REGLEMENT
REGLEMENT
VOOR VRIJSTELLING VAN VERPLICHTE DEELNEMING EN PREMIEBETALING PGB
Bedoeld in de artikelen 11 van het Uitvoeringsreglement Uitkeringsovereenkomst Pensioenfonds PGB en 7 van het Uitvoeringsreglement Premieovereenkomst Pensioenfonds PGB
Vastgesteld door het bestuur bij besluit van 24 april 2003. Gewijzigd door het bestuur bij besluit van 19 mei 2022.
Artikel 1 Begripsbepalingen
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
a. het fonds : de Stichting Pensioenfonds PGB;
b. het bestuur : het bestuur van het fonds;
c. de werkgever : de werkgever in de zin van de statuten Pensioenfonds PGB;
d. de werknemer : de werknemer in de zin van de statuten Pensioenfonds PGB;
e. Vrijstellingsbesluit : het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 als bedoeld in artikel 13 lid 3 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000.
Artikel 2 Verplichte vrijstelling
Het fonds verleent, op verzoek van een werkgever, vrijstelling van de verplichting tot deelneming in het fonds met inachtneming van de regels gesteld in de volgende artikelen van het Vrijstellingsbesluit:
a. artikel 2 (Vrijstelling in verband met bestaande pensioenvoorziening);
b. artikel 3 (Vrijstelling in verband met groepsvorming);
c. artikel 4 (Vrijstelling in verband met eigen cao);
d. artikel 5 (Vrijstelling in verband met onvoldoende beleggingsrendement);
e. artikel 5a (Vrijstelling in verband met performancetoets na fusie van bedrijfstakpensioenfondsen); dan wel
f. indien sprake is van een fusie, splitsing of doorstart als bedoeld in de artikelen 7a tot en met 7e van het Vrijstellingsbesluit.
Artikel 3 Vrijwillige vrijstelling
Het fonds kan, op verzoek van een werkgever, vrijstelling verlenen van de verplichte deelneming om andere redenen zoals bedoeld in artikel 6 van het Vrijstellingsbesluit indien er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden van dien aard dat er bij de werkgever en/of haar werknemers sprake is van zodanig zwaarwichtige belangen in verhouding tot het belang van het fonds dat het belang van het fonds om geen vrijstelling te verlenen moet wijken voor het zwaarwichtige belang van de werkgever en/of de werknemers.
Artikel 4 Voorschriften bij vrijstelling
(1) Het fonds kan – met inachtneming van de bepalingen van het Vrijstellingsbesluit – aan de vrijstelling voorschriften verbinden ter verzekering van een goede uitvoering van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000.
(2) Aan de vrijstelling als bedoeld in artikel 2 worden in ieder geval de volgende voorschriften verbonden:
a. het verzoek tot vrijstelling dient binnen 6 maanden na de inschrijving van de verplichte deelname bij het fonds ingediend te zijn;
b. het verzoek dient schriftelijk te worden ingediend;
c. aan het verzoek worden indien van toepassing, tegelijkertijd met de aanlevering van de gelijkwaardigheidsverklaring, de in bijlage 1 bij dit reglement vermelde documenten aangeleverd;
d. de verzoekende werkgever betaalt een deel van de pensioenpremie in de reeds getroffen pensioenregeling.
(3) Het fonds hanteert bij de behandeling van verzoeken tot vrijstelling de termijnen zoals genoemd in artikel 1a van het Vrijstellingsbesluit.
(4) Aan de vrijstelling als bedoeld in artikel 2, sub a en artikel 3 wordt tevens de voorwaarde verbonden dat de actuariële en financiële gelijkwaardigheid door de verzoekende werkgever zal moeten worden aangetoond aan de hand van een berekening als bedoeld in bijlage 3 van het Vrijstellingsbesluit. Beoordeling geschiedt door het fonds. De werkgever levert een eigen werknemersbestand aan, stelt vast welke pensioensoorten voor toetsing in aanmerking komen en stelt de te hanteren grondslagen voor waarbij wordt uitgegaan van de in de bijlage 1 genoemde punten en richtlijnen. Het fonds dient hiermee akkoord te gaan. De werkgever mag gebruik maken van de door het fonds opgestelde grondslagen zoals vermeld in bijlage 2 bij dit reglement.
