Verkenning naar de mogelijkheden voor zelfregulering in de markt van Fun & Adventure
Verkenning naar de mogelijkheden voor zelfregulering in de markt van Fun & Adventure
Deze verkenning wordt aangeboden aan:
Naam: mw. xx. X. Xxxxxxx
Organisatie: Voedsel en Warenautoriteit (VWA) Postadres: Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx
Titel van het project:
Verkenning naar de mogelijkheden voor zelfregulering in de markt van Fun & Adventure
Natuurlijke of rechtspersoon waarmee de overeenkomst is gesloten:
Naam: Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) Postadres: Postbus 5059, 2600 GB Delft Handelsregister: S150051
ING nummer: 25301
Projectleider:
Naam: mw. dr. ir. Imola Ferro
Functie: Clustermanager NEN-Consumentenzaken Xxx.xx: (000) 0 000 000
Xxx.xx: (000) 0 000 000
Projectuitvoering:
Naam: mw. Xxxxx Xxxxx MSc
Functie: Consultant NEN-Consumentenzaken Xxx.xx: (000) 0 000 000
Xxx.xx: (000) 0 000 000
Naam: xxx. Xxxx xxx Xxxxxxxxx MSc Functie: Consultant NEN-Consumentenzaken Xxx.xx: (000) 0 000 000
Xxx.xx: (000) 0 000 000
Email: xxxx.xxxxxxxxxxxx@xxx.xx
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 3
1. Inleiding 4
2. Onderzoeksopzet 6
2.1 Doelstelling 6
2.2 Onderzoeksvragen 6
2.3 Onderzoeksmethodieken 6
3. Zelfregulering 7
3.1 Inleiding 7
3.2 Zelfregulering gedefinieerd 7
3.3 Voordelen en nadelen van zelfregulering 8
3.4 Beleidsproblemen en zelfregulering 9
3.5 Zelfreguleringinstrumenten 10
3.5.1 Informerende instrumenten 11
3.5.2 Normalisatie 12
3.5.3 Gedragsgerichte instrumenten 13
3.6 Actoren 13
3.7 Randvoorwaarden voor zelfregulering 14
3.8 Beoordelingskader 15
3.9 Beantwoording deelvragen 16
4. Fun and Adventure 17
4.1 Fun en Adventure gedefinieerd 17
4.2 Actoren 17
4.2.1 Commerciële aanbieders 17
4.2.2 Niet Commerciële aanbieders 18
4.2.3 Branche organisaties 18
4.2.4 Overheden en controlerende instanties 19
4.2.5 Gidsen 20
4.2.6 Verzekeraars 20
4.2.7 Certificering instanties 20
4.3 Uitingen van zelfregulering 21
4.3.1 Informerend instrument: Keurmerken 21
4.3.2 Informerend instrument: certificatie 22
4.3.3 Normalisatie: Veiligheidsnormen 23
4.4 Analyse van verdere zelfregulering mogelijkheden 25
4.4.1Invulling randvoorwaarden 25
4.4.2 Invulling Beoordelingskader 27
5. Mondiale ontwikkelingen – ISO normalisatie 30
5.1 Internationale structuur 30
5.2 Procesgang 30
5.3 Vergaderschema 31
5.4 Scope 31
6. Nationale ontwikkelingen – NEN normalisatie 33
7. Conclusies 34
Bronnen 36
Bijlagen 37
Bijlage 1 Werkprogramma ISO/TC228 WG Adventure Tourism 37
Bijlage 2 Uitzondering kartelverbod Artikel 6 lid 3 39
Bijlage 3 Stakeholders Fun en Adventure branche 40
Bijlage 4 Verslag informatiebijeenkomst Avontuurlijke vrijetijdsactiviteiten (16 okt 09) 43
Bijlage 5 Zelfregulering en beleidsvraagstukken 49
1. Inleiding
In 2008 heeft de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de opdracht gekregen een onderzoek uit te voeren naar de mogelijkheden van beleidsmatig handelen met betrekking tot de Fun en Adventure branche in Nederland. Directe aanleiding was het vlotincident in Rekken waarbij twee medewerkers van Kruitvat tijdens een personeelsuitje zijn omgekomen. Dit was echter niet het enige incident in Nederland. De VWA heeft in de afgelopen jaren al meerdere malen het verzoek gekregen technische bijstand te verlenen naar aanleiding van een ongeval tijdens een vrijetijdsbesteding. Ook in de media zijn met enige regelmaat berichtgevingen te vinden over ongevallen tijdens bedrijfsuitjes en avontuurlijke activiteiten.
Om de oorzaken en beheersing van risico’s van sportieve en avontuurlijke activiteiten te onderzoeken heeft de VWA een verkenning laten uitvoeren door het Kenniscentrum Recreatie. In deze verkenning, waarbij gefocust is op georganiseerde groepsactiviteiten, zijn belangrijke bevindingen gedaan.
Allereerst is het nog onvoldoende duidelijk wat de aard en de omvang zijn van de risico’s verbonden aan Fun en Adventure activiteiten. Dit komt omdat de huidige ongevallen registratiesystemen geen goed inzicht verschaffen. Het advies van het Kenniscentrum Recreatie (2009) was dan ook om meer aandacht te besteden aan het beschikbaar krijgen van gegevens over ongevallen zodat in de toekomst inzicht in de risico’s beter mogelijk is.
Het is duidelijk geworden dat drie specifieke factoren een rol spelen bij ongevallen in de Fun en Adventure branche: technische, menselijke en organisatorische factoren. Wat betreft de verantwoordelijkheden rond technische factoren kan worden gezegd dat dit bij wet goed geregeld is. Dit omdat het ter beschikking stellen van producten en/of materialen die bij dit soort activiteiten gebruikt worden onder de Warenwet vallen en daarmee verbonden zijn met de verplichtingen uit de Warenwet. Echter, dit is niet het geval voor de organisatorische factoren. Hier is vaak sprake van zelfregulering door middel van keurmerken en normen.
De verwachting van het VWA is dat wanneer zelfregulering verder ontwikkeld wordt, dit van grote waarde is voor de verbetering van de veiligheid van deelnemers in de vrijetijdsmarkt. Dit blijkt uit het advies dat door de VWA aan het Ministerie van VWS is gegeven:
“Gezien de sterke groei van de vrijetijdsmarkt, het feit dat de technische productveiligheid door wetgeving gewaarborgd is, het gegeven dat deelnemers vaak onvoorbereid aan niet ongevaarlijke activiteiten worden blootgesteld en veiligheid voor de ondernemer een belangrijke voorwaarde voor succes is, adviseert de VWA u om de zelfregulering bij de aanbieders van Fun & Adventure te stimuleren”
“De VWA adviseert de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) om zelfregulering binnen de Fun & Adventure markt te ondersteunen. Zelfregulering is bijvoorbeeld mogelijk door het
stimuleren van veiligheidsnormen die invulling geven aan de verantwoordelijkheid die de ondernemer heeft. De VWA adviseert ook aandacht te besteden aan het beschikbaar krijgen van gegevens over ongevallen zodat in de toekomst inzicht in de risico’s beter mogelijk is.”
Naar aanleidingen van dit advies heeft de VWA aan het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) gevraagd om een beknopte verkenning uit te voeren naar het onderwerp van zelfregulering.
2. Onderzoeksopzet
2.1 Doelstelling
Doel van de NEN verkenning is om inzicht te verschaffen in de mogelijkheden voor zelfregulering in de Fun en Adventure branche en daarbuiten.
2.2 Onderzoeksvragen
Deze verkenning heeft als hoofdvraag:
• Wat zijn de mogelijkheden voor zelfregulering in de branche van Fun & Adventure?
Om hierop een antwoord te geven moeten de volgende drie deelvragen beantwoord worden:
• Welke wijze van zelfregulering zijn er en wat zijn de specifieke kenmerken en voorwaarden?
• Wat zijn de vereiste acties om zelfregulering mogelijk te maken?
• Wat is hiervan aanwezig in de branche van Fun en Adventure?
De eerste twee deelvragen geven een beeld van de mogelijkheden van zelfregulering in het algemeen en de noodzakelijk te vervullen randvoorwaarden. Deze informatie wordt gebruikt voor de situatie in de Fun en Adventure branche, waarna vervolgens bekeken kan worden welke wijze van zelfregulering het beste aansluit in deze specifieke situatie. Uiteraard kan de algemene informatie over zelfregulering en het beoordelingsraamwerk ook gebruikt worden bij andere beleidsvraagstukken.
2.3 Onderzoeksmethodieken
Voor deze verkenning zijn verschillende onderzoekmethodieken gebruikt. Allereerst heeft een uitgebreide literatuurstudie plaatsgevonden om zodoende de meest belangrijke bronnen van informatie te identificeren. Bij schifting op belangrijkheid is gekeken naar de achtergrond van de auteurs, de publicerende organisatie, het aantal verwijzingen naar het betreffende stuk en uiteraard ook naar de relevantie op tijd. Bijvoorbeeld, stukken die in het verre verleden zijn gepubliceerd over zelfregulering en geen raakvlak meer hebben met de huidige tijd zijn niet nader bestudeerd. Het tegenovergestelde kan ook worden gezegd. Recente stukken die op zeer gedegen wijze invulling geven aan het onderwerp zelfregulering hebben de voorkeur gekregen. Een goed voorbeeld is het onderzoek van Xxxx et al. (2009).
Naast de uitgebreide literatuur studie heeft ook een internetstudie plaatsgevonden. In deze fase zijn de literaire bronnen aangevuld met zeer recente marktinformatie om zodoende de eerste verkenning compleet te maken. Xxxx op dat ook tijdens de internetstudie nadrukkelijk is gekeken naar de
betrouwbaarheid van de stukken. Bijvoorbeeld, artikelen die door de overheid of vooraanstaande instanties zijn gepubliceerd.
In de tweede fase van het onderzoek is in samenwerking met de afdeling Business Development (NEN) een marktanalyse uitgevoerd naar de Fun en Adventure branche. Onder andere, wie zijn de spelers en welke vormen van zelfregulering zijn al aanwezig en welke niet. Op basis van deze resultaten is bekeken welke additionele mogelijkheden er zijn voor zelfregulering. Als laatste is informatie verzameld over de huidige stand van zaken betreffende normalisatie op nationaal en internationaal niveau met als doel de lezer een inzicht te verschaffen in de meest recente ontwikkelingen.
In het volgende hoofdstuk introduceren wij het onderwerp zelfregulering.
3. Zelfregulering
3.1 Inleiding
De bedoeling van dit hoofdstuk is niet om een alles omvattende theoretische uiteenzetting te bieden over zelfregulering en al haar vormen. Wel zullen we ingaan op de meest cruciale elementen en instrumenten van zelfregulering. Onder andere, welke instrumenten kunnen beleidsmakers gebruiken en onder welke omstandigheden. Wat zijn de voor- en nadelen van zelfregulering ten opzichte van andere beleidsvormen. En, meer specifiek, hoe verhouden deze instrumenten zich met de Fun en Adventure branche in Nederland. Vooral is het ons doel om een overzichtelijk en eenvoudig hulpmiddel te bieden voor huidige én toekomstige beleidsvraagstukken met betrekking tot zelfregulering. Laten we beginnen met de definitie vast te stellen, wat is zelfregulering nu eigenlijk?
3.2 Zelfregulering gedefinieerd
Om voor dit onderzoek vast te stellen wat zelfregulering nu precies inhoud is het nuttig om te weten wat de meest gangbare definitie is in de Nederlandse literatuur. Hoewel dit eenvoudig lijkt, is de opgave moeilijker dan gedacht. Uitgebreid onderzoek heeft uitgewezen dat veel verschillende definities van zelfregulering gehanteerd worden. De ene is wat omvattender dan de andere. Xxxxxx (2007) concludeerde dat er geen algemeen geaccepteerde definitie van zelfregulering bestaat; er is teveel variatie.
Echter, wel is duidelijk dat er een zekere kern bestaat. Wanneer men zeer uiteenlopende onderzoeken met als onderwerp “Zelfregulering” erop naslaat, zal menig onderzoeker tot de conclusie komen dat de definitie van Xxxxxx (2007) het meest volledig is. Deze definitie is als volgt:
Zelfregulering houdt in dat maatschappelijke partijen in bepaalde mate zelf verantwoordelijkheid nemen voor het opstellen en/of uitvoeren en/of handhaven van regels, indien nodig binnen het wettelijke of rechterlijke kader.
De laatste toevoeging “indien nodig binnen het wettelijke of rechterlijke kader”, is van belang omdat kartelvorming een mogelijk instrument is van zelfregulering. Dit instrument is alleen toegestaan als de samenstellende partijen voldoen aan artikel 6 lid 3 van de Mededingingswet. Zie bijlage 2.
Zelfregulering geschiedt niet door de wetgever, maar door de maatschappelijke actoren zelf. Uiteraard kan er wel een wettelijke opdracht aan ten grondslag liggen. In dat geval wordt gesproken over geconditioneerde zelfregulering. Deze laatste vorm maakt gebruik van de voordelen van zelfregulering ten opzichte van overheidsregulering, terwijl de te realiseren doelstellingen door de overheid worden bepaald (Timmer, 2008). Meer specifiek, de overheid staat zelfregulering toe of stimuleert dat zelfs. In beide gevallen worden voorschriften aan de uitkomst verbonden.
De reden waarom geconditioneerde zelfregulering in sommige gevallen de voorkeur verdient is eenvoudig te verklaren. Het instrument heeft als voordeel dat “de inbreuk door de overheid” tot een minimum wordt beperkt, terwijl de handelsvrijheid van de maatschappelijke actoren wordt vergroot. Toezicht door de overheid is echter cruciaal voor het bereiken van de overheidsdoelstellingen. Daarom stelt de wetgever materiële of procedurele voorwaarden op.
Op basis van het artikel van Xxxxxxxxx en Voermans (2000) kunnen we drie hoofdvormen van zelfregulering onderscheiden.
1. De wetgever draagt zelfregulering op en verbindt rechtsgevolgen aan deze zelfregulering. Een voorbeeld is het wettelijk tuchtrecht voor loodsen.
2. De wetgever biedt de mogelijkheid tot zelfregulering en verbindt rechtsgevolgen aan deze zelfregulering. Een voorbeeld is de algemeenverbindendverklaring van een CAO.
3. De wet is een stok achter de deur voor het geval partijen er zelf niet uitkomen.
3.3 Voordelen en nadelen van zelfregulering
Uit diverse literatuurstudies is gebleken dat zelfreguleringinstrumenten een aantal specifieke voordelen en nadelen hebben (Boom et al., 2009; Reader, 1995 en Xxxxxxxx, 1999). De meest genoemde voordelen in de literatuur zijn:
• Er is specifieke kennis vereist voor regulering. Deze is bij de sector vaak groter dan bij de overheid. Ook wel collectieve expertise genoemd.
• Zelfregulering kost minder dan overheidsregulering.
