Bestuursovereenkomst landelijke ontwikkeling windenergie
Bestuursovereenkomst landelijke ontwikkeling windenergie
C-stuk
Advies: ter behandeling in de Statencommissie Ruimte, Infrastructuur en Mobiliteit op 11 juni 2001
Behandeld door de heer H. xxx xxx Xxxx, telefoonnummer (0592) 365501 Portefeuillehouder: mevrouw X. xx Xxxxx-Leggedoor
(i.a.a. de overige statenleden)
Inleiding
Om tijdig de landelijke doelstelling voor windenergie per 2010 te realiseren, te weten 1.500 MW opgesteld windvermogen op landlocaties, willen de betrokken ministeries (het Rijk) en de gezamenlijke provincies (het Interprovinciaal Overleg (IPO)) een bestuursovereenkomst sluiten: Bestuursovereenkomst landelijke ontwikkeling windenergie (BLOW). De vertegenwoordigers van de provincies zullen in het algemeen bestuur van het IPO daarover op 28 juni 2001 een standpunt innemen. Voor die standpuntbepaling vragen wij aan uw commissie advies. In het IPO-voorstel voor de verdeling van de 1.500 MW over de provincies is de taakstelling voor Drenthe op 15 MW bepaald.
Advies
1. Stem in met de BLOW die voorziet in een actieve, gezamenlijke provinciale inzet voor
1.500 MW windenergie per 2010 op landlocaties.
2. Stem in met het Drentse aandeel in de BLOW van 15 MW.
Meetbaar/Beoogd beleidseffect
De door het Rijk geformuleerde inzet om in 2010 op landlocaties 1.500 MW aan duurzame energie uit wind te winnen, wordt gerealiseerd. Nederland geeft daarmee ook uitvoering aan de afspraken die zijn gemaakt over reductie van CO2 (VN-Klimaatverdrag 1992; Kyoto-protocol 1997).
Argumenten
1.1. De provincie Drenthe draagt bij aan (inter)nationale afspraken om de CO2-uitstoot terug te dringen en een groter aandeel van de Nederlandse energiebehoefte te betrekken uit duurzame bronnen
Om uitvoering te kunnen geven aan afspraken om de uitstoot van CO2 en het gebruik van fossiele brandstoffen terug te dringen, is het nodig een groter aandeel van de energiebehoefte te winnen uit duurzame bronnen als zon, wind, biomassa en warmtekracht. In het rijksbeleid is vastgelegd dat in 2010 5% van de energiebehoefte uit duurzame bronnen moet worden gehaald en in 2020 is dat 10%. Naar de huidige inzichten moet vooral wind daaraan een substantiële bijdrage leveren. Voor windenergie zijn in het rijksbeleid de volgende doelstellingen vastgelegd: 1.500 MW opgesteld vermogen op land in 2010 en minimaal 3.000 MW per 2020 op land en zee.
1.2. De huidige bestuursovereenkomst met de zeven windrijke provincies heeft niet tot het gewenste resultaat geleid
De BLOW is de opvolger van de in 1991 gesloten Bestuursovereenkomst plaatsing windenergie (BPW) met de toen zeven windrijke provincies (BPW-provincies). De binnenlandprovincies waaronder Drenthe bleven buiten de afspraken, omdat bij de technologische ontwikkeling van dat moment onvoldoende windvang voor een substantiële energiewinning werd bereikt. Met de huidige technologie is ook landinwaarts op rendabele wijze wind als duurzame energiebron interessant. Vandaar dat alle provincies meedoen in de BLOW.
Met het oog op de doelstelling van 1.500 MW opgesteld windvermogen op land per 2010, had de
BPW als tussendoel dat per 2000 al 1.000 MW zou zijn gerealiseerd. Echter, per 2000 staat er slechts ongeveer 450 MW. Gebrek aan draagvlak voor windprojecten op lokaal niveau, een onduidelijk investeringsklimaat gedurende enkele jaren, een te weinig actieve opstelling van provincies en onvoldoende afstemming tussen de betrokken departementen zijn hier in belangrijke mate debet aan.
De BLOW wil deze tekortkomingen van de BPW ondervangen door een actiegerichte aanpak van Rijk en provincies en goede afspraken tussen en binnen beide bestuurslagen.
