Contract
C-186
Green Deal Duurzaam Stortbeheer
Partijen
Rijksoverheid
1. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mevrouw X. X. Xxxxxxxx, handelend in haar hoedanigheid van bestuursorgaan, hierna te noemen de Staatssecretaris van IenM;
2. De Minister van Economische zaken, de heer H.G.J. Kamp, handelend in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan;
Hierna samen te noemen: Rijksoverheid
Provincies
3. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland, handelend als bestuursorgaan van de provincie Noord-Holland, vertegenwoordigd door haar gedeputeerde, de heer T.P.J. Talsma, hierna te noemen GS Noord-Holland;
4. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Flevoland, handelend als bestuursorgaan van de provincie Flevoland, vertegenwoordigd door haar gedeputeerde, de xxxx X. Xxxxxxxxxxx, hierna te noemen GS Flevoland;
5. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, handelend als bestuursorgaan van de provincie Noord-Brabant, vertegenwoordigd door haar gedeputeerde, de heer X.X.X. xxx xxx Xxxx, hierna te noemen GS Noord-Brabant;
Hierna samen te noemen: Pilotprovincies
6. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Overijssel, handelend als bestuursorgaan van de provincie Overijssel, vertegenwoordigd door haar gedeputeerde, de heer D.J.E. Lievers, hierna te noemen GS Overijssel;
7. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland, handelend als bestuursorgaan van de provincie Gelderland, vertegenwoordigd door haar gedeputeerde, mevrouw B.E.M. Schouten, hierna te noemen GS Gelderland;
Hierna, samen met de pilotprovincies, te noemen: PDS-provincies
Branche
8. Afvalzorg Deponie B.V., namens deze de heer A.H. Krom;
9. Xxxxxx B.V., namens deze de heer P.J.B. Xxxxxxxxx; Hierna samen te noemen: Pilotexploitanten
10. Twence B.V., namens deze de heer G.M. Kapteijn;
11. Sortiva B.V., namens deze de heer M.J.M. Wester;
12. Xxx Xxxxxxxxxxx Zweekhorst B.V., namens deze de heer P.A. Xxxxxxx; Hierna, samen met de pilotexploitanten, te noemen: PDS-exploitanten
13. De Vereniging Afvalbedrijven, namens deze de heer F.J.C. Slob;
14. De Stichting Duurzaam Storten, namens deze de heer A.H. Krom, hierna te noemen: SDS. Partijen genoemd onder 1 tot en met 14 hierna samen te noemen: Partijen.
Algemene overwegingen
1. Om onze welvaart ook voor toekomstige generaties te behouden is het nodig om het concurrentievermogen van onze economie te versterken en tegelijkertijd de belasting van het milieu en de afhankelijkheid van fossiele energie en schaarse grondstoffen te verminderen.
2. Creativiteit, ondernemerschap en innovatie zijn essentieel om deze omslag naar groene groei mogelijk te maken. Bedrijven, burgers en maatschappelijke organisaties nemen volop concrete initiatieven voor vergroening van economie en samenleving. Met de Green Deal Aanpak wil het kabinet deze dynamiek in de samenleving op groene groei optimaal benutten.
3. Green Deals bieden bedrijven, burgers en organisaties een laagdrempelige mogelijkheid om samen met de overheid te werken aan groene groei. Initiatieven uit de samenleving staan daarbij aan de basis. Daar waar deze tegen belemmeringen aanlopen die volgens initiatiefnemers kunnen worden aangepakt op rijksniveau, wil het kabinet zich inzetten deze weg te nemen of op te lossen om zo deze initiatieven te faciliteren en te versnellen. In een Green Deal leggen partijen hierover concrete afspraken schriftelijk vast.
4. De resultaten van een Green Deal kunnen gebruikt worden bij andere, vergelijkbare projecten, waardoor er navolging kan plaatsvinden en de reikwijdte van een Green Deal kan worden vergroot zonder dat daar specifieke ondersteuning vanuit de Rijksoverheid tegenover staat.
Specifieke overwegingen
Toepasselijke regelgeving
5. Het vigerende beschermingsbeleid van stortplaatsen, is gericht op het Isoleren, Beheersen en Controleren (zogenoemde IBC-maatregelen). Bij dit traditionele stortbeheer wordt het afvalpakket water- en luchtdicht ingepakt, waardoor er in het afvalpakket afbraakprocessen tot stilstand komen en de vermindering van het emissiepotentieel goeddeels achterwege blijft.
6. Partijen overwegen dat het wenselijk is een experiment uit te voeren om te onderzoeken of met zogenaamd duurzaam stortbeheer, in aanvulling op de traditionele vormen van stortbeheer, door middel van brongerichte maatregelen en voorzieningen op bestaande stortplaatsen een substantiële vermindering van het emissiepotentieel naar bodem en (grond)water en daarmee ook een beperking van de noodzaak van nazorg kan worden bereikt. Dit is vastgelegd in artikel 17b, vierde lid, van
het Stortbesluit. Bij duurzaam stortbeheer wordt na beëindiging van het storten geen traditionele bovenafdichting meer aangebracht, zoals artikel 4, vierde lid, van het Stortbesluit voorschrijft. Deze aanpak is een alternatief voor het vigerende beschermingsbeleid van stortplaatsen. Het experiment is gebaat bij een gemeenschappelijke aanpak en overeenstemming over de wijze van uitvoering, zoals weergegeven in deze Green Deal, omdat alle partijen belang hebben bij het welslagen ervan en bijdragen aan de financiering en organisatie.
