FPU-REGLEMENT
FPU-REGLEMENT
Vut-fonds
Verhoging van de aanvullende uitkering en overgangsmaatregelen 13
Beslissing inzake het recht op uitkering 17
Beslissing inzake toekenning van basisuitkering en aanvullende uitkering 17
Ingangsdatum van de uitkering / tijdstip van vervroegde uittreding 17
Vermindering van de basisuitkering en aanvullende uitkering uit of in verband met inkomsten uit arbeid of bedrijf 17
Omzetten deel van vermindering vanaf 1 september 2008 tot 1 januari 2011 18
Vermindering van de basisuitkering en aanvullende uitkering in verband met samenloop met uitkering ter zake van arbeidsongeschiktheid bedoeld in overgangsbepaling bij artikel 1.1 van het Pensioenreglement 19
Aanpassingen ingegane fpu-uitkeringen 20
Betaling van de basisuitkering en aanvullende uitkering 21
Beëindiging van de basisuitkering en de aanvullende uitkering 21
Bepalingen van administratieve aard 22
Uitvoering en toezicht op uitvoering 22
Verstrekken van inlichtingen 22
Uitvoering sectorale (pre) fpu-uitkeringen 23
Financiering van de fpu ter zake van basisuitkering en aanvullende uitkering en van de Vut 23
Xxxxx xxx xxxxxxxx en gegevensaanlevering 23
Verhaal ‘Vut-fonds bijdrage’ 24
Bijzondere financiële bepalingen 24
Gevolgen van beëindiging van deelname aan de fpu-regeling 25
Bijlage A behorende bij artikel 1.a van dit Reglement, betreffende fpu-uitkeringen toegekend op of na 1 januari 2006 26
Tabel V Verhoging aanvullende uitkering bij uitkeringsniveau van 75% op 61 jaar 33
Tabel VI Verhoging aanvullende uitkering bij uitkeringsniveau van 70% op 61 jaar 34
Tabel VII Bedrag ter verhoging ouderdomspensioen bij uitkeringsniveau van 75% op 61 jaar 35
Tabel VIII Bedrag ter verhoging ouderdomspensioen bij uitkeringsniveau van 70% op 61 jaar 36
Tabel IX Extra verhoging aanvullende uitkering 37
Tabel X Factoren tabel I, II en IV bij 40 dienstjaren voor 55 jaar 38
Begripsbepalingen
Artikel 1
In dit Reglement wordt verstaan onder:
a. Vut-fonds:
de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel;
b. bestuur:
het bestuur van het Vut-fonds;
c. sectorwerkgever:
1° van het personeel, werkzaam in de sector Rijk:
de Minister van Binnenlandse Zaken,
2° van het burgerpersoneel, werkzaam in de sector Defensie:
de Minister van Defensie,
3° van het personeel, werkzaam in de sector Onderwijs en Wetenschappen: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
4° van het personeel, werkzaam in de sector Politie:
de Minister van Binnenlandse Zaken,
5° van het personeel, werkzaam in de sector Rechterlijke Macht:
de Minister van Justitie,
6° van het personeel, werkzaam in de sector Gemeenten:
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten,
7° van het personeel, werkzaam in de sector Provincies:
het Interprovinciaal Overleg,
8° van het personeel, werkzaam in de sector Waterschappen:
de Unie van Waterschappen,
9° van het personeel dat werkzaam is in de sector Academische Ziekenhuizen: de Vereniging Academische Ziekenhuizen,
10° van het personeel dat werkzaam is in de sector Hoger Beroepsonderwijs: de HBO-raad, vereniging van hogescholen,
11° van het personeel dat werkzaam is in de sector Wetenschappelijk Onderwijs: de Vereniging Samenwerkende Nederlandse Universiteiten,
12° Van het personeel dat werkzaam is in de sector Onderzoekinstellingen: de Werkgeversvereniging Onderzoekinstellingen,
13° van het personeel dat werkzaam is in de sector Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie: de Bve-raad en Colo;
d. centrale:
een centrale van verenigingen van ambtenaren die is toegelaten tot het overleg met de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken, bedoeld in artikel 105 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;
e. werknemersorganisatie:
Een organisatie binnen een sector die ten doel heeft of mede ten doel heeft het behartigen van arbeidsvoorwaardelijke belangen van overheids- en onderwijspersoneel, indien die organisatie op grond van een wettelijke bepaling in het bijzonder representatief moet worden geacht dan wel door een sectorwerkgever als representatief wordt beschouwd voor het personeel behorend tot de desbetreffende sector;
f. sociale partners:
1° de sectorwerkgevers, gezamenlijk of afzonderlijk enerzijds en de centrales casu quo werknemersorganisaties anderzijds;
2° de werkgever enerzijds en de centrales casu quo werknemersorganisaties anderzijds;
g. werkgever:
1° een overheids- of onderwijsinstelling die behoort tot een van de sectoren, bedoeld onder c;
2° de instelling die niet tot een sector behoort, maar tot wie de Vut-overeenkomst zich op grond van het bepaalde in artikel 4, eerste lid van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel mede uitstrekt;
x. xxxxxxxxx:
de werknemer, bedoeld in artikel 2.4 van het Pensioenreglement die de leeftijd van 65 jaar niet heeft bereikt, tenzij uit een desbetreffende bepaling het tegendeel blijkt;
i. pensioenreglement:
het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;
j. belanghebbende:
de werknemer die door vervroegde uittreding recht op uitkering heeft verkregen;
x. ontslag:
elke beëindiging van het werknemerschap op grond van de voor de werknemer geldende rechtspositieregeling, tenzij uit een desbetreffende bepaling het tegendeel blijkt;
l. vervroegde uittreding:
1° een ontslag, volledig dan wel gedeeltelijk uit een betrekking, op eigen verzoek van de werknemer verleend met het oogmerk de werknemer voor het bereiken van de leeftijd van 65 jaar vervroegd te doen uittreden met recht op een uitkering;
2° een ontslag uit een betrekking voor de vervulling waarvan uit hoofde van de aard van de aan die betrekking verbonden werkzaamheden een leeftijdsgrens is vastgesteld, mits het ontslag is gelegen op of na de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt;
m. deeltijdfactor:
de deeltijdfactor, bedoeld in artikel 1.2 van het Pensioenreglement;
n. gemiddelde deeltijdfactor:
de in de tijd gewogen gemiddelde deeltijdfactor gedurende een bepaalde periode;
o. inkomen:
het pensioengevend inkomen, bedoeld in artikel 3.1, 3.2, 3.4 en de overgangsbepaling bij artikel 3.1van het Pensioenreglement, tenzij uit een desbetreffende bepaling het tegendeel blijkt;
p. flexibel pensioen:
het op verplichte (collectieve) en vrijwillige (individuele) basis vanaf 1 april 1997 opgebouwde pensioen, bedoeld in overgangsbepaling A bij hoofdstuk 6, overgangsbepaling A bij artikel 16.3, en overgangsbepaling A bij hoofdstuk 16 van het Pensioenreglement, tenzij uit een desbetreffende bepaling het tegendeel blijkt ;
q. zorgtaken:
het verzorgen van tot het huishouden van de werknemer behorende 0-6 jarige eigen, stief- of pleegkinderen.
r. uitkering:
het samenstel van de basisuitkering, de aanvullende uitkering, bedoeld in artikel 2 onderscheidenlijk artikel 4 van dit Reglement en het flexibel pensioen, bedoeld in onderdeel p, voor zover dit niet is toegekend ingevolge de overgangsbepalingen E en G bij hoofdstuk 6 van het Pensioenreglement, tenzij uit een desbetreffende bepaling het tegendeel blijkt;
s. afslanking:
de afslanking, bedoeld in de nota Afslanking rijksoverheid 1988-1990 (kamerstukken II 1986-1987, 19827, nr. 2) dan wel een vermindering van het arbeidsvolume bij een gemeente, provincie of instelling van onderwijs in de jaren 1988, 1989 en 1990, waarvan de financiële doelstelling overeenkomt met die van genoemde afslanking.
t. reorganisatie:
1° de met afslanking gelijkgestelde reorganisatie van een dienst of bedrijf, of een onderdeel daarvan, van het Rijk, een provincie of gemeente;
2° de reorganisatie van een ander dan onder 1. genoemd publiekrechtelijk lichaam dan wel van een privaatrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel B1 onderscheidenlijk B3 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, indien het bestuur van het onderscheiden lichaam tot gelijkstelling heeft besloten en een op die reorganisatie betrekking hebbend plan voor afvloeiing, waarvan een sociaal plan een onderdeel vormt (personeelsplan), aan de betrokkenen heeft bekendgemaakt;
u. wachtgeld:
xxxxxxxxx ingevolge dan wel op voet van het Rijkswachtgeldbesluit 1959 (Stb. 1986, 489) of een daarmee overeenkomende regeling alsmede uitkering ingevolge dan wel op de voet van de Uitkeringsregeling 1966 (Stb. 1986, 490) of een daarmee overeenkomende regeling;
v. partner:
de partner, bedoeld in artikel 1.8 van het Pensioenreglement;
w. betrekking:
de dienstbetrekking die de werknemer bekleedde onderscheidenlijk het samenstel van dienstbetrekkingen, indien de werknemer meer dan één dienstbetrekking bekleedde;
x. Vut-overeenkomst:
de Centrale Vut-overeenkomst zoals die door de gezamenlijke sectorwerkgevers en de centrales op 30 oktober 1995 is aangegaan en op 20 december 1995, 21 mei 1996, 18 september 1996, 21 mei 2003 en
13 december 2005 nader is vastgesteld;
y. normwerktijd:
de omvang van de werktijd zoals die bij de betrokken werkgever voor de desbetreffende soort van dienstverhouding gebruikelijk was direct voorafgaande aan de uitbreiding van het gangbare aantal uren en in de arbeidsvoorwaarden was gedefinieerd.
z. invaliditeitspensioen:
het invaliditeitspensioen, bedoeld in overgangsbepalingen B en D bij hoofdstuk 11 van het Pensioenreglement;
aa. ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen: het ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen, bedoeld in hoofdstuk 11 van het Pensioenreglement;
bb. Ouderdomspensioen:
het ouderdomspensioen bedoeld in hoofdstuk 7 van het pensioenreglement.
Artikel 1.a
In geval van toekenning van een fpu-uitkering voor 1 januari 2006 is het bepaalde in dit Reglement van toepassing, met uitzondering van het bepaalde in bijlage A.
In geval van toekenning van een fpu-uitkering na 31 december 2005 op grond van dit Reglement, waaronder begrepen een toekenning in verband met een vervolguittreding, wordt die uitkering mede vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in bijlage A.
Basisuitkering Artikel 2
1.1. De werknemer heeft na 1 april 1997 bij vervroegde uittreding na het bereiken van de leeftijd van 55 jaar
maar voor het bereiken van de leeftijd van 65 jaar, recht op een uitkering (hierna te noemen: ‘basisuitkering’), indien hij
a. een niet onderbroken diensttijd heeft van tenminste 10 jaren, die direct voorafgaat aan het tijdstip van vervroegde uittreding en
b. de zes maanden voorafgaande aan de vervroegde uittreding ononderbroken als werknemer heeft doorgebracht; en
c. voor 1 januari 2009 de hoedanigheid van deelnemer had en die hoedanigheid heeft behouden tot de datum van de vervroegde uittreding.
Bij het berekenen van de diensttijd, bedoeld in de vorige volzin, onder a en c, wordt een onderbreking van twee maanden of minder niet als een onderbreking aangemerkt.
1.2. Tevens heeft recht op een basisuitkering de werknemer:
a. aan wie na 1 oktober 1996 op eigen verzoek in verband met vervroegde uittreding, ontslag is verleend met recht op een uitkering in het kader van een seniorenregeling,
b. die is geboren op of na 1 april 1936 en
c. die op de dag van ingang van dat ontslag voldoet aan de voorwaarden, voor recht op een basisuitkering als bedoeld in het vorige lid.
1.3. Het recht op basisuitkering voor de werknemer, bedoeld in het vorige lid, gaat in met ingang van het tijdstip dat voor hem in het kader van de seniorenregeling is bepaald, met dien verstande dat genoemd tijdstip niet later kan zijn gelegen dan op de eerste dag van de maand volgend op die waarin die werknemer:
a. de leeftijd van 61 jaar bereikt, indien hij uiterlijk op 1 april 1947 is geboren;
b. de leeftijd van 62 jaar bereikt, indien hij na 1 april 1947 is geboren.
1.4. Het recht op basisuitkering voor de werknemer aan wie ontslag als bedoeld in artikel 1, onderdeel l., onder 2 (functioneel leeftijdsontslag) wordt verleend, ontstaat slechts indien de voor hem geldende Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag erin voorziet, dat de basisuitkering en de aanvullende uitkering, bedoeld in artikel 2, onderscheidenlijk artikel 4, deel uitmaakt van de uitkering waarop hij in verband met functioneel leeftijdsontslag recht heeft.
2. Onder diensttijd, bedoeld in lid 1.1. wordt verstaan:
a. de tijd tot en met 31 december 1995 doorgebracht als ambtenaar in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet;
b. de tijd na 31 december 1995 doorgebracht als deelnemer in de zin van artikel 2.5 en de overgangsbepalingen A, B, C en D bij artikel 2.5 van het Pensioenreglement;
c. de diensttijd in een betrekking waarin de werknemer krachtens artikel B 7 onder a van de Algemene burgerlijke pensioenwet juncto artikel 2 van het Koninklijk besluit van 12 januari 1966 (Stb. 6), zoals dat artikel B 7 en koninklijk besluit luidden voor 1 mei 1994, geen ambtenaar is in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet;
d. de tijd doorgebracht als beroepsmilitair of als reservist onbepaald verband in de zin van de Algemene
militaire pensioenwet (Stb. 1979, 305) en de als zodanig met recht op wachtgeld doorgebrachte tijd;
e. de tijd doorgebracht als deelgenoot in de zin van de Spoorwegpensioenwet (Stb. 1979, 680);
f. de diensttijd door de werknemer doorgebracht in een betrekking waarin hij krachtens artikel B 3 van de Spoorwegpensioenwet, juncto artikel 2 van de beschikking van de Minister van Binnenlandse Zaken van 3 maart 1967, nr. AW67/U276 (Stcrt. 1967, 50), geen deelgenoot was in de zin van de Spoorwegpensioenwet;
g. de tijd doorgebracht als politiek ambtsdrager in de zin van de Algemene wet politieke ambtsdragers (Stb. 1979, 519) en de tijd doorgebracht met recht op uitkering in de zin van die wet;
h. de tijd die een werknemer heeft doorgebracht onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip waarop hij ambtenaar in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet dan wel deelnemer in de zin van het Pensioenreglement is geworden, mits die tijd ofwel in dezelfde dienstverhouding ofwel in de hoedanigheid van werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening (Stb. 1967, 687) in dezelfde functie is doorgebracht bij een werkgever in wiens dienst hij op even bedoeld tijdstip ambtenaar onderscheidenlijk deelnemer in genoemde zin is geworden.
3.1. De basisuitkering bedraagt per jaar, bij vervroegd uittreden van de werknemer met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 62 jaar heeft bereikt:
70 % van de franchise, bedoeld in overgangsbepaling B bij artikel 7.5 van het Pensioenreglement.
3.2. Indien de werknemer vervroegd uittreedt vóór het bereiken van de leeftijd van 62 jaar, wordt de hoogte van de basisuitkering aangepast door vermenigvuldiging met een factor.
