INHOUDSOPGAVE
Pensioenreglement eindloon van de Collectiviteitkring
Aon Groep Nederland
Geldend per 1 juli 2024
INHOUDSOPGAVE
3
Artikel 2 – Deelnemerschap en pensioenovereenkomst
5
Artikel 3 – Pensioenaanspraken en de veiligstelling daarvan
6
Artikel 4 – Hoogte van de pensioenen
6
Artikel 5 – Voorwaardelijke toeslagen
8
Artikel 6 – Uitkering van de pensioenen
9
Artikel 7 – Flexibiliseringsmogelijkheden
10
Artikel 8 – Beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum
12
12
Artikel 10 – Betalingsvoorbehoud en eenzijdige wijziging van de pensioenovereenkomst
13
Artikel 11 – Onvoorziene gevallen
14
Artikel 12 – Voortzetting pensioenverwerving bij arbeidsongeschiktheid
14
14
15
Artikel 15 – Scheiding en nieuwe partnerrelatie
15
Artikel 16 – Verplichtingen van de (gewezen) deelnemer
15
Artikel 17 – Klachten en geschillen
16
Artikel 18 – Overgangsbepalingen
16
17
Artikel 20 – Reglementsaanduiding
17
Bijlage 1 Flexibliseringsfactoren
18
In dit pensioenreglement gelden de volgende begripsomschrijvingen. Aanspraakgerechtigde
Persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen.
Afkoopvoet
De verhouding tussen het af te kopen pensioen en de daarvoor in de plaats uit te keren afkoopsom.
AOW
Algemene Ouderdomswet.
Beleidsdekkingsgraad
Het gemiddelde van de laatste 12 maandelijkse dekkingsgraden, berekend met de rentetermijn structuur van De Nederlandsche Bank.
Bestuur
Het bestuur van het fonds.
Collectiviteitkring:
De op grond van, en overeenkomstig, de statuten afgebakende specifieke zelfstandige collectiviteitkring voor de voormalige aanspraak- en pensioengerechtigden van de Stichting Pensioenfonds Aon Groep Nederland, met uitzondering van degenen die gekozen hebben voor de overdracht van hun pensioenaanspraken dan wel pensioenrechten van Stichting Pensioenfonds Aon Groep Nederland naar Zwitserleven als nader verwoord in artikel 17, lid 4.
Deelnemer
De werknemer of gewezen werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft jegens het fonds ingevolge artikel 2 van het pensioenreglement en op 31 december 2014 deelnemer was in de tot en met 31 december 2014 geldende eindloonregeling
Fonds
De Stichting Algemeen Pensioenfonds Stap, gevestigd te Den Haag.
Gepensioneerde
Pensioengerechtigde voor wie het levenslang ouderdomspensioen is ingegaan.
Gewezen deelnemer
De werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van een pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een
pensioenaanspraak heeft behouden jegens het fonds of de voormalige Stichting Pensioenfonds Aon Groep Nederland.
Kind
a. elk kind, met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ten tijde van het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als vader of als moeder in een familierechtelijke betrekking staat, mits de familierechtelijke betrekking is ontstaan vóór de pensioendatum;
b. elk stief- of pleegkind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde dat ten tijde van het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde door hem als zijn eigen kind wordt onderhouden en opgevoed, mits dit onderhoud en deze opvoeding zijn aangevangen vóór de pensioendatum.
Met vader of moeder wordt de vader of moeder in de zin van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoeld.
Partner
Onder partner wordt verstaan:
a. de echtgenote, dan wel de echtgenoot van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde;
b. de man of vrouw met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een geregistreerd partnerschap is aangegaan;
x. xx xxxxxxxxx man of vrouw die geen geregistreerd partnerschap is aangegaan, met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde - die geen partner heeft als hiervoor onder a. en b. bedoeld - ten minste gedurende een half jaar een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd en nog voert. De partner mag geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn zijn. De partner dient bij overlijden van de (gewezen) deelnemer een verklaring van de notaris te overleggen, dat een notariële samenlevingsovereenkomst is gesloten, waarin ten minste zijn opgenomen:
1. de geboortedata en de burgerlijke staat van de (aspirant-)deelnemer en de partner;
2. de aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding;
3. enige vermogensrechtelijke bepalingen.
Een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde kan slechts één partner hebben.
Partnerrelatie
a. huwelijk;
b. geregistreerd partnerschap of
c. de gezamenlijke huishouding, bij notariële akte vastgelegd, die een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde voert met een partner als bedoeld onder c. bij de definities van partner.
De partnerrelatie moet ontstaan zijn vóór de pensioendatum. Een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde kan op enig moment slechts één partnerrelatie hebben.
Pensioenaanspraak
Het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening.
Pensioendatum
De datum waarop het levenslang ouderdomspensioen ingaat. Die datum kan geen andere zijn dan de eerste dag van de kalendermaand. De vroegst mogelijke ingangsdatum is de eerste dag van de kalendermaand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 60 jaar bereikt. De laatst mogelijke ingangsdatum kan niet later liggen dan het tijdstip waarop de (gewezen) deelnemer de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
Pensioengerechtigde
Persoon voor wie op grond van een pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan.
Pensioenovereenkomst
Hetgeen tussen de werkgever en een werknemer is overeengekomen betreffende pensioen, zoals nader vastgelegd in dit pensioenreglement.
Pensioenrecht
Het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijk toeslagverlening.
Pensioenrichtdatum :
De eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Prijsindex
Het percentage, tot op twee decimalen nauwkeurig berekend, waarmee het consumentenprijsindexcijfer van de maand oktober onmiddellijk voorafgaand aan de 1e januari van een jaar, is gestegen ten opzichte van het consumentenprijsindexcijfer over de maand oktober van het daaraan voorafgaande jaar. Als consumentenprijsindexcijfer wordt gehanteerd het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens, afgeleid, zoals dit door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gepubliceerd. Indien dit consumentenprijsindexcijfer niet meer wordt gepubliceerd, geldt het daarvoor in de plaats getreden prijsindexcijfer.
Ruilvoet
De verhouding tussen het uit te ruilen en het in te kopen pensioen.
Scheiding
a. echtscheiding; .
b. ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
c. beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door dood, vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk;
d. beëindiging van een partnerrelatie als bedoeld onder c. bij de definitie van partnerrelatie anders dan door dood of vermissing.
Toezichthouder
De Stichting Autoriteit Financiële Markten of de Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 van de Pensioenwet.
Verzekeraar
Een verzekeraar die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen.
Voorwaarden in verband met de voorwaarden van een partnerrelatie Huwelijkse voorwaarden, geregistreerd partnerschap of voorwaarden in
verband met een partnerrelatie in de zin van de omschrijving van het begrip partnerrelatie onder c.
WAO
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
WIA
Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
Werkgever
Aon Groep Nederland B.V., gevestigd te Rotterdam, alsmede door de directie van Aon Groep Nederland aangewezen gelieerde ondernemingen.
Werknemer
Degene met wie de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft gesloten in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek.
Onder (gewezen) deelnemer, gepensioneerde, pensioengerechtigde, aanspraakgerechtigde en werknemer worden zowel de mannelijke als de vrouwelijke persoon verstaan, tenzij uit de tekst van dit pensioenreglement uitdrukkelijk anderszins blijkt.
Artikel 2 – Deelnemerschap en pensioenovereenkomst
1. Als deelnemer van de in dit pensioenreglement omschreven pensioenregeling komt die werknemer in aanmerking, die op 30 juni 2003 én 1 juli 2003 al werknemer was en op vrijwillige basis heeft gekozen voor voortzetting van deelname aan de eindloonregeling.
2. Het deelnemerschap ving aan op de eerste van de maand waarin de deelnemer zijn 25e verjaardag bereikt dan wel de latere datum van indiensttreding.
3. Het deelnemerschap eindigt:
a. op de pensioenrichtdatum;
b. op de pensioendatum als deze vóór de pensioenrichtdatum ligt;
c. bij beëindiging van het dienstverband met de werkgever, tenzij deze beëindiging geschiedt door toepassing van een regeling, waarbij en voor zolang de werkgever de doorbetaling van de pensioenpremie aan het fonds betaalt;
d. bij beëindiging van de toepassing van een sub c bedoelde regeling;
e. bij overlijden vóór de pensioenrichtdatum.
