ACLVB
ACLVB
Xxxxxxxxxxxxx 0, 0000 Xxxxxxx
tel. 00 000 00 00
fax. 00 000 00 00
Collectieve arbeidsovereenkomsten
Paritair Comité 142.01 | Terugwinning van metalen
Terugwinning van metalen pc 142.o1
Terugwinning van metalen pc 142.o1
Nationale overeenkomsten 2019 – 2020
xxx.xxxxx.xx
INHOUDSOPGAVE
000 WERKINGSSFEER PARITAIR COMITÉ 400 OPLEIDING EN BEVORDERING VAN DE WERKGELEGENHEID
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
211. Beschikbaarheidstijd & ARAB-vergoeding chauffeurs
000-x. FBZ-Bijdrage
620-b. Basisbijdrage aan het Sociaal Fonds
620-c. FBZ – buitengewone bijdrage voor permanente vorming en risicogroepen
630-a. Sociaal sectoraal pensioenstelsel (28.11.2018) 630-b. Sociaal sectoraal pensioenstelsel (04.12.2019)
700 SOCIALE PROGRAMMATIE
700 Nationaal akkoord 2019-2020
800 TABELLEN
810-a. | Minimumuurlonen (01.01.2019) | ||
000-x. | Xxxxxxxxxxxxxxx (01.06.2019) | ||
000-x. | Minimumuurlonen (01.01.2020) | ||
830-a. | Vervoerkosten – Openbaar Vervoer | ||
830-b. | Vervoerskosten – Privevervoer (01.02.2019) | ||
830-c. | Vervoerskosten – Privevervoer (01.02.2020) |
000 WERKINGSSFEER PARITAIR SUBCOMITE
INHOUD
1. Inhoud:
Toepassingsgebied Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen
BS: 03.10.74
BS: 12.04.83
KB: 05.09.74
KB: 25.02.83
000 WERKINGSSFEER PARITAIR SUBCOMITE
010. Toepassingsgebied
Koninklijk besluit van 5 september 1974
PARITAIR SUBCOMITE BENAMING EN BEVOEGDHEID
2. Duurtijd:
Vanaf 3 oktober 1974 voor onbepaalde duur
Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, te weten:
- de werkplaatsen voor het behandelen en verwerken van schroot, de maga- zijnen waar afval, schroot en resten van metalen en oude non-ferrometalen worden teruggewonnen, behandeld en bewerkt;
- de ondernemingen waar metalen tonnen worden schoongemaakt en hersteld;
- de ondernemingen die zich in hoofdzaak bezighouden met de recuperatie en de conditionering van:
1) metaalresiduen afkomstig van de recuperatie van ferro en non-ferrometalen;
2) afgekeurde halfproducten en afgewerkte producten van de ijzer- en staalindustrie.
INHOUD
INHOUD
010-1
1. Inhoud:
Behoud XXX’x afgesloten in het PSC 142 en van toepassing voor onder- nemingen actief op het vlak van de metaalrecuperatie
BS: 18.07.78
KB: 30.03.78
CAO: 19.07.77
000 WERKINGSSFEER PARITAIR SUBCOMITE
020. Behoud van CAO’S
Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juli 1977
BEHOUD COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
2. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 1977 voor onbepaalde duur
Artikel 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werklieden en werksters van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
Art. 2.
Alle collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor de ondernemingen waar teruggewonnen grondstoffen opnieuw ter waarde worden gebracht, en die betrekking hebben op de terugwinning van metalen, en die nog van kracht zijn op 1 januari 1977, zijn van toepassing op de onder- nemingen welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
Art. 3.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1977.
Zij wordt gesloten voor een onbepaalde tijd en kan worden opgezegd door een eenparig akkoord van alle betrokken partijen, mits een opzegging van drie maand, bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
INHOUD
INHOUD
020-1
INHOUD
100 VERLONING
INHOUD
1. Inhoud:
Beroepenclassificatie
A. Ongeschoolde
B. Geoefende 3de categorie
C. Geoefende 2de categorie
D. Geoefende 1ste categorie
E. Geschoolde
Registratienummer: 27.808/CO/142.01 Registratiedatum: 25.06.91
Publicatie van registratie in BS: 14.11.91
BS: 23.01.92
KB: 09.10.91
CAO: 22.05.91
111. Beroepenclassificatie
Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 1991
100 VERLONING
BEROEPENCLASSIFICATIE
100 VERLONING
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Artikel 1.
2. Vervanging van CAO’s:
CAO 16.06.76 – KB 17.01.77 – BS 25.02.77 (Hoofdstuk 2)
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
Art. 2.
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 1991 voor onbepaalde duur
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder “werklieden” verstaan: de werklieden of de werksters.
HOOFDSTUK II. – Beroepenclassificatie
Art. 3.
Onverminderd de in de ondernemingen bestaande voordeliger toestanden worden de werklieden, tewerkgesteld in de in artikel 1 bedoelde ondernemin- gen, in de hierna vermelde categorieën ingedeeld, op basis van de volgende omschrijvingen:
A. HULPWERKMAN
De werkman van wie geen speciale kennis of bijzondere lichamelijke geschikt- heid gevergd wordt en die eenvoudige werken verricht waarvoor geen leertijd vereist wordt.
De werkman die eenvoudige werken uitvoert waarvoor slechts een korte aan- passingsperiode nodig is. Worden ondermeer in deze categorie ingedeeld: sor- teerder, snijder met de hand, bediener van kleine handpersen.
C. GEOEFENDE 2DE CATEGORIE
De werkman die bekwaam is beroepsarbeid te verrichten die kennis vereist, ver- worven door ervaring of die aan een machine werkt. Worden ondermeer in deze categorie ingedeeld: magazijnier, snijder met brander, arbeider aan de zware pers of zware metaalschaar, geleider van de eenvoudige rolbrug.
D. GEOEFENDE 1STE CATEGORIE
De werkman die bekwaam is werken uit te voeren waarvoor kennis en handig- heid vereist zijn die slechts na verschillende maanden ervaring verkregen worden. Worden ondermeer in deze categorie ingedeeld: snijder met brander bij ontman- teling of afbraak, kabelkraanbestuurder, vrachtwagenbestuurder, geleider van de gespecialiseerde rolbrug.
E. GESCHOOLDE
De werkman die bekwaam is werken uit te voeren waarvoor beroepskennis ver- eist is, verworven hetzij op school, hetzij door verschillende jaren ervaring.
Wordt ondermeer in deze categorie ingedeeld: onderhoudsmecanicien.
Art. 4.
De partijen komen overeen dat bij een noodzakelijke aanpassing van de op ondernemingsvlak bestaande classificatie, de vakbondsafvaardiging vooraf- gaandelijk zal geraadpleegd worden.
Art. 5.
100 VERLONING
Vanaf 1 juni 1991 moet op iedere individuele loonfiche en loonafrekening, over- handigd aan de werkman, de juiste beroepencategorie, waartoe betrokkene hoort, vermeld worden. Xxxxxx werkman behoort noodzakelijkerwijze tot één van de beroepencategorieën vermeld onder artikel 3.
100 VERLONING
Voor de vermelding volstaat het gebruik van de kenletter behorende bij iedere beroepencategorie: categorie “A” of “B” of “C” of “D” of “E”.
HOOFDSTUK III. – Slotbepalingen
Art. 6.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1991 en geldt voor een onbepaalde tijd.
Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
1. Inhoud:
Loonvorming
- Vaststelling van de minimumlonen door het Paritair Subcomité
- Verhogingen of aanpassingen van de minimumlonen houden rekening met de loonspanning (100 – 140)
- Loon van jobstudenten = 90 % van het baremaloon
- Koppeling van de lonen aan het indexcijfer: aanpassing van de lonen aan de reële index op 1 februari
- Afrondingsregels in euro
o Verhoging gebeurt op basis van 4de decimaal
o Afronding naar dichtst gelegen eurocent:
• € ....,0001 tot en met € ,0049 naar lagere eurocent
• vanaf € .…,0050 naar hogere eurocent
Registratienummer: 104.873/CO/142.01 Registratiedatum: 27.07.11
Publicatie van registratie in BS: 09.08.11
BS: 28.08.13
KB: 19.04.13
CAO: 22.06.11
112. Loonvorming
Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 2011
100 VERLONING
LOONVORMING
100 VERLONING
In uitvoering van artikel 4 van het nationaal akkoord 2011-2012 van 24 mei 2011.
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Artikel 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
2. Vervanging van CAO’s:
CAO 27.06.03 – KB 09.06.05 – BS 18.02.05
Voor de toepassing van dit akkoord wordt onder “arbeiders” verstaan: de man- nelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. – Lonen
Art. 2.
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2011 voor onbepaalde duur
De minimumuurlonen van de arbeiders tewerkgesteld in de bij artikel 1 bepaalde ondernemingen, worden vastgesteld door het Paritair Subcomité voor de terug- winning van metalen.
Art. 3.
De minimumuurlonen van de arbeiders, geklasseerd in de categorieën bepaald bij artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 1991,tot vast- stelling van de beroepenclassificatie, worden aan de volgende baremieke span- ning gekoppeld:
vergelijken met de sociale index van de maand december van het kalenderjaar | ||
A. Hulpwerkman | 100 | daarvoor. |
B. Geoefende 3de categorie | 112,50 | |
C. Geoefende 2de categorie D. Geoefende 1ste categorie | 125 132 | HOOFDSTUK IV. – Afrondingsregels |
E. Geschoolde | 140 | |
Art. 7. | ||
Art. 4. – Jobstudenten | Overeenkomstig en in uitvoering van: |
In afwijking van artikel 3 van onderhavige overeenkomst, hebben jobstudenten recht op een uurloon aan 90 % van het baremaloon van de beroepencategorie waarin de arbeider met een gelijkaardige functie als die van de jobstudent wordt tewerkgesteld.
Onder jobstudenten wordt verstaan: de studenten die tewerkgesteld worden in het kader van een overeenkomst tot tewerkstelling van studenten en die onttrok- ken zijn aan de toepassing van de RSZ-wet en dit conform artikel 17 bis van het koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (uitvoeringsbesluit RSZ-wet, 28 november 1969).
HOOFDSTUK III. – Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 5.
De minimumuurlonen en de werkelijk betaalde uurlonen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, maandelijks vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 6.
Sinds 2005 worden de minimumuurlonen en werkelijk betaalde uurlonen telkens op 1 januari aangepast aan de reële index. De aanpassing wordt berekend door de sociale index van de maand december van het voorgaande kalenderjaar te
- advies nummer 1210 van 17 december 1997 dat samen met de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven werd uitgebracht;
100 VERLONING
100 VERLONING
- de collectieve arbeidsovereenkomst 69 van 17 juli 1998 tot vaststelling van de regels inzake omrekening en afronding in euro van de bedragen van barema’s, premies, vergoedingen en voordelen;
- de collectieve arbeidsovereenkomst 70 van 15 december 1998 tot vaststel- ling van de regels inzake omrekening en afronding in euro van de andere bedragen dan die welke zijn bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst 69 van 17 juli 1998 tot vaststelling van de regels inzake omrekening en afron- ding in euro van barema’s, premies, vergoedingen en voordelen;
- de collectieve arbeidsovereenkomst 78 van 30 maart 2001 betreffende de invoering van de euro in de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten over- eenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeids- overeenkomsten en de paritaire comités;
- de aanbeveling nummer 13 van 30 maart 2001 betreffende de invoering van de euro worden alle verhogingen of aanpassingen van de lonen berekend, rekeninghoudend met de vierde decimaal.
De uitkomst van deze verhogingen of aanpassingen van de lonen wordt afge- rond tot op de dichtst bijgelegen eurocent.
- € ….,0001 tot en met € ….,0049 wordt afgerond naar de lagere eenheid;
- € ….,0050 tot en met € ….,0099 wordt afgerond naar de hogere eenheid.
HOOFDSTUK V. – Bijzondere bepalingen
Art. 8.
Wanneer een verhoging samenvalt met een aanpassing, wordt de verhoging eerst toegepast.
HOOFDSTUK VI. – Slotbepalingen
Art. 9.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 27 juni 2003 betref- fende de loonvorming, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 9 januari 2005 (Belgisch Staatsblad van 18 februari 2005).
Art. 10.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2011 en geldt voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen en aan de ondertekenende organisaties.
1. Inhoud:
- Minimumuurlonen vanaf 1 juni 2019
Registratienummer: 152.848/CO/142.01
Publicatie registratie in het BS: 05.08.19
BS:
KB:
CAO: 26.06.19
Neerlegging: 03.07.19
Registratiedatum: 24.07.19
120. UURLONEN
Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2019
100 VERLONING
UURLONEN
100 VERLONING
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
2. Vervanging/verlenging van XXX’x:
CAO 20.09.17 - KB 22.06.18 - BS 16.07.18
Artikel 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van de metalen.
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juni 2019 voor onbepaalde duur
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan, de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. – Lonen
Art. 2. – Minimumuurlonen
De minimumuurlonen die op 1 januari 2019 werden geïndexeerd op basis van het referte-indexcijfer 106,01 (december 2018), worden op 1 juni 2019 met 0,8% verhoogd.
INHOUD
INHOUD
120-1
De minimumuurlonen van toepassing vanaf 1 juni 2019 zijn:
Categorieën | Spanning | 38 u./week 01/06/19 |
A. Ongeschoolde | 100 | € 12,19 |
B. Geoefende 3de categorie C. Geoefende 2de categorie D. Geoefende 1ste categorie E. Geschoolde | 112,5 | € 13,71 |
125 | € 15,24 | |
132 | € 16,09 | |
140 | € 17,07 |
Art. 3. – Werkelijk betaalde lonen
De werkelijk betaalde uurlonen die op 1 januari 2019 werden geïndexeerd op basis van het referte-indexcijfer 106,01 (december 2018), worden op 1 juni 2019
met 0,8% verhoogd.
Art. 4. - Jobstudenten
Vanaf 1 juli 2011 hebben jobstudenten recht op 90% van de bedragen vermeld in artikel 2 van onderhavige overeenkomst en dit voor de beroepencategorie waarin de arbeider met een gelijkaardige functie als die van de jobstudent wordt tewerkgesteld, overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsover- eenkomst betreffende de loonvorming van 22 juni 2011.
Onder jobstudenten wordt verstaan: de studenten die tewerkgesteld worden in het kader van een overeenkomst tot tewerkstelling van studenten en die onttrok- ken zijn aan de toepassing van de RSZ-Wet en dit conform artikel 17 bis van het Koninklijk Besluit tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (uitvoeringsbesluit RSZ-wet, 28 november 1969).
Hierdoor worden de lonen voor de jobstudenten als volgt vastgesteld (regime 38 u/week – situatie op 1 juni 2019):
Categorieën | Spanning | 38 u./week 01/06/19 |
A. Ongeschoolde | 100 | € 10,97 |
B. Geoefende 3de categorie C. Geoefende 2de categorie D. Geoefende 1ste categorie E. Geschoolde | 112,5 | € 12,34 |
125 | € 13,72 | |
132 | € 14,48 | |
140 | € 15,36 |
100 VERLONING
100 VERLONING
HOOFDSTUK III. – Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 5.
De minimumuurlonen en de werkelijk betaalde lonen van kracht op 1 juni 2019 schommelen overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereen- komst van 22 juni 2011 betreffende de loonvorming en de in voege zijnde wet- telijke bepalingen.
HOOFDSTUK IV. - Geldigheid
Art. 6.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereen- komst van 20 september 2017 betreffende de uurlonen, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, geregistreerd op 24 november 2017 onder het nummer 142.832/CO/142.01 en algemeen verbindend ver- klaard op 22 juni 2018 (Belgisch Staatsblad van 16 juli 2018).
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juni 2019 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden wordt betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen en aan de ondertekenende partijen.
INHOUD
120-4
1. Inhoud:
- Voltijds tewerkgestelde arbeider met volledige referteperiode heeft recht op jaarlijkse premie van € 150 bruto (pro rata voor deeltijdsen)
- Alternatieve besteding van premie op bedrijfsniveau is mogelijk (procedure in 2 stappen).
BS:
KB:
CAO: 04.09.19
Neerlegging: - Registratiedatum: - Registratienummer: -
Publicatie registratie in het BS: -
121. Jaarlijkse premie
Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 september 2019
100 VERLONING
JAARLIJKSE PREMIE
In uitvoering van artikel 5 en 6 van het nationaal akkoord 2019-2020 van 26 juni 2019.
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
2. Vervanging/verlenging van XXX’x:
CAO - KB - BS -
Artikel 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2019 en voor onbepaalde duur
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbei- ders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. – Jaarlijkse premie
Art. 2
§ 1. Elke voltijds tewerkgestelde arbeider met een volledige referteperiode heeft recht op een jaarlijkse premie van € 150 bruto.
§ 2. Voor deeltijdse arbeiders wordt de jaarlijkse premie toegekend in verhou- ding tot hun deeltijdse arbeidsregeling overeenkomstig artikel 9 van de CAO 35 van de NAR.
§ 3. Het bedrag van de jaarlijkse premie wordt berekend in verhouding tot de effectieve en gelijkgestelde dagen tijdens de referteperiode.
- Met referteperiode wordt bedoeld de 12 maanden voorafgaand aan de uitbetaling van de premie.
- Met effectieve en gelijkgestelde dagen worden bedoeld: de dagen effec- tieve prestaties en schorsingen van de arbeidsovereenkomst waarvoor loon is betaald, zoals gedefinieerd in de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, vermeerderd met de dagen vaderschapsverlof, moederschapsverlof en tijdelijke werkloosheid.
§ 4. De pro rata regeling, zoals bepaald in § 3, geldt eveneens voor de arbeiders welke in de loop van de referteperiode in en uit dienst zijn getreden. Het pro rata bedrag van de jaarlijkse premie wordt uitbetaald op het ogenblik van de uitdiensttreding, samen met de normale loonafrekening.
§ 5. Deze premie wordt jaarlijks geïndexeerd volgens de bepalingen van de col- lectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 2011 betreffende de loonvorming (geregistreerd onder het nummer 104.873/CO/142.01 en algemeen verbin- dend verklaard bij koninklijk besluit van 19 april 2013 (BS 28/08/2013), en de in voege zijnde wettelijke bepalingen en telkens uitbetaald met de loon- afrekening van de maand juli.
§ 6. De ondernemingen kunnen de jaarlijkse premie van € 150 bruto op een alternatieve manier invullen via een recurrente ondernemingsenveloppe.
De besteding ervan kan enkel op ondernemingsvlak worden onderhandeld en dit op de wijze zoals omschreven in artikel 3.
Art. 3. Ondernemingsenveloppe
§ 1. Op ondernemingsvlak kan de jaarlijkse premie van € 150 bruto op een alternatieve wijze worden ingevuld via een overdraagbare ondernemings- enveloppe. De besteding ervan kan alleen op ondernemingsvlak worden onderhandeld.
§ 2. De besteding van de overdraagbare ondernemingsenveloppe wordt op ondernemingsvlak bepaald in paritair overleg. De procedure voor de onder- nemingsonderhandelingen over de besteding van de enveloppe verloopt
in twee stappen voor ondernemingen waar een vakbondsafvaardiging is ingesteld:
100 VERLONING
- Voorafgaandelijk moeten op ondernemingsvlak zowel de werkgever als alle in de vakbondsafvaardiging van de in de onderneming vertegenwoor- digde vakbonden akkoord gaan over een bedrijfseigen besteding van de enveloppe.
- In ondernemingen met meerdere zetels wordt de beslissing genomen op groepsniveau. Deze beslissing heeft niet alleen betrekking op het al dan niet onderhandelen, maar ook op het niveau waarop de onderhandelingen zullen gevoerd worden.
- Indien besloten wordt tot ondernemingsoverleg over een besteding van de enveloppe, moet dit overleg ten laatste op 15 september 2019 leiden tot een collectieve arbeidsovereenkomst.
§ 3. In de ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging wordt dezelfde proce- dure gevolgd. In dat geval is het akkoord van alle in het paritair subcomité vertegenwoordigde werknemersorganisaties vereist en moet de collectieve arbeidsovereenkomst getekend worden door de werkgever en alle in het paritair subcomité vertegenwoordigde werknemersorganisaties.
§ 4. Indien er geen akkoord is om te onderhandelen of indien er geen collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten binnen de bovengenoemde termijn, wordt de recurrente jaarlijkse premie van € 150 bruto toegekend vanaf 1 juli 2019
HOOFDSTUK III – Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2019 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden wordt betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen en aan de ondertekenende partijen.
1. Inhoud:
Anciënniteittoeslag
Vanaf 01.10.2007 wordt per schijf van 10 jaar anciënniteit in de onderne- ming een anciënniteittoeslag van € 0,05/uur betaald:
- vanaf 10 jaar anciënniteit: recht op een toeslag van € 0,05/uur
- vanaf 20 jaar anciënniteit: recht op een toeslag van € 0,10/uur
- vanaf 30 jaar anciënniteit: recht op een toeslag van € 0,15/uur
Registratienummer: 94.380/CO/142.01 Registratiedatum: 17.09.09
Publicatie van registratie in BS: 30.09.09
BS: 25.06.10
KB: 04.03.10
CAO: 18.06.09
123. Anciënniteittoeslag
Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2009
100 VERLONING
ANCIENNITEITTOESLAG
100 VERLONING
In uitvoering van artikel 18 § 3 van het nationaal akkoord 2009-2010 van 12 mei 2009.
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Artikel 1.
2. Vervanging van CAO’s:
CAO 26.06.07 – KB 01.07.08 – BS 27.08.08
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2009 voor onbepaalde duur
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. – Anciënniteittoeslag
Art. 2.
Sinds 1 oktober 2007 wordt aan arbeiders met volgende anciënniteit in de onderneming een anciënniteittoeslag op het uurloon toegekend, met name:
- na 10 jaar anciënniteit in de onderneming wordt een anciënniteittoeslag toe- gekend van € 0,05/uur;
- na 20 jaar anciënniteit in de onderneming wordt een bijkomende anciënniteit- toeslag toegekend van € 0,05/uur;
- na 30 jaar anciënniteit in de onderneming wordt een bijkomende anciënniteit- toeslag toegekend van € 0,05/uur.
Hierdoor wordt vanaf 1 oktober 2007 voor een arbeider met 20 jaar of meer anciënniteit in de onderneming een anciënniteittoeslag toegekend van € 0,10/ uur en voor een arbeider met 30 jaar of meer anciënniteit van € 0,15/uur.
HOOFDSTUK III. – Algemene bepalingen
Art. 4.