• De prikkels om tot naleving van de regels over te gaan zullen voor de beroepsgroep veel groter zijn wanneer regulering door de beroepsgroep zelf tot stand is gebracht en de normering derhalve door hen als redelijker zal worden ervaren dan wanneer deze van bovenaf door de overheid wordt opgelegd.
• Zelfregulering is flexibeler dan overheidsregulering, kan gemakkelijker worden aangepast aan de specifieke eisen van de betrokken beroepsgroep en kan ook eenvoudiger worden gewijzigd naar aanleiding van wijzigende omstandigheden.
• Zelfregulering ontlast het (overbelaste) overheidsapparaat.
• Zelfregulering laat de verantwoordelijkheid waar die hoort.
• Zelfregulering is geschikt waar de overheid liever niet reguleert omdat fundamentele rechten in het geding zijn.
• Zelfregulering voorziet in betrokkenheid van de samenleving.
De meest genoemde nadelen zijn:
• Door zelfregulering kan er een gevaar ontstaan voor concurrentiebelemmering als (extreem) hoge kwaliteitsstandaarden of prijzen worden vastgesteld.
• Zelfregulering kan ook anticompetitief gedrag stimuleren. Het feit dat zelfregulering op zich de mogelijkheid biedt voor concurrenten om af te spreken hoe ze hun beroep zullen uitoefenen, doet onvermijdelijk vragen rijzen naar de verenigbaarheid met het mededingingsrecht.1
• Zelfregulering zou de rechtszekerheid aan kunnen tasten.
• Het is niet gezegd dat de beroepsgroep de grotere technische expertise en het informatievoordeel dat zij bezit ook daadwerkelijk via zelfregulering zal gebruiken ten voordele van het publieke belang.
• Het instrument kan gevoelig zijn voor lobbyisten.
• Via zelfregulering kan de industrie zijn eigen belangen nastreven in plaats van het publieke belang.
• Met zelfregulering kan het gevaar ontstaan van het verschuiven van handhavingslasten.
• Soms is er sprake van een beperkte afdwingbaarheid van regels.
• Te vage normen leiden tot uitingen die door consumenten niet aanvaard worden. Dit zou ertoe kunnen leiden dat consumentenorganisaties aan de overheid vragen strengere normen op te leggen dan normering die zonder het bestaan van zelfregulering tot stand zou zijn gekomen.
• Zwak georganiseerde belangen/partijen worden soms niet genoeg gehoord aan de onderhandelingstafel.
• Zelfregulering vindt niet altijd in volledige openbaarheid plaats.
3.4 Beleidsproblemen en zelfregulering
Afhankelijk van het type beleidsvraagstuk zullen beleidsmakers moeten beoordelen of zelfregulering een wenselijk instrument is. Xxxxxxx et al. (2003) zijn ingegaan op een diversiteit aan onderwerpen die wel en niet opgelost kunnen worden met zelfregulering. Deze onderwerpen zijn: informatieasymmetrie, externe effecten, paternalistische motieven, transactiekosten, herverdelingsmotieven, publieke goederen en maatschappelijke onevenwichtigheid. Voor VWA is vooral het oplossen van beleidsvraagstukken m.b.t. informatieasymmetrie van belang. In het kort wordt dit beleidsvraagstuk toegelicht.
1 xxxx://xxx.xxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxx/Xxx_xx_xxxxxxxxxxx/Xxxxxxxxxxxxxxx/Xxxxx.xxx
Informatieasymmetrie – Een van de vormen van marktfalen is informatieasymmetrie. Eenvoudig gezegd, de informatie verstrekkende partij (aanbieder van vrijetijdsactiviteiten) is bewust of onbewust beter geïnformeerd dan de informatie ontvangende partij (consument). Dit kan in de markt leiden tot een averechtse selectie van informatie met als gevolg een achteruitgang van kwaliteit. Het initiatief en de oplossing voor het bestaan van informatieasymmetrie kunnen van een branche of beroepsgroep komen. In dit geval lenen de volgende instrumenten zich bij uitstek om de problemen weg te nemen: informerende instrumenten, normalisatie en een aantal gedragsgerichte instrumenten. Deze instrumenten zullen in de volgende paragraaf kort worden besproken.
Merk op dat voor de volledigheid van dit rapport de resterende beleidsvraagstukken, welke besproken worden door Xxxxxxx et al. (2003), in de bijlagen zijn toegelicht. Zie Bijlage 5 beleidsvraagstukken en zelfregulering.
3.5 Zelfreguleringinstrumenten2
In deze paragraaf gaan we in op de verschillende zelfreguleringinstrumenten. Om niet opnieuw het wiel uit te vinden is gebruik gemaakt van een eerder uitgevoerde verkenning door Xxxxxxx et al. (2003). In deze verkenning staan 22 instrumenten centraal die onder de noemer zelfregulering vallen. Tevens hebben de auteurs een onderscheid gemaakt in 6 clusters: Informerende instrumenten, Gedraggerichte instrumenten, Techniekgerichte instrumenten, Contractuele instrumenten, Geschilbeslechte instrumenten en Publiekrechtelijke beroepsorganisatie. Deze 6 clusters zullen niet allemaal aan de orde komen omdat ze geen informerende waarde hebben voor VWA met betrekking tot de Fun en Adventure branche. We bespreken Informerende instrumenten, Normalisatie en Gedragsgerichte instrumenten in aparte paragrafen. In tabel 1 is een overzicht gegeven van de verschillende instrumenten en clusters.
Tabel 1 Zelfreguleringinstrumenten
Informerende instrumenten Geschilbeslechtende instrumenten
Keurmerk Arbitrage
Certificatie Bindend advies
Erkenningsregeling Mediation
Ketengarantiestelsel Private ombudsman
Visitatie Tuchtrecht
Normalisatie Gedragsgerichte instrumenten
NEN - Nederlandse norm Gedragscode NTA - Nederlands technische afspraak Reclamecode NPR - Nederlandse Praktijk Richtlijn Protocol
Herenakkoord Convenant
Contractuele instrumenten Kartel Algemene voorwaarden
Standaardregeling Publiekrechtelijke beroepsorganisaties
2 Baarsma et al., 2003
3.5.1 Informerende instrumenten
Informerende instrumenten kunnen worden ingezet als zelfreguleringsinstrument als de transparantie op de markt bemoeilijkt wordt door informatieasymmetrie tussen aanbieder en consument. Door extra informatie te geven aan de consument in de voor-contractuele fase, kan het consumentenvertrouwen toenemen en de afzetmogelijkheden vergroot worden.
Bij certificering, een erkenningsregeling en een ketengarantiestelsel wordt informatie geboden door het voeren van een bepaald keurmerk. Men wil door middel van een keurmerk laten zien dat er aan bepaalde (strenge) eisen voldaan wordt. Het ligt echter aan de aard van het keurmerk in hoeverre men kan vertrouwen op de kwaliteit. Een keurmerk is dan ook te onderscheiden in eerstegraads en tweedegraads keurmerken.
Een eerstegraads keurmerk geeft aan dat een product, een dienst, een proces of een persoon gecertificeerd is door een onafhankelijke instantie. Dit houdt in dat een onafhankelijke partij heeft beoordeeld dat er aan vooraf gespecificeerde eisen wordt voldaan en dat er een certificaat is afgegeven waarin deze overeenstemming wordt bevestigd. Dit gehele proces wordt certificatie genoemd. Als de certificerende instelling een deskundige organisatie is, die onafhankelijk is van de aanvragers/houders van het certificaat, kan het worden erkend door de Raad voor Accreditatie (RvA). De RvA is opgericht door de overheid en ziet toe op de deskundigheid en onafhankelijkheid van certificerende instellingen. Als een instelling aan de eisen van de RvA voldoet, wordt de instelling geaccrediteerd. Certificering door zo’n instelling wordt dan ook wel certificering onder accreditatie genoemd.
Het voordeel van certificatie onder accreditatie is dat belanghebbenden ervan uit mogen gaan dat de kwaliteit gewaarborgd is, daar er controle wordt uitgevoerd op zowel de gestelde eisen als op het voldoen aan die eisen.
Een tweedegraads keurmerk mag door een brancheorganisatie of andere instelling worden verleend. Het komt overeen met een eerstegraads keurmerk, alleen wordt er geen toezicht gehouden op de keurmerkverlenende instelling door een onafhankelijke instantie. Een voorbeeld van een tweedegraads keurmerk is het Keurslagerlogo. Slagers die voldoen aan de eisen die opgesteld zijn door de Keurslagervereniging, kunnen worden erkend door de vereniging als Keurslager. De slager mag dan voortaan het Keurslagerlogo voeren en van allerlei andere dingen gebruik maken die de Keurslagervereniging ter beschikking stelt, zoals verpakkingen en ander promotiemateriaal.
Om het Keurslagerlogo te mogen voeren, moet een slager dus erkend worden als Keurslager. Naast erkenningsregelingen als deze die zijn opgezet door een branchevereniging, kunnen ook onafhankelijke instellingen erkenningsregelingen opzetten en zijn er erkenningsregelingen die voortvloeien uit de wet, bijvoorbeeld de erkenningsregeling snelheidsbegrenzer die voortvloeit uit de Rijtijdenwet.
Er is nog een restcategorie (wel eens derdegraads keurmerken genoemd) die de indruk wekken dat ze keurmerken zijn, maar dat zijn ze in feite niet. Dit zijn ‘keurmerken’ die een bedrijf of een branche zichzelf geeft, zonder dat er controle plaatsvindt of een bedrijf wel aan bepaalde eisen voldoet en waarvan de betekenis moeilijk is in te schatten voor de consument. Een voorbeeld hiervan is het Euroshopper-logo van Xxxxxx Xxxxx.
Een ketengarantiestelsel is een instrument waar facetten van de verschillende soorten keurmerken gebruikt worden. Bij een ketengarantiestelsel gaat het er om, dat elke schakel van een keten verantwoordelijk is voor het eindproduct. De laatste schakel kan dus verantwoordelijk worden gehouden voor iets wat er in een schakel daarvoor gebeurd is. Om het risico op fouten zo klein mogelijk te houden, worden er strenge eisen gesteld aan de werkzaamheden van alle schakels. In het systeem van Integrale Keten Beheersing (IKB) van het Productschap Vee en Vlees (PVV) worden bedrijven pas erkend als zijnde een bedrijf dat aan de IKB eisen voldoet, als zij gecertificeerd zijn door bepaalde instellingen en aan allerlei andere eisen voldoen. Pas als ondernemingen aan alle eisen voldoen mogen zij het IKB logo voeren.
Bij visitatie wordt er geen gebruik gemaakt van een keurmerk, maar van een visitatierapport waarin beschreven wordt hoe het gaat in een bepaalde instelling. Visitatie is namelijk een vorm van auditing waarbij een commissie bestaand uit externe, onafhankelijke collega’s op ‘visite’ gaat bij een organisatie om te zien hoe de organisatie werkt en wat de kwaliteit van de geleverde prestaties is. Het visitatierapport levert dan de informatie over de organisatie. Er zijn meestal geen formele sancties verbonden aan een visitatie. Een uitzondering hierop is het hoger onderwijs waar visitatiecommissies een belangrijke rol spelen bij de beslissing over het voortbestaan van matige tot slechte opleidingen. Visitaties zijn alleen in de semioverheidssector toepasbaar. Commerciële bedrijven zouden immers geen concurrenten in de keuken laten kijken.
3.5.2 Normalisatie
Normalisatie houdt in dat er gezamenlijke normen worden vastgesteld door belanghebbende partijen over de (technische) specificaties van een product, dienst of bedrijfsproces. Ze worden vooral opgesteld voor en door bedrijfstakken/branches waar een norm de vorm van een gemeenschappelijke ‘taal’ kan aannemen. Door deze gemeenschappelijke taal wordt de compatibiliteit en de uitwisselbaarheid van producten (of delen daarvan) vergroot. Normalisatie van diensten biedt mogelijkheden om op gedegen wijze procedures vast te leggen, bijvoorbeeld: hoe verloopt een goed traject voor schuldsanering of op welke wijze moeten aanbieders van vrijetijdsdiensten de risico’s van deelnemers beperken.
NEN – Nederlandse norm: Nederlandse norm (NEN) is een afspraak die zorgvuldig, volgens een vaste procedure tot stand komt. Het is vooral belangrijk dat alle belanghebbende partijen bij deze procedure worden betrokken en dat er overeenstemming is over de uiteindelijke afspraak.
NTA – Nederlands technische afspraak: Een NTA is een openbare afspraak tussen twee of meer belanghebbende partijen. De NTA komt tegemoet aan de vraag naar snelle afspraken die breed toepasbaar zijn.
NPR - Nederlandse Praktijk Richtlijn: Een NPR is een informatief document. Het bevat bijvoorbeeld toelichtingen op normen, constructieve mogelijkheden, werkmethoden en fabricagegegevens. Vaak gaat het om praktische uitwerkingen van de bepalingen in een norm.
3.5.3 Gedragsgerichte instrumenten
Zelfregulering door middel van ‘gedragsgerichte instrumenten’ kan op vele uiteenlopende problemen worden toegepast. De belangrijkste hiervan zijn imagoproblemen in de branche, informatieasymmetrie tussen aanbieder en consument, en externe effecten. In sommige gevallen dienen deze afspraken ter voorkoming van overheidsregulering. In andere gevallen zijn overwegingen omtrent imagoverbetering doorslaggevend bij het aangaan van dergelijke zelfreguleringsafspraken.
Gedragscodes geven bepaalde gedragsregels aan. Deze kunnen op zeer verschillende terreinen worden toegepast: van een gedragscode over ethische normen en waarden tot een gedragscode over de manieren van klachtenafhandeling in een bepaalde branche.
Een reclamecode geeft gedragsregels met betrekking tot het maken van reclame. De Nederlandse Reclame Code bestaat naast het algemene gedeelte uit een bijzonder gedeelte, dat reclamecodes met de bijbehorende bepalingen ten aanzien van specifieke producten en diensten bevat, zoals de reclamecode voor alcoholhoudende dranken.
Een protocol geeft voor specifieke situaties een concrete uitwerking van gedragsregels en is meer voorschrijvend dan een (gedrags)code. De invulling van een protocol staat verder vrij.
Herenakkoord, convenant en kartel zijn instrumenten waarvan de invulling volledig vrij staat voor de opstellers. De inhoud ervan kan wel betrekking hebben op het voorschrijven van gedrag, maar dat hoeft niet.