Deze factor is gelijk aan de mate waarin het aantal kalendermaanden dat is gelegen tussen het bereiken van de leeftijd van 62 jaar en die van 65 jaar, zich verhoudt tot het aantal kalendermaanden dat ligt tussen het tijdstip van vervroegde uittreding en de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
3.3.1. Bij vervroegde uittreding na de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de leeftijd van 62 jaar bereikt, wordt de basisuitkering bedoeld in lid 3.1 verhoogd met 0,583% van de franchise, bedoeld in overgangsbepaling B bij artikel 7.5 van het Pensioenreglement voor elke volle kalendermaand dat later wordt uitgetreden, indien het tijdstip van vervroegde uittreding is gelegen op de eerste dag van de twaalfde maand volgend op die waarin de werknemer de leeftijd van 62 jaar bereikt.
3.3.2. Bij vervroegde uittreding na de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de leeftijd van 63 jaar bereikt maar uiterlijk op de eerste dag van de twaalfde maand volgend op die waarin hij die leeftijd bereikt bedraagt het in lid 3.1genoemde uitkeringspercentage 77%, verhoogd met 1,167% van de franchise, bedoeld in overgangsbepaling B bij artikel 7.5 van het Pensioenreglement voor elke volle kalendermaand dat later wordt uitgetreden.
3.3.3. Bij vervroegde uittreding op of na de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de leeftijd van 64 jaar bereikt maar uiterlijk op de eerste dag van de twaalfde maand volgend op die waarin hij die leeftijd bereikt bedraagt het in lid 3.1genoemde uitkeringspercentages 91%.
3.4. De basisuitkering van de werknemer die op een later tijdstip dan de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 62 jaar bereikt, voldoet aan de voorwaarden voor recht op basisuitkering, is
a. indien de werknemer uiterlijk met ingang van de eerste dag van de twaalfde maand volgend op bedoeld tijdstip uittreedt: de basisuitkering, bedoeld in lid 3.1 verhoogd met 0,583% van de franchise, bedoeld in overgangsbepaling B bij artikel 7.5 van het Pensioenreglement voor elke volle kalendermaand dat later dan bedoeld tijdstip wordt uitgetreden;
b. indien de werknemer na de eerste dag van de twaalfde maand maar voor de eerste dag van de vijfentwintigste maand volgend op bedoeld tijdstip uittreedt: de basisuitkering, bedoeld in lid 3.3.2. verhoogd met het in dat lid vermelde percentage van 1,167% van de franchise voor elke volle kalendermaand dat later wordt uitgetreden na de eerste dag van de twaalfde maand volgend op bedoeld tijdstip;
c. indien de werknemer op of na de eerste dag van de vijfentwintigste maand volgend op bedoeld tijdstip maar uiterlijk op de eerste dag van de twaalfde maand volgend op het bereiken van de leeftijd van 64 jaar uittreedt: de basisuitkering, bedoeld in lid 3.3.3.
3.5. Het bepaalde onder 3.3. onderscheidenlijk 3.4. is niet van toepassing op de werknemer die vóór 1 april 1997 voldeed aan de voorwaarden voor recht op een Vutuitkering als bedoeld in artikel 3, eerste tot en met derde lid van het Vutreglement.
3.6.1. De hoogte van de basisuitkering waarop krachtens de leden 3.3.1. tot en met 3.3.3 recht bestaat, is - uitgedrukt in een percentage van de franchise per jaar - opgenomen in de bij dit Reglement behorende tabel I.
3.6.2. De hoogte van de basisuitkering waarop krachtens lid 3.4. recht bestaat, is - uitgedrukt in een percentage van de franchise per jaar - opgenomen in de bij dit Reglement behorende tabel I-a.
4.1. Indien gedurende enig tijdvak in de termijn van 10 jaren die direct voorafgaat aan het tijdstip van vervroegde uittreding, een deeltijdfactor geldt, wordt de met toepassing van de voorgaande leden
vastgestelde basisuitkering vermenigvuldigd met de gemiddelde deeltijdfactor welke geldt gedurende genoemde termijn van tien jaren.
4.2. Indien de werknemer vrijwillig vervroegd uittreedt uit een betrekking die hij gedurende de termijn van 10 jaren, bedoeld in het vorige lid, is gaan bekleden nadat hem ontslag werd verleend met recht op onderscheidenlijk
a. een invaliditeitspensioen als bedoeld in overgangsbepalingen A tot en met E bij hoofdstuk 11 van het Pensioenreglement
x. xxxxxxxxx;
c. een Vutuitkering op grond van de Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden of het Vutreglement dan wel een uitkering op grond van de Wet bevordering doorstroming onderwijs- personeel I of II (DOP-uitkering),
wordt voor de toepassing van het vorige lid de gemiddelde deeltijdfactor gehanteerd die behoort bij de diensttijd gedurende welke de werknemer de hoedanigheid van werknemer had en welke is gelegen tussen het tijdstip met ingang waarvan de werknemer laatstelijk recht op invaliditeitspensioen, wachtgeld of Vut- dan wel DOP-uitkering heeft verkregen en het tijdstip van vervroegde uittreding.
5. Bij elke vervroegde uittreding die volgt op een eerdere vervroegde uittreding in deeltijd vindt reductie van de basisuitkering plaats door deze te vermenigvuldigen met de gemiddelde deeltijdfactor van het vierde lid.
6.1. In geval van vervroegde uittreding in deeltijd wordt de met toepassing van de voorgaande leden vastgestelde basisuitkering aangepast door vermenigvuldiging met een factor.
6.2. Deze factor is gelijk aan de mate waarin de vermindering van de omvang van de betrekking ter zake van de vervroegde uittreding in deeltijd, zich verhoudt tot de omvang van de betrekking waaruit de werknemer voor de eerste keer vervroegd is uitgetreden.
7. In geval van vervroegde uittreding na eerdere vervroegde uittreding in deeltijd, wordt de met toepassing van de leden 1 tot en met 4 vastgestelde basisuitkering nader vastgesteld door vermenigvuldiging met de deeltijdfactor welke behoort bij de betrekking waaruit de werknemer laatstelijk vervroegd uittreedt.
8.1. Bij de vaststelling van de omvang van de betrekking alsmede bij de vaststelling van de deeltijdfactor wordt een toename van de omvang van de betrekking na een vervroegde uittreding in deeltijd buiten beschouwing gelaten.
8.2. Indien de werknemer vrijwillig vervroegd uittreedt uit een betrekking die hij gedurende de termijn van 10 jaren, bedoeld in het vorige lid, is gaan bekleden nadat hem ontslag werd verleend met recht op onderscheidenlijk:
a. een invaliditeitspensioen;
x. xxxxxxxxx;
c. een Vutuitkering op grond van de Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden of Vutreglement dan wel een uitkering op grond van de Wet bevordering doorstroming onderwijspersoneel I of II (DOP-uitkering),
wordt voor de toepassing van de voorgaande leden onder omvang van de betrekking verstaan de omvang van de betrekking die de werknemer bekleedde na het tijdstip met ingang waarvan hij laatstelijk recht op invaliditeitspensioen, wachtgeld of Vut- dan wel DOP-uitkering heeft verkregen.
9. De mate van een vervroegde uittreding in deeltijd is ten minste 10% van de omvang van de betrekking waaruit de werknemer voor het eerst vervroegd uittreedt.
10. In bijzondere gevallen of groepen van gevallen waarin het bepaalde in de leden 4.1. tot en met 4.2., 8.1. tot en met 8.2. en 9. tot een naar het oordeel van het bestuur onredelijke uitkomst leidt, is het bestuur bevoegd een beslissing te nemen die met de strekking van die leden overeenkomt.
Bijzondere uitkering Artikel 3
1. De werknemer, die bij het bereiken van de leeftijd van 62 jaar voldoet aan de voorwaarden voor het
recht op een basisuitkering als bedoeld in artikel 2, lid 1.1. en die geen belanghebbende is in de zin van dit Reglement, heeft bij ontslag in verband met het bereiken van de leeftijd van 65 jaar onderscheidenlijk bij ontslag met ingang van een tijdstip daarna, recht op een uitkering.
2. De uitkering van het eerste lid is gelijk aan een derde gedeelte van 50% van de basisuitkering, bedoeld in artikel 2, lid 3.1., vermenigvuldigd met de deeltijdfactor die behoort bij de betrekking waaruit de werknemer ontslag wordt verleend.
3. Ook de werknemer die op een later tijdstip dan de leeftijd van 62 jaar voldoet aan de voorwaarden voor het recht op een basisuitkering en geen belanghebbende is in de zin van dit Reglement, heeft bij ontslag in verband met het bereiken van de leeftijd van 65 jaar onderscheidenlijk bij ontslag met ingang van een tijdstip daarna, recht op een uitkering.
4. De uitkering van het derde lid wordt bepaald door vermenigvuldiging van het bedrag, bedoeld in het tweede lid met een breuk. De teller van deze breuk wordt gevormd door het aantal maanden vanaf de eerste dag van de maand na het bereiken van de leeftijd van 62 jaar waarin de werknemer voldoet aan de voorwaarden voor het recht op een basisuitkering en geen belanghebbende is in de zin van dit Reglement tot de eerste dag van de maand volgend op het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. De noemer wordt gevormd door het getal 36.
5. Tevens heeft recht op een uitkering de belanghebbende die in deeltijd vervroegd is uitgetreden en die uit hoofde van de door hem aangehouden betrekking tot het bereiken van de leeftijd van 65 jaar de hoedanigheid van werknemer heeft.
6.1. De uitkering van het vijfde lid wordt bepaald door vermenigvuldiging van een derde gedeelte van 50% van de basisuitkering, bedoeld in artikel 2, lid 3.1. onderscheidenlijk de door toepassing van het vierde lid vastgestelde uitkering, met een factor.
Deze factor is gelijk aan de mate waarin de omvang van de betrekking die de werknemer op de dag voor het bereiken van de leeftijd van 65 jaar bekleedde, zich verhoudt tot de omvang van de betrekking waaruit de werknemer voor de eerste keer vervroegd in deeltijd is uitgetreden.
6.2. Bij de vaststelling van de omvang van de betrekking wordt een toename van de omvang van de betrekking na een vervroegde uittreding in deeltijd buiten beschouwing gelaten.
7.1. Indien een twaalfde gedeelte van het inkomen voorafgaand aan het ontslag hoger is dan onderschei- denlijk gelijk is aan het bedrag van de met toepassing van de voorgaande leden vastgestelde uitkering, wordt die uitkering gedurende een periode van drie kalendermaanden direct aansluitend aan het ontslag, maandelijks betaald.
7.2. Indien een twaalfde gedeelte van het inkomen voorafgaand aan het ontslag lager is dan het bedrag van de met toepassing van de voorgaande leden vastgestelde uitkering, wordt die uitkering gedurende een periode van vier kalendermaanden direct aansluitend aan het ontslag, maandelijks betaald, met dien verstande dat gedurende de eerste drie kalendermaanden een bedrag wordt betaald dat gelijk is aan een twaalfde gedeelte van het inkomen voorafgaand aan het ontslag en in de vierde kalendermaand een bedrag wordt betaald dat gelijk is aan de som van het verschil tussen het bedrag van de uitkering en een twaalfde gedeelte van het inkomen voorafgaand aan het ontslag gedurende de eerste drie kalendermaanden van betaling.
8. Het bepaalde in de voorgaande leden is niet van toepassing op de werknemer onderscheidenlijk de belanghebbende die vóór 1 april 1997 voldeed aan de voorwaarden voor recht op een Vutuitkering als bedoeld in artikel 3, eerste tot en met derde lid van het Vutreglement.
9.1. De werknemer die bij vervroegd uittreden voor het bereiken van de leeftijd van 65 jaar recht zou hebben gehad op de verhoging als bedoeld in artikel 5, lid 1.5 of artikel 5, lid 4.2 dan wel de verhoging, bedoeld in artikel 5, lid 7.1.5, en die geen belanghebbende is in de zin van dit reglement heeft bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar recht op een bedrag dat dient ter verhoging van het ouderdomspensioen ingevolge het Pensioenreglement. Dit bedrag beloopt 40% van het inkomen in het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de vervroegde uittreding heeft plaatsgevonden vermenigvuldigd met de gemiddelde deeltijdfactor bedoeld in artikel 2, lid 4.1. en 4.2.
9.2. Het bepaalde in lid 5 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de krachtens het vorige lid bepaalde verhoging moet worden vermenigvuldigd met een factor. Deze factor is gelijk aan de mate waarin de omvang van de betrekking die de werknemer op de dag voor het bereiken van de leeftijd van 65 jaar bekleedde, zich verhoudt tot de betrekking waaruit de werknemer op de eerste keer vervroegd in deeltijd is uitgetreden.
Bij de vaststelling van de omvang van de betrekking wordt een toename van de omvang van de betrekking na een vervroegde uittreding in deeltijd buiten beschouwing gelaten.
Aanvullende uitkering Artikel 4
1. De werknemer die recht heeft op basisuitkering krachtens artikel 2, heeft recht op een aanvullende uitkering, indien hij
a. op 1 april 1997 werknemer was en daarna
b. tot het tijdstip van vervroegde uittreding ononderbroken werknemer is geweest.
2. Voor de toepassing van het vorige lid wordt een werknemer geacht op 1 april 1997 werknemer te zijn, indien aan hem vóór of met ingang van 1 april 1997 ontslag is verleend
a. in verband met arbeidsongeschiktheid en hij uiterlijk met ingang van 1 april 2002 opnieuw de hoedanigheid van werknemer heeft verworven;
b. met recht op wachtgeld of een ontslaguitkering en hij uiterlijk met ingang van 1 oktober 1998 opnieuw de hoedanigheid van werknemer heeft verworven;
c. in verband met zorgtaken en hij uiterlijk met ingang van 1 april 2001 opnieuw de hoedanigheid van werknemer heeft verworven;
d. in verband met vrijwillig vervroegde uittreding en hij recht heeft verkregen op een uitkering in het kader van een seniorenregeling als bedoeld in artikel 2, lid 1.2. en 1.3.
3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder b., wordt niet als een onderbreking aangemerkt:
a. een onderbreking van maximaal 2 maanden;
b. een onderbreking van maximaal 5 jaren gelegen tussen het tijdstip van ontslag in verband met arbeidsongeschiktheid en het tijdstip waarop de werknemer wederom de hoedanigheid van werknemer heeft verworven;
c. een onderbreking van maximaal 18 maanden gelegen tussen een tijdstip met ingang waarvan de werknemer - al dan niet na ontslag - recht op wachtgeld of een ontslaguitkering heeft verkregen en het tijdstip waarop die werknemer opnieuw de hoedanigheid van werknemer heeft verworven;
d. een onderbreking van maximaal 4 jaar gelegen tussen het tijdstip van ontslag in verband met xxxxxxxxx en het tijdstip waarop de werknemer opnieuw de hoedanigheid van werknemer heeft verworven;
4.1. De aanvullende uitkering bedraagt het bedrag dat resulteert uit de vermenigvuldiging van 1,75% van het inkomen op 1 januari 2004 met de pensioengeldige tijd, gelegen vóór 1 april 1997, welk bedrag wordt verminderd met 1,75% van de franchise van € 15.450 vermenigvuldigd met diezelfde pensioengeldige tijd. Het bedrag van de aanvullende uitkering wordt met overeenkomstige toepassing van artikel 14.1 van het Pensioenreglement aangepast. Artikel 6.4 van het Pensioenreglement, zoals dat luidde op
1-1-2004, is van overeenkomstige toepassing.
4.2.1. Voor de berekening van de aanvullende uitkering wordt onder pensioengeldige tijd verstaan de pensioengeldige tijd, bedoeld in artikel 5.1 van het Pensioenreglement zoals dat artikel luidde op 31 december 2003 en met dien verstande dat met betrekking tot de tijd, bedoeld in artikel 5.1, onderdeel d geen toepassing wordt gegeven aan de in dat onderdeel bedoelde correctiefactoren. Indien bij de bepaling van de hoogte van het flexibel pensioen toepassing is gegeven aan artikel 5.6 van het Pensioenreglement zoals dit artikel luidde op 31 december 2003, vindt dit artikel overeenkomstige toepassing bij de berekening van de aanvullende uitkering.
