Contract
1
Stichting Pensioenfonds Atradius Nederland
Herzien per 1 januari 2019
Stichting Pensioenfonds Atradius Nederland
De ondergetekenden,
Stichting Pensioenfonds Atradius Nederland, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen het "Pensioenfonds",
en
Atradius N.V., gevestigd te Amsterdam, mede handelend namens en ten behoeve van de Gelieerde Onderneming(en) zoals gedefinieerd in artikel 1, hierna te noemen: de "Werkgever” of “Atradius"
Hieronder ook apart of gezamenlijk aan te duiden als “partij” of “partijen” Overwegende dat,
A. Atradius gemachtigd is om op te treden namens de Gelieerde Ondernemingen.
B. De Werkgever pensioenovereenkomsten heeft gesloten met de werknemers in dienst bij de Werkgever.
C. De Werkgever op grond van artikel 23 van de Pensioenwet verplicht is de pensioenovereenkomsten onder te brengen bij een pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet, door middel van het sluiten en in stand houden van een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst met de pensioenuitvoerder.
D. De Werkgever ter uitvoering van de pensioenovereenkomsten een ondernemingspensioenfonds aan de onderneming heeft verbonden, te weten het Pensioenfonds.
E. Op grond van artikel 25 van de Pensioenwet een regeling omtrent de daar genoemde onderwerpen in de uitvoeringsovereenkomst moet worden opgenomen.
F. Op grond van artikel 26 van de Pensioenwet een regeling omtrent de betaling van de pensioenpremies door de Werkgever aan het Pensioenfonds, in de uitvoeringsovereenkomst moet worden opgenomen.
G. Het bestuur van het Pensioenfonds de pensioenovereenkomst en wat daarin is opgenomen met betrekking tot de wijze van uitvoering heeft getoetst aan de missie, visie en strategie, waaronder begrepen de doelstellingen en beleidsuitgangspunten, met inbegrip van de risicohouding, van het Pensioenfonds, en heeft geconstateerd dat deze daaraan niet in xx xxx xxxxx, xxxxxx het bestuur de opdracht tot uitvoering heeft aanvaard.
H. Beide partijen belang hebben bij een goede uitvoering van de pensioenregeling en daarom hun wederzijdse rechten en verplichtingen in deze Overeenkomst wensen vast te leggen.
I. Deze Overeenkomst is herzien per 1 januari 2015, mede naar aanleiding van diverse wetswijzigingen die met ingang van 1 januari 2015 van kracht zijn.
Partijen verklaren het volgende te zijn overeengekomen:
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
De Statuten, het Pensioenreglement en de actuariële en bedrijfstechnische nota (“ABTN”) vormen een geheel met deze Overeenkomst en zijn als Bijlage I, Bijlage II en Bijlage III aan deze Overeenkomst gehecht. Voor zover daarvan in deze Overeenkomst niet wordt afgeweken, zullen de begripsbepalingen opgenomen in de Statuten en het Pensioenreglement hier van toepassing zijn.
In aanvulling hierop en met inachtneming van de begripsbepalingen als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, gelden de volgende begripsomschrijvingen.
Aanspraakgerechtigde De persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan
pensioen.
ABTN Actuariële en bedrijfstechnische nota zoals deze luidt per de datum waarop deze Overeenkomst ingaat (Bijlage III bij deze Overeenkomst), of zoals deze nadien gedurende de looptijd van deze Overeenkomst van tijd tot tijd zal worden gewijzigd.
Gelieerde Onderneming(en) Door het bestuur op verzoek van de Raad van Bestuur van de
Werkgever als gelieerde onderneming aangewezen onderneming(en). De volgende ondernemingen worden geacht Gelieerde Ondernemingen te zijn:
Atradius Collections B.V. Atradius Credit Insurance N.V.
Atradius Credit Management Services B.V.
Nederlandsche Bank N.V. DNB
Overeenkomst Deze uitvoeringsovereenkomst.
Pensioenreglement Het Pensioenreglement van het Pensioenfonds zoals dit reglement
luidt per de datum waarop deze Overeenkomst ingaat (Bijlage II bij deze Overeenkomst) of zoals dat nadien met inachtneming van artikel 9 gedurende de looptijd van deze Overeenkomst zal worden gewijzigd en de overige Pensioenreglementen die nog van toepassing zijn op bepaalde categorieën deelnemers.
Pensioenovereenkomst Hetgeen tussen de Werkgever en een werknemer in dienst van de
Werkgever is overeengekomen betreffende pensioen.
Salarissom De som van alle bruto jaarsalarissen van alle deelnemers in de pensioenregeling. Hierbij is het bruto jaarsalaris van de deelnemer gelijk aan 12 maal het maandsalaris, plus de vakantietoeslag en de 13e maand.