Deze forfaitaire verhoging wordt toegekend de maand volgend op de maand waarin hogervermelde anciënniteit bereikt werd. Voor de berekening van de anciënniteit, wordt rekening gehouden met de datum van indiensttreding die op elke individuele loonfiche en/of individuele rekening dient vermeld.
Art. 5.
Deze anciënniteittoeslag valt onder het begrip loon, zoals bedoeld in artikel 2 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van loon der werknemers en daardoor moet zij ook in rekening worden gebracht voor alle vervangings- inkomens, voor de sociale zekerheid en voor alle vergoedingen berekend op basis van het loon.
Deze anciënniteittoeslag dient beschouwd te worden als loon, niet als een premie.
Art. 6.
Deze forfaitaire verhoging wordt toegekend ongeacht het uurregime waarin de arbeider is tewerkgesteld. Bovendien is deze vergoeding recurrent naar de vol- gende jaren.
Art. 7.
Deze anciënniteittoeslag dient apart te worden vermeld op de loonfiche.
100 VERLONING
Art. 8.
100 VERLONING
Ondernemingen die in hun uurloon via een collectieve arbeidsovereenkomst een anciënniteitvergoeding voorzien hebben, dienen zich minimaal aan te passen aan de sectorale regeling. Andere anciënniteitregelingen op ondernemingsvlak blijven onverminderd van toepassing naast de sectorale regeling.
HOOFDSTUK IV. – Geldigheid
Art. 9.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 26 juni 2007, geslo- ten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende de anciënniteittoeslag, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 1 juli 2008 (Belgisch Staatsblad van 27 augustus 2008).
Art. 10.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2009 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van zes maanden betekend met een ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
2. Vervanging van CAO’s:
CAO 19.06.14 - KB 10.04.15 - BS 12.05.15
Registratienummer: 142.830/CO/142.01 Registratiedatum: 24.11.17
Publicatie van registratie in BS:
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2017 voor onbepaalde duur
1. Inhoud:
Regeling eindejaarspremie
100 VERLONING
Bedrag
- 9,1 % van het bruto-jaarloon (uitgezonderd toeslag overuren)
- te betalen ten laatste op 31 december of bij vertrek
Referteperiode
1 december – 30 november
Rechthebbenden
Minstens 3 maanden dienst tussen 1/12 en 30/11
Verlies van recht
Ontslag dringende reden
Pro rata
- ontslag werkgever (afdanking)
- ontslag werknemer
- vanaf 1 januari 2014: beëindiging in onderling akkoord
Volledige premie
Bij overlijden of (brug)pensioen
Gelijkstellingen
- arbeidsongeval of beroepsziekte
- ongeval of ziekte (max. 60 dagen per referteperiode op voorwaarde dat de ziekte min. 14 kalenderdagen ononderbroken duurt)
- tijdelijke werkloosheid: max. 60 dagen per referteperiode
- familiaal verlof
- bevallingsrust
- geboorteverlof
- wederoproeping onder de wapens
- wettelijk betaalde feestdagen
INHOUD
130. Eindejaarspremie
Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2017
100 VERLONING
EINDEJAARSPREMIE
100 VERLONING
In uitvoering van artikel 17 van het nationaal akkoord 2017-2018 van 15 juni 2017.
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders die ressorteren onder het paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder ‘arbeiders’ verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. - Toekenningsmodaliteiten
Art. 2.
Onverminderd de in de ondernemingen bestaande voordeliger toestanden, wordt een eindejaarspremie door de werkgevers toegekend aan de bij artikel 1 bedoelde arbeiders die op 30 november van het refertejaar in het personeels- register van de onderneming zijn ingeschreven.
Art. 3.
Deze eindejaarspremie wordt vastgesteld op 9,1 pct. van het jaarlijks brutoloon.
Het refertejaar voor de berekening van de eindejaarspremie vangt aan op
1 december van het voorgaande jaar, en eindigt op 30 november van het lopende jaar.
Art. 5.
Het in artikel 3 vermelde bedrag geldt voor de arbeiders die op 30 november van het refertejaar een dienstanciënniteit van één jaar hebben in de onderneming.
Art. 6.
De arbeiders die sedert ten minste drie maanden in de onderneming zijn tewerk- gesteld, hebben recht op een premie gelijk aan 9,1 pct. van het brutoloon ver- diend in de onderneming tijdens het refertejaar.
Art. 7.
Onder jaarlijks brutoloon, zoals bedoeld bij artikel 3, wordt verstaan: het gedu- rende het refertejaar ontvangen brutoloon voor de werkelijk gepresteerde werk- uren met uitsluiting van de premies voor overuren.
Worden met gepresteerde uren gelijkgesteld:
1) De arbeidsongeschiktheden voortvloeiend uit arbeidsongevallen of beroepsziekten.
2) De arbeidsongeschiktheden voortvloeiend uit andere ongevallen of ziekten, voor zover zij een ononderbroken duur van ten minste 14 kalenderdagen hebben. De gelijkstelling wordt tot 60 dagen per referteperiode beperkt.
3) De afwezigheden in geval van schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens tijdelijke werkloosheid in toepassing van artikel 51 van de Wet van 3 juli 1978
op de arbeidsovereenkomsten. De gelijkstelling wordt tot maximum 60 dagen per referteperiode beperkt.
100 VERLONING
100 VERLONING
4) De afwezigheden voortvloeiend uit wettelijk kort verlet, syndicale vorming, wederoproeping onder de wapens, bevallingsrust, geboorteverlof, syndicale opdrachten en door de werkgever toegestane afwezigheden voor aan het wettelijk kort verlet gelijkaardige motieven, uitgezonderd de door de werkman of werkster aangevraagde onbezoldigde bijkomende vakantie.
5) De wettelijk betaalde feestdagen.
In deze gevallen wordt de premie berekend op basis van het uurloon dat normaal wordt betaald op het ogenblik van de schorsing van de arbeidsovereenkomst.
Art. 8.
De tijdens het refertejaar gepensioneerde of op brugpensioen/ stelsel van werk- loosheid met bedrijfstoeslag gestelde arbeiders, alsook de rechthebbenden van een in hetzelfde jaar overleden arbeider genieten de eindejaarspremie, zoals vastgesteld bij artikel 3.
Onder rechthebbende wordt verstaan de fysische persoon die de begrafenis- kosten heeft gedragen.
Het in aanmerking te nemen jaarlijks brutoloon is dit van de laatste twaalf maand van de loopbaan van de arbeider.
Art. 9.
De arbeiders die gedurende het refertejaar worden ontslagen om gelijk welke reden, behalve de dringende reden, genieten een premie gelijk aan 9,1 pct. van het brutoloon verdiend in de onderneming tijdens het refertejaar, en zelfs wan- neer zij gedurende hun opzeg een tegenopzeg geven. Ook de periode gedekt door een verbrekingsvergoeding, geeft recht op deze pro rata eindejaarspremie.
Art. 10.
De arbeiders die aan de bij de artikelen 5 en 6 bedoelde anciënniteitvoorwaar- den voldoen en de onderneming in de loop van het refertejaar vrijwillig verlaten, genieten een premie gelijk aan 9,1 pct. van het brutoloon verdiend in de onder- neming tijdens het refertejaar.
De arbeiders die de onderneming verlaten ontvangen de eindejaarspremie op het ogenblik van hun vertrek.
HOOFDSTUK III. - Betaling
Art. 11.
De eindejaarspremie wordt uiterlijk op 31 december van elk beschouwd jaar betaald.
HOOFDSTUK IV. - Geldigheid
Art. 12.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereen- komst van 19 juni 2014 betreffende de eindejaarspremie, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, geregistreerd op 16 september 2014 onder het nummer 123.367/CO/142.01 en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 10 april 2015 (Belgisch Staatsblad van 12 mei 2015).
Art. 13.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2017 en wordt gesloten voor een onbepaalde tijd.
100 VERLONING
100 VERLONING
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd, mits een opzegging van drie maand, betekend bij een ter post aangetekend schrijven, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
1. Inhoud
- Vervoer per spoor
o tussenkomst van de werkgever bedraagt 80 % van de totale kost van het vervoersbewijs.
o Vanaf 1 oktober 2019 geldt een derdebetalersovereenkomst met de NMBS.
- Ander gemeenschappelijk openbaar vervoer
o de tussenkomst van de werkgever 80 % van de totale kost van het vervoersbewijs.
- Privé-vervoer
o Recht op een dagvergoeding, gebaseerd op de werkgeversbijdrage in het weekabonnement van de NMBS (zie tabel)
o Fietsvergoeding bedraagt € 0,23 per kilometer
BS:
KB:
CAO: 04.09.19
Neerlegging: Registratiedatum: Registratienummer:
Publicatie registratie in het BS:
151. Vervoerkosten
Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 september 2019
100 VERLONING
VERVOERSKOSTEN
100 VERLONING
In uitvoering van artikel 8 van het nationaal akkoord 2019 – 2020 van 26 juni 2019.
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Artikel 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de edele metalen.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
2. Vervanging/verlenging van XXX’x:
CAO 20.09.17 – KB 04.11.18 – BS 19.11.18
Art. 2.
De bepalingen van onderhavige overeenkomst zijn alleen toepasselijk indien de werkelijke heen en terug opgetelde afstanden ten minste 1 kilometer bedragen.
3. Duurtijd:
Vanaf 1 oktober 2019 en voor onbepaalde duur
HOOFDSTUK II. – Gemeenschappelijk openbaar vervoer
Afdeling 1. – Vervoer per spoor
Art. 3.
Wanneer de arbeider zich naar het werk verplaatst met de trein, bedraagt de tussenkomst van de werkgever 80 % van de totale kost van het vervoersbewijs.
De werkgever sluit ten laatste op 1 oktober 2019 een derdebetalersovereen- komst met de NMBS.
Afdeling 2. – Ander gemeenschappelijk openbaar vervoer
Art. 4.
Wanneer de arbeider zich naar het werk verplaatst met een ander gemeen- schappelijk openbaar vervoer, georganiseerd door de regionale vervoermaat- schappijen, bedraagt de tussenkomst van de werkgever 80 % van de totale kost van het vervoersbewijs.
Art. 5.
De modaliteiten van de bijdrage van de werkgevers ten gunste van de arbeiders die dit type van vervoer gebruiken, worden vastgesteld als volgt:
- de arbeider legt aan de werkgever een ondertekende verklaring voor, waarbij verzekerd wordt dat hij gewoonlijk een gemeenschappelijk openbaar vervoer- middel gebruikt, georganiseerd door de regionale vervoermaatschappijen, voor de verplaatsing van de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling en omgekeerd en preciseert het aantal effectief afgelegde kilometers;
Hij waakt erover in de kortst mogelijke tijd alle wijzigingen in deze toestand te signaleren.
- de werkgever kan op elk ogenblik de authenticiteit van de hierboven bedoelde verklaring nagaan.
Afdeling 3. – Gemengde openbare vervoermiddelen
Art. 6.
Wanneer de arbeider verschillende openbare gemeenschappelijke vervoermid- delen gebruikt, heeft hij recht op dezelfde vergoeding zoals bepaald in artikel 3 en 4 van onderhavige overeenkomst voor de afstand die overeenstemt met de som van de afstanden van de verschillende vervoermiddelen.
HOOFDSTUK III. - Privévervoer
Art. 7.
100 VERLONING
100 VERLONING
Wanneer de arbeider zich naar het werk verplaatst met het eigen vervoer of te voet heeft de arbeider recht op een dagvergoeding, gebaseerd op de werkge- versbijdrage in het weekabonnement van de NMBS, zoals opgenomen in de tabel gevoegd bij artikel 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19/9 betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het gemeen- schappelijk openbaar vervoer van de werknemers gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 23 april 2019.
De verplaatsing met het eigen vervoer heeft betrekking op alle mogelijke eigen vervoermiddelen.
Art. 8.
Deze dagvergoeding wordt bekomen door de werkgeversbijdrage in het week- abonnement van de NMBS te delen door 5.
Voor de arbeider die zich, voor een gedeelte of de ganse afstand, met de fiets verplaatst wordt de tussenkomst van de werkgever beschouwd als een fiets- vergoeding en vastgelegd op € 0,23 per afgelegde kilometer, met een minimum van het dagbedrag voor een verplaatsing met het privé vervoer zoals bepaald in artikel 7 en artikel 8 van onderhavige overeenkomst.
De werkgever zal op vraag van de arbeider jaarlijks de nodige gegevens beves- tigen die het de arbeider mogelijk maakt zijn fietsgebruik aan te tonen. Deze gegevens hebben betrekking op de in aanmerking genomen afstand tot de werkplaats, het aantal gewerkte dagen en de betaalde vergoeding.
Art. 9.
Deze dagvergoeding dient jaarlijks op 1 februari te worden geïndexeerd overeen- komstig de jaarlijkse indexering van de treintarieven van de NMBS, conform het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.
Art. 10.
Voor de arbeider die zich, voor een gedeelte of de ganse afstand, met de fiets verplaatst wordt de tussenkomst van de werkgever beschouwd als een fiets- vergoeding en vastgelegd op € 0,23 per afgelegde kilometer, met een minimum van het dagbedrag voor een verplaatsing met het privé vervoer zoals bepaald in artikel 7 en artikel 8 van onderhavige overeenkomst.
HOOFDSTUK IV. – Betalingsmodaliteiten
Art. 11.
De bijdrage van de werkgevers in de door de arbeiders gedragen vervoerkosten wordt tenminste eenmaal per maand betaald.
Art. 12.
De bijdrage van de werkgevers in de kosten voor het vervoer, georganiseerd door de regionale vervoermaatschappijen, wordt betaald tegen overhandiging van het vervoerbewijs afgeleverd door deze maatschappijen.
Art. 13.
De werkgever komt tussen in de kosten veroorzaakt door de andere vervoermid- delen op voorwaarde dat de arbeider het bewijs levert van de werkelijk afgelegde afstand.
Indien de arbeider dit bewijs niet kan leveren, wordt de berekening, in gemeen akkoord tussen de partijen, afzonderlijk in iedere onderneming opgemaakt, reke- ning houdende met de plaatselijke bijzonderheden.
De arbeider mag niet weigeren het(de) eventueel(ele) vervoerbewijs(zen) of, bij ontstentenis, een door hem ondertekende verklaring, nodig voor het vaststellen van de afgelegde afstand, aan de werkgever voor te leggen.
100 VERLONING
HOOFDSTUK V. – Specifieke bepalingen
100 VERLONING
Art. 14. - Verplaatsing voor leerlingen
Een leerling die zich van thuis naar het werk verplaatst, heeft recht op de bepa- lingen zoals opgenomen in hoofdstuk II en III van onderhavige overeenkomst, afhankelijk van het door de leerling gebruikte vervoermiddel.
HOOFDSTUK V. – Slotbepalingen
Art. 15.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereen- komst inzake vervoerskosten van 20 september 2017, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, geregistreerd op 24 november 2017 onder het nummer 142.829/CO/142.01 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 4 november 2018 (Belgisch Staatsblad 19 november 2018).
Art. 16.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 oktober 2019 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen en aan de ondertekenende organisaties.
Aantal km. | Dagelijkse werkgevers bijdrage (5 d./week) | Aantal km. | Dagelijkse werkgevers bijdrage (5 d./week) |
18 | 3,07 | 116 - 120 | 11,73 |
19 | 3,20 | 121 - 125 | 12,00 |
20 | 3,32 | 126 - 130 | 12,41 |
21 | 3,42 | 131 - 135 | 12,79 |
22 | 3,52 | 136 - 140 | 13,04 |
23 | 3,66 | 141 - 145 | 13,62 |
24 | 3,75 | 146 - 150 | 13,99 |
25 | 3,84 | 151 - 155 | 14,13 |
26 | 4,01 | 156 - 160 | 14,65 |
27 | 4,08 | 161 - 165 | 14,93 |
28 | 4,16 | 166 - 170 | 15,22 |
29 | 4,32 | 171 - 175 | 15,73 |
30 | 4,40 | 176 - 180 | 15,99 |
31 - 33 | 4,58 | 181 - 185 | 16,53 |
34 - 36 | 4,96 | 186 - 190 | 16,79 |
37 - 39 | 5,26 | 191 - 195 | 17,06 |
40 - 42 | 5,60 | 196 -200 | 17,60 |
Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vervoerskosten van 4 september 2019
In uitvoering van hoofdstuk III
100 VERLONING
100 VERLONING
De dagvergoedingen worden op 1 februari 2019 als volgt vastgelegd:
Aantal km. | Dagelijkse werkgevers bijdrage (5 d./week) | Aantal km. | Dagelijkse werkgevers bijdrage (5 d./week) |
1 | 1,14 | 43 - 45 | 5,93 |
2 | 1,30 | 46 - 48 | 6,29 |
3 | 1,42 | 49 - 51 | 6,59 |
4 | 1,53 | 52 - 54 | 6,79 |
5 | 1,65 | 55 - 57 | 7,05 |
6 | 1,75 | 58 - 60 | 7,36 |
7 | 1,83 | 61 - 65 | 7,60 |
8 | 1,95 | 66 - 70 | 7,99 |
9 | 2,05 | 71 - 75 | 8,27 |
10 | 2,17 | 76 - 80 | 8,80 |
11 | 2,31 | 81 - 85 | 9,08 |
12 | 2,41 | 86 - 90 | 9,46 |
13 | 2,51 | 91 - 95 | 9,89 |
14 | 2,60 | 96 - 100 | 10,13 |
15 | 2,72 | 101 - 105 | 10,51 |
16 | 2,85 | 106 - 110 | 10,92 |
17 | 2,94 | 111 - 115 | 11,34 |
1. Inhoud:
Sectoraal systeem ecocheques:
- garantie van de € 250 op jaarbasis (voor onbepaalde duur), uit te betalen in 2 schijven van € 125 op 15 juni en 15 december
- gelijke rechten voor uitzendkrachten
- uitbreiden van de gelijkgestelde periodes met het geboorteverlof
- pro rata voor in- en uitdiensttreding in de loop van de referteperiode (1/25 per week) en voor deeltijdse arbeiders
- alternatieve besteding in onderneming op gelijk welk moment mogelijk
Registratienummer: 142.828/CO/142.01 Registratiedatum: 24.11.17
Publicatie van registratie in BS:
BS:
KB:
CAO: 20.09.17
160. Sectoraal systeem ecocheques
Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2017
100 VERLONING
SECTORAALSYSTEEM ECOCHEQUES
100 VERLONING
In uitvoering van artikel 18 van het nationaal akkoord 2017-2018 van 15 juni 2017.
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.
2. Vervanging van CAO’s:
CAO 19.06.14 – Xxx.xx. 123.364/CO/142.01
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de Terugwinning van metalen.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2017 voor onbepaalde duur
HOOFDSTUK II. - Algemeen kader
Art. 2.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten overeenkomstig en in uit- voering van
- het interprofessioneel akkoord 2009-2010 van 22 december 2008;
- de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 98 gewijzigd bij de collec- tieve arbeidsovereenkomst nummer 98 bis betreffende de ecocheques, en gesloten in de Nationale Arbeidsraad van respectievelijk 20 februari 2009 en 21 december 2010;
- het koninklijk besluit van 14 april 2009 tot invoeging van een artikel 19quater in het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 november 1944 betref- fende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (Belgisch Staatsblad 20 mei 2009).
HOOFDSTUK III. - Toekenning van de ecocheques
Art. 3.
Aan elke voltijds tewerkgestelde arbeider worden jaarlijks 2 semestriële schijven van ecocheques betaald, elk ter waarde van € 125,00.
Art. 4.
De betaling van deze ecocheques vindt elk jaar opnieuw plaats op volgende tijdstippen:
- ten laatste op 15 juni en behelst de referteperiode van 1 december van het voorgaande jaar tot en met 31 mei van het lopende jaar;
- ten laatste op 15 december en behelst de referteperiode van 1 juni tot en met 30 november van het lopende jaar.
Art. 5.
De hoogste nominale waarde van de ecocheque die wordt toegekend, zoals opgenomen in artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, bedraagt
€ 10,00 per ecocheque.
Art. 6.
100 VERLONING
De ecocheque wordt op naam van de arbeider afgeleverd. Deze voorwaarde wordt geacht te zijn vervuld als de toekenning ervan en de daarop betrekking hebbende gegevens voorkomen op de individuele rekening van de arbeider, overeenkomstig de reglementering betreffende het bijhouden van sociale docu- menten.
100 VERLONING
Art. 7.
Bovendien dient op de ecocheque duidelijk te worden vermeld dat zijn geldig- heid tot 24 maanden beperkt is en dat hij slechts mag aangewend worden voor de aankoop van producten en diensten met een ecologisch karakter, zoals opgenomen in de lijst gevoegd als bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 98 bis.
Art. 8.
De ecocheques kunnen geheel noch gedeeltelijk voor geld omgeruild worden.
HOOFDSTUK IV. - Prestaties en gelijkstellingen
Art. 9.
Voor de toekenning van de ecocheques wordt per referteperiode rekening gehouden met de gewerkte dagen van de arbeider die voltijds is tewerkgesteld.
Art. 10.
Met gewerkte dagen worden gelijkgesteld alle dagen die zijn opgenomen in arti- kel 6 van de hierboven vermelde collectieve arbeidsovereenkomst nummer 98, en gewijzigd bij artikel 2 van de hierboven vermelde collectieve arbeidsovereen- komst nummer 98 bis.
Art. 11.
Uitzendkrachten, tewerkgesteld in een onderneming behorende tot het Paritair Comité voor de Terugwinning van metalen, krijgen op de hierboven vermelde tijdstippen ecocheques uitbetaald ten laste van het uitzendkantoor dat hen tewerkstelt.
Het bedrag van € 125 wordt aangepast in functie van het aantal tewerkgestelde dagen, en dit volgens het pro rata principe van in- en uitdiensttreders, zoals opgenomen in artikel 12 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
HOOFDSTUK V. - Pro rata toekenning
Art. 12.
Er wordt een pro rata uitbetaald in volgende gevallen:
- Arbeiders die in de loop van het betrokken semester in de onderneming in dienst of uit dienst treden, hebben recht op een pro rata van de semestriële schijven, a rato van 1/25e per week, met een maximum van 25/25e. Voor de toepassing van deze alinea wordt met week bedoeld, elke week waarin mini- mum 1 dag wordt gewerkt of gelijkgesteld.
- Deeltijdse arbeiders hebben recht op een pro rata in functie van de tewerkstel- lingsbreuk. De tewerkstellingsbreuk is de verhouding tussen de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de arbeider en de gemiddelde wekelijkse arbeids- duur van een voltijdse arbeider.
Art. 13.
Bij uitdiensttreding dienen de ecocheques, die pro rata worden toegekend, te worden uitbetaald ten laatste op het moment van uitdiensttreding.