Artikel 3 – Pensioenaanspraken en de veiligstelling daarvan
1. Met inachtneming van de bepalingen van dit pensioenreglement geeft het deelnemerschap aanspraak op:
a. een levenslang ouderdomspensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer, ingaande bij in leven zijn op de pensioendatum en dan betaalbaar tot en met de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt;
b. een levenslang partnerpensioen ten behoeve van de (gewezen) partner met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde voor de pensioendatum een partnerrelatie is aangegaan.
Het levenslang partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt en is dan betaalbaar tot en met de maand waarin de (gewezen) partner overlijdt;
c. een tijdelijk partnerpensioen op risicobasis ten behoeve van de partner met wie de deelnemer vóór de pensioendatum een partnerrelatie is aangegaan. Er is aanspraak op tijdelijk partnerpensioen bij overlijden van de deelnemer als de partner op dat moment de 65-jarige leeftijd niet heeft bereikt. Het tijdelijk partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer overlijdt en is dan betaalbaar tot en met de maand waarin de 65e verjaardag van de partner valt of zo dit eerder is, tot en met de maand waarop de partner voordien overlijdt;
d. een wezenpensioen ten behoeve van ieder kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ingeval de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen gaat in op eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt en is dan betaalbaar tot en met de maand waarin de 21e verjaardag van het betrokken kind valt. Voor studerende of invalide kinderen is het wezenpensioen betaalbaar uiterlijk tot en met de maand waarin de 30e verjaardag van het betrokken kind valt of tot en met de maand waarin het voordien overlijdt of als dat eerder is ophoudt studerend of invalide te zijn in de zin van de Wet studiefinanciering 2000 of een wettelijke voorziening in verband met arbeidsongeschiktheid.
2. Het fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
- de collectiviteitkring gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 PW gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 PW gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen; en
- de collectiviteitkring niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 of artikel 132 PW zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
- alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of artikel 139 PW.
3. Het fonds informeert de deelnemers, de gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever onverwijld schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
4. De vermindering, bedoeld in lid 2, kan op zijn vroegst drie maanden nadat de pensioengerechtigden hierover zijn geïnformeerd en een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, werkgever en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Artikel 4 – Hoogte van de pensioenen
1. Het ouderdomspensioen is gelijk aan de tot en met 31 december 2014 bij de voormalige Stichting Pensioenfonds Aon Groep Nederland uit hoofde van het beëindigde “eindloonpensioenreglement 2014” opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen.
2. Vanaf 2015 wordt jaarlijks, voor het eerst op 1 april 2015, voor deelnemers die op 1 april van enig jaar na 2014 in dienst zijn van werkgever, zonder dat sprake is van tussentijdse beëindiging van de dienstbetrekking na 31 december 2014, op het volgens lid 1 opgebouwde ouderdomspensioen een onvoorwaardelijke toeslag verleend. Deze toeslag bedraagt 2% en wordt toegekend over de tot laatstgenoemde datum opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen, vermeerderd met de vanaf 1 januari 2015 toegekende onvoorwaardelijke toeslagen. Voor deze toeslag wordt door werkgever premie betaald.
3. Aanspraken op ouderdomspensioen uit hoofde van:
a. extra deelnemersjaren uit hoofde van waardeoverdracht, voor zover die deelnemersjaren bij de toekenning boven het in het toen geldende reglement maximale aantal deelnemersjaren zijn vastgesteld;
b. de overgangsregelingen bij de eindloonregeling van het fonds die bij de wijziging per 1 januari 1987 zijn toegekend;
c. andere (overgangs)regelingen die bij overnames dan wel in een ander verband zijn opgesteld;
d. omgezette kapitalen uit de vrijwillige, flexibele en aanvullende pensioenregelingen van de voormalige Stichting Pensioenfonds Aon Groep Nederland dan wel de werkgever.
worden voor de verlening van de onvoorwaardelijke toeslag als bedoeld in lid 2 niet gerekend tot de opgebouwde aanspraken als in lid 1 omschreven.
De aanspraken onder a., b. en d. worden jaarlijks per 1 januari in dezelfde mate herzien als de aanspraken van de gewezen deelnemer in artikel 5.
De aanspraken onder c. worden behandeld op de wijze als destijds bij het opstellen van de betreffende regeling is overeengekomen en in artikel 17 is vastgelegd.
4. Het fonds heeft het recht met inachtneming van artikel 66 van de Pensioenwet om bij ingang van het ouderdomspensioen een aanspraak op ouderdomspensioen en andere aanspraken ten behoeve van de gepensioneerde of zijn nabestaanden af te kopen, indien de uitkering van het levenslange ouderdomspensioen op de ingangsdatum minder bedraagt dan het bedrag als opgenomen in artikel 66 van de Pensioenwet en mits de gepensioneerde geen bezwaar maakt tegen de afkoop of – indien het deelnemerschap is geëindigd vanaf 1 januari 2007 – instemt met de afkoop.
Indien het fonds gebruik wil maken van het recht op afkoop informeert het fonds de gepensioneerde hierover voor de ingang van het pensioen en gaat over tot uitbetaling van de afkoopwaarde binnen zes maanden na de ingang van het pensioen. De hoogte van de afkoopsom wordt bepaald door de afkoopvoet. Het fonds stelt de afkoopvoeten vast alsmede een periode gedurende welke deze afkoopvoeten gelden.
Het fonds waarborgt dat bij gebruikmaking van deze afkoopvoeten geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen en dat bij de vaststelling van deze afkoopvoeten voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. De afkoopvoeten zijn opgenomen in de bijlage bij dit pensioenreglement.
Indien het fonds wil afkopen op of na de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen, en het moment waarop het fonds wil afkopen ligt voor of op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de AOW ingaat, dan heeft de gewezen deelnemer het recht ervoor te kiezen dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft, ingaat op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de AOW ingaat. Het fonds koopt af op het moment dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft ingaat.
5. Levenslang partnerpensioen
a. Het partnerpensioen bedraagt 70% van het in lid 1 en 2 omschreven ouderdomspensioen.
b. Het fonds koopt binnen zes maanden na de ingangsdatum het recht op levenslang partnerpensioen ten behoeve van de (gewezen) partner af, indien de uitkering van het levenslang partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan het grensbedrag in artikel 66 van de Pensioenwet.
De hoogte van de afkoopsom wordt bepaald door de afkoopvoet. Het fonds stelt de afkoopvoeten vast alsmede een periode gedurende welke deze afkoopvoeten gelden. Het fonds waarborgt dat bij gebruikmaking van deze afkoopvoeten geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen en dat bij de vaststelling van deze afkoopvoeten voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. De afkoopvoeten zijn opgenomen in de bijlage bij dit pensioenreglement.
6. Tijdelijk partnerpensioen
a. Het volgens lid 5 vastgestelde levenslange partnerpensioen wordt voor een partner die bij het ingaan van dit pensioen de 65e verjaardag nog niet heeft bereikt, tot deze leeftijd verhoogd met 15% van het levenslange partnerpensioen.
b. Het fonds koopt binnen zes maanden na de ingangsdatum het recht op tijdelijk partnerpensioen ten behoeve van de (gewezen) partner af, indien de uitkering van het levenslang partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan het grensbedrag in artikel 66 van de Pensioenwet.
De hoogte van de afkoopsom wordt bepaald door de afkoopvoet. Het fonds stelt de afkoopvoeten vast alsmede een periode gedurende welke deze afkoopvoeten gelden. Het fonds waarborgt dat bij gebruikmaking van deze afkoopvoeten geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen en dat bij de vaststelling van deze afkoopvoeten voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. De afkoopvoeten zijn opgenomen in de bijlage bij dit pensioenreglement.
7. Wezenpensioen
a. Het wezenpensioen is per pensioengerechtigd kind van de deelnemer gelijk aan 14% van het te verzekeren levenslang ouderdomspensioen. Dit wezenpensioen wordt verdubbeld indien geen levenslang partnerpensioen (meer) wordt uitgekeerd.
b. Het fonds koopt binnen zes maanden na de ingangsdatum het recht op wezenpensioen ten behoeve van het kind af indien de uitkering van het wezenpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan het grensbedrag in artikel 66 van de Pensioenwet.
De hoogte van de afkoopsom wordt bepaald door de afkoopvoet. Het fonds stelt de afkoopvoeten vast alsmede een periode gedurende welke deze afkoopvoeten gelden. Het fonds waarborgt dat bij gebruikmaking van deze afkoopvoeten geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen en dat bij de vaststelling van deze afkoopvoeten voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. De afkoopvoeten zijn opgenomen in de bijlage bij dit pensioenreglement.