Het bruto jaarsalaris bedraagt maximaal € 100.000 (niveau 2015). Dit maximum zal jaarlijks worden aangepast met inachtneming van wet- en regelgeving. Alle toe- of bijslagen of andere emolumenten, onder welke benaming ook verleent, worden niet tot het bruto jaarsalaris gerekend, tenzij de CAO anders voorschrijft. Salarisverhogingen werken enkel door in de berekening van de pensioenaanspraken voor zover het bruto jaarsalaris binnen twee jaar niet met meer dan 40% stijgt.
Statuten De Statuten van het Pensioenfonds, zoals deze luiden per de datum waarop deze Overeenkomst ingaat (Bijlage I bij deze Overeenkomst) of zoals deze nadien gedurende de looptijd van deze Overeenkomst worden gewijzigd.
Artikel 2. Aanbieding en acceptatie
1. De Werkgever is verplicht alle werknemers met wie de Werkgever conform de bepalingen van de Statuten en het Pensioenreglement een Pensioenovereenkomst heeft gesloten, bij het Pensioenfonds aan te melden of te doen aanmelden op een door het Pensioenfonds aan te geven wijze.
2. Het Pensioenfonds verplicht zich tegenover de Werkgever tot uitvoering van de Pensioenovereenkomst, zoals neergelegd in het Pensioenreglement, tegen betaling van de hiervoor tussen het Pensioenfonds en de Werkgever overeengekomen premie door de Werkgever. Een en ander geldt met inachtneming van het bepaalde hieromtrent in de Statuten, het Pensioenreglement en deze Overeenkomst. Het Pensioenfonds verbindt zich derhalve de in het eerste lid bedoelde werknemers als deelnemer aan de pensioenregeling van het Pensioenfonds te accepteren en aan bedoelde werknemers aanspraken op pensioen toe te kennen overeenkomstig de bepalingen van het Pensioenreglement.
Artikel 3. Uitvoering van de Pensioenregeling
1. Het Pensioenfonds is verplicht de voor de deelnemers, gewezen deelnemers, aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden uit het Pensioenreglement voortvloeiende pensioenaanspraken en –rechten zeker te stellen in overeenstemming met de bepalingen van deze Overeenkomst en genoemd Pensioenreglement en de eisen die daaromtrent worden gesteld door de wet of door de toezichthouders als bedoeld in artikel 151 van de Pensioenwet. Het Pensioenfonds is daarnaast verplicht tot een juiste, tijdige en volledige uitvoering van het Pensioenreglement.
2. Partijen zijn verplicht tot getrouwe naleving van al datgene wat ten aanzien van hen is bepaald in de Statuten, het Pensioenreglement, deze Overeenkomst en de door het bestuur van het Pensioenfonds genomen besluiten. Daarnaast zijn partijen verplicht tot getrouwe naleving van alle op de pensioenregeling toepasselijke wet- en andere regelgeving.
3. Indien de pensioenregeling ten tijde van het sluiten van deze Overeenkomst of nadien niet voldoet aan de bepalingen in de Wet op de loonbelasting 1964 ten aanzien van een fiscaal zuivere pensioenregeling, zijn de daaruit voortvloeiende financiële gevolgen voor rekening van de Werkgever.
4. Het Pensioenfonds verplicht zich tegenover de Werkgever tot getrouwe naleving van de overeenkomsten(en) tussen het Pensioenfonds en de verzekeraar(s) waarbij de verplichtingen die voor het Pensioenfonds uit het Pensioenreglement voortvloeien, geheel of gedeeltelijk zijn ondergebracht.
Artikel 4. Vaststelling van de pensioenpremie en overige kosten
Pensioenpremie
1. Het Pensioenfonds ontvangt van de Werkgever jaarlijks een pensioenpremie, die wordt vastgesteld op een percentage van het betreffende kalenderjaar geldende Salarissom van de deelnemers in de pensioenregeling.
2. Het bestuur van het Pensioenfonds stelt dit percentage jaarlijks vast, rekening houdend met de gedempte kostendekkende premie zoals door de actuaris vastgesteld voor dat betreffende jaar op grond van de berekeningsmethodiek zoals opgenomen in hoofdstuk 10 van de ABTN.
3. De pensioenpremie zal in enig jaar nimmer lager zijn dan de zuivere kostendekkende premie zoals door de actuaris vastgesteld voor dat betreffende jaar op grond van de berekeningsmethodiek zoals opgenomen in hoofdstuk 10 van de ABTN. De actuaris zal de zuivere kostendekkende premie vaststellen in het kader van de jaarrekening van het Pensioenfonds over het betreffende kalenderjaar.