HOOFDSTUK VI. - Alternatieve besteding op ondernemingsniveau
Art. 14.
Een alternatieve besteding voor deze ecocheques op ondernemingsvlak is mogelijk op gelijk welk moment op voorwaarde dat het jaarlijks bedrag van 2 x
100 VERLONING
100 VERLONING
€ 125 gegarandeerd wordt en mits een akkoord op ondernemingsvlak, en dit via een collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 15.
Een kopie van deze collectieve arbeidsovereenkomst dient ter informa- tie te worden overgemaakt aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de Terugwinning van metalen, uitdrukkelijk vermeldend “Kopie aan de Voorzitter in uitvoering van artikel 15 van de CAO omtrent ecocheques”.
Art. 16.
In de collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak dienen minstens dezelfde gelijkstellingen te worden voorzien die ook zijn opgenomen binnen het sectoraal systeem van ecocheques, zoals voorzien in artikel 10 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 17.
In de collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak dient een evaluatie te worden voorzien. Op basis van deze evaluatie moet het mogelijk zijn om nadien terug aan te sluiten op de sectorale regeling.
INHOUD
INHOUD
160-4 160-5
HOOFDSTUK VII. - Recurrentie
Art. 18.
Elke vorm van invulling van de koopkracht geldt voor onbepaalde duur. De waarde van het voordeel bedraagt € 250 per jaar (inclusief RSZ bijdragen voor werkgever en werknemer) en dit sinds 2011.
HOOFDSTUK VIII. - Geldigheid
Art. 19.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 19 juni 2014 betref- fende het sectoraal systeem eco-cheques, geregistreerd op 16 september 2014 onder het nummer 123.364/C0/142.01, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 3 april 2015 (BS 20 april 2015) .
Art. 20
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een periode van onbepaalde duur en heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2017.
Zij kan door een van de partijen worden opgezegd mits een opzeg van 6 maan- den betekend met een ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de Terugwinning van metalen en aan de onderteke- nende organisaties.
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
222. BIJKOMENDE FEESTDAGEN 230-a. SWT 2019-2020
INHOUD
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
CAO: 21.04.80 CAO: 27.05-29.06.87 | KB: 17.03.81 KB: 31.12.87 | BS: 22.05.81 BS: 29.01.88 |
1. Inhoud: | ||
Wekelijkse arbeidsduur 39 u./week vanaf 1 juni 1980 38 u./week vanaf 1 december 1988 |
210. Wekelijkse arbeidsduur
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 april 1980
VERKORTING VAN DE ARBEIDSDUUR
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
2. Duurtijd:
Vanaf 1 juni 1980 voor onbepaalde duur
Artikel 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, de werklieden en de werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
HOOFDSTUK II. – Toepassingsmodaliteiten
Art. 2.
Vanaf 1 juni 1980 wordt de arbeidsduur met één uur verkort en tot 39 uur per week verminderd.
Vanaf 1 december 1988 wordt de arbeidsduur met één uur verkort en tot 38 uur per week verminderd.
De toepassingsmodaliteiten van deze wekelijkse verkorting zijn overeen te komen in het vlak van de onderneming.
Art. 3.
De verkorting van de arbeidsduur mag geen vermindering van het loon voor gevolg hebben.
In de ondernemingen waar voor 1 januari 1980 de arbeidsduur – in om het even welke vorm – tot 39 uren per week of minder werd verkort, wordt een compen- satie gelijk een 2,56 % van de lonen per 1 juni 1980 aan de werklieden en werk- sters toegekend in een vorm op ondernemingsvlak overeen te komen.
HOOFDSTUK III. – Geldigheid
Art. 5.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juni 1980 en is gesloten voor onbepaalde tijd.
Elke ondertekenende partij mag deze collectieve arbeidsovereenkomst opzeg- gen mits een opzegging van drie maand gericht bij een ter post aangetekende brief, aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
1. Inhoud:
- Invoering beschikbaarheidstijd voor chauffeurs o Definitie van beschikbaarheidstijd
o Maximaal 1u/dag en 5u/week
o Betaald aan 100%
- Invoering ARAB-vergoeding voor chauffeurs
o €1,0063 per uur
BS:
KB:
CAO: 04.09.19
Neerlegging: - Registratiedatum: - Registratienummer: -
Publicatie registratie in het BS: -
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
211. Beschikbaarheidstijd
& ARAB-vergoeding chauffeurs
Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 september 2019
BESCHIKBAARHEIDSTIJD & ARAB-VERGOEDING CHAUFFEURS
In uitvoering van artikel 16 van het nationaal akkoord 2019 – 2020 van 26 juni 2019.
HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied
Artikel 1.
2. Vervanging/verlenging van C.A.O.’s:
CAO - KB - BS -
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen en op de chauffeurs die zij tewerkstellen.
3. Duurtijd:
Vanaf 1 oktober 2019 tot en met 31 december 2020
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder “chauffeurs” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke chauffeurs.
HOOFDSTUK II – Beschikbaarheidstijd chauffeurs
Art. 2.
§ 1. Voor de vaststelling van de arbeidsduur van chauffeurs wordt niet als arbeidstijd maar als beschikbaarheidstijd beschouwd:
1. de niet-productieve tijd gedurende dewelke een chauffeur moet wachten bij een leverancier, bij een klant of op zijn eigen opslagplaats met het oog op:
- het plaatsen, wegnemen, verwisselen of ledigen van een container;
- het beginnen laden, het beginnen ontladen;
- het verkrijgen van de benodigde transportbegeleidende documenten.
2. de wachturen in geval van een rijverbod; de pannes of beschadigingen aan de vrachtwagen voor zover de chauffeur niet verplicht is bij zijn voertuig te blijven.
§ 3. Dit systeem is van toepassing tot 31 december 2020 en onderworpen aan een sectorale evaluatie in december 2020.
HOOFDSTUK III – ARAB-vergoeding
Art. 3.
§ 1. De in artikel 1 bedoelde chauffeurs hebben recht op een A.R.A.B.- vergoeding die op 1 oktober 2019 1,0063 euro per uur bedraagt (zowel bij arbeidstijd als beschikbaarheidstijd), waarbij een begonnen uur geldt als een volledig uur. Voor overuren wordt geen A.R.A.B.-vergoeding betaald.
§ 2. De A.R.A.B.-vergoeding wordt toegekend als terugbetaling van kosten die door het personeel worden gedaan, buiten de zetel van de onderneming vermeld in het arbeidsreglement, maar die eigen zijn aan de onderneming. De A.R.A.B-vergoeding dient beschouwd te worden als terugbetaling van
« kosten eigen aan de werkgever ».
Deze vergoeding vindt haar oorsprong in de in de A.R.A.B.-voorzieningen die van toepassing zijn voor de werknemers werkzaam in de bedrijfsgebou- wen (Hoofdstuk VI, Boek III van de Codex over het Welzijn op het Werk van 28 april 2017 (BS 2 juni 2017).
§ 3. De A.R.A.B.-vergoeding wordt jaarlijks geïndexeerd op 1 januari, volgens de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 2011 betreffende de loonvorming en de in voege zijnde wettelijke bepalingen.
HOOFDSTUK IV – Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 oktober 2019 en treedt buiten werking op 31 december 2020.
1. Inhoud:
Vanaf 1 juli 2019 heeft de arbeider recht op:
- één dag anciënniteitsverlof na 15 jaar anciënniteit in de onderneming
- twee dagen anciënniteitsverlof na 20 jaar anciënniteit in de onderneming
- drie dagen anciënniteitverlof na 30 jaar anciënniteit in de onderneming.
BS:
KB:
CAO: 04.09.19
Neerlegging: - Registratiedatum: - Registratienummer: -
Publicatie registratie in het BS: -
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
221. Anciënniteitverlof
Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 september 2019
ANCIENNITEITSVERLOF
In uitvoering van artikel 14 van het nationaal akkoord 2019 – 2020 van 26 juni 2019.
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.
2. Vervanging/verlenging van XXX’x:
CAO 13.10.15 – KB 11.12.16 – BS 10.01.17
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2019 en voor onbepaalde duur
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. - Toekenningsmodaliteiten
Art. 2.
Vanaf 1 juli 2019 heeft de arbeider recht op:
- één dag anciënniteitsverlof na 15 jaar anciënniteit in de onderneming
- twee dagen anciënniteitsverlof na 20 jaar anciënniteit in de onderneming
- drie dagen anciënniteitverlof na 30 jaar anciënniteit in de onderneming.
Art. 3.
De eerste dag anciënniteitsverlof wordt toegekend in het kalenderjaar waarin de arbeider 15 jaar anciënniteit in de onderneming bereikt.
De derde dag anciënniteitsverlof wordt toegekend in het kalenderjaar waarin de arbeider 30 jaar anciënniteit in de onderneming bereikt.
Bovendien blijft de arbeider deze anciënniteitsdag(en) behouden tijdens de jaren volgend op het jaar waarin hij de vereiste anciënniteit bereikt in de onderneming.
Art. 4.
Bij overgang van de onderneming blijft de anciënniteit die de arbeider heeft opgebouwd behouden.
Art. 5.
Gunstiger regelingen op ondernemingsvlak blijven onverminderd van toepas- sing. Wanneer echter op het vlak van de onderneming de 1ste anciënniteitsdag later valt dan de sectorale regeling, dient de 1ste anciënniteitsdag te worden geënt op de sectorale regeling, met name vanaf 15 jaar anciënniteit.
Art. 6.
Elke dag van het anciënniteitverlof wordt door de werkgever betaald op basis van het normale loon, berekend met inachtneming van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen, en de hieraan aangebrachte wijzigingen.
HOOFDSTUK III. - Geldigheid
Art.7.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereen- komst van 13 oktober 2015 betreffende het anciënniteitsverlof, geregistreerd
onder het nummer 131.174/CO/142.01 en algemeen verbindend verklaard op 11 december 2016 (Belgisch Staatsblad van 10 januari 2017).
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
De collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 2011 betreffende de jubileum- dag van 22 juni 2011, geregistreerd onder het nummer 104.878/CO/142.01 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 april 2013 (Belgisch Staatsblad van 7 mei 2013) wordt opgeheven vanaf 1 juli 2019.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2019 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
INHOUD
INHOUD
221-2 221-3
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
1. Inhoud:
Toekenning communautaire feestdag 11 juli – Vlaamse gemeenschap
27 september – Franstalige gemeenschap
BS: 21.05.81
KB: 17.03.81
CAO: 21.04.80
222. Bijkomende feestdagen
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 april 1980
TOEKENNING VAN GEWESTELIJKE FEESTDAGEN
2. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 1980 voor onbepaalde duur
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Artikel 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
HOOFDSTUK II. – Toepassingsmodaliteiten
Art. 2.
Ingevolge de aanbevelingen van de Cultuurraden wordt er een speciale verlofdag toegekend:
1. op 11 juli in het Nederlands taalgebied;
2. op 27 september in het Frans taalgebied.
De datum van deze speciale verlofdag wordt voor de werklieden en werksters van het Brusselse gewest in gemeenschappelijk overleg in het vlak van de onder- neming vastgesteld en dit is eveneens het geval voor het Duits taalgebied tot er een bijzondere dag wordt vastgesteld.
Art. 3.
Indien de speciale verlofdag met een zaterdag of een zondag samenvalt, wordt hij vervangen door een andere dag in gemeenschappelijk overleg in het vlak van de onderneming vastgesteld.
De vaste lonen blijven behouden voor deze speciale verlofdag.
Art. 5.
De toepassingsmodaliteiten van deze collectieve arbeidsovereenkomst, en onder meer de binding van de werklieden en werksters aan de streek volgens hun functies of andere criteria, worden in gemeenschappelijk overleg in het vlak van de onderneming geregeld.
HOOFDSTUK III. – Geldigheid
Art. 6.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1980 en is gesloten voor onbepaalde tijd. Elke ondertekenende partij mag deze collectieve arbeidsovereenkomst opzeggen mits een opzegging van drie maand gericht bij een ter post aangetekende brief, aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
1. Inhoud:
Stelsel Werkloosheid met Bedrijfstoeslag
- Op 59 jaar – na 33 jaar beroepsloopbaan waarvan 20 jaar ploegenar- beid met nachtprestaties
- Op 59 jaar – na 33 jaar beroepsloopbaan mits zwaar beroep
- Op 59 jaar – na 35 jaar beroepsloopbaan mits zwaar beroep
- Op 59 jaar – na 40 jaar beroepsloopbaan
- Mogelijkheid tot vrijstelling van aangepaste beschikbaarheid
- Solidarisering aanvullende vergoeding in het Sociaal Fonds (bij SWT na 40 jaar loopbaan vanaf 59 jaar, bij de andere stelsels vanaf de leeftijd van 60 jaar)
Registratienummer: 152356/CO/142.01
Publicatie registratie in het BS: 22.07.19
BS:
KB:
CAO: 12.06.19
Neerlegging: 17.06.19
Registratiedatum: 28.06.19
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
230-a. SWT 2019 – 2020
Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 0000
XXXXXXX WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT)
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Artikel 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van de metalen.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan, de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
2. Duurtijd:
Van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020.
HOOFDSTUK II. – Toegepaste stelsels
SWT 59 jaar na 33 jaar beroepsverleden waarvan 20 jaar nachtarbeid.
Art. 2.
In toepassing van artikel 3 § 1 van het Koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 130 van de Nationale Arbeidsraad van 23 april 2019, wordt het recht op SWT toegekend aan de arbeiders die, op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst 59 jaar of ouder zijn en een beroep- sloopbaan van minstens 33 jaar hebben alsook minimaal 20 jaar gewerkt hebben in een nachtregeling zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990.
INHOUD
INHOUD
230-a-1
SWT 59 jaar na 33 jaar beroepsverleden mits zwaar beroep.
Art. 3.
In toepassing van artikel 3, § 1 van het Koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 130 van de Nationale Arbeidsraad van 23 april 2019, wordt het recht op SWT toegekend aan de arbeiders die op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst 59 jaar of ouder zijn en die in een zwaar beroep hebben gewerkt alsook een beroepsverleden van 33 jaar kunnen bewijzen.
Voor de toepassing van het vorige lid, moeten van de 33 jaar beroepsverleden, ofwel minstens 5 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 10 kalen- derjaren voor het einde van arbeidsovereenkomst, ofwel minstens 7 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 15 kalenderjaren voor het einde van de arbeidsovereenkomst.
Voor de omschrijving van zwaar beroep wordt verwezen naar artikel 3 § 1 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag.
Art. 4.
SWT 59 jaar na 35 jaar beroepsverleden mits zwaar beroep
Art. 5.
In toepassing van artikel 3, § 3 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 132 van de Nationale Arbeidsraad van 23 april 2019, wordt het recht op SWT toegekend aan de arbeiders die in een zwaar beroep worden tewerkgesteld die, op het ogenblik van de beëindiging van de arbeids- overeenkomst 59 jaar of ouder zijn en een beroepsverleden van 35 jaar kunnen bewijzen.
Voor de toepassing van het vorige lid, moeten van de 35 jaar beroepsverleden, ofwel minstens 5 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 10 kalen- derjaren voor het einde van arbeidsovereenkomst, ofwel minstens 7 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 15 kalenderjaren voor het einde van de arbeidsovereenkomst.
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
Voor de omschrijving van zwaar beroep wordt verwezen naar artikel 3 § 3 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag.
SWT 59 jaar na 40 jaar beroepsverleden
In toepassing van artikel 3 § 7 van het Koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 134 van de Nationale Arbeidsraad van 23 april 2019, wordt het recht op SWT toegekend aan arbeiders, die op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst 59 jaar of ouder zijn en een beroeps- verleden van 40 jaar kunnen bewijzen.
Art. 6.
Voor het SWT-stelsel zoals vermeld in artikel 6 wordt in toepassing van de col- lectieve arbeidsovereenkomst nr. 135 van 23 april 2019 de leeftijd bepaald op 59 jaar.
HOOFDSTUK III. – Vrijstelling van aangepaste beschikbaarheid
Art. 7.
In toepassing van artikel 22 § 3 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot rege- ling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kunnen de arbeiders op hun vraag vrijgesteld worden van de verplichting aangepast beschikbaar te zijn.
HOOFDSTUK IV. – Betaling van de aanvullende vergoeding
Art. 8.
De betaling van de aanvullende vergoeding en de werkgeversbijdrage voor de regeling inzake stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag zoals opgenomen in artikel 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, worden volledig ten laste genomen door het Sociaal Fonds.
Het Sociaal Fonds neemt de betaling van de aanvullende vergoedingen en de werkgeversbijdragen voor de regelingen zoals opgenomen in de artikelen 2, 3 en 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, te zijnen laste vanaf het ogenblik dat de arbeider de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt.
HOOFDSTUK V. – Geldigheid
Art. 9.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2019 en treedt buiten werking op 31 december 2020.
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
1. Inhoud:
SWT in 2021 – 2022
- SWT op 59 jaar na 33 jaar loopbaan, waarvan 20 jaar nachtarbeid
- SWT op 59 jaar na 33 jaar loopbaan, mits zwaar beroep. Minstens 5 jaar in een zwaar beroep gewerkt hebben in de laatste 10 jaar of 7 jaar in de laatste 15 jaar.
- SWT op 59 jaar na 35 jaar loopbaan, mits zwaar beroep. Minstens 5 jaar in een zwaar beroep gewerkt hebben in de laatste 10 jaar of 7 jaar in de laatste 15 jaar.
- SWT op 59 jaar na 40 jaar loopbaan
Registratienummer: 152.357/CO/142.01
Publicatie registratie in het BS: 22.07.19
BS:
KB:
CAO: 12.06.19
Neerlegging: 17.06.19
Registratiedatum: 22.08.19
230-b. SWT 2021
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 0000
XXXXXXX WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG 2021 (SWT)
HOOFDSTUK I. – TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van de metalen.
2. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2022, met uitzondering van de mogelijkheid tot vrijstelling van aangepaste beschikbaarheid die geldt tot 31 december 2022.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan, de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. – TOEGEPASTE STELSELS
SWT 59 jaar na 33 jaar beroepsverleden waarvan 20 jaar nachtarbeid.
Art. 2.
In toepassing van artikel 3, § 1 van het Koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 138 van de Nationale Arbeidsraad van 23 april 2019, wordt het recht op SWT toegekend aan de arbeiders die, op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst 59 jaar of ouder zijn en een beroep- sloopbaan van minstens 33 jaar hebben alsook minimaal 20 jaar gewerkt hebben in een nachtregeling zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990.
SWT 59 jaar na 33 jaar beroepsverleden mits zwaar beroep.
Art. 3.
In toepassing van artikel 3, § 1 van het Koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 138 van de Nationale Arbeidsraad van 23 april 2019, wordt het recht op SWT toegekend aan de arbeiders die op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst 59 jaar of ouder zijn en die in een zwaar beroep hebben gewerkt alsook een beroepsverleden van 33 jaar kunnen bewijzen.
Voor de toepassing van het vorige lid, moeten van de 33 jaar beroepsverleden, ofwel minstens 5 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 10 kalen- derjaren voor het einde van arbeidsovereenkomst, ofwel minstens 7 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 15 kalenderjaren voor het einde van de arbeidsovereenkomst.
Voor de omschrijving van zwaar beroep wordt verwezen naar artikel 3 § 1 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag.
Art. 4.
Voor de SWT-stelsels zoals vermeld in artikel 2 en 3 wordt in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 139 van 23 april 2019 de leeftijd bepaald op 59 jaar.
SWT 59 jaar na 35 jaar beroepsverleden mits zwaar beroep
Art. 5
In toepassing van artikel 3, § 3 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 140 van de Nationale Arbeidsraad van 23 april 2019, wordt het recht op SWT toegekend aan de arbeiders die in een zwaar beroep
worden tewerkgesteld die, op het ogenblik van de beëindiging van de arbeids- overeenkomst 59 jaar of ouder zijn en een beroepsverleden van 35 jaar kunnen bewijzen.
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
Voor de toepassing van het vorige lid, moeten van de 35 jaar beroepsverleden, ofwel minstens 5 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 10 kalen- derjaren voor het einde van arbeidsovereenkomst, ofwel minstens 7 jaar een zwaar beroep behelzen gelegen in de laatste 15 kalenderjaren voor het einde van de arbeidsovereenkomst.
Voor de omschrijving van zwaar beroep wordt verwezen naar artikel 3 § 3 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag.
In toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 140 van 23 april 2019 wordt de leeftijd bepaald op 59 jaar.
SWT 59 jaar na 40 jaar beroepsverleden
Art. 6.
In toepassing van artikel 3 § 7 van het Koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 141 van de Nationale Arbeidsraad van 23 april 2019, wordt het recht op SWT toegekend aan arbeiders die, op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst 59 jaar of ouder zijn en een beroeps- verleden van 40 jaar kunnen bewijzen.
Art. 7.
Voor het SWT-stelsel zoals vermeld in artikel 6 wordt in toepassing van de col- lectieve arbeidsovereenkomst nr. 142 van 23 april 2019 de leeftijd bepaald op 59 jaar.
HOOFDSTUK III. – Vrijstelling van aangepaste beschikbaarheid
Art. 8.
In toepassing van artikel 22 § 3 van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot rege- ling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag kunnen de arbeiders op hun vraag vrijgesteld worden van de verplichting aangepast beschikbaar te zijn.
HOOFDSTUK IV. – Betaling van de aanvullende vergoeding
Art. 9.
De betaling van de aanvullende vergoeding en de werkgeversbijdrage voor de regeling inzake stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag zoals opgenomen in artikel 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, worden volledig ten laste genomen door het Sociaal Fonds.
Het Sociaal Fonds neemt de betaling van de aanvullende vergoedingen en de werkgeversbijdragen voor de regelingen zoals opgenomen in de artikelen 2, 3 en 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, te zijnen laste vanaf het ogenblik dat de arbeider de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt.
HOOFDSTUK V. – Geldigheid
Art. 10.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2021 en treedt buiten werking op 30 juni 2021, met uitzondering van artikel 8 dat buiten werking treedt op 31 december 2022.
INHOUD
230-b-4
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
1. Inhoud:
Invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de onderneming Voorwaarde: moet positieve weerslag hebben op de werkgelegenheid Voorafgaande informatie:
Werkgever moet 1 maand voor de start van de ondernemingsonderhan- delingen schriftelijk informatie verstrekken over:
- soort arbeidssysteem
- factoren die invoering ervan rechtvaardigen
Onderhandeling op ondernemingsniveau:
- in bedrijven met vakbondsafvaardiging: CAO tussen werkgever en alle vakbonden in de onderneming
- in bedrijven zonder vakbondsafvaardiging: CAO tussen werknemers- organisaties van het PC
Toepassing:
- enkel op vrijwillige basis
- enkel voor werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaal- de duur
Registratienummer: 48.949/CO/142.01 Registratiedatum: 20.08.98
Publicatie van registratie in BS: 25.09.98
BS: 11.11.00
KB: 17.09.00
CAO: 08.07.98
242. Nieuwe arbeidsregelingen
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 1998
NIEUWE ARBEIDSREGELINGEN
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Artikel 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
Art. 2.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder “werklieden” verstaan: de werklieden en de werksters.