3.6 Actoren
In de vorige paragraaf is op beknopte wijze een diversiteit aan zelfreguleringsinstrumenten uiteengezet met daaraan gekoppeld de mogelijkheden voor zelfregulering. Uiteraard is de context van een beleidsvraagstuk breder en complexer dan simpelweg het identificeren van het type beleidsprobleem en een keuze te maken voor een (combinatie van) zelfreguleringinstrument(en). Wellicht een van de meest belangrijke zaken om als beleidsmaker in overweging te nemen zijn de spelers, ook wel actoren genoemd, die betrokken zijn bij het beleidsvraagstuk. In de literatuur worden vier groepen actoren onderscheiden, te noemen: gebruikers, overheden, faciliterende instanties en overige belanghebbenden. Afhankelijk van de rol, kenmerken, drijfveren en mogelijkheden zal
bepaald moeten worden in hoeverre een specifiek zelfreguleringsinstrument succesvol zal zijn. Bijvoorbeeld, heeft de branche waarin het beleidsvraagstuk zich voordoet een zekere mate van deskundigheid en is er een bepaalde mate van organisatie. Kijkende naar de overheid, zou men de vraag kunnen stellen: Wat is de mate van betrokkenheid, de maatschappelijke druk en in hoeverre wil men de vinger aan de pols houden. Tevens kan men zich afvragen welke rol de faciliterende instanties kunnen spelen. Specifieke instanties als het Nederlands Normalisatie-instituut, De raad voor Accreditatie etc. hebben alle benodigde informatie om branches en overheden succesvol te begeleiden in het zelfreguleringproces.
3.7 Randvoorwaarden voor zelfregulering
In de afgelopen jaren is veel onderzoek gedaan naar de randvoorwaarden voor kansrijke inzet van (geconditioneerde) zelfregulering (Baarsma et al,. 2003; Xxxxxxx, 1994; Xxxxxx et al, 2000; Xxxxxx, 2008). Op basis van deze onderzoeken kunnen vier kernvoorwaarden voor zelfregulering worden geformuleerd.
1. In de desbetreffende sector, branche of bedrijfstak bestaat draagvlak en een cultuur van gedeelde verantwoordelijkheid ten aanzien van het maatschappelijke vraagstuk. Bijvoorbeeld: in de industrie van alcoholische dranken heerst een cultuur van zelf verantwoordelijkheid nemen, terwijl in de taxibranche eerder sprake is van ‘anarchie en eigenrichting’. Het zelfreguleringsinstrument dient dan ook aan te sluiten bij het verantwoordelijkheidsbesef van de doelgroep.
2. De branche dient over een zekere mate van deskundigheid te beschikken. Niet iedere onderneming of branche zal immers in staat zijn een maatschappelijk probleem te onderkennen, te analyseren en vervolgens een zelfreguleringsinstrument te ontwikkelen en te implementeren.
3. Een bepaalde mate van organisatie in de branche is onontbeerlijk. Veelal is een intermediaire organisatie (bijvoorbeeld het NEN) noodzakelijk die voor de overheid of maatschappelijke organisaties als aanspreekpunt fungeert en individuele bedrijven informeert en aanspoort.
4. Het zelfreguleringsinstrument moet aansluiten bij de belevingswereld van de doelgroep. Het is belangrijk dat de overheid respect toont voor de identiteit en de autonomie van de doelgroep en deze niet uitsluitend beschouwt als een tegen haar gekeerde omgeving.
3.8 Beoordelingskader
Om tot een gedegen beoordelingkader te komen is door NEN uitgebreid onderzoek uitgevoerd in de Nederlandse en Engelse literatuur. Onze conclusie: een beperkt aantal onderzoeken heeft een gedegen beoordelingskader geformuleerd waarin faal- en slaagfactoren vermeld staan. Dit is niet verwonderlijk omdat het formuleren van een dergelijk kader een tijdrovende en vaak kostbare zaak is. Toch is het in het licht van deze verkenning wenselijk om een beoordelingskader te gebruiken bij de analyse van de Fun en Adventure branche. Daarom is gekozen voor het zeer volledige beoordelingskaders van Boom et al. (2009). Xxxxxxx genoemde auteurs hebben in opdracht van het Ministerie van Justitie een verkenning uitgevoerd naar Maatschappelijke reguleringsinstrumenten. Onderdeel van dit onderzoek was het formuleren van een beoordelingskader met faal- en slaagfactoren op basis van een uitgebreid literatuur onderzoek. Gezien de volledigheid en recentheid is het een uitermate goed instrument om onze analyse mee te maken. De volgende factoren komen in het beoordelingskader aan bod. Zie tabel 2 voor een overzicht van de factoren.
Tabel 2 Beoordelingskader voor zelfregulering
Factor In welke richting wijst deze factor?
Maatschappelijke druk Veel maatschappelijke druk op de branche kan de kans op het tot stand komen van zelfregulering vergroten.
Organisatiegraad Hoe beter de branche georganiseerd is, des te groter is de kans op het tot stand komen van zelfregulering.
Draagvlak Hoe groter het draagvlak binnen de branche voor de inhoud en vorm van de normering, des te groter de kans op totstandkoming en naleving van zelfregulering.
Duidelijke sanctionering De aanwezigheid van een duidelijk sanctioneringstelsel (bijv. boetebeding) kan een signaalwerking hebben dat de branche het serieus meent met handhaving.
Tussentijdse evaluatie Indien de branche actief meewerkt aan evaluatie, levert dat een positieve bijdrage aan legitimiteit en geeft het signaal van betrokkenheid van de branche.
Inpasbaarheid van resultaat zelfregulering in de bedrijfsvoering
Hoe beter het resultaat inpasbaar is, des te groter is de kans van slagen van zelfregulering.
Grootte en overzichtelijkheid betrokken branche
Hoe groter het aantal betrokkenen in de branche, des te moeilijker het bereiken van overeenstemming en coördinatie zal zijn.
Divergentie van belangen Als de belangen in de branche te zeer uiteenlopen, is
de kans op totstandkoming en naleving minder groot.
Traditie van zelfregulering Als er in de branche een traditie bestaat van zelfregulering (al dan niet erkend door de overheid),
vergroot dat de kans op voortzetting daarvan (reputatie-effecten).
Stabiel probleemveld
Als het probleemveld niet al te snel verandert en de samenstelling van het veld stabiel is, stimuleert dat partijen om met zelfregulering betrokkenheid te tonen en autonomie te handhaven.
Privaat belang
Als het object van zelfregulering eenduidig (mede) het privaat belang van betrokkenen betreft (bijv. keurmerkfunctie, uitstralen kwaliteit) is de kans op totstandkoming en handhaving van zelfregulering groter dan wanneer het (uitsluitend) een publiek c.q. politiek belang betreft dat niet convergeert met het privaat belang.
Overheidsondersteuning
Als de overheid de richting van zelfregulering onderschrijft en daarin een vaste koers vaart, is de branche eerder tot investering in zelfregulering bereid.
3.9 Beantwoording deelvragen
In hoofdstuk 3 zijn de kernelementen van het beleidsinstrument zelfregulering besproken op basis van twee belangrijke deelvragen. Voor de volledigheid worden deze vragen nog een keer weergegeven:
• Welke wijze van zelfregulering zijn er en wat zijn de specifieke kenmerken en voorwaarden?
• Wat zijn de vereiste acties om zelfregulering mogelijk te maken?
Met de beknopte, maar niettemin volledige antwoorden op beide vragen, is een solide basis gelegd voor de analyse van beleidsvraagstukken betreffende zelfregulering. In het volgende hoofdstuk introduceren en analyseren wij de Fun en Adventure branche.
4. Fun and Adventure
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mogelijkheden voor zelfregulering met betrekking tot de Fun en Adventure branche. Gezien de beknoptheid van deze verkenning wordt voor de introductie gebruik gemaakt van het recentelijk uitgevoerde onderzoek door het Kenniscentrum Recreatie (2009). In dit onderzoek is zeer duidelijk uiteengezet hoe de Fun en Adventure branche in elkaar zit en welke activiteiten precies plaatsvinden. Vervolgens bekijken we welke actoren een rol spelen in het beleidsvraagstuk zelfregulering. Wanneer de verschillende actoren bekend zijn is de juiste basis gelegd voor een analyse van de huidige zelfreguleringsinstrumenten. In paragraaf 4.4 bekijken we op welke wijze zelfregulering verder bevorderd kan worden. Paragraaf 4.5 zal een inzicht worden verschaft van de meest wenselijke instrumentenmix. Oftewel, welke instrumenten worden reeds ingevuld, en welke dienen verder gestimuleerd te worden. Het hoofdstuk zal afgesloten worden met onze conclusies.
4.1 Fun en Adventure gedefinieerd
De term Fun en Adventure is afkomstige van de Voedsel en Waren Autoriteit en wordt omschreven als georganiseerde groepsactiviteiten waarbij begrippen als actief, ontspanning, avontuur en plezier hebben centraal staan. Hiermee is bewust een brede omschrijving gegeven. Uit onderzoek van het Kenniscentrum recreatie (2009) is gebleken dat deze term echter niet vaststaand is; een eenduidige definitie is niet aanwezig in de literatuur of op het internet. In de markt worden veel verschillende definities gehanteerd. Wel is duidelijk dat het in de meeste gevallen gaat om sportieve activiteiten die zowel in zakelijk verband als in individueel verband ondernomen worden. Daarbij kan worden opgemerkt dat de activiteiten veelal onderdeel zijn van een totaalarrangement en dus georganiseerd zijn. Dit laatste biedt een belangrijk kader: Tot Fun en Adventure behoren activiteiten die door personen niet zelfstandig worden ondernomen. Tevens worden de activiteiten door een rechtspersoon aangeboden. De rechtspersoon kan commercieel zijn of niet-commercieel.
4.2 Actoren
In deze paragraaf worden de verschillende actoren van de Fun en Adventure branche uiteengezet. Belangrijk hierin is dat de lezer inzicht krijgt in de diversiteit van de branche en de mogelijke rollen die zij spelen.
4.2.1 Commerciële aanbieders
Op basis van de uitgevoerde stakeholder analyse door NEN Business Development is een volledig overzicht geproduceerd van groepen commerciële aanbieders in de Fun en Adventure branche. Zie Bijlage 3 voor additionele informatie.
• Off Road & Quad ( 4x4) • Aqua ride • Trekking/Hiking
• Rafting • Rope courses • Backpacking
• Rope activities • Ballooning • Kayaking
• Hang gliding • Bungee jump • Horseback Riding
• Para gliding • Canyoning • Climbing
• Wind surfing • Cyclotourism • Spelunking/Caving raften
• Kite surfing • Bungyjumpen • Abseilen
4.2.2 Niet Commerciële aanbieders
De markt van niet-commerciële aanbieders in de Fun en Adventure branche bestaat uit jeugd- en jongerenorganisaties en sportverenigingen. Dit zijn op een enkele uitzondering na allemaal organisaties die volledig op vrijwilligers draaien. Zij hebben doorgaans een landelijk bureau of sportbond met een team van professionals en een landelijk bestuur. De grootste organisatie is Scouting Nederland met circa 90.000 jeugdleden en 30.000 vrijwilligers, verdeeld over 1300 Scoutinggroepen.3 Het aanbod van zowel de scouting vereniging als die van de andere organisaties is zeer divers. Naast aangeboden (groeps) activiteiten is het ook mogelijk voor externe partijen (bijvoorbeeld scholen) om de terreinen te huren.
4.2.3 Branche organisaties
In de verkenning van het Kenniscentrum Recreatie (2009) zijn vijf belangrijke brancheorganisaties geïdentificeerd: VeBON, IDEA, Branche vereniging klimsport, NKBV en FNRS. De organisaties spelen een cruciale rol in het informeren en soms certificeren van bedrijven. Tevens bieden de organisaties een belangrijk platform voor de discussie omtrent zelfregulering. In alle gevallen wordt een aanzienlijke achterban vertegenwoordigd. Merk op dat de brancheorganisaties een belangrijke taak vervullen in het informeren van partijen (consumenten en bedrijven) over de mogelijke risico’s van deelname aan vrijetijdsactiviteiten.
Branchevereniging voor buitensportondernemers (VeBON)
De VeBON is de branchevereniging voor buitensportondernemers. Er zijn ruim 100 bedrijven lid. Aangesloten zijn onder meer bedrijven met activiteiten in Nederland en de Ardennen, sportieve evenementenbureaus, klimcentra, organisaties met actieve reizen en agro-recreatieve bedrijven. VeBON adviseert en ondersteunt haar leden bij het organiseren van activiteiten of bij het uitvoeren van hun bedrijf en is als vertegenwoordiger van de ondernemers in de buitensportbranche gesprekspartner voor ondermeer overheden, sportbonden en onderwijsinstellingen. De VeBON is onderdeel van RECRON, de grootste brancheorganisatie voor recreatieondernemers.4
Independant Dutch Eventmarketing Association (IDEA)
IDEA is de branchevereniging voor evenementenbureaus. Er zijn ruim 70 bureaus aangesloten bij IDEA, waarvan circa tien evenementenbureaus zich specifiek op sportieve activiteiten en evenementen richten. Enkele van de bij IDEA aanbesloten bureaus zijn gespecialiseerd in motorische
3 Vekrenning Kenniscentrum recreatie 2009
activiteiten (quad rijden, smart, 4x4). De bij IDEA aangesloten bureaus richten zich specifiek op de zakelijke markt, de business-to-business evenementen.5
Branchevereniging Klimsport
De branchevereniging klimsport is een organisatie voor en door leden. Momenteel zijn 19 van de grotere klimhallen in Nederland aangesloten bij de branche vereniging klimsport. Dit zijn klimmuren waar zowel aan sport wordt gedaan door geoefende sportklimmers, als introductiecursussen worden gegeven aan individuen en middelbare scholen. Ook vinden er bedrijfsuitjes, vrijgezellenfeesten en andere uitjes van doorgaans onervaren deelnemers plaats.6
Federatie voor Nederlandse Ruitersportcentra (FNRS)
FNRS is de brancheorganisatie voor professionele hippische ondernemers. Hieronder vallen voornamelijk manegebedrijven, pensionstallen, instructie-, sport- en trainingsstallen en opfokbedrijven. De FNRS biedt diensten aan zoals collectieve verzekeringen, gestandaardiseerde overeenkomsten en contracten, cursussen en opleidingen voor ondernemers, instructeurs en juryleden, maar ook een diversiteit aan ruiteropleidingen.7
Nederlandse Klim- en Bergsport Vereniging (NKBV)
De Koninklijke Nederlandse Klim- en Bergsport Vereniging is er voor en door klim- en bergsporters. Hieronder vallen voornamelijk activiteiten als: bergwandelen, bergbeklimmen of sportklimmen.
