In een arbitrage onder toepassing van de Regeling voor .nl‑domeinnaamarbitrage tussen: Intrum Justitia Licensing AG Zug Zwitserland en Intrum Justitia Nederland B.V. Den Haag Nederland (Eiseressen) en Radius Europe Ltd. Amsterdam Nederland...
WIPO Arbitration and Mediation Center
ARBITRAAL VONNIS
Intrum Justitia Licensing AG en Intrum Justitia Nederland B.V. v. Radius Europe Ltd.
Zaaknr. WIPO2007NL24
In een arbitrage onder
toepassing van de
Regeling voor .nl‑domeinnaamarbitrage
tussen:
Intrum
Justitia Licensing AG
Zug
Zwitserland
en
Intrum
Justitia Nederland B.V.
Den Haag
Nederland
(Eiseressen)
en
Radius Europe
Ltd.
Amsterdam
Nederland
(Verweerster)
Scheidsgerecht:
Mr.
T.F.W. Overdijk
Amsterdam
Dit arbitraal vonnis wordt door mij gewezen als arbiter in een geschil onder toepassing van de Stichting Internet Domeinregistratie Nederland (SIDN) Regeling voor .nl‑domeinnaamarbitrage (“de Regeling”) tussen enerzijds Intrum Justitia Licensing AG en Intrum Justitia Nederland B.V. (Eiseressen) en anderzijds Radius Europe Ltd. (Verweerster) met betrekking tot de domeinnaam <xxxxxxxxxxxxxx.xx> (“de Domeinnaam”).
1. Partijen
Eiseressen in deze arbitrage zijn Intrum Justitia Licensing AG, gevestigd te Zug, Zwitserland en Intrum Justitia Nederland B.V., gevestigd te Den Haag, beiden vertegenwoordigd door mr. M.R. Krul, advocaat te Den Haag.
Verweerster in deze arbitrage is Radius Europe Ltd. te Amsterdam, Nederland.
De Verweerster heeft geen verweer gevoerd.
2. Domeinnaam en Deelnemer
De domeinnaam in geschil is <xxxxxxxxxxxxxx.xx>. Deze domeinnaam is geregistreerd via Sensus Data Network te Mainz, Duitsland. Sensus Data Network is Deelnemer van de SIDN. Door tussenkomst van de Deelnemer is voor de domeinnaam een registratiecontract tot stand gekomen tussen Verweerster en SIDN.
3. Geschiedenis van de Procedure
Vooraf merkt het Scheidsgerecht op dat uitzonderlijke omstandigheden in de zin van artikel 23.2 van de Regeling dit vonnis hebben vertraagd.
De Eis is op 12 december 2007 per e‑mail, respectievelijk op 19 december 2007 per post bij het WIPO Arbitration and Mediation Center (het Center) ingediend. Het Center heeft op 12 december 2007 per e‑mail een ontvangstbevestiging aan Eiseressen gestuurd.
Op 12 december 2007 heeft het Center bij SIDN een verzoek ingediend tot verificatie in het register van de door Eiseressen overgelegde gegevens betreffende de domeinnaam.
In antwoord op het verificatieverzoek heeft SIDN op 13 december 2007 per e‑mail aan het Center bevestigd dat Verweerster de huidige houder is van de domeinnamen en heeft het de administratieve en technische contactgegevens overgelegd. SIDN heeft daarbij bevestigd dat de Regeling op de domeinnamen van toepassing is. XXXX heeft tevens bevestigd dat het de status quo van de domeinnamen heeft bevroren en dat deze status in overeenstemming met artikel 8 van de Regeling gehandhaafd blijft gedurende het aanhangig zijn van de arbitrageprocedure.
Overeenkomstig artikel 7 van de Regeling heeft het Center op 21 december 2007 gecontroleerd of de Eis voldoet aan de voorwaarden als gesteld in (artikel 6 van) de Regeling en heeft zij vervolgens de ontvangst van het door Eiseressen verschuldigde bedrag bevestigd. Het Scheidsgerecht verenigt zich met deze bevindingen van het Center.