Artikel 5 – Voorwaardelijke toeslagen
1. Op het ingegane levenslange ouderdoms-, levenslange partner-, tijdelijke partner- en wezenpensioenen en de premievrije aanspraken op levenslang ouderdoms-, levenslang partner- en wezenpensioen van gewezen deelnemers wordt jaarlijks per 1 januari een toeslag verleend van maximaal de prijsindex. Deze toeslag kan niet negatief zijn en zal in enig kalenderjaar niet meer bedragen dan 4%. De aanspraken van de arbeidsongeschikte deelnemers worden op overeenkomstige wijze verhoogd.
2. Het bestuur gebruikt de volgende staffel als leidraad voor de bepaling van de hoogte van de toeslag vanaf 1 januari 2015:
Situatie beleidsdekkingsgraad | Toekenning toeslag |
Onder 110% | Geen |
Tussen 110% en 110% + vereist TBI | Lineaire toekenning |
Boven 110% + vereist TBI | Volledig |
− De toeslagambitie bedraagt 100% van de stijging van de prijsindex. In een jaarlijks uit te voeren haalbaarheidstoets zal de verwachte realisatie van de toeslag worden bepaald;
− Voor de bepaling van de grens voor volledige toeslagverlening wordt de wettelijk voorgeschreven methodiek van toekomstbestendig indexeren (TBI) toegepast. Daartoe wordt het “vereist TBI” vastgesteld, dat (als percentage van de voorziening pensioenverplichtingen) wordt gebruikt als grenswaarde in bovenstaande staffel en bij de vaststelling van de inhaaltoeslag. Deze grens wordt jaarlijks bepaald;
− Het bestuur kan besluiten om een inhaaltoeslag te verlenen. Voor een inhaaltoeslag gelden de volgende richtlijnen.
o Een inhaaltoeslag kan uitsluitend worden verleend indien de beleidsdekkingsgraad ten minste 110% + vereist TBI bedraagt en ten minste gelijk is aan de vereiste dekkingsgraad.
o Voor inhaaltoeslagverlening wordt maximaal 20% van het eigen vermogen − voor zover dat uitgaat boven het eigen vermogen op basis van 110% + vereist TBI − ingezet.
o Naarmate toeslagachterstanden ouder zijn, worden zij eerder ingehaald. Achterstanden die ouder zijn dan 10 jaren worden niet meer in aanmerking genomen bij het toekennen van een inhaaltoeslag.
o Een inhaaltoeslag heeft alleen betrekking op toekomstige pensioenuitkeringen en wordt dus niet met terugwerkende kracht verleend.
o In een bepaald jaar wordt eerst door het bestuur besloten of toeslagverlening moet plaatsvinden en vervolgens of eventueel een inhaaltoeslag mogelijk is. Toekenning van een inhaaltoeslag in een jaar mag er niet toe leiden dat het eigen vermogen op
31 december van het voorafgaande jaar daalt onder 110% + vereist TBI.
3. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de ingegane levenslange ouderdoms-, levenslange partner-, tijdelijke partner- en wezenpensioenen en premievrije aanspraken op levenslang ouderdoms-, levenslang partner- en wezenpensioen van gewezen deelnemers worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit het beleggingsrendement gefinancierd.
4. Indien het ingegane levenslange ouderdomspensioen wordt verhoogd, als bedoeld in lid 1, worden de daarbij behorende nog niet ingegane aanspraken op levenslang partner- en wezenpensioen in dezelfde mate verhoogd.
Artikel 6 – Uitkering van de pensioenen
1. De pensioenen worden door het fonds uitgekeerd, onder inhouding van de verschuldigde belastingen en/of premies voor sociale verzekeringen, waar dat ingevolge enig wettelijk voorschrift vereist is. Het fonds kan deze taken overdragen aan de verzekeraar, de werkgever of een andere instantie.
2. De pensioenen worden uitgekeerd in maandelijkse termijnen bij nabetaling vanaf de 1e van de maand waarop het recht op een uitkering ontstaat tot en met de maand waarop het recht op een uitkering eindigt.
3. De uitkering van de krachtens dit pensioenreglement toegezegde pensioenen geschiedt als volgt:
- levenslang ouderdomspensioen: aan de gepensioneerde;
- levenslang partnerpensioen: aan de (gewezen) partner van de gewezen deelnemer of van de gepensioneerde;
- tijdelijk partnerpensioen: aan de partner van de gewezen deelnemer;
- wezenpensioen: aan de kinderen van de gewezen deelnemer of van de gepensioneerde.
4. De uitkering van iedere pensioentermijn kan afhankelijk worden gesteld van enig bewijs van in leven zijn van degene aan wie het pensioen wordt uitgekeerd. De uitkeringen geschieden uitsluitend in euro’s.
5. Alle kosten van eventuele betaalbaarstelling in het buitenland komen voor rekening van de pensioengerechtigde.
Artikel 7 – Flexibiliseringsmogelijkheden
1. Elke (gewezen) deelnemer kan, ongeacht zijn burgerlijke staat, éénmalig er voor kiezen, direct voorafgaand aan het bereiken van de pensioendatum, de aanspraak op opgebouwd levenslang partnerpensioen geheel of gedeeltelijk om te zetten in een aanspraak op levenslang ouderdomspensioen. Voor het levenslang partnerpensioen dat is opgebouwd over de deelnemersjaren voor 1 januari 2002 geldt dit vanaf 1 januari 2023.
Hierbij gelden de volgende regels:
a. de keuze kan uitsluitend gemaakt worden 6 maanden vóór het bereiken van de pensioendatum en is onherroepelijk;
b. de schriftelijke toestemming van de partner van de (gewezen) deelnemer is vereist;
c. een (gewezen) deelnemer zonder partner dient een schriftelijke verklaring te overleggen waarin hij verklaart dat hij geen partner heeft die aanspraak zou kunnen maken op levenslang partnerpensioenpensioen;
d. de keuze voor gehele of gedeeltelijke afstand heeft geen invloed op de hoogte van het verzekerde tijdelijke partnerpensioen en wezenpensioen;
e. indien er sprake is van verkregen premievrije aanspraken op bijzonder levenslang partnerpensioen heeft de keuze van de deelnemer alleen betrekking op het levenslang partnerpensioen ten gunste van een eventuele huidige partner en leidt de keuze tot een evenredig mindere mate van verhoging van het levenslang ouderdomspensioen;
f. de keuze voor het gehele of gedeeltelijke afstand doen, heeft betrekking op het levenslang partnerpensioen.
Indien geheel of gedeeltelijk afstand is gedaan van de aanspraak op levenslang partnerpensioen op de wijze als hiervoor beschreven, wordt de aanspraak op levenslang ouderdomspensioen verhoogd met een bedrag dat wordt bepaald aan de hand van de ruilvoeten die in de bijlage bij dit pensioenreglement zijn opgenomen.
2. De (gewezen) deelnemer kan eenmalig er voor kiezen het levenslang ouderdomspensioen op een pensioendatum te laten ingaan die eerder dan wel later ligt dan de pensioenrichtdatum.
Hierbij gelden de volgende regels:
a. de keuze kan uitsluitend eenmalig gemaakt worden 6 maanden vóór het bereiken van de pensioendatum en is onherroepelijk;
b. indien er sprake is van verevend levenslang ouderdomspensioen of van conversie heeft de keuze van de (gewezen) deelnemer eveneens betrekking op het deel van het levenslang ouderdomspensioen dat verevend is doch niet op het deel dat geconverteerd is;
c. de keuze voor vervroeging of uitstel heeft betrekking op het levenslang ouderdomspensioen;
d. de (gewezen) deelnemer heeft de keuze om de pensioenrichtdatum te vervroegen. Indien de (gewezen) deelnemer de pensioenrichtdatum wil vervroegen naar een leeftijd die ligt vóór het bereiken van de leeftijd die 10jaar lager is dan de voor hem geldende AOW-leeftijd, is vervroeging alleen mogelijk indien in gelijke mate de dienstbetrekking wordt beëindigd. De gewezen deelnemer dient dit door middel van een schriftelijke verklaring aan het fonds aan te tonen.;
e. uitstel kan niet later dan tot het tijdstip waarop de (gewezen) deelnemer de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
Indien gekozen is voor het eerder in laten gaan van het levenslang ouderdomspensioen op de wijze als hiervoor beschreven, wordt het deelnemerschap op de pensioendatum beëindigd met inachtneming van artikel 8. Het levenslang ouderdomspensioen wordt verlaagd met een bedrag dat wordt bepaald aan de hand van de vervroegingsfactoren die in de bijlage bij dit pensioenreglement zijn opgenomen.
