INH OUD :
2* JAARGANG — Nr 2 ZONDAG, 25 SEPTEMBER 1932
REDACTIE : Italiëlei, 9 9 , A ntw erpen
Abonnement : 100 fr. per jaar ........... ........
Vereeniging zonder winstgevend doel BEHEER : Xxxxx Xxxxxxxxxx, 00, Xxxxxxxxx
... .... ' . - Postchecknummer : 3185.22
INH OUD :
DB CRISISPACHTW ET 1932 IN NEDERLAND. RECHTSPRAAK.
Burgerlijke Rechtbank van A ntw erpen. — 14 Ju li 1982. Verkoop. — Geveinsde koopakte. — Vraag to t ver nietiging. — Getuigenverhoor niet ontvankelijk. — Hypotheek.
Burgerlijke Rechtbank Tan Dendermonde. — A anva ring. — Bestatiging. — Onontvankelijkheid der vraag voor schadevergoeding na zeker tijdsverloop.
VERSLAG DER KAMERCOMMISSIE B E TREFFEN D E DE VERVLAAMSCHING VAN H E T GERECHT.
BIBLIOGRAPHIE.
VIERDE CONGRES V A N D E « INTER N A TIO N A LE V EREEN IG ING DER ADVOKATEN ».
BA LÏELEV EN.
K A NTTEEK ENING DOOR E E N SCEPTISCH OBSER VATOR."
27
is men er toe geneigd de misschien wat ondeugende tegenvraag te stellen* wordt die goede verstandhouding wel zoo bevor derd door de Crisispachtwet als zoodanig? Maar hoe dit ook zij, de verpachter blijft met zijn moeilijkheden zitten en zal zelf dienen uit te zien, hoe hij uit de impasse geraakt. Nu is er in de stukken wel wat
gemoraliseerd over de vraag, of de pach ter hangende het geding niet verplicht is
28
diaat kunnen overlaten aan zijn plaatsver vanger. Bovendien bestaat de mogelijkheid tot wraking. Een middel waarvan niet dagelijks gebruik gemaakt wordt. Het ge val van den kantonrechter, die aan zich zelf een request tot verlenging van de huur zijner woning richtte, zal wel tot de curiosa blijven behooren( Ned. Jur. 1925, blz. 871).
Trouwens dat de praktijk gunstiger re
DE CRISISPACHTWET 1932 IN NEDERLAND
om in ieder geval reeds dat gedeelte van den pachttermijn te voldoen dat hij meent
« in redelijkheid » te kunnen voldoen!
sultaten zal aanwijzen dan de in theorie geopperde bezwaren ten deze doen vermoe den, daarvoor bieden de ervaringen opge
Reeds de naam der wet, die op 1 Juli in Nederland m werking getreden is, jaagt den jurist een lichte rilling door de leden. Onwillekeurig toch denkt hij terug aan de vele crisismaatregelen uit de jaren van den wereldoorlog en daarna. Maatregelen, die ook voor het rechtsleven als zoodanig vaak een crisis beteekenden. Wanneer een of andere wet er moet komen onder den hoog druk der omstandigheden, dan raakt het hart van den jurist weleens beklemd. Maar de wet ——samengedrongen in een 13-tal artikelen — is er en men wacht af de din gen, die komen zullen en ongetwijfeld kómen. Het betreft hier overigens niet een wet, die haar ontstaan dankt aan de re- geering, maar aan het initiatief van de leden der 2e Kamer: Xxxxx, c.s.
De omstandigheden, die tot de Crisis- pachtwet 1932 geleid hebben, zijn niet spe cifiek Nederlandsch. Vandaar dat het wel verantwoord is enkele der belangrijkste bepalingen aan te stippen in dit weekblad.
Het karakter der wet blijkt al dadelijk uit den considerans, waar we o.m. lezen:
« dat het in verband met de heerschende buitengewone tijdsomstandigheden wen- schelijk is bijzondere maatregelen te tref fen ten aanzien van loopende pachtover eenkomsten ». Ook voor België zijn de tijdsomstandigheden wel van dienzelfden aard, naar men mij verzekerde!
Nadat art. 1 ons heeft medegedeeld wat deze wet verstaat onder begrippen als: pachtovereenkomst, hoeve, verpachter, pachter en pachtprijs, brengt art. 2 ons aanstonds in medias res door te bepalen:
De pachter bij eené pachtovereenkomst, aangegaan voor 1 Januari 1932, die van oordeel is, dat van hem in verband met de heerschende buitengewone tijdsomstandig heden niet in redelijkheid kan worden ge vorderd den bedongen pachtprijs te voldoen, kan, tèlkens uiter lijk binnen 14 dagen na het vervallen van eenen termijn, zich bij verzoekschrift wenden tot den kantonrech ter, binnen wiens kanton het gepachte of het grootste deel daarvan gelegen is, ten einde eene geheele of gedeeltelijke onthef fing van de betaling te bekomen.
Zoolang op een tijdig ingediend verzoek schrift niet is beslist, wordt de verplichting tot betaling van den pachttermijn opge schort.
Deze bepaling is vrijwel de eenige van materieelrechtelijken aard. De overige ar tikelen raken vooral de procedure.
We zien dus, dat de Crisispachtwet be perkt blijft tot die loopende pachtovereen komsten, die aangegaan zijn voor 1 Jan. 1932.1s de pachter van oordeel, dat hij — gezien de omstandigheden — te veel moet betalen, dan kan hij de noodige stappen
doen om geheele of gedeeltelijke onthef fing te bekomen. Wel kent art. 12 nog deze restriktie, dat de wet van toepassing zal zijn op termijnen van pachtprijzen,, ver vallen na 12 Februari 1932, ook al mochten die termijnen reeds betaald zijn. Wil de pachter met betrekking tot deze termijnen een verzoekschrift indienen, dan heeft hij een maand de tijd na het in werking tre den der wet.
.Overigens spreekt art. 2 een taal, die voldoende duidelijk is. Slechts op één merkwaardigheid willen we de aandacht vestigen. Deze nl., dat de wetgever min of meer begint met te veronderstellen, dat de pachter in den regel iemand is, die niét op tijd betaalt. Zóó toch meenen we de tweé leden van art. 2 in onderling verband tè mogen verstaan. Blijkens het Voorloopig Verslag der Ie Kamer bestaat die verkeer de gewoonte alleen « in onderscheidene streken ». De nuchtere wettekst daarente gen opent hier wijdere perspektieven tot verdenking. Reeds in de 2e Kamer is aan dacht aan dit punt besteed. Sommige leden
— aldus het Voorloopig Verslag der 2® Kamer — hadden er bezwaar tegen, dat het verzoekschrift eerst kan worden xxxxx xxxxx, nadat een termijn vervallen is. En terecht mag men zich de vraag stellen : hoe moet de verpachter zich gedragen tegen over zijn eigen schuldeischers? Hij toch heeft gerekend op de stipte betaling van den pachttermijn. De voorstellers komen in de Memorie van Antwoord op deze kwes tie terug, maar laten den verpachter, die wellicht in moeilijkheden geraakt, diens geldelijke raadsels zelf oplossen. Men had nl. in de 28 Kamer voorgesteld het ver zoekschrift ten minste één maand vóór het vervallen van den pachttermijn in te die nen. Tegen dit voorstel maken de verdedi gers van het voorstel van wet bezwaar, zeggend: « dat een eventueel minnelijk overleg tusschen partijen dan vóór dien datum moet beëindigd zijn. Dit zal den pachter verplichten, om, zelfs als op dat tijdstip besprekingen in gang zijn, die een redelijke kans op een bevredigende oplos sing schijnen te bieden, een verzoekschrift bij den kantonrechter in te dienen, om te voorkomen, dat hij, indien de besprekin gen toch zonder resultaat mochten blijven, zijn aanspraak op pachtvermindering zal hebben verloren. Aldus zou echter de goe de verstandhouding tusschen verpachter en pachter niet worden bevorderd ». Aan dit psychologische argument kan men be zwaarlijk zekere waarde ontzeggen. Wel
Maar dergelijke overwegingen zullen al
leen iets uitwerken bij, dé goedwillige pachters. Ten aanzien van andere staat de verpachter weer machteloos. Trouwens de goedwillige pachters kan men niet eens dwingen. De verdedigers van het voorstel van wet konden blijkens de Memorie van Antwoord aan de Ie Kamer niet anders doen dan uitspreken, dat het zeker onge- wenscht is, dat de pachter ook van dat deel der pachtsom, dat hij meent in rede- lijHieid te kunnen voldoen, de betaling achterwege Iaat. En zij vervolgen dan:
« Het treffen van een wettelijk voor schrift, dat hem (d.i. den pachter) tot die betaling zou verplichten, zou echter prac- tisch gevolg missen^ omdat het toch aan den pachter zou moeten overlaten te be palen, hoeveel hij in ièder geval betalen kan ».
