BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
ZITTING 1957—1958 5231
Douaneovereenkomst, op I maart 1956 te Brussel tot Mand gekomen, met betrekking tot carnets E.CS, voor handelsmonsters en handelsstalen, met Protocol van ondertekening en Bijlage
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Nr. 1
Ter griffie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen: 4 augustus 1958.
De wens, dat de/e overeenkomst aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal /al worden onder- worpen, kan door of namens de Kamer of door ten minste dertig leden der Kamer te kennen worden ge- geven uiterlijk op 3 september 1958.
's-Gravenhage, 4 augustus 1958.
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 60, lid 2. en onder verwijzing naar artikel 61, lid 3, van de Grondwet, de Raad van State gehoord, heb ik de eer L' Hoogedelgestrenge hiernevens over te leggen de Engelse en tic Franse tekst, alsook de vertaling in het Nederlands van de op I maart 1956 te Brussel tot stand gekomen Douaneovereenkomst met betrekking tot carnets E.C.S. voor handelsmonsters en handelsstalen, met Protocol van ondertekening en Bijlage (Trb. 1957. <>(>) ') .
Tevens gelieve U Hoogedelgestrenge aan te treilen een toe- lichtende nota bij de genoemde overeenkomst.
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, /al de o\er- eenkomst alleen voor Nederland gelden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
X. XXXX.
Aan
de Heer Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Toeliehtende nota
Met het oog op de betekenis, die daaraan voor de ontwik- keling van de internationale handel moet worden toegekend, heeft de vrije uitwisseling van handelsmonsters reeds vóór de eerste wereldoorlog een onderwerp van internationaal overleg uitgemaakt. Dit heelt ertoe geleid, dat in het op 3 november 1923 onder auspiciën van de Volkenbond tot stand gekomen Verdrag ter vereenvoudiging van douaneformaliteiten (Stb. 1925. 270) mede bepalingen zijn opgenomen, waardoor, onder de daarin gestelde voorwaarden, vrijstelling van invoerrechten voor de tijdelijke invoer van monsters en modellen in de bij het verdrag aangesloten landen is verzekerd (artikel 10). Na de laatste wereldoorlog is in verband met de aanzienlijk gewijzigde omstandigheden de wens opgekomen, deze aangelegenheid op- nieuw tot een onderwerp van internationaal overleg te maken. Als gevolg van dit overleg, dat in het kader van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel (G.A.T.T.) is gevoerd, is op 7 november 1952 een overeenkomst gesloten om de invoer van handelsmonsters, handelsstalen en reclamemate- riaal te vereenvoudigen (Trb. 1954, 202; zie ook Trb. 1955, 164, Trb. 1957, 218, en Trb. 1958, 74).
Hoezeer de beide hiervóór genoemde overeenkomsten ertoe hebben bijgedragen de internationale uitwisseling van handels- monsters te vergemakkelijken, zij houden geen voorzieningen in met betrekking tot de formaliteiten, die bij de tijdelijke invoer met vrijstelling van rechten in de verschillende landen moeten worden in acht genomen. De ter zake te bezigen douanedocu- menten zijn dan ook van land tot land verschillend en belang- hebbenden zijn genoodzaakt bij elke tijdelijke invoer van handelsmonsters zekerheid te stellen voor de rechten en be- lastingen, welke opeisbaar zouden worden, ingeval de voor- waarden, waaronder de vrijstelling is verleend, niet worden nagekomen.
Naar het voorbeeld van Zwitserland en Oostenrijk, welke landen in 1953 voor de onderlinge uitwisseling van handels- monsters een systeem van triptieken hebben aanvaard, heeft de Internationale Douaneraad. welke is ingesteld bij het daartoe op
1 ) Nedergelegd ter griffie, ter inzage van de leden.
I 5231 1
2
15 december 1950 te Brussel gesloten verdrag (lil). 1951,
120) in overeenstemming met zijn doelstellingen en in nauw overleg met de Liguc Internationale de la Représentation Com- merciale en het Bureau International d'lnformation des (ham- lires de C'ommerce, gezocht naar een regeling, waarbij de docu- menten voor de tijdelijke invoer van handelsmonsters worden getinificeerd en de noodzaak om bij elke invoer opnieuw zekerheid te stellen voor de eventueel te betalen invoerrechten zou komen te vervallen.
Dit heeft geleid tot de totstandkoming van de onderwerpelijke Douaneovereenkomst, welke op 1 maart 1956 te Brussel voor ondertekening is opengesteld voor de landen, welke partij zijn bij het Verdrag houdende instelling van de Raad (7/7). 1957. 66).
Deze overeenkomst beoogt de internationale uitwisseling van handelsmonsters en handelsstalen, welke met tijdelijke vrijstel- ling van rechten en belastingen kunnen worden ingevoerd, te vergemakkelijken door instelling van een daartoe speciaal ont- worpen document, het carnet E.CS. (initialen van de woorden
„échantillons commerciaux" — „commercial samples"). Dit carnet, dat door belanghebbenden vóór hun vertrek naar het buitenland kan worden ingevuld, komt in de plaats van de na- tionale documenten voor de tijdelijke invoer van handelsmon- sters. Voorts zal het bij gebruik van het carnet niet langer noodzakelijk zijn om bij elke tijdelijke invoer van handelsmon- sters zekerheid te stellen. De in de overeenkomst neergelegde regeling gaat er namelijk van uit, dat een carnet E.CS. alleen kan worden gebezigd, indien een organisatie zich tegenover de douaneadministratie van het land van tijdelijke invoer aanspra- kelijk heeft gesteld voor de eventueel verschuldigde bedragen.
Het carnet zal tevens in de plaats treilen van de z.g. monster- pas: een door buitenlandse douaneautoriteiten gewaarmerkte lijst van de monsters met vermelding van de ter vaststelling van de identiteit der monsters aangebrachte ambtelijke herken* ningstekens. In dit verband /ij opgemerkt, dat de hiervoor ge- noemde overeenkomsten van 1923 en 1952 reeds een aanbe- veling bevatten, dat de douaneautoriteiten van het land van in- voer de door de buitenlandse douane aangebrachte herken- ningstekens als voldoende beschouwen, mits de monslers ver- ge/eld zijn van een monsterpas.
De onderwerpelijke overeenkomst zal de invoer van mon- slers ongetwijfeld in niet onaanzienlijke mate vereenvoudigen, indien de daarin neergelegde regeling in ruime kring toepassing vindt. Het strekt dan ook tot voldoening, dat in een groot aantal Westeuropesc landen, waaronder Nederland, aan die regeling inmiddels uitvoering is gegeven.
De Regering van Suriname en van de Nederlandse Antillen hebben medegedeeld, dat zij voorshands niet wensen, dat de onderwerpelijke overeenkomst voor hun landen zal gelden. Van de Gouverneur van Nederlands Nieuw-Guinea is een overeenkomstig bericht ontvangen.
Df Minister van Financiën.
HOFSTRA.
De Minister van Buitenlandse /.aken.
X. XXXX.