7. Het resultaat van het experiment is volgens artikel 17b, zesde lid, van het Stortbesluit dat informatie wordt verkregen over:
- de mate van vermindering van het emissiepotentieel van de stortplaats die met duurzaam stortbeheer wordt bereikt;
- de mate van beperking van de nazorg na sluiting van de stortplaats die met duurzaam stortbeheer wordt bereikt;
- de methode waarmee het emissiepotentieel van de stortplaats betrouwbaar kan worden vastgesteld;
- een passende eindafwerking van de stortplaats in geval van toepassing van duurzaam stortbeheer.
8. Partijen constateren dat in de Crisis- en herstelwet en het Stortbesluit bodembescherming voorzien is in een adequaat juridisch kader voor het uitvoeren van het Experiment Duurzaam Stortbeheer. Een overzicht van de toepasselijke regelgeving wordt gegeven in bijlage 1.
Onderzoeken ter voorbereiding van het experiment
Organisatie
10. Er is behoefte aan een Stuurgroep en een Projectgroep, omdat het experiment een nauwe publiek- private samenwerking en afstemming vereist. Hierin zijn alle bij deze Green Deal betrokken partijen vertegenwoordigd.
11. In de Stuur- en Projectgroep zal periodiek de voortgang van het experiment worden besproken. Bovendien zal de Stuur- en Projectgroep bij de tussen- en eindevaluatie van het experiment een adviserende rol vervullen.
Financiering
12. Een overzicht van de financiering van het experiment en overige kosten wordt gegeven in bijlage 3.
Communicatie
13. Om voldoende draagvlak te creëren en te behouden achten partijen het van belang dat het doel en de resultaten van deze Green Deal door partijen breed en eenduidig worden gecommuniceerd naar de verschillende relevante doelgroepen, die zullen worden benoemd in een Communicatieplan IDS.
14. Het uitdragen van de resultaten van deze Green Deal is voorts van belang omdat het experiment een stimulans is voor kennisopbouw, -disseminatie en –export en zal bijdragen aan innovaties.
Internationaal wordt nazorg doorgaans voorgenomen voor een periode van 30 tot 60 jaar. Het nadenken over het langdurig emissiepotentieel van stortplaatsen en het beoordelen van de belasting van de omgeving op basis van een bron-pad-bedreigd object benadering staan in het buitenland in de kinderschoenen. Het ontwikkelen en met name het valideren van een beoordelingsmethode aan de hand van grootschalige experimenten levert Nederlandse universiteiten en kennisinstituten een unieke voorsprong op. Xxxxx nu vragen buitenlandse universiteiten en kennisinstituten of er mogelijkheden tot samenwerking zijn. Nederlandse adviseurs en aannemers kunnen de verkregen kennis en ervaring direct inzetten in eventuele buitenlandse projecten.
Komen het volgende overeen:
1. Algemeen
Artikel 1. Definities
In deze Green Deal wordt verstaan onder:
a. AKS-advies: Advies beoordeling adequaat functioneren onderafdichtingsconstructies stortplaatsen; Uitstel voor aanbrenging bovenafdichtingen, advies 002-AKS20140318, vastgesteld door de Advieskamer Stortbesluit op 18 maart 2014;
b. Deelplan van Xxxxxx: plan waarin op operationeel niveau is beschreven hoe het experiment op een pilotstortplaats zal worden uitgevoerd, zoals overeengekomen tussen de exploitanten van de pilotstortplaatsen en de pilotprovincies;
c. Experiment: experiment duurzaam stortbeheer, bedoeld in artikel 17b, eerste lid van het Stortbesluit bodembescherming;
d. IDS: Introductie Duurzaam Stortbeheer.