In overeenstemming met de artikelen 5.5, 7.1 en 7.3 van de Regeling heeft het Center op 21 december 2007 Verweerster formeel van het indienen van de Eis in kennis gesteld, onder toezending van een afschrift van de Eis. De arbitrageprocedure is hiermee op 21 december 2007 aanhangig gemaakt.
Het Center heeft Verweerster op 11 januari 2008 in kennis gesteld van het feit dat Verweerster nagelaten heeft binnen de in de ‘Melding van Eis en Aanhangig maken van Arbitrage’ gestelde termijn een Verweerschrift in te dienen. Met inachtneming van het verzoek van Xxxxxxxxxx overeenkomstig artikel 6.3 van de Regeling tot benoeming van een arbiter heeft het Center daarbij overeenkomstig artikel 10.1 van de Regeling aan partijen een lijst met de namen van drie potentiële arbiters toegezonden.
Naar aanleiding hiervan heeft Verweerster op 12 januari 2008 het volgende bericht aan het Center gestuurd:
“Dear ladies and gentlemen,
Please communicate in English. We’re unablet to read and/or understand dutch.
Thank you!”
Hierop heeft het Center op 15 januari 2008 aan Verweerster bericht:
“Dear Sirs,
Please note that in accordance with Paragraph 17.1 of the Regulations for Arbitration on .nl Domain Names the language of proceedings is Dutch. This email though is sent in English, without prejudice to the formal language of proceedings, namely Dutch.
We requested you by email dated January 11, 2008 to rank the arbitrators named therein in the order of your preference before January 16, 2008. After this date we will proceed with the appointment of the arbitrator, in accordance with the parties' preferences.
Should you have any questions regarding any of the above, please do not hesitate to contact us.
Sincerely,
[…]
Case Manager
WIPO Arbitration and Mediation Center”
Eveneens op 15 januari heeft Verweerster naar aanleiding hiervan aan het Center geschreven:
“Dear Sirs,
thank you for your mail‑reply.
Actually, we tried to delete the above mentioned domainname, but this isn't possible because of the hold dispute.
We can send you SIDN documents for changing the holder and registrar of the domainname, so the domain is after this under control by your client.
Should we send the SIDN documents to you?
Thank you!”
Vervolgens heeft het Center op 15 januari 2008 aan partijen het volgende bericht gestuurd:
“Dear Parties,
Reference is made to Defendant's e‑mail of today in the above‑mentioned matter (see attached).
You may wish to consider suspending the proceedings to explore a settlement between the parties. In this regard, please be informed that once a proceeding under the Regulations for .nl Arbitration is suspended, the registry SIDN may unlock the disputed domain name, only provided the unlock is to enable the implementation of an agreement between the parties to transfer the domain name from the Defendant to the Plaintiff. Therefore, during a suspended proceeding, the domain name may be transferred to the Plaintiff, but may not be transferred to a third party.
If no settlement is reached, the proceedings will continue upon receipt by the Center of a written request from Plaintiff.
If you wish to request a suspension (up to 30 days allowed), the Center requires a signed request for suspension from Plaintiff (facsimile or scanned .pdf will suffice, copied to the Defendant) specifying the period of suspension being requested and the reason for such request.
When the case is terminated before an arbitrator has been appointed, the Center will refund EUR 1.500 of the paid fees.
In the event the Center has not received a request for suspension by January 17, 2008, we shall proceed with the appointment of an arbitrator.
For further information on how to transfer the domain name from Defendant to Plaintiff, please refer to SIDN.
This e‑mail is in English without prejudice to the language of proceedings, namely Dutch.
Sincerely,
[…]
Case Manager
WIPO Arbitration and Mediation Center”
Naar aanleiding van het laatste bericht aan partijen heeft het Center niet meer van partijen vernomen en heeft het Center vervolgens op 23 januari 2008 Mr. Xxxxxx F.W. Overdijk, kantoorhoudende te Amsterdam, als enig arbiter in dit geschil aangesteld. Hierover zijn partijen door het Center ingelicht, in een in het Nederlands gestelde e‑mail d.d. 23 januari 2008.