4.2.2. Voorts geldt op verzoek van de werknemer als pensioengeldige tijd:
a. de tijd die de werknemer voor het bereiken van de leeftijd van 18 jaar heeft doorgebracht in een dienstbetrekking uit hoofde waarvan hij op of na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar de hoedanigheid van ambtenaar in de zin van de voormalige Pensioenwet 1922 heeft verworven;
b. de tijd tot een maximum van 3 jaren die de werknemer in de periode van 1 oktober 1986 tot 1 mei 1994 voor het bereiken van de leeftijd van 25 jaar als ambtenaar in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet heeft doorgebracht.
De onder b. bedoelde tijd die is doorgebracht in een deeltijddienstverhouding telt mee voor het gedeelte dat wordt uitgedrukt door de deeltijdfactor die behoort bij die deeltijddienstverhouding.
4.2.3. Indien de werknemer vrijwillig vervroegd uittreedt uit een betrekking die hij is gaan bekleden nadat hem ontslag werd verleend met recht op onderscheidenlijk
a. een invaliditeitspensioen;
x. xxxxxxxxx;
c. een Vutuitkering op grond van de Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden of het Vutreglement dan wel een uitkering op grond van de Wet bevordering doorstroming onderwijs- personeel I of II (DOP-uitkering),
wordt de met toepassing van de voorgaande leden vastgestelde aanvullende uitkering nader vastgesteld. Daarbij telt in afwijking van het bepaalde in de vorige leden de pensioengeldige tijd mee voor het gedeelte dat overeenkomt met de gemiddelde deeltijdfactor die behoort bij de diensttijd gedurende welke de werknemer de hoedanigheid van werknemer had en welke is
gelegen tussen het tijdstip met ingang waarvan de werknemer laatstelijk recht op invaliditeitspensioen, wachtgeld of Vut- dan wel DOP-uitkering heeft verkregen en het tijdstip van vervroegde uittreding.
4.3. De voor de berekening van de aanvullende uitkering in aanmerking te nemen pensioengeldige tijd is voor onderstaande groepen van werknemers ten minste gelijk aan de met de hierna geduide deeltijdfactor vermenigvuldigde tijd, die resteert, nadat de tijd die is gelegen tussen 1 april 1997 en de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de leeftijd van 62 jaar bereikt, in mindering is gebracht op:
a. 40 jaren, indien de werknemer uiterlijk op 1 april 1952 is geboren;
b. 35 jaren, indien de werknemer na 1 april 1952 maar uiterlijk op 1 april 1957 is geboren;
c. 30 jaren, indien de werknemer na 1 april 1957 maar uiterlijk op 1 april 1962 is geboren.
4.3.1. De deeltijdfactor, bedoeld in het vorige lid is gelijk aan de gemiddelde deeltijdfactor gedurende de pensioengeldige tijd die is gelegen voor 1 april 1997.
4.3.1.1. Voor de vaststelling van de gemiddelde deeltijdfactor, bedoeld in 4.3.1., geldt voor de pensioengeldige tijd gelegen vóór 1 januari 1986 een deeltijdfactor van 1.
4.3.1.2. Indien het bedrag van de aangepaste middelsom per 1 januari 1986 vermenigvuldigd met de factor 0,909, tenminste 25% hoger is dan het bedrag van de aangepaste middelsom voor de dienstlijn die eindigt op 31 december 1985, geldt, in afwijking van het bepaalde onder 4.3.1.1., als deeltijdfactor de breuk waarvan de teller wordt gevormd door de laatstgenoemde aangepaste middelsom en de noemer wordt gevormd door de eerstgenoemde aangepaste middelsom.
Onder aangepaste middelsom wordt verstaan de middelsom van berekeningsgrondslagen, bedoeld in artikel F 6 van de Algemene burgerlijke pensioenwet aangepast met toepassing van het bepaalde in artikel A 8 van die wet.
Onder dienstlijn wordt verstaan de dienstlijn, bedoeld in artikel F 1 van laatstgenoemde wet.
4.3.1.3. In bijzondere gevallen of groepen van gevallen waarin de toepassing van lid 4.3.1.2. tot een naar het oordeel van het bestuur, onredelijke uitkomst leidt, is het bestuur bevoegd ten gunste van belangheb- bende een beslissing te nemen die met de strekking van de leden 4.3.1.1. en 4.3.1.2. overeenkomt.
4.4. Indien de werknemer vrijwillig vervroegd uittreedt uit een betrekking die hij is gaan bekleden nadat hem ontslag werd verleend met recht op onderscheidenlijk
a. een invaliditeitspensioen;
x. xxxxxxxxx;
c. een Vutuitkering op grond van de Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden of het Vutreglement dan wel een uitkering op grond van de Wet bevordering doorstroming onderwijs- personeel I of II (DOP-uitkering),
geldt voor de toepassing van lid 4.3. de gemiddelde deeltijdfactor die behoort bij de diensttijd gedurende welke de werknemer de hoedanigheid van werknemer had en welke is gelegen tussen het tijdstip met ingang waarvan de werknemer laatstelijk recht op invaliditeitspensioen, wachtgeld of Vut- dan wel DOP- uitkering heeft verkregen en het tijdstip van vervroegde uittreding, tenzij de gemiddelde deeltijdfactor bedoeld in lid 4.3.1. lager is.
4.5. Indien de werknemer meer dan één dienstbetrekking vervult bedraagt bij geheel of gedeeltelijk vervroegde uittreding uit een of meer dienstbetrekkingen, terwijl één of meer andere dienstbetrekkingen geheel of gedeeltelijk worden voortgezet, de aanvullende uitkering het naar rato van het inkomen - zonder toepassing van artikel 3.2 vijfde lid van het Pensioenreglement - uit de dienstbetrekking waaruit hij vervroegd is uitgetreden deel van die aanvullende uitkering.
4.5.2. vervallen.
4.6. vervallen.
5.1. Indien het tijdstip van vervroegde uittreding niet ligt op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de leeftijd van 62 jaar bereikt, wordt het bedrag van de aanvullende uitkering aangepast door vermenigvuldiging met een evenredigheidsfactor en met op actuariële gronden vastgestelde factoren, overeenkomstig het bepaalde in de leden 6 tot en met 7.2.2.
5.2. De evenredigheidsfactor is gelijk aan de mate waarin het aantal kalendermaanden dat is gelegen tussen het bereiken van de leeftijd van 62 jaar en die van 65 jaar, zich verhoudt tot het aantal kalendermaanden dat ligt tussen het tijdstip van vervroegde uittreding en de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
5.3. De onder 5.1. bedoelde actuariële gronden, worden ontleend aan de meest recente actuariële en bedrijfstechnische nota, bedoeld in artikel 3.4 van de Statuten van de Stichting Pensioenfonds ABP.
6. Bij een vervroegde uittreding vóór het tijdstip waarop de werknemer de leeftijd van 62 jaar bereikt, wordt het bedrag van de aanvullende uitkering vermenigvuldigd met de factor die in kolom 3 van de bij dit Reglement behorende tabel II is opgenomen achter het daarbij in de kolommen 1 en 2 genoemde tijdstip van vervroegde uittreding.
7.1. Bij een vervroegde uittreding na de eerste dag van de maand volgende op die waarin de werknemer de leeftijd van 62 jaar bereikt, wordt het bedrag van de aanvullende uitkering vermenigvuldigd met de factor die in kolom 3 van de bij dit Reglement behorende tabel III is opgenomen achter het daarbij in de kolommen 1 en 2 genoemde tijdstip van vervroegde uittreding.
7.2.1. In afwijking van het voorgaande lid, wordt de aanvullende uitkering niet verder aangepast dan tot en met het tijdstip waarop de som van de bedragen van de basisuitkering, de aanvullende uitkering en het flexibel pensioen gelijk is aan het bedrag (grensbedrag) dat resulteert uit de vermenigvuldiging van 70% van het inkomen in het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de vervroegde uittreding heeft plaatsgevonden vermenigvuldigd met de gemiddelde deeltijdfactor bedoeld in artikel 2, lid 4.1. en 4.2.
7.2.2. Voor de toepassing van het bepaalde onder 7.2.1. worden de bedragen van de basisuitkering, de aanvullende uitkering en het flexibel pensioen welke zijn toegekend bij een vervroegde uittreding voor het bereiken van de leeftijd van 62 jaar, gehanteerd als zou het tijdstip van vervroegde uittreding zijn gelegen op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de leeftijd van 62 jaar bereikt.
7.3. Indien het inkomen niet hoger is dan € 24.626,39 wordt het in lid 7.2.1. bedoelde grensbedrag verhoogd met € 35,50 voor elk bij de berekening van de aanvullende uitkering en het flexibel pensioen in aanmerking genomen jaar.
7.4. Indien het inkomen hoger is dan € 24.626,39 is het grensbedrag niet lager dan het bedrag dat resulteert uit de vermenigvuldiging van 70% van € 24.626,39 met de gemiddelde deeltijdfactor, bedoeld in artikel 2, lid 4.1. en 4.2, vermeerderd met € 35,50 voor elk bij de berekening van de aanvullende uitkering en het flexibel pensioen in aanmerking genomen jaar.
8.1. In geval van vervroegde uittreding in deeltijd wordt de met toepassing van de voorgaande leden vastgestelde aanvullende uitkering aangepast door vermenigvuldiging met een factor.
8.2. Deze factor is gelijk aan de mate waarin de vermindering van de omvang van de betrekking ter zake van de vervroegde uittreding in deeltijd, zich verhoudt tot de omvang van de betrekking waaruit de werknemer voor de eerste keer vervroegd is uitgetreden.
9. Bij de vaststelling van de omvang van de betrekking wordt een toename van de omvang van de betrekking na een vervroegde uittreding in deeltijd, buiten beschouwing gelaten.
10. Indien de werknemer meer dan één dienstbetrekking bekleedt, wordt de omvang van de dienstbetrekking en de mate waarin de omvang van de dienstbetrekking wordt verminderd, bepaald voor elk van de dienstbetrekkingen afzonderlijk.
Verhoging van de aanvullende uitkering en overgangsmaatregelen Artikel 5
1.1. De aanvullende uitkering van de werknemer die uiterlijk op 1 april 1942 is geboren en die vervroegd uittreedt op de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 61 jaar bereikt, wordt verhoogd met het bedrag dat nodig is om de som van de bedragen van de basisuitkering, de aanvullende uitkering en het flexibel pensioen gelijk te laten zijn aan het bedrag dat resulteert uit de vermenigvuldiging van 75% van het inkomen met de gemiddelde deeltijdfactor, bedoeld in artikel 2, lid
4.1. en 4.2.
Hierbij geldt als inkomen de som van de inkomens over de periode van 1 januari 2004 tot het tijdstip van vervroegde uittreding gedeeld door veertig. Het inkomen van januari 2004 wordt bij die vaststelling van bedoelde som zoveel keer in aanmerking genomen als nodig is om in totaal tot veertig jaarinkomens te komen. De bij de vaststelling van de in de eerste volzin bedoelde som gehanteerde inkomens worden met overeenkomstige toepassing van artikel 14.1 van het Pensioenreglement aangepast.
1.2. Indien de werknemer meer dan één dienstbetrekking bekleedt, is de uitkering gelijk aan 75% van het inkomen, bedoeld in het eerste lid, behorende bij elk van de dienstbetrekkingen waaruit de werknemer vervroegd uittreedt, vermenigvuldigd met de bij die onderscheiden dienstbetrekkingen behorende gemiddelde deeltijdfactor, bedoeld in artikel 2, lid 4.1. en 4.2..
1.3. Indien de laatstelijk voor het tijdstip van vervroegde uittreding in een van de dienstbetrekkingen doorgebrachte diensttijd een periode van minder dan 10 jaren omvat, is de gemiddelde deeltijdfactor, in afwijking van het bepaalde in het vorige lid, gelijk aan een breuk waarvan de teller wordt gevormd door de som van de op jaarbasis te bepalen deeltijdfactoren gedurende de betreffende periode en de noemer door het getal 10.
1.4. Indien het tijdstip van vervroegde uittreding is gelegen tussen de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de leeftijd van 61 jaar en die van 64 jaar bereikt, is de uitkering tenminste gelijk aan de met toepassing van de vorige leden vastgestelde uitkering verhoogd met een hierna omschreven bedrag.
Het in de vorige volzin bedoelde verhogingsbedrag is gelijk aan het bedrag dat resulteert uit de vermenigvuldiging van het verschil tussen de uitkeringen die de werknemer zonder toepassing van het bepaalde in dit lid zou verwerven bij uittreding op de in de vorige volzin genoemde tijdstippen, met een evenredigheidfactor. De evenredigheidsfactor wordt bepaald door het aantal kalendermaanden dat is gelegen tussen de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de leeftijd van 61 jaar bereikt en het tijdstip van vervroegde uittreding, te delen door het getal 36.
1.5. Indien het tijdstip van vervroegde uittreding is gelegen na 1 januari 2003 wordt de met toepassing van de leden 1.1 tot en met 1.3 berekende aanvullende uitkering verhoogd indien het tijdstip waarop de werknemer vervroegd uittreedt, is gelegen na de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 61 jaar heeft bereikt.
1.6. Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing indien de werknemer voorafgaand aan het vervroegd uittreden:
a. recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in de overgangsbepaling bij artikel 1.1 van het Pensioenreglement;
b. recht heeft op een ontslaguitkering, bedoeld in artikel 1.5 van het Pensioenreglement;
c. als gevolg van xxxxxx ontheven is geweest van de uitoefening van zijn dienstverhouding
d. recht heeft op een werkloosheidsuitkering, bedoeld in artikel 1.6 van het Pensioenreglement;
e. recht heeft op suppletie, bedoeld in de overgangsbepaling bij artikel 1.1 van het Pensioenreglement.
1.7. De aanvullende uitkering, bedoeld in lid 1.5 wordt verhoogd met het bedrag dat nodig is om de uitkering gelijk te laten zijn aan het uitkeringsniveau op de uittredingsleeftijd, genoemd in de bij dit Reglement opgenomen tabel V. Lid 1.4 is niet van toepassing. Artikel 2, lid 4.1 en 4.2 is van overeenkomstige toepassing.
1.8. Onverminderd het bepaalde in de voorgaande leden, heeft de werknemer die vervroegd uittreedt na het bereiken van de leeftijd van 62 jaar en één maand recht op een bedrag dat bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar dient ter verhoging van het ouderdomspensioen ingevolge het Pensioenreglement. De hoogte van dit bedrag wordt vastgesteld aan de hand van de bij dit Reglement opgenomen tabel VII.
1.9. De belanghebbende heeft de keuzemogelijkheid om, met toepassing van artikel 16.4 en de overgangsbepaling B bij artikel 16.4 van het Pensioenreglement, met de verhoging bedoeld in lid 1.7, bij te sparen voor een uitkering in aanvulling op het op grond van het Pensioenreglement toegekende ouderdomspensioen.
2.1. De aanvullende uitkering van de werknemer die reeds vóór 1 april 1997 de leeftijd van 61 jaar had bereikt en ook overigens voldeed aan de voorwaarde voor recht op een Vutuitkering als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a. tot en met c. van het Vutreglement, wordt, nadat bedoelde uitkering is aangepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, zesde lid, verhoogd met het bedrag dat nodig is om de som van de bedragen van de basisuitkering en de aanvullende uitkering gelijk te laten zijn aan het bedrag dat resulteert uit de vermenigvuldiging van 75% van het inkomen met de deeltijdfactor behorende bij de betrekking waaruit de werknemer vervroegd uittreedt.
