Inleiding
2
Zitting 1975-1976 - 13 76 5 (R 1013 )
Goedkeuring van de op 10 september 1970 te Rome tot stand gekomen Overeenkomst inzake wettiging door huwelijk,
met Bijlage (Trb. 1972, 61)
MEMORIE VAN TOELICHTING Nr. 3
De onderhavige op 10 september 1970 te Rome mede voor het Koninkrijk tot stand gekomen Overeenkomst dankt haar ontstaan aan een initiatief van de „Commission Internationale de l'Etat Civil".
Bij de overeenkomst kunnen behalve de ondertekenende staten, de staten, die bij deze commissie of bij de Raad van Europa zijn aangesloten partij worden.
Ter toelichting diene het volgende.
Inleiding
De overeenkomst strekt er toe te bevorderen, dat, indien bij wettiging van een natuurlijk kind door huwelijk zijner ouders meer dan een land betrokken is - bijvoorbeeld, omdat de ouders niet dezelfde nationaliteit hebben — en de wettiging naar het interne recht van een dier landen tot stand is gekomen, het kind in meer landen dan thans het geval is voor gelegiti- meerd zal worden gehouden. Welk intern recht op een ,,inter- nationale" wettiging van toepassing is, wordt bepaald door de regels van internationaal privaatrecht die in elk land, dat met het geval te maken heeft of krijgt, gelden. Deze regels - ge- schrevcn of ongeschreven - lopen uiteen.
In Nederland wordt de wettiging beheerst door de nationale wet van de vader (zie de Gemeenschappelijke Toelichting bij artikel 5 van de (niet in werking getreden) Eenvormige Benc- luxwet betreffende het internationaal privaatrecht {Trb. 1970, 16, blz. 18 e.v.)); in de Bondsrepubliek Duitsland wordt uil- gaande van artikel 22 van het F.inführungsgcsetz zum Bürgcr- lichen Gcsetzbuche hetzelfde aangenomen; in Frankrijk geldt hetzij de wel die de gevolgen van het huwelijk beheerst, hetzij de personele wet van een der echtgenoten, hetzij die van het kind (artikel 311-16 Code Civil); Italië kent een cumulatief stelsel (zie artikel 17 van de Disposizioni Preliminari al Codicc Civile) ; de Engelse I.egitimacy Acts van 1926 en 1959 zijn van toepassing, indien de vader op het ogenblik van het huwelijk met de moeder van zijn kind „domicile", d.w.z. ..domicile of origin" in Engeland had. Deze divergenties kunnen tot gevolg hebben dat een kind in het ene land als gewettigd geldt en in het andere land niet. Is een kind gewettigd naar het recht van land A, maar bevindt zijn geboorte-akte zich in land B, dat de wettiging niet aanvaardt, dan zal de ambtenaar van de burger- lijke stand van land B van de wettiging geen melding kunnen maken op de kant der geboorte-akte, zodat van die akte geen uittreksel zal kunnen worden afgegeven zonder dat van de buitenechtelijke geboorte blijkt. De verschillende beantwoording van de vraag of wettiging heeft plaats gehad, kan ook tot ver- wikkelingen op het gebied van de nationaliteit en van de ver- deling van nalatenschappen leiden. Om al deze redenen is ,,in favorem legitimationis" gezocht naar uniforme regels van in- ternationaal privaatrecht, die voor een groot aantal landen, waarbij in de eerste plaats gedacht is aan landen van het Euro- pese Continent, aanvaardbaar zouden zijn, ten einde aldus te bewerkstelligen dat wettigingen die voldoen aan de door die regels aangewezen interne wet, als geldig worden erkend.
De overeenkomst bestaat uit drie titels: de eerste behelst eenvormige regels van internationaal privaatrecht; de tweede
regelt langs welke weg de ambtenaar van de burgerlijke stand in wiens registers zich de geboorte-akte van een onwettig kind bevindt, wordt ingelicht omtrent de voltrekking van een hu- wclijk dat wettiging van dit kind zou hebben kunnen teweeg gebracht en het derde bevat de gebruikelijke ,,clauses de style". Zouden de in de eerste titel neergelegde regels van internatio- naal privaatrecht een staat niet passen, dan kan die staat niettemin partij bij de overeenkomst worden; hij mag dan verklaren dat hij, de overeenkomst overigens aanvaardende, de bepalingen van het eerste Hoofdstuk niet zal toepassen. De overeenkomst is zelfwerkend en behoeft geen uitvoerings- wetgeving.