HOOFDSTUK II. – Draagwijdte en toepassingssfeer van de overeenkomst
Art. 3.
2. Duurtijd:
Vanaf 8 juli 1998 voor onbepaalde duur
In uitvoering van artikel 7 a) en b) van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 van 2 juni 1987, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de invoe- ring van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 juni 1987 (Belgisch Staatsblad van 26 juni 1987), beslissen de partijen dat de onderhandelingen over de inhoud van nieuwe arbeidsregelingen, gelet op de verscheidenheid van de sector, kunnen gevoerd worden op ondernemingsvlak, en dit vanaf 1 januari 1993.
Onder nieuwe arbeidsregelingen worden verstaan de regelingen omschreven overeenkomstig de wet van 17 maart 1987 (Belgisch Staatsblad van 12 juni
INHOUD
INHOUD
242-1
HOOFDSTUK III. – Weerslag op de werkgelegenheid
Art. 4.
De invoering van de nieuwe arbeidsregeling moet een positieve weerslag hebben op de werkgelegenheid met name:
- toename van het aantal tewerkgestelde arbeiders met extra aandacht voor de aanwerving van personen behorende tot de “risicogroepen”;
- de vermindering van het aantal dagen gedeeltelijke werkloosheid of de ver- mindering van het aantal in uitzicht gestelde ontslagen in het kader van de procedure voor collectief ontslag;
- andere evenwaardige, onderhandelende alternatieven.
HOOFDSTUK IV. – Voorafgaande informatie
Art. 5.
Wanneer de werkgever voornemens is een nieuwe arbeidsregeling in te voeren moet hij minstens 1 maand voorafgaandelijk aan de ondernemingsonderhande- ling schriftelijk informatie verstrekken aan de vakbondsafvaardiging en bij ont- stentenis aan de werknemers van zijn onderneming en de vertegenwoordigers van de vakbonds- en werkgeversorganisaties in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, dit laatste door een aangetekend schrijven aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
De informatie moet betrekking hebben op het soort arbeidssysteem en de facto- ren die de invoering ervan rechtvaardigen.
HOOFDSTUK V. – Onderhandeling op ondernemingsniveau
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
Art. 6.
De onderhandeling op ondernemingsvlak moet ten minste betrekking hebben op de hierna volgende elementen:
- de regeling inzake organisatie van de arbeidstijd, waaronder met name de arbeidsduur, de werktijden, de rustpauzes en de rusttijden;
- de arbeidsvoorwaarden met bijzondere aandacht voor de relatie arbeid-gezin;
- modaliteiten inzake de positieve weerslag op de werkgelegenheid;
- wanneer er een vakbondsafvaardiging bestaat, de vakbondsvertegenwoordi- ging rekening houdend met de arbeidsregeling overeenkomstig artikel 8, 2° en 6° van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 van 24 mei 1971, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende het statuut van de vakbondsafvaar- digingen van het personeel der ondernemingen;
- de modaliteiten betreffende de periodieke evaluatie van en controle op de nieuwe regeling;
- de consequenties van de nieuwe arbeidsregeling op de sociale zekerheid van de betrokken werknemers;
- de modaliteiten van individueel en/of collectieve terugstap naar de vroegere arbeidsregeling;
- de modaliteiten inzake vorming en opleiding van de betrokken werknemers.
Art. 7.
Indien er in de onderneming een vakbondsafvaardiging voor arbeiders bestaat, kan de nieuwe arbeidsregeling maar gebeuren door tussen de werkgever en alle representatieve werknemersorganisaties die in de vakbondsafvaardiging verte- genwoordigd zijn, een collectieve arbeidsovereenkomst af te sluiten in de zin van
de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomst en de paritaire comités.
Art. 8.
Indien er in de onderneming geen vakbondsafvaardiging voor arbeiders bestaat, kan de nieuwe arbeidsregeling maar gebeuren door xxxxxxx met de representa- tieve werknemersorganisaties van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, een collectieve arbeidsovereenkomst af te sluiten in de zin van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
Art. 9.
Ondernemingsovereenkomsten die een volgens de wet van 17 maart 1987, arti- kel 2, 1°, 2° of 5° toegelaten afwijking beogen van de volgende wettelijke bepa- lingen:
het verbod van zondagsarbeid en de termijn voor toekenning van inhaalrust, voorgeschreven door respectievelijk de artikelen 11 en 16, eerste lid van de Arbeidswet van 16 maart 1971;
het verbod van arbeid op feestdagen, de verplichting om feestdagen die met een zondag of een gewone inactiviteitsdag samenvallen te vervangen door een gewone activiteitsdag en de verplichting om de inhaalrust, toegekend na arbeid verricht op een feestdag, aan te rekenen op de arbeidsduur voorgeschreven door de artikel 4, 6, 10 en 11, vierde lid van de wet van 4 januari 1974 betref- fende de feestdagen;
kunnen slechts worden afgesloten, na voorafgaande goedkeuring van die afwij- king door het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
Art. 10.
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
In afwijking van de artikelen 11 en 12 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen worden de bepalingen van de collectieve arbeids- overeenkomst, zoals omschreven in de artikelen 6 en 7 van deze collectieve arbeidsovereenkomst die het arbeidsreglement wijzigen, in dit reglement inge- voerd zodra deze collectieve arbeidsovereenkomst werd neergelegd op de Griffie van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
HOOFDSTUK VI. – Toepassingsmodaliteiten
Art. 11.
De bij de invoering van de nieuwe arbeidsregeling betrokken werknemers moeten tewerkgesteld zijn in het kader van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur.
Art. 12.
De inschakeling van de werknemers in de nieuwe arbeidsregeling mag slechts gebeuren op vrijwillige basis.
Art. 13.
Aan de werknemers wordt werkzekerheid geboden, dit wil zeggen dat er niet zal overgegaan worden tot afdanking om economische redenen of motieven van reorganisatie.
Indien deze redenen toch zouden worden ingeroepen zal de werkgever eerst alle andere middelen tot herverdeling van de arbeid, met inbegrip van gedeeltelijke werkloosheid, inschakelen.
Indien nodig zal hij overgaan tot een bespreking met de vakbondsafvaardiging of bij ontstentenis met de representatieve werknemersorganisaties teneinde andere maatregelen te treffen.
INHOUD
INHOUD
242-4 242-5
HOOFDSTUK VII. – Sectorale evaluatie
Art. 14.
Tegelijkertijd met de neerlegging van de ondernemingsovereenkomst, zoals omschreven bij de artikelen 6, 7 en 8, wordt een afschrift van de afgesloten overeenkomst overgemaakt aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen. Deze informatie gebeurt bij aangetekend schrijven.
Art. 15.
Na het verstrijken van een periode van 18 maanden, te rekenen vanaf 20 maart 1998, zal in het Paritair Subcomité overgegaan worden tot een evaluatie van de in de ondernemingen toegepaste arbeidsregelingen in de zin van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 van 2 juni 1987 en de wet van 17 maart 1987, ver- meld in artikel 3.
Deze evaluatie zal zowel de gevolgde procedure als de inhoud en de gevolgen van de arbeidsregelingen betreffen.
Deze evaluatie kan eventueel leiden tot het afsluiten van een aanvullende secto- rale collectieve arbeidsovereenkomst.
HOOFDSTUK VIII. – Uitzonderingen
Art. 16.
De ondernemingsovereenkomsten betreffende de versoepeling van de arbeids- duur en/of speciale tijdsregelingen afgesloten vóór 20 maart 1998 mogen worden behouden en verder worden toegepast.
HOOFDSTUK IX. – Duurtijd
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
Art. 17.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 8 juli 1998 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan worden opgezegd op verzoek van één der ondertekenende partijen, mits inachtneming van een opzeggingstermijn van 6 maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité.
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
1. Inhoud:
Sectorale omkadering van de regimes met nachtprestaties
- Omkaderingsmaatregelen: o Principe van vrijwilligheid
o Enkel voor werknemers met een contract van onbepaalde duur
o Terugkeerrecht voor zwangere werkneemsters en voor alle werk- nemers omwille van ernstige medische, familiale en sociale redenen
o Gelijke behandeling voor mannen en vrouwen
- Procedure bij invoering van nieuwe regimes met nachtprestaties:
o Voorafgaandelijk informatie en motivatie door werkgever
o Ondernemingen met vakbondsafvaardiging: CAO op onder- nemingsvlak is noodzakelijk (ondertekend door alle vakbonden)
o Ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging: goedkeuring door het PC over resultaten van besprekingen met de werknemers
Registratienummer: 49.216/CO/142.01 Registratiedatum: 01.10.98
Publicatie van registratie in BS: 13.11.98
BS: 21.12.00
KB: 23.11.00
CAO: 09.09.98
247. Nachtarbeid
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
Collectieve arbeidsovereenkomst van 9 september 1998
SECTORALE OMKADERING VAN DE REGIMES MET NACHTARBEID
HOOFDSTUK I. – Inleidende bepalingen
Artikel 1. – Toepassingsgebied
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “werklieden” verstaan, de werklieden en werksters.
Art. 2. – Voorwerp
2. Duurtijd:
Vanaf 8 april 1998 voor onbepaalde duur
De collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in toepassing van de wet betreffende de nachtarbeid van 17 februari 1997 en het koninklijk besluit van 16 april 1998 tot uitvoering van voornoemde wet en van de collectieve arbeidsover- eenkomst nr. 46 betreffende de begeleidingsmaatregelen voor ploegenarbeid met nachtprestaties alsook andere vormen van arbeid met nachtprestaties en nr. 49 betreffende de waarborg van een specifieke financiële vergoeding ten gunste van de werknemers die zijn tewerkgesteld in het kader van ploegenarbeid met nachtprestaties of andere vormen van arbeid met nachtprestaties.
Partijen maken toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 betref- fende het invoeren van nieuwe arbeidsregelingen in ondernemingen en verkrijgen aldus een afwijking op het verbod om nachtarbeid te verrichten, zoals bepaald in artikel 35 van de Arbeidswet van 16 maart 1997 althans wat betreft de regimes met nachtprestaties ingevoerd na 8 april 1998.
INHOUD
INHOUD
247-1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt de omkaderingsmaatregelen die gelden bij:
- het openstellen vanaf 8 april 1998 van regimes met nachtprestaties, toepasse- lijk voor mannelijke werklieden vóór 8 april 1998, voor vrouwelijke werklieden;
- de invoering van regimes met nachtprestaties na 8 april 1998, voor zowel mannelijke als vrouwelijke werklieden.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt eveneens de te volgen procedure bij de invoering van regimes met nachtprestaties.
Onder nachtarbeid wordt verstaan de prestaties gewoonlijk verricht tussen 20 en 6 uur met uitsluiting van:
- prestaties uitsluitend verricht tussen 6 en 24 uur;
- prestaties die gewoonlijk vanaf 5 uur ’s morgens worden aangevat.
Art. 3. – Positieve weerslag op de tewerkstelling
De invoering van regimes met nachtprestaties moet een positieve weerslag hebben op de werkgelegenheid. Die positieve weerslag kan met name het gevolg zijn van een toename van het aantal tewerkgestelde werklieden, van de vermindering van het aantal dagen tijdelijke werkloosheid of van de vermindering van het aantal in het vooruitzicht gestelde ontslagen in het kader van de proce- dure die voor collectieve ontslag is vastgesteld.
HOOFDSTUK II. – Omkaderingsmaatregelen
Art. 4. – Vrijwilligheid
Zowel bij aanwerving als bij overschakeling naar een regime met nachtprestaties moet het principe van de vrijwilligheid worden toegepast op de werklieden.
Conform de bepalingen van artikel 2 – voorwerp van huidige collectieve arbeids- overeenkomst, hebben werklieden recht op een proefperiode van zes maanden
gedurende welke zij een einde kunnen maken aan hun tewerkstelling met nacht- prestaties door middel van een opzegging van zeven dagen.
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
Bij overschakeling naar een arbeidsregime met nachtprestaties is er een terug- keerrecht naar de vroegere werkpost.
Art. 5. – Contractvormen
De werklieden die betrokken zijn bij de invoering van regimes met nachtpres- taties moeten tewerkgesteld zij in het kader van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.
Art. 6. – Zwangere arbeidsters
De zwangere arbeidster, tewerkgesteld in een arbeidsregeling met nachtpres- taties, heeft het recht om, na schriftelijk verzoek, gestaafd door medisch attest, in een arbeidsregeling zonder nachtprestaties te worden tewerkgesteld met behoud van minimum het inkomen verbonden aan nachtprestaties en dit tot drie maanden na de bevallingsrust.
Art. 7. – Terugkeerrecht
De werklieden tewerkgesteld met nachtprestaties hebben het recht tijdelijk of definitief terug te keren naar een arbeidsregime zonder nachtprestaties omwille van medische, familiale en sociale redenen.
Art. 8. – Gelijke behandeling
In regimes met nachtprestaties geldt het principe van gelijk loon en gelijke functie- classificaties voor mannelijke en vrouwelijke werklieden.
De werklieden tewerkgesteld in regimes met nachtprestaties kunnen op hun ver- zoek bij voorrang een vacante betrekking met dagprestaties verkrijgen inzoverre zij aan de vereiste kwalificaties voldoen.
HOOFDSTUK III. – Procedure bij invoering van nieuwe regimes met nachtprestaties
Art. 9. – Voorafgaandelijke informatie en motivatie
Wanneer de werkgever voornemens is nachtarbeid in te voeren moet hij voor- afgaandelijk aan de werklieden schriftelijke informatie verstrekken omtrent het soort arbeidsregeling die hij wil invoeren en omtrent de factoren die de invoe- ring ervan rechtvaardigen. Ook de concrete omkaderingsmaatregelen voorzien in hoofdstuk II van deze collectieve arbeidsovereenkomst en de concrete uur- roosters worden besproken met de leden van de vakbondsafvaardiging of bij ontstentenis met de individuele werklieden.
Art. 10. – Procedure bij ondernemingen met vakbondsafvaardiging
Is er een vakbondsafvaardiging, dan kan een arbeidsregeling met nachtpresta- ties maar worden ingevoerd mits er tussen de werkgever en alle organisaties die in deze vakbondsafvaardiging vertegenwoordigd zijn, een collectieve arbeids- overeenkomst wordt gesloten in de zin van de Wet van 5 december 1968 betref- fende de collectieve arbeidsovereenkomsten en paritaire comités.
Art. 11. – Procedure bij ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging
In de ondernemingen waar geen vakbondsafvaardiging bestaat worden de resultaten van besprekingen met de werklieden zoals voorzien in artikel 9 ter goedkeuring van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen (PSC 142.01) voorgelegd.
Xxxxxxx van eenparig advies van het betrokken paritair subcomité wordt het regime automatisch ingeschreven in het arbeidsreglement.
HOOFDSTUK IV. – Slotbepalingen
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
200 ARBEIDSTIJD: WEEK, JAAR, LOOPBAAN
Art. 12. – Jaarlijkse evaluatie
Ondertekenende partijen zullen jaarlijks en voor de eerste keer één jaar na de inwerkingtreding van huidige collectieve arbeidsovereenkomst, de toepassing ervan in het Paritair Subcomité evalueren.
Art. 13. – Duurtijd
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 8 april 1998 en is gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan door één van de partijen worden opge- zegd mits een opzeg van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
INHOUD
INHOUD
247-4 247-5
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
INHOUD
1. Inhoud:
- Recht op betaalde afwezigheid bij huwelijk, geboorte, adoptie, overlij- den, communie, feest van de “vrijzinnige jeugd” en bepaalde burger- lijke verplichtingen
- Uitbreiding periode van opname bij overlijden familielid in de eerste graad: tot dertig dagen vanaf de dag voorafgaand aan het overlijden
BS:
KB:
CAO: 04.09.19
Neerlegging: Registratiedatum: Registratienummer:
Publicatie registratie in het BS:
310. Kort verzuim
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 september 2019
KORT VERZUIM
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
In uitvoering van artikel 13 van het nationaal akkoord 2019-2020 van 26 juni 2019.
HOOFDSTUK I. – TOEPASSINGSGEBIED
Art. 1.
2. Vervanging van CAO’s:
CAO 19.06.14 – KB 15.07.15 – BS: 18.08.15
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2019 voor onbepaalde duur.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. – Voorwerp
Art. 2.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in toepassing van
1. het koninklijk besluit betreffende het behoud van het normaal loon van de werklieden, de dienstboden, de bedienden en de werknemers aangeworven voor de dienst op binnenschepen, voor afwezigheidsdagen ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke plichten of van burgerlijke opdrachten van 28 augustus 1963 (Belgisch Staatsblad van 11 september 1963) en alle latere wijzigingen;
2. het koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collec- tieve arbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad betreffende het behoud van het normale loon van de werknemers voor de afwezigheids-
INHOUD
INHOUD
310-1
3. de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, van 10 februari 1999, betreffende het behoud van het normaal loon van de werknemers voor de afwezigheidsdagen ter gelegenheid van het overlijden van overgrootouders en achterkleinkinderen;
4. de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, van 17 november 1999, betreffende het behoud van het normaal loon van wettelijk samenwonende werknemers voor de afwezigheidsdagen ter gele- genheid van bepaalde familiegebeurtenissen;
5. de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegen- heid en kwaliteit van het leven (Belgisch Staatsblad van 15 september 2001);
6. de Programmawet van 9 juli 2004 (Belgisch Staatsblad van 15 juli 2004) en in uitvoering daarvan, artikel 30ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
7. artikel 133 van de programmawet van 22 december 2008 (Staatsblad van 29 december 2008 4de uitg.).
8. de wet van 13 april 2011 tot wijziging, wat betreft de meeouders, van de wet- geving inzake het geboorteverlof (Staatsblad van 10 mei 2011).
HOOFDSTUK III. – Reden en duur van de afwezigheid
Art. 3.
Ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor vervulling van staatsburger- lijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten welke hierna opgesomd zijn, hebben de in artikel 1 bedoelde arbeiders het recht, met behoud van hun nor- maal loon, van het werk afwezig te zijn voor een als volgt bepaalde duur:
1. Afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning of ondertekenen en officieel neerleggen van een samenlevingscontract: één dag, de dag van het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning of van het onderte- kenen en officieel neerleggen van het samenlevingscontract.
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
2. Huwelijk van de arbeider: drie dagen te kiezen door de arbeider tijdens de week waarin de gebeurtenis plaatsgrijpt of tijdens de daaropvolgende week.
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
Onverminderd gunstiger bepalingen van individuele arbeidsovereenkomsten of onderneming akkoorden, wordt dit recht beperkt tot het aantal dagen inge- steld door het Koninklijk Besluit van 28 augustus 19631 indien de arbeider op een later ogenblik in het huwelijk treedt met de partner met wie hij het afleg- gen van een verklaring van wettelijke samenwoning of het samenlevingscon- tract heeft aangegaan waarvoor hij werkelijk van het werk afwezig is geweest krachtens punt 1. hierboven.
3. De dag van het huwelijk, voor het huwelijk:
- van een kind van de arbeider of van zijn echtgeno(o)t(e);
- van een regelmatig door hem opgevoed kind;
- van een broer of zuster;
- van een schoonbroer of schoonzuster;
- van zijn vader of moeder; van de grootvader of grootmoeder;
- van de schoonvader of schoonmoeder;
- van de stiefvader of stiefmoeder;
- van een kleinkind van de arbeider;
- van de schoonbroer of de schoonzuster van de echtgeno(o)t(e) van de arbeider;
- van gelijk welk ander familielid van de arbeider. Voor dit familielid geldt uitzonderlijk de voorwaarde dat deze onder hetzelfde dak als dat van de arbeider dient te wonen.
1 KB van 28 augustus 1963 betreffende het behoud van het normaalloon van de werklieden, de dienstboden, de bedienden en de werknemers aangeworven voor de dienst op binnenschepen, voor afwezigheidsdagen ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten (MB 11.09.1963).
4. De dag van de plechtigheid bij een priesterwijding of intrede in het klooster:
- van een kind van de arbeider of van zijn echtgeno(o)t(e);
- van een regelmatig door hem opgevoed kind;
- van een kleinkind;
- van een broer of zuster;
- van een schoonbroer of schoonzuster van de arbeider;
- van een schoonbroer of een schoonzuster van de echtgeno(o)t(e) van de arbeider;
- van gelijk welk ander familielid van de arbeider. Voor dit familielid geldt uitzonderlijk de voorwaarde dat deze onder hetzelfde dak als dat van de arbeider dient te wonen.
5. Geboorte van een kind waarvan de afstamming langs de zijde van de arbeider vaststaat: tien dagen voor de arbeider te kiezen binnen vier maanden te reke- nen vanaf de dag der bevalling, waarvan de eerste drie dagen met behoud van zijn normaalloon, en de volgende zeven dagen met een uitkering in het raam van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
Hetzelfde recht komt, onder de voorwaarden en modaliteiten die op art. 30
§ 2 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten zijn vastgesteld, toe aan de arbeider van wie de afstamming die in de vorige alinea wordt beoogd, niet kan worden vastgesteld maar die, op het moment van de geboorte:
- gehuwd is met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat;
- wettelijk samenwoont met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en niet is verbon- den door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksver- bod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen;
- sedert een onafgebroken periode van drie jaar voorafgaand aan de geboorte op permanente en affectieve wijze samenwoont met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en niet is verbonden door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen. Het bewijs van samenwoning en hoofdverblijf wordt geleverd aan de hand van een uittreksel uit het bevolkingsregister
6. Overlijden van de echtgenoot of echtgenote, van een kind van de arbeider of van zijn echtgeno(o)t(e), van een door de arbeider opgevoed kind, van de vader, moeder, schoonvader, stiefvader, schoonmoeder of stiefmoeder van de arbeider: vijf dagen door de arbeider te kiezen gedurende een periode van 30 dagen vanaf de dag voorafgaand aan het overlijden.
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
7. Overlijden van een broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, van de groot- vader, de overgrootvader, de grootmoeder, de overgrootmoeder, van een kleinkind, een achterkleinkind, schoonzoon of schoondochter, die bij de arbeider inwoont: twee dagen door de arbeider te kiezen gedurende een periode van 30 dagen vanaf de dag voorafgaand aan het overlijden.