4.2.4 Overheden en controlerende instanties
Voedsel en Waren Autoriteit (VWA)
De Voedsel en Waren Autoriteit zorgt voor gezondheidsbescherming van mens en dier. Zij houdt toezicht op de veiligheid van voedsel en consumentenproducten en het welzijn van dieren. De VWA werkt binnen de hele productieketen: van grondstof en hulpstof tot eindproduct of consumptie. De drie kerntaken van de Voedsel en Waren Autoriteit zijn: toezicht, risicobeoordeling en risicocommunicatie. Daarnaast zijn incidenten- en calamiteitenmanagement en advisering van de minister over het beleid belangrijk.8
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Zorg voor mensen in een gezonde samenleving. Dat is het motto van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zorg voor ouderen en jongeren en voor mensen met een lichamelijke of verstandelijke handicap. Ongeveer 5000 ambtenaren van dit ministerie maken het overheidsbeleid op het terrein van de gezondheidszorg, de maatschappelijke zorg en sport. 9
6 xxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/
4.2.5 Gidsen
Wilderness Guide Association (WGA)
De WGA is een internationaal gezelschap van professionele gidsen, actief in gebieden waar wildernis, open- en wildwater en bergen de boventoon voeren. De WGA is begin 2007 opgericht vanuit de behoefte om het organiseren en leiden van buitensportactiviteiten, avontuurlijke reizen en expedities naar een professioneel niveau te brengen en het kwaliteitsniveau hiervan in alle opzichten te waarborgen. Ook wil de WGA een adviserende rol vervullen bij de overheid en andere instellingen. Naast deze hoofddoelstellingen staan de volgende zaken centraal: het opdoen en uitwisselen van kennis, vaardigheden, ideeën en initiatieven onder de aangesloten leden en betrokkenen. Op deze wijze ontstaat een internationaal kennisnetwerk en wordt een gerenommeerde positie en erkenning in de markt verkregen. Kwaliteit gaat hierbij altijd boven kwantiteit!
De WGA is een non-profit organisatie. Het bestuur en de leden zijn gecertificeerde xxxxxx, actief in het werkveld. De WGA is inmiddels een samenwerking aangegaan met een aantal organisaties en bedrijven teneinde haar doelstellingen te bewerkstelligen.10
4.2.6 Verzekeraars
Verbond van Verzekeraars
Het Verbond van Verzekeraars is een belangenvereniging van particuliere verzekeraars op de Nederlandse markt. De leden van het Verbond vertegenwoordigen samen meer dan 95 procent van de verzekeringsmarkt. Het Verbond is een onafhankelijke vereniging die wordt bestuurd en betaald door de leden.11
4.2.7 Certificering instanties
TÜV Nederland
TÜV Nederland is één van de grootste certificatie-instellingen in Nederland en is onderdeel van de TÜV NORD Groep. Ze verzorgen de certificatie van diverse systemen, zoals bijvoorbeeld ISO 9001:2008. Daarnaast is TÜV Nederland actief op het gebied van productcertificatie en veiligheidskeuringen aan machines en arbeidsmiddelen, beoordeelt de kwaliteitsbeheersing van IT- gerelateerde processen en verzorgt de certificatie van kennis, kunde en vaardigheden van personen met disciplines in veiligheid, gezondheid, techniek, beheer en advisering
TNO Quality b.v. (onderdeel van TNO)
Dit bedrijfsonderdeel van TNO beoordeelt de kwaliteit van producten, diensten, systemen, methoden, mensen en organisaties, vooral op functionaliteit, veiligheid, gezondheid en duurzaamheid. Desgevraagd begeleiden ze het proces van opzet, veranderingen en verbeteringen. Uiteindelijk
11 xxxx://xxx.xxxxxxxxxxxx.xx/xxxx.xxxx
xxxxxx de werkzaamheden uit in een kwaliteitsverklaring, meestal in de vorm van een testrapport, certificaat of keurmerk. Bij het werk hanteren ze algemeen erkende normen. Wanneer er geen norm bestaat, ontwikkelen ze die zelf.
4.3 Uitingen van zelfregulering
Binnen de Fun en Adventure branche worden diverse vormen van zelfregulering gehanteerd. De brancheorganisatie VeBON en de Stichting Veilige Paardensport zijn al meerdere jaren actief op het gebied. Sinds kort ontwikkelen ook de brancheorganisatie voor evenementenbureaus en de branchevereniging klimsport initiatieven op dit vlak. Vanuit de kajak en kanobedrijven is een soortgelijke ontwikkeling gaande (Kenniscentrum recreatie, 2009). De twee belangrijkste zelfreguleringsinstrumenten die in de Fun en Adventure branche momenteel worden toegepast, worden in de volgende subparagrafen toegelicht: informerende instrumenten (keurmerken en certificatie) en normalisatie.
4.3.1 Informerend instrument: Keurmerken
Een keurmerk kan onderscheiden worden naar de inhoud van de boodschap die ze overbrengt. Zo zijn er totaal keurmerken die betrekking hebben op alle relevante eigenschappen van een product of dienst en deelkeurmerken die betrekking hebben op één of meer (maar niet alle) eigenschappen van een product of dienst. Een voorbeeld hiervan is het KEMA Keur dat betrekking heeft op de veiligheid van een product of dienst.
Men kan keurmerken naar gelang van de mate waarin geprobeerd wordt harde garanties te bieden
t.a.v. de kwaliteit waarvoor ze staan indelen in drie soorten:
- Eerstegraads keurmerken: keurmerken die voldoen aan de internationaal overeengekomen eisen van de Raad voor Accreditatie, deze keurmerken worden ook wel certificaten genoemd.
- Tweedegraads keurmerken: keurmerken die door brancheorganisaties in leven zijn geroepen, zoals het Wolmerk en de Keurslager.
- Derdegraads keurmerken: logo’s of stempels die de indruk wekken een keurmerk te zijn, maar dat eigenlijk niet zijn, zoals bijvoorbeeld het Euroshopper logo van de Xxxxxx Xxxxx (deze verschillen nauwelijks van ‘gewone’ merken zoals Xxxxxx Xxxxx).
Voordelen voor de overheid:
• Het bevordert de doorzichtigheid van een markt.
• Overheidstoezicht kan meer gericht worden toegepast
• De overheid is niet langer verantwoordelijk voor kwaliteit en veiligheid van producten (beheer en controle)
Nadelen voor de overheid:
• De door partijen gestelde criteria kunnen voor de overheid niet voldoende zijn
• Consumenten kunnen het idee hebben dat de overheid controleert of een onderneming het keurmerk wel mag voeren.
• Voor consumenten is het niet inzichtelijk in welke mate het keurmerk kwaliteit en veiligheid brengt.
4.3.2 Informerend instrument: certificatie
Certificering is het proces waarmee beoordeeld wordt door een onafhankelijke partij of een product, een dienst, een proces of een persoon aan vooraf gespecificeerde eisen voldoet. Het certificaat is de verklaring waarin dit wordt bevestigd. Voor certificatie van deze onderwerpen worden verschillende regels gehanteerd. Daarom zijn er verschillende certificaten te onderscheiden: Productcertificaten, Procescertificaten, Systeemcertificaten die van toepassing zijn op complete bedrijven of goed beschreven onderdelen daarvan en Vakbekwaamheidcertificaten
Als een certificaat wordt beheerd door een deskundige organisatie, die onafhankelijk is van de aanvragers/houders van het certificaat, kan het worden erkend door de Raad voor Accreditatie (RvA), de hoogste toezichthoudende instantie op dit gebied in Nederland. Sinds 1981 houdt de Raad toezicht op de onafhankelijke keurings- of certificerende instellingen. De RvA ziet met name toe op deskundigheid en Onafhankelijkheid. Het systeem is gebaseerd op vrijwillige aanmelding. Inmiddels zijn 150 instellingen door de RvA geaccrediteerd.
Voordelen voor de overheid:
• Certificeringcriteria geven houvast voor de overheid als specifiek kader voor wat gebruikelijk is in een branche.
• Overheid kan middels een beschikking certificerende instellingen aanstellen die een bepaald certificaat mogen verlenen.
• Overheid kan certificatie verplicht stellen, bijvoorbeeld als voorwaarde voor de verlening van de vergunning.
• Bevordert transparantie van de markt
• Overheid hoeft minder regels op te stellen.
• Minder toezichts- en handhavingsinspanning.
Nadelen voor de overheid:
• Certificerende instellingen en de Raad voor Accreditatie werken soms niet op een transparante wijze en dus kan het voor de overheid moeilijk te beoordelen zijn wat de certificatie precies inhoudt en of de naleving van alle voorschriften daadwerkelijk gegarandeerd wordt.
• De door de marktpartijen gestelde eisen kunnen door de overheid als onvoldoende worden beschouwd.
• Overheid kan de inhoud van de certificatie eisen niet dwingend opleggen (behalve in het geval van wettelijk verplichte certificatie).
• Effectiviteit van het instrument certificatie wordt minder naarmate er zaken meer door de overheid verplicht worden gesteld.
• Minder sturingsmogelijkheden bij het disfunctioneren van de zelfregulering.
• Consumenten kunnen denken dat de overheid controleert of de codes nageleefd worden en hebben daarom vertrouwen in de producten van de ondernemingen, dit is echter valse zekerheid.
Stichting Veilige Paardensport Certificaat
Het veiligheidscertificaat is in 2002 ontwikkeld. Het certificaat garandeert de consument dat een accommodatie voldoet aan basiseisen voor een veilige beoefening van de paardensport. De afgifte van het veiligheidscertificaat staat onder toezicht van het Keurmerkinstituut. Het certificaat stelt eisen aan bouwtechnische aspecten van een accommodatie, zoals hoogte van de rijbaan en breedte van de in- en doorgangen. Andere voorbeelden zijn de verplichte aanwezigheid van een bedrijfshulpverlener, de verplichting van een veiligheidshelm (cap), gediplomeerde instructeurs, harnachement, onderhoud en ongevallenregistratie. De organisaties hebben als eis dat bij deze organisaties aangesloten ruitersportcentra in het bezit zijn van het veiligheidscertificaat. Eind 2008 hebben ruim 800 hippische accommodaties het veiligheidscertificaat in het bezit.12
Kayak Level Certificering
Enkele gespecialiseerde kayak bedrijven hebben eind 2008 een eigen certificeringsysteem voor de kajaksport ontwikkeld, het ‘Kayaklevel’. Daarin worden eisen over opleiding en omgang met de groep opgenomen. In het Kayak Level systeem worden begeleiders op hun kennis, inzicht, vaardigheden en begeleiderschap getoetst. Daarnaast is er een regelgeving opgesteld waarmee (mits nageleefd) risico's sterk afnemen en grove onverantwoordelijkheden uitgesloten worden. In het Kayak Level systeem is een organisatie bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het maken van draaiboeken en risico analyses. Deze moeten door specifieke experts (instructeurs) geschreven en/of beoordeeld worden. Ook hanteert Kayak Level bij de certificering van Bedrijven, organisaties en verenigingen een keuring van deze draaiboeken.13
4.3.3 Normalisatie: Veiligheidsnormen
Normalisatie is het proces waarbij afspraken worden gemaakt tussen belanghebbende partijen over de (technische) specificaties van een product, dienst of bedrijfsproces. De afspraken worden vastgelegd in een document wat ook wel norm wordt genoemd. Normen komen tot stand op basis van consensus (een brede vertegenwoordiging). Het naleven van normen is niet verplicht, maar wel kan de toepassing contractueel verplicht gesteld worden. Voor bedrijven betekenen normen een gemeenschappelijke (technische) ‘taal’ en toegang tot markten, terwijl zij voor de consumenten
12 xxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/
13 xxxx://xxx.xxxxxxx.xxxx/xxxxxxxxxx/Xxxxx/Xxxxxxxxxxx_XX.xxx
bescherming bieden en vertrouwen wekken in producten en diensten. Deze (technische) afspraken kunnen op vier niveaus worden gemaakt, mondiaal, regionaal (bijv. Europees), nationaal en op bedrijfsniveau.
Voordelen voor de overheid:
• Internationale handel kan gestimuleerd worden door een eenduidige norm.
• In tegenstelling tot wetten kunnen normen gemakkelijker actueel gehouden worden.
Nadelen voor de overheid:
• De overheid kan het toepassen van normen niet opleggen.
• Minder sturingsmogelijkheden bij het disfunctioneren van de zelfregulering.
• Consumenten kunnen denken dat de overheid controleert of de normen gehanteerd worden en hebben daarom vertrouwen in de producten van de ondernemingen, dit is echter valse zekerheid.
VeBON Norm
De VeBON heeft haar eigen VeBON Veiligheidsnorm ontwikkeld, ook wel TÜV service check genoemd. De TÜV-VeBON veiligheidsnorm komt overeen met de ISO9001. Met een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering (AVB) beschermt een zelfstandig ondernemer zijn eigen bedrijf tegen de financiële gevolgen van een veroorzaakte schade. De AVB vergoedt materiële schade aan personen en/of goederen welke zijn veroorzaakt door het verzekerde bedrijf. Onder het verzekerde bedrijf vallen uiteraard ook, indien van toepassing, de betreffende werknemers.
De norm specificeert eisen voor een veiligheidssysteem. Deze norm is specifiek gericht op buitensportondernemingen die zijn aangesloten bij de VeBON. De veiligheidsnorm wordt gebruikt om een systeem op te zetten waarbij risico’s worden beheerst, de veiligheid van activiteiten wordt vergroot en de kans op ongevallen wordt gereduceerd. De leden van de VeBON zijn zelf verantwoordelijk voor de ontwikkeling van een veiligheidssysteem conform de eisen van de TÜV VeBON veiligheidsnorm. Vanwege de borging van de onafhankelijkheid en objectiviteit, is TÜV Service Check niet betrokken bij het opzetten van deze individuele veiligheidssystemen. Het uitgangspunt van de norm is dat de VeBON-leden per erkend risico een risico-inventarisatie.14
Veiligheidsnorm IDEA evenementenbedrijven
IDEA wil voor haar leden, en dan met name voor de sportieve evenementenbureaus ook een TÜV- certificering ontwikkelen. IDEA wil hiervoor samenwerken met de VeBON.15
14 xxxx://xxx.xxxxx.xx/xx/xxxxxxxxx.xx
4.4 Analyse van verdere zelfregulering mogelijkheden
In deze paragraaf analyseren we stapsgewijs in hoeverre de randvoorwaarden voor zelfregulering vervuld worden binnen de Fun en Adventure branche. Zodoende kan bepaald worden of de huidige initiatieven van zelfregulering verder ontwikkeld kunnen worden of dat andere zelfreguleringsinstrumenten gewenst zijn. In paragraaf 2 zal een belangrijk beoordelingskader van Boom et al. (2009) aan de orde komen.
4.4.1Invulling randvoorwaarden
1. In de desbetreffende sector, branche of bedrijfstak bestaat draagvlak en een cultuur van gedeelde verantwoordelijkheid ten aanzien van het maatschappelijke vraagstuk.