2.2. Onder inkomen, bedoeld onder 2.1. wordt verstaan het inkomen dat is vastgesteld voor het jaar waarin de werknemer vervroegd uittreedt.
Indien de werknemer in het betreffende jaar aanspraak heeft verkregen op een individuele verhoging van het inkomen, wordt het inkomen vastgesteld met inachtneming van die verhoging en van de over die verhoging berekende vakantie-uitkering.
3. Ten aanzien van de werknemer die uiterlijk op 1 april 1942 is geboren en die eerder vóór 1 mei 1993 vrijwillig vervroegd in deeltijd is uitgetreden met recht op een Vutuitkering dan wel een uitkering op grond van de Wet bevordering doorstroming onderwijspersoneel II (DOP-wet II), is het eerste lid onderscheidenlijk het tweede lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat ‘75%’ wordt vervangen door: 80%.
4.1. De aanvullende uitkering van de werknemer die na 1 april 1942 maar uiterlijk op 1 april 1947 is geboren en die vervroegd uittreedt op de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 61 jaar bereikt, wordt, nadat bedoelde uitkering is aangepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, zesde lid, verhoogd met het bedrag dat nodig is om de som van de bedragen van de basisuitkering, de aanvullende uitkering en het flexibel pensioen gelijk te laten zijn aan het bedrag dat resulteert uit de vermenigvuldiging van 70% van het inkomen, bedoeld in het eerste lid, met de gemiddelde deeltijdfactor, bedoeld in artikel 2, lid 4.1. en 4.2..
4.2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid, zijn de leden 1.2. tot en met 1.9. van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
a. 75% wordt vervangen door 70%; en
b. de in lid 1.7. genoemde tabel V wordt vervangen door de bij dit Reglement opgenomen tabel VI; en
c. de in lid 1.8. genoemde leeftijd van 62 jaar en één maand wordt vervangen door 62 jaar en zes maanden en tabel VII wordt vervangen door de bij dit Reglement opgenomen tabel VIII.
5.1. Indien de werknemer die uiterlijk op 1 april 1947 is geboren, vervroegd uittreedt vóór het tijdstip waarop hij de leeftijd van 61 jaar bereikt, wordt het bedrag van de verhoogde aanvullende uitkering, dat geldt bij vervroegde uittreding van die werknemer op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de leeftijd van 61 jaar bereikt, aangepast door vermenigvuldiging met een evenredigheidsfactor en met op actuariële gronden vastgestelde factoren, overeenkomstig het bepaalde onder 5.4.
5.2. De evenredigheidsfactor is gelijk aan de mate waarin het aantal kalendermaanden dat is gelegen tussen het bereiken van de leeftijd van 61 jaar en die van 65 jaar, zich verhoudt tot het aantal kalen- dermaanden dat ligt tussen het tijdstip van vervroegde uittreding en de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
5.3. De onder 5.1. bedoelde actuariële gronden, worden ontleend aan de meest recente actuariële en bedrijfstechnische nota, bedoeld in artikel 3.4 van de Statuten van de Stichting Pensioenfonds ABP.
5.4. Bij een vervroegde uittreding vóór het tijdstip waarop de werknemer, bedoeld onder 5.1. de leeftijd van 61 jaar bereikt, wordt het bedrag van de verhoogde aanvullende uitkering vermenigvuldigd met de factor die in kolom 3 van de bij dit Reglement behorende tabel IV is opgenomen achter het daarbij in de kolommen 1 en 2 genoemde tijdstip van vervroegde uittreding.
6.1. In geval van vervroegde uittreding in deeltijd wordt de met toepassing van de voorgaande leden vastgestelde aanvullende uitkering aangepast door vermenigvuldiging met een factor.
6.2. Deze factor is gelijk aan de mate waarin de vermindering van de omvang van de betrekking ter zake van de vervroegde uittreding in deeltijd zich verhoudt tot de omvang van de betrekking waaruit de werknemer voor de eerste keer vervroegd is uitgetreden.
6.3. Bij de vaststelling van de omvang van de betrekking wordt een toename van de omvang van de betrekking na een vervroegde uittreding in deeltijd, buiten beschouwing gelaten.
6.4. Indien de werknemer meer dan één dienstbetrekking bekleedt, wordt de omvang van de dienstbetrekking en de mate waarin de omvang van de dienstbetrekking wordt verminderd, bepaald voor elk van de dienstbetrekkingen afzonderlijk.
7.1.1. De aanvullende uitkering van de werknemer die al dan niet in deeltijd, vervroegd uittreedt vóór onderscheidenlijk
a. 1 april 2001 en die op 1 april 2000 een diensttijd heeft van tenminste 40 jaren;
b. 1 april 2004 en die op 1 april 2003 een diensttijd heeft van tenminste 41 jaren;
c. 1 april 2007 en die op 1 april 2006 een diensttijd heeft van tenminste 42 jaren;
d. 1 april 2010 en die op 1 april 2009 een diensttijd heeft van tenminste 43 jaren;
e. 1 april 2013 en die op 1 april 2012 een diensttijd heeft van tenminste 44 jaren
wordt, nadat bedoelde uitkering is aangepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, zesde lid verhoogd met het bedrag dat nodig is om de som van de bedragen van de basisuitkering, de aanvullende uitkering en het flexibel pensioen gelijk te laten zijn aan het bedrag dat resulteert uit de vermenigvuldiging van 70% van het inkomen, bedoeld in het eerste lid, met de gemiddelde deeltijdfactor, bedoeld in artikel 2, lid 4.1. en 4.2..
7.1.2. Onder diensttijd, bedoeld onder a. tot en met e. van het vorige lid wordt verstaan: tijd, bedoeld in de Regeling gratificatie bij ambtsjubileum (Stcrt. 1989, 223), dan wel tijd die daarmee overeenkomt.
7.1.3. Het bepaalde in de leden 1.2. en 1.3. is van overeenkomstige toepassing.
7.1.4. Indien het tijdstip van vervroegde uittreding is gelegen tussen de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de in lid 7.1.1. bedoelde diensttijd kan aanwijzen en die waarin hij de leeftijd van 64 jaar bereikt, wordt het met toepassing van de vorige leden vastgestelde uitkeringsniveau verhoogd.
Hiertoe wordt voor elke maand, die de werknemer later uittreedt dan het in de vorige volzin bedoelde tijdstip, het uitkeringsniveau van de werknemer, bedoeld in lid 7.1.1, onderdeel:
- a, verhoogd met 0,5%;
- b, verhoogd met 0,7%;
- c, verhoogd met 1,2%;
- d, verhoogd met 1,7%;
- e, verhoogd met 2,2%.
7.1.5. Indien de belanghebbende tevens in aanmerking komt voor de verhoging, bedoeld in de leden 1.5 of 4.2 wordt de met toepassing van de leden 7.1.1, 7.1.2, 7.1.3. en 7.1.4. berekende aanvullende uitkering verhoogd.
7.1.6. De verhoging van de aanvullende uitkering, bedoeld in lid 7.1.5. wordt berekend aan de hand van de bij dit Reglement opgenomen tabel IX dan wel wordt de aanvullende uitkering berekend aan de hand van de bij dit Reglement opgenomen tabellen V of VI indien dit resulteert in een hoger uitkeringsniveau. Het uitkeringsniveau is ten hoogste gelijk aan het inkomen, bedoeld in het eerste lid x de gemiddelde deeltijdfactor, bedoeld in artikel 2, lid 4.1. en 4.2. Lid 1.9. is van overeenkomstige toepassing.
7.1.7. Indien de werknemer na 1 januari 2003 vervroegd uittreedt op een tijdstip waarop de uitkering, vastgesteld met toepassing van de voorgaande leden, voor het eerst gelijk is aan het inkomen, bedoeld in het eerste lid, heeft de werknemer recht op een bedrag dat bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar dient ter verhoging van het ouderdomspensioen ingevolge het Pensioenreglement.
7.1.8. Het bedrag, bedoeld in het vorige lid wordt bepaald volgens de formule: A/B x 40% x het inkomen, bedoeld in het eerste lid, x de gemiddelde deeltijdfactor, bedoeld in artikel 2, lid 4.1. en 4.2; waarbij ‘A’ gelijk is aan het aantal maanden gelegen tussen het tijdstip waarop de uitkering voor het eerst gelijk is aan het inkomen, bedoeld in het eerste lid, en het tijdstip van vervroegde uittreding en ‘B’ gelijk is aan het aantal maanden gelegen tussen het tijdstip waarop de uitkering gelijk is aan het inkomen, bedoeld in het eerste lid, en de eerste dag van de maand volgend op die waarin belanghebbende de leeftijd van 64 jaar bereikt. Het bedrag bedraagt ten hoogste 40% x het inkomen, bedoeld in het eerste lid x de gemiddelde deeltijdfactor, bedoeld in artikel 2, lid 4.1. en 4.2.
7.2.1. De aanvullende uitkering van de werknemer die reeds vóór 1 april 1997 een diensttijd had van 40 jaren en mitsdien voldeed aan de voorwaarde voor recht op een Vutuitkering als bedoeld in artikel 3, derde lid van het Vutreglement, wordt, nadat bedoelde uitkering is aangepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, zesde lid, verhoogd met het bedrag dat nodig is om de som van de bedragen van de basisuitkering en de aanvullende uitkering gelijk te laten zijn aan het bedrag dat resulteert uit de vermenigvuldiging van 75% van het inkomen met de deeltijdfactor behorende bij de betrekking waaruit de werknemer vervroegd uittreedt.
7.2.2. Onder inkomen, bedoeld onder 7.2.1. wordt verstaan het inkomen dat is vastgesteld voor het jaar waarin de werknemer vervroegd uittreedt.
Indien de werknemer in het betreffende jaar aanspraak heeft verkregen op een individuele verhoging van het inkomen, wordt het inkomen vastgesteld met inachtneming van die verhoging en van de over die verhoging berekende vakantie-uitkering.
8.1. De met recht op wachtgeld ontslagen werknemer heeft recht op een basisuitkering, en mitsdien recht op aanvullende uitkering en verhoging van de aanvullende uitkering, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 2 en 4, vierde tot en met zesde lid alsmede overeenkomstig het bepaalde in de voorgaande leden, indien
a. aan hem in het tijdvak 1 juli 1987 tot en met 30 september 1995 in verband met afslanking of reorganisatie ontslag is verleend en
b. hij ter zake van dat ontslag recht op wachtgeld heeft verkregen en
c. hij op de dag van ingang van het ontslag 55 jaar of ouder is en voor hem ingaande die dag of een vroegere dag vrijwillig vervroegd uittreden met recht op uitkering nog niet mogelijk was en
d. hij op de dag voorafgaande aan de dag waarop hij voldoet aan de voorwaarden voor recht op basisuitkering, bedoeld in artikel 2, eerste lid, recht heeft op wachtgeld.
8.2. Het recht op de basisuitkering van de onder 8.1. bedoelde werknemer gaat in op de eerste dag van de maand volgend op
a. die, waarin de werknemer de leeftijd van 61 jaar bereikt, mits hij op dat tijdstip overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, onder a, een niet onderbroken diensttijd heeft van ten minste 10 jaren, waarbij de laatstelijk met recht op wachtgeld doorgebrachte tijd wordt aangemerkt als diensttijd, bedoeld in artikel 2, tweede lid;
b. het tijdstip waarop de werknemer na het bereikt hebben van de leeftijd van 61 jaar, een niet onderbroken diensttijd heeft van tenminste 10 jaren, waarbij de laatstelijk met recht op wachtgeld doorgebrachte tijd als diensttijd, bedoeld in artikel 2, tweede lid wordt aangemerkt;
c. het tijdstip waarop de werknemer vóór 1 april 2000 een diensttijd heeft van 40 jaren, onderschei- denlijk vóór 1 april 2003 een diensttijd heeft van 41 jaren, waarbij de laatstelijk met recht op wachtgeld doorgebrachte tijd wordt aangemerkt als diensttijd, bedoeld onder 7.1.2..
8.3. De aanvullende uitkering van de onder 8.1. bedoelde werknemer aan wie vóór 1 mei 1993 ontslag is verleend, wordt, nadat bedoelde uitkering is aangepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, zesde lid, verhoogd met het bedrag dat nodig is om de som van de bedragen van de basisuitkering en de aanvullende uitkering gelijk te laten zijn aan het bedrag dat resulteert uit de vermenigvuldiging van 80% van het inkomen, bedoeld in het eerste lid, met de gemiddelde deeltijdfactor, bedoeld in artikel 2, lid 4.1. en 4.2.
8.4. Op grond van het bepaalde in artikel 8, vierde lid van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel eindigt het recht op wachtgeld van de onder 8.1. bedoelde werknemer met ingang van het tijdstip waarop het recht op basisuitkering ingaat.
9.1. De met toepassing van het bepaalde in de leden 2.1. onderscheidenlijk 7.2.1. vastgestelde uitkering van de werknemer die vóór 1 april 1997 voldeed aan de voorwaarden voor recht op een Vutuitkering als bedoeld in artikel 3, eerste tot en met derde lid van het Vutreglement, is tezamen met de andere inkomsten uit of in verband met arbeid niet lager dan tweemaal het bedrag vast te stellen op over- eenkomstige wijze als de berekening van het bruto ouderdomspensioen en van de bruto vakantie-uit- kering van een gehuwd pensioengerechtigde van wie de echtgenoot 65 jaar of ouder is, als aangegeven in artikel 9 onderscheidenlijk 29 van de Algemene Ouderdomswet.
9.2. Indien het recht op basisuitkering is ontstaan uit hoofde van een vervroegde uittreding uit een betrekking die geen volledige betrekking vormt, wordt het in vorige lid bedoelde minimumbedrag nader vastgesteld door vermenigvuldiging met de deeltijdfactor welke behoort bij de betrekking waaruit de werknemer vervroegd uittreedt.
9.3. In geval van vervroegde uittreding in deeltijd wordt het met toepassing van de voorgaande leden vastgestelde minimumbedrag aangepast door vermenigvuldiging met een factor.
Deze factor is gelijk aan de mate waarin de vermindering van de omvang van de betrekking ter zake van de vervroegde uittreding in deeltijd zich verhoudt tot de omvang van de betrekking waaruit de werknemer voor de eerste keer vervroegd is uitgetreden.
10. Bij de vaststelling van de omvang van de betrekking alsmede bij de vaststelling van de deeltijdfactor wordt een toename van de omvang van de betrekking na een vervroegde uittreding in deeltijd, buiten beschouwing gelaten.
Beslissing inzake het recht op uitkering Artikel 6
1. Het bestuur beslist op een schriftelijk verzoek of na vervroegde uittreding recht bestaat op een
basisuitkering.
De gegevens die het bestuur voor de behandeling van dat verzoek nodig acht, dienen te worden verstrekt.
2. Het bestuur neemt zijn in het eerste lid bedoelde beslissing
a. ten aanzien van degene van wie de diensttijdgegevens, nodig voor de beoordeling van het verzoek, bij de Stichting Pensioenfonds ABP berusten, binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek;
b. in de overige gevallen zo spoedig mogelijk na ontvangst en beoordeling van de desbetreffende gegevens.
3. Het bestuur deelt zijn beslissing over het recht op een basisuitkering schriftelijk mede aan degene die het betreft alsmede aan diens werkgever.
4. In de beslissing vermeldt het bestuur de bepalingen waarop de beslissing steunt.
5. De stukken, die het bestuur nodig acht voor de beoordeling van het verzoek, zijn vrij van leges.
6. Bij wijziging van dit Reglement behoudt de werknemer aan wie door het bestuur een beslissing inzake het recht op een basisuitkering is afgegeven, recht op een basisuitkering en op een aanvullende uitkering op grond van de bepalingen van dit Reglement, zoals die laatstelijk voor die wijziging luidden, mits genoemde uitkeringen uiterlijk de eerste dag van de vierde maand volgend op de afgifte van de beslissing kunnen ingaan.