Thans een enkel woord over de proce dure. Deze kan zich mogelijkerwijze af spelen in twee phasen. De kantonrechter roept partijen op en wanneer beide daar aan gevolg geven, tracht hij een voor bei den aannemelijke regeling te bewerkstel ligen (art. 4). Komt dergelijke regeling niet tot stand, verschijnen partijen der halve niet of leverén de besprekingen, wanneer partijen verschenen zijn, niéts op, dan komen we in de tweede phase. Krachtens art. 5 roept de kantonrechter de partijen zoo spoedig mogelijk bij aan- geteekenden brief op ter zitting van de kamer voor crisis-pachtzaken van het kan tongerecht.
Hoe is deze kamer samengesteld?
De kantonrechter treedt op als voorzit ter en naast hem nemen aan de behande ling deel twee niet tot de rechterlijke macht behoorende personen, die deskundig zijn ten aahzien van de verhoudingen op landbouwgebied (art. 5, lid 2). Deze twee leden worden benoemd door de Koningin, Gedeputeerde Staten gehoord. Bij die be noeming zal zorg gedragen worden « dat noch het belang der pachters, noch dat der verpachters in de kamer voor crisis- pachtzaken overheerscht ». Tegen deze sa menstelling der kamer zijn velerlei bezwa ren geopperd. Bezwaren, die zich evenwel in de praktijk niet zoo licht zullen voor doen. En mochten ze zich voordoen, dan zijn er wel middelen en wegen om die be zwaren te ondervangen. Zoo heeft men de moeilijkheid voorzien, dat de kantonrech- ter-voorzitter zelf belang heeft bij het aan hangig geding. Welnu: de kantonrechter zal zich kunnen verschoonen en het presi-
daan bij Huurcommissiewet, enz. wel vol doenden waarborg. Ook bij deze wetten was de procedure op vrijwel soortgelijke leest geschoeid als thans bij de Crisis pachtwet 1932.
Eén punt verdient nog de aandacht. Het tweede lid van art. 6 bepaalt nl.,
dat de kamer bij hare beslissing omtrent geheele of gedeeltelijke ontheffing mede te létten heeft «op de uitkomsten van vroegere jaren, gedurende welke het ge pachte door denzelfden pachter van den- zelfden verpachter was gepacht ». Oor spronkelijk luidde deze redaktie anders en wel zoo : « De commissie houdt rekening met alle omstandigheden, die van invloed kurmen zijn op de beslissing, welke ver mindering van den pachtprijs van den ver pachter in redelijkheid kan worden gevor derd. Zij let daarbij in het bizonder op den vermogenstoestand van beide partien, op den duur, waarvoor de overeenkomst is gesloten, op de uitkomsten van het bedrijf, voor zoover die door de buitengewone tijdsomstandigheden zijn beïnvloed, op de uitkomsten van vroegere jaren, gedurende welke het gepachte door denzelfden pach ter van denzelfden verpachter was ge pacht ». Het gekursiveerde in de oorspron kelijke redaktie is er tijdens de behande ling uitgelicht en alleen het slot is behou den gebleven. Dat wilnu ^iiet zeggen, dat de kamer met die geschrapte omstandig heden geen rekening heeft te houden. Im mers in de nieuwe redaktie is toegevoegd, dat de kamsr mede te letten heeft op de uitkomsten van vroegere jaren, derhalve ook op andere omstandigheden. Reden tot de schrapping was de overweging, dat in het geschrapte te veel subjektieve elemen ten opgesloten liggen, die in het kontrak- tenrecht niet thuis hooren. Blijkens de Memorie van Antwoord aan de Ie Kamer zijn de voorstellers van oordeel, dat men, al zijn de woorden uit den tekst verdwe nen, toch wel rekening mag houden met den vermogenstoestand van partijen, al geven ze toe, dat het rekening houden met dien vermogenstoestand in het kontrak- tenrecht zijn bezwaren heeft. Tot zoover de maatstaf, die de commissie heeft aan te leggen.
Ziehier enkele der belangrijkste bepa lingen. Veel zal ongetwijfeld afhangen van de praktische toepassing. Afwachten is derhalve de boodschap.
B. H. D. HERMESDORF. Hoogleeraar te Leuven en te Nijmegen.
RECH TSPRAAK
31
hypotheken te geven op goederen die later door middel van tegenbrieven aan andere personen zouden toebehooren en die te
genover de derden niets schuldig zouden
32
voorziet dat al de hypotheken door de ge veinsde koopers op de goederen gelegd te niet zouden gedaan zijn;
Aangezien aanlegster zich. nochtans
BURGERLIJKE RECHTBANK VAN ANTWERPEN
VIERDE KAMER — 14 JULI 1932
I
Voorzitter: M. de Cock Op. Min. : X. Xxx Xxxxx
Pl.: MMrs. Xxxxxxxxxx, Koll en Xxx Xxxxx
VERKOOP — GEVEINSDE KOOPAKTE 22 VRAAG TOT VERNIETIGING ■— GETUIGEN VERHOOR NIET ONTVANKELIJK — HYPO THEEK.
Wanneer de partijen de gelegenheid hadden zich een schriftelijk bewijs (tegenbrief) te ver schaffen, mag men geen bewijs van getuigen aanvaarden boven of tegen den inhoud der ge schrevene akten.
De vérnietiging van geveinsde koopakten kan nooit voor gevolg hebben dat de hypotheek aan den geldschieter te goeder trouw door den schijnbarén eigenaar verleend, ook vernietigd worde.
Vercammen c/ Vercàmmén en t / Bank van het Arrondissement Antwerpen
De Heer van Hille, Subtstituut Procu reur des Konings heeft zijn advies gege ven in de volgende bewoordingen.
« In Juni 1928 verkocht de weduwe Vercammen-Opdebeeck krachtens twee notarieele akten verleden door Mr de Poor ter, notaris, te Antwerpen, aan hare zo nen, een paar huizen, het eene voor den prijs van 70.000 frank, het tweede voor
60.000 frank. Die huizen waren reeds be last met een hypotheek van 25.000 frank, schuld die door de koopers overgénomen werd. Een der koopers komt te sterven en zijn weduwe willende uit onverdeeld heid treden en haar aandeel krijgen in die huizen, aan wijlen haren man en aan haar schoonbroeder gemeen, vraagt de open bare verkooping ervan, handelende zoowel in eigen naam, als in hoedanigheid van voogdes over haar eenig kind. Intusschen werden die huizen een tweede maal gehy pothekeerd ten voordeele der N. V. Bank van het Arrondissement Antwerpen tus- schenkomende partij in zake. De moeder verkoopster beweert nu dat de verkoo- pingsakten geveinsd zijn en zij vraagt de nietigheid ervan, bewerende dat zij. die onroerende goederen op naam van hare kinderen geplaatst had om hun toe te la ten een grooter bankkrediet te genieten. Verschillende vermoedens, waarlijk in drukwekkend worden door haar ingeroe pen, betrekking hebbende op het ontvan gen der huishuren steeds aan de moeder betaald door de onderhuurders, tot de ver zekering, sommige fiscale lasten en her stellingen ook door eischeres betaald.
