waarin noch de wet noch deze statuten noch de reglementen voorzien, beslist de raad van bestuur, na overleg met de raad van toezicht.
19.2. De raad van toezicht draagt er zorg voor dat deze statuten en de reglementen raad van toezicht en raad van bestuur openbaar zijn.
Identiteit
De identiteit van de bij deze akte betrokken comparant is door mij, notaris, aan de hand van het hiervoor gemelde en daartoe bestemde document vastgesteld.
De comparant is mij, notaris, bekend.
WAARVAN AKTE IN MINUUT.
Verleden te Tilburg, op de datum in het hoofd dezer akte vermeld.
Na zakelijke opgave van de inhoud van deze akte en toelichting op de inhoud daarvan aan de comparant heeft deze verklaard van de inhoud van de akte te hebben kennis genomen en op volledige voorlezing daarvan geen prijs te stellen. Vervolgens is deze akte onmiddellijk na beperkte voorlezing door de comparant ondertekend.
Tot slot heb ik, notaris, de akte ondertekend.
(Volgt ondertekening)
UITGEGEVEN VOOR AFSCHRIFT: