UNUM ARBITRAGEREGLEMENT
UNUM ARBITRAGEREGLEMENT
Versie september 2018
1. Algemeen
1.1 Dit Reglement, in zijn meest recente versie ten tijde van de ontvangst door UNUM van een afschrift van de arbitrageaanzegging, is van toepassing indien partijen overeenkomen dat geschillenbeslechting plaatsvindt door middel van arbitrage volgens het Reglement van UNUM. Dezelfde versie van dit Reglement is van toepassing op een binnen dezelfde arbitrale procedure in te stellen tegenvordering.
1.2 Tenzij partijen anders overeenkomen, is de plaats van arbitrage Rotterdam.
1.4 Daar waar in dit Reglement wordt verwezen naar “arbiters”, wordt bedoeld het drietal arbiters dat gezamenlijk beslist of wel de enkele arbiter die alleen beslist.
1.5 Onder “schriftelijk” wordt in dit Reglement mede verstaan e-mail- en faxberichten.
1.6 Partijen kunnen in het geding in persoon verschijnen of zich doen vertegenwoordigen door een advocaat dan wel door een bijzonderlijk daartoe schriftelijk gemachtigde. Partijen kunnen zich in het geding door personen van hun keuze doen bijstaan.
2. Aanvang arbitrale procedure
2.1 Arbitrage dient schriftelijk met een omschrijving van het geschil te worden aangezegd aan de wederpartij. Die aanzegging bevat de aanduiding van hetgeen de partij die de zaak aanhangig maakt, aan arbitrage wenst te onderwerpen. Afschrift van de arbitrageaanzegging dient – per post, fax of e- mail – aan UNUM te worden toegezonden.
2.2 Een zaak is aanhangig op de dag van ontvangst door UNUM van een afschrift van de aanzegging dat tot arbitrage wordt overgegaan.
2.3 De vorige leden van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op het instellen van een tegenvordering. De arbitrageaanzegging kan in geval van een tegenvordering zijn vervat in de memorie van antwoord. Indien de tegenvordering wordt ingesteld bij memorie van antwoord, is deze aanhangig op het moment dat de memorie is geüpload, tenzij partijen overeenkomen dat de arbitrage niet elektronisch zal plaatsvinden, in welk geval de tegenvordering aanhangig is op het moment dat de memorie is ontvangen door UNUM.
3. Arbiters
3.1 Tenzij partijen overeenkomen hun geschil voor te leggen aan een enkele arbiter, zal het geschil worden beslecht door drie arbiters. In gevallen waarin de hoofdvordering exclusief rente en kosten het bedrag van Euro 25.000,00 niet te boven gaat, zal het geschil worden beslecht door één arbiter.
Benoeming
3.2 UNUM zal aan degene, die daarom vraagt, advies verstrekken omtrent beschikbare arbiters en hem zo nodig bij de benoeming behulpzaam zijn.
3.3 Indien eiser bij of na zijn arbitrageaanzegging mededeelt dat de arbitrageaanzegging vooralsnog slechts tot doel heeft het behoud van rechten, wordt de benoemingsprocedure voor onbepaalde termijn aangehouden, totdat één van partijen verzoekt om voortzetting.
3.4 Indien de arbitrageaanzegging niet reeds de benoeming van een arbiter bevat, dient eiser binnen een termijn van veertien dagen alsnog een arbiter te benoemen. Behoudens bezwaar van verweerder, kan deze termijn door UNUM op verzoek van eiser worden verlengd.
Nadat eiser een arbiter heeft benoemd, heeft verweerder een termijn van veertien dagen om een tweede arbiter te benoemen. Op eenstemmig verzoek kan deze termijn door UNUM worden verlengd.
Indien verweerder niet tijdig een arbiter benoemt, vergewist UNUM zich er met het oog op het beginsel van hoor en wederhoor van, dat verweerder daartoe redelijkerwijs voldoende gelegenheid heeft gehad. Indien dit niet het geval is, verlengt UNUM de termijn ten behoeve van de verweerder.