Vaststelling pensioenpremie
4. Vaststelling van de geschatte pensioenpremie over enig kalenderjaar op basis van de geschatte Salarissom per 31 december van het betreffende kalenderjaar en mededeling daarvan door het Pensioenfonds aan de Werkgever vindt vóór eind februari in het betreffende kalenderjaar plaats. Uiterlijk vóór eind februari van het daarop volgende kalenderjaar zal het Pensioenfonds een nacalculatie opstellen van de pensioenpremie op basis van de feitelijke Salarissom per 31 december van het betreffende kalenderjaar en mededeling doen aan de Werkgever.
5. Uiterlijk vóór eind juni van het volgende kalenderjaar (dat wil zeggen na vaststelling van de jaarrekening van het Pensioenfonds over het betreffende kalenderjaar) zal het bestuur de Werkgever informeren indien de pensioenpremie lager is dan de zuivere kostendekkende premie zoals door de actuaris vastgesteld voor dat betreffende jaar. In dat geval zal het Pensioenfonds een tweede nacalculatie opstellen en mededeling doen aan de Werkgever.
Kosten
6. De Werkgever verbindt zich alle kosten van het beheer en administratie en eventuele overige kosten van het Pensioenfonds voor haar rekening te nemen. Hieronder vallen ook alle kosten van de in dienst van de Werkgever zijnde bestuursleden, de pensioenfondssecretaris, en andere werknemers die ad hoc of regulier werkzaamheden verrichten te behoeve van het Pensioenfonds, waaronder werknemers van de afdelingen Human Resources, Finance en Legal and Compliance.
Bijstorten door Werkgever
7. Indien in enig jaar blijkt dat de beleidsdekkingsgraad van het Pensioenfonds minder bedraagt dan de dekkingsgraad behorende bij het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (“minimale vereiste dekkingsgraad”), kan de Werkgever gehouden zijn het vermogen aan te vullen tot een feitelijke dekkingsgraad van 105,0% uiterlijk binnen de termijn die de Pensioenwet daaraan stelt. De bijstorting vindt jaarlijks achteraf plaats. De bijstorting wordt in beginsel vastgesteld uitgaande van een rekensystematiek waarbij een 5- jaars hersteltermijn geldt, conform 6 meetmomenten. Schematisch betekent dit het volgende:
(a) Meetmoment 1 – begin jaar 1: Dekkingstekort (beleidsdekkingsgraad onder de minimale vereiste dekkingsgraad).
(b) Meetmoment 2 – ultimo jaar 1: Dekkingstekort (beleidsdekkingsgraad onder de minimale vereiste dekkingsgraad): Werkgever stort 1/5 deel bij van het vermogensverschil tussen feitelijke dekkingsgraad en 105,0%.
(c) Meetmoment 3 – ultimo jaar 2: Dekkingstekort (beleidsdekkingsgraad onder de minimale vereiste dekkingsgraad): Werkgever stort 1/4 deel bij van het vermogensverschil tussen feitelijke dekkingsgraad en 105,0%.
(d) Meetmoment 4 – ultimo jaar 3: Dekkingstekort (beleidsdekkingsgraad onder de minimale vereiste dekkingsgraad): Werkgever stort 1/3 deel bij van het vermogensverschil tussen feitelijke dekkingsgraad en 105,0%.
(e) Meetmoment 5 – ultimo jaar 4: Dekkingstekort (beleidsdekkingsgraad onder de minimale vereiste dekkingsgraad): Werkgever stort 1/2 deel bij van het vermogensverschil tussen feitelijke dekkingsgraad en 105,0%.
(f) Meetmoment 6 – ultimo jaar 5: Dekkingstekort (beleidsdekkingsgraad onder de minimale vereiste dekkingsgraad): Werkgever stort 1/1 deel (volledig) bij van het vermogensverschil tussen feitelijke dekkingsgraad en 105,0%.
Indien de beleidsdekkingsgraad van het Pensioenfonds lager is dan de minimale vereiste dekkingsgraad op het moment dat deze Overeenkomst door de Werkgever wordt opgezegd dan kan de Werkgever gehouden zijn het vermogen direct volledig aan te vullen tot een feitelijke dekkingsgraad van 105,0%.
Artikel 5. Betaling van de pensioenpremie
1. De Werkgever voldoet uiterlijk binnen een maand na ontvangst van het Pensioenfonds van de geschatte opgave van de pensioenpremie deze geschatte pensioenpremie aan het Pensioenfonds. De eerste nacalculatie van de jaarlijkse pensioenpremie moet binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de jaarlijkse pensioenpremie betrekking heeft, aan het Pensioenfonds zijn voldaan. Indien een tweede nacalculatie van de pensioenpremie volgt dan voldoet de Werkgever uiterlijk binnen een maand na ontvangst van het Pensioenfonds van de tweede nacalculatie het genoemde bedrag aan het Pensioenfonds.