1.3. De plaatsingsproblematiek van windturbines vraagt om een meer sturende aanpak van bovenaf dan andere vormen van duurzame energiewinning
Met het Bestuursakkoord Nieuwe Stijl (BANS) zijn tussen het Rijk, het IPO en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) afspraken gemaakt over politiek-bestuurlijke bundeling van krachten op een aantal sectoroverstijgende beleidsthema’s. De uitvoering van het Klimaatconvenant is zo’n thema: BANS-klimaat. Met het BANS-klimaat worden afspraken gemaakt over inspanningen om de CO2-reductie te bereiken en de mogelijkheden om dat door een toename van duurzame energiebronnen te doen. Naast windenergie gaat het ook om zonne-energie, warmtekracht en dergelijke.
Belangrijk verschil tussen windenergie en de overige vormen van duurzame energie is dat windenergie een zichzelf bewezen economische activiteit is, maar waarvan de ontwikkeling op de
nodige bestuurlijke weerstanden en ruimtelijke inpassingsproblemen stuit. Voor windenergie is daarom een meer doorpakkende aanpak nodig, terwijl de ontwikkeling van andere duurzame energievormen meer gebaat is bij een stimulerende aanpak. Dit rechtvaardigt voor windenergie een aparte, sterk resultaatgerichte aanpak zoals met de BLOW is verwoord.
1.4. De voorbereiding tot en de besluitvorming over het beoogde windturbinepark bij Coevorden is een goed voorbeeld van de voorgestelde aanpak met de BLOW
De BLOW gaat uit van een actief provinciaal handelen. Zo dient de provincie binnen één jaar na ondertekening van de BLOW een plan van aanpak te hebben opgesteld (artikel 3.2.2) waarover met gemeenten overleg is gevoerd (artikel 3.2.3) en waar de provincie zo nodig zelf een planologisch tijdige besluitvorming afdwingt of regelt (artikel 3.2.4).
Deze aanpak hebben wij vorig jaar gevolgd toen wij een discussienotitie hebben opgesteld voor een eerste gedachtewisseling over het te maken Uitwerkingsplan windturbineparken, zoals in het Provinciaal omgevingsplan (POP) Drenthe is aangekondigd. Voor enkele gemeenten hebben wij het initiatief genomen voor een gesprek. Voorzover de andere gemeenten behoefte hadden, hebben zij gereageerd. Op basis van die gesprekken en reacties is de mogelijkheid van een windturbinepark ten zuiden van Coevorden in beeld gekomen. Deze locatie hebben wij als kansrijk beoordeeld, omdat het aan de POP-criteria voldoet, gedragen wordt door de gemeente en naar onze inschatting krachtige initiatiefnemers kent. Op 11 september van het vorig jaar hebt u met de ontwikkeling van een turbinepark aldaar ingestemd. De raad van de gemeente Coevorden heeft inmiddels een plan van aanpak vastgesteld en opdracht gegeven voor een haalbaarheidsonderzoek. Volgens de planning neemt de raad uiterlijk in 2003 een definitief besluit over de medewerking aan het turbinepark.
1.5. De BLOW is een bouwsteen voor de eind 2001 door provinciale staten (PS) vast te stellen Nota energiebeleid
Behalve dat uw commissie op 11 september 2000 heeft ingestemd met de ontwikkeling van een windturbinepark bij Coevorden, hebt u toen ook ingestemd met ons voorstel om geen medewerking te verlenen aan andere initiatieven vooruitlopend op een door PS vast te stellen Nota energiebeleid Drenthe. Op 20 november van het vorig jaar heeft de Statencommissie Milieu, Water en Groen (MWG) over de Energieverkenning Drenthe van het bureau Ecofys gesproken. Daarmee is de voorbereiding van de nota gestart en de planning is dat wij de nota dit jaar aan PS voor vaststelling aanbieden. De doelstelling voor windenergie in de Nota energiebeleid Drenthe kan dus niet lager zijn dan het aandeel in de BLOW van 15 MW.
2.1. De gevoerde discussie in 2000 over de ruimtelijke mogelijkheden voor windturbineparken wijst uit dat dit voor Drenthe een reëel getal is
In bijlage 1 van de toelichting op de BLOW is de stand van zaken per provincie benoemd. Voor Drenthe is beknopt het knelpunt aangegeven voor de beperkte mogelijkheden om windturbineparken ruimtelijk te kunnen inpassen. Dit behoeft enige toelichting.