3.5 Indien een partij nalaat tijdig een arbiter te benoemen, benoemt UNUM op verzoek van de andere partij een arbiter.
3.6 De twee door partijen en/of UNUM benoemde arbiters benoemen gezamenlijk een derde arbiter.
3.7 Indien partijen benoeming van een enkele arbiter overeenkomen, of de benoeming van een enkele arbiter wordt voorgeschreven door artikel 3.1, wordt deze door partijen gezamenlijk benoemd binnen een termijn van veertien dagen na aanmelding van de arbitrage. Indien gezamenlijke benoeming binnen die periode niet plaatsvindt, benoemt UNUM op verzoek van de meest gerede partij een arbiter.
3.8 Een enkele arbiter dient altijd een jurist te zijn. Bij een drietal arbiters dient ten minste één van hen een jurist te zijn.
3.9 In geval van meerdere verweerders dienen deze gezamenlijk een arbiter te benoemen. Indien verweerders niet tijdig overeenstemming bereiken, benoemt UNUM op verzoek van de meest gerede partij een arbiter.
3.10 Indien de benoeming van een enkele arbiter wordt voorgeschreven door artikel 3.1, tweede volzin, en verweerder een tegenvordering instelt waarvan de hoofdvordering het bedrag van Euro
25.000 te boven gaat, zal het geschil alsnog door drie arbiters worden beslecht, tenzij partijen anders overeenkomen. Xxxxx en verweerder benoemen elk een aanvullende arbiter, binnen twee weken na de uitnodiging daartoe van UNUM of van de reeds benoemde enkele arbiter.
3.11 Benoeming van een arbiter door UNUM geschiedt in beginsel binnen veertien dagen na het verzoek daartoe, van de openbare lijst van arbiters als vastgesteld door UNUM, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is.
3.12 In gevallen waarin dit Reglement niet voorziet, of indien benoeming niet geschiedt als voorzien in dit Reglement, staat het de meest gerede partij vrij zich te wenden tot de Voorzieningenrechter conform het bij wet geregelde.
3.13 De arbiters die hun benoeming conform dit Reglement hebben aanvaard, aanvaarden daarmee de werking en geldigheid van dit Reglement.
Ontheffing, wraking en vervanging
3.14 Een arbiter die zijn opdracht heeft aanvaard, kan op eigen verzoek daarvan worden ontheven hetzij met instemming van partijen, hetzij door UNUM.
3.15 Een arbiter die zijn opdracht heeft aanvaard, kan door partijen gezamenlijk van zijn opdracht worden ontheven.
3.16 Een arbiter die zijn opdracht heeft aanvaard kan, indien hij rechtens of feitelijk niet meer in staat is zijn opdracht te vervullen, op verzoek van een partij van zijn opdracht worden ontheven door UNUM.
3.17 Een arbiter die zijn opdracht heeft aanvaard kan, indien hij, ondanks herhaalde aanmaning, zijn opdracht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, op onaanvaardbaar trage wijze uitvoert, op verzoek van een partij van zijn opdracht worden ontheven door UNUM.
3.18 Een arbiter die zijn opdracht heeft aanvaard kan in een geval als bedoeld in artikel 9.6 op verzoek van een partij van zijn opdracht worden ontheven door UNUM.
3.19 Wraking van één of meer arbiters geschiedt op de wijze als bij wet bepaald, met dien verstande dat de in artikel 1035 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering genoemde termijnen twee weken bedragen. Van de wraking wordt onverwijld mededeling gedaan aan UNUM.
3.20 Een arbiter wiens opdracht om welke reden dan ook is geëindigd, wordt vervangen volgens de regelen die van toepassing waren op zijn oorspronkelijke benoeming.
4. Procedure
4.1 Tenzij partijen anders overeenkomen is de procestaal Nederlands indien alle procespartijen gevestigd zijn in Nederland en Engels in alle andere gevallen.