2. Indien de Werkgever aan specifieke (gewezen) werknemers van de Werkgever aparte pensioentoezeggingen doet, die niet leiden tot pensioenaanspraken zoals opgenomen in het Pensioenreglement, zal overleg tussen de Werkgever en het Pensioenfonds plaatsvinden, om te bewerkstelligen dat deze pensioenaanspraken alsnog worden uitgevoerd door het Pensioenfonds, voorzover dat redelijkerwijze mogelijk is en binnen de statutaire doelstelling valt van het Pensioenfonds. De kosten voor deze aanvullende pensioentoezeggingen zijn voor rekening van de Werkgever. Deze extra pensioentoezeggingen worden vastgelegd in de pensioenovereenkomst tussen de Werkgever en de werknemer.
Artikel 6. Niet of te late betaling pensioenpremies
1. De Werkgever is in geval van overschrijding van de in artikel 5 genoemde termijnen verplicht over het achterstallige bedrag aan pensioenpremie rente en andere kosten voortvloeiend uit de overschrijding aan het Pensioenfonds te voldoen. De rente is verschuldigd vanaf het tijdstip waarop de genoemde termijn wordt overschreden. Het rentepercentage is gelijk aan het wettelijke rentepercentage (inclusief de eventuele wijzigingen van het wettelijke rentepercentage die nadien plaatsvinden). Over de krachtens de vorige volzinnen in enig kalenderjaar verschuldigde rente is de Werkgever – indien en zolang die rente niet is voldaan – eveneens rente verschuldigd en wel vanaf 1 januari van het kalenderjaar daaropvolgend.
2. In geval van overschrijding van de in artikel 5 genoemde termijnen, zal het Pensioenfonds de Werkgever binnen 1 maand na het tijdstip van overschrijding, schriftelijk aanmanen tot zo spoedig mogelijke afdracht van de pensioenpremies.
3. In het geval dat de Werkgever een betalingsachterstand aan pensioenpremies heeft ter grootte van 5% van de totale door het Pensioenfonds te ontvangen jaarpremie en het Pensioenfonds niet beschikt over het op grond van het bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet voorgeschreven minimaal vereist eigen vermogen, informeert het Pensioenfonds elk kwartaal schriftelijk het verantwoordingsorgaan, de ondernemingsraad en, bij het ontbreken daarvan, de deelnemers, gewezen deelnemers, aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden.
Artikel 6a. Procedures bij vermogenstekorten en vermogensoverschotten
1. Wanneer de beleidsdekkingsgraad per het einde van een kalenderkwartaal is komen te liggen onder het vereist eigen vermogen ("Tekort"), meldt het Pensioenfonds dit onverwijld aan DNB. Het Pensioenfonds stelt jaarlijks de beleidsdekkingsgraad vast op het moment waarop de situatie bedoeld in de vorige zin is vastgesteld, of kan zo nodig in afwijking hiervan de beleidsdekkingsgraad jaarlijks vaststellen per het einde van het vierde kalenderkwartaal, door de eerste vaststelling van de beleidsdekkingsgraad na het moment waarop de situatie bedoeld in de vorige zin is vastgesteld te vervroegen.
2. Het bestuur stelt de Werkgever onverwijld op de hoogte indien de situatie als bedoeld in lid 1 zich voordoet of redelijkerwijs dreigt voor te doen.
3. In de situatie als bedoeld in lid 1, dient het Pensioenfonds binnen drie maanden, of zoveel eerder als DNB bepaalt, een concreet en haalbaar herstelplan in bij DNB, tenzij het Pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad op dat moment weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. In het herstelplan is opgenomen hoe uiterlijk binnen tien jaar wordt voldaan aan het vereist eigen vermogen (of 12 respectievelijk 11 jaar indien niet binnen 1 respectievelijk 2 jaar na de inwerkingtreding van de Wet aanpassing financieel toetsingskader aan het vereist eigen vermogen wordt voldaan). Het herstelplan vertoont een in beginsel tijdsevenredig herstel zoals bepaald bij of krachtens de Pensioenwet. Het herstelplan gaat uiterlijk in zes maanden nadat de beleidsdekkingsgraad is komen te liggen onder het vereist eigen vermogen. Het Pensioenfonds handelt onverwijld overeenkomstig het herstelplan. Het Pensioenfonds dient een geactualiseerd herstelplan in indien dat is vereist bij of krachtens artikel 139 van de Pensioenwet. Het Pensioenfonds kan - als omschreven bij of krachtens de Pensioenwet - verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. het Pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen;
b. het Pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 of 132 van de Pensioenwet zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, overige aanspraakgerechtigden of de Werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of 139 van de Pensioenwet.