Naar aanleiding hiervan heeft Verweerster op 29 januari 2008 aan het Center de navolgende bericht gestuurd:
(a) in antwoord op de hiervoor ingelaste e‑mail van het Center van 15 januari 2008:
“Dear ladies and gentlemen,
we want to transfer the domain to Plaintiff.
Please send us details the details of Plaintiff to fill SIDN
transfer and owner‑change forms.
We will send the SIDN forms by fax to Plaintiff.
Thank you!”
(b) in antwoord op de e‑mail van het Center van 23 januari 2008 omtrent de benoeming van de arbiter:
“Hello,
i am sorry, we dont understand what you want!
Please, if you want this domain send us the SIDN transfer forms,
and we can transfer the domain to your company.
This domain was deleted, but can't because of active dispute!
Thank you!”
Het Center heeft deze berichten direct doorgezonden aan het Scheidsgerecht.
Teneinde aanvullende informatie te verkrijgen omtrent kwesties aangaande woonplaats en procestaal heeft het Center op verzoek van het Scheidsgerecht op 21 februari 2008 aan partijen een Procedurele Order gezonden, zowel in het Nederlands als in het Engels, waarbij:
‑ is vastgesteld dat partijen geen vervolg hebben gegeven aan de door Verweerster aangegeven bereidheid tot beëindiging van de registratie;
‑ is vastgesteld dat Verweerster niet heeft betwist dat zij woonplaats heeft in Nederland;
‑ Verweerster is uitgenodigd uiterlijk 26 februari 2008 aan te geven of zij wenst alsnog inhoudelijk op de Eis te kunnen reageren, alsmede – indien zij dat wenst – haar inhoudelijke verweer uiterlijk 29 februari 2008 in te dienen, waarbij tevens is aangegeven dat het antwoord naar keuze van Verweerster in het Nederlands of in het Engels kan worden ingediend, overigens zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheid van het Scheidsgerecht met betrekking tot de taal van de procedure.
Het Center heeft op 27 februari 2008 aan partijen bevestigd dat het van Verweerster geen reactie op deze Procedurele Order heeft ontvangen.
Nadat het Scheidsgerecht zijn conclusies had bereikt heeft Verweerster op de valreep nog een ingevuld formulier voor wijziging van de houder aan het Center toegezonden, overigens zonder verdere toelichting. Gezien de hiervóór geschetste geschiedenis van de zaak, inclusief het herhaalde ontbreken van reacties zijdens Verweerster, beoordeelt het Scheidsgerecht dit document, wat daar verder van zij, als tardief. Toezending hiervan vormt geen reden om er alsnog vanaf te zien vonnis te wijzen.
Het Scheidsgerecht is correct samengesteld. Het Scheidsgerecht heeft het formulier Acceptatie tot Benoeming Arbiter tevens Verklaring van Onpartijdigheid en Onafhankelijkheid als vereist op grond van artikel 10.9 van de Regeling overgelegd.
4. Feitelijke Achtergrond
Intrum Justitia Licensing AG is houdster van de volgende merken:
‑ Benelux woordmerk INTRUM JUSTITIA, geregistreerd op 15 februari 1990 onder het nummer 476270 voor diensten uit klasse 35 en 36;
‑ Benelux woordmerk INTRUM JUSTITIA, geregistreerd op 16 november 2006 onder het nummer 811865 voor een dienst uit klasse 42;
‑ Benelux woordmerk INTRUM JUSTITIA SAMENWERKINGSVERBAND GERECHTSDEURWAARDERS, geregistreerd op 18 oktober 2006 onder nummer 810769 voor diensten uit klassen 35, 36, en 42;
‑ Gemeenschapswoord/beeldmerk INTRUM JUSTITIA, geregistreerd op 7 april 1998 onder nummer 792408 voor diensten uit klassen 35, 36, en 42.
Intrum Justitia Nederland B.V. is houdster van het Benelux woord/beeldmerk INTRUM JUSTITIA VAN FACTUREREN TOT INCASSEREN, geregistreerd op 16 augustus 2005 onder nummer 798896 voor diensten uit klasse 36.
Bovenstaande merkregistraties zullen hierna ook worden aangeduid als “de Merken”.