Indien gekozen is voor het later in laten gaan van het levenslang ouderdomspensioen op de wijze als hiervoor beschreven, wordt het deelnemerschap beëindigd op de pensioenrichtdatum met inachtneming van artikel 8. Het levenslang ouderdomspensioen wordt verhoogd met een bedrag dat wordt bepaald aan de hand van de uitstelfactoren die in de bijlage bij dit pensioenreglement zijn opgenomen, waarbij de uitstelfactoren worden toegepast die gelden op het moment dat het levenslange pensioen ingaat.
3. De (gewezen) deelnemer kan ervoor kiezen een deel van het levenslang ouderdomspensioen om te zetten in een AOW-overbruggingspensioen indien hij op dat moment nog geen AOW-uitkering ontvangt. Het AOW-overbruggingspensioen is bedoeld om het gemis aan AOW te overbruggen in de periode van de pensioeningangsdatum tot de ingangsdatum van de AOW-uitkering. Het AOW-overbruggingspensioen bedraagt ten hoogste twee maal de AOW-uitkering voor een gehuwde.
4. Een (gewezen) deelnemer heeft éénmalig bij ingang van het levenslang ouderdomspensioen het recht te kiezen voor variatie in de hoogte van het levenslang ouderdomspensioen.
Hierbij gelden de volgende regels:
a. de keuze kan uitsluitend eenmalig gemaakt worden 6 maanden voor het bereiken van de pensioendatum en is onherroepelijk;
b. de laagste uitkering mag niet minder bedragen dan 75% van de hoogste uitkering;
c. de (gewezen) deelnemer kan zijn levenslang ouderdomspensioen tijdelijk verhogen/verlagen in ruil voor een lager/hoger levenslang ouderdomspensioen na die periode;
d. de maximum periode waarin het ouderdomspensioen kan variëren bedraagt 10 jaar vanaf de pensioendatum;
e. bij toepassing van sub b mag, in de jaren tussen de pensioendatum en de pensioenrichtdatum, buiten beschouwing blijven een bedrag dat gelijk is aan tweemaal de voor die jaren geldende uitkeringen voor gehuwde personen zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en zesde lid, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantietoeslag;
f. indien er sprake is van verevend levenslang ouderdomspensioen of van conversie heeft de keuze van de (gewezen) deelnemer eveneens betrekking op het deel van het levenslang ouderdomspensioen dat verevend is doch niet op het deel dat geconverteerd is;
g. de keuze voor het variëren heeft betrekking op het levenslang ouderdomspensioen.
h. de variatie in hoogte van het levenslange ouderdomspensioen heeft geen gevolgen voor het levenslange partnerpensioen;
i. voor de toepassing van sub b blijft in de jaren tussen de pensioendatum en de AOW-ingangsdatum een bedrag ter grootte van het AOW-overbruggingspensioen buiten aanmerking.
j. In afwijking in zoverre van onderdeel a. kan de mate van variatie uiterlijk bij het bereiken van de 65 5/12-jarige leeftijd worden vastgesteld indien het pensioen is ingegaan vóór 1 januari 2016.
Indien gekozen is voor variatie in hoogte van het levenslang ouderdomspensioen wordt de aanspraak op levenslang ouderdomspensioen in de gekozen periode als bedoeld in lid 3.d. verhoogd of verlaagd en daarna verlaagd of verhoogd met een bedrag dat wordt bepaald aan de hand van variabiliseringsfactoren. In de bijlage bij de pensioenreglement zijn deze variabiliseringsfactoren opgenomen voor een periode van 5 en 10 jaar.
5. Het fonds stelt de uitruilvoeten, de vervroegingsfactoren, de uitstelfactoren en de variabiliseringsfactoren vast alsmede een periode gedurende welke deze ruilvoeten en factoren gelden. Het fonds waarborgt dat bij gebruikmaking van deze ruilvoeten en factoren geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen en dat bij de vaststelling van deze ruilvoeten en factoren voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
6. a. Op de pensioendatum en bij beëindiging van het deelnemerschap als omschreven in artikel 8 wordt voor de (gewezen) deelnemer die een partner heeft een deel van het ouderdomspensioen omgezet in partnerpensioen. Het vastgestelde partnerpensioen bedraagt na omzetting maximaal 100% van het verlaagde ouderdomspensioen.
b. Het fonds gaat over tot het uitruilen van levenslang ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen in de verhouding dat het levenslange partnerpensioen 70% van het ouderdomspensioen bedraagt in het navolgende geval:
- de (gewezen) deelnemer reageert niet binnen een redelijke termijn op het aanbod tot uitruil in het laatste jaar voor de feitelijke pensioendatum; en
- de (gewezen) deelnemer blijkt geen partnerpensioen te hebben na ingang van het pensioen bij het achterwege blijven van de uitruil; en
- de betreffende (gewezen) deelnemer is gehuwd, is een geregistreerd partnerschap aangegaan of blijkt een partnerrelatie te zijn aangegaan.
c. De (gewezen) deelnemer kan de werkgever schriftelijk mededelen dat hij afziet van omzetting. Indien de (gewezen) deelnemer afziet van de omzetting is hiervoor de schriftelijke toestemming van de partner vereist (indien de deelnemer een partner heeft).
7. De in dit artikel genoemde flexibilisering betreft de hierna genoemde mogelijkheden. Als van meerdere mogelijkheden gebruik wordt gemaakt, vindt de flexibilisering in de hierna genoemde volgorde plaats:
- Het ouderdomspensioen eerder of later dan de pensioendatum in laten gaan (lid 2).
- Het ouderdomspensioen gedeeltelijk omzetten in partnerpensioen en bijbehorend wezenpensioen en het partnerpensioen omzetten in hoger ouderdomspensioen voor zover het betreft uitruil op de pensioendatum (lid 6 en lid 1).
- Het ouderdomspensioen variëren teneinde te compenseren voor een nog niet ingegane AOW- uitkering (lid 3).
- De hoogte van het ouderdomspensioen laten variëren (lid 4).
Gebruikmaking van één of meerdere van de bovenstaande mogelijkheden op enig tijdstip zal plaatsvinden met inachtneming van de bovenstaande volgorde.
Artikel 8 – Beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum
1. Indien het deelnemerschap eindigt vóór de pensioendatum, anders dan door overlijden van de deelnemer, verkrijgt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op een levenslang ouderdomspensioen, op levenslang partnerpensioen en wezenpensioen.
2. Het fonds heeft onder de in artikel 66 tot en met 68 van de Pensioenwet genoemde voorwaarden het recht een pensioenrecht of pensioenaanspraak af te kopen indien dit niet uitgaat boven het bedrag genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet.
De hoogte van de afkoopsom wordt bepaald door de afkoopvoet. Het fonds stelt de afkoopvoeten vast alsmede een periode gedurende welke deze afkoopvoeten gelden. Het fonds waarborgt dat bij gebruikmaking van deze afkoopvoeten geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen en dat bij de vaststelling van deze afkoopvoeten voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. De afkoopvoeten zijn opgenomen in de bijlage bij dit pensioenreglement
3. De aanspraak op tijdelijk partnerpensioen op risicobasis als bedoeld in artikel 3 lid 1 onder c vervalt.
1. De premievrije pensioenaanspraken, waarop een tot de pensioenregeling van de collectiviteitkring toegetreden deelnemer recht heeft behouden uit hoofde van een individueel beëindigd deelnemerschap aan de pensioenregeling van een vorige werkgever, zullen door het fonds op verzoek van een deelnemer worden omgezet in gelijkwaardige pensioenaanspraken en hiermee corresponderende deelnemersjaren jegens het fonds, mits aan het fonds een daarmee corresponderende waarde wordt overgedragen.
a. De gelijkwaardige aanspraken worden vastgesteld met inachtneming van de rekenregels die zijn gesteld bij en krachtens artikel 71 van de Pensioenwet.
b. Indien het totaal aantal deelnemersjaren na overdracht meer bedraagt dan het maximum aantal deelnemersjaren zoals verwoord in artikel 1 van dit pensioenreglement, dan worden over het meerdere premievrije pensioenaanspraken toegekend. Deze premievrije aanspraken worden jaarlijks verhoogd conform de bepalingen in artikel 5.
c. Het fonds werkt mee aan een overdracht, indien de deelnemer binnen zes maanden na ontvangst van de hem/haar verstrekte opgave, aan het fonds kenbaar heeft gemaakt met de overdracht van zijn/haar premievrije pensioenaanspraken in te stemmen.
d. Het fonds accepteert de individuele waardeoverdracht niet indien het deelnemerschap aan de pensioenregeling van een vorige werkgever is geëindigd vóór 8 juli 1994. Deze waardeoverdracht vindt plaats op de door het bestuur vastgestelde rekenregels.