Werkingssfeer van de Overeenkomst
De overeenkomst is uitsluitend van toepassing op wettigingen door huwelijk, d.w.z. op wettigingen die, om het even of daaraan, naar gelang van het toepasselijke recht, een erkenning vooraf is gegaan, rechtstreeks voortvloeien uit de vol- trekking van een huwelijk, alsmede op wettigingen, waarvoor het huwelijk evenzeer een vereiste is, maar die om geldig te zijn ook nog een rechterlijke uitspraak behoeven, constaterende dat de wettelijke voorwaarden voor legitimatie zijn vervuld. In dit laatste geval doet aan de toepasselijkheid van de overeen- komst niet af, dat na constatering van de wettiging deze van kracht is te rekenen van een andere dag dan die van de huwelijksvoltrekking, b.v. de dag waarop de beslissing is ge- geven of ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Onder de overeenkomst valt niet de wettiging, die tot stand komt door een administratieve beschikking (zie b.v. art. 215 Boek 1 B.W. - brieven van xxxxxxxxx). Evenmin valt eronder een bij rechterlijke beslissing uitgesproken wettiging, indien bij zodanige beslissing de rechter zich er niet toe had behoeven te bepalen te constateren of aan de wettelijke voorwaarden voor legitimatie was voldaan en het hem vrijstond, ondanks de ver- vulling van de wettelijke voorwaarden, de legitimatie te wci- geren zo daarvoor, naar zijn oordeel, genoegzame gronden aan- wczig waren.
Artikel 5 behelst, dat de voorafgaande artikelen van de overeenkomst ten aanzien van alle staten gelden, zelfs niet- overeenkomstsluitende staten. De regels van de artikelen 1-4 zullen in de staten, voor wie de overeenkomst in werking is getreden, gelden onverschillig welke de nationaliteit of de woonplaats is van de wettigende vader en moeder of van hun kind en om het even waar dit kind is geboren of het huwelijk zijner ouders voltrokken is.
Artikelen
Artikel 1. Ingevolge deze bepaling is een wettiging geldig, indien zij voldoet aan de interne bepalingen hetzij van de nationale wet van de vader hetzij van de moeder. Doordat niet meer uitsluitend de wet van de vader ter toetse komt, zal het aantal gevallen, waarin een rechtsgeldige wettiging geacht kan
3
worden te hebben plaatsgevonden, toenemen. Zou de wet van de niet-Nedcrlandse vader eisen dat beide ouders hun natuur- lijk kind erkend hebben, terwijl de wet van de Nederlandse moeder slechts erkenning door de vader verlangt dan zal, in- dien de ouders xxx elkaar getrouwd waren, het kind in beide landen (en ook in de overige door de overeenkomst gebonden staten) als gewettigd gelden, niettegenstaande, bij gebreke van erkenning door de moeder, niet aan de wet van de vader is voldaan.
Omdat in het artikel gesproken wordt van de „interne be- palingen van de nationale wet van de vader of moeder" is renvoi uitgesloten.
De beoordeling van de geldigheid van een wettiging kan leiden tot een voorafgaand onderzoek naar de geldigheid der erkenningen (indien die vereist zijn), alsook naar de geldigheid van het huwelijk der ouders. Uit artikel 2 volgt, dat de prealabele vragen, die mochten rijzen, eveneens beheerst wor- den door het wettigingsstatuut.
Dit sluit intussen niet uit, dat men zich in een land, dat door de overeenkomst gebonden is, bij de beantwoording van de voorvragen richt naar de in dat land geldende conflictenregels als dit in concreto zou leiden tot aanvaarding van een wetti- ging, die anders ongeldig zou zijn (zie artikel 5).
De overeenkomst zegt niets over de rechtsgevolgen van de wettiging alsmede over de rechten die aan de staat van ge- wcttigd kind verbonden zijn. Deze blijven - los van de over- cenkomst - in ieder land bepaald door de wet die de daar gcl- dende regel van internationaal privaatrecht aanwijst.
Artikel 1 geeft voor wettiging een speciale regel, welke af- wijkt van de algemene regel van artikel 5, lid 1, van de (niet in werking getreden) Eenvormige Bencluxwet betreffende het internationaal privaatrecht. De door het verdrag aangebrachte verfijning is ook voor de andere Bcncluxpartncrs acceptabel. Zij behoren immers tot de medeondertekenaars van de onder- havige overeenkomst.