4.2 Tenzij partijen uitdrukkelijk anders overeenkomen, verloopt de arbitrage digitaal (“e-arbitrage”).
Procesorde
4.3 Arbiters bepalen de procesorde. Zij houden daarbij zoveel als mogelijk rekening met de gemeenschappelijke wensen van partijen. Zij handhaven de procesorde en zien toe op een voortvarend verloop van de arbitrale procedure. Tenzij arbiters, al dan niet op eenstemmig verzoek van partijen, anders bepalen, is het verloop van de procedure als in het navolgende bepaald.
4.4 Onverwijld na hun benoeming verlenen arbiters aan eiser een termijn van vier weken voor memorie van eis. Na indiening van de memorie van eis verlenen arbiters aan verweerder een termijn van vier weken voor memorie van antwoord.
4.5 Een tegenvordering wordt ingesteld uiterlijk bij memorie van antwoord, dan wel, bij gebreke daarvan, bij het eerste schriftelijke of mondelinge verweer. Een tegenvordering is toelaatbaar, indien daarop dezelfde overeenkomst tot arbitrage als die waarop de vordering is gebaseerd, van
toepassing is dan wel door partijen uitdrukkelijk of stilzwijgend van toepassing is verklaard. Indien een tegenvordering wordt ingesteld, verlenen arbiters aan oorspronkelijk eiser (verweerder in reconventie) een termijn van vier weken voor memorie van antwoord in reconventie.
4.6 Indien een partij een proceshandeling niet binnen de daartoe gestelde termijn verricht, verlenen arbiters een nieuwe termijn van dezelfde duur. Indien echter de wederpartij vóór verlening van bedoelde nieuwe termijn aan de betreffende partij met kopie aan arbiters schriftelijk heeft aangezegd, dat na de te verlenen nieuwe termijn geen verdere verlenging zal worden toegestaan, zal de proceshandeling binnen deze nieuwe termijn moeten worden verricht, bij gebreke waarvan arbiters op verzoek van de wederpartij zullen beslissen dat het recht om de proceshandeling te verrichten is vervallen. Alleen in geval van zwaarwegende omstandigheden kunnen arbiters de betreffende partij nog een laatste termijn verlenen om alsnog de betreffende proceshandeling te verrichten.
4.7 Na indiening van de memorie van antwoord, of in geval van een tegenvordering eventueel na indiening van de memorie van antwoord in reconventie, beslissen arbiters of een tweede schriftelijke ronde volgt, of dat een mondelinge behandeling zal worden bepaald.
Overige voorschriften ten aanzien van de procedure
4.8 In iedere arbitrage geven arbiters aan partijen de gelegenheid hun standpunten in een zitting mondeling toe te lichten, tenzij partijen daarvan uitdrukkelijk afzien. Echter, in gevallen waarin de hoofdvordering exclusief rente en kosten het bedrag van Euro 25.000,00 niet te boven gaat, zal tenzij partijen anders overeenkomen geen mondelinge behandeling worden bepaald en zal de arbitrage op enkel de documenten gevoerd worden. In dat geval volgt na memorie van antwoord een tweede schriftelijke ronde.
4.9 Indien verweerder niet in het geding is verschenen, hoewel naar het oordeel van arbiters voldoende deugdelijk opgeroepen, wordt na indiening van de memorie van eis vonnis gewezen. Verweerder kan alsnog in het geding verschijnen zolang geen vonnis is gewezen. In dat geval verlenen arbiters aan verweerder een termijn voor indiening van de memorie van antwoord.
4.10 Een partij kan zijn vordering respectievelijk tegenvordering of de gronden daarvan veranderen of vermeerderen gedurende de arbitrale procedure, op voorwaarde dat de wederpartij daardoor in zijn verdediging niet onredelijk wordt bemoeilijkt of het geding daardoor niet onredelijk wordt vertraagd.
4.11 Medewerking door verweerder aan de benoeming van arbiters doet niet het recht de bevoegdheid van arbiters te betwisten vervallen. Een beroep op onbevoegdheid van arbiters wordt gedaan voor alle weren ten gronde. In beginsel wordt het beroep op onbevoegdheid gedaan bij memorie van antwoord, maar arbiters kunnen bepalen dat het beroep op onbevoegdheid bij separate, incidentele memorie wordt gedaan.