Beslissing inzake toekenning van basisuitkering en aanvullende uitkering Artikel 7
Het bestuur beslist over de toekenning van een basisuitkering en aanvullende uitkering op schriftelijk verzoek door of vanwege de werknemer.
Ingangsdatum van de uitkering / tijdstip van vervroegde uittreding Artikel 8
1. De basisuitkering en de aanvullende uitkering waarop krachtens dit Reglement recht is verkregen, gaan
in met ingang van het tijdstip van vervroegde uittreding.
2. Het tijdstip van vervroegde uittreding kan zijn gelegen op enige eerste dag van de maand tussen de tijdstippen waarop de werknemer de leeftijd van 55 jaar en die van 65 jaar bereikt.
Vermindering van de basisuitkering en aanvullende uitkering uit of in verband met inkomsten uit arbeid of bedrijf
Artikel 9
1.1. Het bedrag van de basisuitkering waarop krachtens het bepaalde in artikel 2 recht is verkregen wordt verminderd
a. indien de belanghebbende inkomsten geniet of gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf en
b. voor zover de tot een jaarbedrag herleide som van die inkomsten, de basisuitkering, de aanvullende uitkering en het flexibel pensioen, een hierna te noemen grensbedrag overschrijdt.
1.2. Het onder 1.1., onder b. bedoelde grensbedrag is gelijk aan het inkomen, aangepast met
overeenkomstige toepassing van artikel 14.1 van het Pensioenreglement.
1.3. Het bedrag van de onder 1.1., onder b. bedoelde overschrijding wordt in mindering gebracht op de basisuitkering over de maand, waarop de in 1.1., onder a. bedoelde inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben.
1.4. Indien de belanghebbende, die vóór 1 april 1997 voldeed aan de voorwaarden voor recht op een Vutuitkering als bedoeld in artikel 3, eerste tot en met derde lid van het Vutreglement, inkomsten geniet of gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf worden die inkomsten in mindering gebracht op de som van de basisuitkering en de aanvullende uitkering over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben.
1.5. Onder inkomsten uit of in verband met arbeid worden niet begrepen inkomsten uit een voor rekening van een sector of werkgever verstrekte aanvulling op de uitkering.
2.1. Wanneer de belanghebbende arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen vóór het tijdstip van vervroegde uittreding en na die dag uit of in verband met die arbeid inkomsten of meerinkomsten gaat genieten, is het bepaalde onder 1.1. tot en met 1.4. ten aanzien van die inkomsten, vermeerdering van inkomsten of een gedeelte daarvan niet van toepassing, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat die inkomsten, vermeerdering van inkomsten of dat gedeelte daarvan noch het gevolg zijn van een verhoogde werkzaamheid noch verband houden met de vervroegde uittreding.
2.2. Het bepaalde in lid 2.1. geldt echter niet, wanneer de belanghebbende arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen gedurende non-activiteit of verlof onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag dan wel binnen een termijn korter dan één jaar voorafgaand aan het ontslag.
3. De belanghebbende is verplicht van het ter hand nemen van enige arbeid of bedrijf terstond mededeling te doen aan het bestuur onder opgave, voor zover mogelijk, van de inkomsten die hij uit die werkzaamheden zal genieten. Indien de inkomsten niet vooraf zijn op te geven, doet hij tijdig voor het verschijnen van elke uitkeringstermijn opgave van inkomsten die hij sinds het ter hand nemen van de werkzaamheden of sinds de vorige opgave heeft genoten.
Het bestuur kan nadere regels stellen aangaande het doen van mededelingen door de belanghebbende met betrekking tot de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf.
4.1. Indien de aard van de werkzaamheden of van de inkomsten meebrengt, dat de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op de basisuitkering een vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het einde van de even bedoelde termijn.
4.2. Indien de belanghebbende vóór 1 april 1997 voldeed aan de voorwaarden voor recht op een Vutuitkering als bedoeld in artikel 3, eerste tot en met derde lid van het Vutreglement, wordt de vermindering bedoeld in het vorige lid, toegepast op de som van de basisuitkering en de aanvullende uitkering.
4.3. Ten aanzien van de in de leden 4.1. en 4.2. bedoelde verrekening is het bepaalde onder 1.1. tot en met
1.3. van toepassing, met dien verstande, dat zij geschiedt over de in 4.1. bedoelde langere termijn in plaats van over iedere maand afzonderlijk.
5. Het bepaalde in de leden 3 tot en met 4.3. vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van de arbeid of het bedrijf en de inkomsten daaruit, bedoeld onder 2.1.
6.1. In afwijking van het bepaalde in de leden 1.1, 1.3., 1.5., en 4.1., wordt de uitkering van de belanghebbende die na 31 december 2004 voor het eerst recht op een uitkering verkrijgt, met ingang van 1 januari 2005 dan wel de daarna gelegen ingangsdatum van de uitkering verminderd
a. indien de belanghebbende inkomsten geniet of gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf en
b. voor zover de tot een jaarbedrag herleide som van die inkomsten, de uitkering en de voor rekening van een sector of werkgever verstrekte aanvulling op die uitkering, het in lid 1.2. bedoelde grensbedrag overschrijdt.
6.2. Het bedrag van de overschrijding, bedoeld in het vorige lid onder b. wordt – met inachtneming van het bepaalde in artikel 5a.3, lid 6 van het Pensioenreglement, zoals dat luidde op 31 december 2005 - op de uitkering in mindering gebracht, waarbij – totdat het bedrag van de overschrijding geheel is verminderd – eerst de verhoging van de aanvullende uitkering, bedoeld in artikel 5 van dit Reglement, wordt verminderd en vervolgens de aanvullende uitkering, de basisuitkering en het flexibel pensioen.
6.3. Een na toepassing van het vorige lid resterend bedrag van de overschrijding wordt in mindering gebracht op de voor rekening van de sector of werkgever verstrekte aanvulling, mits de desbetreffende overeenkomst, bedoeld in artikel 18, lid 1 van dit Reglement, daarin voorziet.
Omzetten deel van vermindering vanaf 1 september 2008 tot 1 januari 2011 Artikel 9a
1. Als de uitkering met toepassing van artikel 9 wordt verminderd, wordt een gedeelte van het bedrag van
de vermindering omgezet in aanspraken op ouderdomspensioen.
2. Het eerste lid is van toepassing als en voor zover de vermindering plaatsvindt in verband met de samenloop met inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf die worden genoten in de periode van 1 september 2008 tot 1 januari 2011.
3. Van het bedrag waarmee de verhoging van de aanvullende uitkering, de aanvullende uitkering en de basisuitkering wordt verminderd wordt 2/3 deel bij toekenning ouderdomspensioen toegevoegd aan het ouderdomspensioen.
4. Voor de belangstellende wiens uitkering in de periode van 1 september 2008 tot 1 januari 2011 is verminderd blijft het bepaalde in het eerste en derde lid na 31 december 2010 van toepassing voor zolang aansluitend aan die datum sprake is van vermindering van de FPU-uitkering met toepassing van artikel 9.
Vermindering van de basisuitkering en aanvullende uitkering in verband met samenloop met uitkering ter zake van arbeidsongeschiktheid bedoeld in overgangsbepaling bij artikel 1.1 van het Pensioenreglement
Artikel 10
1.1. Indien de belanghebbende na het tijdstip van vervroegde uittreding nog aanspraken uit hoofde van ziekte heeft of krijgt, wordt het bedrag van deze aanspraken tot het einde van de periode waarover die aanspraken bestaan in mindering gebracht op de basisuitkering voor zover die aanspraken verband
houden met de betrekking dan wel het gedeelte van de betrekking waaruit de belanghebbende vervroegd is uitgetreden.
1.1.1. Indien de belanghebbende voor het eerst na 31 december 2004 recht op een uitkering verkrijgt, geldt het bepaalde in het vorige lid met dien verstande, dat de aanspraken uit hoofde van ziekte met ingang van 1 januari 2005 dan wel de daarna gelegen ingangsdatum van de uitkering op zowel de basisuitkering, de aanvullende uitkering als – met inachtneming van het bepaalde in artikel 5a.3, lid 6 van het Pensioenreglement, zoals dat luidde op 31 december 2005, – het flexibel pensioen in mindering wordt gebracht.
1.1.2. Het bedrag van de aanspraken, bedoeld in lid 1.1. wordt op de uitkering in mindering gebracht, waarbij – totdat het bedrag van die aanspraken geheel is verminderd - eerst de verhoging van de aanvullende uitkering, bedoeld in artikel 5 van dit Reglement, wordt verminderd en vervolgens van de aanvullende uitkering, de basisuitkering en het flexibel pensioen.
1.1.3. Een na toepassing van het vorige lid resterend bedrag van bedoelde aanspraken wordt in mindering gebracht op de voor rekening van een sector of werkgever verstrekte aanvulling, mits de desbetreffende overeenkomst, bedoeld in artikel 18, lid 1 van dit Reglement, daarin voorziet.
1.2. Indien de belanghebbende vóór 1 april 1997 voldeed aan de voorwaarden voor recht op een Vutuitkering als bedoeld in artikel 3, eerste tot en met derde lid van het Vutreglement, worden de aanspraken uit hoofde van ziekte, in afwijking van het bepaalde in het vorige lid, in mindering gebracht op de som van de basisuitkering en de aanvullende uitkering.
2.1. Indien de belanghebbende recht op basisuitkering heeft verkregen uit hoofde van vervroegde uittreding uit een betrekking waarin hij was herplaatst en daardoor een situatie ontstaat waarbij sprake is van samenloop van een uitkering en een uitkering in verband met arbeidsongeschiktheid alsmede een invaliditeitspensioen geldt het volgende.
2.2. In het geval de som van de uitkering en de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in de overgangbepaling bij artikel 1.1. van het Pensioenreglement en het invaliditeitspensioen dan wel, in geval van uittreden in deeltijd, de som van bezoldiging, uitkering, arbeidsongeschiktheidsuitkering en invaliditeitspensioen een hierna te noemen bedrag (grensbedrag) overschrijdt, wordt de basisuitkering verminderd met het bedrag van die overschrijding.
2.3. Indien de belanghebbende vóór 1 april 1997 voldeed aan de voorwaarden voor recht op een Vutuitkering als bedoeld in artikel 3, eerste tot en met derde lid van het Vutreglement, wordt een overschrijding van het grensbedrag, in afwijking van het bepaalde in het vorige lid, in mindering gebracht op de som van de basisuitkering en de aanvullende uitkering.
2.4.1. Het onder 2.2. bedoelde grensbedrag wordt vastgesteld door het voor de belanghebbende geldende uitkeringspercentage toe te passen op de berekeningsgrondslag waarnaar het invaliditeitspensioen wordt berekend, vermenigvuldigd met de deeltijdfactor welke behoort bij de betrekking waaruit de belanghebbende met recht op invaliditeitspensioen is ontslagen.
2.4.2. Het voor de belanghebbende geldende uitkeringspercentage bedraagt 70.
Indien het percentage dat wordt gehanteerd voor de vaststelling van de verhoging van de aanvullende uitkering op grond van artikel 5, hoger is dan 70, geldt dat percentage.
2.4.3. In geval van vervroegde uittreding in deeltijd wordt het voor de belanghebbende geldende uitkerings- percentage als volgt vastgesteld: [ ('a' x 100 x 1%) ] + [ (1- 'a') x het voor de belanghebbende geldende
uitkeringspercentage], waarbij 'a' gelijk is aan de deeltijdfactor behorende bij de betrekking welke de belanghebbende na vervroegde uittreding in deeltijd bekleedt.
2.5. Bij de vaststelling van de deeltijdfactor wordt een toename van de omvang van de betrekking na een vervroegde uittreding in deeltijd buiten beschouwing gelaten.
2.6. Indien het inkomen, bedoeld in artikel 3.1, de overgangsbepaling bij artikel 3.1, artikel 3.2 en artikel 3.4 van het Pensioenreglement voorafgaande aan het tijdstip van vervroegde uittreding, nadat dit inkomen is aangepast met overeenkomstige toepassing van artikel 14.1 van het Pensioenreglement, hoger is dan het inkomen waarvan het invaliditeitspensioen is afgeleid, wordt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van het hoger inkomen.
3.1. In afwijking van de voorgaande leden wordt de uitkering van de belanghebbende die na 9 januari 2002 voor het eerst recht op een uitkering verkrijgt, met ingang van 1 april 2002 dan wel de daarna gelegen ingangsdatum van de uitkering verminderd
a. indien die belanghebbende tevens recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in de overgangsbepaling bij artikel 1.1 en een invaliditeitspensioen dan wel een toelage op grond van overgangsbepaling E bij hoofdstuk 11 van het Pensioenreglement en
b. voor zover de som van de uitkering, de arbeidsongeschiktheidsuitkering,een invaliditeitspensioen en/of een arbeidsongeschiktheidspensioen een hierna te noemen bedrag (grensbedrag) overschrijdt.
3.2. Het onder 3.1., onder b. bedoelde grensbedrag is gelijk aan het met toepassing van de leden 2.4.1. tot en met 2.6. bepaalde grensbedrag, met dien verstande dat
a. het grensbedrag overeenkomstig het bepaalde in de volgende leden wordt aangepast naar gelang het tijdstip waarop de belanghebbende vrijwillig vervroegd uittreedt;
b. in de situatie waarin belanghebbende uittreedt na het bereiken van de leeftijd van 62 jaren, bij de bepaling van het grensbedrag rekening wordt gehouden met het inkomen waarnaar het flexibel pensioen, bedoeld in overgangsbepalingen E en G bij hoofdstuk 6 van het Pensioenreglement is berekend.
3.2.1. Indien het tijdstip van vervroegde uittreding van de werknemer die uiterlijk op 1 april 1947 is geboren, is gelegen vóór dan wel na de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 61 jaar bereikt, wordt het grensbedrag in dezelfde mate verlaagd respectievelijk verhoogd als waarmee de aanvullende uitkering krachtens het bepaalde in artikel 4, lid 6. en 7.1. alsmede artikel 5, lid 1.1. tot en met lid 1.7., lid 4.2. en lid 5.4. wordt aangepast.
3.2.2. Indien het tijdstip van vervroegde uittreding van de werknemer die na 1 april 1947 is geboren, is gelegen vóór dan wel na de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 62 jaar bereikt, wordt het grensbedrag in dezelfde mate verlaagd respectievelijk verhoogd als waarmee de aanvullende uitkering krachtens het bepaalde in artikel 4, lid 6. en lid 7.1. wordt aangepast.
3.2.3. Ten aanzien van de werknemer, bedoeld in artikel 5, lid 7.1.1., wordt het grensbedrag in dezelfde mate verhoogd als waarmee de aanvullende uitkering krachtens het bepaalde in artikel 5, lid 7.1.1. en lid 7.1.6 wordt aangepast.
3.3.1. Het bedrag van de overschrijding, bedoeld in lid 3.1. wordt op de basisuitkering, de aanvullende uitkering, de verhoging van de aanvullende uitkering alsmede - met inachtneming van het bepaalde in artikel 5a.3, lid 6 van het Pensioenreglement, zoals dat luidde op 31 december 2005, - op het flexibel pensioen in mindering gebracht in de mate waarin die uitkeringscomponenten zich verhouden tot het bedrag van de uitkering.