In het eerdergenoemde discussiestuk voor een eerste uitwerking van het Uitwerkingsplan windturbineparken hebben wij het landschap als leidend beginsel genomen. De uitkomst van deze invuloefening was dat op een hoger schaalniveau een groot deel van het veenkoloniaal gebied als het voor Drenthe geschikte gebied naar voren kwam voor een grootschalige ingreep. Het Drents Plateau, Zuidwest-Drenthe en het meest zuidoostelijke deel van Drenthe werden niet geschikt gevonden vanwege de invloed van hoge turbines op de "ongestoorde" beleving van waardevolle (onder andere Bargerveen) en kleinschalige landschappen in Drenthe of in de directe nabijheid van Drenthe (onder andere Wieden/Weerribben). De Nota landschap vormde de basis voor deze aanduiding. Overigens hebben wij bezwaren geuit tegen de bouw van een windpark in de gemeente Twist op korte afstand van het Bargerveen, maar dat heeft niet tot het gewenste resultaat geleid.
Verder bleek uit de bestuurlijke overleggen dat de provincie Groningen het veenkoloniale gebied in haar recentelijk vastgestelde POP van windturbines vrijhoudt. Dit is een zeer bewuste keuze voor behoud van open en weidse landschappen. Door de twee "veenkoloniale" gemeenten werd deze opvatting ondersteund. In onze stellingname op de gesprekken met en de reacties van de gemeenten hebben wij dit ook als reden genoemd om de discussienotitie en het op kaart aangeduide gebied van de Drentse Veenkoloniën terug te nemen. Deze brief hebt u ook ontvangen bij het commissiestuk over het windturbinepark bij Coevorden dat u op 11 september hebt behandeld.
Op grond van deze overwegingen menen wij dat de Drentse bijdrage van 15 MW aan de BLOW een reëel getal is, want alternatieven voor het windturbinepark bij Coevorden lijken niet eenvoudig binnen handbereik te liggen. Dit betekent ook dat wij inschatten dat de locatie Coevorden de benodigde 15 MW kan opbrengen.
2.2. Dit aandeel staat in verhouding tot de bijdragen die de vijf “niet-windrijke” provincies leveren
Uiteraard houden de BPW-provincies in de BLOW minimaal hun bijdrage zoals die al met de BPW was bepaald. Kijkend naar de verdeling tussen de BPW-provincies en de vijf overige provincies die voor het eerst tot de overeenkomst toetreden, is het duidelijk dat de BPW-provincies veruit het grootste aandeel hebben: totaal 1.315 MW. De vijf provincies nemen gezamenlijk 185 MW voor hun rekening. Gezien de grootte en de landschappelijke kenmerken van die vijf provincies is de aangegeven verdeling van die 185 MW, waarvan Drenthe dus 15 MW levert, als redelijk te bestempelen.
Uitvoering
Tijdsplanning
11 juni Advies Statencommissie Ruimte, Infrastructuur en Mobiliteit (RIM) 19/26 juni Standpunt gedeputeerde staten (GS) voor besluit IPO-AB
28 juni IPO-AB
juli Ondertekening BLOW
xxxx Xxxxxxxxxxxx GS van statenvoordracht Nota energiebeleid Drenthe september behandeling Nota energiebeleid Drenthe in Statencommissie MWG november Vaststelling Nota energiebeleid Drenthe
tot juli 2002 Opstellen plan van aanpak voor uitvoering BLOW
Financiën
Totale kosten N.v.t.
Externe kosten ƒ 100.000,--/€ 45378,02 door het Ministerie van Economische Zaken beschikbaar gesteld voor het maken van een plan van aanpak en aanvullend nog een bepaalde bijdrage in de uitvoering van dat plan (artikel 2.3.2 van de BLOW).
Kosten voor de provincie Naast reguliere werkzaamheden geen extra kosten.
Monitoring en evaluatie
Jaarlijkse verslaglegging door de provincie in april (artikel 7.1 van de BLOW).
Extern betrokkenen
De gemeenten bij het te maken plan van aanpak (artikel 3.2.3 van de BLOW).
Communicatie
Na ondertekening van de BLOW zal er bekendheid aan worden gegeven.
Bijlagen
1. De BLOW.(is niet digitaal beschikbaar, maar op te vragen)
2. Toelichting op de BLOW. (is niet digitaal beschikbaar, maar op te vragen)
Ter inzage in de leeskamer
N.v.t.
Assen, 21 mei 2001
Kenmerk: 20/6.26/2001003734
Gedeputeerde staten van Drenthe,
A.L. xxx Xxxx, voorzitter
X. Xxxxx-Xxxx, griffier
id/coll.