Wanneer we kijken naar de mate van draagvlak voor zelfregulering binnen de Fun en Adventure branche kan worden geconcludeerd dat deze in grote mate aanwezig is. Er is al een diversiteit aan initiatieven betreffende keurmerken, certificeringen en normen. Tevens laten de meest recente ontwikkelingen zien dat laatst genoemde zelfreguleringsinstrumenten aandacht genieten in verschillende hoeken van de branche (zie Veiligheidsnorm IDEA en Kayak Level Certificering). Wat betreft de cultuur van gedeelde verantwoordelijkheid, hier kan worden gesteld dat dit deels aanwezig is. Enerzijds zijn bedrijven goed georganiseerd in brancheverenigingen, zoals bij de VeBON of Stichting Veilige Paardensport, anderzijds lijkt er beperkt sprake te zijn van een onderkenning van een overkoepelend belang. Voorbeeld: bedrijven die gespecialiseerd zijn in ballonluchtvaart activiteiten hebben op het eerste gezicht weinig te maken met de regels in de kayak branche. Echter, beide verzorgen vrijetijdsactiviteiten.
2. De branche dient over een zekere mate van deskundigheid te beschikken. Niet iedere onderneming of branche zal immers in staat zijn een maatschappelijk probleem te onderkennen, te analyseren en vervolgens een zelfreguleringsinstrument te ontwikkelen en te implementeren.
Bij het onderzoek is gebleken dat de deskundigheid van de marktpartijen voldoende aanwezig is. Een aantal zelfreguleringinstrumenten zijn al ontwikkeld en daarnaast worden nieuwe initiatieven ondernomen. De overgrote meerderheid is aangesloten bij brancheverenigingen, volgen speciale opleidingen en cursussen en maken actief deel uit van allerlei commissies en verenigingen. Wel is het zo dat bovengenoemde zaken zich beperken tot de eigen specifieke branche. Concluderend: de aanbieders van vrijetijdsactiviteiten in Nederland zijn zich zeer bewust van de specifieke risico’s die de door hun aangeboden activiteiten met zich meebrengen. Men lijkt instaat deze risico’s middels zelfregulering beheersbaar te maken.
3. Een bepaalde mate van organisatie in de branche is onontbeerlijk. Veelal is een intermediaire organisatie (bijvoorbeeld VeBON) noodzakelijk die voor de overheid of
maatschappelijke organisaties als aanspreekpunt fungeert en individuele bedrijven informeert en aanspoort.
Op basis van de verkenning die uitgevoerd is door het Kenniscentrum Recreatie kan worden gesteld dat de Fun en Adventure branche redelijk georganiseerd is. Het volgende citaat uit de samenvatting van dit onderzoek geeft dit duidelijk weer.
“Er zijn commerciële en niet-commerciële aanbieders op de markt. Het aantal commerciële aanbieders is de laatste tien jaar sterk gegroeid. Verdeeld over tien bedrijfsgroepindelingen bieden naar schatting 1000 tot 1500 bedrijven Fun en Adventure aan. Doorgaans zijn dit kleine bedrijven. De bedrijven in de sector zijn georganiseerd in brancheorganisaties op segment van de markt. Zo zijn er organisaties voor buitensportondernemingen, evenementenbedrijven, klimhallen en ruitersportcentra. De niet-commerciële markt bestaat uit jeugd- en jongerenorganisaties en sportverenigingen.” Een deel van de kleine bedrijven zijn niet aangesloten bij een branche/beroepsorganisatie”
Daarbij enkele citaten uit de verkenning welke door NEN is uitgevoerd.
“Momenteel zijn 19 van de grotere klimhallen in Nederland aangesloten bij de branche vereniging klimsport.”
“De VeBON is de branchevereniging voor buitensportondernemers. Er zijn ruim 100 bedrijven lid. Aangesloten zijn onder meer bedrijven met activiteiten in Nederland en de Ardennen, sportieve evenementenbureaus, klimcentra, organisaties met actieve reizen en agro-recreatieve bedrijven”
Concluderend zou men kunnen zeggen dat het overgrote gedeelte van de markt niet aangesloten is bij een brancheorganisatie of verwante instelling.
4. Het zelfreguleringsinstrument moet aansluiten bij de belevingswereld van de doelgroep. Het is belangrijk dat de overheid respect toont voor de identiteit en de autonomie van de doelgroep en deze niet uitsluitend beschouwt als een tegen haar gekeerde omgeving.
Gezien de ontwikkelingen in de afgelopen jaren omtrent zelfregulering kan worden gesteld dat de overheid tot dusver respect heeft getoond voor de autonomie van de branche. Het is zelfs zo dat het de VWA de volgende adviezen uitbracht aan het Ministerie van VWS:
“De VWA adviseert de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) om zelfregulering binnen de Fun & Adventure markt te ondersteunen. Zelfregulering is bijvoorbeeld mogelijk door het stimuleren van veiligheidsnormen die invulling geven aan de verantwoordelijkheid die de ondernemer heeft. De VWA adviseert ook aandacht te besteden aan het beschikbaar krijgen van gegevens over ongevallen zodat in de toekomst inzicht in de risico’s beter mogelijk is.”
“Er worden op diverse fronten veiligheidsnormen ontwikkeld die invulling geven aan de zorgplicht. Het stimuleren van een verkenning en eventueel laten ontwikkelen van een nationale praktijkrichtlijn door NEN lijkt tot de mogelijkheden te behoren om zelfregulering te stimuleren”.
4.4.2 Invulling Beoordelingskader
Ten einde een volledige analyse te maken voor de verdere mogelijkheden van zelfregulering binnen de Fun en Adventure branche is het beoordelingschema van Boom et al. (2009) ingevuld.
Factor In welke richting wijst deze factor?
Maatschappelijke druk Veel maatschappelijke druk op de branche kan de kans op het tot stand komen van zelfregulering vergroten. In de Fun en Adventure branche is de maatschappelijke druk beperkt. Hoewel er een aantal tragische ongevallen hebben plaatsgevonden lijkt er geen sterk signaal uit de consumentenhoek te zijn gekomen om zaken beter aan te pakken.
Organisatiegraad Hoe beter de branche georganiseerd is, des te groter is de kans op het tot stand komen van zelfregulering. Er lijkt een redelijke kans van slagen omdat een aantal partijen vertegenwoordigd zijn door/in contact staan met brancheverenigingen. Deze eerste groep vormt een goede basis.
Draagvlak Hoe groter het draagvlak binnen de branche voor de inhoud en vorm van de normering, des te groter de kans op totstandkoming en naleving van zelfregulering. Er lijkt een bovengemiddelde kans van slagen omdat er een breed draagvlak is binnen de branche. Dit uit zich in de huidige keurmerken, certificeringen en interesse in het nationale en internationale normalisatieproces.
Duidelijke sanctionering De aanwezigheid van een duidelijk sanctioneringstelsel (bijv. boetebeding) kan een signaalwerking hebben dat de branche het serieus meent met handhaving. Aanbieders van vrijetijdsactiviteiten zijn goed op de hoogte van het sanctioneringsysteem met betrekking tot wet en regelgeving. Technische risico’s /gebreken en ongevallen d.m.v. slechte apparatuur zijn gerelateerd aan de Warenwet. Voor de organisatorische en/of menselijke risico’s zijn aanbieders ook aansprakelijk. Echter foutieve procedures of werkwijzen zijn moeilijk te controleren en/of te beboeten.
Tussentijdse evaluatie Indien de branche actief meewerkt aan evaluatie, levert dat een positieve bijdrage aan legitimiteit en geeft het signaal van betrokkenheid van de branche. Partijen binnen de Fun en Adventure branche staan via hun branchevereniging in contact met de overheid. Het is aannemelijk dat via deze weg tussentijdse evaluatie plaatsvindt.
Inpasbaarheid van resultaat zelfregulering in de bedrijfsvoering
Hoe beter het resultaat inpasbaar is, des te groter is de kans van slagen van zelfregulering. De huidige vormen van zelfregulering, te noemen: keurmerken, certificering en normen lijken goed te passen in de branche.
Grootte en overzichtelijkheid betrokken branche
Hoe groter het aantal betrokkenen in de branche, des te moeilijker het bereiken van overeenstemming en coördinatie zal zijn. De diversiteit van partijen binnen de Fun en Adventure branche is groot te noemen. Dit komt deels door de breed geformuleerde definitie. Het opstellen van een norm op basis van het ISO initiatief zou een uitermate geschikt middel zijn omdat normalisatie ingericht is om grote markten en diverse belangen te verenigen.
Divergentie van belangen Als de belangen in de branche te zeer uiteenlopen, is
de kans op totstandkoming en naleving minder groot. In de basis zijn de belangen van alle partijen binnen de Fun en Adventure branche gelijk. Immers het doel is het beperken van risico’s en verdere professionalisering. Echter het zou kunnen zijn dat brancheorganisaties terughoudend zijn in verdere normontwikkeling omdat deze wellicht de bruikbaarheid van hun keurmerken zouden beperken.
Traditie van zelfregulering Als er in de branche een traditie bestaat van zelfregulering (al dan niet erkend door de overheid), vergroot dat de kans op voortzetting daarvan (reputatie-effecten). Deze traditie is aanwezig, er zijn immers al diverse vormen van zelfregulering.
Stabiel probleemveld Als het probleemveld niet al te snel verandert en de samenstelling van het veld stabiel is, stimuleert dat partijen om met zelfregulering betrokkenheid te tonen en autonomie te handhaven. Het probleemveld (de Fun en Adventure branche) is stabiel, echter er vindt wel een behoorlijke groei plaats van aanbieders die niet altijd vertegenwoordigd zijn in bijvoorbeeld brancheverenigingen..
Privaat belang Als het object van zelfregulering eenduidig (mede) het privaat belang van betrokkenen betreft (bijv. keurmerkfunctie, uitstralen kwaliteit) is de kans op totstandkoming en handhaving van zelfregulering groter dan wanneer het (uitsluitend) een publiek c.q. politiek belang betreft dat niet convergeert met het privaat belang. In de casus van de Fun en Adventure branche kan worden gezegd dat verdere zelfregulering zowel privaat - als publiekelijke belang dient.
Overheidsondersteuning Als de overheid de richting van zelfregulering onderschrijft en daarin een vaste koers vaart, is de branche eerder tot investering in zelfregulering bereid. De overheid (VWA) stimuleert zelfregulering in de Fun en Adventure branche. De koers staat dus vast en stimuleert verdere investeringen vanuit de branche.
Normaal gesproken zou men aan de hand van het ingevulde beoordelingskader en de additionele analyses (actoren, kernvoorwaarden etc.) met enige voorzichtigheid kunnen bepalen in hoeverre (verdere) zelfregulering mogelijk is. Echter, in de Fun en Adventure branche zijn er externe ontwikkelingen gaande die het beleidsvraagstuk van zelfregulering gecompliceerder maken. Op mondiaal niveau (ISO) is in 2009 een voorstel ingediend door Brazilië en het Verenigd Koninkrijk om een norm te ontwikkelen voor de Adventure Tourism branche. Het voorstel is aangenomen en een werkgroep is opgericht. Uiteraard heeft het mondiale normontwikkelingsproces consequenties voor Nederland. In het volgende hoofdstuk wordt een korte uiteenzetting gegeven van het ISO initiatief. Vervolgens zal in hoofdstuk 6 worden bekeken welke weg Nederland kan bewandelen in het normalisatie traject.
5. Mondiale ontwikkelingen – ISO normalisatie
In dit hoofdstuk wordt een korte uiteenzetting gegeven van het Internationale normalisatie traject dat van belang is voor de Nederlandse marktpartijen.
5.1 Internationale structuur
De Internationale ISO werkgroep 7 ‘Adventure Tourism’ ressorteert onder Technical Committee 228 ‘Tourism and related services’. ISO/TC 228 bestaat uit 67 participerende en observerende landen. Het voorzitterschap van ISO werkgroep 7 wordt gevoerd door Brazilië en het secretariaat door: ABNT (Braziliaanse normalisatie-instituut)
Begin 2010 participeren de onderstaande 10 landen in de werkgroep ‘Adventure Tourism’: Brazilië, Bulgarije, Xxxxxx, Xxxxxxxx Xxxxxxxxxx, Xxxxx, Xxxxxxx, Xxxxxxxxxx, Xxxxxx, Maleisië en Duitsland.
Tot op heden hebben de volgende organisaties een liaison met de werkgroep:
• ATTA Adventure Travel Trade Association
• ANEC European Association for the Co-ordination of Consumer Representation in Standardization; CI (Consumer International).
De Europese consumenten organisatie (ANEC) heeft in een brief aan ISO het volgende laten weten:
“ANEC, representing European consumer associations from 30 European Union and EFTA
countries, strongly supports this proposal which we believe would help improve consumer safety in the provision of adventure tourism services across the globe.
[…]
Finally, International Standards would also serve to increase market transparency and help spread best practices, thereby avoiding unnecessary duplication of national work in this field, and improving consumer perception of the adventure tourism market.”
5.2 Procesgang
In het eerste kwartaal van 2009 hebben de initiatiefnemers Brazilië en het Verenigd Koninkrijk een definitief voorstel in de vorm van een business plan bij ISO/TC 228 Tourism and related services ingediend. In augustus 2009 heeft de wereldwijde stemmingsronde plaatsgevonden en dit heeft geresulteerd in de oprichting van de mondiale werkgroep voor Adventure tourism.
Onderstaand schema geeft de voorlopige planning van de ontwikkeling van de normen weer:
Datum | Status ISO norm |
August 2010 | Committe Draft (werkdocument binnen de werkgroep) |
February2011 | Draft International Standard (stemmingsronde met commentaar) |
February2012 | Final Draft International standard (stemmingsronde zonder commentaar) |
August 2012 | Publication |
5.3 Vergaderschema
Op 23 oktober jl. is er een eerste vergadering gehouden in Quebec, tegelijkertijd met ATWS 2009 waaraan 7 landen met experts hebben deelgenomen.16
Elke vergadering van de ISO werkgroep is gepland voor 2 dagen. De eerste dag wordt in projectgroepen gewerkt aan deel 2 en 3 van de norm. De tweede dag wordt gezamenlijk gewerkt aan deel 1 van de norm en de voortgang van deel 2 en 3 besproken.
Het volgende vergaderschema is voorgesteld:
WG meeting | Datum | Locatie | Opmerking |
2 | 21-22 april 2010 | Brazilië | |
3 | oktober 2010 3e week | Argentinië of Schotland | Aansluitend met ATWS 2010 |
4 | maart 2011 1e | Engeland | |
5 | oktober 2011 | Nog niet bekend | Aansluitend met ATWS 2011 |
6 | april 2012 | Canada of Kroatië |
5.4 Scope
De scope van de werkgroep luidt:
Standardization in the field of adventure tourism to promote good practice, quality and safety in the provision of activities and services in the sector
De ISO norm is bedoeld voor activiteiten die:
- aangeboden worden op commerciële basis, dus geen non-profit of charitatieve basis;
- inherent zijn verbonden met bepaalde risico’s, uitdagingen of avontuur en ook bedoeld zijn om door deelnemers als zodanig te worden ervaren;
- specialistische deskundigheid verlangen voor het managen van de veiligheid.