De feiten waarvan in behulpelijke orde het bewijs geleverd wordt, zouden ook af doende zijn, indien het eventueel getui genverhoor ze zou bevestigen.
Maar de vraag rijst onmiddellijk of men hier in deze zaak getuigenbewijs mag aanvaarden.
Art. 1341 B.W.B. zegt dat men geen getuigenbewijs tegen of boven den inhoud der geschrevene akten mag toelaten van wege de partijen, minstens zegt art. 1348
B.W.B. wanneer het mogelijk geweest is, zich een schriftelijk bewijs te verschaf fen, in zake een tegenbrief.
De regel is dus algemeen voor wat be treft degenen die, zooals eischeres en ver weerders, partijen werden aan de bestre den akten. Derde personen mogen dit be wijs leveren en onder hen de réservataire erfgenamen (Aubry en Rau Bd. VIII bl.
350. — Larombière Bd. VI bl. 560. — De- molombe Bd. XXX bL 180. — Laurent Bd. XII nr 329. —- Baudry. Obligations Bd. IV bl. 929. — Fransch Hof van Cassatie 10 Juni 1816 D. Répert. alphab. V° Obliga tions n” 4956 2° en 3114 1°. - Req. 1 April 1885 S. 26 .1 .162), zoodat in alle geval wat moeder Vercammen vandaag misschien niet zal mogen doen later door hare erfge namen zal mogen bewezen worden door alle rechtsmiddelen. Maar indien we die per den toestand instudeeren zien we dat art. 1348 B.W.B. nog andere uitzonderin gen aan art. 1341 voorziet. Alinea 1 yan dit artikel spreekt van het geval dat een der partijen in de onmogelijkheid werd gesteld zich een schriftelijk bewijs te ver schaffen.
Xxxxxxx sensu had moeder Xxxxxxxxx de gelegenheid zich bij wijze van tegen brief een tegenbewijs ter hand te doen stellen, maar zoowel Rechtsleer als Recht spraak nemen aan dat men door onmoge lijkheid zoowel de stoffelijke dan de zede lijke onmogelijkheid moet verstaan (Lau rent Bd. XIX nr 377. — Huc. Bd. VIII nr
295. — Aubry en Rau Bd. XII al. 765. — Demolombe Bd. XXX nr 148. — Marcadé
op art. 1348 nr 1. — Klüyskens. De Ver bintenissen bl. 273. — Xxxxxxx Xxx van
Cassatie 1 Maart 1911 Pas. 14. IV. 29. —
ibid 27 Maart 1907 Pas. 07. IV. 117. —
Hoey 4 Maart 1914 Pas. 14. III. 203). Wat moet men door «zedelijke onmo
gelijkheid » (impossibilité morale) ver
staan?
Deze zegt Lyon-Caen (Sirey 1907. I. 209) is: « celle qui ne tenant pas à une cause matérielle insurmontable provient d’usages et de sentiments rendant, en fait impossible que le créancier exige de son débiteur un engagement écrit.»
Het bestaan van een zedelijke onmo gelijkheid wordt souverainlijk geoordeeld door den rechter (Fransch Hof van Cas satie Civ. 27 Maart 1907 S. 1907. IV. 209.
§1 ibid. 13 April 1923 S. 23. I. 254. — Pa
rijs 21 Februari 1920 Rev. Not 1921. 200).
Onder de voorbeelden die door de recht spraak aangeduid zijn als zijnde een zedelijke onmogelijkheid vinden we de nauwe betrekking tusschen moeder en zoon (Xxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxx 2 Februari 1920 Rev. not. 1921. 199) tusschen broeder en zuster (Brussel 12 Februari 1921 Pas.
21. II. 29) tusschen personen die samen leven (Hof van Beroep te Rome op. art. 1348 van ons B.W.B. 7 Februari 1905 Pas. 05. IV. 146).
« Le juge doit prendre en considération la qualité des personnes » zegt eer arrest van Xxxx (26 Maart 1852 Pas. 52. II. 185).
« Il convient de noter — schrijft Xxxxxxx V—la facilité de plus en plus grande de la jurisprudence à admettre l’impossibilité morale de se procurer une preuve écrite » (Obligations Bd. I bl. 272). Sommigen verklaren zelfs dat een gewoonte genoeg zaam is om het bewijs door getuigen te rechtvaardigen. (Seine 15 Nov. 1921 Rev. Trimestrielle de Droit Civil 1922 bl. 646.
— Pau 26 Februari 1890 D. P. 91. II. 115.
2li_ Fransch Hof van Cassatie 25 Juni 1877 ibid 78. I. 27).
Welnu in zake schijnt het wel dat aan legster min of meer beïnvloed werd door hare twee zonen, dat zij in hen het groot ste vertrouwen had en in die gevallen is het niet de gewoonte en zelfs heel moeilijk tegenbrieven te vragen.
Ik ben dus principieel van meening dat
men aan aanlegster zou moeten toelaten de door haar aangehaalde feiten door alle middelen van rechte te bewijzen.
Men doet een tweede opwèrping en men zegt: «Nemo auditur suam propriani tur pitudinem allegam ». Xxxxx men aan ei scheres toelaten te bewijzen dat akten, waarvan zij partij was, geveinsd zijn, dan zou ze dien rechtsregel verkrachten.
Het weze voldoende te antwoorden dat het aan partijen vrij staat geveinsde ak ten te voltrekken; deze zijn door onze wetten voorzien als hebbende geen kracht jegens derden en, zooals het door ons reeds aangehaalde arrest van Gent het zegt, omdat men toepassing van die leuze zou mogen maken « faut-il un acte vrai ment honteux ».
Immers al de rechtsgeleerden zijn het eens om te zeggen dat wanneer de geveins de akte een ontduiking aan de wet daar- stelt het tegenbewijs door getuigen aan idereen, zelfs aan de partijen toegelaten is, wat in andere gevallen en het in sóm mige omstandigheden geoorloofd wordt. (Aubry en Rau Bd. VIII nr 755 en 765. — Demolombe Bd. XX nr 182 tot 185. — La rombière Bd. VI nr 19. — Laurent Bd. XIX nr 590 tot 594. — Planiol, Obligations Bd. II bl. 277).
Alleszins moest de Rechtbank mijne meening niet volgen dan zal ze, meen ik, de partijen bijeenroepen op grond van art. 119 van het W. B. van Burgerlijke rechts vordering.
Ten slotte een woord over de tusschen- komende partij. Deze is niet gegrond in haren eisch. Inderdaad geveinsde akten zelfs wanneer partijen het eens zijn over de feiten, en zelfs wanneer die akten later vernietigd zijn, houden hunne kracht te genover derden (Planiol Obligations Bd. II bl. 463. — Demolombe XXIX nr 318. — Aubry en Rau XII al. 756bis nota 10. — Fransch Verbrekingshof Req. 22 Mei 1900
S. 1901. 1. 444. - ibid 11 Maart 1890 D. 93.
I. 369. — ibid Burg. Kamer 20 April 1863
D. 63. I. 185. — Belgisch Hof van Cassa tie 16 Mei 1890 Pas. 90. I. 210). « L’acte secret — schrijft Xxxxxxx — ne leur est pas opposable, l’art. 1381 le dit formelle ment. Ils peuvent invoquer les droits qui découlent pour eux de l’acte apparent... ceux qui ont envisagé l’acte apparent en traitant et compte sur la situa tion qu’il crée ainsi ceux qui ont acquis des droits réels du propriétaire apparent. Anderszins immers zou men te gemakke- lijk aftruggelarijen kunnen plegen mits
zijn. Maar nochtans dient tusschenkomen- de partij niet veroordeeld te worden tot de kosten want eischeres heeft ze gedwon gen in zake te komen vragende dat de hypothecaire schuld door de broeders Vercammen gegeven als nietig zou worden aanschouwd.