Indien het fonds en de werkgever daarmee instemmen kan worden afgezien van de hiervoor genoemde berekening en kan in plaats daarvan de gelijkwaardigheid worden aangetoond door middel van een kwalitatieve toets. Ten behoeve van de toets op gelijkwaardigheid verstrekt het fonds de werkgever informatie over de pensioenregeling.
(5) Bij de vrijstelling als bedoeld in artikel 2 sub b tot en met e wordt een vergoeding in rekening gebracht ter vergoeding van het verzekeringstechnisch nadeel dat het fonds bij vrijstelling lijdt.
(6) Bij de vrijstelling als bedoeld in artikel 3 kan aan een werkgever een vergoeding in rekening worden gebracht ter vergoeding van het verzekeringstechnisch nadeel dat het fonds bij vrijstelling lijdt.
Artikel 5 Intrekking vrijstelling
Wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van de artikelen 2 sub a tot en met c en 4 van dit reglement of niet meer wordt voldaan aan de reden tot vrijwillige vrijstelling van artikel 3 van dit reglement of wordt gehandeld in strijd met de aan de vrijstelling verbonden voorschriften kan de verleende vrijstelling worden ingetrokken.
Artikel 6 Slotbepalingen
(1) Het bij bestuursbesluit van 15 januari 1954 respectievelijk bij besluit van het dagelijks bestuur d.d. 16 maart 1954 vastgestelde reglement is in werking getreden op 1 januari 1953.
(2) De laatstelijk in dit reglement aangebrachte wijzigingen treden in werking op 19 mei 2022.
(3) Dit reglement kan worden aangehaald als ‘Reglement Vrijstelling van verplichte deelneming’.
Bijlage 1: aan te leveren documenten bij gelijkwaardigheidsverklaring als bedoeld in artikel 4 lid 2 sub c van dit reglement
• Pensioenreglement(en) van de werkgever;
• Uitvoeringsovereenkomst/ -reglement tussen werkgever en pensioenuitvoerder;
• Startbrief van de werkgever (indien van toepassing);
• Gelijkwaardigheidsverklaring met daarbij:
- Uitkomst van de toets op totaalniveau
- Uitkomst per deelnemer, waarin de waarde van beide regelingen separaat wordt weergegeven.
Bovenstaande documenten gelden voor de gehele periode waarvoor vrijstelling wordt aangevraagd.
Indien toetsing plaatsvindt op basis van het deelnemersbestand van de werkgever: deelnemersbestand van de werkgever met daarin per persoon de volgende informatie:
• Geboortedatum;
• Geslacht;
• Werkelijk salaris;
• Pensioengevend salaris; en
• Parttimegraad.
Toelichting op gehanteerde grondslagen (indien afwijkend van de door PGB voorgestelde grondslagen)
Indien de regeling met terugwerkende kracht wordt aangepast en er een compensatie nodig is, dient de volgende aanvullende informatie te worden meegezonden:
• Toelichting op de berekeningswijze;
• Compensatie per deelnemer;
• De wijze waarop wordt omgegaan met deelnemers die in de tussentijd zijn overleden, gepensioneerd zijn, arbeidsongeschikt zijn geworden, dan wel uit dienst zijn getreden en waardeoverdracht hebben gepleegd; en
• De wijze waarop wordt gecompenseerd voor het gemiste rendement over de compensatie.