3.3.2. Indien de belanghebbende voor het eerst na 31 december 2004 recht op een uitkering verkrijgt, wordt het bedrag van de overschrijding – in afwijking van het bepaalde in het vorige lid – met ingang van 1 januari 2005 dan wel de daarna gelegen ingangsdatum van de uitkering, op de uitkering in mindering gebracht, waarbij – totdat het bedrag van de overschrijding geheel is verminderd – eerst de verhoging van de aanvullende uitkering, bedoeld in artikel 5 van dit Reglement, wordt verminderd en vervolgens de aanvullende uitkering, de basisuitkering en het flexibel pensioen.
3.3.3. Een na toepassing van het vorige lid resterend bedrag van de overschrijding wordt in mindering gebracht op de voor rekening van een sector of werkgever verstrekte aanvulling, mits
a. de desbetreffende overeenkomst, bedoeld in artikel 18, lid 1 van dit reglement, daarin voorziet en
b. sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, bedoeld in de WAO.
Toeslag op de basisuitkering en aanvullende uitkering Artikel 10a
Vervallen met ingang van 1 januari 2006. Aanpassingen ingegane fpu-uitkeringen
Artikel 10b
Na toekenning van een uitkering wordt die uitkering, voor zover deze is berekend op grond van de bepalingen van dit reglement, jaarlijks aangepast overeenkomstig de aanpassing van het jaarlijks pensioenbedrag, bedoeld in artikel 14.1 van het Pensioenreglement.
Betaling van de basisuitkering en aanvullende uitkering Artikel 11
1. Het bestuur draagt er zorg voor, dat de betaling van de basisuitkering en van de aanvullende uitkering gelijktijdig geschiedt met de betaling van het flexibel pensioen door het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP.
2. De basisuitkering, de aanvullende uitkering en het flexibel pensioen vormen als zodanig één bedrag voor de loonheffing en voor eventuele andere inhoudingen.
3. De betaling geschiedt in maandelijkse termijnen.
4. Omtrent de wijze en voorwaarden van betaling gelden de desbetreffende regels voor de betaling van de pensioenen krachtens het Pensioenreglement.
5. Betaling van de basisuitkering en de aanvullende uitkering kan geschieden door tussenkomst van de werkgever dan wel een door de werkgever aangewezen instelling, indien genoemde uitkeringen toekomen aan een belanghebbende die
a. in deeltijd vervroegd is uitgetreden en nog de hoedanigheid van werknemer heeft uit hoofde van een na vervroegde uittreding in deeltijd aangehouden betrekking;
b. recht heeft op een uitkering ten laste van zijn voormalige werkgever in verband met een ontslag uit een betrekking voor de vervulling waarvan uit hoofde van de aard van de aan die betrekking verbonden werkzaamheden een leeftijdsgrens is vastgesteld;
c. in verband met vervroegde uittreding recht heeft op een uitkering ten laste van zijn voormalige werkgever dan wel een door sociale partners ingesteld fonds.
Ziektekostenpremie Artikel 12
1. De op basis van de Zorgverzekeringswet door het individu verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage over het ten laste van het Vut-fonds komende deel van de fpu-uitkering wordt vergoed door het Vut- fonds.
2. De op basis van de Zorgverzekeringswet door het individu verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage over een uitkering op grond van artikel 18 van dit Reglement wordt door het Vut-fonds in rekening gebracht bij de desbetreffende werkgever. Bij de bepaling van het maximaal verschuldigde bedrag aan premie wordt eerst het ten laste van het Vut-fonds komende deel van de fpu-uitkering in aanmerking genomen.
Beëindiging van de basisuitkering en de aanvullende uitkering Artikel 13
1. Het recht op de basisuitkering eindigt:
a. met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de belanghebbende de leeftijd van 65 jaar bereikt;
b. met ingang van de dag volgende op die waarop de belanghebbende is overleden.
2. Het recht op de aanvullende uitkering eindigt met ingang van het tijdstip waarop het recht op de basisuitkering eindigt.
3. Het bestuur kan het recht op basisuitkering en het recht op aanvullende uitkering geheel of ten dele vervallen verklaren, indien degene die een uitkering geniet of heeft genoten, de gegevens die noodza- kelijk zijn voor de vaststelling of vermindering daarvan niet, niet volledig of onjuist verstrekt of heeft verstrekt.
Uitkering bij overlijden Artikel 14
1.1. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de belanghebbende, wordt aan de partner, van wie de overledene niet duurzaam gescheiden leefde, een bedrag uitgekeerd gelijk aan de som van de basisuitkering en de aanvullende uitkering waarop de belanghebbende in de maand vóór zijn overlijden aanspraak had.
Indien het overlijden plaatsvindt in de maand waarin het recht op basisuitkering ingaat wordt een bedrag uitgekeerd gelijk aan de som van de basisuitkering en de aanvullende uitkering waarop de belanghebbende in die maand recht zou hebben gehad.
1.2. Indien de belanghebbende vóór 1 april 1997 voldeed aan de voorwaarden voor recht op een Vutuitkering als bedoeld in artikel 3, eerste tot en met derde lid van het Vutreglement, bedraagt het bedrag, bedoeld in 1.1. drie maal het genoemde maandbedrag.
Indien het overlijden plaatsvindt in de maand waarin het recht op basisuitkering ingaat wordt een bedrag uitgekeerd gelijk aan driemaal de som van de basisuitkering en de aanvullende uitkering waarop de belanghebbende in die maand recht zou hebben gehad.
2.1. Bij ontstentenis van een partner, geschiedt de toekenning van het bedrag waarop krachtens het bepaalde in 1.1. tot en met 1.2. recht bestaat, ten behoeve van de minderjarige kinderen.
2.2. Onder kinderen in de zin van dit artikel worden mede verstaan natuurlijke kinderen en kinderen voor wie de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor.
2.3. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de toekenning van het bedrag waarop krachtens het bepaalde in 1.1. tot en met 1.2. recht bestaat, ten behoeve van ouders, meerderjarige kinderen, broers of zusters, indien de overledene xxxxxxxxxx was voor deze betrekkingen.
3. Indien de overledene geen betrekkingen als bedoeld in de leden 1.1. tot en met 2.3. nalaat, kan het bedrag waarop krachtens het bepaalde in 1.1. tot en met 1.2. recht bestaat, geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging, indien en voor zover de nalatenschap van de overledene voor de betaling van die kosten ontoereikend is.
4. Het bestuur kan nadere regels stellen omtrent het aanmerken als partner, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de regels die het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP ter uitvoering van het Pensioenreglement in dit opzicht stelt.
Bepalingen van administratieve aard
Uitvoering en toezicht op uitvoering Artikel 15
1. De toepassing van dit Reglement en het toezicht op de naleving van de bepalingen voor zover anderen bij de uitvoering daarvan zijn betrokken, berusten bij het bestuur.
2. Het bestuur kan voorschriften geven over de uitvoering van dit Reglement.
3. In gevallen waarin dit Reglement niet voorziet beslist het bestuur.
4. Het bestuur kan beslissen, dat een besluit van een werkgever voor de toepassing van dit Reglement geheel of gedeeltelijk buiten beschouwing blijft, indien dat besluit leidt tot een recht op basisuitkering of aanvullende uitkering dat in strijd is met de kennelijke strekking van dit Reglement.
5. Van de bevoegdheid, bedoeld in het vorige lid, kan het bestuur slechts gebruik maken binnen vijf jaar nadat het bestuur van dat besluit kennis heeft kunnen nemen en redelijkerwijs heeft kunnen onderkennen dat dit besluit de in het vorige lid bedoelde gevolgen heeft.
Verstrekken van inlichtingen Artikel 16
1. Het bestuur is bevoegd personen en colleges uit te nodigen tot het verstrekken van de inlichtingen, die
voor de juiste toepassing van dit Reglement en van de ter uitvoering daarvan gegeven voorschriften naar zijn mening nodig zijn.
2. De uitnodiging geschiedt bij aangetekende brief.
3. Ieder is verplicht aan de uitnodiging binnen de daarvoor gestelde termijn gevolg te geven, behalve voor zover het verstrekken van de inlichtingen strijdig is met een hem door de overheid opgelegde of uit de aard van zijn ambt voortvloeiende plicht tot geheimhouding.
4. Hij die aan een ingevolge het eerste lid gedane uitnodiging gevolg heeft gegeven, heeft aanspraak op vergoeding van de deswege gemaakte kosten volgens door het bestuur te geven voorschriften.
5. De belanghebbende wordt door het aanvaarden van de basisuitkering geacht er in toe te stemmen, dat allen, die daarvoor naar het oordeel van het bestuur in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven, die voor de uitvoering van dit Reglement noodzakelijk zijn.
Artikel 17
1. Een ieder is verplicht aan het bestuur of een schriftelijk door het bestuur gemachtigde desgevraagd
inzage te geven in boeken, bescheiden of andere stukken, voor zover zulks voor de uitvoering van dit Reglement van belang kan zijn.
2. Artikel 16, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Uitvoering sectorale (pre) fpu-uitkeringen Artikel 18
1. In de uitvoering van een door sociale partners aangegane overeenkomst ter zake van vervroegde uittreding, die voldoet aan de kaders van de Wet op de Loonbelasting 1964 wordt voorzien door het Vut- fonds.
Onder een overeenkomst als bedoeld in de vorige volzin wordt verstaan een overeenkomst waarbij is bepaald, dat voor de werknemers of groepen van werknemers in de desbetreffende sector dan wel in dienst van de desbetreffende werkgever
a. bij een op eigen verzoek verleend ontslag in verband met vervroegde uittreding - voorafgaand aan het ontstaan van recht op basisuitkering, bedoeld in artikel 2 -, recht bestaat op een uitkering op voet van dan wel overeenkomstig de bepalingen van de centrale Vutregeling voor overheidspersoneel zoals die laatstelijk vóór 1 april 1997 luidde;
b. een hogere basisuitkering of aanvullende uitkering geldt dan waarop krachtens het bepaalde in de artikelen 2, 4 en 5 recht bestaat.
2. De lasten onderscheidenlijk de hogere lasten, in geval van toekenning van een hogere basisuitkering of aanvullende uitkering, die voor het Vut-fonds ontstaan uit een overeenkomst als bedoeld in het vorige lid worden aan het Vut-fonds vergoed door de werkgever uit wiens dienst de desbetreffende werknemer vervroegd is uitgetreden.
Financiering van de fpu ter zake van basisuitkering en aanvullende uitkering en van de Vut Dekking van de lasten
Artikel 19
1. De lasten die voor het Vut-fonds vanaf 1 april 1997 ontstaan uit de toepassing van het Vutreglement (Stcrt. 249 van 24 december 1996) en van dit Reglement worden gedekt door bijdragen (‘Vut-fonds bijdragen’) van de werkgever.
2. De werkgever is de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, verschuldigd voor iedere in zijn dienst zijnde werknemer die de leeftijd van 65 jaar niet heeft bereikt.
3. De bijdrage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt jaarlijks een vast te stellen percentage van het inkomen, bedoeld in de artikelen 3.1, 3.2 en 3.4 van het Pensioenreglement en de overgangsbepaling bij artikel 3.1 van het Pensioenreglement.
4. Het in het vorige lid bedoelde percentage wordt vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, lid 2 van de Vut-overeenkomst.
5. De ‘Vut-fonds bijdrage’ voor een werknemer in een deeltijddienstverhouding bedraagt, gedurende de periode waarover een deeltijdfactor is vastgesteld, de in het eerste lid bedoelde bijdrage vermenigvuldigd met die deeltijdfactor.
Wijze van betaling en gegevensaanlevering Artikel 20
1. De werkgever betaalt de krachtens artikel 19, tweede lid verschuldigde ‘Vut-fonds bijdrage’ en de
verschuldigde pensioenpremie ter zake van de inkoop bedoeld in overgangsbepaling D bij artikel 7.5 van het Pensioenreglement, in twaalf evenredige termijnen aan het Vut-fonds.
De betaling geschiedt voor het einde van de maand volgende op de uitbetalingstermijn waarop die bijdrage betrekking heeft.
2. De werkgever is aan het Vut-fonds wettelijke rente verschuldigd over bedragen die niet of niet tijdig zijn voldaan.
3. De betaling van de bijdrage en de aanlevering van de ter zake benodigde gegevens geschiedt over- eenkomstig de uitvoeringsregels van het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP met betrekking tot het verstrekken van diensttijd, grondslaggegevens en incasso van pensioenpremies en met inachtneming van nader door het bestuur verstrekte voorschriften.
Verhaal ‘Vut-fonds bijdrage’
Artikel 21
1. De verschuldigde ‘Vut-fonds bijdrage’ komt volledig ten laste van de werkgever.
2. In afwijking van het eerste lid wordt op de werknemer die geen of slechts gedeeltelijk inkomen geniet wegens schorsing of omdat hij zonder daartoe verkregen verlof zijn betrekking niet uitoefent, de bijdrage verhaald die gelijk is aan de door de werkgever verschuldigde ‘Vut-fonds bijdrage’ die geacht kan worden betrekking te hebben op de tijd waarvoor de schorsing geldt, onderscheidenlijk de betrekking niet wordt uitgeoefend.
3. Indien de werknemer verzoekt geheel of gedeeltelijk te worden ontheven van zijn betrekking kan de werkgever als voorwaarde stellen, dat de door hem verschuldigde bijdrage geheel, onderscheidenlijk voor een deel op die werknemer wordt verhaald.
Bijzondere financiële bepalingen Artikel 22
1. Indien de aanvullende uitkering door schuld of toedoen van een werkgever ten onrechte is toegekend,
onderscheidenlijk tot een te hoog bedrag is toegekend, kan het bestuur te rekenen van de dag van ingang van de aanvullende uitkering het bedrag dat het teveel aan uitkering heeft betaald en nog zal betalen, ten laste van de werkgever brengen.
2. Het bestuur is bevoegd:
a. de invorderingskosten van de door een werkgever aan het Vut-fonds verschuldigde bedragen tot ten hoogste € 91 ten laste van die werkgever te brengen;
b. de kosten van het ter plaatse doen vaststellen van de gegevens ten laste van een werkgever te brengen, indien de betrokken werkgever nalatig is in het verstrekken van gegevens, waartoe die werkgever bij of krachtens dit Reglement is verplicht.
3.1. Indien het bestuur van oordeel is, dat
a. het ontstaan van het recht op basisuitkering of aanvullende uitkering voor een werknemer of groep van werknemers een gevolg is van een besluit van een werkgever dat niet geldt voor overeenkomstige werknemers,
b. het ontstaan van het onder a. bedoelde recht in strijd is met de kennelijke strekking van dit Reglement,
kan het die uitkeringen ten laste brengen van de desbetreffende werkgever.
3.2. Het bestuur kan dit oordeel slechts uitspreken binnen vijf jaren nadat het van bedoeld besluit kennis heeft kunnen nemen en redelijkerwijs heeft kunnen onderkennen dat dit besluit de onder 3.1. bedoelde gevolgen heeft of zou kunnen hebben.
4.1. Indien het bestuur van oordeel is, dat een besluit van een werkgever ten aanzien van een werknemer of groep van werknemers een zodanige invloed heeft op de hoogte van de aanvullende uitkering dat daardoor lasten op het Vut-fonds worden gelegd die dat fonds belangrijk zwaarder belasten dan voor overeenkomstige werknemers in het algemeen het geval is, kan het die zwaardere lasten in rekening brengen bij de desbetreffende werkgever.
4.2. Het bestuur kan dit oordeel slechts uitspreken binnen een jaar nadat het van bedoeld besluit kennis heeft kunnen nemen en redelijkerwijs heeft kunnen onderkennen dat dit besluit de onder 4.1. bedoelde gevolgen heeft.