Eiseressen stellen dat de voormelde merkrechten van Intrum Justitia Licensing AG ‘voor de Benelux’ in licentie aan Intrum Justitia Nederland B.V. gegeven zijn. Het Scheidsgerecht begrijpt dit zo dat het Intrum Justitia Nederland B.V. is toegestaan het Gemeenschapsbeeldmerk met inschrijvingsnummer 792408 gedeeltelijk (in de Benelux) te gebruiken en dat zij beschikt over een onbeperkte licentie voor gebruik van de Benelux‑merken.
Verweerster heeft op 26 oktober 2007 de domeinnaam <xxxxxxxxxxxxxx.xx> geregistreerd. Eiseressen hebben gesteld dat dit gebeurd is vlak nadat het betreffende domein door een administratieve fout vacant was geworden. Vóór die tijd is Intrum Justitia Nederland B.V. houdster van de domeinnaam geweest en heeft zij het domein gebruikt voor haar website. Momenteel is haar website gekoppeld aan de domeinnaam <xxxxxx.xx>.
Uit een door Eiseressen in het geding gebrachte productie blijkt dat Verweerster in het recente verleden, in ieder geval op 30 november 2007, de domeinnaam <xxxxxxxxxxxxxx.xx> te koop aangeboden heeft. Eiseressen hebben doen stellen dat via het domein een website geëxploiteerd wordt die een verzameling gesponsorde hyperlinks naar andere websites bevat en dat op die websites door derden een veelheid aan producten en diensten wordt aangeboden. Van de homepage van de website hebben eiseressen een afdruk als productie in het geding gebracht. Het is het Scheidsgerecht uit eigen onderzoek van de eerste dagen van maart 2008 bekend dat de hyperlinks op de homepage van Xxxxxxxxxxx inmiddels vervangen zijn door hyperlinks die doorlinken naar internetpagina’s met hyperlinks die direct doorlinken naar aanbieders van incasso‑gerelateerde diensten.
5. Stellingen van Partijen
A. Eiseressen
Eiseressen hebben gemotiveerd – en met onderbouwing door in het geding gebrachte producties – aangegeven waarom Verweerster volgens hen met het gebruik van de domeinnamen inbreuk maakt op hun merkrechten en daarmee handelt in strijd met artikelen 2.20 lid 1 sub c en d van het Benelux Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom (BVIE).
Ter onderbouwing van hun beroep op artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE stellen Eiseressen dat het in de domeinnaam gebruikte teken “intrumjustitia” geheel overeenstemt met de woord‑ en beeldmerken van eiseressen. Ter ondersteuning van de gestelde bekendheid van het merk INTRUM JUSTITIA hebben eiseressen als productie kopieën van publicaties in de media over Intrum Justitia in het geding gebracht. Het Scheidsgerecht begrijpt deze productie zo dat deze betrekking heeft op de bekendheid van alle in dit geschil ingezette merken. Eiseressen hebben verder aangevoerd dat door het gebruik van het merk door Verweerster ongerechtvaardigd voordeel getrokken wordt uit en afbreuk gedaan wordt aan het onderscheidend vermogen van het merk. Van het trekken van ongerechtvaardigd voordeel van het merk INTRUM JUSTITIA is, zo stellen eiseressen, sprake nu Verweerster door het gebruik van het merk (extra) bezoekers naar zijn website trekt, hetgeen haar (extra) advertentie‑inkomsten oplevert. Daarnaast zou sprake zijn van afbreuk aan de reputatie en het onderscheidend vermogen van het merk, nu klanten die de website van Intrum Justitia willen bezoeken terecht komen op een website die geheel andere diensten aanbiedt. Daarnaast stellen Eiseressen dat door registratie en gebruik van de domeinnaam Verweerster hun de mogelijkheid ontneemt hun ondernemingen op het internet onder de merknaam INTRUM JUSTITIA te profileren.
Het Scheidsgerecht begrijpt deze stellingen zo dat deze betrekking hebben op (schade aan) alle merken waarop Eiseressen hun vorderingen baseren.