Bijlage 2 door het fonds gehanteerde grondslagen als bedoeld in artikel 4 lid 4 van dit reglement
Artikel 1 Aantonen gelijkwaardigheid door de werkgever
De werkgever dient, bij het vrijstellingsverzoek, de ten minste actuariële en financiële gelijkwaardigheid conform artikel 7 van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000, aan te tonen waarbij de in bijlage 3 van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 vermelde bepalingen in acht worden genomen. Het fonds dient de door de werkgever ingediende grondslagen te accorderen.
Artikel 2 Grondslagen fonds
(1) In afwijking van artikel 1 kan de werkgever de door het fonds gehanteerde grondslagen toepassen. Deze grondslagen betreffen de loon- en prijsontwikkeling, het beleggingsrendement, de te hanteren rente voor het contant maken van de uitkeringenstroom, ontslag-, invaliderings- en overlevingskansen, de definitie van en het maximum pensioengevend salaris en de toeslagverlening zoals die plaatsvindt binnen de door het fonds uitgevoerde middelloonregelingen respectievelijk beschikbare premieregelingen.
(2) Loon- en prijsontwikkeling: voor de verhogingen van het (maximum) salaris, de franchise en eventueel andere inflatiecomponenten in de regeling wordt aangesloten op de minimale verwachtingswaarden van artikel 23a van het Besluit Financieel toetsingskader. Voor de groeivoeten van het prijs- en loonindexcijfer wordt uitgegaan van 1,9% respectievelijk 2,3% per jaar, waarbij rekening wordt gehouden met het door DNB gepubliceerde ingroeipad.
Voor de individuele verhoging van het salaris kan worden uitgegaan van de volgende tabel.
Leeftijd | Individuele verhoging |
20-29 | 5,0% |
30-39 | 2,0% |
40-49 | 1,0% |
50-59 | 0,5% |
60+ | 0,0% |
(3) Beleggingsrendement: in geval van een vergelijking van twee beschikbare premieregelingen, dient het rendement in beide regelingen gelijk gesteld te worden, ondanks een eventueel verschil in beleggingsbeleid. Een offensievere beleggingsmix wordt door PGB niet gezien als kwaliteit van een regeling. Voor de rendementsverwachtingen kan worden uitgegaan van het advies van de commissie parameters.
(4) Rente: Voor het contant maken van de uitkeringenstroom kan worden uitgegaan van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur op de datum van het toetsmoment.
(5) De onderstaande ontslag- en invalideringskansen kunnen worden gehanteerd.
Leeftijd | Ontslagkans | Invalideringskans | ||
Man | Vrouw | Man | Vrouw | |
20-29 | 25,00% | 25,00% | 0,25% | 0,22% |
30-39 | 15,00% | 15,00% | 0,38% | 0,34% |
40-49 | 10,00% | 10,00% | 0,60% | 0,54% |
50-59 | 10,00% | 10,00% | 0,95% | 0,86% |
60+ | 7,50% | 7,50% | 1,33% | 1,20% |
Conform het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 wordt er bij ontslag uitgegaan van waardeoverdracht. De uitgaande kasstroom dient daarbij vastgesteld te worden op basis van de wettelijke tarieven bij een individuele waardeoverdracht. Er wordt geen rekening gehouden met revalidering.
(6) Voor de overlevingskansen wordt uitgegaan van zie tabel.
Leeftijd | Ervaringssterfte | |
Man | Vrouw | |
20 | 78,2% | 108,0% |
30 | 78,2% | 108,0% |
40 | 78,2% | 108,0% |
50 | 78,2% | 108,0% |
60 | 81,9% | 105,8% |
70 | 85,9% | 104,0% |
80 | 90,2% | 102,4% |
90 | 94,9% | 101,1% |
100 | 100,0% | 100,0% |
(7) Definitie pensioengevend salaris: in de actuariële verklaring die de werkgever aan het fonds overlegt, dient te worden vermeld in hoeverre de werkgever aanvullende salariscomponenten kent en of deze componenten al dan niet pensioengevend zijn. Indien de aanvullende salariscomponenten in de regeling van de werkgever niet pensioengevend zijn, dan dient de werkgever aan te geven op welke wijze er in de gelijkwaardigheidstoets is omgegaan met een eventueel verschil in de definitie van het pensioengevend salaris. Voor de verplicht gestelde regelingen staan de diverse salariscomponenten weergegeven in de volgende tabel.