8. Overlijden van een broer, zuster xxxxxxxxxxx, schoonzuster, van de groot- vader, overgrootvader, de grootmoeder, de overgrootmoeder, van een kleinkind, een achterkleinkind, schoonzoon of schoondochter die niet bij de arbeider inwoont: de dag van de begrafenis.
9. Overlijden van gelijk welke bloedverwant wonend onder hetzelfde dak als dat van de arbeider, van de voogd(es) van de minderjarige arbeider of van het minderjarig kind voor wie de arbeider als voogd optreedt: de dag van de begrafenis.
10. Plechtige communie van een wettig, gewettigd, aangenomen of natuurlijk erkend kind van de arbeider of van zijn echtgeno(o)t(e) of van een regelmatig door de arbeider opgevoed kind: één dag te kiezen door de arbeider, tijdens de week waarin de gebeurtenis plaatsheeft of tijdens de daaropvolgende week.
11. Deelneming van een wettig, gewettigd, aangenomen of natuurlijk erkend kind van de arbeider of van zijn echtgeno(o)t(e) of van een regelmatig door de arbeider opgevoed kind aan het feest van de “vrijzinnige jeugd” daar waar dat feest plaatsheeft: één dag te kiezen door de arbeider, tijdens de week waarin de gebeurtenis plaatsheeft of tijdens de daaropvolgende week.
12. Verblijf van de dienstplichtige arbeider in een rekruterings- en selectiecen- trum of in een militair hospitaal ten gevolge van zijn verblijf in een rekrute- rings-selectiecentrum: de nodige tijd met een maximum van drie dagen.
14. Deelneming aan een officieel bijeengeroepen bijeenkomst van de familie- raad: de nodige tijd met een maximum van één dag.
15. Deelneming aan een jury, oproeping als getuige voor de rechtbank of per- soonlijke verschijning op aanmaning van de arbeidsrechtbank: de nodige tijd met een maximum van vijf dagen.
16. Uitoefening van het ambt van bijzitter in een hoofdstembureau of enig stem- bureau bij de parlements-, provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen.
17. Uitoefening van het ambt van bijzitter in een hoofdbureau voor stemopne- ming bij de parlements-, provincieraads-, en gemeenteraadsverkiezingen: de nodige tijd met een maximum van vijf dagen.
18. Uitoefening van het ambt van bijzitter in één van de hoofdbureaus bij de verkiezingen van het Europees Parlement: de nodige tijd met een maximum van vijf dagen.
19. Het onthaal van een kind in het gezin van de arbeider in het kader van een adoptie: drie dagen naar keuze van de arbeider in de maand volgend op de inschrijving in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de werkman zijn verblijfplaats heeft, als deel uitmakend van zijn gezin
Art. 4.
§ 1. Voor de toepassing van artikel 3.3., artikel 3.4.en artikel 3.6. wordt het aan- genomen of natuurlijk kind gelijkgesteld met het wettig of gewettigd kind.
§ 2. Voor de toepassing van artikel 3.7. en 3.8. worden de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader, overgrootvader, de grootmoeder en de over-
grootmoeder van de echtgeno(o)t(e) van de arbeider gelijkgesteld met de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader, de overgrootvader, de groot- moeder en de overgrootmoeder van de arbeider.
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
Art. 5.
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
Voor de toepassing van de bepalingen van artikel 3 van deze collectieve arbeids- overeenkomst, wordt de persoon die samenwoont met de arbeider en van zijn gezin deel uitmaakt, gelijkgesteld met de echtgenoot of echtgenote.
Art. 6.
Voor de toepassing van artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden alleen als afwezigheidsdagen beschouwd de gewone werkdagen waar- voor de arbeider aanspraak had mogen maken op het loon, indien hij door de redenen voorzien bij hetzelfde artikel 3 niet belet was geweest te werken.
Het normaal loon wordt berekend met inachtneming van de besluiten genomen ter uitvoering van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen.
Art. 7.
Voor de toepassing van artikel 3.5 kunnen de eerste drie dagen afwezigheid ook in halve dagen worden opgenomen. Indien voor ploegenarbeid dit niet kan worden toegepast om organisatorische redenen, dient op ondernemingsvlak een oplossing te worden gezocht.
Art. 8.
§ 1. Voor de toepassing van artikel 3.19 hebben, conform de Programmawet van 9 juli 2004 (Belgisch Staatsblad van 15 juli 2004) en in uitvoering daar- van, artikel 30ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereen- komsten, de arbeiders het recht om afwezig te zijn van het werk:
- indien het kind drie jaar of ouder is bij aanvang van het verlof: vier weken ononderbroken en naar keuze van de arbeider, aanvangend binnen de twee maanden volgend op de inschrijving in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de arbeider zijn verblijfplaats heeft, als deel uitmakend van zijn gezin.
§ 2. De afwezigheidsperiodes, zoals bepaald in § 1. van onderhavig artikel, worden verdubbeld tot respectievelijk 12 of 8 weken, indien het kind getrof- fen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 % of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving op de kinderbijslag.
§ 3. De afwezigheidsperiodes, zoals bepaald in § 1. en § 2. van onderhavig artikel, dienen aan te vangen binnen de twee maanden volgend op de inschrijving in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de arbeider zijn verblijfplaats heeft, als deel uitmakend van zijn gezin.
HOOFDSTUK IV. – Slotbepalingen
Art. 9
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereen- komst van 19 juni 2014 inzake kort verzuim, geregistreerd onder het nummer 123.363/CO/142.01 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 juli 2015 (Belgisch Staatsblad van 18 augustus 2015).
Art. 10
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2019 en wordt gesloten voor onbepaalde duur
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
Zij kan door een van de partijen worden opgezegd mits een opzeg van 3 maan- den betekend met een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen en aan de onderteke- nende organisaties.
1. Inhoud:
Voor arbeidsovereenkomsten vanaf 1 januari 2014 wordt voor de opzeg- termijnen geen onderscheid meer gemaakt tussen arbeiders en bedien- den. De opzegtermijn wordt bepaald op basis van het criterium anciën- niteit binnen de onderneming op het ogenblik dat de opzegtermijn ingaat (zie publicatie metaalrecuperatie 2015-2016).
Voor arbeiders die reeds in dienst waren vóór 1 januari 2014 bestaat de berekening van de opzegtermijn in 2 delen die bij mekaar moeten worden opgeteld.
Deel 1: opzegtermijn op basis van de anciënniteit verworven op 31 de- cember 2013 en rekening houdend met de sectorale bepalingen die op dat moment van toepassing waren (KB 14.12.12 – BS 07.01.13).
Algemeen regime
Anciënniteit | Werkgever | Werknemer |
-6 maanden | 35 dagen | 14 dagen |
6 maanden - 5 jaar | 40 dagen | 14 dagen |
5 - 9 jaar | 48 dagen | 21 dagen |
10 -14 jaar | 64 dagen | 21 dagen |
15 - 19 jaar | 97 dagen | 21 dagen |
+ 20 jaar | 129 dagen | 28 dagen |
Verkorte opzegtermijnen bij SWT (vroegere brugpensioen)
Anciënniteit | Werkgever |
- 6 maanden | 28 dagen |
6 maanden - 19 jaar | 32 dagen |
+ 20 jaar | 64 dagen |
Deel 2: opzegtermijn op basis van de anciënniteit verworven vanaf 1 ja- nuari 2014 volgens de nieuwe opzegtermijnen die gelden vanaf 1 januari 2014 (zie publicatie metaalrecuperatie 2015-2016).
320. Opzeggingstermijnen
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
Koninklijk besluit van 14 december 2012
OPZEGGINGSTERMIJNEN
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
Artikel 1.
Dit besluit is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen ressorteren en op hun werklieden op wie artikel 65/1 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeids- overeenkomsten van toepassing is.
Art. 2.
§ 1. In afwijking van de bepalingen van artikel 59, tweede en derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, wordt, de na te leven opzeggingstermijn vastgesteld op:
– vijfendertig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en veer- tien dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat, wat de werk- lieden betreft die minder dan zes maanden anciënniteit in de onderneming tellen;
– veertig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en veertien dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat, wat de werklieden betreft die tussen zes maanden en minder dan vijf jaren anciënniteit in de onderneming tellen;
– achtenveertig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en eenentwintig dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat, wat de werklieden betreft die tussen vijf en minder dan tien jaren anciënniteit in de onderneming tellen;
– zevenennegentig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en eenentwintig dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat, wat de werklieden betreft die tussen vijftien en minder dan twintig jaren anciën- niteit in de onderneming tellen;
– honderd negenentwintig dagen wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat en achtentwintig dagen wanneer de opzegging van de werknemer uitgaat, wat de werklieden betreft die twintig of meer jaren anciënniteit in de onderneming tellen.
§ 2. In geval van een door de werkgever gegeven ontslag met het oog op werk- loosheid met bedrijfstoeslag, wordt de na te leven opzeggingstermijn vast- gesteld op:
– achtentwintig dagen wat de werklieden betreft die minder dan zes maanden anciënniteit in de onderneming tellen;
– tweeëndertig dagen wat de werklieden betreft die tussen zes maanden en minder dan twintig jaren anciënniteit in de onderneming tellen;
– vierenzestig dagen wat de werklieden betreft die twintig of meer jaren anciënniteit in de onderneming tellen.
Art. 3.
De opzeggingen betekend vóór de inwerkingtreding van dit besluit blijven al hun gevolgen behouden.
Art. 4.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2013.
Art. 5.
300 XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
000 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
1. Inhoud:
- In uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 137 wordt de leeftijd op 55 jaar gebracht voor de periode 2019-2020 voor arbeiders die hun arbeidsprestaties verminderen met 1/5 in het kader van een landingsbaan na 35 jaar loopbaan of in een zwaar beroep
- In uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 137, wordt de leeftijd op 57 jaar gebracht voor de periode 2019-2020 voor arbeiders die hun arbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse betrekking in het kader van een landingsbaan na 35 jaar loopbaan of in een zwaar beroep
- Toekenning Vlaamse aanmoedigingspremies
Registratienummer: 152.355/CO/142.01
Publicatie registratie in het BS: 22.07.19
BS:
KB:
CAO: 12.06.19
Neerlegging: 17.06.19
Registratiedatum: 28.06.19
342. Tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen
Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 2019
RECHT OP TIJDSKREDIET, LOOPBAANVERMINDERING
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
EN LANDINGSBANEN
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Artikel 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van de metalen.
2. Vervanging/verlenging van XXX’x:
CAO 27.06.17 – Registratienummer: 140.747/CO/142.01
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan, de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. - Algemene beschikkingen
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2019 voor onbepaalde duur, met uitzondering van artikel 5 dat buiten werking treedt op 31 december 2020.
Art. 2.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten overeenkomstig en in uit- voering van de bepalingen opgenomen in:
- de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012 gesloten in de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaan- vermindering en landingsbanen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit op 25 augustus 2012 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 31 augustus 2012, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 bis van 27 april 2015 en 103 ter van 20 december 2016.
HOOFDSTUK III. – Recht op tijdskrediet met motief – halftijds en voltijds
Art. 3.
§ 1. In uitvoering van artikel 4 § 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loop- baanvermindering en landingsbanen, hebben de in artikel 1 bedoelde arbei- ders recht op 51 maanden voltijds tijdskrediet of halftijdse loopbaanver- mindering voor het verlenen van palliatieve verzorging en voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een zwaar ziek gezins-of familielid en op 36 maanden voltijds tijdskrediet of halftijdse loopbaanvermindering voor de zorg van een kind jonger dan 8 jaar.
§ 2. Het recht op voltijds tijdskrediet en halftijdse loopbaanvermindering voor de zorg van een kind jonger dan 8 jaar kan uitgebreid worden tot 51 maanden, mits een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak.
§ 3. In uitvoering van artikel 4 § 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loop- baanvermindering en landingsbanen, hebben de in artikel 1 bedoelde arbei- ders recht op 12 maanden voltijds tijdskrediet of halftijdse loopbaanvermin- dering voor het volgen van een opleiding.
§ 4. Het recht op voltijds tijdskrediet en halftijdse loopbaanvermindering voor het volgen van een opleiding kan uitgebreid worden tot 36 maanden, mits een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak.
HOOFDSTUK IV. - Recht op een 1/5 loopbaanvermindering
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
Art. 4.
§ 1. In uitvoering van artikel 6 en artikel 9 van de collectieve arbeidsovereen- komst nr. 103 hebben arbeiders die in ploegen of in cycli werken recht op een 1/5 loopbaanvermindering.
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
§ 2. De nadere regels voor het organiseren van het recht op loopbaanvermin- dering met 1/5 worden bepaald op ondernemingsniveau rekening houdend met de volgende voorwaarden:
- de bestaande arbeidsorganisatie moet verder toegepast kunnen worden. Hiermee wordt bedoeld dat de toepassing van de arbeidscycli en van de ploegenstelsels gegarandeerd moeten blijven;
- de loopbaanvermindering moet minstens per volledige dag genomen worden.
§ 3. De afgesproken organisatieregels worden opgenomen in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op ondernemingsvlak.
HOOFDSTUK V. – Landingsbaan
Art. 5.
§ 1. In uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 137 van de Nationale Arbeidsraad van 23 april 2019, wordt de leeftijd op 55 jaar gebracht voor de periode 2019-2020 voor arbeiders die hun arbeidsprestaties verminderen met 1/5 in het kader van een landingsbaan na 35 jaar loopbaan of in een zwaar beroep.
§ 2. In uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 137 van de Nationale Arbeidsraad van 23 april 2019, wordt de leeftijd op 57 jaar gebracht voor de periode 2019-2020 voor arbeiders die hun arbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse betrekking in het kader van een landingsbaan na 35 jaar loopbaan of in een zwaar beroep
HOOFDSTUK VI. - Organisatieregels
Art. 6.
§ 1. Conform de bepalingen van de collectieve arbeidsoverkomst nr. 103 bestaat er een onvoorwaardelijk recht op tijdskrediet en loopbaanvermindering voor ondernemingen vanaf 11 werknemers.
§ 2. Indien 5 % van de werknemers tegelijkertijd van dit recht wensen gebruik te maken moeten op ondernemingsvlak hieromtrent voorrangsregels worden afgesproken, zoals opgenomen in afdeling 4 van de collectieve arbeidsover- eenkomst nr. 103.
§ 3. Ondernemingen die bij ingang van deze collectieve arbeidsovereenkomst reeds een gunstiger percentage hanteren, kunnen dit percentage behou- den. Hiertoe moet op ondernemingsvlak een collectieve arbeidsovereen- komst worden afgesloten.
§ 4. In ondernemingen met minder dan 11 werknemers zijn tijdskrediet, 1/5 loopbaanvermindering en loopbaanverminderingen voor de +50-jarigen toegelaten mits individueel akkoord tussen de werkgever en de arbeider.
HOOFDSTUK VII. - Specifieke vormen van loopbaanonderbreking
Art. 7.
De specifieke regelingen inzake loopbaanonderbreking, met name:
- recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zeer zwaar ziek gezins- of familielid, opgenomen in het koninklijk besluit van 10 augus- tus 1998 (Belgisch Staatsblad van 8 september 1998), gewijzigd bij koninklijk besluit van 10 oktober 2012 ( Belgisch Staatsblad van 22 oktober 2012);
- recht op ouderschapsverlof in het kader van loopbaanonderbreking, opgeno- men in het koninklijk besluit van 31 mei 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 juli 2005.
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
- recht op loopbaanonderbreking in het kader van palliatief verlof, opgenomen in het koninklijk besluit van 22 maart 1995 (Belgisch Staatsblad van 5 mei 1995).
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
installeren een apart recht op loopbaanonderbreking en vallen hierdoor volledig buiten het hierboven vermelde recht.
Dit betekent dat deze vormen van loopbaanonderbreking in de onderneming niet mee kunnen worden geteld in de berekening van de 5%.
HOOFDSTUK VIII. - Overgang naar het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag
Art. 8.
Bij overgang naar het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag na loopbaanver- mindering en na vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrek- king, wordt de aanvullende vergoeding bij stelsel werkloosheid met bedrijfstoe- slag berekend op grond van het arbeidsregime en de bezoldiging die de arbeider voor de vermindering van zijn prestaties genoot.
HOOFDSTUK IX. - Behoud anciënniteit
Art. 9.
Bij loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een half- tijdse betrekking blijft de anciënniteit en functiecategorie waarin de arbeider zich bevond voor de vermindering van prestaties behouden.
INHOUD
INHOUD
342-4 342-5
HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen
Art. 10.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereen- komst van 27 juni 2017 betreffende het recht op tijdskrediet en loopbaanver- mindering, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, geregistreerd onder het nummer 140.747/CO/142.01, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit op 29 november 2017 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 4 januari 2018.
Art. 11.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2019 en wordt gesloten voor onbepaalde duur, met uitzondering van artikel 5 dat wordt gesloten voor bepaalde duur en buiten werking treedt op 31 december 2020.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van zes maanden betekend met een ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 mei 2019 betreffende het recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbaan
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
PREMIES VLAAMS GEWEST
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
De ondertekenende partijen verklaren dat de arbeiders ressorterend onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen en die inzake domicilie en tewerkstelling voldoen aan de omschrijving van het Vlaamse gewest gebruik kunnen maken van de aanmoedigingspremies van kracht in het Vlaamse gewest namelijk:
- Zorgkrediet
- Opleidingskrediet
- Ondernemingen in moeilijkheden of herstructureringen
1. Inhoud:
Contracten bepaalde duur, duidelijk omschreven werk en uitzendarbeid
- Opbouw anciënniteit bij contract van onbepaalde duur na een contract van bepaalde duur, bepaald werk of uitzendarbeid
- Geen nieuwe proefperiode bij contract van onbepaalde duur na opeenvolgende contracten van bepaalde duur, bepaald werk of uitzendarbeid
- Uitzendarbeid:
o bij aanwerving met een contract van onbepaalde duur na één of meerdere uitzendcontracten, blijft gedurende de 1ste 3 maanden een verkorte opzegtermijn mogelijk (indien ingeschreven in de arbeidsovereenkomst)
o verplichte omzetting van een uitzendcontract omwille van tijdelijke vermeerdering van het werk in een contract van onbepaalde duur na een periode van 6 maanden
o ondernemingen kunnen enkel beroep doen op dagcontracten in het kader van uitzendarbeid wanneer vooraf is geweten dat het om een opdracht van minder dan 5 dagen gaat
Registratienummer: 104.871/CO/142.01 Registratiedatum: 27.07.11
Publicatie van registratie in BS: 09.08.11
BS: 13.08.12
KB: 05.03.12
CAO: 22.06.11
362. Contracten bepaalde duur en uitzendarbeid
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 2011
CONTRACTEN BEPAALDE DUUR OF DUIDELIJK OMSCHREVEN WERK EN
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
UITZENDARBEID
In uitvoering van artikel 9 van het nationaal akkoord 2011-2012 van 24 mei 2011.
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Artikel. 1.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
2. Vervanging van CAO’s:
CAO 18.06.09 – KB 21.02.10 – BS 25.06.10
HOOFDSTUK II. – Begripsomschrijving
Art. 2.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden volgende begrippen als volgt gedefinieerd:
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2011 voor onbepaalde duur
- contracten van bepaalde duur of voor een duidelijk omschreven werk: de arbeidsovereenkomsten zoals voorzien in de artikelen 9, 10, 11 en 11bis van de Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978);
- uitzendarbeid: arbeid verricht door een uitzendkracht zoals gedefinieerd en gereglementeerd in de wet van 24 juli 1987 betreffende tijdelijke arbeid, uitzendarbeid en terbeschikkingstelling van werkkrachten aan gebruikers
INHOUD
INHOUD
362-1
HOOFDSTUK III. – Modaliteiten
Art. 3.
§ 1. In geval van tewerkstelling van arbeiders met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of voor een duidelijk omschreven werk, dienen de onder- nemingen de bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten inzake loon- en arbeidsvoorwaarden integraal toe te passen.
§ 2. In geval van uitzendarbeid, dienen de lonen van toepassing in de onderne- ming voor de functie of het werk waarvoor de uitzendkracht wordt tewerk- gesteld, toegepast te worden en dit onverminderd de conventionele en wet- telijke beschikkingen betreffende bedoelde contracten.
§ 3. Teneinde het kwalitatief karakter van arbeid binnen de sector te bewaken, alsook omwille van het garanderen van een passend onthaal in de onder- neming en de preventie van arbeidsongevallen, kunnen ondernemingen binnen de sector enkel een beroep doen op dagcontracten indien hiertoe expliciet een noodzaak bestaat. Het dient hier te gaan om werken waarvan vóór aanvang van de opdracht duidelijk is dat het gaat om een opdracht van minder dan 5 werkdagen.
HOOFDSTUK IV. – Overgang naar contract van onbepaalde duur
Art. 4.
§ 1. Indien een arbeider aangeworven wordt met een contract van onbepaalde duur na één of meerdere contracten van bepaalde duur, na één of meerdere contracten voor een duidelijk omschreven werk, of na één of meerdere uit- zendcontracten, wordt de anciënniteit opgebouwd tijdens deze contracten van bepaalde duur, deze contracten voor een duidelijk omschreven werk en deze uitzendcontracten, meegerekend.
§ 2. Indien een arbeider wordt aangeworven met een contract van onbepaalde duur na één of meerdere uitzendcontracten, blijft gedurende de 1ste 3 maan- den van zijn tewerkstelling met een contract van onbepaalde duur, een ver- korte opzegtermijn mogelijk indien dit wordt ingeschreven in de individuele arbeidsovereenkomst.
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
300 ARBEIDSOVEREENKOMSTEN
§ 3. Indien een arbeider wordt aangeworven met een contract van onbepaalde duur aansluitend op één of meerdere contracten van bepaalde duur, voor een duidelijk omschreven werk of uitzendarbeid, mag er geen proefperiode worden opgenomen.
§ 4. Teneinde oneigenlijk gebruik van uitzendarbeid te weren uit de sector worden uitzendcontracten omwille van tijdelijke vermeerdering van het werk, na een periode van zes maanden omgezet in een contract van onbepaalde duur.
HOOFDSTUK V. – Geldigheid
Art. 5.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 18 juni 2009, geslo- ten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende de contracten bepaalde duur of duidelijk omschreven werk en uitzendarbeid, alge- meen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 21 februari 2010 (Belgisch Staatsblad van 25 juni 2010).
Art. 6.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2011 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzeg van drie maan- den betekend met een ter post aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor terugwinning van metalen.