e. Integraal Plan van Aanpak: Integraal Plan van Aanpak dat ten behoeve van de uitvoering van het experiment is vastgesteld en de drie deelplannen van aanpak voor de afzonderlijke pilotstortplaatsen;
f. Leidraad: Leidraad Bepalen Uitstel Bovenafdichtingen (BUB) voor te verduurzamen stortlocaties, uitgave van ministerie van IenM, 15 september 2014;
g. PDS-exploitant: beheerder van een PDS-locatie;
h. PDS-locatie: stortplaats, met inbegrip van een pilotstortplaats, die potentieel geschikt is om te verduurzamen en in aanmerking komt voor het verkrijgen van uitstel van de verplichting tot het aanbrengen van een bovenafdichting (PDS staat voor Potentiële Duurzaam Stortbeheer locaties), of een gedeelte van een zodanige stortplaats;
i. PDS-provincie: college van gedeputeerde staten van de provincie waarin een PDS-locatie is gelegen;
j. pilotexploitant: beheerder van een pilotstortplaats, anders dan in zijn hoedanigheid van PDS-exploitant;
k. pilotprovincie: college van gedeputeerde staten van de provincie waarin een pilotstortplaats is gelegen;
l. pilotstortplaats: in artikel 17b, tweede lid, van het Stortbesluit bodembescherming aangewezen stortplaats of gedeelte daarvan, waar het experiment zal worden uitgevoerd, te weten:
- Kragge II te Bergen op Zoom;
- Braambergen te Almere;
- Wieringermeer te Middenmeer;
m. Programma duurzaam stortbeheer: Programma duurzaam stortbeheer, bestaande uit de volgende vier projectonderdelen:
- Green Deal Duurzaam Stortbeheer (GDS); projectonderdeel waarbij afspraken in een juridisch niet verbindende overeenkomst zijn vastgelegd, met als doel vanuit het perspectief van duurzaamheid het experiment duurzaam stortbeheer te faciliteren;
- Uitvoering Duurzaam Stortbeheer (UDS); projectonderdeel waarbij de pilot-exploitanten gedurende een periode van maximaal tien jaar het experiment duurzaam stortbeheer op de in hun beheer zijnde pilotstortlocatie(s) zullen uitvoeren;
- Verificatie Duurzaam Stortbeheer (VDS); projectonderdeel waarbij na vijf jaar per pilotstortlocatie een tussenevaluatie en na tien jaar een eindevaluatie wordt uitgevoerd ter beoordeling van de effectiviteit van verduurzaming;
- Structurele wijziging Regelgeving Duurzaam Stortbeheer (RDS); projectonderdeel waarbij na een succesvol verlopen experiment wordt gestimuleerd om duurzaam stortbeheer definitief in de regelgeving in te voeren en op de PDS-locaties te implementeren;
n. Projectgroep: Projectgroep als bedoeld in artikel 10;
o. Stortbesluit bodembescherming: regeling van het experiment in hoofdstuk IIIA van het Stortbesluit bodembescherming;
p. Stuurgroep: Stuurgroep als bedoeld in artikel 9;
q. Wijzigingsregeling: wijziging van de Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming ten behoeve van de invoering van duurzaam stortbeheer.
Artikel 2. Doelstelling
Partijen stellen zich tot doel intensief samen te werken om de uitvoering van het Programma duurzaam stortbeheer tot een succes te maken, zodat een definitieve regeling van duurzaam stortbeheer in het Stortbesluit bodembescherming kan worden getroffen.
2. Afspraken
Artikel 3. Inzet en acties
3.1 Partijen zetten zich in om de doelstellingen van deze Green Deal te verwezenlijken.
3.2 Partijen hebben kennis genomen van het Integraal Plan van Xxxxxx en de drie Deelplannen van Xxxxxx voor de drie pilotstortplaatsen, waarover de exploitanten van de pilotstortplaatsen en de pilotprovincies in de projectgroep overeenstemming hebben bereikt.
3.3 Partijen stemmen in met de wijze waarop de uitvoering van het experiment volgens het Integraal Plan van Xxxxxx en de Deelplannen van Aanpak zal plaatsvinden.
3.4 Partijen zijn van mening dat met het Integraal Plan van Xxxxxx en de drie Deelplannen van Aanpak recht wordt gedaan aan de doelstellingen van het experiment.
Artikel 4. Pilot
De pilotexploitanten en pilotprovincies zullen ter uitvoering van de pilotexperimenten nadere afspraken maken. Deze afspraken zullen worden vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de betreffende exploitanten en provincies.
Artikel 5. DS-locaties
5.1 Elke PDS-provincie spant zich in om zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 1 november 2015 een brief aan de Staatssecretaris van IenM te sturen, met een verzoek om de daarin genoemde stortplaatsen die zich in de betrokken provincie als PDS-locatie kwalificeren, in de Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming aan te wijzen als PDS-locaties.
5.2 In de brief wordt voor elke PDS-locatie:
a. vermeld op welk tijdstip op de locatie uiterlijk een bovenafdichting moet worden aangebracht;
b. aangegeven in hoeverre de voor de locatie geldende vergunning gedurende de periode waarvoor uitstel van de verplichting tot het aanbrengen van een bovenafdichting is verleend, met het oog op de bescherming van het milieu toereikend is;
c. aangegeven welke aanvullende voorschriften ter uitvoering van artikel 17d van het Stortbesluit bodembescherming in het belang van de bescherming van het milieu voor de locatie in de Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming moeten worden opgenomen.
5.3 Een verzoek als bedoeld onder 5.1 wordt gedaan op voordracht van de PDS-exploitant, op grond van een positief oordeel van de PDS-provincie na een toetsing van de voorgedragen PDS-locatie aan het rapport van AKS over de verwachte milieutechnische levensduur van categorieën van onderafdichtingconstructies of de uitwerking daarvan in de Leidraad.
5.4 Tussen 1 november 2015 en 31 augustus 2016 kan de PDS-provincie in aanvulling op de onder 5.1 bedoelde brief andere dan de daarin genoemde stortplaatsen voorstellen ten behoeve van aanwijzing als PDS- locatie in de Uitvoeringsregeling Stortbesluit, met overeenkomstige toepassing van de procedure die is beschreven onder 5.1 t/m 5.3.