4. Voordat het Pensioenfonds de pensioenaanspraken- en rechten vermindert als bedoeld in lid 3, zullen de pensioengerechtigden minimaal drie maanden voorafgaand aan de vermindering en de deelnemers, gewezen deelnemers, de Werkgever en de DNB minimaal een maand voorafgaand aan de vermindering, schriftelijk hierover worden geïnformeerd.
5. Het bestuur verleent geen korting op de kostendekkende premie en verricht geen terugstortingen aan de Werkgever.
Artikel 7. Voorbehoud Werkgever
De Werkgever heeft het recht zijn bijdragen aan het Pensioenfonds te verminderen of te beëindigen in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden. Indien de Werkgever van deze bevoegdheid gebruik maakt, zullen de deelnemers daarvan onverwijld schriftelijk in kennis worden gesteld, en zal het Pensioenreglement worden aangepast aan de gewijzigde situatie.
Artikel 8. Informatieverstrekking door de Werkgever
1. De Werkgever is verplicht het Pensioenfonds op diens verzoek of ongevraagd te informeren over alle ontwikkelingen binnen de Werkgever die van invloed kunnen zijn op de pensioenregeling en de daaruit voortvloeiende huidige en toekomstige pensioenverplichtingen van het Pensioenfonds.
2. De Werkgever is verplicht het Pensioenfonds binnen een door het Pensioenfonds aan te geven termijn alle gegevens en informatie te verstrekken, die het Pensioenfonds redelijkerwijs nodig heeft om de pensioenregeling op correcte wijze te kunnen uitvoeren en een goede administratie te voeren. Daarnaast zal de Werkgever de volgende gegevens en informatie rechtstreeks aan de uitvoerder van de pensioenadministratie verstrekken (i) maandelijks: mutaties betreffende individuele deelnemers, zoals uitdiensttredingen, parttime wijzigingen, adreswijzigingen en wijzigingen in persoonlijke relatie van de deelnemers; en (ii) jaarlijks: het pensioengevend salaris op peildatum 1 januari van alle deelnemers in de pensioenregeling. De Werkgever is eveneens verplicht aan het Pensioenfonds alle gegevens te verstrekken die, naar het oordeel van het Pensioenfonds, nodig zijn voor het berekenen van de verschuldigde premie. Indien de Werkgever naar het oordeel van het Pensioenfonds, niet juist of niet volledig aan deze verplichting voldoet, is het Pensioenfonds bevoegd de verschuldigde premie naar beste weten vast te stellen.
3. De Werkgever staat er tegenover het Pensioenfonds voor in, dat de in het vorige lid genoemde gegevens en informatie juist zijn. De Werkgever is aansprakelijk voor de financiële gevolgen van onjuiste, onvolledige of niet tijdige levering van gegevens en informatie door de Werkgever aan het Pensioenfonds.
4. De Werkgever is verplicht om op verzoek van het Pensioenfonds binnen drie maanden na afloop van een kalenderjaar een accountantsverklaring aan het Pensioenfonds te leveren ten aanzien van de juistheid en volledigheid van de gegevens en informatie met betrekking tot het desbetreffende kalenderjaar.
5. Indien het Pensioenfonds verplicht is om op verzoek van de Werkgever gegevens beschikbaar te stellen aan de actuaris van de Werkgever, bijvoorbeeld ten behoeve van gegevens die in de jaarverslaggeving van de Werkgever opgenomen dienen te worden, komen de door het Pensioenfonds redelijkerwijze gemaakte kosten voor rekening van de Werkgever.
Artikel 9. Opstellen en wijzigingen van de Pensioenovereenkomst, Pensioenreglement
1. Het Pensioenfonds stelt het Pensioenreglement op en kan dit wijzigen in overeenstemming met de bepalingen uit de Statuten en het Pensioenreglement.
Wijzigingen op initiatief van de Werkgever
2. De Werkgever informeert het Pensioenfonds tijdig schriftelijk, maar uiterlijk binnen veertien (14) dagen over (iedere wijziging in) de Pensioenovereenkomst (en / of Pensioenregeling) afgesloten door de Werkgever. De informatie dient schriftelijk te worden verstrekt en een volledige opsomming te bevatten van de overeengekomen wijzigingen. Indien de Werkgever voornemens is de Pensioenovereenkomst te wijzigen stelt de Werkgever het Pensioenfonds tijdig in de gelegenheid de voorgenomen wijziging(en) te toetsen aan de pensioenwetgeving en op uitvoerbaarheid en of dit past binnen de opdrachtaanvaarding door het Pensioenfonds. Het Pensioenfonds zal voorts de financiële consequenties van de voorgenomen wijzigingen in kaart brengen. Partijen maken daarbij afspraken over het tijdstip waarop het Pensioenfonds kan toetsen en de termijn waarbinnen het Pensioenfonds zijn bevindingen aan de Werkgever kenbaar zal maken.