400 VORMING EN BEVORDERING WERKGELEGENHEID
400. VORMING EN OPLEIDING/INGROEIBANEN
INHOUD
400 VORMING EN BEVORDERING WERKGELEGENHEID
1. Inhoud:
- Risicogroepen
- Collectief recht op vorming (één dag per arbeider per jaar)
- Opleidingsplannen
- Opdrachten van Educam
BS:
KB:
CAO: 04.09.19
Neerlegging: Registratiedatum: Registratienummer:
Publicatie registratie in het BS:
400. Vorming en opleiding
Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 september 2019
400 VORMING EN BEVORDERING WERKGELEGENHEID
VORMING EN OPLEIDING
In uitvoering van artikels 9 en 10 van het nationaal akkoord 2019 – 2020 van 26 juni 2019.
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
2. Vervanging/verlenging van XXX’x:
CAO 28.11.17 – KB 17.08.18 – BS 13.09.18
Art. 1.
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2019 voor onbepaalde duur, met uitzondering van artikelen 3, 3bis en 3ter die voor bepaalde duur gesloten zijn tot en met
31 december 2020.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. – Risicogroepen
Art. 2. Bijdragen voor risicogroepen
Overeenkomstig titel XIII, hoofdstuk VIII, afdeling 1 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 28 december 2006, en het besluit van 19 februari 2013 tot uitvoering van het artikel 189, 4de lid van diezelfde wet, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 8 april 2013, wordt de inning van 0,15 pct. van de brutolonen van de arbei- ders aan 108 pct., voorzien voor onbepaalde duur bevestigd.
Gezien deze inspanning vragen partijen dat de minister van Werk de onderne- mingen van de sector zou vrijstellen van de in artikel 191, § 1 van voornoemde wet voorziene bijdrage van 0,10 pct. bestemd voor het Tewerkstellingsfonds.
Art. 3. – Definitie van risicogroepen
Rekening houdende met de bepalingen van hoger genoemd koninklijk besluit, wordt deze inning van 0,15 pct. aangewend ter ondersteuning van vormingen en opleidingsinitiatieven van personen uit de volgende risicogroepen:
- Langdurig werkzoekenden;
- Kortgeschoolde werkzoekenden;
- Werkzoekenden van 45 jaar en ouder;
- Herintreders en herintreedsters;
- Leefloners;
- Personen met een arbeidshandicap;
- Personen die niet de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie bezit- ten of van wie minstens één van de ouders deze nationaliteit niet bezitten of niet bezat bij overlijden, of van wie minstens twee van de grootouders deze nationaliteit niet bezitten of niet bezaten bij overlijden;
- Werkzoekenden in een herinschakelings-statuut;
- (Deeltijds) lerende jongeren;
- Kortgeschoolde arbeiders;
- Arbeiders die geconfronteerd worden met meervoudig ontslag, herstructure- ring of de introductie van nieuwe technologieën;
- Arbeiders van 45 jaar en ouder;
- De risicogroepen voorzien in het koninklijk besluit van 19 februari 2013 tot uit- voering van artikel 189, 4de lid van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 8 april 2013), gespecifieerd in artikel 3bis van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 3bis
Tenminste 0,05 pct. van de loonmassa dient te worden voorbehouden aan één of meerdere van volgende risicogroepen:
1. De werknemers van minstens 45 jaar oud die in de sector werken;
2. De werknemers van minstens 40 jaar die in de sector werken en bedreigd zijn met ontslag, zoals gespecificeerd in artikel 1, 2° van het voornoemde konink- lijk besluit;
3. De niet-werkenden en de personen die sinds minder dan een jaar werken en niet-werkend waren op het ogenblik van hun indiensttreding, zoals gespecifi- ceerd in artikel 1, 3° van het voornoemde koninklijk besluit;
400 VORMING EN BEVORDERING WERKGELEGENHEID
400 VORMING EN BEVORDERING WERKGELEGENHEID
4. De personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid zoals gespecificeerd in artikel 1, 4° van het voornoemde koninklijk besluit;
5. De jongeren die nog geen 26 jaar oud zijn en opgeleid worden, hetzij in een stelsel van alternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroeps- opleiding in een onderneming, bedoeld in artikel 27, 6° van het koninklijk besluit van 25 november 1991. houdende de werkloosheidsreglementering, hetzij in het kader van een instapstage, bedoeld in artikel 36quater van het- zelfde koninklijk besluit van 25 november 1991.
Voor de eerste categorie wordt daarenboven aanbevolen om vooraleer over te gaan tot de afdanking van een arbeider van 45 jaar of meer, contact op te nemen met de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis hiervan, met één van de werk- nemersorganisaties vertegenwoordigd in het paritair subcomité, teneinde alter- natieve mogelijkheden inzake beroepsopleiding of herscholing te onderzoeken (conform de afspraken omtrent de sectorale tewerkstellingscel en de bepalingen rond werkzekerheid - artikel 6 - uit het nationaal akkoord van 30 mei 2005.)
Individuele gevallen kunnen overgemaakt worden aan het sociaal fonds dat in overleg met de sectorale tewerkstellingscel binnen EDUCAM begeleidingsmaat- regelen zal voorstellen.
Art. 3ter.
Van de in artikel 3bis bedoelde inspanning moet minstens de helft (0,025 %) besteed worden aan initiatieven ten voordele van één of meerdere van de vol- gende groepen:
a. De in artikel 3bis, 5, bedoelde jongeren;
b. De in artikel 3bis, 3 en 4, bedoelde personen die nog geen 26 jaar oud zijn.
Elke jongere onder de 26 jaar kan in aanmerking komen voor een ingroeibaan, ongeacht de aard van de overeenkomst (lBO, deeltijds leren/werken, arbeids- overeenkomst van bepaalde of onbepaalde duur, ...).
Sociale partners zullen in dit kader ondersteunende en bijkomende acties ont- wikkelen.
Art. 4. – Tewerkstellingscel
In het kader van het nationaal akkoord 2001-02 van 10 mei 2001 werd binnen de bestaande Educam-werking een sectorale tewerkstellingscel ingevoerd.
Deze tewerkstellingscel heeft zich sinds 1 juli 2007 meer specifiek ingeschreven in de afspraken gemaakt in het generatiepact en in de regelgeving op nationaal en regionaal vlak.
De sociale partners bepalen binnen de instanties van Educam op welke manier Educam een zo groot mogelijk meerwaarde kan bieden aan de bedrijfseigen en overkoepelende tewerkstellingscellen zoals voorzien in de nationale en regio- nale regelgeving, rekening houdend met de beschikbare middelen. Het uitein- delijk doel is de arbeiders zo efficiënt mogelijk, en gebruik makend van reeds bestaande instrumenten zoals vorming en opleiding, outplacement en loopbaan- begeleiding, te begeleiden naar een wedertewerkstelling, indien mogelijk in de eigen sector.
Daarenboven zal Educam zich specifiek richten op de volledig werklozen binnen het Sociaal Fonds voor de Terugwinning van metalen, die geen beroep kunnen doen op de tewerkstellingscel.
Daarenboven dient ze middels de wedertewerkstellingsbegeleiding van met ont- slag bedreigde en van ontslagen arbeiders – met inbegrip van aanvullende oplei-
dingen en begeleiding in het sollicitatietraject – het behoud van tewerkstelling binnen de sector mogelijk te maken.
400 VORMING EN BEVORDERING WERKGELEGENHEID
400 VORMING EN BEVORDERING WERKGELEGENHEID
De sociale partners engageren zich dat binnen de instanties van Educam de mogelijkheid zal onderzocht worden een database met gegevens over werkge- vers van de sector op te stellen, rekening houdend met de beschikbare middelen.
Art. 5. – Alternerend opleidingssysteem
In het kader van de opleiding van de deeltijds leerplichtigen engageren de onder- tekenende partijen zich tot het verder uitbouwen van een kwalitatief en paritair beheerd alternerend opleidingssysteem.
Art. 6. – Voltijds onderwijs
In het kader van een verbetering van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, engageren de ondertekenende partijen zich tot het verder uitbouwen van een kwalitatief en paritair beheerd voltijds opleidingssysteem.
HOOFDSTUK III. – Recht op permanente vorming
Art. 7. – Definitie
Onder “permanente vorming” wordt verstaan: de vorming die het vakmanschap van de arbeider bevordert, zijn arbeidsmarktpositie versterkt en beantwoordt aan de noden van de ondernemingen en de sector.
Art. 8. – Bijdragen voor permanente vorming
De inspanningen op het gebied van de permanente vorming van werknemers en werkgevers worden verder ondersteund door de inning van 0,15 % van de brutolonen van de arbeiders aan 108%, voorzien voor onbepaalde duur.
Art. 9. – Opdrachten van Educam
De basisopdracht van EDUCAM omvat het ondersteunen van een sectoraal opleidingsbeleid, met name:
- Het onderzoeken van kwalificatie- en opleidingsnoden;
- Het ontwikkelen van opleidingstrajecten in functie van de instroom en de per- manente vorming;
- De kwaliteitsbewaking en certificering van de opleidingsinspanningen ten behoeve van de sector;
- Het voeren van een promotiebeleid rond de EDUCAM-producten en dienst- verlening, in de eerste plaats ten aanzien van de bedrijven die ressorteren onder het toepassingsgebied van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, alsook ten aanzien van de opleidingsactoren. Dit promotiebeleid moet bijdragen tot een betere bekendheid van EDUCAM als dusdanig en haar rol in de realisatie van een paritair opleidingsbeleid, alsook tot het imago van de sector in het algemeen;
- De samenwerking tussen EDUCAM en de bediendesector (via Cevora), zal verder worden uitgebouwd, teneinde de opleidingsinitiatieven op bedrijfsvlak voor arbeiders en bedienden optimaal te ondersteunen;
- Het bijstaan van bedrijfsleiders en vakbondsafgevaardigden bij de uitwerking van het opleidingsplan en het competentiebeheer in de ondernemingen; Het bijstaan en adviseren van werkgevers en arbeiders indien er zich op onder- nemingsvlak problemen zouden voordoen bij het opmaken en uitwerken van opleidingsplannen voor arbeiders die van hun recht op permanente vorming geen gebruik kunnen of willen maken;
- Andere door de sector te bepalen opleidingsinitiatieven.
- Naast het erkennen van opleidingen dient Educam ook een systeem en een procedure van certificering van werknemers uit te werken. Indien het oplei- dingsplan in door EDUCAM erkende opleidingen voorziet en indien ze gevolgd worden door een competentietest in het kader van de certificering, dan dient
daarover voorafgaand en/of in het kader van het opleidingsplan een akkoord te bestaan tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging (indien aanwezig). In geval van negatieve testresultaten wordt een principe-recht op remediëring voorzien, waarin de werkgever er zich toe verbindt om een niet-geslaagde cursist een éénmalig recht op een remediëringsopleiding aan te bieden.
400 VORMING EN BEVORDERING WERKGELEGENHEID
400 VORMING EN BEVORDERING WERKGELEGENHEID
De ondertekenende partijen ondersteunen de ondernemingen, in hun intenties om: overleg te plegen met de Ondernemingsraad, en bij ontstentenis met de vakbondsafvaardiging, omtrent de permanente vorming; de geleverde inspan- ningen inzake permanente vorming te plannen en maximaal te spreiden over alle arbeiders.
Art. 10. – Collectief recht op vorming
Vanaf 1 juli 2019 geldt voor bedrijven een collectief recht op vorming van één dag per arbeider per jaar.
De ondertekenende partijen engageren zich in te schrijven in een groeipad, waarbij gemonitord wordt in welke mate het aantal opleidingsdagen in de sector wordt verhoogd teneinde de interprofessionele doelstelling van vijf dagen per jaar per voltijds equivalente arbeider, zoals bepaald in artikel 13 van de wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk, op termijn te kunnen bereiken.
De realisatie van het groeipad wordt voor 2019-2020 nagestreefd door:
– Het opleidingsaanbod van EDUCAM beter en ruimer bekend te maken aan werkgevers en werknemers;
– Het opleidingsaanbod van EDUCAM of andere verder uit te breiden;
– Via EDUCAM of andere acties te ondernemen om de participatiegraad aan opleidingen te verhogen;
– Werkgevers aan te moedigen om alle, zowel formele als informele, opleidings- inspanningen nauwgezet te registeren via het opleidingscv;
– Instroommaatregelen verder uit te bouwen.
In ondernemingen met een vakbondsafvaardiging moeten de opleidingsplannen het voorwerp uitmaken van overleg tussen de werkgever en de vakbondsafvaar- diging.
Art. 12. – Opleiding buiten de werkuren
Opleiding buiten de werkuren is slechts mogelijk mits voldaan aan volgende cri- teria:
– Voor specifieke beroepen en activiteiten die vorming tijdens de werkuren onmogelijk maken
– minimum 4 uren en maximum 12 uren per jaar per arbeider
– keuzemogelijkheid door de arbeider tussen recuperatie of uitbetalen van de vormingsuren
– enkel op vrijwillige basis
– onder controle en na een snelprocedure en mits voorafgaande goedkeuring door enerzijds de vakbondsafvaardiging en anderzijds de paritaire sectorale stuurgroep inzake vorming, zoals bepaald in artikel 13 van deze overeenkomst.
Art. 13. – Paritaire sectorale stuurgroep
De paritaire sectorale stuurgroep, opgericht binnen Educam ter uitvoering van het nationaal akkoord 2009-10, dient verder uitwerking te geven aan onder meer volgende opdrachten:
- beter afstemmen van de opleidingsbehoeften binnen de ondernemingen op het opleidingsaanbod.
- onderzoek om een individueel recht op permanente vorming in te voeren en dit binnen het kader van het collectief recht op vorming en opleiding.
- onderzoeken op welke manier een systeem van opleidingsCV kan worden ingevoerd binnen de sector.
400 VORMING EN BEVORDERING WERKGELEGENHEID
400 VORMING EN BEVORDERING WERKGELEGENHEID
Hoofdstuk IV. – Geldigheid
Artikel 14.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt en verlengt de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 november 2017, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende vorming, opleiding en ingroeiba- nen, geregistreerd op 22 februari 2018 onder het nummer 144.684/CO/142.1 en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 17 augustus 2018 (Belgisch Staatsblad van 13 september 2018).
Art. 15. – Duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2019, en wordt gesloten voor onbepaalde duur met uitzondering van artikelen 3,3 bis, 3 ter die slechts voor bepaalde duur gesloten zijn tot en met 31 decem- ber 2020.
Zij kan door elk van de ondertekenende organisaties worden opgezegd, mits een opzeggingstermijn van drie maanden betekend bij een ter post aangetekend schrijven aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen en aan de ondertekenende organisaties.
400 VORMING EN BEVORDERING WERKGELEGENHEID
1. Inhoud:
Opname Non-discriminatieclausule in het in acht te nemen door elk be- drijf van de sector metaalrecuperatie.
Verbod van discriminatie, racisme en seksisme, stigmatisering en verne- dering van holebi’s en transgenders
Registratienummer: 150.640/CO/149.03
Publicatie registratie in het BS: 07.03.19
BS: 10.07.19
KB: 16.06.19
CAO: 11.02.19
Neerlegging: 14.02.19
Registratiedatum: 20.02.19
470. Non-discriminatie
Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 2019
400 VORMING EN BEVORDERING WERKGELEGENHEID
NON-DISCRIMINATIE
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Artikel 1.
2. Vervanging/verlenging van XXX’x:
CAO - KB - BS
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van de metalen.
3. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2019 en voor onbepaalde duur
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan, de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. – Algemene principes
Art. 2.
Elke onderneming die ressorteert onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen zal, met ingang van 1 januari 2019, de volgende non-discriminatie clausule in acht nemen:
Werknemers en werkgevers zijn ertoe gehouden alle regels van welvoeglijkheid, goede zeden en beleefdheid in acht te nemen, inclusief ten aanzien van bezoe- kers. Dit impliceert ook een zich onthouden van elke vorm van racisme en discri- minatie en een bejegenen van iedereen met dezelfde nodige menselijke eerbied voor éénieders waardigheid, gevoelens en overtuiging.
Verboden is bijgevolg elke vorm van verbaal racisme en seksisme, alsook het verspreiden van racistische en seksistische lectuur en pamfletten. Er is binnen de onderneming evenmin plaats voor stigmatisering en vernedering van holebi’s en transgenders.
INHOUD
INHOUD
470-1
HOOFDSTUK III. – Geldigheid
Art. 3
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2019 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd, mits een opzegging van drie maand, betekend bij een ter post aangetekend schrijven, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
Deze opzegging kan ten vroegste ingaan vanaf 1 januari 2021.
INHOUD
500 SOCIAAL OVERLEG
INHOUD
1. Inhoud:
Statuut van de vakbondsafvaardigingen
Registratienummer: 94.365/CO/142.01 Registratiedatum: 17.09.09
Publicatie van registratie in BS: 30.09.09
BS: 05.10.10
KB: 17.03.10
CAO: 18.06.09
510. Statuut van de vakbondsafvaardiging
Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2009
500 SOCIAAL OVERLEG
STATUUT VAN DE SYNDICALE AFVAARDIGINGEN
In uitvoering van artikel 16 van het nationaal akkoord 2009-2010 van 12 mei 2009.
2. Vervanging van CAO’s:
CAO 26.06.07 – KB 30.07.08 – BS 02.10.08
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
500 SOCIAAL OVERLEG
Artikel 1.
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2009 voor onbepaalde duur
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, de arbeiders en de arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. – Algemene beginselen
Art. 2.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in uitvoering van en overeen- komstig de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op 24 mei en 30 juni 1971 in de Nationale Arbeidsraad betreffende het statuut van de syndicale afvaardi- gingen van het personeel der ondernemingen, regelt de oprichting en het statuut van de syndicale afvaardigingen van het werkliedenpersoneel.
Art. 3.
De werkgevers van de ondernemingen bedoeld bij artikel 1, erkennen dat hun werkliedenpersoneel bij hen vertegenwoordigd zijn door een syndicale afvaardi-
INHOUD
INHOUD
510-1
Onder “georganiseerd werkliedenpersoneel” wordt verstaan, de arbeiders aan- gesloten bij één der organisaties die de bij artikel 2 bedoelde overeenkomsten ondertekend hebben.
Art. 4.
De werkgevers verbinden er zich toe op het personeel geen enkele druk uit te oefenen om het te beletten bij een vakbond aan te sluiten en aan de niet aan- gesloten arbeiders geen andere voorrechten dan aan de aangesloten arbeiders toe te kennen.
De syndicale afvaardigingen verbinden er zich toe in de ondernemingen de prak- tijken van paritaire verhoudingen, die met de geest van deze collectieve arbeids- overeenkomst stroken, na te leven.
Art. 5.
De werkgevers en de syndicale afvaardigingen:
- geven in alle omstandigheden blijk van rechtvaardigheid, billijkheid en verzoe- ning die bepalend is voor de goede sociale verhoudingen in de onderneming;
- leven de sociale wetgeving, de collectieve arbeidsovereenkomsten en het arbeidsreglement na en bundelen hun inspanningen teneinde de naleving ervan te verzekeren.
HOOFDSTUK III. – Oprichting en samenstelling van de syndicale afvaardiging
Art. 6.
500 SOCIAAL OVERLEG
a) Op schriftelijk verzoek van één of meerdere in het Paritair Subcomité verte- genwoordigde werknemersorganisaties, wordt een syndicale afvaardiging van het werkliedenpersoneel ingesteld, waarvan het aantal effectieve en plaats- vervangende afgevaardigden, op grond van het aantal in de onderneming tewerkgestelde arbeiders als volgt wordt vastgesteld:
- 40-50 arbeiders: 2 tot 3 effectieve afgevaardigden;
- 51-150 arbeiders: 4 effectieve afgevaardigden + 4 plaatsvervangende afgevaardigden;
500 SOCIAAL OVERLEG
- 151-200 arbeiders: 5 effectieve afgevaardigden + 5 plaatsvervangende afgevaardigden.
Voor de ondernemingen waar meer dan 200 arbeiders tewerkgesteld zijn, wordt een bijkomende afgevaardigde aangewezen per begonnen schijf van 50 arbeiders.
b) Voor de ondernemingen waar minder dan 40 arbeiders tewerkgesteld zijn is de oprichting van een syndicale afvaardiging facultatief. Nochtans vallen de syndicale afvaardigingen die in deze onderneming reeds bestaan of die er gebeurlijk opgericht worden onder de toepassing van dit statuut.
c) De plaatsvervangende afgevaardigden wonen de vergaderingen van de afvaardiging en de audiënties slechts bij in geval van afwezigheid of verhinde- ring van effectieve afgevaardigden en in dezelfde verhouding.
Art. 7.
Om het mandaat van afgevaardigde te kunnen uitoefenen moeten de leden van de arbeiders aangesloten zijn bij een der werknemersorganisaties, bedoeld bij artikel 3, aan volgende voorwaarden voldoen:
1. 18 jaar oud zijn op het ogenblik van de aanstelling;
2. sedert ten minste 1 jaar in de sector en sedert ten minste 6 maanden in de onderneming tewerkgesteld zijn.
Het mandaat neemt in ieder geval een einde op schriftelijk verzoek van de werk- nemersorganisatie die de kandidatuur van de afgevaardigde heeft voorgedragen.
Indien het mandaat van een syndicale afgevaardigde om gelijk welke reden een einde neemt tijdens de uitoefening van dit mandaat, heeft de werknemersorga- nisatie waartoe deze afgevaardigde behoort, het recht om de persoon aan te duiden die het mandaat zal voleindigen.
Art. 8.
De verkozen of aangestelde afgevaardigden worden uitgekozen op de grond van het gezag waarover zij bij de uitvoering van hun kiese opdrachten moeten beschikken en van hun bevoegdheid welke een degelijke kennis van de onder- neming en van de bedrijfstak omvat. De duur van de mandaten wordt op 4 jaar bepaald. De mandaten kunnen worden hernieuwd.
De syndicale afgevaardigden worden aangesteld door de in het Paritair Subcomité vertegenwoordigde werknemersorganisaties, hetzij op grond van het aantal van hun aangeslotenen (voor die ondernemingen waar er geen sociale verkiezingen plaatsvonden), hetzij op grond van de stemresultaten van de ver- kiezingen in ondernemingsraad en/of het comité voor preventie en bescherming op het werk (afhankelijk van het bestaan van één van de of van allebei deze organen). Onderlinge regionale afspraken, blijven onverminderd van toepassing.
De mandaten worden hernieuwd naar aanleiding van de verkiezingen voor de ondernemingsraden en de comités voor preventie en bescherming op het werk. De werknemersorganisaties beschikken, na deze verkiezingen, over een periode van zes maanden om tot de hernieuwing over te gaan. Kandidaat- vakbondsafgevaardigden genieten gedurende deze periode van zes maanden de bescherming, zoals omschreven in artikel 14 van deze overeenkomst.