Artikel 6. Vaststelling wijzigingsregeling en inwerkingtreding Stortbesluit bodembescherming
6.1 De Staatssecretaris van IenM spant zich in om zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van deze Green Deal en de ontvangst van de brieven van de PDS-provincies met de voorgestelde PDS-locaties in hun provincie de wijzigingsregeling vast te stellen.
6.2 De Staatssecretaris van IenM stuurt een ontwerp van de wijzigingsregeling voor commentaar aan de Stuurgroep alvorens de wijzigingsregeling vast te stellen.
6.3 De Stuurgroep stuurt zo spoedig mogelijk haar commentaar op het ontwerp van de wijzigingsregeling aan de Staatssecretaris van IenM.
6.4 De Staatssecretaris van IenM spant zich in dat het Stortbesluit bodembescherming zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de wijzigingsregeling in werking treedt.
6.5 De Staatssecretaris van IenM spant zich in om zo spoedig mogelijk na 31 augustus 2016 de stortplaatsen die tussen 1 november 2015 en 31 augustus 2016 als PDS-locatie zijn voorgesteld, via een wijziging van de Uitvoeringsregeling Stortbesluit als PDS-locatie aan te wijzen, met overeenkomstige toepassing van de procedure die is beschreven onder 6.1 t/m 6.4.
Artikel 7. Definitieve regeling van duurzaam stortbeheer
De Staatssecretaris van IenM spant zich in geval van een succesvol verlopen experiment in om te bewerkstelligen dat het Stortbesluit bodembescherming en de Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming worden gewijzigd teneinde duurzaam stortbeheer definitief mogelijk te maken op de pilotstortplaatsen, de PDS-locaties en eventuele andere stortplaatsen die daarvoor geschikt blijken te zijn.
Artikel 8. PDS-exploitanten
8.1 De PDS-exploitanten geven in geval van een succesvol verlopen experiment opdracht om een haalbaarheidsstudie uit te voeren naar de mogelijkheid om op hun PDS-locatie duurzaam stortbeheer toe te passen.
8.2 De PDS-exploitanten spannen zich in om op de PDS-locaties die daarvoor blijkens de haalbaarheidsstudie geschikt zijn, duurzaam stortbeheer in te voeren.
Artikel 9. Stuurgroep
9.1 SDS draagt zorg dat zo spoedig mogelijk na ondertekening van deze Green Deal een Stuurgroep wordt opgericht.
9.2 In de Stuurgroep zijn de volgende partijen vertegenwoordigd:
- partij 1;
- de partijen 3, 4, 5, 6 en 7;
- de partijen 8, 9, 12 en 13.
9.3 De Stuurgroep wordt belast met:
- uitvoering van deze Green Deal;
- advisering aan de pilotprovincies ten behoeve van de door die provincie uit te voeren tussenevaluatie van het experiment op elke pilotstortplaats;
- advisering aan de Staatssecretaris van IenM ten behoeve van de door de Staatssecretaris uit te voeren eindevaluatie van het experiment op de pilotstortplaatsen.
9.4 De Stuurgroep stelt een reglement van orde vast, waarin zij de gang van zaken binnen de Stuurgroep regelt.
Artikel 10. Projectgroep
10.1 De Stuurgroep draagt zorg dat zo spoedig mogelijk na ondertekening van deze Green Deal een Projectgroep wordt opgericht.
10.2 De Projectgroep wordt samengesteld uit personen met operationele en technisch-inhoudelijke expertise op het gebied van duurzaam stortbeheer.
10.3 In de Projectgroep zijn dezelfde partijen vertegenwoordigd als in de Stuurgroep.
10.4 De Projectgroep wordt belast met:
- de voorbereiding en uitvoering van besluiten van de Stuurgroep;
- de ondersteuning van de Stuurgroep bij de uitoefening van haar taken;
- de communicatie over duurzaam stortbeheer in het algemeen en het experiment in het bijzonder.
10.5 De Stuurgroep stelt een reglement van orde vast, waarin zij de taken en de gang van zaken binnen de Projectgroep regelt.
Artikel 11. Onafhankelijke deskundigen
De Stuurgroep en de Projectgroep kunnen zich laten bijstaan door onafhankelijke deskundigen.
Artikel 12. Communicatie
12.1 Partijen dragen zoveel mogelijk bij aan het breed en eenduidig communiceren over het doel,
de ervaringen en de resultaten met betrekking tot duurzaam stortbeheer in het algemeen en het experiment in het bijzonder, zowel in binnen- als buitenland.
12.2 Partijen informeren hun doelgroepen, overeenkomstig het Communicatieplan IDS, zowel mondeling als schriftelijk.
12.3 Partijen zetten zich in om relevante informatie over duurzaam stortbeheer in het algemeen en het experiment in het bijzonder in elk geval te verspreiden via de website xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx en de websites van het ministerie van IenM en de pilotprovincies.