5. Vonnis
5.1 Tenzij een afwijkende procesorde is vastgesteld, wijzen arbiters zo spoedig mogelijk na de mondelinge behandeling, althans nadat de laatste proceshandeling is verricht, vonnis, zo mogelijk binnen tien weken.
5.2 Arbiters kunnen een geheel of gedeeltelijk eindvonnis dan wel een tussenvonnis wijzen.
5.3 Arbiters dragen er zorg voor dat ten spoedigste het origineel van het vonnis, of een afschrift hiervan gewaarmerkt door een arbiter of UNUM, aan partijen wordt verzonden.
5.4 De termijn waarbinnen een partij kan verzoeken om herstel van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent, als bedoeld in art. 1060 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en de termijn waarbinnen een partij kan verzoeken om een aanvullend vonnis, als bedoeld in art. 1061 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, is dertig dagen vanaf verzending van het vonnis.
5.5 Slechts op uitdrukkelijk verzoek van een partij dragen arbiters zorg voor nederlegging van het origineel van een geheel of gedeeltelijk eindvonnis ter griffie van de Rechtbank Rotterdam of van de rechtbank in het arrondissement waarbinnen de plaats van arbitrage is gelegen. De kosten voor nederlegging zijn voor rekening van de daarom verzoekende partij, behoudens andersluidende beslissing van arbiters.
5.6 Door arbitrage volgens dit Reglement overeen te komen, worden partijen geacht de verplichting op zich genomen te hebben een onherroepelijk vonnis onverwijld na te komen. Hoger beroep van een arbitraal xxxxxx is uitgesloten, tenzij door partijen anders is overeengekomen. In dat geval kunnen arbiters in de gevallen zoals in de wet voorzien het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren, al dan niet tegen zekerheidstelling.
5.7 Arbiters oordelen naar de regelen des rechts, tenzij partijen uitdrukkelijk zijn overeengekomen dat arbiters oordelen als goede mannen naar billijkheid.
5.8 Op gezamenlijk verzoek van partijen leggen arbiters de inhoud van een tussen partijen overeengekomen minnelijke regeling vast in een arbitraal vonnis, op voet van art. 1069 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
6. Arbitraal kort geding en andere voorlopige maatregelen
6.1 Arbiters zijn bevoegd in gevallen, waarin dit uit hoofde van onverwijlde spoed gelet op de belangen van partijen vereist is, in elke stand van het geding in arbitraal kort geding vonnis te wijzen. Het vonnis in arbitraal kort geding prejudicieert op geen enkele wijze het uiteindelijke oordeel van arbiters ten aanzien van de zaak ten gronde. De uitspraak geldt als een arbitraal vonnis in de zin van artikel 1043b lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
6.2 Arbiters kunnen op verzoek van één der partijen, in elke stand van het geding, voorlopig die beslissing nemen of die maatregel treffen ten aanzien van zaken in geschil, welke hun nodig of nuttig voorkomt. De beslissing of die maatregel prejudicieert op geen enkele wijze het uiteindelijke oordeel van arbiters ten aanzien van de zaak ten gronde. De uitspraak geldt als een arbitraal vonnis in de zin van artikel 1043b lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
6.3 Indien een arbitraal kort geding moet plaatsvinden in het kader van een geschil dat nog niet is onderworpen aan een aanhangige arbitrage op basis van dit Reglement, of in de reeds aanhangige arbitrage nog niet alle arbiters zijn benoemd, benoemt UNUM op verzoek van xxxxx in kort geding één of meer arbiters, afhankelijk van het tussen partijen overeengekomen aantal, tenzij partijen gezamenlijk één of meer arbiters benoemen. Door UNUM benoemde arbiters worden slechts met het oog op het kort geding benoemd, tenzij partijen anders overeenkomen.