Artikel 2, In vier. limitatief opgesomde gevallen kan een overeenkomstsluitende staat door het maken van een voorbe- houd de regel van artikel 1 buiten werking stellen.
Ad a. Het eerste voorbehoud dat gemaakt kan worden be- treft het geval, dat het kind niet afstamt van degenen, die het gewettigd hebben. Dit voorbehoud is van belang voor staten, volgens welker wetgeving een kind slechts dan door huwelijk wordt gewettigd wanneer dit gesloten is tussen de man en de vrouw, uit wie het kind gesproten is. Wat Nederland betreft behoeft het voorbehoud niet te worden gemaakt, omdat xxxx- volge artikel 214 Boek 1 B.W. een kind wordt gewettigd wan- neer het door de echtgenoot van de moeder voor of staande het huwelijk wordt erkend. Niet noodzakelijk is dat de erkcn- ner de vader van het kind is; ook de erkenning door een man. die het vaderschap op zich neemt, is, zolang zij niet is ver- nietigd (zie artikel 225 Boek 1 B.W.), geldig.
Ad h en c. De termen van het verdrag zijn zo gekozen. dat zowel de gevallen van een non-existent huwelijk als die van een vernietigbaar huwelijk er onder vallen. De voorbehou- den bij artikel 2 van de Goedkeuringswet gemaakt, welke op het bepaalde onder /> en c berusten, betreffen evenwel uitslui- tend het non-exislentc huwelijk (1) waarbij een Nederlandse partij betrokken is (2). Deze dubbele beperking is als volgt te verklaren. Een voorbehoud te maken ook voor het geval het hu- welijk volgens het Nederlandse recht vernietigbaar is zou slechts zin hebben, wanneer volgens Nederlandse opvatting de nietig* verklaring gevolgen zou moeten hebben voor de wettigheid van de kinderen. Dat is niet het geval. Ingevolge artikel 77, tweede lid. Boek 1 B.W'. blijven de kinderen wettig. Deze be- paling spreekt geheel algemeen van ..de kinderen der echt- genoten", zodat - zoals algemeen wordt aangenomen - dit ook geldt voor de gewettigde kinderen die niet uit het huwelijk geboren zijn.
De beperking tot gevallen waarin één der partijen Neder- lander is vindt zijn grond in de overweging, dat de Neder-
landsc rechtsorde niet sterk betrokken is bij een huwelijk tus- sen twee buitenlanders. Wel is dat het geval wanneer één der partijen Nederlands is. Wanneer een Griek en een Duitse vrouw, die niet burgerlijk gehuwd zijn, hier te lande een Griekse pope bereid zouden vinden hen in de echt te ver- binden en daardoor hun voor het huwelijk geboren kind naar Grieks recht wordt gewettigd, dan is er geen dwin- gende reden om het kind in Nederland de dupe te laten worden van het illegaal gedrag zijner ouders en het de status van wettig kind met de daaraan verbonden rechten (b.v. erfrecht) te ontzeggen, ook al waren de ouders in Nederlandse ogen niet getrouwd. Zou echter die Griek niet met een Duitse maar met een Nederlandse door de pope in de echt zijn ver- bonden, dan kan het huwelijk geen bron van wettigheid zijn, wijl onze openbare orde niet gedoogt, dat een door een Neder- landse vrouw willens en wetens alleen kerkelijk voltrokken huwelijk wettiging teweeg zou kunnen brengen. Hetzelfde geldt voor de wettiging, die zou moeten voortvloeien uit het huwe- lijk, dat een Nederlander in het buitenland in strijd met de regel ..locus regit actum" zou hebben gesloten.
Ad d. De thans in Nederland geldende wetgeving legt aan wettiging van overspelige kinderen, mits zij door de echtgenoot van de moeder worden erkend, geen belemmeringen meer in de weg. zodat op de regel van artikel 1. met het oog op overspelige kinderen van een Nederlander, geen uitzondering behoeft te worden gemaakt.
Ingevolge het laatste lid zal een staat de mogelijkheid voor- behouden te maken niet mogen aangrijpen om zich te keren tegen wettigingen, welke de in die staat geldende wetgeving niet verbiedt.