De werknemersorganisaties kunnen overeenkomen dat, voor de ondernemin- gen waar verkiezingen georganiseerd worden voor de comités voor preventie en
bescherming op het werk, de aanstelling van de afgevaardigden wordt vervan- gen door verkiezingen.
500 SOCIAAL OVERLEG
In deze gevallen zullen verkiezingen georganiseerd worden, binnen de onderne- ming, gelijktijdig met deze voor de comités voor preventie en bescherming op het werk, met dien verstande dat alle maatregelen om de vrijheid en het geheim van de stemming te verzekeren, moeten genomen zijn.
500 SOCIAAL OVERLEG
De verkiezingsprocedure en de verdeling van de mandaten worden geregeld overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 betreffende de aanwijzing van de personeelsafgevaardigden in de comités voor preventie en bescherming op het werk, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 2 september 1994.
Art. 9.
Zijn kiezers, alle arbeiders van de onderneming, op voorwaarde dat zij:
a) de leeftijd van 16 jaar bereikt hebben;
b) sinds ten minste drie maand tewerkgesteld zijn in de onderneming.
HOOFDSTUK IV. – Bevoegdheid van de syndicale afvaardiging
Art. 10.
De syndicale afvaardiging wordt zo vlug mogelijk en binnen de 7 werkdagen door de werkgever ontvangen, naar aanleiding van:
a) elke vraag betreffende:
- de arbeidsverhoudingen;
- de onderhandelingen met het oog op het sluiten van collectieve arbeids- overeenkomsten of collectieve akkoorden in de schoot van de onderne- ming, zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan de collectieve arbeids- overeenkomsten of akkoorden die op andere vlakken zijn gesloten;
- de toepassing van de loonschalen en van de classificatieregels;
- de naleving van de algemene beginselen bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst.
b) elk geschil dat of elke betwisting van collectieve aard die zich in de onder- neming voordoet of wanneer dergelijke geschillen of betwistingen dreigen te ontstaan;
c) elk individueel geschil dat of elke betwisting die niet kon opgelost worden na te zijn ingediend langs de gewone hiërarchische weg door de belangheb- bende arbeider, op zijn verzoek bijgestaan door zijn syndicale afgevaardigde;
d) elke beslissing die ingrijpende veranderingen voor de arbeidsorganisatie of de arbeidsovereenkomsten kan meebrengen.
Bovendien is de syndicale afvaardiging in ondernemingen met minder dan 50 werknemers, ook bevoegd voor de jaarlijkse toelichting van de economisch financiële informatie.
Art. 11.
Bij ontstentenis van de ondernemingsraad zal de syndicale afvaardiging de taken, rechten en opdrachten kunnen uitoefenen die aan deze raad werden toegekend overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II, afdeling 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op 9 maart 1972 in de Nationale Arbeidsraad, tot coördinatie van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de ondernemingsraden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 september 1972.
HOOFDSTUK V. – Statuut van de leden van de syndicale afvaardiging
Art. 12.
500 SOCIAAL OVERLEG
Het mandaat van syndicale afgevaardigde mag geen aanleiding geven tot enig nadeel voor diegene die het uitoefent. Dit betekent dat de afgevaardigden recht hebben op de normale promoties en bevorderingen van de categorie van arbei- ders waartoe zij behoren.
Art. 13. – Faciliteiten
500 SOCIAAL OVERLEG
De leden van de syndicale afvaardiging kunnen gedurende het normaal wer- krooster over de nodige tijd en faciliteiten beschikken om de in deze overeen- komst omschreven syndicale opdrachten en activiteiten collectief of individueel uit te oefenen.
De uren nodig voor de uitoefening van deze opdrachten worden in gemeen- schappelijk overleg op het vlak van de onderneming bepaald.
Bij gebrek aan akkoord wordt in ieder geval een minimum van 2 uren per week en per afgevaardigde toegekend.
Deze uren worden bezoldigd op grond van het normaal gemiddeld loon van elke betrokkene.
De onderneming stelt een lokaal ter beschikking van de syndicale afgevaardig- den, teneinde hen toe te laten hun opdracht passend te vervullen.
Art. 14. – Bescherming tegen afdanking
a) De effectieve en plaatsvervangende leden van de syndicale afvaardiging mogen niet worden afgedankt om redenen die eigen zijn aan de uitoefening van hun mandaat.
De werkgever die voornemens is een effectieve of plaatsvervangende syn- dicale afgevaardigde om gelijk welke reden, behalve dringende reden, af te danken, verwittigt voorafgaandelijk de syndicale afvaardiging, evenals de syn-
De betrokken syndicale organisatie beschikt over een termijn van zeven dagen om mee te delen dat zij de geldigheid van de voorgenomen afdanking weigert te aanvaarden. Deze mededeling zal gebeuren bij een ter post aangetekend schrijven. De bovenvermelde periode van zeven dagen neemt een aanvang op de dag waarop het door de werkgever toegezonden schrijven uitwerking heeft.
Het uitblijven van reactie van de syndicale organisatie moet beschouwd worden als een aanvaarding van de geldigheid van de voorgenomen afdanking.
Indien de syndicale organisatie weigert de geldigheid van de voorgenomen afdanking te aanvaarden, heeft de meest gerede partij de mogelijkheid het geval aan het oordeel van het verzoeningsbureau van het Paritair Subcomité voor te leggen. Gedurende deze periode, mag de maatregel tot afdanking niet worden uitgevoerd.
Indien het verzoeningsbureau tot geen eenparige beslissing is kunnen komen binnen de dertig dagen na de aanvraag tot tussenkomst, zal het geschil betref- fende de geldigheid van de redenen die door de werkgever worden ingeroe- pen om de afdanking te verantwoorden, aan de arbeidsrechtbank worden voorgelegd.
b) In geval van afdanking van een effectieve of plaatsvervangende syndicale afgevaardigde wegens dringende reden, moet de syndicale afvaardiging daarvan onmiddellijk op de hoogte worden gebracht.
c) Een forfaitaire vergoeding is door de werkgever verschuldigd in navolgende gevallen:
– indien hij een effectieve of plaatsvervangende syndicale afgevaardigde afdankt, zonder de in artikel 14. a) bepaalde procedure na te leven;
– indien, op het einde van deze procedure, de geldigheid van de redenen van afdanking, rekening houdend met de bepaling van artikel 14. a), door het verzoeningsbureau of door de arbeidsrechtbank niet wordt erkend;
500 SOCIAAL OVERLEG
– indien de werkgever een effectieve of plaatsvervangende syndicale afge- vaardigde heeft ontslagen wegens dringende reden en de arbeidsrecht- bank het ontslag ongegrond heeft verklaard;
– indien de arbeidsovereenkomst werd beëindigd wegens een zware fout van de werkgever, die voor de effectieve of plaatsvervangende syndicale afge- vaardigde een reden is tot onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst.
500 SOCIAAL OVERLEG
De forfaitaire vergoeding is gelijk aan de brutobezoldiging van één jaar, onver- minderd de toepassing van de artikelen 39 en 40 van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomst.
Art. 15. – Interne en externe communicatie
De syndicale afvaardiging kan mondeling of schriftelijk overgaan tot alle mede- delingen welke nuttig zijn voor het personeel, zonder dat zulks de organisatie van het werk mag verstoren. Deze mededelingen moeten van professionele of syndicale aard zijn.
Op de arbeidsplaats en gedurende de werkuren kunnen voorlichtingsvergade- ringen voor het personeel van de onderneming ingericht worden door de syndi- cale afvaardiging. Deze vergaderingen kunnen slechts mits instemming van de werkgever doorgaan. Hij mag echter niet willekeurig zijn toestemming weigeren te geven.
Art. 16. – Communicatiefaciliteiten
Gezien de nieuwe technologische evoluties zullen binnen de ondernemingen de werkingsfaciliteiten (bijvoorbeeld computer, fax, internet, e-mail) ter beschik- king worden gesteld voor de verkozen werknemersafgevaardigden in de onder- nemingsraad (OR) en het comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW) en voor de vakbondsafgevaardigden, onder volgende voorwaarden:
- de faciliteiten moeten reeds aanwezig zijn in de ondernemingen. De bepaling in dit artikel mag geen bijzondere investering inhouden voor de onderneming;
- de rechten en verplichtingen voor het gebruik van deze faciliteiten zijn dezelfde als voor de andere gebruikers in de onderneming;
- de bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten op sectoren onderne- mingsvlak inzake het statuut van de vakbondsafvaardiging en de wetgeving betreffende de ondernemingsraden en de comités voor preventie en bescher- ming op het werk blijven onverkort van toepassing. Dit houdt onder andere in dat de mededelingen die via elektronische weg aan het personeel worden gericht vooraf aan de directie worden voorgelegd;
- in paritair overleg zullen op ondernemingsvlak de gebruiksregels vooraf worden opgesteld.
Art. 17.
De vrijgestelden van de syndicale organisaties kunnen de vergaderingen bij- wonen die de afgevaardigden onderling beleggen binnen de omheining van de onderneming alsmede de vergaderingen die er door de syndicale afgevaardig- den zullen ingericht worden. Hun aanwezigheid kan slechts mits instemming van de werkgever. Hij mag echter niet willekeurig zijn toestemming weigeren te geven.
Art. 18.
In geval van noodzaak, erkend door de syndicale afvaardiging of door de werkge- ver, doen de partijen, na de andere partij vooraf te hebben verwittigd, beroep op de vrijgestelden van hun respectieve organisaties. In geval van blijvend menings- verschil, dienen zij eveneens een dringend verhaal in bij het verzoeningsbureau van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
HOOFDSTUK VI. – Paritaire Commissie “Overleg”
Art. 19.
500 SOCIAAL OVERLEG
Bij betwisting op ondernemingsvlak over de installatie en/of werking van de vak- bondsafvaardiging, kunnen hetzij de werkgever, hetzij de werknemersvertegen- woordigers beroep doen op de paritaire commissie “overleg”. Deze commis- sie bestaat uit techniekers van de sociale partners, verbonden aan het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
Deze commissie onderzoekt ter plaatse het probleem en formuleert een voorstel aan beide partijen, teneinde zo snel mogelijk tot een oplossing te komen.
500 SOCIAAL OVERLEG
HOOFDSTUK VII. – Slotbepalingen
Art. 20.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereen- komst van 26 juni 2007 betreffende het Statuut van de syndicale afvaardigingen, gesloten in het Paritair subcomité voor de terugwinning van metalen, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 30 juli 2008 (Belgisch Staatsblad van 2 oktober 2008).
Art. 21.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2009 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door een der partijen worden opgezegd mits een opzegging van zes maand, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
De partij die het initiatief van de opzegging neemt, verbindt er zich toe de redenen ervan op te geven en tegelijkertijd amendementsvoorstellen in te dienen welke binnen één maand na de ontvangst in de schoot van het Paritair Subcomité worden besproken.
Tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, met inbegrip van de duur van de opzegging, gaan de partijen de verbintenis aan tot geen staking of lock out over te gaan zonder dat vooraf een verzoening werd betracht door tussenkomst van de organisaties van werkgevers en van werknemers en, des- noods, door een dringend beroep te doen op het Paritair Subcomité of op het verzoeningsbureau daarvan.
Art. 23.
Speciale of in deze overeenkomst niet voorziene gevallen worden door het Paritair Subcomité onderzocht.
INHOUD
510-12
1. Inhoud:
Vakbondsvorming
- 10 dagen vorming per effectief mandaat, op te nemen door de effec- tieven en de plaatsvervangers.
- Afwezigheidsaanvraag drie weken vooraf in te dienen.
Registratienummer: 152.379/CO/142.01
Publicatie registratie in het BS: 22.07.19
BS: 10.09.19
KB: 17.08.19
CAO: 12.06.19
Neerlegging: 20.06.19
Registratiedatum: 28.06.19
520. Vakbondsvorming
Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 2019
500 SOCIAAL OVERLEG
VAKBONDSVORMING
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
Artikel 1.
2. Vervanging van CAO’s:
CAO 20.09.17 – KB – BS
500 SOCIAAL OVERLEG
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van de metalen.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan, de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
3. Duurtijd:
Vanaf 12 juni 2019 voor onbepaalde duur.
Art. 2.
Onderhavige overeenkomst regelt de toepassing van punt 7 van het interprofes- sioneel akkoord van 15 juni 1971 betreffende de syndicale vorming.
HOOFDSTUK II. – Algemene principes
Art. 3.
Rekening houdend met de rol die de vertegenwoordigers van de arbeiders in de ondernemingen spelen, wordt hen binnen de hierna omschreven grenzen faciliteiten verleend om vormingscursussen te volgen, die nodig zijn voor het volbrengen van hun taak in de beste voorwaarden.
INHOUD
INHOUD
520-1
Te dien einde wordt het de vertegenwoordigers van de werklieden toegestaan, zonder loonderving, aan cursussen en seminaries deel te nemen:
a) Die ingericht worden door de nationale of regionale syndicale verbonden of door hun beroepscentrales, hun regionale afdelingen inbegrepen, op tijdstip- pen die samenvallen met de normale arbeidsuren;
b) Die gericht zijn op de vervolmaking van hun economische, sociale, technische en syndicale kennis binnen hun taak als vertegenwoordigers van de arbeiders.
HOOFDSTUK III. – Toekenningsmodaliteiten
Art. 5.
De begunstigden van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn de effectieve, verkozen of aangeduide leden van de ondernemingsraden, comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en syn- dicale afvaardigingen.
Nochtans kunnen in sommige uitzonderlijke omstandigheden, bepaald geval per geval, in gemeenschappelijk akkoord tussen het ondernemingshoofd en de syn- dicale delegatie, één of verschillende mandatarissen bedoeld in vorige alinea, vervangen worden door andere syndicale verantwoordelijken die met naam aan- geduid worden door de syndicale organisaties.
Art. 6.
De duur van de afwezigheid voor de deelneming aan de cursussen en semina- ries bedoeld in de artikelen 3 en 4, wordt vastgelegd op tien dagen per effectieve mandaatperiode.
Art. 7.
500 SOCIAAL OVERLEG
Het globaal aantal toegelaten afwezigheidsdagen bepaald in artikel 6, wordt onder de representatieve werknemersorganisaties verdeeld in functie van het aantal mandaten dat deze laatsten in de drie vertegenwoordigingsorganen in de schoot van elke onderneming bekleden.
Art. 8.
500 SOCIAAL OVERLEG
Het normale loon berekend zoals voor betaalde wettelijke feestdagen wordt door de werkgever uitbetaald aan de begunstigden van die afwezigheden voor vor- ming en dit voor de afwezigheidsdagen toegelaten krachtens deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 9.
De representatieve werknemersorganisaties dienen bij de betrokken werkgevers drie weken vooraf hun schriftelijke aanvraag in om de toelating tot afwezigheid voor het volgen van cursussen van syndicale vorming aan te vragen.
Deze aanvraag moet het volgende behelzen :
- de naamlijst der vakbondsmandatarissen voor wie om xxxxxx wordt gevraagd, alsmede de duur van hun afwezigheid,
- datum en duur van de georganiseerde cursussen,
- thema en leerstof die worden onderwezen en bestudeerd.
Eenmaal per jaar kan deze termijn van drie weken verlaagd worden naar 1 week.
Art. 10.
Om te vermijden dat de afwezigheid van een of meer arbeiders de organisa- tie van het werk zou verstoren, stellen het ondernemingshoofd en de syndicale
INHOUD
INHOUD
520-2 520-3
HOOFDSTUK IV. – Procedure
Art. 11.
Alle geschillen die over de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen rijzen, kunnen in het raam van de normale verzoeningsprocedure worden onderzocht.
Art. 12.
De in deze collectieve arbeidsovereenkomst niet voorziene gevallen, worden door het paritair subcomité voor de terugwinning van metalen onderzocht.
HOOFDSTUK V. – Slotbepalingen
Art. 13.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 12 juni 2019 en wordt gesloten voor onbepaalde duur
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd, mits een opzegging van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
INHOUD
520-4
1. Inhoud:
Werkzekerheid
- definitie van meervoudig ontslag
- procedure bij meervoudig ontslag
- sanctieclausule bij niet naleving van procedure
Registratienummer: 94.358/CO/142.01 Registratiedatum: 17.09.09
Publicatie van registratie in BS: 30.09.09
BS: 25.06.10
KB: 04.03.10
CAO: 18.06.09
530. Werkzekerheid
Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2009
500 SOCIAAL OVERLEG
WERKZEKERHEID
In uitvoering van artikel 9 van het nationaal akkoord 2009-2010 van 12 mei 2009.
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
2. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2010 voor onbepaalde duur
Artikel 1.
500 SOCIAAL OVERLEG
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de metaalrecuperatie.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. – Voorwerp
Afdeling 1. – Principe
Art. 2.
Voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst zal in geen enkele onderneming overgegaan worden tot meervoudig ontslag vooraleer andere tewerkstellingsbehoudende maatregelen – met inbegrip van tijdelijke werk- loosheid – uitgeput zijn. Voor de arbeiders ouder dan 45 jaar zal prioritair naar tewerkstellingsbehoudende maatregelen worden gezocht.
INHOUD
INHOUD
530-1
Art. 3.
Wordt als “ontslag” beschouwd elk ontslag om economische en/of technische redenen.
Art. 4.
Als “meervoudig” wordt beschouwd een ontslag van ten minste 3 arbeiders in ondernemingen met 29 werknemers en minder en van tenminste 10 % arbeiders in ondernemingen met 30 werknemers en meer, dit alles in de loop van een peri- ode van zestig kalenderdagen.
Afdeling 3. – Procedure
Art. 5.
Indien een onderneming zich in onvoorzienbare en onvoorziene economische en/of financiële/technische omstandigheden bevindt, waardoor bijvoorbeeld tijdelijke werkloosheid of andere equivalente maatregelen sociaal economisch onhoudbaar worden, is de werkgever gehouden de volgende sectorale over- legprocedure na te leven. Tijdens deze overlegprocedure kan niet tot ontslag worden overgegaan.
§ 1. Wanneer de werkgever – die zich dus in onvoorzienbare en onvoorziene economische en/of financiële/technische omstandigheden bevindt zoals hierboven beschreven – voornemens is over te gaan tot ontslag van meer- dere werknemers, dat als meervoudig ontslag kan worden beschouwd, licht hij voorafgaandelijk de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, de vakbonds- afgevaardigde in. In geval er geen ondernemingsraad of vakbondsafvaardi- ging bestaat, licht hij voorafgaandelijk en individueel de betrokken werkne- mers schriftelijk in.
§ 2. Binnen de vijftien kalenderdagen na de informatie aan de syndicale verte- genwoordigers van de arbeiders dienen partijen op ondernemingsvlak de besprekingen te starten over de maatregelen die ter zake kunnen worden
genomen. Indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, dan wordt binnen de acht kalenderdagen na het vaststellen van een niet-akkoord op onder- nemingsvlak, beroep gedaan op het verzoeningsbureau op initiatief van de meest gerede partij.
500 SOCIAAL OVERLEG
§ 3. In geval er geen ondernemingsraad of vakbondsafvaardiging bestaat in de onderneming, kan, binnen de vijftien kalenderdagen na de informatie aan de werknemers, dezelfde overlegprocedure worden ingeleid op initiatief van de vakbondsorganisaties die de arbeiders vertegenwoordigen.
Deze procedure is eveneens van toepassing bij faillissement.
Afdeling 4. – Sanctie
500 SOCIAAL OVERLEG
Art. 6.
Bij niet-naleving van de procedure bepaald in afdeling 3, dient de in gebreke zijnde werkgever, naast de normale opzeggingstermijn, aan de betrokken arbei- ders een vergoeding te betalen.
Deze vergoeding is gelijk aan het loon verschuldigd voor de genoemde opzeg- gingstermijn.
In geval van betwisting wordt beroep gedaan op het verzoeningsbureau op vraag van de meest gerede partij.
De afwezigheid van een werkgever op de in deze procedure voorziene bijeen- komst van het verzoeningsbureau wordt beschouwd als een niet-naleving van de bovenstaande procedure.
De werkgever kan zich laten vertegenwoordigen door een bevoegde afgevaar- digde behorende tot zijn onderneming.
Indien de overlegprocedure niet is gevolgd is de sanctie eveneens van toepas- sing in geval van faillissement.
De sanctie is eveneens van toepassing op de werkgever die een unaniem advies van het verzoeningsbureau niet toepast.
INHOUD
INHOUD
530-2 530-3
HOOFDSTUK III. – Geldigheid
Art. 7.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2010 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van zes maanden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de metaalrecuperatie.
INHOUD
530-4
1. Inhoud:
Syndicale premie 2019
BS:
KB:
CAO: 30.03.19
Neerlegging: Registratiedatum: Registratienummer:
Publicatie registratie in het BS:
550. Syndicale premie 2019
Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 maart 2020
500 SOCIAAL OVERLEG
SYNDICALE PREMIE 2019
HOOFDSTUK I. – Toepassingsgebied
2. Duurtijd:
Vanaf 1 januari 2019 tot 31 december 2019
Artikel 1.
500 SOCIAAL OVERLEG
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder “arbeiders” verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK II. – Toekenningsmodaliteiten
Art. 2.
In uitvoering van de bepalingen van artikel 16 en 17 van de collectieve arbeids- overeenkomst van 4 september 2019 inzake de wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds gesloten in het Paritair Subcomité voor de terug- winning van metalen, geregistreerd onder het nummer 154.919/CO/142.01, wordt voor het jaar 2019 aan de in artikel 1 bedoelde arbeiders die lid zijn van één van de interprofessionele representatieve werknemersorganisaties, die in het nationaal vlak zijn verbonden, een syndicale premie toegekend.
INHOUD
INHOUD
550-1
Deze syndicale premie wordt toegekend ten bedrage van:
- 120 EUR aan alle leden die een maandelijkse bijdrage van tenminste 15,90 EUR betalen
- 60 EUR aan alle leden die een maandelijkse bijdrage tussen 9,50 EUR en 15,90 EUR betalen
- 0 EUR aan alle leden die een maandelijkse bijdrage van minder dan 9,50 EUR betalen.
HOOFDSTUK III. – Geldigheid
Art. 4.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2019 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2019.