3. De in lid 1 en lid 2 genoemde waardeoverdracht vindt niet plaats zolang:
a. de overdragende of ontvangende pensioenuitvoerder een pensioenfonds is waarbij gezien de beleidsdekkingsgraad de technische voorzieningen niet meer volledig door waarden worden gedekt;
b. de overdragende of ontvangende pensioenuitvoerder een verzekeraar is:
- ten aanzien waarvan een besluit als bedoeld in artikel 3A:85 van de Wet op het financiële toezicht van toepassing is; of
- die failliet is.
c. de overdragende pensioenuitvoerder een verzekeraar is en aanvullende bijdragen van de werkgever noodzakelijk zijn maar de financiële toestand van die werkgever blijkens een schriftelijke verklaring van een niet aan de onderneming van de werkgever verbonden registeraccountant of accountant- administratieconsulent die aanvullende bijdragen niet toelaat.
4. Het bestuur beslist of overdracht plaatsvindt van de waarde van premievrije pensioenaanspraken, als bedoeld in artikel 8 lid 1 aan een andere pensioenuitvoerder dan het fonds, indien de beëindiging van het deelnemerschap aan de pensioenregeling van het fonds groepsgewijs plaatsvindt. Door de waardeoverdracht vervallen alle aanspraken van de gewezen deelnemer uit hoofde van dit pensioenreglement.
Artikel 10 – Betalingsvoorbehoud en eenzijdige wijziging van de pensioenovereenkomst
1. De werkgever behoudt zich het recht voor om, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden zijn bijdragen te verminderen of te beëindigen, onder meer indien:
a. nieuwe voorzieningen van overheidswege worden ingevoerd dan wel bestaande voorzieningen zodanig worden gewijzigd, dat een herziening of beëindiging van de pensioenregeling, gezien de opzet daarvan, verantwoord is;
b. hij verplicht wordt zich voor het gehele onder deze regeling vallende personeel of een gedeelte daarvan, aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds;
c. de financiële situatie van de werkgever de uitgaven ter zake van de pensioenregeling niet meer toelaat;
d. op enig moment geconstateerd wordt dat er sprake is van fiscaal bovenmatige elementen in deze pensioenregeling. De regeling kan alsdan worden aangepast. Het fonds is in dat geval bevoegd het pensioenreglement dienovereenkomstig aan te passen;
e. bij of krachtens wettelijke maatregelen de werkgever verplicht is de pensioenovereenkomst te wijzigen.
2. De werkgever kan de pensioenovereenkomst eenzijdig wijzigen indien sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van de werkgever dat het belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
3. Indien de werkgever gebruik maakt van zijn rechten als bedoeld in lid 1 en lid 2 worden de voor de aanspraakgerechtigden tot het tijdstip van vermindering of beëindiging van de bijdrage van de werkgever dan wel tot het tijdstip van wijziging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd, behoudens in de bij en krachtens de Pensioenwet toegestane gevallen.
Artikel 11 – Onvoorziene gevallen
1. In gevallen waarin niet door dit pensioenreglement mocht zijn voorzien, beslist het bestuur na overleg met de werkgever zoveel mogelijk naar analogie van de bepalingen van dit pensioenreglement.
2. Het bestuur is na overleg met de werkgever bevoegd om in door haar te bepalen gevallen af te wijken van de bepalingen van dit pensioenreglement, doch uitsluitend in voor aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden gunstige zin.
3. Van deze afwijking op de bepalingen van het pensioenreglement ontvangt de desbetreffende persoon een schriftelijk bewijsstuk.
Artikel 12 – Voortzetting pensioenverwerving bij arbeidsongeschiktheid
1. Indien een deelnemer als gevolg van gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, ontstaan vanaf 1 januari 2008 en vóór 1 januari 2014, recht heeft op een (gedeeltelijke) uitkering krachtens WIA zal gedurende de periode waarin dit recht bestaat de pensioenverwerving geheel of gedeeltelijk premievrij worden voortgezet.
2. Voor de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid is bepalend de mate van arbeidsongeschiktheid volgens de normen van de WIA. Bij vermindering van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt het percentage van de verwerving opnieuw bepaald.
3. De pensioenverwerving geschiedt op basis van het pensioengevend salaris en de franchise, zoals die golden op 1 januari voorafgaand aan het tijdstip waarop recht op een WIA-uitkering is ontstaan en op basis van de arbeidstijd die gold op het moment dat de deelnemer arbeidsongeschikt werd.
4. De deelnemersjaren waarin de deelnemer als bedoeld in lid 1 arbeidsongeschikt is, worden vastgesteld op basis van de mate van arbeidsongeschiktheid waarnaar de WIA-uitkering is berekend volgens onderstaande tabel:
Mate van arbeidsongeschiktheid | Percentage voor de in aanmerking te nemen deelnemersjaren |
minder dan 35% | 0% |
35% - 45% | 40% |
45% - 55% | 50% |
55% - 65% | 60% |
65% - 80% | 72,5% |
80% of meer | 100% |
5. Voor zover de pensioenverwerving bij arbeidsongeschiktheid (gedeeltelijk) wordt voortgezet, worden de opgebouwde aanspraken op levenslang ouderdoms-, levenslang partner- en wezenpensioen van de deelnemer jaarlijks per 1 januari in dezelfde mate herzien als de opgebouwde aanspraken van de gewezen deelnemer in artikel 5.
6. Indien de mate van arbeidsongeschiktheid van een deelnemer wijzigt en deze wijziging leidt tot een daling van de mate van premievrijstelling, dan zal voor het deel waarvoor geen premievrijstelling meer wordt verleend bij ontslag het bepaalde in artikel 8 worden toegepast.
Pensioenaanspraken en pensioenrechten ingevolge dit pensioenreglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
De jaarlijkse verhoging zoals beschreven in artikel 4 lid 2 van de deelnemer wordt voortgezet gedurende de periode dat hij:
- ouderschapsverlof heeft als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg;
- langdurig zorgverlof heeft als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet arbeid en zorg;
- loopbaanonderbrekingsverlof heeft;
- verlof direct voorafgaand aan pensionering heeft;
- prepensioen uit hoofde van de prepensioenregeling opneemt.
Zodra de perioden van loopbaanonderbrekingsverlof, het verlof direct voorafgaand aan pensionering en prepensioen samen meer dan 24 maanden duren, zal de deelnemer gedurende deze verdere perioden geen verhoging als bedoeld in lid 1 meer ontvangen maar een voorwaardelijke jaarlijkse toeslag zoals beschreven in artikel 5.
Artikel 15 – Scheiding en nieuwe partnerrelatie
1. Bij scheiding als omschreven in artikel 1 in de omschrijving van dat begrip onder punt a en c en bij scheiding van tafel en bed is de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding van toepassing tenzij partijen anders overeenkomen.
2. Indien het levenslang ouderdomspensioen van een deelnemer krachtens het vorige lid verevend wordt, wordt indien en voor zolang het deelnemerschap voortduurt, het verevende levenslang ouderdomspensioen herzien op de wijze als in artikel 4 lid 2 omschreven.
3. Vanaf het tijdstip waarop de deelnemer gewezen deelnemer is geworden of wordt, wordt het verevende levenslang ouderdomspensioen herzien overeenkomstig de bepalingen van artikel 5.
4. Indien de partnerrelatie van een deelnemer eindigt door scheiding verkrijgt de gewezen partner van de deelnemer een aanspraak op partnerpensioen als de deelnemer ten behoeve van die gewezen partner zou hebben behouden indien op het tijdstip van scheiding zijn deelneming zou zijn geëindigd.
5. Indien de partnerrelatie van een gewezen deelnemer eindigt door scheiding en de gewezen deelnemer ten behoeve van die partner een aanspraak op partnerpensioen heeft behouden bij beëindiging van de deelneming, gaat de aanspraak over op de gewezen partner van de gewezen deelnemer.
6. Indien een partnerrelatie van een gepensioneerde eindigt door scheiding en de gepensioneerde ten behoeve van die partner een aanspraak op partnerpensioen heeft behouden bij het ingaan van het ouderdomspensioen, gaat die aanspraak over op de gewezen partner van de gepensioneerde.