3. Slotbepalingen
Artikel 13. Uitvoering in overeenstemming met het Unierecht
De afspraken van deze Green Deal zullen in overeenstemming met het recht van de Europese Unie worden uitgevoerd in het bijzonder voor zover de afspraken vallen onder de werking van de Europese regels met betrekking tot aanbesteding, mededinging, staatssteun en technische normen en voorschriften.
Artikel 14. Wijzigingen
14.1 Elke partij kan de andere partijen schriftelijk verzoeken deze Green Deal te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van partijen.
14.2 Partijen treden in overleg binnen zes weken nadat een partij de wens daartoe aan de andere partijen schriftelijk heeft medegedeeld.
14.3 De wijziging en de verklaringen tot instemming worden in afschrift als bijlage aan deze Green Deal gehecht.
Artikel 15. Evaluatie
15.1 Partijen zullen de uitvoering en werking van deze Green Deal uiterlijk één jaar na afloop van de geldingsduur evalueren.
15.2 De evaluatie zal worden verricht ten behoeve van de Staatssecretaris van XxxX door of in opdracht van SDS, die er tevens zorg voor draagt dat hiervan verslag zal worden opgemaakt.
Artikel 16. Toetreding van nieuwe partijen
16.1 Er kunnen nieuwe partijen toetreden tot deze Green Deal.
16.2 Een nieuwe partij maakt haar verzoek tot toetreding schriftelijk bekend aan de SDS, die de Stuurgroep daarover informeert. Zodra alle partijen schriftelijk hebben ingestemd met het verzoek tot toetreding, ontvangt de toetredende partij de status van partij van de Green Deal en gelden voor die partij de voor haar uit de Green Deal voortvloeiende rechten en verplichtingen.
16.3 Het verzoek tot toetreding en de verklaring tot instemming worden als bijlage aan de Green Deal gehecht.
Artikel 17. Citeertitel
De Green Deal kan worden aangehaald als Green Deal Duurzaam Stortbeheer.
Artikel 18. Nakoming
Partijen komen overeen dat de nakoming van de afspraken van de Green Deal niet in rechte afdwingbaar is.
Artikel 19. Geschillen
Partijen streven na alle geschillen, samenhangend of voortvloeiend uit deze Green Deal, in der minne op te lossen door middel van mediation. Indien een partij te kennen geeft mediation te wensen, zullen de andere partijen daaraan medewerking verlenen, tenzij zulks gelet op de omstandigheden van die andere partijen niet gevergd kan worden. Op deze mediation is het reglement van de Stichting Nederlands Mediation Instituut te Rotterdam van toepassing.
Artikel 20. Inwerkingtreding en duur
20.1 Deze Green Deal treedt in werking met ingang van de dag van ondertekening door alle partijen.
20.2 Deze Green Deal eindigt op het eerste tijdstip waarop een van de hierna vermelde gebeurtenissen plaatsvindt:
- het tijdstip waarop de Staatssecretaris van IenM aan de andere partijen heeft kenbaar gemaakt dat de wijzigingsregeling, bedoeld in artikel 6, niet zal worden vastgesteld,
- het tijdstip waarop het experiment duurzaam stortbeheer op alle pilotstortplaatsen op grond van artikel 17e, vijfde lid, van het Stortbesluit bodembescherming voortijdig is beëindigd,
- het tijdstip waarop een definitieve regeling van duurzaam stortbeheer in het Stortbesluit bodembescherming is getroffen, dan wel
- het tijdstip waarop hoofdstuk IIIA van het Stortbesluit bodembescherming krachtens artikel 17f van dat besluit is vervallen.
20.3 Partijen nemen de uitvoering van alle in deze Green Deal genoemde afspraken zo snel mogelijk ter hand.
Artikel 21. Openbaarmaking
Deze Green Deal zal openbaar worden gemaakt, onder andere in de Staatscourant, waardoor anderen kennis kunnen nemen van de gesloten Green Deals, zodat navolging hiervan kan worden bevorderd.
Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend te ’s-Gravenhage op 6 oktober 2015.
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld
Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp
GS Noord-Holland,
T.P.J. Talsma
GS Flevoland,
X.Xxxxxxxxxxx
GS Noord-Brabant,
X.X.X. xxx xxx Xxxx
GS Overijssel,
D.J.E. Lievers
GS Gelderland,
B.E.M. Schouten
Afvalzorg Deponie B.V.,
A.H. Krom
Attero B.V.,
P.J.B. Ganzeboom
Twence B.V.,
G.M. Kapteijn
Sortiva B.V.,
M.J.M. Wester
Xxx Xxxxxxxxxxx Zweekhorst B.V.,
P.A. Dijkman
De Vereniging Afvalbedrijven,
F.J.C. Slob
De Stichting Duurzaam Storten,
A.H. Krom
Bijlage 1
Overzicht van de toepasselijke regelgeving
1. In het kader van de Crisis- en herstelwet is er via het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet,
derde tranche 1, een regeling van het experiment Duurzaam Stortbeheer getroffen in hoofdstuk IIIA (artikelen 17a tot en met 17f ) van het Stortbesluit bodembescherming (hierna: het Stortbesluit).
Hoofdstuk IIIA van het Stortbesluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip (artikel IV, tweede lid, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, derde tranche).