3. Indien het Pensioenfonds de in lid 2 bedoelde wijziging in uitvoering zal gaan nemen, stelt het Pensioenfonds vervolgens uiterlijk binnen drie (3) maanden na het van kracht worden van de (gewijzigde) Pensioenovereenkomst een (gewijzigd) Pensioenreglement op. Voordat het Pensioenfonds het gewijzigde Pensioenreglement vaststelt, wordt de Werkgever in de gelegenheid gesteld te toetsen of het reglement in overeenstemming is met de gewijzigde Pensioenovereenkomst, deze Overeenkomst en de pensioenwetgeving.
4. Een wijziging van de Pensioenovereenkomst zal niet eerder worden overeengekomen voordat het Pensioenfonds in de gelegenheid is geweest om de noodzakelijke wijziging van het Pensioenreglement volledig voor te bereiden en de in lid 2 bedoelde toetsing heeft plaatsgevonden. Daarbij zullen partijen in onderling overleg de ingangsdatum van de beoogde wijziging bepalen.
5. Het Pensioenfonds informeert de deelnemers binnen drie maanden na de totstandkoming van de gewijzigde Pensioenovereenkomst over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde Pensioenreglement op te vragen bij het Pensioenfonds.
Wijzigingen op het initiatief van het Pensioenfonds
1. Indien het Pensioenfonds voornemens is het Pensioenreglement te wijzigen wordt de Werkgever vooraf in de gelegenheid gesteld te toetsen of de voorgenomen wijziging in overeenstemming is met de Pensioenovereenkomst, deze Overeenkomst en de pensioenwetgeving.
2. Indien de wijziging niet in overeenstemming is met de Pensioenovereenkomst, is het Pensioenfonds slechts gerechtigd de wijziging door te voeren nadat partijen overeenstemming hebben bereikt over de redelijkerwijze noodzakelijke aanpassing van de Pensioenovereenkomst. In dat geval zal het Pensioenfonds de Werkgever in de gelegenheid stellen de aanpassing van de Pensioenovereenkomst te effectueren alvorens het Pensioenreglement wordt aangepast.
Indien de wijziging niet in overeenstemming is met deze Overeenkomst of indien de wijziging nieuwe (financiële) verplichtingen op de Werkgever legt, is het Pensioenfonds slechts gerechtigd de wijziging of nieuwe verplichtingen door te voeren nadat partijen overeenstemming hebben bereikt over de noodzakelijke aanpassing van deze Overeenkomst. Het bepaalde in dit lid is niet van toepassing indien de beoogde wijziging een gevolg is van een wijziging in de pensioenwetgeving en de beoogde wijziging naar het oordeel van het bestuur in redelijkheid uitvoerbaar is.
3. Het bestuur kan na overleg met de Werkgever met inachtneming van het bepaalde in de Statuten, de pensioenregeling als omschreven in het Pensioenreglement herzien of buiten werking stellen indien:
(a) na de datum van inwerkingtreding van het Pensioenreglement van overheidswege nieuwe wettelijke pensioenregelingen worden ingevoerd of bestaande wettelijke pensioenregelingen worden gewijzigd; óf
(b) er sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van het Pensioenfonds dat het belang van de deelnemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
4. Het bestuur van het Pensioenfonds zal de door de wetgever of de DNB vereiste wijzigingen in de Statuten en het Pensioenreglement die van invloed zijn op de omvang of de aard van de pensioenaanspraken onder de aandacht brengen van de bij het overleg betrokken relevante partijen. Indien binnen de geldende termijn voor de doorvoering van de door de wetgever of de DNB vereiste wijzigingen geen wijziging van de Pensioenovereenkomst tot stand komt, kan het bestuur zelfstandig besluiten de noodzakelijke wijzigingen in het Pensioenreglement door te voeren.
Artikel 10. Voorwaardelijk Toeslagbeleid
1. Het Pensioenfonds streeft ernaar om de pensioenen te verhogen met een toeslag op basis van nominale termen. Daarnaast streeft het Pensioenfonds ernaar om in het verleden niet verleende volledige toekenning van toeslagen tot maximaal 5 jaar terug in te halen.
2. Actieve deelnemers. Verhogen met een toeslag op basis van nominale termen betekent dat de opgebouwde pensioenen toegezegd aan actieve deelnemers jaarlijks per 1 januari kunnen worden verhoogd indien en voor zover het Pensioenfonds deze toeslag toekomstbestendig kan verlenen. Hierbij geldt een maximale maatstaf zoals vastgelegd in het Pensioenreglement. Deze toeslagverlening is van overeenkomstige toepassing op een ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen. Het beleid omtrent toekomstbestendige toeslagverlening is uitgewerkt in de ABTN van het Pensioenfonds. Indien er conform dit beleid geen ruimte is om toekomstbestendig toeslag te verlenen, is de verhoging nihil.