7. Het in de leden 4, 5 en 6 bepaalde vindt geen toepassing indien de partners bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of een schriftelijk gesloten overeenkomst met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen. Deze voorwaarden of overeenkomst zijn respectievelijk is slechts geldig indien het fonds zich bereid heeft verklaard hiermee in te stemmen en bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen.
Artikel 16 – Verplichtingen van de (gewezen) deelnemer
1. De (gewezen) deelnemer is verplicht het fonds onverwijld kennis te geven van echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerde partnerschap, beëindiging van de gezamenlijke huishouding en verder alle gegevens te verstrekken die met betrekking tot de uitvoering van dit pensioenreglement door het fonds, de werkgever en/of verzekeraar worden gevraagd.
Evenzo is de deelnemer met vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid verplicht direct mededeling te doen van wijziging in het percentage arbeidsongeschiktheid.
2. Het fonds behoudt zich het recht voor toekomstige wijzigingen in de reeds verzekerde pensioenen achterwege te laten, indien de deelnemer niet aan zijn verplichtingen voldoet.
3. Het fonds en de werkgever zijn niet aansprakelijk indien een pensioen niet of niet juist is verzekerd doordat de (gewezen) deelnemer niet, niet goed of niet tijdig aan de voor hem uit dit pensioenreglement voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan.
Artikel 17 – Klachten en geschillen
Een belanghebbende kan een klacht indienen en een geschil aanhangig maken overeenkomstig de procedure zoals opgenomen in het klachten- en geschillenbeleid van het Fonds.
Artikel 18 – Overgangsbepalingen
1. Voor werknemers geboren tussen 1 januari 1983 en 1 januari 1987, die op 31 december 2007 en aansluitend op 1 januari 2008 in dienst zijn van de werkgever vangt het deelnemerschap, in afwijking van artikel 2, aan op 1 januari 2008.
2. Voor werknemers die op 31 december 2007 al deelnemer zijn aan de pensioenregeling en aansluitend op 1 januari 2008 in dienst zijn van de werkgever geldt, in afwijking van artikel 2, dat het deelnemerschap aanvangt op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer zijn 25e verjaardag valt dan wel de latere datum van indiensttreding. Voor deze deelnemers worden, in afwijking tot artikel 1, ten hoogste 40 deelnemersjaren in aanmerking genomen.
3. In afwijking van artikel 12 geldt dat voor deelnemers die reeds op 1 januari 2008 uit hoofde van de vorige pensioenregeling recht hadden op premievrijstelling, de voortzetting van de pensioenopbouw in verband met arbeidsongeschiktheid blijft gehandhaafd. De voortzetting geldt zolang het arbeidsongeschiktheidspercentage op basis van de WAO 65% of meer bedraagt.
Mate van arbeidsongeschiktheid | Percentage voor de in aanmerking te nemen deelnemersjaren |
minder dan 65% | 0% |
65% of meer | 100% |
4. Gewezen deelnemers zonder dienstverband met de werkgever en pensioengerechtigden, uitgezonderd wezen, die op 1 januari 2023 deze status hebben, hebben in het kader van de liquidatie van Stichting Pensioenfonds Aon Groep Nederland de keuze gekregen hun pensioenaanspraken dan wel pensioenrechten over te laten dragen naar Zwitserleven via collectieve waardoverdracht als bedoeld in artikel 84 van de Pensioenwet. Degenen die gebruik hebben gemaakt van deze keuze zijn niet toegetreden tot de collectiviteitkring en kunnen dan ook geen aanspraken dan wel rechten ontlenen aan dit pensioenreglement’.
5. Voor ex-werknemers van Xxxx en van der Aa die per 1 juli 1993 als deelnemer in deze regeling zijn opgenomen, gelden de bepalingen zoals verwoord in dit pensioenreglement met dien verstande dat:
a. de hoogte van de pensioenaanspraken vastgesteld wordt zoals vermeld in artikel 4 lid 3 onder c. van dit pensioenreglement onder aftrek van de bij Nationale Nederlanden opgebouwde pensioenaanspraken;
b. de uitkeringen van de bij Nationale Nederlanden verzekerde pensioenaanspraken vinden plaats door het fonds, indien en voor zover het fonds deze uitkeringen van Nationale Nederlanden heeft ontvangen;
c. het totaal van de pensioenaanspraken volgens dit pensioenreglement inclusief de bij Nationale Nederlanden verzekerde pensioenaanspraken worden tijdens het deelnemerschap verhoogd volgens het bepaalde in artikel 4 lid 2 en na beëindiging van het deelnemerschap volgens het in artikel 5 gestelde.
5. Voor de ex-werknemers van Bishopsgate die per 1 november 2002 als deelnemer in deze regeling zijn opgenomen, zijn de bepalingen van dit pensioenreglement van toepassing waarbij:
a. de ex-werknemers recht hebben op een extra aanspraak op levenslang ouderdomspensioen, met bijbehorend partner- en wezenpensioen, waarvan de opbouw per 1 januari 2015 is gestopt;
b. een extra ouderdomspensioen is verkregen door omzetting van het op 1 november 2002 opgebouwde tijdelijk ouderdomspensioen;
c. op de onder a en b beschreven aanspraken toeslagen worden verleend conform het in artikel 5 van het pensioenreglement bepaalde.
6. Voor ex-werknemers van NASK kantoor Groningen die per 1 januari 1996 als deelnemer in deze regeling zijn opgenomen, gelden de bepalingen zoals verwoord in dit pensioenreglement met dien verstande dat:
a. de hoogte van de pensioenaanspraken vastgesteld wordt zoals vermeld in artikel 4 lid 3 onder c. van dit pensioenreglement onder aftrek van de bij Nationale Nederlanden opgebouwde pensioenaanspraken;
b. de uitkeringen van de bij Nationale Nederlanden verzekerde pensioenaanspraken vinden plaats door het fonds, indien en voor zover het fonds deze uitkeringen van Nationale Nederlanden heeft ontvangen;
c. het totaal van de pensioenaanspraken volgens dit pensioenreglement inclusief de bij Nationale Nederlanden verzekerde pensioenaanspraken worden tijdens het deelnemerschap verhoogd volgens het bepaalde in artikel 4 lid 2 en na beëindiging van het deelnemerschap volgens het in artikel 5 gestelde.
7. Voor ex-werknemers van Brons Orobio Groep (onderdeel van A&A) die per 1 januari 1989 als deelnemer in de regeling Xxxxxx Xxxxxx Holding zijn opgenomen, gelden de bepalingen zoals verwoord in dit pensioenreglement met dien verstande dat:
a. de hoogte van de pensioenaanspraken vastgesteld wordt zoals vermeld in artikel 4 lid 3 onder c. van dit pensioenreglement onder aftrek van de bij Aegon opgebouwde pensioenaanspraken;
b. het totaal van de pensioenaanspraken volgens dit pensioenreglement inclusief de bij Aegon verzekerde pensioenaanspraken worden tijdens het deelnemerschap verhoogd volgens het bepaalde in artikel 4 lid 2 en na beëindiging van het deelnemerschap volgens het in artikel 5 gestelde.
Dit pensioenreglement treedt in werking op 1 juli 2024 en vervangt alle voor de deelnemers van kracht zijnde reglementen.
Artikel 20 – Reglementsaanduiding
Dit pensioenreglement zal worden aangeduid als “Pensioenreglement eindloon”.
Bijlage 1 Flexibliseringsfactoren
Algemeen
De in deze bijlage genoemde bedragen zijn vastgesteld per 1 mei 2023 en gelden in principe tot 1 juli 2025.
Op deze bijlage zijn de bepalingen in het pensioenreglement van toepassing met inachtneming van de fiscale norm.