4.3 Indien het bestuur van oordeel is dat een besluit van een werkgever, om een werktijduitbreiding naar het fonds te verantwoorden met een hoger inkomen in de normwerktijd, zodanige invloed
heeft op de aanvullende uitkering dat daardoor zwaardere lasten voor het fonds ontstaan dan indien die werktijduitbreiding zou zijn verantwoord in een aanpassing van de deeltijdfactor bij een ongewijzigde normwerktijd, kan het bestuur beslissen die zwaardere lasten in rekening te brengen bij de desbetreffende werkgever.
4.4 Het bestuur kan het oordeel bedoeld in het vorige lid, uitspreken tot een jaar na ingang van de aanvullende uitkering.
5. Indien de werknemer van de vier jaren laatstelijk voor het tijdstip van vervroegde uittreding een periode van minder dan twee jaren als werknemer heeft doorgebracht, kan het bestuur besluiten, dat de kosten van de basisuitkering ten laste van de werkgever worden gebracht bij wie de belanghebbende de dag voorafgaande aan zijn vervroegde uittreding in dienst was.
6.1. Betaling van bedragen als bedoeld in de vorige leden geschiedt binnen de termijnen die het bestuur vaststelt.
6.2. Over bedragen die niet of niet tijdig zijn voldaan is de werkgever aan het Vut-fonds wettelijke rente verschuldigd.
Gevolgen van beëindiging van deelname aan de fpu-regeling Artikel 23
Vervallen met ingang van 1 januari 1998.
Bezwaar en beroep Artikel 24
1. Degene die bezwaar heeft tegen een beslissing ingevolge dit Xxxxxxxxx, waardoor hij rechtstreeks in zijn
belang wordt getroffen, dient alvorens dit bezwaar voor te leggen aan de ter zake bevoegde rechter, de in dit artikel neergelegde procedure te volgen.
2. Bezwaren als bedoeld in het eerste lid dienen schriftelijk kenbaar te worden gemaakt aan het bestuur. Omtrent het bezwaar wordt zo spoedig mogelijk beslist. In die beslissing wordt tevens aangegeven dat beroep open staat bij de Commissie van Beroep van het Vut-fonds.
3. De belanghebbende die bezwaar heeft tegen de beslissing, bedoeld in het tweede lid, en zich daarbij niet wenst neer te leggen, kan daartegen bij aangetekende brief beroep instellen bij genoemde Commissie van Beroep. De Commissie van Beroep geeft daaromtrent zo spoedig mogelijk een beslissing, die bij aangetekende brief aan de belanghebbende ter kennis wordt gebracht.
4. Het bestuur stelt nadere regels omtrent de beroepsprocedure in het Reglement van de Commissie van Beroep.
5. Het bestuur en de Commissie van Beroep van het Vut-fonds dragen tevens zorg voor de afwikkeling van het bezwaar onderscheidenlijk het beroep dat zich richt tegen een beslissing ten aanzien van het flexibel pensioen.
Toekenningen in 2004
Artikel 25
Indien het recht op basisuitkering en aanvullende uitkering ontstaat in de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 wordt de aanvullende uitkering en basisuitkering berekend ingevolge de bepalingen van het reglement zoals die luidden op 31 december 2003.
Slotbepalingen Artikel 26
1. Dit Reglement wordt vastgesteld en gewijzigd door het bestuur in overeenstemming met de sociale partners verenigd in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid.
2. Dit Reglement kan worden aangehaald als: 'FPU-reglement basisuitkering en aanvullende uitkering'.
Artikel 27
Dit Reglement met bijlagen, in werking getreden op 1 april 1997, is laatstelijk gewijzigd met ingang van 1 januari 2014.
Bijlage A behorende bij artikel 1.a van dit Reglement, betreffende fpu-uitkeringen toegekend op of na 1 januari 2006
Met inachtneming van de afspraken uit het door sociale partners in de Pensioenkamer van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid op 5 juli 2005 gesloten akkoord en het daarbij behorende addendum van 26 oktober 2005, wordt in geval van toekenning van een fpu-uitkering 1 januari 2006 of daarna op grond van dit Reglement, waaronder begrepen een toekenning in verband met een vervolguittreding, die uitkering mede vastgesteld met inachtneming van het onderstaande.
1. Werkingssfeer
Onder werknemer wordt verstaan, de werknemer geboren voor 1 januari 1950 die per 1 april 1997 uitzicht heeft verkregen op een aanvullende uitkering als bedoeld in artikel 4 en dat uitzicht sindsdien heeft behouden.
2. Spilleeftijd (zoals materieel bedoeld in artikel 2, 4 en 5)
a. Voor werknemers die zijn geboren voor 1 december 1944 wordt de fpu-uitkering berekend met een spilleeftijd van 61 jaren.
b. Voor werknemers die zijn geboren na 30 november 1944 en voor 2 april 1947 wordt de fpu- uitkering berekend met een spilleeftijd van 61 jaren en twee maanden.
c. Voor werknemers die zijn geboren na 1 april 1947 en voor 1 januari 1950 wordt de fpu-uitkering berekend met een spilleeftijd van 62 jaren en drie maanden.
d. Om recht te kunnen doen gelden op een verhoging van de aanvullende uitkering op grond van een diensttijd als bedoeld in artikel 5, lid 7 dient de werknemer tenminste een diensttijd te hebben van respectievelijk 42 jaren en twee maanden, 43 jaren en twee maanden, 44 jaren en twee maanden.
3. Berekening uitkering
a. In geval van vervroegde uittreding voor de onder 2 genoemde spilleeftijd wordt de fpu-uitkering, met inbegrip van de basisuitkering, actuarieel verlaagd met een factor die wordt afgeleid uit de bij dit Reglement behorende tabel II en tabel III. De factor is het resultaat van: factor op leeftijd vervroegde uittreding gedeeld door factor op spilleeftijd.
b. In geval van vervroegde uittreding na de onder 2 genoemde spilleeftijd wordt de fpu-uitkering, met inbegrip van de basisuitkering, actuarieel verhoogd met een factor die wordt afgeleid uit de bij dit Reglement behorende tabel II en tabel III. Bij vervroegde uittreding na spilleeftijd én bereiken spilleeftijd voor 1 januari 2006 is de factor het resultaat van: factor op leeftijd vervroegde uittreding gedeeld door factor behorende bij leeftijd op 1 januari 2006. Bij vervroegde uittreding na spilleeftijd en bereiken spilleeftijd na 31 december 2005 is de factor het resultaat van: factor op leeftijd vervroegde uittreding gedeeld door factor op spilleeftijd.
c. De actuariële verhoging wordt berekend over de periode van uittreden na de spilleeftijd voor zover die periode is gelegen na 31 december 2005.
d. In geval de werknemer recht kan doen gelden op een actuariële verhoging op grond van het vermelde onder b en tevens recht kan doen gelden op een actuariële verhoging op grond van artikel 5 wordt die actuariële verhoging toegepast die voor de deelnemer voorziet in het hoogste uitkeringsniveau.
e. Voor zover de totale fpu-uitkering, inclusief het flexibel pensioen de grens overschrijdt van 100% van het inkomen van het jaar voorafgaand aan het jaar van vervroegde uittreding, aangepast met toepassing van artikel 14.1 van het Pensioenreglement, wordt de fpu-uitkering verminderd. Het bedrag van de overschrijding dat op de fpu-uitkering in mindering wordt gebracht wordt bij toekenning van het ouderdomspensioen toegevoegd aan het ouderdomspensioen.
f. Het effect van de beëindiging van de opbouw flexibel pensioen vanaf 1 januari 2006 wordt gecompenseerd door de fpu-uitkering op grond van dit Reglement.
4. Anticumulatie
a. Voor de toepassing van de anticumulatieregeling in geval van samenloop van de fpu-uitkering met inkomsten uit arbeid of bedrijf, op grond van artikel 9, wordt uitgegaan van een grensbedrag ter grootte van 90 procent van het inkomen.
b. Het bepaalde in artikel 9, lid 2.1 en lid 2.2 is niet van toepassing voor fpu-uitkeringen toegekend na 30 juni 2006 als de arbeid of bedrijf ter hand is genomen na 30 juni 2005.
5. Arbeidsongeschiktheid en ABP ArbeidsongeschikheidsPensioen
Het bepaalde in dit Reglement met betrekking tot arbeidsongeschiktheid en invaliditeitspensioen is ook van toepassing ten aanzien van arbeidsongeschiktheid, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel f van het Pensioenreglement en het ABP ArbeidsongeschiktheidsPensioen.
eerste | volgend | percen- | eerste | volgend | percen- | eerste | volgend | percen- |
xxx van | op leeftijd | tage | dag van | op leeftijd | tage | dag van | op leeftijd | tage |
kalender- | in | van de | kalender- | in | van de | kalender- | in | van de |
maand | jaren | franchise | maand | jaren | franchise | maand | jaren | franchise |
1 | 55 | 21.000 | 5 | 58 | 31.500 | 9 | 61 | 63.000 |
2 | 55 | 21.176 | 6 | 58 | 31.899 | 10 | 61 | 64.615 |
3 | 55 | 21.356 | 7 | 58 | 32.308 | 11 | 61 | 66.316 |
4 | 55 | 21.538 | 8 | 58 | 32.727 | 12 | 61 | 68.108 |
5 | 55 | 21.724 | 9 | 58 | 33.158 | 1 | 62 | 70.000 |
6 | 55 | 21.913 | 10 | 58 | 33.600 | 2 | 62 | 70.583 |
7 | 55 | 22.105 | 11 | 58 | 34.054 | 3 | 62 | 71.167 |
8 | 55 | 22.301 | 12 | 58 | 34.521 | 4 | 62 | 71.750 |
9 | 55 | 22.500 | 1 | 59 | 35.000 | 5 | 62 | 72.333 |
10 | 55 | 22.703 | 2 | 59 | 35.493 | 6 | 62 | 72.917 |
11 | 55 | 22.909 | 3 | 59 | 36.000 | 7 | 62 | 73.500 |
12 | 55 | 23.119 | 4 | 59 | 36.522 | 8 | 62 | 74.083 |
1 | 56 | 23.333 | 5 | 59 | 37.059 | 9 | 62 | 74.667 |
2 | 56 | 23.551 | 6 | 59 | 37.612 | 10 | 62 | 75.250 |
3 | 56 | 23.774 | 7 | 59 | 38.182 | 11 | 62 | 75.833 |
4 | 56 | 24.000 | 8 | 59 | 38.769 | 12 | 62 | 76.417 |
5 | 56 | 24.231 | 9 | 59 | 39.375 | 1 | 63 | 77.000 |
6 | 56 | 24.466 | 10 | 59 | 40.000 | 2 | 63 | 78.167 |
7 | 56 | 24.706 | 11 | 59 | 40.645 | 3 | 63 | 79.333 |
8 | 56 | 24.950 | 12 | 59 | 41.311 | 4 | 63 | 80.500 |
9 | 56 | 25.200 | 1 | 60 | 42.000 | 5 | 63 | 81.667 |
10 | 56 | 25.455 | 2 | 60 | 42.712 | 6 | 63 | 82.833 |
11 | 56 | 25.714 | 3 | 60 | 43.448 | 7 | 63 | 84.000 |
12 | 56 | 25.979 | 4 | 60 | 44.211 | 8 | 63 | 85.167 |
1 | 57 | 26.250 | 5 | 60 | 45.000 | 9 | 63 | 86.333 |
2 | 57 | 26.526 | 6 | 60 | 45.818 | 10 | 63 | 87.500 |
3 | 57 | 26.809 | 7 | 60 | 46.667 | 11 | 63 | 88.667 |
4 | 57 | 27.097 | 8 | 60 | 47.547 | 12 | 63 | 89.833 |
5 | 57 | 27.391 | 9 | 60 | 48.462 | 1 | 64 | 91.000 |
6 | 57 | 27.692 | 10 | 60 | 49.412 | 2 | 64 | 91.000 |
7 | 57 | 28.000 | 11 | 60 | 50.400 | 3 | 64 | 91.000 |
8 | 57 | 28.315 | 12 | 60 | 51.429 | 4 | 64 | 91.000 |
9 | 57 | 28.636 | 1 | 61 | 52.500 | 5 | 64 | 91.000 |
10 | 57 | 28.966 | 2 | 61 | 53.617 | 6 | 64 | 91.000 |
11 | 57 | 29.302 | 3 | 61 | 54.783 | 7 | 64 | 91.000 |
12 | 57 | 29.647 | 4 | 61 | 56.000 | 8 | 64 | 91.000 |
1 | 58 | 30.000 | 5 | 61 | 57.273 | 9 | 64 | 91.000 |
2 | 58 | 30.361 | 6 | 61 | 58.605 | 10 | 64 | 91.000 |
3 | 58 | 30.732 | 7 | 61 | 60.000 | 11 | 64 | 91.000 |
4 | 58 | 31.111 | 8 | 61 | 61.463 | 12 | 64 | 91.000 |
Tabel I-a
eerste | volgend | percen- | eerste | volgend | percen- | eerste | volgend | percen- |
xxx van | op | tage | dag van | op | tage | dag van | op | tage |
kalender- | tijdstip1 | van de | kalender- | tijdstip1 | van de | kalender- | tijdstip1 | van de |
maand | franchise | maand | franchise | maand | franchise | |||
1 | x | 70.000 | 13 | x | 77.000 | 25 | x | 91.000 |
2 | x | 70.583 | 14 | x | 78.167 | 26 | x | 91.000 |
3 | x | 71.167 | 15 | x | 79.333 | 27 | x | 91.000 |
4 | x | 71.750 | 16 | x | 80.500 | 28 | x | 91.000 |
5 | x | 72.333 | 17 | x | 81.667 | 29 | x | 91.000 |
6 | x | 72.917 | 18 | x | 82.833 | 30 | x | 91.000 |
7 | x | 73.500 | 19 | x | 84.000 | 31 | x | 91.000 |
8 | x | 74.083 | 20 | x | 85.167 | 32 | x | 91.000 |
9 | x | 74.667 | 21 | x | 86.333 | 33 | x | 91.000 |
10 | x | 75.250 | 22 | x | 87.500 | 34 | x | 91.000 |
11 | x | 75.833 | 23 | x | 88.667 | 35 | x | 91.000 |
12 | x | 76.417 | 24 | x | 89.833 |
1 tijdstip x = tijdstip waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor recht op de basisuitkering.