Zoodus moest aanlegster in haren eisch slagen, ze zou nochtans huizen terugkrij gen die met een hypotheek zouden belast zijn; moest ze het bedrag ervan betalen, dan zou ze deze som van hare zonen mogen terugeischen; recht zonder belang, daar het uit de feiten van het proces spruit dat de zonen reeds in 1928 in een moeilijken toestand verkeerden en dat het waar schijnlijk daarom is dat ze aan hunne moeder gevraagd hebben de huizen op hunnen naam te plaatsen.
Wat we gezegd hebben over de hypo thecaire schuld geldt natuurlijk enkel in geval partijen eens waren om een geveins de akte te teekenen en is niet van toepas sing wanneer een der partijen het slacht offer werd van bedrog of geweld, of wan neer het derde personen zijn die de ge veinsde akten aanvallen bij voorbeeld schuldeischers die het actio Xxxxxxxx uit oefenen of réservataire erfgenamen ».
VONNIS
Aangezien de vraag ingeleid door dag vaarding in dato 20 Maart 1931 strekt tot het hooren zeggen voor recht dat de verkoopakten van 9 Juni 1928 betreffende de huizen Somméstraat, 50 (thans 48) te Borgerhout-en Weilandstraat, 15 te Ant werpen, geveinsd zijn;
Aangezien bewuste koopakten, verleden door notaris de Pooter, de verkooping be helzen van twee huizen door aanlegster aan hare zonen Xxxxxxx Xxxxxxxx en Xxx Xxxxxxx;
Aangezien aanlegster beweert dat het hier echter zou gaan om schijnverkoopen, welke enkel voor doel zouden gehad heb ben, aan koopers, het bekomen van kre dieten mogelijk te maken en te vergemak kelijken;
Aangezién aanlegster inroept, — tot staving dezer stelling, — dat de verkoo- pingen zouden geschied zijn voor lage prijzen die met de waarde van de goederen niet zouden overeenstemmen; -
dat niettemin de koopers niet in staat zouden geweest zijn, zulke prijzen te be talen;
dat aanlegster zich steeds zou hebben gedragen als werkelijke eigenares: met de huizen hetzij te betrekken hetzij te ver huren, verzekeringspremie en lasten er van te betalen, herstellingen te bestellen; Aangezien het vaststaat dat aanlegster gerechtigd is de geveinsdheid der akten in te roepen en te bewijzen. (Xxxxxxx x. XIX
nr 159);
Dat partijen ontvankelijk zijn de op rechtheid van hunne eigen verklaringen te betwisten;
Maar aangezien aan de partijen de voor schriften der art. 1341 en 1353 B. W. toe passelijk zijn, waardoor een bewijs hetzij door getuigen hetzij door vermoedens niet toegelaten is;
Aangezien trouwens aanlegster geen enkel feit stelt waaruit zou kunnen afge leid worden dat de zonen Vercammen be drog zouden hebben gepleegd;
Aangezien aanlegster ook niet verkeert in een der gevallen voorzien door art. 1348 van het B. W.;
(Hof van Beroep, Gent 29 Juli 1916 Re vue pratique du notariat belge 1919 p.
429. Pandectes belges V° Simulation nr 56 Dalloz - répertoire pratique V° Preuve nr 166);
Aangezien zij zich noch in de zedelijke noch in de stoffelijke onmogelijkheid be vond, zich een schriftelijk tegenbewijs ter hand te doen stellen;
Aangezien er aldus niet dient overge gaan tot een, der door aanlegster voorge stelde, onderzoeksmaatregel;
Aangezien de tusschenkomende partij in geen geval zou kunnen worden beroofd van het voordeel der hypothecaire in schrijvingen haar door de zonen Xxxxxxx men toegestaan;
Dat, al waren de koopakten geveinsd, nog zouden zij van kracht blijven tegen over de tusschenkomende partij daar de vernietiging van geveinsde koopakten niet voor gevolg zouden kunnen hebben dat de hypotheek aan den geldschieter van goede trouw voor den eigenaar in xxxxxx xxxx xxxxx, ook vernietigd worde;
(Hof van Cassatie 16 Mei 1890. P. 1890,
I, 120);
Aangezien nochtans de tusschenkomen de partij ontvankelijk en gegrond is haren eisch daar aanlegster in hare aanvraag
heeft kunnen vergissen nopens hare rech ten, dat zij zoo handelende, geene schade moet vergoeden om enkel hare eigen be langen te verdedigen.
Om deze redenen:
De Rechtbank alle verdere of tegen strijdige besluiten verwerpende;
Xxxxxxx, Mr van Xxxxx... in zijn advies; Verleent akte aan aanlegster dat zij tegenover ieder der gedaagden het geding
schat op meer dan 200.000 fr.; Verklaart dat de Bank van het Arron
dissement Antwerpen tusschenkomende partij is in het geding hangende voor de 4de Kamer onder nr 42499;
Rechtdoende op de hoofdvraag en de vraag der tusschenkomende partij;
Verklaart dat de vraag van aanlegster ongegrond is, wijst de tusschenkomende partij van haren tegeneisch af, veroor deelt aanlegster tot de kosten;
Verklaart het tegenwoordig vonnis uit voerbaar spijts alle verhaal en zonder borg behalve voor de kosten.
BURGERLIJKE RECHTBANK DENDERMONDÉ
Zetelende in handelszaken
4 JUNI 1932
Voorzitter: X. X. Xxx Xxxxxxxxxxxx Rechters: M. Van Winekel en X. Xxxxxxx Pl.: Mr Xx Xxxxx en Xx Xxxx
AANVARING. — BESTATIGING. — ONONT VANKELIJKHEID DER VRAAG TOT SCHA DEVERGOEDING NA ZEKER TIJDVERLOOP.
Bij aanvaring moet aanlegger de noodige besta- tigingsmaatregelen uitlokken.
Protest aanteekenen en eenzijdige schadeopname volstaan niet als bewijs.
Omtrent twee jaar na het ongeval kan een des kundig onderzoek of een getuigenverhoor niet meey met zekerheid de omstandigheden van het voorval bepalen.
Xxxxx Xxxxxx t/\N . V. Sambre et Meuse
Overwegende dat de eisch strekt tot herstel der schade veroorzaakt door de aanvaring op 22 Oogst 1930 van het scheepje « Christiaen », eigendom van aanlegger, door de lichter « Nicole » aan verweerster toebehoorende;
Overwegende dat Xxxxxx, en de verant woordelijkheid van de « Nicole » en de be weerde schade moet bewijzen;
Overwegende dat zulkdanig, volledig en afdoende bewijs enkel door een deskundig onderzoek op tegenspraak kan geleverd worden; dat aanlegger slechts op 28 April 1932 ’t zij omtrent 2 jaar na het ongeval, yerweerster heeft gedaagd; dat hij zich ondertusschen heeft vergenoegd: 1) met een protest betreffende de beweerde ver antwoordelijkheid aan verweerster te doen beteekenen op 26 Oogst 1930; 2) met op 29 December 1930 den staat van het schip- je « Christiaen » eenzijdig te laten onder zoeken door den Heer Xx Xxxx, zonder verder meer;
Overwegende dat de verloopene langen tijd sedert de aanvaring, heden een nuttig en beslissend deskundig onderzoek en een afdoend getuigenverhoor van aard om met zekerheid de omstandigheden van het voorval te bepalen onmogelijk heeft ge maakt dat aanlegger het uitlokken der noodige bestatigings maatregelen ten zij nen risico heeft verzuimd.
Om deze redenen:
De Rechtbank, zetelende in handelsza ken, alle verdere en tegenstrijdige besluit- selen verwerpende, zegt dat er geen grond is voor het toelaten van het aangeboden bewijs door getuigen, verwerpt den eisch als ongegrond, verwijst aanlegger tot de kosten in hun geheel begroot op de som van fr. 121,35.