2. Het experiment zal worden uitgevoerd door de exploitanten van de in artikel 17b, tweede lid, van het Stortbesluit aangewezen pilotstortplaatsen (hierna: de pilotexploitanten), te weten:
- Kragge II, te Bergen op Zoom;
- Wieringermeer te Middenmeer;
- Braambergen te Almere.
3. Het experiment wordt volgens artikel 17b, zevende lid, van het Stortbesluit uitgevoerd door de pilotexploitanten, overeenkomstig een Plan van Aanpak. Blijkens de toelichting bij het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, derde tranche, bestaat het Plan van Aanpak uit een Integraal
Plan van Aanpak (IPvA) en voor elke pilotstortplaats afzonderlijk een Deelplan van Aanpak (DPvA) dat tussen de exploitant van een pilotstortplaats en het bevoegd gezag is overeengekomen.
4. De looptijd van het experiment bedraagt volgens artikel 17e, vierde lid, van het Stortbesluit maximaal 10 jaar. Het experiment wordt volgens artikel 17e, vijfde lid, van het Stortbesluit tussentijds (vijf jaar na aanvang van de looptijd) en na afloop (tien jaar na aanvang van de looptijd) geëvalueerd. Bij de tussenevaluatie zal worden bekeken, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van
de fase waarin het experiment zich bevindt, welke trends optreden in het verloop van de processen, de verwijderde hoeveelheid verontreiniging, het verloop in de omstandigheden in het afvalpakket en daarmee de resterende potentiële belasting van de bodem.
5. Na afloop van het experiment stelt de Minister van IenM volgens artikel 17e, zevende en achtste lid, van het Stortbesluit vast of het experiment succesvol is verlopen. Indien sprake is van een succesvol experiment, zal de Minister van IenM blijkens paragraaf 2.1 van de nota van toelichting bij het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, derde tranche, de mogelijkheid van duurzaam stortbeheer via aanpassing van het Stortbesluit invoeren voor alle stortplaatsen die daarvoor geschikt zijn.
6. Om de mate van succes van het experiment te bepalen zal volgens artikel 17e van het Stortbesluit voor elke pilotstortplaats een toetsingskader worden vastgesteld, de zogenaamde emissietoetswaarden (hierna: ETW’s). Een ETW is de concentratie van een verontreinigende stof die na afloop van de looptijd van het experiment ten hoogste in het percolaat van de pilotstortplaats aanwezig mag zijn. Aan de hand van de ETW’s kan worden beoordeeld of na het verduurzamen de risico’s op bodembelasting
van verontreinigende stoffen uit de stortplaats zodanig laag zijn, dat dit acceptabel is met het oog de verwezenlijking van de doelen van het bodembeschermingsbeleid.
7. Het experiment is volgens artikel 17e, achtste lid, van het Stortbesluit succesvol verlopen indien uit de eindevaluatie blijkt dat het percolaat van elke pilotstortplaats voldoet aan de ETW’s dan wel naar het oordeel van de Minister van IenM aannemelijk is dat het percolaat van de pilotstortplaats door het treffen van maatregelen alsnog aan de ETW’s kan voldoen.
1 Besluit van 12 juli 2012 tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, bijlage II bij de Crisis- en herstelwet en het Stortbesluit bodembescherming (Besluit uitvoering Crisis – en herstelwet, derde tranche)
8. Om te voorkomen dat nog niet afgedichte stortplaatsen of gedeelten daarvan, die geschikt lijken voor duurzaam stortbeheer, gedurende de looptijd van het experiment verplicht zijn een boven-
afdichting aan te brengen en daarmee bij voorbaat feitelijk van duurzaam stortbeheer zijn uitgesloten, zullen volgens artikel 17c, eerste lid, van het Stortbesluit naast de pilotstortplaatsen ook die andere stortplaatsen gedurende de duur van het experiment uitstel krijgen van de verplichting tot het aanbrengen van een bovenafdichting. Dit zijn de zogenoemde Potentiële Duurzaam Stortbeheer locaties (hierna: PDS-locaties).
9. De nog op te stellen criteria voor de bepaling van de geschiktheid van een stortplaats voor duurzaam stortbeheer omvat blijkens paragraaf 2.9 van de nota van toelichting bij het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, derde tranche, in elk geval de aanwezigheid van een goed functionerende onderafdichting gedurende de gehele looptijd van het experiment en een periode van 10 jaar daarna waarin de verduur- zaming van de stortplaats plaatsvindt. Het experiment gaat dan namelijk niet gepaard met een hogere belasting van de bodem en het grondwater met verontreinigde stoffen uit de stortplaats.
10. Via een wijziging van de Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming (hierna: wijzigings- regeling) zullen nadere regels over het experiment worden vastgesteld.
11. In de wijzigingsregeling zullen ter uitvoering van artikel 17b, derde lid, van het Stortbesluit onder meer de grenzen van de cellen (stortvakken) van de pilotstortplaatsen worden aangewezen, waarbinnen
het experiment zal worden uitgevoerd.