Eiseressen voeren daarnaast aan dat indien het gebruik (van de merken) door Verweerster geacht moet worden anders te worden gebruikt dan ter onderscheiding van waren of diensten, het handelen van Verweerster merkinbreuk oplevert in de zin van art. 2.20 lid 1 onder d BVIE. Verweerster heeft volgens Xxxxxxxxxx geen eigen recht dat een geldige reden voor bedoeld gebruik van hun merken kan opleveren.
Mede op de hiervoor beschreven gronden en gelet op de door Eiseressen ingediende specificatie van de Eis, vorderen Eiseressen dat het Scheidsgerecht zal bepalen dat:
1. Intrum Justitia Nederland B.V. houdster zal worden van de domeinnaam <xxxxxxxxxxxxxx.xx> in plaats van de Verweerster en dat het vonnis in de plaats zal treden van het door SIDN voorgeschreven formulier voor Wijziging domeinnaamhouder;
2. De Verweerder verboden wordt domeinnamen vergelijkbaar met de betreffende domeinnaam <xxxxxxxxxxxxxx.xx> te registreren, al dan niet versterkt met een dwangsom van EUR 50.000,‑;
3. De Verweerster in de proceskosten zal worden veroordeeld,
inclusief kosten van juridische bijstand die op het moment van
indienen van deze Eis ongeveer
EUR 3.689,60 bedroegen;
4. Het vonnis, in overeenstemming met artikel 23.5 van de Regeling, uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
B. Verweerster
De Verweerster heeft geen Verweerschrift ingediend.
6. Oordeel en Bevindingen
Toepasselijkheid van de Regeling en bevoegdheid Scheidsgerecht
Verweerster heeft op 26 oktober 2007 de domeinnaam <xxxxxxxxxxxxxx.xx> geregistreerd. Op grond van artikel 21.2 van het Reglement voor registratie van .nl‑domeinnamen (“Reglement voor Registratie”), dat ten tijde van deze registraties van kracht was, heeft Verweerster zich daarbij onderworpen aan arbitrage met betrekking tot geschillen over de vraag of met de registratie en/of het gebruik van de domeinnamen de domeinnaamhouder inbreuk maakt op een Benelux merkrecht (inclusief rechten op Gemeenschapsmerken) en/of een recht op een Nederlandse handelsnaam. De SIDN heeft aan het Center bevestigd dat de Regeling van toepassing is op de domeinnaam in het onderhavige geschil. Met instelling van de vorderingen door Eiseressen is tussen partijen een arbitrage‑overeenkomst tot stand gekomen. Van deze arbitrageovereenkomst kan niet worden gezegd dat deze zal leiden tot de vaststelling van rechtsgevolgen die niet ter vrije bepaling van de partijen staan (artikel 1020 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Tussen partijen is derhalve een geldige arbitrageovereenkomst tot stand gekomen.
Gelet op het voorgaande en op de aan de Eis ten grondslag liggende merkrechten stelt het Scheidsgerecht vast dat het op grond van artikel 11.2 van de Regeling bevoegd is om het onderhavig geschil tussen Eiseressen en Verweerster te beslechten.
Toepasselijk recht, plaats van arbitrage, taal
Op grond van artikel 11.3 en 11.4 van de Regeling beslist het Scheidsgerecht in overeenstemming met de Regeling en naar Nederlands recht. In overeenstemming met artikel 17.4 van de Regeling, is de plaats van arbitrage Amsterdam, Nederland.