Aankoop
Aankoopfactoren direct ingaand ouderdomspensioen i.c.m. 70% bijbehorend latent partnerpensioen
Leeftijd | Factor |
58 | 24,644 |
59 | 24,160 |
60 | 23,667 |
61 | 23,167 |
62 | 22,658 |
63 | 22,141 |
64 | 21,615 |
65 | 21,081 |
66 | 20,539 |
67 | 19,988 |
68 | 19,428 |
69 | 18,860 |
70 | 18,283 |
Aankoopfactoren direct ingaand tijdelijk ouderdomspensioen (uitkering tot 65 jaar)
Leeftijd | Factor |
58 | 7,315 |
59 | 6,372 |
60 | 5,398 |
61 | 4,391 |
62 | 3,351 |
63 | 2,276 |
64 | 1,162 |
Aankoopfactoren uitgesteld ouderdomspensioen (ingaand op 65 jaar)
i.c.m. 70% latent partnerpensioen
Leeftijd | Factor |
58 | 17,333 |
59 | 17,792 |
60 | 18,274 |
61 | 18,780 |
62 | 19,312 |
63 | 19,870 |
64 | 20,459 |
Aankoopfactoren direct ingaand partnerpensioen
Leeftijd | Factor | Leeftijd | Factor | |
21 | 36,551 | 47 | 27,728 | |
22 | 36,288 | 48 | 27,299 | |
23 | 36,020 | 49 | 26,864 | |
24 | 35,747 | 50 | 26,421 | |
25 | 35,468 | 51 | 25,972 | |
26 | 35,183 | 52 | 25,516 | |
27 | 34,892 | 53 | 25,054 | |
28 | 34,595 | 54 | 24,584 | |
29 | 34,293 | 55 | 24,107 | |
30 | 33,984 | 56 | 23,624 | |
31 | 33,669 | 57 | 23,134 | |
32 | 33,348 | 58 | 22,636 | |
33 | 33,020 | 59 | 22,132 | |
34 | 32,685 | 60 | 21,620 | |
35 | 32,344 | 61 | 21,103 | |
36 | 31,997 | 62 | 20,578 | |
37 | 31,643 | 63 | 20,046 | |
38 | 31,282 | 64 | 19,506 | |
39 | 30,914 | 65 | 18,958 | |
40 | 30,539 | 66 | 18,402 | |
41 | 30,158 | 67 | 17,840 | |
42 | 29,770 | 68 | 17,269 | |
43 | 29,375 | 69 | 16,693 | |
44 | 28,973 | 70 | 16,110 | |
45 | 28,564 | 71 | 15,520 | |
46 | 28,149 | 72 | 14,925 |
Pensioenreglement eindloonpensioen 1
Vervroegen/uitstellen ouderdomspensioen
Vervroeging/uitstel ouderdomspensioen 65
Leeftijd | Ruilvoet |
58 | 58,17% |
59 | 60,94% |
60 | 63,95% |
61 | 67,22% |
62 | 70,77% |
63 | 74,63% |
64 | 78,83% |
65 | 83,42% |
66 | 88,43% |
67 | 93,92% |
68 | 100,00% |
69 | 106,68% |
70 | 113,96% |
71 | 121,97% |
72 | 130,81% |
Pensioenreglement eindloonpensioen 2
Uitruil
Uitruil partnerpensioen voor ouderdomspensioen
Uitruil nabestaandenpensioen in direct ingaand ouderdomspensioen bij pensionering
Leeftijd | Xxxxxxxx (bij vervroegen / uitstel voor uitruil) |
58 | 0,134 |
59 | 0,139 |
60 | 0,144 |
61 | 0,149 |
62 | 0,155 |
63 | 0,161 |
64 | 0,167 |
65 | 0,173 |
66 | 0,180 |
67 | 0,187 |
68 | 0,194 |
69 | 0,201 |
70 | 0,209 |
71 | 0,218 |
72 | 0,227 |
Uitruil ouderdomspensioen voor AOW-overbruggingspensioen
Omzetting direct ingaand ouderdomspensioen in direct ingaand tijdelijk ouderdomspensioen tot de AOW datum
Uitkering tot leeftijd Pensioen leeftijd | 66 4/12 | 66 7/12 | 66 10/12 | 67 | 67 3/12 |
55 | 2,157 | 2,120 | 2,084 | 2,061 | 2,028 |
56 | 2,280 | 2,236 | 2,194 | 2,167 | 2,129 |
57 | 2,431 | 2,378 | 2,328 | 2,296 | 2,250 |
58 | 2,620 | 2,555 | 2,494 | 2,455 | 2,399 |
59 | 2,862 | 2,780 | 2,703 | 2,655 | 2,586 |
60 | 3,182 | 3,075 | 2,975 | 2,913 | 2,825 |
61 | 3,623 | 3,477 | 3,343 | 3,260 | 3,144 |
62 | 4,270 | 4,056 | 3,864 | 3,747 | 3,585 |
63 | 5,306 | 4,960 | 4,659 | 4,479 | 4,235 |
64 | 7,227 | 6,562 | 6,013 | 5,698 | 5,286 |
65 | 12,077 | 10,225 | 8,877 | 8,166 | 7,296 |
66 | 45,788 | 26,319 | 18,532 | 15,504 | 12,474 |
Pensioenreglement eindloonpensioen 3
Variabel ouderdomspensioen
De hoogte van het ouderdomspensioen laten variëren. Pensioen in de tweede periode is 75% van het pensioen in de eerste periode
Duur hoge periode Leeftijd | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 |
55 | 1,312 | 1,292 | 1,273 | 1,256 | 1,239 |
56 | 1,312 | 1,291 | 1,272 | 1,254 | 1,238 |
57 | 1,311 | 1,290 | 1,271 | 1,253 | 1,236 |
58 | 1,311 | 1,289 | 1,270 | 1,251 | 1,234 |
59 | 1,310 | 1,288 | 1,268 | 1,249 | 1,232 |
60 | 1,309 | 1,287 | 1,267 | 1,247 | 1,229 |
61 | 1,309 | 1,286 | 1,265 | 1,245 | 1,227 |
62 | 1,308 | 1,285 | 1,264 | 1,243 | 1,225 |
63 | 1,308 | 1,284 | 1,262 | 1,241 | 1,222 |
64 | 1,307 | 1,282 | 1,260 | 1,239 | 1,219 |
65 | 1,306 | 1,281 | 1,258 | 1,236 | 1,216 |
66 | 1,305 | 1,280 | 1,256 | 1,234 | 1,213 |
67 | 1,304 | 1,278 | 1,253 | 1,231 | 1,210 |
68 | 1,303 | 1,276 | 1,251 | 1,228 | 1,206 |
69 | 1,302 | 1,274 | 1,248 | 1,224 | 1,202 |
70 | 1,301 | 1,272 | 1,245 | 1,221 | 1,198 |
71 | 1,300 | 1,270 | 1,242 | 1,217 | 1,194 |
72 | 1,299 | 1,268 | 1,239 | 1,213 | 1,189 |
73 | 1,297 | 1,265 | 1,236 | 1,209 | 1,185 |
74 | 1,296 | 1,262 | 1,232 | 1,204 | 1,179 |
75 | 1,294 | 1,259 | 1,228 | 1,199 | 1,174 |
Duur hoge periode Leeftijd | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 |
55 | 1,224 | 1,209 | 1,195 | 1,182 | 1,170 |
56 | 1,222 | 1,207 | 1,193 | 1,180 | 1,167 |
57 | 1,220 | 1,204 | 1,190 | 1,177 | 1,164 |
58 | 1,217 | 1,202 | 1,188 | 1,174 | 1,161 |
59 | 1,215 | 1,199 | 1,185 | 1,171 | 1,158 |
60 | 1,212 | 1,197 | 1,182 | 1,168 | 1,155 |
61 | 1,210 | 1,194 | 1,179 | 1,164 | 1,151 |
62 | 1,207 | 1,191 | 1,175 | 1,161 | 1,147 |
63 | 1,204 | 1,187 | 1,172 | 1,157 | 1,143 |
64 | 1,201 | 1,184 | 1,168 | 1,153 | 1,139 |
65 | 1,198 | 1,180 | 1,164 | 1,149 | 1,135 |
66 | 1,194 | 1,176 | 1,160 | 1,145 | 1,131 |
Pensioenreglement eindloonpensioen 4
67 | 1,190 | 1,172 | 1,156 | 1,140 | 1,126 |
68 | 1,186 | 1,168 | 1,151 | 1,135 | 1,121 |
69 | 1,182 | 1,163 | 1,146 | 1,130 | 1,116 |
70 | 1,178 | 1,159 | 1,141 | 1,125 | 1,110 |
71 | 1,173 | 1,153 | 1,136 | 1,119 | 1,105 |
72 | 1,168 | 1,148 | 1,130 | 1,114 | 1,099 |
73 | 1,162 | 1,142 | 1,124 | 1,108 | 1,093 |
74 | 1,157 | 1,136 | 1,118 | 1,101 | 1,086 |
75 | 1,151 | 1,130 | 1,111 | 1,095 | 1,080 |
Pensioenreglement eindloonpensioen 5
Afkoopfactoren
Afkoop
De afkoopbedragen zien er voor het ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen op de verschillende leeftijden als volgt uit.