3. Gewezen deelnemers. Verhogen met een toeslag op basis van nominale termen betekent dat de pensioenaanspraken toegezegd aan gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige aanspraakgerechtigden jaarlijks per 1 januari kunnen worden verhoogd indien en voor zover het Pensioenfonds deze toeslag toekomstbestendig kan verlenen. Hierbij geldt een maximale maatstaf zoals vastgelegd in het Pensioenreglement. Het beleid omtrent toekomstbestendige toeslagverlening is uitgewerkt in de ABTN van het Pensioenfonds. Indien er conform dit beleid geen ruimte is om toekomstbestendig toeslag te verlenen, is de verhoging nihil.
4. Bij de voorwaardelijke toeslagverlening gelden de volgende uitgangspunten:
(a) Bij een beleidsdekkingsgraad onder het in de Pensioenwet vastgelegde niveau wordt geen toeslag verleend;
(b) er wordt niet meer toeslag verleend dan naar verwachting in de toekomst te realiseren is; en
(c) incidentele toeslagverlening om in het verleden niet volledig toegekende toeslag of in het verleden doorgevoerde vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten te compenseren kan worden verleend indien die toeslagverlening geen gevolgen heeft voor de toeslagverlening in de toekomst overeenkomstig het onder b bepaalde, de beleidsdekkingsgraad het niveau van het vereist eigen vermogen, bedoeld in artikel 132 van de Pensioenwet, behoudt en in enig jaar ten hoogste een vijfde van het vermogen dat voor deze toeslagverlening beschikbaar is, wordt aangewend. Hierbij streeft het Pensioenfonds ernaar om in het verleden niet verleende volledige toekenning van toeslagen tot maximaal 5 jaar terug in te halen.
5. Het bestuur stelt beleid vast voor de vaststelling van de ingevolge de vorige leden te verlenen toeslagen, met inachtneming van het daartoe bij en krachtens de Pensioenwet bepaalde. Het bestuur kan dit beleid aanpassen of hiervan afwijken door een lagere toeslagverlening indien dit in het belang is van het
Pensioenfonds en de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige aanspraakgerechtigden en mits dit in overeenstemming is met het bij en krachtens de Pensioenwet bepaalde.
6. Het verhogen met een toeslag van het pensioen is voorwaardelijk; er is geen recht op een toeslag en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagen zullen plaatsvinden. Het bestuur toetst elk jaar of de verhoging met een toeslag als bedoeld in de leden 2 en 3 kan plaatsvinden.
7. In de premies bepaald conform de daarvoor geldende regelgeving op de wijze zoals omschreven in de ABTN van het Pensioenfonds wordt geen marge aangehouden voor toekomstige toeslagen. De toekenning van toeslagen dient daarom te worden gefinancierd uit het beleggingsrendement dat het Pensioenfonds maakt. Er wordt geen bestemmingsreserve gevormd voor toeslagen.
Artikel 10a Onvoorwaardelijk Toeslagbeleid
1. Pensioenrechten of pensioenaanspraken respectievelijk ingegaan of premievrij gemaakt vóór
1 januari 2001 of wegens arbeidsongeschiktheid premievrij gesteld vóór 1 januari 2001, worden jaarlijks onvoorwaardelijk verhoogd met een percentage, overeenkomende met de stijging van het prijsindexcijfer alle huishoudens CPI in de voorafgaande referteperiode (= index: 1 oktober tot 1 oktober van het volgende jaar), zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek, met dien verstande, dat de stijging per jaar niet meer dan 5,5% zal bedragen.
2. Van het toekennen van een toeslag wordt slechts afgezien als het Pensioenfonds in financiële nood is geraakt en er geen andere manier is om de financiële positie te saneren en de Werkgever een beroep heeft gedaan op de financiële noodclausule.
Artikel 11. Verplichtingen jegens leden bestuur en andere organen
1. De Werkgever verplicht zich de in dienst van de Werkgever zijnde bestuursleden vrij te stellen – voor zover noodzakelijk - van de verplichting tot het verrichten van reguliere arbeid voor de Werkgever in verband met de vervulling van hun functie als bestuurslid van het Pensioenfonds en voor het volgen van de daarvoor noodzakelijke opleidingen. Het hierboven bepaalde is van overeenkomstige toepassing voor werknemers die lid zijn van het verantwoordingsorgaan.