Wat betreft de procestaal wordt opgemerkt dat Eiseressen gevestigd zijn in Zwitserland en Nederland. Waar Verweerster gevestigd is blijkt niet uit de stukken. Uit het een uitdraai van het domeinnaamregister van de SIDN blijkt wel dat Verweerster conform artikel 23.2 van het Reglement voor Registratie haar gekozen adres in Nederland heeft. Dit adres is vermoedelijk niet een vestigingsadres. Dit blijkt uit een door Eiseressen als productie in het geding gebrachte schriftelijke mededeling van de kennelijke bewoners van het betreffende adres, die inhoudt dat Verweerster op het adres Xxxxxxxxxxxxx 00 xx Xxxxxxxxx niet bekend is. Met de Procedurele Order van 21 februari 2008 is Verweerster er door het Scheidsgerecht op gewezen dat zij niet heeft betwist dat zij woonplaats heeft in Nederland. Nu Verweerster op de voet van artikel 23.2 van het Reglement voor Registratie een gekozen adres in Nederland heeft en bovendien naar aanleiding van de Procedurele Order geen reactie van Verweerster is ontvangen, gaat het Scheidsgerecht er vanuit dat Verweerster woonplaats heeft in Nederland. Nu zowel één van de Eiseressen als Verweerster in Nederland woonplaats heeft, Eiseressen door een Nederlandse advocaat worden vertegenwoordigd en de Eis in de Nederlandse taal is ingediend, verstaat het Scheidsgerecht dat op grond van artikel 17.1 van de Regeling de procestaal Nederlands is. Dat Verweerster in verschillende e‑mails aan het Center heeft aangegeven de Nederlandse taal niet machtig te zijn, vormt naar het oordeel van het Scheidsgerecht in het licht van de onder sectie 3 geschetste geschiedenis van de procedure geen bijzondere omstandigheid te beslissen dat een andere taal de procestaal is. Hierbij weegt het Scheidsgerecht mee dat Verweerster in de gelegenheid is gesteld een antwoord in het Engels in te dienen en dat Verweerster van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt.
Beoordeling van het geschil
Geen Verweer
Aangezien Verweerster geen Verweerschrift heeft ingediend, zal het Scheidsgerecht overeenkomstig artikel 9.4 van de Regeling het geschil op basis van de Eis beslechten en de vorderingen van Eiseressen toewijzen, tenzij deze het Scheidsgerecht onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
Handelsnaamrecht
Aangezien Eiseressen hun vordering voor zover gebaseerd op hun handelsnaamrechten niet verder hebben toegelicht, gaat het Scheidsgerecht aan deze grondslag voorbij.
Merkenrecht
Op grond van de Eis en de in het geding gebrachte stukken hebben Eiseressen genoegzaam aangetoond dat zij rechthebbenden zijn op de onder randnummer 4 in dit vonnis vermelde merken. Eiseressen hebben daarbij aangegeven dat Intrum Justitia Licensing AG houdster is van het Gemeenschapsmerk met nummer 792408. Eiseressen hebben echter geen expliciet beroep gedaan op enige bepaling uit de Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad inzake het Gemeenschapsmerk van 20 december 1993.
Op grond van artikel 2.1 van de Regeling dient in dit geschil – voorzover het de grondslag merkinbreuk betreft – beoordeeld te worden of Verweerster door de registratie en/of het gebruik van de domeinnamen inbreuk maakt op (een) merkrecht(en) waartoe (één van beide) Eiseressen gerechtigd is/zijn.
Bij vergelijking van de domeinnamen van Verweerster en de merken van Eiseressen dient de toevoeging “.nl” aan de domeinnamen – als enkel verwijzend naar het internet – buiten beschouwing te worden gelaten (Vgl. Pres. Rb. Amsterdam 20 september 1996, IER 1996, blz. 44, Ouders Online, alsmede Cisco‑Linksys LLC v. Paintlife B.V., Zaaknr. WIPO2004NL3.
Eiseressen hebben hun vorderingen doen steunen op artikel 2.20 lid 1 sub c en sub d BVIE. Het Scheidsgerecht stelt vast dat de dominante bestanddelen van de woord/beeldmerken waar een beroep op gedaan wordt de woorden “intrum justitia” zijn. De opgevoerde woordmerken zijn identiek aan de Domeinnaam. De enkele registratie van een domeinnaam levert “gebruik anders dan ter onderscheiding van waren” in de zin van artikel 13A lid 1 sub d op. In de civiele en arbitrale rechtspraak is dit meerdere malen aangenomen (zie Vzr. Rb. Haarlem 25 juni 2002, DomJur 0000‑000 (xxx.xx); Pres. Rb. Arnhem 25 oktober 1999, DomJur 2000‑6 (klm‑xxxxxxxx.xxx), alsmede Lonsdale v. Xxxxxxxx, Xxxxxx. WIPO2005NL3 en Mardenko v. Hermadix, Zaaknr. WIPO2004NL4). Dit is voldoende om eveneens in deze procedure hiervan uit te gaan.