Artikel 3. Buiten de gevallen van artikel 2 zal in naam van de openbare orde aan wettigingen, die voldoen aan het be- paalde in artikel 1. geldigheid niet kunnen worden ontzegd.
Artikel 4. Wanneer de geldigheid van een wettiging met succes zou zijn betwist op grond dat een der gevallen bedoeld in artikel 2 zich voordoet, dan heeft de beslissing dienaangaan- de slechts gezag in het land waar zij werd gegeven. In andere landen zal de wettiging, mits zij aan artikel 1 voldoet, haar kracht behouden. Dit strookt met het doel. dat de overeen- komst nastreeft.
Artikel 5. Op dit artikel werd reeds de aandacht gevestigd bij de bespreking van de werkingssfeer van de overeenkomst en van de artikelen 1 en 2. Mochten in een concreet geval de in een overeenkomstsluitende staat geldende regels tot een voor wettiging gunstiger uitkomst leiden dan de bepalingen van de overeenkomst, dan blijft deze buiten toepassing.
Artikel 6. Bevindt de geboorteakte van het gewettigde kind zich in Nederland, dan zal de ambtenaar van de burgerlijke stand de wettiging in zijn registers opnemen door het plaatsen van een aantekening op de kant van de akte (zie artikel 25 Besluit Burgerlijke Stand). Hij kan daartoe - zie het tweede lid - op eigen gezag overgaan, ook indien in het buitenland de door huwelijk tot stand gekomen wettiging pas wordt aan- vaard. indien deze door een rechterlijke uitspraak is bevestigd.
Artikel 7. Wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand, die een huwelijk heeft voltrokken, van mening is. dat dit hu- welijk wettiging tot gevolg kan hebben, omdat de echtgenoten verklaard hebben dat zij tezamen een kind hebben, dan geeft die ambtenaar daarvan, zo de geboorteakte van dat kind zich in een andere overeenkomstsluitende staat bevindt, kennis aan de ambtenaar van de burgerlijke stand die die akte onder zich heeft. Voor deze kennisgeving is een meertalig formulier ont- worpen. dat als bijlage bij de overeenkomst is gevoegd. Ten einde de ambtenaar, tot wie de kennisgeving is gericht, de be- antwoording van de vraag of wettiging heeft plaats gehad, ge- makkelijker te maken, worden hem door de eerstbedoelde ambtenaar ook bewijsstukken toegezonden. Te denken valt aan uittreksels van de huwelijksakte en van de stukken, die bij die
4
akte zijn gevoegd, zoals de geboorte-aklen der echtelieden, de akte waarbij het kind erkend werd en. eventueel, nationalitcits- bew ijzen.
Artikel 8. Beredeneerde uittreksels, als xx.xx dil artikel voorgeschreven, zijn in Nederland niet onbekend. Men zie arti- kel 2S, lid 2 en 3, Boek 1 B.W.
Artikel 9. Voor de in artikel 7 geregelde mededelings- plicht is het onverschillig welke nationaliteit ouders en kinde- ren bezitten. Dit past in de opzet van titel 2. welke er op ge- richt is te bewerkstelligen, dat de registers van de burgerlijke stand de staat der daarin opgenomen personen waarhcidsge- trouw weergeven.
Artikel 10. Xxxxxxxxx van dezelfde strekking komen ook in andere conventies voor. Onder de nationale wet van een vluch- teling of een staatloze wordt verstaan de wet. die zijn perscv neel statuut beheerst - meestal de wet van zijn woonplaats.
De volgende artikelen bevatten de gebruikelijke protocollaire bepalingen. Op grond van artikel 15, lid 2, kan de werking van de overeenkomst worden uitgebreid tot de Nederlandse Antillen. De Regering van dit land beeft doen weten te wcn- scn. dat de Overeenkomst mede voor haar land zal gelden. Zij stemt eveneens in met de voorgestelde voorbehouden.
Men kennisgeving als bedoeld in artikel 1 1 van de Over- eenkomst is tol nu slechts door Oostenrijk gedaan. Een kennis-
dooi bet Koninkrijk zal <.\c Overeenkomst in werking stellen, indien dit niet reeds tussentijds is geschied door de kennisgeving van een andere Staat.
De Staatssecretaris van Justitie,
H .!. ZEEVA1 KING.
De Minister van Buitenlandse '/.aken a.i.,
I M. DEN UYL.