Verplichtgestelde sectorale regeling | Salariscomponenten | |||
Vast salaris | Vakantietoeslag | 13de maand | Toeslagen | |
Grafimedia en Reprografie | 12x maandsalaris | Ja | Nee | Persoonlijke en ploegentoeslagen |
Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf | Vast brutoloon | Ja | Nee | Vaste ploegentoeslagen vaste persoonlijke toeslag |
De bereide Verf- en/of Drukinktindustrie | Vaste salaris | Ja | Ja, eindejaarsuitkering | Vaste toeslagen |
De Groothandel in Bloemen en planten | Bruto maandloon | Ja | Ja | Vaste toeslagen |
De Reisbranche | 12 x maandsalaris | Ja | Nee | Vergoeding voor extraterritoriale kosten |
De Agrarische en Voedselvoorzienings- handel (AVH) | 12 x maandsalaris of 13 x vierwekensalaris | Ja | Nee | Diverse toeslagen, afhankelijk van sector |
AVH groothandel in aardappelen, groenten of fruit | idem | idem | idem | Ploegentoeslag |
AVH groothandel in eieren | idem | idem | idem | Ploegentoeslag, uitbetaald overwerk en chauffeurstoeslag |
AVH groothandel in kaas | idem | idem | idem | Toeslag voor werken buiten dagvenster, uitbetaalde contractueel vastgelegde overuren over het voorgaande kalenderjaar incl. bijbehorende toeslagen over deze uren en chauffeurstoeslag |
De Zeevisserij | Het volledige loon uit dienstbetrekking | Ja | Ja | Alle verleende toeslagen |
(8) Voor de toetsing van gelijkwaardigheid wordt voor zowel de regeling van werkgever als voor de betreffende, per hiervoor genoemde verplicht gestelde sectorale regeling uitgegaan van het maximum inkomen dat geldt voor de betreffende verplicht gestelde sectorale regeling. Een uitzondering hierop is de situatie waarbij de regeling van de werkgever voor het merendeel van de deelnemers beter is indien het maximum inkomen van de betreffende verplicht gestelde sectorale regeling buiten beschouwing wordt gelaten. Of van deze uitzondering sprake is, is ter boordeling door het fonds.
(9) De toeslagverlening van de regelingen van het fonds zijn afhankelijk van de dekkingsgraad en of er sprake is van een uitkerings- dan wel beschikbare premieregeling.
Uitkeringsovereenkomst
Indien vrijstelling wordt aangevraagd voor een verplicht gestelde sector met een middelloonregeling dient rekening te worden
gehouden met de verwachte toeslagverlening bij het fonds. Deze toeslagverlening wordt daarbij gebaseerd op de ontwikkeling van de dekkingsgraad uit het herstelplan van het fonds.
Beschikbare premieregelingen
Indien vrijstelling wordt aangevraagd voor een verplicht gestelde sector met een beschikbare premieregeling hoeft geen rekening te worden gehouden met de verwachte toeslagverlening na pensioeningang. De waarde van deze toeslagverlening wordt voor een deel wordt gefinancierd uit het opgebouwde kapitaal (middels een dekkingsgraadafhankelijk inkooptarief). Bij de toetsing kan worden uitgegaan van een vergelijking van het kapitaal dat de deelnemer in beide pensioenregelingen opbouwt.
Daarbij dient rekening te worden gehouden met toeslagverlening van het partnerpensioen dat ontstaat als gevolg van overlijden vóór de pensioendatum. Hiervoor dient aangesloten te worden bij de toeslagverlening conform het herstelplan.