Voorbeelden van activiteiten zijn:
Xxx Xxxx & Xxxx ( 0x0) Xxxxxxxxxxxx
Rafting Trekking/Hiking
Rope activities Backpacking
Hang gliding Kayaking
Para gliding Horseback Riding
Wind surfing Climbing
Kite surfing Spelunking/Caving
Aqua ride Abseilen,
Rope courses Bungyjumpen
Ballooning Raften
Bungee jump Canyoning
16 ATWS = Adventure Travel World Summit
Het doel van de werkgroep is om drie ISO normen op te gaan stellen met de onderstaande titels. De scope en structuur van elke standaard is omschreven in bijlage A
The safe delivery of adventurous activity – Part 1: Risk management (including a glossary of terms) The safe delivery of adventurous activity - Part 2: Leader competence
The safe delivery of adventurous activity - Part 3: Information to clients
Meer gedetailleerde informatie over het voorstel is te vinden in het originele voorstel van ISO.
6. Nationale ontwikkelingen – NEN normalisatie
Teneinde inzicht te verschaffen in het lopende normalisatie proces in Nederland is een overzicht opgesteld van activiteiten die enerzijds al hebben plaatsgevonden en anderzijds mogelijk in de toekomst liggen. Hoe het traject zich verder ontwikkeld zal afhankelijk zijn van de opstelling van de actoren. Merk op dat dit proces door NEN is opgestart naar aanleiding van het ISO voorstel (zie Hoofdstuk 5). Fase 1 is reeds afgerond. Een verslag van de informatiebijeenkomst is te vinden in Bijlage 4.
Tabel 4 Nederlands normalisatie traject.
Fase | Activiteit | Einddatum | Verantwoordelijk |
1 | NL: Voorbereiden en informatiebijeenkomst | oktober 2009 | NEN i.s.m. partijen |
2 | NL: Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx | Xxxxx/xxxxx 0000 | XXX |
0 | XX: Oprichten normcommissie | Maart/april 2010 | NEN |
4 | Volgen/participatie normontwikkeling ISO/TC228/WG 7 Adventure Tourism | gedurende het gehele proces | Normcommissie (stuurt delegatie naar WG) |
5 | Beoordeling ontwerp door ISO WG (proposal stage) | augustus 2010 | ISO/TC/WG leden |
6 | Stemmingsronde inclusief commentaar (committee stage) | februari 2011 | NEN |
7 | Stemmingsronde zonder commentaar (enquiry stage) | februari 2012 | NEN |
8 | Publiceren definitieve ISO norm (approval stage) | augustus 2012 | ISO |
9 | Publiceren ISO norm in Nederland NEN-ISO | NEN |
7. Conclusies
De bevindingen van onze verkenning laten zich samenvatten in een aantal conclusies. Deze conclusies beantwoorden tevens de hoofdonderzoeksvraag: Wat zijn de mogelijkheden voor zelfregulering in de branche van Fun & Adventure?
De Fun & Adventure branche is enerzijds goed georganiseerd maar ook in zekere mate gefragmenteerd. Dit is in het bijzonder tot uiting gekomen in de bespreking van de analyses betreffende de actoren en zelfreguleringinstrumenten. Er zijn veel verschillende aanbieders van vrijetijdsactiviteiten, diverse brancheorganisaties en verschillende vormen van zelfregulering; niet altijd vullen ze elkaar aan; het zijn eilandjes op zich. Zie hoofdstuk 4. Dat er sprake is van fragmentatie is in principe niet vreemd gezien de brede definitie van Fun en Adventure. Zie hoofdstuk
3. Er bestaat geen vermoeden dat men vanwege de fragmentatie minder bereid is te investeren in branche brede afspraken en/of verdere zelfregulering waarin samenhang, synergie en overeenstemming kernwoorden zijn.
Een goede basis voor zelfregulering
Uit de verkenning is naar voren gekomen dat binnen de Fun en Adventure branche veel deskundigheid, professionaliteit en verantwoordelijkheidsbesef bestaat. Dit zijn goede basis ingrediënten om verdere zelfregulering te bewerkstelligen.
Verhogen van de organisatiegraad
De overheid kan een cruciale rol spelen bij het verhogen van de organisatiegraad door partijen te stimuleren een norm te ontwikkelen die door de gehele branche gebruikt kan worden. Zodoende kan de belangenbehartiging van Nederlandse partijen beter gewaarborgd worden in de Fun en Adventure branche en daarbuiten.
Completere mix van zelfreguleringsinstrumenten
De branche zou naar een completere mix van zelfreguleringinstrumenten moeten streven. Zo kan men algemene regels vast leggen in normen (NEN of ISO) en meer specifieke regels (voor specifieke vrijetijdsactiviteiten) onder brengen in keurmerken. Deze keurmerken kunnen dan gekoppeld worden aan onafhankelijke certificering. Zie paragraaf 4.3.
Deelname ISO normalisatie traject
Uit hoofdstuk 5 is gebleken dat men op internationaal niveau begonnen is aan het ISO voorstel voor Adventure Tourism. De eerste vergadering heeft al 2009 plaatsgevonden zonder Nederlandse inbreng. Het is onze aanbeveling om direct betrokken te zijn bij het internationale normontwikkelingsproces. Hoewel een ISO norm geen directe betrekking/invloed heeft op de Nederlandse markt kan het zijn dat dit na verloop van tijd wel het geval is. Dit wanneer de ISO norm overgenomen wordt op Europees niveau. Wanneer dit laatste het geval is zal Nederland verplicht zijn
de Europese norm over te nemen en zal de Nederlandse markt geconfronteerd worden met een norm waar men inhoudelijk geen invloed op uit heeft kunnen oefenen.
Informeren van eindgebruikers
Men zou consumenten moeten bewegen kritischer te zijn ten aanzien van de aangeboden vrijetijdsactiviteiten. Een bewustwordingscampagne, waarin de risico’s worden benadrukt, zou een uitermate geschikt middel zijn. Deze campagne zou zowel door de overheid als door de branche uitgedragen kunnen worden.
Bronnen
Xxxxxxx, Xxxxx, X., Geffen, S., (2003) Zelf doen? Inventarisatiestudie van Zelfreguleringsinstrumenten, SEO-rapport nr. 664 in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken, april 0000
Xxxx, W.H., Xxxxx, M.G., Xxxx, N.J., Xxxxxxxxx, N.J., (2009). Handelspraktijken, reclame en zelfregulering. Pilot study Maatschappelijke Reguleringsinstrumenten. In opdracht van Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie centrum Ministerie van Justitie. Project nummer 1535
Xxxxxxxx 1999 “Self-regulation and the media”, Federal Communications Law Journal, vol. 51, 1999, 711-772
Eijlander en Voermans (2000),
Xxxxxx Xxxxxxxxx en Xxx Xxxxxxxx, Wetgevingsleer, Boom Juridische uitgevers, Den Haag, 2000
E.J. Xxxxx, X, Xxxxx, X., Xxxxxxxxxx, X. en Xxxxx, X. Verkenning Fun en Adventure, Kenniscentrum Recreatie 2009.
Xxxxxxxxx, X (2008). Possibilities and constraints in the use of self-regulation en co-regulation in legislative policy. Experiences in the Netherlands - Lessons to Be Learned for the EU?
Xxxxxx, X.X.X. xxx, Xxxxxxx, P.C., Xxxxxx Xxxxxx, X.X.X., Xxxxx, X.X.X. xxx, & Xxxxxxxxxxx, J.M. (2000). Perspectieven op wetgeving: Een beeld van onderzoek naar alternatieven voor en in wetgeving.
RegelMaat,(2002/2), 68-87
Giesen (2007) Alternatieve regelgeving en privaatrecht, Deventer: Xxxxxx 0000
Xxxxxx, X. and Xxxxxxx, X. (2008). Allocating Law-Making Powers: Self-Regulation vs. Government Regulation
Reader 1995 Is Self-regulation the best option for the advertising industry in the European Union? An argument for the harmonisation of advertising laws throught the continued use of directors”, Uni- versity of Pennsylvania Journal of International Business Law, 16(1), 1995, 181-215
Xxx Xxxxx (1989) Zelfregulering. Hoog opspelen of thuisblijven, diss. UvU, Deventer 1989
Xxx Xxxxxx (2000), Zelfregulering, milieuzorg en bedrijven, diss. UvT, Boom Juridische uitgevers, Den Haag 2000
Xxxxxx, X.X (2008). Wat leert zelfregulering ons voor doelregelgeving, Paper voor XXX-xxxxxxx 00 november 2008
Bijlagen
Bijlage 1 Werkprogramma ISO/TC228 WG Adventure Tourism
WorkingGroup (WG) "Adventure Tourism" proposal by ABNT (Brazil) & BSI (United Kingdom)
WG SCOPE:
Standardization in the field of adventure tourism to promote good practice, quality and safety in the provision of activities and services in the sector.
WG PROGRAM OF WORK
It is proposed that the new ISO/TC 228 Working Group – Adventure Tourism, be charged with the responsibility for the preparation of a new International Standard in three parts, as follows:
The safe delivery of adventurous activity-
Part 1 Risk management (including a glossary of terms)
Part 2 Leader competence Part 3 Information to clients
The scope and outline content of these three documents to be as follows:
The safe delivery of adventurous activity – Part 1: Risk management (see ISO/TC 228 N 252)
Scope of standards
This International Standard is the first of three parts that together constitute a methodology for the safe provision of adventurous activities, provided on a commercial, not for profit or charitable basis.
This part of the standard establishes the correlation between the three parts and supports their application through the specification of a risk-based approach to provision, applicable to activities that:
- involve inherent elements of risk, challenge or adventure that it is intended that clients should experience
- require specialist skills for their safe management
Scope part 1 and field of application
This standard specifies requirements for a safety management system for adventure tourism to enable organizations intending to provide adventurous activities to:
• Optimize client satisfaction and safety commensurate with the nature of the activity through effective application of the system in a manner that takes account of client needs and expectations and facilitates continuous improvement
• Demonstrate its capacity to assure the safe practice of adventure tourism meeting client needs and expectations and applicable regulatory requirements.
Field of application
This Standard applies to any organization involved in providing adventure tourism activities services that intends to:
• implement, keep and improve a safety management system in adventure tourism;
• assure itself of its conformity to the safety policy defined in adventure tourism activities;
• demonstrate such conformity to third parties;
• seek certification of its safety management system in adventure tourism by an external organization;
• carry out a self-assessment and issue a self-statement of conformity to this Standard.
All requirements in this Standard are generic and intended to be applicable to all organizations involved with adventure tourism activities, not taking into account type, size, product, service or activity provided.
The safe delivery of adventurous activity – Part 2: Leader competence (see ISO/TC 228 N 253)
Objective in the standard
• Objective
• Definitions
• Description of minimum competences
• Expected results
• Competences
o Knowledge skills
o Attitutes or attributes
• Maintenance and improvement of competence
• Ongoing professional development
• Maintenance of competence
The safe delivery of adventurous activity – Part 3: Information to clients (see ISO/TC 228 N 254) Objective in the standard
• Objectives
• Definitions
• Purpose of information
• General requirements
• Information
• Information form
Bijlage 2 Uitzondering kartelverbod Artikel 6 lid 3
Het eerste lid geldt niet voor overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die bijdragen tot verbetering van de productie of van de distributie of tot bevordering van de technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen beperkingen op te leggen die voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn, of mogelijkheid te geven, voor een wezenlijk deel van de betrokken goederen en diensten de mededinging uit te schakelen.