6.4 Een arbitraal kort geding dient aangemeld te worden bij UNUM. Ter zake is eiser in kort geding administratiekosten verschuldigd.
6.5 Het voorgaande laat onverlet de mogelijkheid van een partij om zich te wenden tot de gewone rechter en te verzoeken om een maatregel ter bewaring van recht.
7. Kosten
7.1 De arbitragekosten bestaan uit de administratiekosten, het honorarium en de verschotten van arbiters, en overige kosten.
7.2 Ter zake van arbitrages aangemeld volgens dit Reglement is eiser onherroepelijk administratiekosten aan UNUM verschuldigd zoals door het bestuur van UNUM vastgesteld en gepubliceerd.
7.3 De benoemde arbiters zullen werken op basis van een uurtarief zoals door het bestuur van UNUM vastgesteld en gepubliceerd, tenzij partijen en arbiters gezamenlijk schriftelijk anders overeenkomen. Na het overeenkomen van andere dan door UNUM vastgestelde en gepubliceerde tarieven, wordt UNUM hiervan terstond door arbiters geïnformeerd.
7.4 Overige kosten zijn kosten gemaakt door arbiters en/of UNUM ten behoeve van de arbitrage, zoals kosten van door arbiters benoemde deskundigen, van technische bijstand en van een tolk.
Depot
7.5 Arbiters zijn bevoegd van eiser een depot te verlangen waaruit, voor zover mogelijk, de arbitragekosten zullen worden betaald. Indien verweerder een tegenvordering heeft ingesteld, kunnen arbiters ook van hem daarvoor een depot verlangen.
7.6 Zo spoedig mogelijk na hun benoeming stellen arbiters in overleg met UNUM het bedrag van het depot vast. UNUM zal namens arbiters de door arbiters aangewezen partij(en) verzoeken om het depot te voldoen op de derdenrekening van UNUM. UNUM kan op verzoek van arbiters te allen tijde aanvulling van het depot verlangen.
7.7 Arbiters doen UNUM tijdig mededeling, indien de kosten van de arbitrage het depot dreigen te overschrijden. Arbiters zien er te allen tijde zelf op toe, dat er voldoende fondsen in depot zijn om de arbitragekosten te voldoen. UNUM is niet gehouden tot enige betaling van kosten die niet door een depot zijn gedekt. Over het bedrag van het gestorte depot wordt geen rente vergoed.
7.8 Arbiters zijn bevoegd de arbitrage ten aanzien van de vordering dan wel de tegenvordering op te schorten zolang de desbetreffende partij het van haar verlangde depot of de aan haar in rekening gebrachte administratiekosten niet heeft gestort. Indien na een tweede schriftelijke aanmaning door UNUM een partij het van haar verlangde depot of de aan haar in rekening gebrachte administratiekosten niet binnen veertien dagen heeft gestort, wordt zij geacht haar vordering respectievelijk tegenvordering te hebben ingetrokken.
7.9 Partijen zijn jegens UNUM en arbiters aansprakelijk voor de arbitragekosten naar evenredigheid van het door hen gestorte of te storten depot. De arbitragekosten zijn onverkort verschuldigd, ook indien de arbitrage om welke reden dan ook niet wordt vervolgd.
Kostenveroordeling
7.10 De in het ongelijk gestelde partij kan worden veroordeeld tot betaling van de arbitragekosten. Indien meerdere partijen gedeeltelijk in het ongelijk worden gesteld, kunnen zij elk voor een door arbiters in redelijkheid te bepalen deel in die kosten worden veroordeeld.
7.11 Indien een partij bezwaar heeft tegen de hoogte van het door arbiters vastgestelde bedrag van de arbitragekosten in de kostenveroordeling, kan zij haar gemotiveerde bezwaar schriftelijk voorleggen aan UNUM, die – de betreffende partij en arbiters gehoord – op voor arbiters en de betreffende partij bindende wijze op het bezwaar beslist. In gevallen, waarin naar het oordeel van UNUM door haar niet snel en eenvoudig een bindend advies kan worden gegeven, heeft UNUM het recht om een derde als bindend adviseur aan te wijzen. In dat geval dienen de partij en arbiters tussen wie een geschil bestaat, ieder de helft van de kosten van de bindend adviseur voor te schieten. De bindend adviseur zal ook beslissen wie zijn kosten uiteindelijk zal dragen.