BERICHT
De Tafel op den eersten jaarpgang
Binnen enkele dagen zal aan al onze abonnés de tafel op den eersten jaargang van ons blad worden toegezonden.
Deze zal niet gedrukt worden op hetzelfde for maat als het blad, zoodat niemand hoeft te wachten om den eersten jaargang te laten binden. De tafel is opgemaakt geworden volgens een gansch nieuwe methode die aan ieder zal toelaten een fichenstel van al de uitgegeven rechtspraak
aan te leggen.
Meer daarover in ons volgend nummer.
35 36
Verslag der Kamercommissie betreffende
De Vervlaamsching van het Gerecht
rechtscolleges aan eene gezonde, rechtvaardige regeling onderwerpe.
E r werden U, zooals Gij weet, desaangaande, bepaalde voorstellen gedaan, in 1928, door de Heeren Xxx Xxxxxxx en consoorten, in M aart 1930, namens de Regeering, door den toenmaligen Mi nister van Justitie, Heer X. X. Xxxxxx en, eene maand later, door de Heeren Romsée en consoor
lijke kantons van dit arrondissem ent zijn uitslui tend uit Vlaamsche gemeenten samengesteld en het achtste, n.l. het kanton Tienen, met eene be volking van 45.026 inwoners, bestaat uit 19 Vlaamsche gemeenten en de 3 kleine Waalsche gemeenten waarvan hierboven sprake.
Het rechterlijk arrondissement Brussel (1 mil- lioen 219.853 inwoners) bestaat uit 121 gemeen
1° WETSONTWERP
op het gebruik der talen in burgerlijke zaken en handelszaken in de provinciën West-Vlaanderen, Xxxx-Xxxxxxxxxx, Xxxx werpen en Limburg, alsook in de arron dissementen Brussel en Leuven
2° WETSONTWERP
op het gebruik der talen vóór het Hof van Verbreking
3° WETSVOORSTEL
betreffende het gebruik der Vlaamsche taal in burgerlijke zaken en in handelszaken
4° WETSVOORSTEL
betreffende het gebruik der Nederland- sche taal in gereehtszaken
VERSLAG
namens de Commissie (1) uitgebracht door den Heer MARCK
Mevrouw, Xxxxx Xxxxxx,
De bij Koninklijk besluit van 16 September 1908 samengeordende wetten van 3 Mei 1889,
4 September 1891 en 22 Februari 1908 regelen
— echter op zeer onvoldoende wijze en dan nog m aar slechts voor het Vlaamsch gedeelte van het land — het gebruik der talen in strafzaken.
Op 2 October 1918, verscheen te Le Havre, een besluit-wet op het gebruik der talen in de m ilitaire strafrechtspleging; het is nog steeds van kracht.
Een Koninklijk besluit van 4 October 1925,
gewijzigd op 14 Januari en 4 Juni 1928, regelt het gebruik der talen in strafzaken voor de kan tons Eupen, Malmedy en St-Vith.
Ziedaar, meenen wij, heel het stel der wetten en besluiten op het gebruik der talen in s tra f
zaken.
Â
Geen enkel wettelijke beschikking regelt het gebruik der talen in burgerlijke zaken en in koophandelszaken. De wet van 26 December 1926 voorziet weliswaar het gebruik eener bepaalde landstaal voor het stellen van de akten der rechts pleging, de vonnissen en de akten van_ ten uit voerlegging van die vonnissen, doch zij is slechts eene tijdelijke « huishuurwet » welke, feitelijk, niet meer van toepassing is.
Aldus: vóór de vredegerechten, de scheidsrech
terlijke instellingen met publiek karakter, (zoo- als de scheidsraden voor arbeidsongevallen) de w erkrechtersraden, de burgerlijke kam ers der rechtbanken van 1" aanleg, de koophandelsrecht- banken, de werkrechtersraden van beroep, de burgerlijke kam ers der Hoven van beroep, mo gen, in alle zaken, de partijen, de getuigen, de deskundigen, de deurwaarders, de pleitbezorgers, de advocaten, het openbaar m inisterie, de rech ters, de landstaal gebruiken, welke zij verkie zen; — in andere woorden, vóór al die rechtscol leges, heerscht de volledigste vrijheid van taa l gebruik. ***
Wij zullen verder de bestaande wettelijke taal- regeling in strafzaken bespreken.
Thans wenschen wij, zoo objectief mogelijk, met U te onderzoeken hoe er, vóór de burgerlijke rechtscolleges en des rechtscolleges van koophan del —, zoowel die van 1" aanleg als die van be roep, — van die taalvrijheid wordt gebruik ge maakt.
U it de inlichtingen welke ons werden verschaft, blijkt dat, in het W aalsch gedeelte van het land, vóór al die rechtscolleges steeds en uitsluitelijk van de Fransche taal wordt gebruik gem aakt voor al de akten der rechtspleging, de pleidooien, de adviezen van ’t openbaar ministerie, de xxxx xxxxxx en arresten en de akten van ten uitvoer legging daarvan.
E r werd ons, eveneens, bewezen d at men, vóór die rechtscolleges niet klaar komt m et in ’t Ne- derlandsch gestelde akten der rechtspleging noch met Nederlandsche pleidooien, zelfs dan niet, wanneer een Franschonkundige Vlaming in de zaak is betrokken. E r bestaan, trouwens, be ruchte rechterlijke beslissingen in dien zin.
De m agistraten en griffiers die wenschen be noemd te worden in het Waalsch gedeelte van het land, moeten de Nederlandsche taal niet ken nen. Inderdaad geen enkel wet legt hun de ken nis dezer taal op. Zij kennen haar dan ook, meest allen, niet. Voegen wij hier, echter, onmiddellijk aan toe dat, bij het Hof van beroep te Luik, enkele Limburgsche raadsheeren en leden van ’t parket-generaal de Nederlandsche taal werkelijk machtig zijn.
Onder de advocaten, pleitbezorgers en deur waarders in het Waalsch gedeelte van het land gevestigd, zijn er weinig of geen die het Neder- landsch kennen.
Beschouwen wij nu, even objectief als wij het deden voor het Waalsch gedeelte van het land, de wijze waarop er van de taalvrijheid wordt gebruik gem aakt vóór de burgerlijke rechtscolle ges en rechtscolleges van koophandel in het Vlaamsch gedeelte van het land.
Onophoudelijk wordt er nog gedagvaard, vóór die rechtscolleges, in de Fransche taal, zelfs wanneer alles toelaat te onderstellen dat de ge dagvaarde die taal niet kent. Dit wil, voorzeker, niet zeggen dat al de dagvaardingen in ’t Fransch worden gesteld, m aar stellig is het dat er meestal in ’t Fransch wordt gedagvaard vóór de burger lijke rechtbank en de koophandelsrechtbank en
(1) De Commissie bestond uit de heeren Meys- mans, voorzitter, Xxxxxxxx, Carton de W iart, Xxxxx, Xxxxxxxx, Xx Xxxxxxxx, Xxxxxx, Xxxxx, Xxxxxx, Xxxxxxx, Xxxxxx, Xxx xxx Xxxxx ( J .), Xxxxxxxxxx ( J .), Xxx Xxxxxxx.
ook, doch in mindere mate, vóór de vredege rechten.
Vóór de burgerlijke rechtbank en de koophan delsrechtbank, wordt nog, in ’t algemeen, gebruik gem aakt van de Fransche taal voor heel de rechtspleging en de vonnissen. Vóór de vredege rechten, is de toestand, voor de Nederlandsche taal, veel gunstiger.
De behandeling der burgerlijke zaken en han delszaken geschiedt, vóór het Hof van beroep van Gent, nog meestal in de Fransche taal.