INHOUD
550-2
600 BESTAANSZEKERHEID 610. WIJZIGING EN COÖRDINATIE STATUTEN SOCIAAL FONDS
620-a. FBZ-BIJDRAGE
620-b. BASISBIJDRAGE AAN HET SOCIAAL FONDS
620-c. FBZ – BUITENGEWONE BIJDRAGE VOOR PERMANENTE VORMING EN RISICOGROEPEN
630-a. SOCIAAL SECTORAAL PENSIOENSTELSEL (28.11.2018)
630-b. SOCIAAL SECTORAAL PENSIOENSTELSEL (04.12.2019)
INHOUD
INHOUD
600 BESTAANSZEKERHEID
1. Inhoud:
Statuten van het “Sociaal fonds voor de terugwinning van metalen”.
1. Aanvullende vergoedingen (vanaf 1 juli 2019)
1.1 Tijdelijke werkloosheid
- Economische redenen, overmacht ten gevolge van brand of slecht weer: maximaal 36 dagen voor alle motieven. Vanaf de 37e dag betaalt werkgever aanvullende vergoeding
- € 6,35/dag uitbetaald in 6 d./week (€ 3,18 halftijds)
1.2 Volledige werkloosheid
- 3 jaar anciënniteit in de recuperatiesector
- Werkloosheidsuitkeringen ontvangen
- € 5,73/dag (€ 2,86 halftijds)
1.3 Ziekte
- Na 60 d. € 66,27
- 120 d. € 90,16
- 180 d. € 117,09
- 240 d. € 117,09
- 300 d. € 117,09
- 365 d. € 117,09
1.4 Oudere werklozen
- Minstens 55 jaar
- Werkloosheidsuitkeringen ontvangen
- € 5,73 (5d/week) tot pensioengerechtigde leeftijd (€ 2,86 halftijds)
1.5 Oudere zieken
- Minstens 53 jaar
- Ziekte-uitkeringen ontvangen
- 5 jaar anciënniteit in de recuperatiesector
- € 6,06 tot de pensioengerechtigde leeftijd (€ 3,03 per halve ziekte- uitkering)
BS:
KB:
CAO: 04.09.19
Neerlegging: // Registratiedatum: // Registratienummer: /CO/142.01
Publicatie registratie in het BS: //
3. Duurtijd:
Vanaf 1 juli 2019 voor onbepaalde duur.
2. Vervanging/verlenging van XXX’x:
CAO 20.09.17 – KB 22.06.18 – BS 18.07.18
1.6 Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag
- 1/2 van het verschil tussen netto-referteloon en werkloosheidsuitke- ring op ogenblik aanvang SWT
- Betaling door Fonds vanaf ogenblik dat de arbeider leeftijd van 60 jaar heeft bereikt (bij SWT na 40 jaar loopbaan is dit al vanaf 59 jaar).
- 3 jaar anciënniteit in de recuperatiesector
- Minimum bedrag aanvullende vergoeding: € 5,73
2. Vakbondsvorming
- Werkgever betaalt loon en recupereert via Fonds
- Fonds betaalt werkgever terug
3. Bevordering van vorming en opleiding Via vzw Educam
600 BESTAANSZEKERHEID
610. Wijziging en coördinatie statuten sociaal fonds
600 BESTAANSZEKERHEID
Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 september 2019
WIJZIGING EN COORDINATIE VAN DE STATUTEN VAN HET SOCIAAL
FONDS
In uitvoering van de artikel 7 van het nationaal akkoord 2019 – 2020 van 26 juni 2019.
Artikel 1.
600 BESTAANSZEKERHEID
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.
Onder “arbeiders” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden, tenzij anders bepaald.
Art. 2.
De statuten van het “Sociaal Fonds voor de ondernemingen voor de terugwin- ning van metalen” zijn vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 december 1979, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid van de onder- nemingen voor terugwinning van metalen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 30 september 1980 (Belgisch Staatsblad van 1 november 1980).
De statuten van het “Sociaal Fonds voor de onderneming voor de terugwinning van de metalen” worden gecoördineerd en hierna vastgelegd als volgt.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2019 en wordt gesloten voor een onbepaalde duur.
Zij kan worden opgezegd mits een opzegging van zes maand, bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, ingaande op de eerste dag van het burgerlijk kwartaal dat volgt op de opzegging.
Art. 4.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsover- eenkomst van 20 september 2017 betreffende wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds, geregistreerd op 24 november 2017 onder het nummer 142.827/CO/142.01 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 juni 2018 (BS van 18 juli 2018).
STATUTEN
HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, doel, duur
600 BESTAANSZEKERHEID
Artikel 1.
Met ingang van 1 januari 1980 wordt een fonds voor bestaanszekerheid opge- richt genaamd “Sociaal Fonds voor de ondernemingen voor de terugwinning van metalen”, verder het fonds genoemd.
Art. 2.
600 BESTAANSZEKERHEID
De maatschappelijke zetel van het Fonds is gevestigd in Buro & Design Center, gelegen te 0000 Xxxxxxx, Esplanade 1 bus 87. Hij kan bij collectieve arbeidsover- eenkomst gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, naar elke andere plaats in België worden overgebracht.
Art. 3.
Het fonds heeft tot doel te regelen en te verzekeren:
1. de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de in artikel 5 bedoelde werkgevers;
2. de toekenning en de uitkering van aanvullende sociale voordelen;
3. de syndicale vorming van de arbeiders;
4. een deel van de werking en sommige initiatieven van de v.z.w. Educam te financieren volgens door de raad van bestuur vastgestelde regels;
5. de betaling van een tussenkomst in de patronale informatiekosten;
6. ten laste nemen van bijzondere bijdragen;
7. de inning van de bijdrage voorzien voor de financiering en inrichting van een sectoraal pensioenstelsel.
Het fonds wordt voor onbepaalde duur opgericht.
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 5.
Deze statuten zijn van toepassing op:
a) de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwin- ning van metalen;
b) de arbeiders die zij tewerkstellen.
Onder “arbeiders” wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werklieden.
HOOFDSTUK III. - Rechthebbenden en modaliteiten van toekenning en uitkering
Art. 6.
Vanaf 1 juli 2019 worden de aanvullende vergoedingen bij ziekte, oudere zieken en tijdelijke werkloosheid geïndexeerd op basis van de reële loonindexering op 1 januari 2018 (1,88%) en op 1 januari 2019 (2,21%). Hierdoor worden deze aanvullende vergoedingen geïndexeerd met 4,13%.
A. Aanvullende werkloosheidsvergoeding bij tijdelijke werkloosheid
Art. 7.
§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben recht ten laste van het Fonds, op de bij artikel 8 van deze statuten vastgestelde aanvullende vergoeding en volgens de modaliteiten zoals vastgesteld in § 2 van art 7, voor zover ze volgende voorwaarden vervullen:
- de werkloosheidsuitkeringen bij toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering genieten;
600 BESTAANSZEKERHEID
- op het ogenblik van de werkloosheid in dienst van de werkgever zijn;
- een anciënniteit van ten minste 15 dagen hebben in het bedrijf.
De aanvullende vergoeding bij tijdelijke werkloosheid dient ook te worden betaald bij jeugdvakantie en seniorenvakantie.
§ 2. Vanaf 1 juli 2017 betaalt het Fonds voor Bestaanszekerheid de aanvullende vergoedingen bij tijdelijke werkloosheid in volgende gevallen:
- tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen
600 BESTAANSZEKERHEID
- slecht weer
- overmacht ten gevolge van brand in de onderneming.
In de loop van een kalenderjaar bedraagt de tussenkomst van het Fonds maximum 36 dagen ( in een zes dagenweek) en dit voor alle motieven gecombineerd. Vanaf de 37e dag betaalt de werkgever de aanvullende ver- goedingen onbeperkt in de tijd en ten laatste bij de loonafrekening van de maand die volgt op de werkloosheidsmaand waarop de vergoeding betrek- king heeft.
Art. 8.
Op 1 juli 2019 worden de aanvullende vergoedingen bij tijdelijke werkloosheid geïndexeerd met 4,13%.
Hierdoor bedragen deze aanvullende vergoedingen vanaf 1 juli 2019:
- € 6,35 per werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglemente- ring op de werkloosheidsverzekering;
B. Aanvullende werkloosheidsvergoeding bij volledige werkloosheid
Art. 9.
§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben recht, ten laste van het fonds voor elke volledige werkloosheidsdag en dit vanaf de eerste dag van werk- loosheid op de bij artikel 11 voorziene uitkering, met een maximum van 150 dagen per kalenderjaar, voor zover zij volgende voorwaarden vervullen:
- werkloosheidsuitkeringen genieten in toepassing van de wetgeving op de werkloosheidsverzekering;
- door een bij artikel 5 bedoelde werkgever ontslagen geweest zijn;
- een anciënniteit van ten minste drie jaar hebben in de sectoren behorende tot het Paritair Comité voor de ondernemingen waar teruggewonnen grond- stoffen opnieuw ter waarde worden gebracht (PC 142).
§ 2. Elke betaling van de aanvullende vergoeding in geval van volledige werk- loosheid aan de arbeiders, zoals beschreven in dit artikel, na en omwille van een eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever, zal vanaf 1 juli 2015 stopgezet worden.
Vanaf 1 juli 2015 worden enkel nog aanvullende vergoedingen in geval van volledige werkloosheid betaald in volgende gevallen:
- arbeiders die zijn ontslagen na 1 januari 2014 in het kader van collectieve ontslagen ten laatste werd te betekend op 31 december 2013
- arbeiders die reeds aanvullende vergoedingen bij volledige werkloosheid ontvangen op 30 juni 2015 en hun saldo nog kunnen uitputten.
C. Aanvullende vergoeding voor oudere werklozen
Art. 10.
600 BESTAANSZEKERHEID
§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders die minstens 55 jaar oud zijn en die niet vallen onder het regime van het conventioneel brugpensioen/stelsel werk- loosheid met bedrijfstoeslag hebben recht, ten laste van het fonds, voor elke volledige werkloosheidsdag, en dit vanaf de eerste werkloosheidsdag, op de bij artikel 11 van deze statuten vastgestelde uitkering (a rato van 5 uitkeringen per week), en dit tot bij het nemen van het wettelijk pensioen.
600 BESTAANSZEKERHEID
§ 2. Arbeiders die zijn ontslagen en een aanvullende vergoeding ontvangen con- form de bepalingen van artikel 10 § 1 van deze collectieve arbeidsovereen- komst, behouden het recht op deze aanvullende vergoeding:
- wanneer ze het werk hervatten als loontrekkende bij een andere werkgever dan de werkgever die hen heeft ontslagen en die niet behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen;
- ingeval een zelfstandige activiteit in hoofdberoep wordt uitgeoefend op voorwaarde dat die activiteit niet wordt uitgeoefend voor rekening van de werkgever die hen heeft ontslagen of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen.
§ 3. Elke betaling van de aanvullende vergoeding in geval van volledige werk- loosheid aan de arbeiders, zoals beschreven in dit artikel, na en omwille van een eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever, zal vanaf 1 juli 2015 stopgezet worden.
Na 1 juli 2015 worden enkel nog aanvullende vergoedingen in geval van vol- ledige werkloosheid betaald in volgende gevallen:
- arbeiders die zijn ontslagen na 1 januari 2014 in het kader van collectieve ontslagen ten laatste werd te betekend op 31 december 2013
Art. 11.
Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsvergoeding is vastgesteld op:
- € 5,73 per uitkering, op basis van de werkloosheidsreglementering ( 6 dagen per week), voor de voltijds tewerkgestelde arbeider
- € 2,86 per halve uitkering op basis van de werkloosheidsreglementering ( 6 dagen per week), voor de halftijds tewerkgestelde werknemer.
D. Aanvullende vergoeding bij stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag
Art. 12.
§ 1. In toepassing van en overeenkomstig:
- de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 1974 gesloten in de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een regeling van aanvullende ver- goeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975 (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975);
- de bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten inzake stelsel werkloos- heid met bedrijfstoeslag, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terug- winning van metalen;
neemt het fonds voor bestaanszekerheid de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering te zijnen laste.
De betaling van de aanvullende vergoeding en de werkgeversbijdrage voor de regeling inzake werkloosheid met bedrijfstoeslag 59 jaar met 40 jaar loopbaan zoals opgenomen in artikel 6 en 9 van de collectieve arbeidsover- eenkomsten van 12 juni 2019, geregistreerd onder de nummers 152.356/
CO/142.01 en 152.357/CO/142.01, wordt volledig ten laste genomen door het Fonds voor bestaanszekerheid.
600 BESTAANSZEKERHEID
Het Fonds voor bestaanszekerheid neemt eveneens de betaling van de aanvullende vergoeding en de werkgeversbijdragen ten zijnen laste vanaf het ogenblik dat de arbeider de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt voor de regelingen inzake werkloosheid met bedrijfstoeslag zoals opgenomen in artikel 2, 3, 5 en 9 van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 12 juni 2019, geregistreerd onder de nummers 152.356/CO/142.01 en 152.357/ CO/142.01:
- 59 jaar – 33 jaar beroepsverleden waarvan 20 jaar nachtarbeid
- 59 jaar – 33 jaar beroepsverleden-zwaar beroep
600 BESTAANSZEKERHEID
- 59 jaar – 35 jaar beroepsverleden – zwaar beroep
Deze vergoeding wordt berekend op het ogenblik van de op brugpensioenstel- ling/stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag en blijft ongewijzigd onder voorbe- houd van het feit dat zij gebonden is aan de evolutie van het indexcijfer volgens de modaliteiten van toepassing op het vlak van werkloosheidsuitkeringen over- eenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971.
Bovendien wordt het bedrag van deze vergoeding elk jaar op 1 januari herzien door de Nationale Arbeidsraad in functie van de conventionele evolutie van de lonen.
Voormelde bepalingen zijn van toepassing voor zover arbeiders een anciënniteit van 3 jaar in de sector behorende tot het Paritair Comité voor de ondernemin- gen waar teruggewonnen grondstoffen opnieuw ter waarde worden gebracht kunnen aantonen.
§ 2. De dagelijkse uitkering voor volledige werkloosheid voorzien bij artikel 11 van de statuten wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de bij § 1 van dit artikel bedoelde aanvullende vergoeding.
§ 3. Wanneer het fonds voor bestaanszekerheid de enige debiteur van de aan- vullende vergoeding is, is hij de bijzondere werkgeversbijdrage bedoeld
Wanneer het fonds voor bestaanszekerheid en één of meerdere andere debiteurs elk een aanvullende vergoeding of een deel van de aanvullende vergoeding betalen is elke debiteur de bijzondere werkgeversbijdrage en de bijzondere compenserende werkgeversbijdrage verschuldigd op de vergoe- ding of op het deel van de aanvullende vergoeding die hij betaalt.
De inhouding betreffende het conventioneel brugpensioen/stelsel werkloos- heid met bedrijfstoeslag moet door de debiteur van de hoogste aanvullende vergoeding integraal betaald worden.
De bijzondere bijdragen worden ten laste genomen tot de oppensioenstel- ling van de arbeiders, met uitzondering van de bepalingen voorzien in artikel 13.
§ 4. Onder de voorwaarden bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 en volgens de daarin bepaalde modaliteiten behouden de arbeiders die zijn ontslagen met het oog op stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomsten of in het kader van een op ondernemingsniveau gesloten collectieve arbeidsovereenkomst inzake stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag het recht op de aanvullende vergoeding:
- wanneer ze het werk hervatten als loontrekkende bij een andere werkgever dan de werkgever die hen heeft ontslagen en die niet behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen
- ingeval een zelfstandige activiteit in hoofdberoep wordt uitgeoefend op voorwaarde dat die activiteit niet wordt uitgeoefend voor rekening van de werkgever die hen heeft ontslagen of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen.
§ 5. Indien een arbeider in het kader van een stelsel werkloosheid met bedrijfs- toeslag, zijn rechten hieromtrent bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening heeft vastgeklikt, wordt ook de uitbetaling van de aanvullende vergoeding in dit kader bij het sociaal fonds vastgeklikt.
600 BESTAANSZEKERHEID
Art. 13.
Onder dezelfde voorwaarden als deze voorzien bij artikel 12, neemt het fonds de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975, op zich:
600 BESTAANSZEKERHEID
- voor de arbeiders die minstens 58 jaar oud (tot 30/12/19), 59 jaar oud (vanaf 31/12/19 tot en met 30/12/20) en 60 jaar oud (vanaf 31/12/20) waren op het ogenblik van het ingaan van het brugpensioen/stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag in een onderneming erkend als zijnde in moeilijkheden of in herstructurering.
Voorwaarden:
- de werkgever heeft op het ogenblik van het sluiten van het ondernemingsak- koord hiervan een kopie gestuurd aan het fonds;
- de arbeider is op het ogenblik van het brugpensioen/ stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag minimum 55 jaar.
E. Aanvullende ziektevergoeding
Art. 14.
§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben na ten minste zestig dagen ononderbroken arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval, met uitsluiting van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge van beroepsziekte of arbeidsongeval, recht, ten laste van het fonds, op een uitkering tot aan-
- de primaire ongeschiktheidsuitkering van de ziekte- en invaliditeitsverzeke- ring genieten bij toepassing van de wetgeving terzake;
- op het ogenblik waarop de ongeschiktheid zich voordoet, in dienst zijn van een in artikel 5 bedoelde werkgever.
§ 2. Het forfaitair bedrag van de bij artikel 14, § 1 bedoelde uitkering wordt vanaf 1 juli 2019 als volgt vastgesteld voor de voltijds tewerkgestelde werknemer:
- € 66,27 na de eerste zestig dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 90,16 meer na de eerste 120 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 117,09 meer na de eerste 180 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 117,09 meer na de eerste 240 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 117,09 meer na de eerste 300 dagen ononderbroken ongeschiktheid;
- € 117,09 meer na de eerste 365 dagen ononderbroken ongeschiktheid.
De toepassing van voorgaande bepalingen kan slechts aanleiding geven tot de toekenning van een globale uitkering van € 600 en dit gedurende een kalenderjaar.
De raad van bestuur bepaalt het bedrag dat wordt toegekend voor de deel- tijds tewerkgestelde arbeider.
§ 3. Welke ook de duur ervan weze, een arbeidsongeschiktheid kan slechts aan- leiding geven tot de toekenning van één enkele reeks uitkeringen. Het her- vallen in dezelfde ziekte wordt beschouwd als integraal deel uitmakend van de vorige ongeschiktheid, indien zij zich voordoet binnen de eerste twaalf kalenderdagen volgend op het einde van deze periode van ongeschiktheid.
§ 4. De aanvullende vergoeding bij ziekte dient ook te worden betaald bij zwangerschapsverlof.
600 BESTAANSZEKERHEID
F. Aanvullende vergoeding voor oudere zieken
Art. 15.
Vanaf 1 juli 2019, de in artikel 5 bedoelde arbeiders die in een toestand verkeren van blijvende arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval, met uitsluiting van arbeidsongeschiktheid wegens beroepsziekte of arbeidsongeval, hebben recht ten laste van het fonds op € 6,06 per ziektedag tot aan zijn pensioen en dit onder de volgende voorwaarden:
- ten minste 53 jaar oud zijn op de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid;
600 BESTAANSZEKERHEID
- op het ogenblik waarop de ongeschiktheid zich voordoet, in dienst zijn van een in artikel 5 bedoelde werkgever;
- dagelijkse uitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering genieten;
- een carenztijd van 30 kalenderdagen hebben vervuld, ingaande op de eerste dag van de ongeschiktheid
- 5 jaar anciënniteit kunnen bewijzen in de sector Terugwinning van metalen.
G. Syndicale premie
Art. 16.
De bij artikel 5 bedoelde arbeiders, die sedert ten minste een jaar lid zijn van één van de representatieve interprofessionele werknemers-organisaties welke op nationaal niveau verbonden zijn, hebben recht, ten laste van het Fonds, op een syndicale premie, voor zover zij op 1 oktober van het lopende jaar inge- schreven zijn in het personeelsregister van de bij hetzelfde artikel 5, bedoelde ondernemingen.
Het bedrag van de bij artikel 16 bedoelde syndicale premie wordt vastgelegd, op voorstel van de raad van bestuur van het Fonds, in een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst.
HOOFDSTUK IV. - Stimuleren van vorming en informatie van de werkgevers
Art. 18.
Het fonds betaalt aan de representatieve werkgeversorganisatie, de “Federatie van de Belgische recuperatie van Ferro en Non-Ferro Metalen vzw.”, een tus- senkomst in de patronale informatiekosten.
Deze tussenkomst bedraagt 0,15 % van de brutolonen van de arbeiders.
HOOFDSTUK V. - Bevorderen van de syndicale vorming
Art. 19.
Het fonds betaalt aan de werkgevers die het voorschot hebben verleend en op hun verzoek de lonen terug (verhoogd met de lasten), uitgekeerd aan de werk- lieden die afwezig waren in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 1974, gesloten in het Paritair Comité voor de ondernemingen waar teruggewonnen grondstoffen opnieuw ter waarde worden gebracht, betref- fende de syndicale vorming van de werklieden en werksters, tewerkgesteld in de ondernemingen waar teruggewonnen metalen opnieuw ter waarde worden gebracht, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 20 september 1974 (Belgisch Staatsblad van 30 oktober 1974).
HOOFDSTUK VI. - Financiering van de werking en de initiatieven van de v.z.w. “Educam”
600 BESTAANSZEKERHEID
Art. 20.
Het fonds financiert de werking en de initiatieven van de v.z.w. “Educam”. De jaar- lijkse financiële bijdrage van het fonds wordt door de raad van bestuur bepaald.
De v.z.w. “Educam” organiseert, in opdracht en in coöperatie met de betrokken paritaire comités en subcomités en de betrokken fondsen voor bestaanszeker- heid van de sector van de terugwinning van metalen, de beroepsopleiding en de vorming voor de werklieden zoals omschreven in de statuten van de v.z.w. “Educam” en volgens de beslissingen genomen door de bestuursinstanties van deze v.z.w. inzake de stichtende en toegetreden leden.
600 BESTAANSZEKERHEID
HOOFDSTUK VII. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 21.
De uitkering waarvan sprake in artikel 19 (syndicale vorming), wordt rechtstreeks door de werkgevers aan hun arbeiders betaald per maand en bij de eerste loon- suitbetaling volgende op de maand in de loop waarvan zij op deze uitkeringen recht hebben. De werkgevers kunnen de terugbetaling ervan bekomen bij het fonds overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de raad van bestuur.
De uitkeringen vastgesteld bij de artikelen 7 tot en met 15 worden rechtstreeks door het fonds betaald overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de raad van bestuur.
De in artikel 16 bedoelde uitkering wordt betaald door de interprofessionele representatieve werknemersorganisaties die op nationaal niveau verbonden zijn.
De aanvragen voor de terugbetaling van de aanvullende uitkeringen moeten bij het secretariaat van het sociaal fonds worden ingediend binnen een termijn van één jaar.