Tabel II
eerste | volgend | factor | eerste | volgend | factor | eerste | volgend | factor |
dag van | op leeftijd | dag van | op leeftijd | dag van | op leeftijd | |||
kalender- | in | kalender- | in | kalender- | in | |||
maand | jaren | maand | jaren | maand | jaren | |||
1 | 55 | 0.260 | 5 | 57 | 0.356 | 9 | 59 | 0.537 |
2 | 55 | 0.263 | 6 | 57 | 0.360 | 10 | 59 | 0.546 |
3 | 55 | 0.265 | 7 | 57 | 0.365 | 11 | 59 | 0.556 |
4 | 55 | 0.268 | 8 | 57 | 0.370 | 12 | 59 | 0.566 |
5 | 55 | 0.271 | 9 | 57 | 0.375 | 1 | 60 | 0.576 |
6 | 55 | 0.274 | 10 | 57 | 0.380 | 2 | 60 | 0.587 |
7 | 55 | 0.277 | 11 | 57 | 0.385 | 3 | 60 | 0.598 |
8 | 55 | 0.279 | 12 | 57 | 0.390 | 4 | 60 | 0.610 |
9 | 55 | 0.282 | 1 | 58 | 0.395 | 5 | 60 | 0.622 |
10 | 55 | 0.286 | 2 | 58 | 0.401 | 6 | 60 | 0.634 |
11 | 55 | 0.289 | 3 | 58 | 0.406 | 7 | 60 | 0.647 |
12 | 55 | 0.292 | 4 | 58 | 0.412 | 8 | 60 | 0.660 |
1 | 56 | 0.295 | 5 | 58 | 0.418 | 9 | 60 | 0.674 |
2 | 56 | 0.298 | 6 | 58 | 0.424 | 10 | 60 | 0.688 |
3 | 56 | 0.302 | 7 | 58 | 0.430 | 11 | 60 | 0.703 |
4 | 56 | 0.305 | 8 | 58 | 0.436 | 12 | 60 | 0.719 |
5 | 56 | 0.308 | 9 | 58 | 0.443 | 1 | 61 | 0.735 |
6 | 56 | 0.312 | 10 | 58 | 0.449 | 2 | 61 | 0.752 |
7 | 56 | 0.316 | 11 | 58 | 0.456 | 3 | 61 | 0.770 |
8 | 56 | 0.319 | 12 | 58 | 0.463 | 4 | 61 | 0.788 |
9 | 56 | 0.323 | 1 | 59 | 0.471 | 5 | 61 | 0.807 |
10 | 56 | 0.327 | 2 | 59 | 0.478 | 6 | 61 | 0.827 |
11 | 56 | 0.331 | 3 | 59 | 0.486 | 7 | 61 | 0.849 |
12 | 56 | 0.335 | 4 | 59 | 0.494 | 8 | 61 | 0.871 |
1 | 57 | 0.339 | 5 | 59 | 0.502 | 9 | 61 | 0.894 |
2 | 57 | 0.343 | 6 | 59 | 0.510 | 10 | 61 | 0.918 |
3 | 57 | 0.347 | 7 | 59 | 0.519 | 11 | 61 | 0.944 |
4 | 57 | 0.352 | 8 | 59 | 0.528 | 12 | 61 | 0.971 |
eerste | volgend | factor | eerste | volgend | factor | eerste | volgend | factor |
dag van | op leeftijd | dag van | op leeftijd | dag van | op leeftijd | |||
kalender- | in | kalender- | in | kalender- | in | |||
maand | jaren | maand | jaren | maand | jaren | |||
1 | 62 | 1.000 | 1 | 63 | 1.530 | 1 | 64 | 3.122 |
2 | 62 | 1.030 | 2 | 63 | 1.599 | 2 | 64 | 3.411 |
3 | 62 | 1.062 | 3 | 63 | 1.675 | 3 | 64 | 3.758 |
4 | 62 | 1.096 | 4 | 63 | 1.757 | 4 | 64 | 4.183 |
5 | 62 | 1.133 | 5 | 63 | 1.848 | 5 | 64 | 4.713 |
6 | 62 | 1.171 | 6 | 63 | 1.949 | 6 | 64 | 5.395 |
7 | 62 | 1.212 | 7 | 63 | 2.061 | 7 | 64 | 6.305 |
8 | 62 | 1.256 | 8 | 63 | 2.185 | 8 | 64 | 7.578 |
9 | 62 | 1.303 | 9 | 63 | 2.326 | 9 | 64 | 9.489 |
10 | 62 | 1.353 | 10 | 63 | 2.485 | 10 | 64 | 12.672 |
11 | 62 | 1.408 | 11 | 63 | 2.667 | 11 | 64 | 19.039 |
12 | 62 | 1.467 | 12 | 63 | 2.877 | 12 | 64 | 38.141 |
eerste | volgend | factor | eerste | volgend | factor | eerste | volgend | factor |
dag van | op leeftijd | dag van | op leeftijd | dag van | op leeftijd | |||
kalender- | in | kalender- | in | kalender- | in | |||
maand | jaren | maand | jaren | maand | jaren | |||
1 | 55 | 0.3537 | 1 | 57 | 0.4609 | 1 | 59 | 0.6402 |
2 | 55 | 0.3573 | 2 | 57 | 0.4665 | 2 | 59 | 0.6503 |
3 | 55 | 0.3609 | 3 | 57 | 0.4723 | 3 | 59 | 0.6607 |
4 | 55 | 0.3647 | 4 | 57 | 0.4782 | 4 | 59 | 0.6714 |
5 | 55 | 0.3684 | 5 | 57 | 0.4842 | 5 | 59 | 0.6825 |
6 | 55 | 0.3723 | 6 | 57 | 0.4904 | 6 | 59 | 0.6938 |
7 | 55 | 0.3762 | 7 | 57 | 0.4967 | 7 | 59 | 0.7055 |
8 | 55 | 0.3802 | 8 | 57 | 0.5031 | 8 | 59 | 0.7176 |
9 | 55 | 0.3843 | 9 | 57 | 0.5097 | 9 | 59 | 0.7301 |
10 | 55 | 0.3884 | 10 | 57 | 0.5164 | 10 | 59 | 0.7429 |
11 | 55 | 0.3926 | 11 | 57 | 0.5233 | 11 | 59 | 0.7562 |
12 | 55 | 0.3969 | 12 | 57 | 0.5304 | 12 | 59 | 0.7699 |
1 | 56 | 0.4013 | 1 | 58 | 0.5376 | 1 | 60 | 0.7840 |
2 | 56 | 0.4057 | 2 | 58 | 0.5451 | 2 | 60 | 0.7986 |
3 | 56 | 0.4102 | 3 | 58 | 0.5526 | 3 | 60 | 0.8138 |
4 | 56 | 0.4149 | 4 | 58 | 0.5604 | 4 | 60 | 0.8295 |
5 | 56 | 0.4196 | 5 | 58 | 0.5684 | 5 | 60 | 0.8457 |
6 | 56 | 0.4244 | 6 | 58 | 0.5766 | 6 | 60 | 0.8625 |
7 | 56 | 0.4293 | 7 | 58 | 0.5850 | 7 | 60 | 0.8800 |
8 | 56 | 0.4343 | 8 | 58 | 0.5936 | 8 | 60 | 0.8981 |
9 | 56 | 0.4394 | 9 | 58 | 0.6024 | 9 | 60 | 0.9169 |
10 | 56 | 0.4446 | 10 | 58 | 0.6115 | 10 | 60 | 0.9364 |
11 | 56 | 0.4499 | 11 | 58 | 0.6208 | 11 | 60 | 0.9568 |
12 | 56 | 0.4553 | 12 | 58 | 0.6304 | 12 | 60 | 0.9780 |
Tabel V Verhoging aanvullende uitkering bij uitkeringsniveau van 75% op 61 jaar.
Bij een vervroegde uittreding na 1 januari 2003 wordt de met toepassing van artikel 5, leden 1.1 tot en met
1.3 berekende aanvullende uitkering verhoogd indien het tijdstip waarop de werknemer na 1 januari 2003 vervroegd uittreedt, is gelegen na de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 61 jaar heeft bereikt.
Het op grond van deze verhoging geldende uitkeringsniveau is gelijk aan het in de rechter kolom opgenomen percentage van de berekeningsgrondslag behorende bij de in de linker kolom vermelde leeftijd (in jaren en maanden) van vervroegde uittreding.
Uittredingsleeftijd (jaar – maand) | Uitkeringsniveau (% berekenings- grondslag) |
61.1 | 75,00% |
61.2 | 76,60% |
61.3 | 78,26% |
61.4 | 80,00% |
61.5 | 81,82% |
61.6 | 83,72% |
61.7 | 85,71% |
61.8 | 87,80% |
61.9 | 90,00% |
61.10 | 92,31% |
61.11 | 94,74% |
61.12 | 97,30% |
62.1 | 100,00% |
Tabel VI Verhoging aanvullende uitkering bij uitkeringsniveau van 70% op 61 jaar.
Bij een vervroegde uittreding na 1 januari 2003 wordt de met toepassing van artikel 5, leden 1.1 tot en met
1.3 berekende aanvullende uitkering verhoogd indien het tijdstip waarop de werknemer na 1 januari 2003 vervroegd uittreedt, is gelegen na de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 61 jaar heeft bereikt.
Het op grond van deze verhoging geldende uitkeringsniveau is gelijk aan het in de rechter kolom opgenomen percentage van de berekeningsgrondslag behorende bij de in de linker kolom vermelde leeftijd (in jaren en maanden) van vervroegde uittreding.
Uittredingsleeftijd | Uitkeringsniveau |
61.1 | 70,00% |
61.2 | 71,49% |
61.3 | 73,04% |
61.4 | 74,67% |
61.5 | 76,36% |
61.6 | 78,14% |
61.7 | 80,00% |
61.8 | 81,95% |
61.9 | 84,00% |
61.10 | 86,15% |
61.11 | 88,42% |
61.12 | 90,81% |
62.1 | 93,33% |
62.2 | 94,55% |
62.3 | 95,78% |
62.4 | 97,05% |
62.5 | 97,30% |
62.6 | 100,00% |
Tabel VII Bedrag ter verhoging ouderdomspensioen bij uitkeringsniveau van 75% op 61 jaar.
Bij een vervroegde uittreding na 1 januari 2003 wordt de met toepassing van artikel 5, leden 1.1 tot en met
1.3 berekende aanvullende uitkering verhoogd indien het tijdstip waarop de werknemer na 1 januari 2003 vervroegd uittreedt, is gelegen na de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 61 jaar heeft bereikt.
Bij vervroegde uittreding na de leeftijd van 62 jaar en een maand verkrijgt de werknemer recht op een bedrag dat bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar dient ter verhoging van het ouderdomspensioen ingevolge het Pensioenreglement. De hoogte van dit bedrag is gelijk aan het in de rechter kolom opgenomen percentage van de berekeningsgrondslag behorende bij de in de linker kolom vermelde leeftijd (in jaren en volle maanden) van vervroegde uittreding. Onder berekeningsgrondslag wordt verstaan de berekeningsgrondslag waarnaar de aanvullende uitkering is berekend, aangepast naar het tijdstip waarop de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
62.1 | 0 |
62.2 | 1,67% |
62.3 | 3,33% |
62.4 | 5,00% |
62.5 | 6,67% |
62.6 | 8,33% |
62.7 | 10,00% |
62.8 | 11,67% |
62.9 | 13,33% |
62.10 | 15,00% |
62.11 | 16,67% |
62.12 | 18,33% |
63.1 | 20,00% |
63.2 | 21,67% |
63.3 | 23,33% |
63.4 | 25,00% |
63.5 | 26,67% |
63.6 | 28,33% |
63.7 | 30,00% |
63.8 | 31,67% |
63.9 | 33,33% |
63.10 | 35,00% |
63.11 | 36,67% |
63.12 | 38,33% |
64.1 | 40,00% |
64.2 | 40,00% |
64.3 | 40,00% |
64.4 | 40,00% |
64.5 | 40,00% |
64.6 | 40,00% |
64.7 | 40,00% |
64.8 | 40,00% |
64.9 | 40,00% |
64.10 | 40,00% |
64.11 | 40,00% |
64.12 | 40,00% |
Tabel VIII Bedrag ter verhoging ouderdomspensioen bij uitkeringsniveau van 70% op 61 jaar.
Bij een vervroegde uittreding na 1 januari 2003 wordt de met toepassing van artikel 5, leden 1.1 tot en met
1.3 berekende aanvullende uitkering verhoogd indien het tijdstip waarop de werknemer na 1 januari 2003 vervroegd uittreedt, is gelegen na de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 61 jaar heeft bereikt.
Bij vervroegde uittreding na de leeftijd van 62 jaar en zes maanden verkrijgt de werknemer recht op een bedrag dat bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar dient ter verhoging van het ouderdomspensioen ingevolge het Pensioenreglement. De hoogte van dit bedrag is gelijk aan het in de rechter kolom opgenomen percentage van de berekeningsgrondslag behorende bij de in de linker kolom vermelde leeftijd (in jaren en volle maanden) van vervroegde uittreding. Onder berekeningsgrondslag wordt verstaan de berekeningsgrondslag waarnaar de aanvullende uitkering is berekend, aangepast naar het tijdstip waarop de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
62.6 | 0 |
62.7 | 2,11% |
62.8 | 4,21% |
62.9 | 6,32% |
62.10 | 8,42% |
62.11 | 10,53% |
62.12 | 12,63% |
63.1 | 14,74% |
63.2 | 16,84% |
63.3 | 18,95% |
63.4 | 21,05% |
63.5 | 23,16% |
63.6 | 25,26% |
63.7 | 27,37% |
63.8 | 29,47% |
63.9 | 31,58% |
63.10 | 33,68% |
63.11 | 35,79% |
63.12 | 37,89% |
64.1 | 40,00% |
64.2 | 40,00% |
64.3 | 40,00% |
64.4 | 40,00% |
64.5 | 40,00% |
64.6 | 40,00% |
64.7 | 40,00% |
64.8 | 40,00% |
64.9 | 40,00% |
64.10 | 40,00% |
64.11 | 40,00% |
64.12 | 40,00% |
Tabel IX Extra verhoging aanvullende uitkering
Indien de werknemer onder de werkingssfeer valt van artikel 5, leden 7.1.1 tot en met 7.1.4, wordt het met toepassing van deze leden vastgestelde uitkeringsniveau verhoogd indien het tijdstip waarop de werknemer vervroegd uittreedt, is gelegen na 1 januari 2003 én na de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 61 jaar heeft bereikt. Deze verhoging vindt plaats met toepassing van onderstaande tabel. Hierbij geldt voor de in de linker kolom vermelde leeftijd (in jaren en maanden) op datum vervroegde uittreding het in de rechter kolom vermelde percentage van de berekeningsgrondslag.
Dit percentage wordt opgeteld bij het met toepassing van artikel 5, leden 7.1.1 tot en met 7.1.4 vastgestelde uitkeringsniveau.
Uittredingsleeftijd (jaar.maand) | Extra verhoging van de uitkering |
61.1 | 0,00% |
61.2 | 0,85% |
61.3 | 1,74% |
61.4 | 2,67% |
61.5 | 3,64% |
61.6 | 4,65% |
61.7 | 5,71% |
61.8 | 6,83% |
61.9 | 8,00% |
61.10 | 9,23% |
61.11 | 10,53% |
61.12 | 11,89% |
62.1 | 13,33% |
62.2 | 13,71% |
62.3 | 14,12% |
62.4 | 14,55% |
Tabel X Factoren tabel I, II en IV bij 40 dienstjaren voor 55 jaar
(behorende bij het besluit van het Vut-fonds van 17 april 1997)
TABEL I | TABEL II | TABEL IV | ||||||
eerste dag van kalender- maand | volgend op leeftijd in jaren | percen- tage van de franchise | eerste dag van kalender- maand | volgend op leeftijd in jaren | factor | eerste dag van kalender- maand | volgend op leeftijd in jaren | factor |
1 | 54 | 19,091 | 1 | 54 | 0,231 | 1 | 54 | 0,3149 |
2 | 54 | 19,237 | 2 | 54 | 0,234 | 2 | 54 | 0,3178 |
3 | 54 | 19,385 | 3 | 54 | 0,236 | 3 | 54 | 0,3208 |
4 | 54 | 19,535 | 4 | 54 | 0,238 | 4 | 54 | 0,3239 |
5 | 54 | 19,687 | 5 | 54 | 0,240 | 5 | 54 | 0,3270 |
6 | 54 | 19,843 | 6 | 54 | 0,243 | 6 | 54 | 0,3301 |
7 | 54 | 20,000 | 7 | 54 | 0,245 | 7 | 54 | 0,3333 |
8 | 54 | 20,160 | 8 | 54 | 0,247 | 8 | 54 | 0,3366 |
9 | 54 | 20,323 | 9 | 54 | 0,250 | 9 | 54 | 0,3399 |
10 | 54 | 20,488 | 10 | 54 | 0,252 | 10 | 54 | 0,3433 |
11 | 54 | 20,656 | 11 | 54 | 0,255 | 11 | 54 | 0,3467 |
12 | 54 | 20,826 | 12 | 54 | 0,257 | 12 | 54 | 0,3502 |