Kartelverbod geldt niet als:
• Voldaan is aan de bagatelvoorwaarden (artikel 7)
• De afspraak valt onder een nationale vrijstellingen mogelijk (artikel 15):
• Besluit vrijstelling combinatieovereenkomsten
• Besluit vrijstelling branche beschermingsovereenkomsten
• Besluit vrijstellingen samenwerkingsovereenkomsten detailhandel
• Europese groepsvrijstellingen:
• Verticale overeenkomsten (marktaandeel < 30%)
• Horizontale overeenkomsten (marktaandeel < 20%)
• Technologieoverdracht (concurrenten marktaandeel < 20%; anders <30%)
• R&D (marktaandeel drempel < 25%)
• Vervoersector (Luchtvervoer, zeevervoer en lijnvaart)
• Motorvoertuigensector
Bijlage 3 Stakeholders Fun en Adventure branche
Categorie stakeholder | Organisatie | ||||
Adviesbureau | Q-Consult BV | ||||
Alarmcentrale | Eurocross International | ||||
Alarmcentrale | SOS International | ||||
Aqua ride / wildwaterscholen | Dutch Water Dreams | ||||
Aqua ride / wildwaterscholen | Xxxxxxxxxxxxxxx.xx | ||||
Backpacking - brancheorganisatie | Guidor | ||||
Ballonvaart - brancheorganisatie | KNVVL (Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart) | ||||
Ballonvaart - brancheorganisatie | Vereniging van Professionele Ballonvaarders Nederland (PBN) | ||||
Ballonvaart - individuele bedrijven | A3 Ballon BV | ||||
Ballonvaart - individuele bedrijven | Aerostat ballonvaarten | ||||
Ballonvaart - individuele bedrijven | Excellent Balloning | ||||
Ballonvaart - individuele bedrijven | GreetZZ Ballonvaarten | ||||
Belangenbehartigende organisatie | VOVK - Vereniging ouders van een vermoord kind | ||||
Beveiliging / opsporing | Safe Building BV | ||||
Branchevereniging evenementenvak | voor | het | IDEA - Independent Association | Dutch | Eventmarketing |
Bungeejump | Benji-fun | ||||
Bungeejump | Bungee Jump Holland | ||||
Canyoning | Canyoning Club Nederland | ||||
Canyoning | Canyoning Opleiding Nederland | ||||
Canyoning | Escalade | ||||
Certificeringsinstelling | Qconsult | ||||
Certificeringsinstelling | TÜV Nederland QA BV | ||||
Combi evenementen / buitensport / survival - brancheorganisatie | ISA Sport (Instituut voor Sportaccommodaties) | ||||
Combi evenementen / buitensport / survival - brancheorganisatie | VeBON (Vereniging Ondernemingen) / LAO | van | Buitensport | ||
Consumenten - brancheorganisatie | Stichting Consument & Veiligheid | ||||
Evenementen - individuele bedrijven | Dutch Survival Club | ||||
Evenementen - individuele bedrijven | DV Outdoor Sports | ||||
Evenementen - individuele bedrijven | Home 4 Events | ||||
Evenementen - individuele bedrijven | Magic Outdoor Sports & Events | ||||
Evenementen - individuele bedrijven | Omnivents | ||||
Evenementen - individuele bedrijven | OSSA (Outdoor Sports Survival Adventures) | ||||
Evenementen - individuele bedrijven | Outdoor Group BV | ||||
Evenementen - individuele bedrijven | PBO Sports Events & Verhuur | ||||
Evenementen - individuele bedrijven | RHM BuitenSport | ||||
Evenementen - individuele bedrijven | ROCCA Sport & Adventure | ||||
Evenementen - individuele bedrijven | Scouting Nederland / Secretariaat Landelijk Service Centrum | ||||
Evenementen - individuele bedrijven | Sports Unlimited | ||||
Evenementen - individuele bedrijven | Taku Adventures | ||||
Evenementen – individuele bedrijven | Vadesto |
Categorie stakeholder | Organisatie |
Evenementen - individuele bedrijven + 4x4 events | Bettonville Sport & Trainingen |
Evenementenlocatie | Staatsbosbeheer |
Evenementenlocatie | UitRwaarde Rivierengebied |
Evenementenlocatie en activiteiten | RGV Holding BV |
Gemeente | Gemeente Texel |
Gidsen | Wilderness Guide Association |
Hang- /paragliding - brancheorganisatie | NVVV (Nederlandse Vrije Vliegers Vereniging) |
Hang- /paragliding - individuele bedrijven | Air Time Paragliding Sport |
Hang- /paragliding - individuele bedrijven | Maurik Paragliding |
Hang- /paragliding - individuele bedrijven | Paragliding Holland |
Hang- /paragliding - individuele bedrijven | Paraglidingschool Inferno |
Hang- /paragliding - individuele bedrijven | Pro Air Paragliding |
Hang- /paragliding - individuele bedrijven | SkyGliders Paragliding |
Inspectie-instelling | Voedsel en Warenautoriteit Directie Toezicht |
Kajak - individueel bedrijf | Xxxxxxxx.xx |
Kayaking - brancheorganisatie | Watersportverbond |
Kayaking - individueel bedrijf | Europagaai KayakLevel - Schoorl Actief |
Kennisinstelling | Crux Outdoor Education |
Kitesurfen | Kustwachtcentrum |
Kitesurfen | Reddingsbrigade - Landelijk Bureau |
Kitesurfen - brancheorganisatie | Nederlandse Kitesurf Vereniging |
Klimmen - brancheorganisatie | Branchevereniging Klimsport |
Klimmen - brancheorganisatie | NKBV (Koninklijke Nederlandse Klim- en Bergsport Vereniging) |
Klimmen - individueel bedrijf | Klimcentrum Tussen Hemel en Aarde |
Natuurorganisatie | Nivon |
Off road 4x4 | 4x4 Adventure Travel |
Off road 4x4 | 4x4 Off-road Challenge |
Off road 4x4 | Off-Road Adventures BV |
Onderzoeksinstituten | Hogeschool Utrecht |
Onderzoeksinstituten | Universiteit Utrecht - Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO) |
Onderzoeksinstituten | WHJ Mullier Instituut |
Organisator bedrijfsevenementen en personeelsuitjes | Avalon Evenementen |
Organisator bedrijfsevenementen en personeelsuitjes | Outdoor Inn |
Organisator bedrijfsevenementen en personeelsuitjes | SOS Events |
Overheid | Ministerie van Buitenlandse Zaken - Dir. Voorlichting en Communicatie |
Categorie stakeholder | Organisatie |
Overheid | Ministerie van Buitenlandse Zaken - Directie Consulaire zaken |
Overheid | Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
Overheid | Ministerie van VWS Directie Voeding, Gezondheidsbescherming en Preventie |
Paardrijden - brancheorganisatie | Federatie van Nederlanse Ruitersportcentra (FNRS) |
Paardrijden - brancheorganisatie | Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (KNHS) |
Paardrijden - brancheorganisatie | Stichting Veilige Paardensport |
Recreatie / kennisinstelling | Kenniscentrum Recreatie |
Recreatie / reizen | ANVR |
Recreatie / reizen | ANWB |
Recreatie / reizen | RECRON |
Risico experts | Het Nederlands Instituut Van Register Experts, NIVRE |
Rope courses (touwparcours) - individuele bedrijven | Active Forest Concepts |
Rope courses (touwparcours) - individuele bedrijven | De Wilgenweard |
Rope courses (touwparcours) - individuele bedrijven | Omni Mobilae |
Rope courses (touwparcours) - individuele bedrijven | PBO Budel |
Secretaris platform IDUT | Platform IDUT p/a IUCN |
Spelunking/caving - individuele bedrijven | ASP adventure BV |
Sport op lokaal niveau | Vereniging Sport en Gemeenten |
Sportieve spelen voor jongeren | Proludic Nederland |
Verzekeraars | Europeesche Verzekeringen |
Verzekeraars | Xxxxxxxxxxxxx.xx |
Verzekeraars | Verbond van Verzekeraars |
Voorzitter platform IDUT | Platform IDUT p/a ANVR |
Werkgevers - brancheorganisatie | Secretariaat Platform Toerisme VNO-NCW & MKB-Nederland |
Werknemersorganisatie | FNV Sport |
Bijlage 4 Verslag informatiebijeenkomst Avontuurlijke vrijetijdsactiviteiten (16 okt 09)
1. Welkomstwoord en inleiding
De dagvoorzitter Xxxxx xxx xxx Xxxx (NEN-Business Development) heet de aanwezigen welkom bij de informatiebijeenkomst over avontuurlijke vrijetijdsactiviteiten.
In de bijlage is een overzicht opgenomen van organisaties/bedrijven die vertegenwoordigd waren dan wel hebben laten weten verhinderd te zijn.
Het doel van deze bijeenkomst is:
1. Informeren over de status van wereldwijde normontwikkeling Adventure tourism binnen ISO;
2. Informeren over mogelijkheden van nationale zelfregulering in combinatie met de ISO normalisatie;
3. Bepalen of de Nederlandse markt behoefte/belang heeft en actief wil deelnemen aan de internationale en/of nationale normontwikkeling op het gebied van Adventure tourism.
N.B. Van alle presentaties, die op de informatiebijeenkomst van 16 oktober jl. gegeven zijn, is een digitale versie bij NEN beschikbaar.
2. Kennismaking (voorstelronde)
Er volgt een voorstelronde waarin de aanwezigen kort toelichten welk belang zij hebben/zien bij normontwikkeling op het gebied van avontuurlijke vrijetijdsactiviteiten. Hieruit blijkt dat het onderwerp “leeft” bij de aanwezigen en dat er behoefte is aan informatie over wat normalisatie te bieden heeft.
3. Inleiding NEN, normen en normalisatie
Xxxxx Xxxxxxxx (NEN-Business Development) geeft een presentatie over het Nederlands Normalisatie-instituut, normen en het proces en de rol van NEN bij de totstandkoming van normen.
Normen zijn afspraken die dóór en vóór de markt worden gemaakt. Tevens worden aanvullende diensten van NEN uitgelegd zoals het begeleiden bij het opstellen van een keurmerk of certificeringstraject (certificatieschema’s, schemabeheer en registerbeheer).
Samenvattend:
- Normen dóór en vóór de markt gemaakt
- Normcommissies: kennisplatform en (neutrale) ontmoetingsplek
- NEN is het toegangsportaal tot normalisatie op Europees en mondiaal niveau
- Normalisatie is een multi stakeholders platform; consensus van alle belanghebbenden
- Normalisatie is een effectief en efficiënt proces
- Normalisatie biedt toegang tot andere sectoren: ketensamenwerking
- Borging, toegankelijkheid en promotie van afspraken
- Vastgelegde afspraken in normen bieden de waarde van zekerheid en vertrouwen
- Normen zijn een goede basis voor opzetten en beheren van keurmerk/certificering & register
- Normen hebben toegevoegde waarde voor onderling vertrouwen en zekerheid bij totstandkoming van projecten.
Naar aanleiding van de presentatie komen de volgende vragen/opmerkingen aan de orde:
• Komen organisaties bij NEN langs met een verzoek om normalisatie of benadert NEN de markt uit eigen beweging?
Beide situaties zijn aan de orde. Bijvoorbeeld op het gebied van schuldhulpverlening waar nu verschillende normen voor zijn ontwikkeld, heeft de branche zelf aangeklopt bij NEN. Op het gebied van Adventure tourism daarentegen heeft NEN de markt benaderd met het voorstel dat bij ISO vandaan komt. Xxxxxxxxx speelde tegelijkertijd in de Nederlandse Fun & Adventure markt een verkenning van de Voedsel en Warenautoriteit naar de mogelijkheden van zelfregulering op dit gebied.
• Hoeveel leden heeft ISO? En welke zijn dat?
Er zijn 159 landen aangesloten bij ISO. De xxxx Xxxxx (Kenniscentrum Recreatie) merkt op dat het interessant zou zijn te weten welke landen geen lid zijn. [N.B. alle grote landen zijn lid].
• Gezien het vrijwillige karakter van een norm, als een norm niet verplicht is in hoeverre pakt de markt een norm dan op?
Dit ligt aan de markt zelf. Als de goede partijen deelnemen aan de ontwikkeling van een norm, bevordert dat de toepassing van die norm. De uitzendbranche wordt als voorbeeld genoemd. Vanuit de overheid kwam de wens dat er voor deze branche afspraken zouden komen. Dit kon door wetgeving of door zelfregulering. De markt heeft dit opgepakt door samen met NEN een norm op financieel-administratief gebied te ontwikkelen. Daarnaast heeft de brancheorganisatie ABU (Algemene Bond Uitzendondernemingen) ervoor gekozen enkel nog maar met gecertificeerde uitzendbureaus in zee te willen gaan. Bovendien heeft de Belastingdienst een minder strikt regiem van toezicht voor gecertificeerde uitzendbureaus ingesteld. Dit alles heeft ertoe bijgedragen dat de norm voor uitzendbureaus inmiddels een breed draagvlak kent in de praktijk. Op het aantal gecertificeerde ondernemingen heeft NEN geen zicht. Het register hiervan wordt beheerd door de Stichting Normering Arbeid.
• Zijn er ook eindgebruikers uitgenodigd voor de bijeenkomst?
Enkele brancheorganisaties van consumenten zijn uitgenodigd. De Consumentenbond heeft wel interesse, maar niet genoeg tijd/financiën om zitting te nemen in een normcommissie. Op een hoger beleidsniveau is de Consumentenbond wel betrokken bij diverse normalisatietrajecten die met consumenten van doen hebben.
4. Inleiding ISO/TC ‘Tourism and related services’ en toelichting op normontwikkeling ‘Adventure tourism’
Xxxxx Xxxxx (NEN-Consumentenzaken) gaat in haar presentatie in op de samenstelling van de mondiale ISO normcommissie op het gebied van ‘ tourism services’ (ISO/TC 228). Daarnaast geeft zij een toelichting op het ISO-voorstel om een werkgroep (WG 7) op te richten voor Adventure tourism. Op 23 oktober a.s. wordt een pre-meeting gehouden van deze werkgroep. De xxxx Xxxxxxxx (NEN) nodigt de aanwezigen uit hieraan deel te nemen om de Nederlandse belangen aldaar te behartigen.
Naar aanleiding van de presentatie komen de volgende vragen/opmerkingen aan de orde:
• Wat heeft Nederland gestemd op het ISO-voorstel om een werkgroep op te richten om de normen op te gaan stellen? NEN heeft een negatieve stem uitgebracht en daarbij ook commentaar ingebracht op het ISO- voorstel. Omdat de meerderheid van de ISO-leden echter positief gestemd heeft, is een mondiale werkgroep voor Adventure tourism toch opgericht.
• Wat is de achterliggende gedachte voor de Nederlandse afwijzing van het ISO-voorstel? Uit de peiling per mail en via gesprekken met een aantal belanghebbende partijen is gebleken dat er aardig wat individuele bedrijven vóór normontwikkeling op het gebied van adventure tourism zijn. Binnen de reeds bestaande NEN-normcommissie Tourism services, waar dit onderwerp formeel onder valt, was er echter een lid (het Platform Toerisme van VNO-NCW en MKB- Nederland) tegen. Dit lid is de enige die zitting heeft in deze normcommissie en vertegenwoordigt als VNO-NCW/MKB-Nederland een grote achterban. Vandaar dat NEN een negatieve stem heeft uitgebracht. De motieven van het Platform Toerisme zijn:
1) toegevoegde waarde van een mondiale norm op dit gebied wordt niet gezien;
2) er is weerstand tegen overregulering, vanwege de administratieve lasten en kosten die het met zich meebrengt;
3) in de branche van buitensportondernemingen is er al een en ander geregeld, zoals een keurmerk.
De xxxx Xxxxxxxx (NEN) geeft aan dat de xxxx Xxxxxxxx van het Platform Toerisme niet bij de bijeenkomst aanwezig is omdat hij net sinds een dag nieuw aangetreden is als secretaris van dit platform.
• Is bekend welke landen zich aangemeld hebben om zitting te nemen in de ISO-werkgroep? Ca. 20 landen zullen naar de pre-meeting op 23 oktober in Canada gaan. NEN zal de lijst van deelnemende landen updaten en aan de aanwezigen bekend maken.
• Volgens de xxxx Xxxxxxxxxx (VeBON) is Skills Active, de grootste outdoor activiteiten organisatie in het Verenigd Koninkrijk, niet betrokken bij het ISO-voorstel. Hij vraagt zich af wat daarvan de reden is.
• De xxxx Xxxxxxxx (NEN) meldt dat het aan het Engelse normalisatie-instituut BSI is om de Engelse stakeholders te benaderen. Skills Active is op de hoogte van het ISO-voorstel, volgens de xxxx Xxxxxxxx die ook contact met hen heeft gehad.
• De xxxx Xxxxxxxxxx (VeBON) doet melding van een initiatief van buitensportorganisaties in verschillende Europese landen, zoals Nederland, Verenigd Koninkrijk, België, Italië, Frankrijk, Spanje en Slovenië. Gezamenlijk hebben zij een Europese club voor buitensportactiviteiten opgericht en besloten om vooreerst niet aan het ISO-voorstel mee te doen. Deze groep is van mening dat de voor de hand liggende route is om eerst op nationaal niveau afspraken te maken, dan op Europees niveau en ten slotte pas op mondiaal niveau. Bovendien heeft – heel praktisch gezien – de VeBON geen tijd en geld om in een normalisatietraject te investeren, aldus de xxxx Xxxxxxxxxx.
De xxxx Xxxxx (Kenniscentrum Recreatie) en mevrouw De Wit (Eurocross) brengen hierop in dat de consument echter wel internationaal georiënteerd is en zich niet beperkt tot buitensport activiteiten die enkel in Nederland of Europees plaatsvinden.
• De heer Xx Xxxxx Xxxxxxx (ANVR) draagt aan dat Nederland strenge wetgeving kent voor wat betreft het instaan voor onderlinge leveranciers. Bovendien werkt het aansprakelijkheidsaspect als een stok achter de deur om de zaken goed voor elkaar te hebben. De ANVR heeft samen met VNO-NCW destijds dan ook aan NEN geadviseerd om tegen het ISO-voorstel te stemmen. Daarnaast is de heer Xx Xxxxx Xxxxxxx niet helder wat de toegevoegde waarde is voor zijn achterban (touroperators) van een mondiale norm op het gebied van Adventure tourism.