7.12 De geheel of gedeeltelijk in het ongelijk gestelde partij kan worden veroordeeld in het door arbiters naar redelijke maatstaf te bepalen bedrag van de door tegenpartij(en) ter zake van de arbitrage gemaakte kosten, te weten die van juridische en andere bijstand alsmede overige redelijke kosten gemaakt in verband met de arbitrage, op dezelfde voet als waarop zij in de arbitragekosten kan worden veroordeeld.
8. Toepasselijkheid Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Voor zover enig onderwerp niet in dit Reglement is geregeld, zijn de bepalingen van het Nederlandse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing. Dit geldt bijvoorbeeld voor het bewijsrecht, het wijzigen van vorderingen, het overleggen van stukken, het horen van getuigen, het benoemen van deskundigen, het onderzoek ter plaatse en de persoonlijke verschijning van partijen.
9. Slotbepalingen
9.1 Dit Reglement is van toepassing op alle arbitrages die aanhangig worden na 31 december 2014.
9.2 Het bestuur van UNUM kan wijzigingen in dit Reglement aanbrengen. De wijzigingen zijn niet van kracht voor arbitrages die reeds aanhangig zijn.
9.3 In gevallen waarin dit Reglement niet voorziet en partijen niet onderling tot overeenstemming komen, beslist UNUM of, wanneer alle arbiters zijn benoemd, arbiters.
9.4 UNUM, een bestuurslid in persoon, of een arbiter is niet aansprakelijk voor enig handelen of nalaten met betrekking tot een arbitrage waarop dit Reglement van toepassing is, tenzij sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de betreffende (rechts)persoon ten aanzien van de in het concrete geval geleden schade.
9.5 Op de rechtsverhouding tussen enerzijds UNUM en/of haar bestuursleden en anderzijds een partij of een arbiter is Nederlands recht van toepassing en geschillen tussen hen zijn onderworpen aan de uitsluitende jurisdictie van de Nederlandse rechter, in eerste instantie de Rechtbank Rotterdam.
9.6 Klachten over arbiters omtrent de procesvoering kunnen schriftelijk worden gericht aan UNUM onder toezending van een afschrift van de klacht aan de desbetreffende arbiter(s) en aan de wederpartij(en). Indien de klacht, de arbiters gehoord, gegrond wordt bevonden zal UNUM de betreffende arbiter(s) schriftelijk richtlijnen verstrekken en hem of hen manen zich stipt daaraan te houden. Indien de betreffende arbiter de voornoemde richtlijnen niet tot genoegen van UNUM in acht neemt, zal UNUM de partijen daarvan schriftelijk in kennis stellen, waarna de meest gerede partij UNUM op voet van artikel 3.18 kan verzoeken de betreffende arbiter van zijn taak te
ontheffen. Dit verzoek dient binnen veertien dagen na de verzending van voornoemde kennisgeving worden gedaan. UNUM kan desverzocht deze termijn verlengen, indien zij daartoe aanleiding aanwezig acht.
9.7 In geval van een beslissing als bedoeld in artikel 1065a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering herleeft de benoeming van arbiters.
9.8 Het bestuur van UNUM is bevoegd het vonnis zonder vermelding van de namen van partijen en met weglating van verdere gegevens die de identiteit van partijen zouden kunnen openbaren, te laten publiceren, tenzij een partij binnen een maand na ontvangst van het vonnis schriftelijk daartegen bij UNUM bezwaar heeft gemaakt.
9.9 De Nederlandse tekst van dit Reglement is de enige authentieke tekst. In geval van verschillen tussen de Nederlandse tekst en een tekst in een andere taal, is de Nederlandse tekst doorslaggevend.