Leeftijd deelnemer | Afkoopfactoren niet ingegaan ouderdomspensioen, ingang 65 jaar | Leeftijd deelnemer | Afkoopfactoren niet ingegaan ouderdomspensioen, ingang 65 jaar | |||
21 | 6,493 | 49 | 10,187 | |||
22 | 6,592 | 50 | 10,396 | |||
23 | 6,692 | 51 | 10,617 | |||
24 | 6,794 | 52 | 10,853 | |||
25 | 6,896 | 53 | 11,104 | |||
26 | 6,999 | 54 | 11,370 | |||
27 | 7,105 | 55 | 11,654 | |||
28 | 7,212 | 56 | 11,956 | |||
29 | 7,322 | 57 | 12,277 | |||
30 | 7,433 | 58 | 12,617 | |||
31 | 7,547 | 59 | 12,977 | |||
32 | 7,663 | 60 | 13,357 | |||
33 | 7,781 | 61 | 13,759 | |||
34 | 7,902 | 62 | 14,184 | |||
35 | 8,025 | 63 | 14,632 | |||
36 | 8,150 | 64 | 15,107 | |||
37 | 8,278 | 65 | 15,617 | |||
38 | 8,409 | 66 | 16,183 | |||
39 | 8,544 | 67 | 16,783 | |||
40 | 8,681 | 68 | 17,421 | |||
41 | 8,822 | 69 | 18,109 | |||
42 | 8,969 | 70 | 18,851 | |||
43 | 9,122 | 71 | 19,654 | |||
44 | 9,280 | 72 | 20,538 | |||
45 | 9,445 | 73 | 21,506 | |||
46 | 9,617 | 74 | 22,575 | |||
47 | 9,798 | 75 | 23,766 | |||
48 | 9,988 | |||||
Leeftijd deelnemer | Afkoopfactoren behorend bij niet ingegaan partnerpensioen | Leeftijd deelnemer | Afkoopfactoren behorend bij niet ingegaan partnerpensioen | |||
21 | 1,375 | 49 | 2,457 | |||
22 | 1,407 | 50 | 2,501 | |||
23 | 1,440 | 51 | 2,544 | |||
24 | 1,473 | 52 | 2,587 | |||
25 | 1,506 | 53 | 2,630 |
Pensioenreglement eindloonpensioen 6
26 | 1,540 | 54 | 2,672 | |
27 | 1,575 | 55 | 2,714 | |
28 | 1,610 | 56 | 2,755 | |
29 | 1,645 | 57 | 2,795 | |
30 | 1,681 | 58 | 2,833 | |
31 | 1,718 | 59 | 2,871 | |
32 | 1,755 | 60 | 2,908 | |
33 | 1,793 | 61 | 2,942 | |
34 | 1,832 | 62 | 2,975 | |
35 | 1,870 | 63 | 3,007 | |
36 | 1,909 | 64 | 3,036 | |
37 | 1,949 | 65 | 3,025 | |
38 | 1,990 | 66 | 3,050 | |
39 | 2,031 | 67 | 3,071 | |
40 | 2,072 | 68 | 3,091 | |
41 | 2,114 | 69 | 3,107 | |
42 | 2,156 | 70 | 3,119 | |
43 | 2,199 | 71 | 3,129 | |
44 | 2,242 | 72 | 3,134 | |
45 | 2,284 | 73 | 3,134 | |
46 | 2,328 | 74 | 3,130 | |
47 | 2,371 | 75 | 3,119 | |
48 | 2,414 |
Leeftijd partner | Afkoopfactoren ingegaan partnerpensioen | Leeftijd partner | Afkoopfactoren ingegaan partnerpensioen | Leeftijd partner | Afkoopfactor Ingegaan partnerpensioen | ||
21 | 30,748 | 50 | 22,227 | 79 | 8,978 | ||
22 | 30,527 | 51 | 21,848 | 80 | 8,470 | ||
23 | 30,302 | 52 | 21,465 | 81 | 7,972 | ||
24 | 30,072 | 53 | 21,076 | 82 | 7,483 | ||
25 | 29,837 | 54 | 20,681 | 83 | 7,005 | ||
26 | 29,597 | 55 | 20,280 | 84 | 6,540 | ||
27 | 29,352 | 56 | 19,874 | 85 | 6,088 | ||
28 | 29,103 | 57 | 19,461 | 86 | 5,656 | ||
29 | 28,848 | 58 | 19,043 | 87 | 5,245 | ||
30 | 28,589 | 59 | 18,618 | 88 | 4,856 | ||
31 | 28,324 | 60 | 18,188 | 89 | 4,489 | ||
32 | 28,053 | 61 | 17,753 | 90 | 4,146 | ||
33 | 27,777 | 62 | 17,311 | 91 | 3,831 | ||
34 | 27,496 | 63 | 16,863 | 92 | 3,533 | ||
35 | 27,209 | 64 | 16,409 | 93 | 3,257 | ||
36 | 26,917 | 65 | 15,948 | 94 | 3,004 | ||
37 | 26,619 | 66 | 15,481 | 95 | 2,772 | ||
38 | 26,315 | 67 | 15,008 | 96 | 2,562 | ||
39 | 26,006 | 68 | 14,527 | 97 | 2,373 | ||
40 | 25,691 | 69 | 14,043 | 98 | 2,203 |
Pensioenreglement eindloonpensioen 7
41 | 25,370 | 70 | 13,552 | 99 | 2,053 | ||
42 | 25,043 | 71 | 13,056 | 100 | 1,922 | ||
43 | 24,711 | 72 | 12,555 | ||||
44 | 24,373 | 73 | 12,050 | ||||
45 | 24,029 | 74 | 11,541 | ||||
46 | 23,680 | 75 | 11,028 | ||||
47 | 23,325 | 76 | 10,515 | ||||
48 | 22,965 | 77 | 10,001 | ||||
49 | 22,599 | 78 | 9,488 | ||||
Leeftijd partner | Afkoopfactoren ingegaan tijdelijk partnerpensioen | Leeftijd partner | Afkoopfactoren ingegaan tijdelijk partnerpensioen | ||||
21 | 24,141 | 50 | 11,626 | ||||
22 | 23,820 | 51 | 11,019 | ||||
23 | 23,493 | 52 | 10,393 | ||||
24 | 23,160 | 53 | 9,744 | ||||
25 | 22,822 | 54 | 9,074 | ||||
26 | 22,477 | 55 | 8,381 | ||||
27 | 22,125 | 56 | 7,663 | ||||
28 | 21,767 | 57 | 6,921 | ||||
29 | 21,401 | 58 | 6,154 | ||||
30 | 21,028 | 59 | 5,361 | ||||
31 | 20,647 | 60 | 4,541 | ||||
32 | 20,259 | 61 | 3,694 | ||||
33 | 19,863 | 62 | 2,819 | ||||
34 | 19,459 | 63 | 1,915 | ||||
35 | 19,047 | 64 | 0,978 | ||||
36 | 18,627 | 65 | 0,000 | ||||
37 | 18,198 | ||||||
38 | 17,760 | ||||||
39 | 17,314 | ||||||
40 | 16,858 | ||||||
41 | 16,392 | ||||||
42 | 15,915 | ||||||
43 | 15,426 | ||||||
44 | 14,925 | ||||||
45 | 14,412 | ||||||
46 | 13,885 | ||||||
47 | 13,344 | ||||||
48 | 12,787 | ||||||
49 | 12,215 |
Pensioenreglement eindloonpensioen 8
Leeftijd wees | Afkoopfactor ingegaan wezenpensioen |
0 | 15,137 |
1 | 14,623 |
2 | 14,096 |
3 | 13,553 |
4 | 12,995 |
5 | 12,419 |
6 | 11,827 |
7 | 11,216 |
8 | 10,584 |
9 | 9,929 |
10 | 9,251 |
11 | 8,549 |
12 | 7,822 |
13 | 7,069 |
14 | 6,291 |
15 | 5,486 |
16 | 4,655 |
17 | 3,798 |
18 | 2,913 |
19 | 2,001 |
20 | 1,060 |
21 | 7,822 |
22 | 7,069 |
23 | 6,291 |
24 | 5,486 |
25 | 4,655 |
26 | 3,798 |
27 | 2,913 |
28 | 2,001 |
29 | 1,060 |
30 | 0,083 |
Pensioenreglement eindloonpensioen 9