• De xxxx Xxxxxxxxx (Verbond van Verzekeraars) merkt op dat er zo wie zo een ISO-norm ontwikkeld zal worden. De enige relevante vraag die nu voorligt, is of de Nederlandse stakeholders daar invloed op willen uitoefenen.
5. Mogelijkheden voor combinatie zelfregulering in Nederland en het wereldwijde normalisatie werk
De xxxx Xxxxxxxx (NEN) gaat in zijn presentatie in op het onderzoek dat NEN in de markt heeft uitgevoerd. Op basis daarvan heeft hij een aantal kenmerken en behoeften in de markt onderscheiden. Verder passeren de aanbevelingen van NEN ten aanzien van de mogelijkheden ‘ISO normalisatie’ resp. ‘ zelfregulering’ de revue en geeft hij een toelichting op de toegevoegde waarde die het maken van afspraken kan hebben voor de fun & adventure branche. Voor meer details wordt naar de presentatie verwezen.
Naar aanleiding van de presentatie worden de volgende vragen/opmerkingen naar voren gebracht:
• Mevrouw De Wit (Eurocross) geeft een korte toelichting op een onderzoek van de Alarmcentrale naar ongevallen die zich hebben voorgedaan. Het betreft ca. 30-35 ernstige dossiers per jaar. Op nationaal niveau bestaan er goede onderlinge afspraken tussen de vier grote alarmcentrales De xxxx Xxxxxxxxxx (VeBON) zegt dat de VeBON ook een registratiesysteem van ongevallen kent, maar dit is in zoverre onbetrouwbaar dat het door de ondernemers zelf ingevuld wordt. Mevrouw De Wit (Eurocross) merkt op dat er op nationaal niveau geen landelijk overzicht voorhanden is van bijvoorbeeld fietsongevallen. Per alarmcentrale is dit wel op te vragen.
• De xxxx Xxxxxxxxxx (VeBON) brengt in dat de grootste discussie binnen buitensport- ondernemingen draait om risicobeoordeling. De xxxx Xxxxxxxx (NEN) noemt het vaststellen van prestatie eisen als een mogelijkheid om helderheid in een dergelijke discussie te brengen.
• Hoe verhoudt zich het feit dat er keurmerken zijn tot het advies dat er zelfregulering moet komen? De xxxx Xxxxx (Kenniscentrum Recreatie) merkt op dat het advies in het rapport Verkenning Fun & Adventure markt - dat het Kenniscentrum Recreatie heeft uitgevoerd in opdracht van de Voedsel en Warenautoriteit - de gehele branche geldt. Een deel van de buitensportondernemingen (waaronder éénpitters) is namelijk niet aangesloten bij de VeBON en heeft dan ook niet met het VeBON-keurmerk van doen. Bovendien heeft de markt niet alleen te maken met aanbieders, maar ook met onderaanbieders. En daar wil een aanbieder ook van op aan kunnen, want per slot van rekening staat zijn naam als hoofdaanbieder op de overeenkomst.
• Op dit moment worden vergunningen afgegeven door gemeenten (bijvoorbeeld voor blowkarten op stranden), maar vaak wordt daar geen veiligheidseis aan gesteld. Wanneer dit wel gaat gebeuren kan het in het voordeel werken van bedrijven wanneer deze kunnen aantonen dat zij voldoen aan prestatie eisen op zowel technisch, organisatorisch als menselijk (competenties) gebied.
6. Korte uitleg over financiering Nederlandse normcommissie en deelname aan ISO werkgroep De xxxx Xxxxxxxx (NEN) licht in een presentatie toe dat NEN het secretariaat van de normcommissie (nationale schaduwcommissie) voert en de normontwikkeling en -promotie begeleidt. In de presentatie staan alle werkzaamheden die NEN uitvoert.
De totale kosten voor het faciliteren van de NEN-normcommissie bedragen ca. € 11.000,- per jaar (excl. BTW). De kosten voor de begeleiding door NEN van de nationale normcommissie dienen gedragen te worden door de belanghebbenden in deze commissie. Deze kosten worden in overleg onder de deelnemende partijen verdeeld, op basis van belang en draagkracht. Naar verwachting zal de financiële bijdrage tussen de € 1.000,- en € 1.500,- per jaar (excl. BTW) bedragen. Op de eerste vergadering van de normcommissie zal onderling worden bepaald wat ieders bijdrage zal zijn. Hoe meer partijen deelnemen hoe lager de kosten per partij.
De investering die in het voortraject is gestoken tot en met de oprichting van de nationale
normcommissie wordt door NEN gedragen.
De maximale termijn voor de totstandkoming van een norm is drie jaar. Al na ca. 1 tot 1,5 jaar komt er veelal een normontwerp ter commentaar op de markt, waar belanghebbende partijen hun processen alvast op kunnen (bij)sturen.
Normcommissieleden kunnen per jaar beslissen of ze hun lidmaatschap voor het volgende jaar voort willen zetten. Jaarlijks wordt een begroting voor het daaropvolgende jaar aan de normcommissie voorgelegd.
Qua tijdbeslag valt te denken aan ca. 5 dagen per jaar. Dit bestaat uit 2 normcommissievergaderingen per jaar, met ½ dag voor de duur van een vergadering en ½ tot 1 dag voor de voorbereiding en 1 dag voor het werk dat uit de vergadering volgt.
7. Discussie
De discussie vindt plaats onder leiding van de dagvoorzitter. De volgende intenties worden uitgesproken:
• De xxxx Xxxxx (Kenniscentrum Recreatie) pleit voor een wereldwijde norm die ook buiten de Nederlandse grenzen geldig is. Per slot van rekening begeeft de Nederlandse consument zich via touroperators in het buitenland. Daarnaast oppert de xxxx Xxxxx (Kenniscentrum Recreatie) dat de verzekeraars een belangrijke sturende rol kunnen spelen door bijvoorbeeld bedrijven korting aan te bieden of een verzekering te weigeren als de aanvrager niet aan bepaalde eisen voldoet. De xxxx Xxxxxxxxxx (VeBON) zegt hierop dat de enige verzekeraar die tot voor kort certificering als eis stelde om een verzekering af te sluiten, deze eis heeft losgelaten. Naar alle waarschijnlijkheid speelt de (financiële) crisis hier een rol in.
• De xxxx Xxxxxxxxx (Verbond van Verzekeraars) brengt in dat het prima is als er een norm komt, maar dat het Verbond van Verzekeraars niet in dit traject betrokken wil worden.
• De xxxx Xxxxxxxxxx (VeBON) is van mening dat de hele discussie over nationale zelfregulering overgeslagen kan worden als de markt de VeBON volgt en bedrijven zich bij deze brancheorganisatie aansluiten.
De xxxx Xxxxxxxxxx spreekt zich er verder over uit dat het goed zou zijn om het werk van de mondiale normcommissie te volgen, maar dat de VeBON hiervoor op dit moment echter niet de financiën beschikbaar heeft. Daarnaast is ook het vrijmaken van tijd een probleem.
• De heer Xx Xxxxx Xxxxxxx (ANVR) zegt ter plekke geen uitspraak te kunnen doen over eventuele deelname. Terugkoppeling met de achterban is hiervoor nodig.
8. Samenvatting en sluiting
Naar aanleiding van de gehouden discussie trekt de dagvoorzitter de conclusie dat er nog onvoldoende draagvlak is om tot oprichting van een NEN-normcommissie over te gaan.
De dagvoorzitter geeft aan dat als het niet lukt voldoende draagvlak te realiseren, het normalisatiewerk niet actief door NEN opgepakt kan worden.
In de praktijk blijkt dat nieuwe normcommissies in de loop van de tijd groeien, omdat het belang van normalisatie van het onderwerp steeds meer wordt ingezien. Een startende normcommissie zonder benodigd breed draagvlak kan ook andere belanghebbenden proactief benaderen en verzoeken tot deelname.
De volgende afspraken worden gemaakt:
1. NEN xxxxx het verslag van deze infobijeenkomst en de presentaties toe aan de deelnemers en degenen die verhinderd waren voor de bijeenkomst.
2. NEN gaat na welke landen zich reeds hebben aangemeld voor deelname aan de ISO-werkgroep en stelt de aanwezigen hiervan op de hoogte.
3. De aanwezigen zullen aan NEN doorgeven welke belanghebbende partijen zij aan tafel gemist hebben.
4. NEN stelt een beknopt voorstel op met daarin zowel het te verwachten tijdsbeslag als het financieringsaspect aangaande het ISO-werk.
5. NEN informeert voor een laatste maal ook alle overige geïnventariseerde stakeholders om hen de gelegenheid te bieden om zich aan te melden voor deelname aan de normcommissie.
6. NEN stuurt alle stakeholders een aanmeldingsformulier toe.
7. Belanghebbenden die willen deelnemen aan de normcommissie sturen het aanmeldingsformulier in binnen de op het formulier aangegeven deadline.
8. NEN zal met een aantal partijen contact opnemen om verder te spreken over de mogelijkheden van zelfregulering in Nederland.
De heer Xx Xxxxx Xxxxxxx spreekt zijn waardering uit voor de kwaliteit van de presentaties. De dagvoorzitter dankt de deelnemers voor hun aanwezigheid en hun inbreng.
NEN-Business Development
Xxxxx xxx xxx Xxxx Xxxxx xxx xxx Xxxx 12-11-2009
Deelnemerslijst
Informatiebijeenkomst Avontuurlijke vrijetijdsactiviteiten 16 oktober 2009, NEN
— Organisatie / bedrijf — Contactpersoon
— ANVR — dhr. X. xx Xxxxx Xxxxxxx
— Eurocross Assistance — mw. D. de Wit
— Kenniscentrum Recreatie — xxx. X. Xxxxx
— Ministerie van VWS — mw. X. xxx xxx Xxxx
BIJLAGE
— Nederlandse Klim- en Bergsportvereniging (NKBV)
— mw. X. Xxxxx
— Taku Adventures — xxx. X. xx Xxxx
— Verbond van Verzekeraars — xxx. X. Xxxxxxxxx
— Wilderness Guides Association — dhr. M. Bezem en dhr. F xxx Xxxx
— VeBON — xxx. X. Xxxxxxxxxx
— NEN — mw. X. Xxxxx
— NEN — xxx. X. xxx xxx Xxxx
— NEN — xxx. X. Xxxxxxxx
Bericht van verhindering
— Organisatie / bedrijf — Contactpersoon
— Active Forest Concepts — xxx. X. xxx Xxxxxx
— Dutch Survival Club — xxx. X. Xxxxxxx
— Europagaai — xxx. X. Xxxxxx
— Exalto FNV Sport — mw. M. Exalto
— Secretariaat Platform Toerisme VNO- NCW & MKB-Nederland
— xxx. X. Xxxxxxxx
— TÜV Nederland QA BV — xxx. X. Xxxxxxx
— Voedsel en Warenautoriteit — Nog onbekend
— WJH Mulier Instituut — xxx. X. Xxxxxxxx
Bijlage 5 Zelfregulering en beleidsvraagstukken
Externe effecten – Er is sprake van een extern effect wanneer niet alle kosten (of baten) die gepaard gaan met de productie een prijs hebben. Ofwel effecten die gekenmerkt worden door het ontbreken van een marktprijs. Effecten op het milieu (geluid, emissies etc.), de veiligheid (overstroming, verkeer, externe veiligheid) of de natuur (verdroging, verzilting, biodiversiteit) vormen typische externe effecten. Dergelijke effecten, die van negatieve invloed zijn en door de overheid beperkt dienen te worden, kunnen middels gedragsgerichte instrumenten worden gestuurd. De meest gepaste instrumenten zijn: convenanten, protocollen en het herenakkoord. Bij implementatie van deze instrumenten kan de overheid een faciliterende rol spelen door bijvoorbeeld contracten af te sluiten met het bedrijfsleven waardoor overheidsregulering wordt voorkomen. Hierbij kan men denken aan emissie afspraken met Schiphol, afspraken met Philips om energie efficiënt te produceren of door subsidies te verstrekken aan belangengroepen (consumentenbond, buurtvereniging etc.)
Paternalistische motieven – Een beleidsprobleem dat gerelateerd is aan paternalistische motieven kan op twee manieren worden opgelost: door overheidsregulering of zelfregulering. In het eerste geval voorziet de overheid met wetgeving, bijvoorbeeld door het voorschrijven van leeftijdsvoorschriften met betrekking tot alcohol gebruik. Bij zelfregulering neemt uiteraard de branche het initiatief. Dit initiatief kan volledig vanuit de markt komen, bijvoorbeeld men wil het imago verbeteren, of onder druk van de overheid. In dit laatste geval is er dreiging van overheidregulering en probeert de branche deze dreiging te verminderen. Gedragsgerichte instrumenten zijn het meest gepast bij paternalistische motieven.
Transactiekosten – In het economische verkeer is er sprake van transactiekosten. Voorbeelden zijn onderhandelingskosten, informatiekosten en het vinden van een onderhandelingspartner. Een veel gemaakte veronderstelling is dat marktwerking over het algemeen te verkiezen is boven overheidsregulering. Dit om maximale efficiëntie te kunnen bewerkstelligen. Gewone transactiekosten geven geen aanleiding voor overheidsingrijpen. Toch kunnen marktpartijen op eigen initiatief de transkosten proberen te verlagen met zelfregulering (Baarsma et al., 2003). De meest voor de hand liggende instrumenten zijn contractuele – en geschilbeslechtende instrumenten.
Herverdelingsmotieven - Volgens Baarsma et al. (2003) is zelfregulering als motief voor de herverdeling van nationale welvaart moeilijk voor te stellen en geen voor de hand liggend instrument. Echter de xxxxx van zelfregulering met betrekking tot maatschappelijke onderwerpen (zoals liefdadigheid en acties van kerkgemeenschappen) zou verder onderzocht kunnen worden. Een dergelijk onderzoek valt buiten de scope van deze verkenning.
Publieke goederen - Goederen die van oudsher als publieke goederen werden beschouwd zoals de levering van elektriciteit, goederen vervoer over spoor of het beheer van de Nederlandse vuurtorens, worden verzorgd door de overheid of private partijen. In overeenstemming met het onderzoek van
Baarsma et al. (2003) zijn er geen aanwijzingen gevonden dat zelfreguleringinstrumenten een rol kunnen spelen bij de verzorging van publieke goederen en/of zaken.
Maatschappelijke onevenwichtigheid - In een situatie van maatschappelijke onevenwichtigheid (bijvoorbeeld oorlog) wordt in het algemeen gekozen voor een overheid die regulerend optreedt. Desondanks hebben Baarsma et al. (2003) een specifieke situatie benoemd waarin zelfregulering een rol speelde. Het Herenakkoord tussen de overheid en de olie en gasindustrie (toen vertegenwoordigd door Esso en Shell) is een uitzonderlijke case en ligt buiten de scope van deze verkenning. Concluderend kan men zeggen dat zelfregulering geen voor de hand liggende optie is wanneer er sprake is van maatschappelijke onevenwichtigheid.