12. In de wijzigingsregeling zal ter uitvoering van artikel 17e, eerste lid, van het Stortbesluit voor elke pilotstortplaats een lijst met ETW’s worden opgenomen. De ETW’s geven de maximaal toelaatbare concentraties in het percolaat weer, waarbij nog sprake is van een toelaatbare bodembelasting.
13. In de wijzigingsregeling zullen ter uitvoering van artikel 17c, eerste lid, van het Stortbesluit de PDS- locaties worden opgenomen, die aan de hiervoor beschreven randvoorwaarde en beoordelingscriteria voldoen. De PDS-locaties krijgen gedurende de looptijd van het experiment uitstel van de verplichting tot het aanbrengen van een bovenafdichting. Indien het experiment succesvol verloopt en op een stortplaats duurzaam stortbeheer zal worden ingevoerd, kan het uitstel verder worden verlengd of de verplichting om op de stortplaats een bovenafdichting aan te brengen worden geschrapt (na wijziging van het Stortbesluit).
14. In de wijzigingsregeling zal volgens artikel 17c, tweede lid, van het Stortbesluit voor de PDS-locaties de periode waarna een bovenafdichting moet worden aangebracht, worden verlengd van dertig jaar tot ten hoogste vijftig jaar na het aanbrengen van de onderafdichting.
15. Volgens artikel 17d, eerste lid, van het Stortbesluit kunnen in het belang van de bescherming van het milieu zo nodig bij ministeriële regeling aanvullende regels worden gesteld.
16. Alle op het Stortbesluit en de Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming gestelde vergunningvoorschriften blijven gedurende de uitvoering van het experiment onverkort van kracht, tenzij in hoofdstuk IIIA van het Stortbesluit anders is bepaald.
Bijlage 2
Overzicht van onderzoeken ter voorbereiding van het experiment
1. RIVM en ECN hebben per pilotstortplaats een voorstel ontwikkeld voor de vaststelling van ETW’s. Per pilotstortplaats is een lijst met locatiespecifieke ETW’s opgesteld. De wijze om tot oordeels- vorming te komen over de resultaten van het experiment is vastgelegd in een door het ministerie van Infrastructuur en Milieu opgestelde Handreiking Gebruik Emissie Toetswaarden (januari 2014).
2. Door de Advieskamer Stortbesluit (hierna: AKS) is een onderzoek uitgevoerd en een algemeen advies uitgebracht over de verwachte milieutechnische levensduur van categorieën van onderafdichtings- constructies. Als uitwerking hiervan voor toepassing in de praktijk is door het ministerie van IenM de Leidraad Bepalen Uitstel Bovenafdichtingen (BUB) voor te verduurzamen stortlocaties opgesteld.
3. In overleg tussen bevoegd gezag en de betrokken stortplaatsexploitant wordt geverifieerd of een stortplaats of stortvak(ken) voldoet aan criteria die zijn geformuleerd in het advies van AKS of de ter uitwerking daarvan opgestelde Leidraad.
4. Tevens is in overleg tussen bevoegd gezag en stortplaatsexploitant getoetst of de stortplaats of stortvak(ken) voldoen aan onderstaande beoordelingscriteria.
5. De stortplaats of stortvak(ken) moet geschikt zijn voor verduurzaming.
6. De methaanemissie van de stortplaats of stortvak(ken) moet zodanig laag zijn dat deze als acceptabel wordt beoordeeld, of met kosteneffectieve aanvullende maatregelen tot acceptabel niveau kan worden teruggebracht.
7. De geschiktheid voor verduurzaming van de PDS-locaties is bepaald op basis van afval- en percolaat- samenstelling in vergelijking met de afval- en percolaatsamenstelling van de drie pilotstortplaatsen, waarvoor haalbaarheidsstudies zijn uitgevoerd 2.
8. ECOFYS en RoyalHaskoning-DHV hebben onderzoeken uitgevoerd naar methaanemissie op de pilotstortplaatsen en de PDS-locaties. Uit deze onderzoeken is geconcludeerd dat de extra emissie zodanig gering is dat aanvullende maatregelen niet nodig worden geacht.
9. De financiële haalbaarheid van de verduurzaming van de PDS-locatie is met een voor de SDS door Grontmij ontwikkeld rekenmodel bepaald.
10. De Erasmusuniversiteit en FFact hebben onderzoeken gedaan naar de kostenbesparingen die duurzaam stortbeheer kan opleveren. Uit deze onderzoeken blijkt dat het naar verwachting om een kostenbesparing van circa 75 tot 82 miljoen euro gaat. Het kostenbesparingspotentieel is mede
afhankelijk van het aantal hectares stortplaats dat voor duurzaam stortbeheer in aanmerking komt. Uit deze onderzoeken blijkt voorts dat circa 19 stortplaatsen geheel of gedeeltelijk voor duurzaam stortbeheer in aanmerking komen.
11. Uit onderzoek van Oranjewoud (Antea Group) blijkt dat in de vigerende vergunningvoorschriften van de pilotstortplaatsen momenteel toereikende monitoringsverplichtingen zijn opgenomen om gedurende de looptijd van het experiment de emissies naar bodem en grondwater uit de stortplaatsen te controleren.