E r mag, ons dunkens, ook wel worden gewe zen op het feit dat, zoowel bij voormeld Hof als bij de rechtbanken van eersten aanleg der Vlaamsche arrondissementen de Nederlandsche taal heel dikwijls volledig genegeerd wordt bij plechtige zittingen en andere belangrijke bijeen komsten. Vermelden wij ook het verzet dat, in een paar rechtscolleges, opging vanwege den ze telenden voorzitter, tegen het gebruik der Neder - landsche taal voor de pleidooien.
W at gezegde te Brussel gevestigde rechtscol
leges betreft, méér dan w aar ook in de Vlaam sche provinciën en arrondissementen, is er het gebruik der Fransche taal de algemeene regel, bij het stellen der akten van de rechtspleging, der vonnissen, kortom, altijd en in alles.
Bij ’t Hof van beroep, is de toestand niet an ders. Hier werd echter, onlangs, een einde ge steld, door de vorming van burgerlijke kamers samengesteld uit m agistraten die de Nederland sche taal m achtig zijn, aan de werkelijke ver plichting, in ’t Fransch te pleiten en zich slechts aan te bieden m et een bundel waarvan al de in ’t Nederlandsch gestelde stukken voorafgaande lijk in ’t Fransch waren vertaald.
Wij meenen ons niet te bedriegen, wanneer wij zeggen dat, tot nog toe, vóór het Hof van Ver breking, alle zaken, op enkele na, in ’t Fransch werden behandeld.
H et is een onbetw istbaar feit dat, volstrekt niet alle m agistraten welke hun ambt uitoefenen in het Vlaamsch gedeelte van het land, eene grondige kennis der Nederlandsche taal bezit ten. Wij komen verder hier op terug.
In de verschillende Vlaamsche arrondissemen ten zijn-, er advocaten die niet in sta a t zijn be hoorlijk in ’t Nederlandsch te pleiten en onder diegenen welke de beide landstalen m achtig zijn, blijft een overgroot getal, ’t zij stelselm atig, ’t zij uit gewoonte, voor de pleidooien gebruik maken van de Fransche taal. Te Brussel, is heel het leven der balie door en door verfranscht.
A
Wij zullen niet ontkennen d at onze wetten op ’t gebruik der talen in strafzaken enkele dege lijke beschikkingen bevatten. Doch, anderzijds, kan niet ontkend worden d at zij zich kenmerken door ernstige leemten en andere gebreken.
Zooals wij hooger zegden, regelen zij hoege naamd niet het gebruik der talen vóór de s tra f gerechten welke hun zetel hebben in Wallonië. Die regeling is daar nochtans ook noodig, ver mits er betichten of beschuldigden moeten ver- sehijnen die, al wonen zij in d at gewest, de
Fransche taal niet of weinig kennen.
Die wetten laten toe dat, vóór een strafgerecht van ’t Vlaamsche land, zelfs wanneer de betichte of beschuldigde geen woord Fransch verstaat, de deskundige zijn verslag — dat m eestal van over wegend belang is — in de Fransche taal stelt. Zij dulden ook dat, op enkel verzoek van den betichte, w aar nochtans heel de rechtspleging in ’t Nederlandsch geschiedt en de betichte slechts die taal verstaat, de verdediger, vóór een Vlaamsch strafgerecht, in de Fransche taal pleite. Zij verplichten de franschonkundige burgerlij ke partij, voor dat zelfde gerecht, in ’t Fransch hare eischen te stellen en te verdedigen, indien het den betichte behaagt, al kent hij ’t Neder landsch en gesehiedde heel het vooronderzoek in die taal, de Fransche rechtspleging te vragen,
al ware het ter zitting.
Merken wij ook nog op, dat er m agistraten gevonden worden in ’t Vlaamsche land, die, w aar lijk, de noodige kennis der Nederlandsche taal niet bezitten om in bepaalde strafzaken te zete len. Voorzeker, al wie wordt benoemd to t eenig rechterlijk ambt in de Vlaamsche provinciën of in de arrondissementen Leuven en Brussel moet, ingevolge de wet op de toekenning der acade mische graden, het bewijs hebben geleverd dat hij strafzaken in de Nederlandsche taal kan be handelen. Doch, in de meeste gevallen wordt als voldoende bewijs aangenomen het afleggen van het zoogezegd « Vlaamsch examen » waarvan, ten slotte, heel de stof bestaat in de Vlaamsche terminologie van het strafrecht.
*♦*
Dat het Waalsch gedeelte van het land zich tevreden verklaart over het taalregiem dat in zijne rechtscolleges heerscht zal, voorzeker, nie mand verwonderen. H et kan, immers, op dat ge bied, niets beter wenschen, w ant zooals wij hoo ger zegden, wordt het uitsluitelijk in zijn eigen taal berechtigd. E r valt, nochtans, aan te m er ken dat die gunstige toestand niet berust op eene wet, zoodat er, daarom trent, betwistingen kun nen ontstaan. En wijzen wij dan ook nog op het bestaan, in Wallonië, van Vlaamsche gemeen schappen die, w at betreft het gebruik der talen in rechtszaken, sommige eischen stellen.
Doch, in het Vlaamsch gedeelte van het land, wordt door het volk luid en bitter geklaagd over de wijze waarop, vóór de er gevestigde rechts colleges — de burgerlijk rechtscolleges en de rechtscolleges van koophandel vooral — met de vrijheid van het taalgebruik wordt omgespron gen. Geen enkel rechtgeaard mensch kan de ge grondheid dier klachten betwisten. Immers, in de hooger door ons beschreven toestanden — welke wij m et een groot aantal ons voorgelegde feiten zouden kunnen toelichten — ligt er voor het Vlaamsche volk een grove rechtsmiskenning, eene onduldbare vernedering, een ernstig gevaar van verkeerde berechtiging, eene berooving van den zedelijken invloed en van de cultureele vor ming welke het gerecht en de balie aan het volk kan en moet bezorgen.
&
’t Is dus dringend noodig dat de wetgever het gebruik der talen in alle rechtszaken en vóór alle
ten.
Welk van die voorstellen behelst de geschikt ste oplossing?
Xxx Xxxxxxxxx onderzocht ze alle, m et de meeste nauwkeurigheid, zij vond in alle, bene vens onaaneemlijke bepalingen, gepaste be schikkingen m aar moest, ten slotte, tot het besluit komen d at geen enkel voorstel geheel het gesteld probleem omvat noch zou kunnen gewijzigd wor den, derwijze dat de meerderheid van hare leden er zich zou kunnen bij aansluiten.
Zij heeft dan ook gemeend haar verslaggever te moeten gelasten met het voorbereiden van een nieuwen tekst, w aarin werd rekening gehouden met de voorgebrachte opmerkingen en wenschen en die zij, na een grondig onderzoek, de eer heeft thans aan xxx xxxxxxxxxxx te onderwerpen.
Â
Uwe Commissie stelt U voor het gebruik der talen in rechtszaken te regelen, niet enkel voor het Vlaamsch gedeelte van het land — zooals voormelde voorstellen het doen — m aar voor heel het land.
Voorzeker — en wij zegden het reeds — klaagt het W aalsch gedeelte van het land niet over het taalregiem dat in zijne rechtscolleges heerscht en bestaat er, naar onze meening, geen reden om aan dat regiem veel te veranderen. Doch, vermits de gelegenheid daartoe is gekomen, schijnt het ons raadzaam eene wettelijke rege ling te schuiven in de plaats van een feitelijken toestand, opdàt, in de toekomst, alle gecshillen daarom trent worden vermeden.
Xxx Xxxxxxxxx stelt U ook voor het gebruik der talen te regelen, niet enkel in burgerlijke zaken en in koophandelszaken — zooals de twee eerstvermelde voorstellen het doen — m aar ook in strafzaken. W aarom? Ten eerste, omdat de bestaande wet op het gebruik der talen in s tra f zaken enkel en alleen toepasselijk is op het Vlaamsch gedeelte van het land en er dus eene volledige herziening van die wet noodig wordt gemaakt, door het feit dat het Waalsch gedeelte van het land ook eene wettelijke regeling van het gebruik der talen in strafzaken moet beko men. Ten tweede, omdat zooals wij het reeds deden uitschijnen, gezegde wet ernstige leemten en andere gebreken vertoont.