2. De Werkgever ziet erop toe dat de (gewezen) bestuursleden van het Pensioenfonds niet worden benadeeld in hun positie als werknemer en is verantwoordelijk voor de naleving van de in de wet- en andere regelgeving vastgelegde bepalingen terzake. Dezelfde verplichting heeft de Werkgever jegens werknemers die kandidaat zijn of zijn geweest voor het lidmaatschap van een ander orgaan van het Pensioenfonds dan het bestuur.
3. De Werkgever is verplicht (de leden van) het bestuur en (de leden van) andere organen van het Pensioenfonds de faciliteiten beschikbaar te stellen die in redelijkheid nodig zijn voor het functioneren van het desbetreffende orgaan.
Artikel 12. Onvoorziene omstandigheden
Indien zich omstandigheden voordoen die ten tijde van het sluiten van de Overeenkomst niet voorzienbaar waren en nakoming van de Overeenkomst substantieel beïnvloeden, zullen Partijen in gezamenlijk overleg en naar redelijkheid en billijkheid een oplossing proberen te vinden, die recht doet aan de belangen van beide partijen in het kader van deze Overeenkomst.
Artikel 13. Slotbepalingen
1. De Werkgever en het Pensioenfonds verbinden zich over en weer om elkaar de medewerking te verlenen die nodig is voor de vervulling van de aan het Pensioenfonds bij de Statuten, het Pensioenreglement en deze Overeenkomst opgedragen taak.
2. De Werkgever verbindt zich aan het Pensioenfonds zo spoedig mogelijk voor de uitvoering en toepassing van de Statuten en het Pensioenreglement en, indien van toepassing overige pensioenaanspraken zoals bedoeld in artikel 5 lid 2, de gegevens als bedoeld in artikel 8 te verstrekken.
3. Het Pensioenfonds zal de Werkgever de inlichtingen betreffende het Pensioenfonds verstrekken die de Werkgever nodig acht, tenzij het vertrouwelijke karakter van de gegevens zich daartegen verzet.
4. De Werkgever heeft een overeenkomst met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gesloten op basis waarvan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de arbeidsongeschiktheid van een deelnemer aan de Werkgever en de externe administrateur (of de externe administrateur van het Pensioenfonds) meldt.
Artikel 14. Toepasselijk recht en beslechting van geschillen
1. Op deze Overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.
2. Alle geschillen, die tussen Partijen in verband met deze Overeenkomst of de uitvoering daarvan ontstaan, zullen bij uitsluiting worden beslecht door de bevoegde rechter in Amsterdam.
Artikel 15. Overige bepalingen
1. De bepalingen in deze Overeenkomst gelden uitsluitend tussen de partijen. Derden kunnen geen rechten aan deze Overeenkomst ontlenen, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.
2. De Werkgever zal de uit deze Overeenkomst voortvloeiende rechten niet verpanden noch andere handelingen verrichten waardoor aan anderen dan de deelnemers, gewezen deelnemers, aanspraakgerechtigden of pensioengerechtigden rechten worden verleend.
Artikel 16. Duur van de Overeenkomst
1. Deze Overeenkomst is van kracht met ingang van 1 januari 2008 en is aangegaan voor een periode van 10 jaar. Na afloop van deze periode wordt de Overeenkomst jaarlijks stilzwijgend verlengd, indien zij niet tenminste zes maanden vóór afloop schriftelijk aan de wederpartij is opgezegd.
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 4 lid 7 behouden na beëindiging van de Overeenkomst Werkgever en het Pensioenfonds jegens elkaar de uit de Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, voor zover deze verplichtingen betreffen de pensioenaanspraken en kosten terzake van de tijdvakken gelegen voor de datum van beëindiging van de Overeenkomst.
3. Na de beëindiging van de Overeenkomst blijven de verplichtingen van het Pensioenfonds jegens de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige aanspraakgerechtigden bestaan, voorzover de premies en betalingen overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 door de Werkgever zijn voldaan, met inachtneming van de Statuten en het Pensioenreglement.
4. Al hetgeen door partijen tussen de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst en de datum waarop deze Overeenkomst is ondertekend, ten aanzien van het Pensioenreglement is uitgevoerd, wordt geacht onder deze Overeenkomst te vallen.
Aldus opgemaakt en ondertekend te Amsterdam,
Atradius N.V.
……………………………………………… ……………………………………………… Naam: I.F. Unda Naam: X.X.X. xxx Xxxx
Titel: lid Management Board Atradius N.V. Titel: lid Management Board Atradius N.V. Datum: Datum:
Stichting Pensioenfonds Atradius Nederland
…………………………………………….. …………………………………………….. Naam: A.M. van der Hall Naam: R.N. Nibbering
Titel: Voorzitter Titel: lid van bestuur
Stichting Pensioenfonds Atradius Nederland Stichting Pensioenfonds Atradius Nederland Datum: Datum:
Bijlagen:
I Statuten
II Pensioenreglement
III ABTN