12. De volledige opzet van het experiment is ter advisering voorgelegd aan de Technische commissie bodem (hierna: TCB). Naar aanleiding hiervan is de onderzoeksopzet verder aangescherpt.
13. Mocht tegen de verwachting in gedurende de uitvoering van het experiment echter blijken dat het toch wenselijk is om in het belang van de bescherming van het milieu aanvullende regels te stellen, dan kunnen deze regels op grond van artikel 17d, eerste lid, van het Stortbesluit bij ministeriële regeling worden gesteld.
14. Op basis van deze onderzoeken hebben partijen de verwachting dat Duurzaam Stortbeheer praktisch en financieel haalbaar is.
15. Alle onderzoeksrapporten zijn te raadplegen op de website van de IDS: xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx.
2 (xxxx://xxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/XxxxxxxxXxxxxxxXX/xxxxx/X00000_Xxxxx_xxxxxxx_xxxxxx.xxx; xxxx://xxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/XxxxxxxxXxxxxxxXX/xxxxx/Xxxxxxxxxxx_xxxxxxx_xxxx_0000.xxx; xxxx://xxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/XxxxxxxxXxxxxxxXX/xxxxx/X00000_xxxxx_xxxxxx_Xxxxxx.xxx; xxxx://xxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/XxxxxxxxXxxxxxxXX/xxxxx/X00000_xxxxx_xxxxxx_Xxxxxxxxxxxxx.xxx; xxxx://xxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/XxxxxxxxXxxxxxxXX/xxxxx/Xxxxxxxxxxx_xxxxxxx_xxxxxx_xxxxxx_0000.xxx; xxxx://xxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/XxxxxxxxXxxxxxxXX/xxxxx/X00000_xxxxx_xxxxxx_xxxxxxx_xxxxxx_Xxxxxx.xxx; xxxx://xxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/XxxxxxxxXxxxxxxXX/xxxxx/X00000_xxxxx_xxxxxx_xxxxxxx_xxxxxx_Xxxxxxxxxxxxx.xxx).
Bijlage 3
Financiering van het experiment en overige kosten
1. Duurzaam stortbeheer heeft reeds een grote financiële investering gevergd. Tussen 1999 en 2009 zijn onderzoeken uitgevoerd door de stortbranche, waarvan de onderzoekskosten zijn becijferd op circa 4 miljoen euro.
2. De kosten voor de uitvoering van het experiment zijn becijferd op circa 12,1 miljoen euro. De totale bijdrage van SDS is thans gebudgetteerd tot 7,3 miljoen euro. Hiervan is 2,2 miljoen euro bestemd
voor algemeen onderzoek (inclusief tussen- en eindevaluaties) en 5,1 miljoen euro voor ondersteuning van de pilots. Dit betekent dat de resterende kosten van het experiment, zijnde 4,8 miljoen euro, alsmede eventuele meerkosten, door de pilotexploitanten zelf worden gedragen.
3. De pilotexploitanten, de stortbranche, en de overige stortplaatsexploitanten hebben in de ondertekende intentieverklaring 3 van 10 februari 2011 verklaard de kosten van het experiment in beginsel te willen financieren.
4. SDS heeft kenbaar gemaakt dat zij op grond van haar statuten de financiering van het experiment organiseert, de geldmiddelen beheert en verantwoording aflegt over het gevoerde beheer.
5. De financiering van het experiment is geborgd door ondertekening van een aansluitovereenkomst 4. Met de ondertekening van deze aansluitovereenkomst zijn de VA (afdeling storten), de pilot- exploitanten en de PDS-exploitanten aangeslotene bij SDS.
6. In de aansluitovereenkomst van de VA (Afdeling Storten) is opgenomen dat zij een gedeelte van de kosten van het experiment betaalt, gebaseerd op de jaarlijkse afdracht van de leden van de
VA (Afdeling Storten) (in totaal ongeveer 1 miljoen euro). De verwachte afdracht per ton, gedurende de looptijd van het experiment zal naar verwachting € 0,0725 per gestorte ton bedragen 5.
7. In de aansluitovereenkomst is voor de pilotexploitanten opgenomen dat zij alle resterende kosten van het experiment op de onder hun beheer betreffende pilotstortlocatie(s) dekken, voor zover deze kosten niet door de VA (Afdeling Storten) en de PDS-exploitanten al zijn gedekt (naar schatting 4,8 miljoen euro).
8. Ten slotte is er vanuit de Technologie Stichting STW een subsidie verleend van 1,3 miljoen euro voor flankerend wetenschappelijk onderzoek op pilotstortplaatsen door de TU Delft.
9. Op basis van deze afspraken en toezeggingen zijn partijen van mening dat de financiering van het experiment voldoende gewaarborgd is.
3 Intentieovereenkomst d.d. 10 februari 2011
4 Aansluitovereenkomst bij Stichting Duurzaam storten
5 De onder 6 genoemde bedragen zijn indicatief en afhankelijk van het aantal PDS-locaties, het aantal door hen opgegeven m2 stortplaats waarover zij voordeel verwachten en de hoeveelheid te storten tonnen.