In het door uwe Commissie voorgelegd voor stel, worden het Waalsch gedeelte van het land en het Vlaamsch gedeelte op denzelfden voet ge plaatst. Zoo willen het immers de rechtvaardig heid en de inwendige vrede. Daarbij, hier zoowel als daar, staan wij voor een ééntalig gewest.
Wie zich daarvan wil overtuigen, werpe een oogslag op de hiernavolgende gegevens welke wij hebben bijeengebracht met het oog op het officieel « statistisch jaarboek 1931-1932 ».
De provincie Antwerpen (1.187.630 inwoners) bestaat uit 151 gemeenten; deze worden alle als Vlaamsche gemeenten aangegeven. Aldus, zijn er de 3 rechterlijke arrondissem enten (A ntw er pen, Mechelen, Turnhout) en de 23 rechterlijke kantons uitsluitelijk uit Vlaamsche gemeenten samengesteld.
De provincie Oost-Vlaandeern (1.153.866 inwo ners) bestaat uit 297 gemeenten. H iervan zijn er slechts drie met Waalsche meerderheid welke samen eene bevolking hebben van rond de 3.000 inwoners en zijn gelegen in het rechterlijk a r rondissement Oudenaarde dat 113 gemeenten telt en eene bevolking heeft van 237.861 inwoners. De rechterlijke arrondissementen Gent (509.038 inwoners) en Dendermonde (406.967 inwoners) zijn uitsluitend uit Vlaamsche gemeenten samen gesteld (sam en 184). Van de 34 rechterlijke kan tons dezer provincie, zijn er 33 uitsluitend uit Vlaamsche gemeenten samengesteld en één en kel, Ronse, uit drie Vlaamsche en de drie W aal sche gemeenten w aarvan hierboven sprake. De bevolking van het kanton Ronse is echter, in meerderheid, Vlaamsch.
De provincie W est-Vlaanderen( 897.051 inwo ners) bestaat uit 253 gemeenten. H iervan zijn slechts 7 grensgemeenten met W aalsche m eer derheid. Daaronder is slechts eene belangrijke gemeente, namelijk Moeskroen. De rechterlijke arrondissem enten Brugge (332.426 inwoners) en Veurne (85.313 inwoners) zijn uitsluitend uit Vlaamsche gemeenten samengesteld (samen 138). In het arrondissem ent K ortrijk (347.843 inwo ners) zijn er op de 67 gemeenten 63 Vlaamsche); in het arrondissem ent leper (131.469 inwoners) zijn er op de 48 gemeenten 45 Vlaamsche.
Van de 31 rechterlijke kantons dezer provin cie, zijn er slechts 3 niet uitsluitend uit Vlaam sche gemeenten samengesteld, namelijk Moes kroen, Meesen en Wervik.
H et kanton Moeskroen is, in meerderheid, W aalsch; in het kanton Meesen zijn er 2 W aal sche gemeenten op 7; in het kanton Wervick is er eene Waalsche gemeente op 7 en die gemeente telt zoowat 1.000 inwoners, w aar het kanton een bevolking heeft van 25.074 inwoners.
De provincie Limburg (374.332 inwoners) be s taat uit 206 gemeenten. D aarvan zijn er slechts zeven grensgemeenten die in meerderheid W aalsch zijn; de totale bevolking dezer gemeen ten bedraagt hoogstens 7.000 inwoners.
Het rechterlijk arrondissem ent Hasselt (183.849 inwoners) telt uitsluitend Vlaamsche gemeenten ten getale van 77.
Het rechterlijk arrondissem ent Tongeren (190 duizend 483 inwoners) bestaat uit 129 gemeenten waaronder de 7 met W aalsche meerderheid w aar van hierboven sprake.
Van de 7 rechterlijke kantons dezer provincie, zijn er slechts 2 niet uitsluitend uit yiaam sche gemeenten samengesteld n.l. het kanton Zichen- Zussen-Bolder (toch in meerderheid Vlaamsch) en het kanton Tongeren m et 24 Vlaamsche ge meenten en een Vlaamsche bevolking van zoowat
26.000 inwoners en 2 Waalsche grensgemeenten met eene totale bevolking van hoogstens 700 in woners.
Provincie Brabant. — Het rechterlijk arron dissement Leuven (293.745 inwoners) te lt 119 gemeenten. Hiervan zijn er slechts 3 (m et eene totale bevolking van om trent 4.000 inwoners) die in meerderheid W aalsch zijn. Zeven rechter
ten. Minstens 113 daarvan zijn Vlaamsche ge meenten en hebben ecne totale bevolking van rond de 700.000 inwoners. De andere gemeenten zijn o.a. Brussel, Elsene, Sint-Gillis, Sint-Joost- ten-Noode, Schaarbeek met rond de 500.000 in woners waaronder heel wat Vlaamschsprekenden. Zeven rechterlijke kantons van dit rechterlijk arrondissem ent zijn uitsluitend uit Vlaamsche gemeenten samengesteld. H et kanton Halle (55.460 inwoners) bestaat uit 16 gemeenten w aarvan 13 Vlaamsche en 3 die men als Waalsch aanziet doch slechts eene totale bevolking hebben van rond de 8.000 inwoners. H et kanton Sint- Joost-ten-Noode ,117.390 inwoners) bestaat uit 8 gemeenten waarvan 7 Vlaamsche en Sint-Joost- ten-Noode. Het kanton Schaarbeek (146.337 in woners) bestaat uit 6 Vlaamsche gemeenten en Schaarbeek).
Het rechterlijk arrondissem ent Xxxxxx is Waalsch.
Ziedaar dus wat het Vlaamsch gedeelte van het land betreft.
De provincie Henegouwen (1.274.082 inwoners) bestaat uit 444 gemeenten; 4 daarvan zijn in meerderheid Vlaamsch en hebben eene totale bevolking van rond de 13.000 inwoners.
Het rechterlijk arrondissement Charleroi (592 duizend 84 inwoners) is uitsluitend uit Waalsche gemeenten samengesteld.
In het rechterlijk arrondissement Doornik (247 duizend 487 inwoners), zijn er op de 142 gemeen ten, twee met Vlaamsche meerderheid en eene to tale bevolking van rond de 6.000 inwoners.
In het rechterlijk arrondissem ent Bergen (434.511 inwoners), zijn er op de 145 gemeen ten 2 met Vlaamsche meerderheid en eene totale bevolking van rond 6.000 inwoners. Die twee ge meenten maken deel uit van het rechterlijk kan ton Edingen dat 16.163 inwoners te lt en uit 11 gemeenten bestaat. De negen andere rechterlijke kantons zijn uitsluitend uit Waalsche gemeenten samengesteld.
De provincie Luik bestaat uit 373 gemeenten met een bevolking van 971.878 inwoners. Onder die gemeenten zijn er 23 met Vlaamsche m eer derheid; zij hebben een totale bevolking van rond de 22.000 inwoners.
H et rechterlijk arrondissem ent Hoei (148.478 inwoners) bestaat uit 7 rechterlijke kantons ge vormd uit 134 gemeenten. Zes van die zeven rech terlijke kantons zijn uitsluitend uit Waalsche ge meenten samengesteld.
H et zevende, n.l. het kanton Landen (19.660 inwoners), bestaat uit 25 gemeenten; 15 daarvan me teen totale bevolking van rond de 14.000
. inwoners zijn in meerderheid Vlaamsch.