Bij gebreke van verweer op dit punt gaat het Scheidsgerecht er vanuit dat de Merken bekend zijn als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE en dat sprake is van afbreuk aan de reputatie en het onderscheidend vermogen van het merk, nu klanten die de website van Intrum Justitia willen bezoeken terecht komen op een website (in elk geval sinds begin maart 2008) met hyperlinks die doorlinken naar internetpagina’s met hyperlinks die direct doorlinken naar websites van andere aanbieders van incasso‑gerelateerde diensten.
Voorts is niet gebleken dat Verweerster toestemming heeft gekregen van Eiseressen voor de registratie van de Domeinnaam en moet, bij gebreke van een verweer op dit punt, aangenomen worden dat Verweerster geen geldige reden heeft voor de registratie en van de Xxxxxxxxxx. Eiseressen kunnen, nu Verweerster over is gegaan tot registratie van de Domeinnaam, de Merken momenteel niet zelf als “.nl” domeinnaam registreren en gebruiken. In zoverre wordt door de registratie afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen van de Merken. Daarnaast heeft Verweerster door de registratie zichzelf in staat gesteld (extra) bezoekers naar haar website te trekken. Door de registratie van de Domeinnaam wordt dan ook ongerechtvaardigd voordeel getrokken uit de reputatie van de Merken.
Op grond van het bovenstaande is het Scheidsgerecht van oordeel dat de vordering voor zover gericht tegen het gebruik van het teken <xxxxxxxxxxxxxx.xx> door Verweerster en voorzover gegrond op artikel 2.20 lid 1 sub c en sub d BVIE, geenszins onrechtmatig of ongegrond voorkomt (cf. artikel 9.4 van de Regeling) zodat deze vordering zal worden toegewezen. Nu naar het oordeel van het Scheidsgerecht op grond van het bovenstaande sprake is van inbreuk in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub c en sub d BVIE op alle opgevoerde merken van Eiseressen, ook het Benelux woord/beeldmerk van Intrum Justitia Nederland B.V., liggen de vorderingen nr. 1, 3 en 4 van Eiseressen in beginsel voor toewijzing gereed.
Eiseressen hebben op grond van artikel 2.20 lid 1 sub c en sub d BVIE ook een verbod op registratie van domeinnamen vergelijkbaar met de domeinnaam <xxxxxxxxxxxxxx.xx> gevorderd. Het Scheidsgerecht acht deze vordering echter niet toewijsbaar wanneer slechts inbreuk op grond van artikel 2.20 lid 1 sub c en/of artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE is komen vast te staan. Anders dan bijvoorbeeld het merkenrechtelijke criterium van het verwarringsgevaar van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE, laten de schadefactoren die deze grondslagen noemen als voorwaarde voor het aannemen van inbreuk, zich moeilijk vaststellen aan de hand van de mate van ‘vergelijkbaarheid’ van te registreren domeinnamen met de domeinnaam <xxxxxxxxxxxxxx.xx>.
Wel wordt het – in die vordering besloten – verbod toegewezen om domeinnamen te registreren die inbreuk op de Merken van Eiseressen opleveren als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub c en sub d BVIE. Gelet op de preprocessuele houding van Verweerder is een versterking van dit verbod met een gevorderde dwangsom op zijn plaats, zij het dat deze zal worden gematigd en gemaximeerd.
De vorderingen
In verband met de overige door Xxxxxxxxxx ingestelde vorderingen stelt het Scheidsgerecht voorop dat artikel 9.4 van de Regeling niet meebrengt dat het Scheidsgerecht verplicht is alle vorderingen, al dan niet volledig, toe te wijzen zoals deze door Eiseressen in de Eis zijn geformuleerd.
Zoals hiervóór overwogen, wordt de vordering dat Intrum Justitia Nederland B.V. in plaats van Verweerster houdster zal worden van de litigieuze domeinnaam wordt toegewezen. De gevorderde verklaring dat dit vonnis in plaats zal treden van het door SIDN voorgeschreven formulier ‘Wijziging Domeinnaamhouder’ (ex artikel 3:300 BW) is eveneens toewijsbaar.
De vordering van Eiseressen om Verweerster te verbieden domeinnamen vergelijkbaar met de domeinnaam <xxxxxxxxxxxxxx.xx>” te registreren, wordt door het Scheidsgerecht afgewezen, maar in plaats daarvan wordt toegewezen het – in die vordering besloten – verbod om domeinnamen te registreren die inbreuk op de Merken van Eiseressen opleveren als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub c en sub d BVIE, welk verbod wordt versterkt met dwangsommen zoals hierna te vermelden.
Kosten
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal Verweerster op grond van artikel 28.8 van de Regeling worden veroordeeld in de kosten van deze arbitrage, waaronder het honorarium van de arbiter en de administratiekosten van het Center, alsmede de redelijkerwijs gemaakte en, wat het bedrag betreft, de redelijke kosten van rechtsbijstand van Eiseressen.
Bij het vaststellen van de hoogte van de redelijke kosten van rechtsbijstand van Eiseressen neemt het Scheidsgerecht in overweging dat in het onderhavige geval met de registratie van de domeinnaam <xxxxxxxxxxxxxx.xx> aangenomen kan worden dat sprake is van moedwillige merkinbreuk door Verweerster.
Eiseressen hebben onweersproken gesteld dat hun proceskosten, inclusief kosten van juridische bijstand op het moment van indienen van de Eis ongeveer € 3.689,60 (inclusief BTW) bedroegen. Eiseressen hebben kopieën van ontvangen declaraties geproduceerd, alsmede specificaties overgelegd waaruit de door hen gemaakte kosten voor juridische bijstand nader blijken. Deze gemaakte kosten komen het Scheidsgerecht niet onredelijk voor. De betreffende declaraties van haar advocaat zijn echter, blijkens de adressering daarvan, voldaan door de Nederlandse vennootschap Intrum Justitia Nederland B.V. De gevorderde BTW over de proceskosten zal dan ook worden afgewezen, nu Intrum Justitia Nederland B.V. niet heeft gesteld dat zij geen ondernemer is in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968, of dat zij als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht waarop de vordering betrekking heeft.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
Mede gelet op het door Intrum Justitia Nederland B.V. gestelde belang bij ingebruikname van de Domeinnaam zal de gevraagde uitvoerbaarverklaring bij voorraad worden toegewezen.
7. Beslissing
Onder verwijzing naar artikel 3 van de Regeling en het hiervoor overwogene beslist het Scheidsgerecht als volgt:
(1) Intrum Justitia Nederland B.V. zal houdster worden van de domeinnaam <xxxxxxxxxxxxxx.xx> in plaats van Radius Europe Ltd.;
(2) Op voet van artikel 3:300 van het Burgerlijk Wetboek treedt deze uitspraak in de plaats van het door SIDN voorgeschreven formulier voor Wijziging domeinnaamhouder, dat in dit geval geacht wordt te zijn voorzien van de benodigde toestemming door Xxxxxxxxxxx;
(3) Verweerster wordt verboden domeinnamen te registreren die inbreuk op de Merken van Eiseressen opleveren als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE.
(4) Indien Verweerster met de naleving van het onder 3 gegeven verbod in gebreke blijft, zal Verweerster aan Eiseressen een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeuren, van €5.000,- (vijfduizend Euro), alsmede een onmiddellijk opeisbare dwangsom van €1.000,- (duizend Euro) voor iedere dag, een gedeelte daarvan als geheel te nemen, dat Verweerster met de naleving van het verbod in gebreke blijft, met bepaling dat het totaal van de eventueel te verbeuren dwangsommen niet meer zal bedragen dan €50.000,- (vijftigduizend Euro).
(5) Verweerster wordt veroordeeld tot betaling aan Xxxxxxxxxx van een totaalbedrag van EUR 5.350,50 (bestaande uit een bedrag van EUR 2.250,‑ voor de kosten van deze arbitrage, alsmede de kosten van juridische bijstand van Xxxxxxxxxx (exclusief BTW) ten bedrage van EUR 3.100,50);
(6) Dit vonnis is tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
(7) Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Xxxxxx F.W. Overdijk
Arbiter
Amsterdam
2 april 2008
pagina 12