H et rechterlijk arrondissem ent Luik (583.764 inwoners) bestaat uit 12 rechterlijke kantons en
150 gemeenten. Slechts twee van die kantons bestaan niet uitsluitend uit gemeenten m et W aal sche meerderheid n.l. het kanton Dalhem (20.359 inwoners), waar er op de 18 gemeenten twee in meerderheid Vlaamsch zijn en te zamen rond de
2.000 inwoners tellen en het kanton Borgworm (20.355 inwoners) w aar er op de 27 gemeenten een enkel in meerderheid Vlaamsch is en rond de 900 inwoners telt.
H et rechterlijk arrondissem ent Verviers (239 duizend 636 inwoners) bestaat uit 10 rechterlijke kantons en 89 gemeenten. Van deze zijn er 5 met Vlaamsche meerderheid en eene totale be volking van rond de 6.000 inwoners; zij zijn alle gelegen in het kanton Aubel, dat uit 14 gemeen ten bestaat en eene bevolking heeft van 20.993 inwoners.
E r zijn dan ook nog in dit arrondissem ent twee kantons uitsluitend uit gemeenten met Duitsche meerderheid, nl.I Eupen (9 gemeenten; bevol king 24.463) en St-Vith (11 gemeenten; bevol king 17.213). In het rechterlijk kanton Malmedy (10 gemeenten; bevolking 19.976) zijn nog vier gemeenten met Duitsche meerderheid.
De provincie Namen (354.079 inwoners) met twee rechterlijke arrondissementen en 15 rech terlijke kantons is uit 366 gemeenten — alle W aalsche — samengesteld.
De provincie Luxemburg (222.007 inwoners) telt drie rechterlijke arrondissementen en 20 rechterlijke kantons; zij bestaan uit 233 gemeen ten alle in meerderheid Waalsch.
H et Vlaamsch gedeelte van het land en het W aalsch gedeelte zijn dus op zeer weinig na, in dezelfde m aat, ééntalig.
**
Het voorstel uwer Commissie huldigt het be ginsel : « Gewesttaal, voertaal ». Door gewesttaal w ordt hier bedoeld de taal welke gewoonlijk wordt gesproken door de meerderheid der inwo ners van het rechterlijk arrondissement.
E r valt aan te merken, dat hetzelfde beginsel de grondslag is: 1” van het ontwerp der Regee ring en van de twee andere voorstellen; 2“ van de pas gestemde wetten op ’t gebruik der talen in ’t bestuur en in ’t onderwijs.
Wij meenen dan ook dat, waar het over die zaken gaat, alles wat vóór en tegen dat gezegd beginsel kan aangevoerd worden U meer dan bekend is, en dringen er daarom niet meer op aan. In uwe Commissie is er, trouwens, slechts verzet geweest tegen eene integrale toepassing. Zoo werd er dan ook voorgestaan dat de eenpa rige wil der partijen zou moeten geëerbiedigd worden wanneer deze, voor de rechtspleging, niet de gew esttaal m aar de andere willen zien gebrui ken. De meerderheid der Commissie kon zich bij die uitzondering niet neerleggen, o.a. om de vol gende redenen.
Het is een feit dat de eenparige wil der par tijen niet zal geëerbiedigd worden wanneer deze, vóór een Waalsch rechtcollege, voor de rechts pleging, het gebruik der Nederlandsche taal zal voorzien, en aldus blijft de ongelijke behandeling bestaan, waarover thans wordt geklaagd.
W eliswaar kan men wettélijke m aatregelen nemen, welke zullen toelaten den eenparigen wil der Nederlandschsprekende partijen, vóór alle W aalsche rechtscolleges te doen eerbiedigen, m aar dat gaat niet zonder deze laatste te onder werpen aan het regime der tweetaligheid en gij weet dat er nu minder dan ooit daarvan sprake kan zijn.
Daarbij zal de voorgestelde uitzondering prac- tisch neêrkomen op de toelating voor de advoca ten om, onder elkaar, de. taal der rechtspleging aan te duiden. Immers, in de meeste burgerlijke zaken en koophandelszaken, verschijnen de par-
37
xxxxx niet in persoon, m xxx zijn vertegenwoor digd door den pleitbezorger of door den advocaat drager hunner stukken. Weliswaar zou er kun nen worden bepaald dat het bewijs van den een- parigen wil der partijen dient te worden voorge legd, m aar wie eenige ondervinding heeft van ge rechtszaken, zal moeten erkennen dat bij de keuze van de taal der rechtspleging, de partijen zich zullen gedragen naar de verlangens of directie ven van hunnen advocaat.
H et komt ook als onwaarschijnlijk — zooniet onmogelijk — voor, dat partijen zouden samen komen of onderhandelen om, met het oog op een nog in te leiden rechtsgeding, zich akkoord te stellen over de voor de rechtspleging te gebruiken taal. Ter zitting, ja, kunnen zij desaangaande afspreken, m aar — zooals wij hooger zegden — daar komen zij meestal niet en, komen zij toch, dan zou het iets buitengewoon zeldzaam zijn dat zij, die als tegenstrevers soms zeer scherp te genover elkander staan, op taalgebied, eene over eenkomst zouden sluiten.
In strafzaken werd, zooals wij hooger zegden, het gebruik der talen slechts voor het Vlaamsch gedeelte van het land geregeld. Die regeling be rust op het beginsel « gewesttaal-voertaal », ver mits zij voorziet dat de rechtspleging in ’t Ne- derlandsch zal geschieden — doch zij laat, m et een, den betichte toe de Fransche rechtspleging te vragen. De meerderheid uwer Commissie was van oordeel dat deze uitzondering aan den regel niet mag blijven bestaan om de volgende rede nen:
1“ W ordt aan een betichte, vóór een Vlaamsch rechtscollege, toegelaten de Fransche rechtsple ging te vragen, dan moet aan een betichte, vóór een W aalsch rechtscollege, toegelaten worden de Nederlandsche rechtspleging te vragen. Men zeg ge niet dat er geen Franschonkundige betichten vóór de Waalsche rechtscolleges verschijnen, want zulke bewering ware volkomen onjuist, en door m assa’s feiten te weerleggen;
2° Indien het recht van verdediging niet wordt gekrenkt dààr w aar een Franschonkundig be tichte vóór een Waalsch rechtscollege in ’t Fransch wordt gevonnist, kan er ook van kren king van het recht van verdediging geen spraak zijn dààr waar een Nederlandschonkundig be tichte vóór een Vlaamsch rechtscollege in ’t Ne- derlandsch wordt gevonnist.
3" Volstaat tusschenkomst van een vertaler, vóór een Waalsch rechtscollege, bij de behande ling der zaak van een Franschonkundig betichte, dan is zulks ook het geval voor een Vlaamsch- onkundig betichte vóór een Vlaamsch rechtscol lege.
4‘ Vóór de Vlaamsche rechtscolleges wordt meestal de Fransche rechtspleging gevraagd door betichten die zeer wel het Nederlandsch kennen, ja zelfs beter het Nederlandsch dan het Fransch. Zoo werden ons een aantal feiten aangegeven van betichten die, na het vooronderzoek dat gansch in ’t Nederlandsch geschiedde, ter zitting, de Fransche rechtspleging vroegen, alleenlijk om te voldoen aan het verlangen van hunnen advo caat die nochtans de Nederlandsche taal mach tig was.
5 ' In de Vlaamsche rechtscolleges zal de franschsprekende betichte altijd m agistraten en advocaten vinden die het Fransch grondig ken nen, zoodat hij, buiten de tusschenkomst van een vertaler, efl die voorzien is in het voorstel der Commissie, reeds mag verzekerd zijn dat al zijne verklaringen en uitleggingen zullen begrepen worden.
6° De betichte mag, volgens het voorstel der Commissie, de vertaling vragen van de belang rijkste stukken van het bundel, welke gesteld zijn in die der landstalen welke hij niet begrijpt.
7° De toepassing in strafzaken van het begin sel « Gewesttaal-Voertaal » is het redelijk en rechtvaardig gevolg van de eentaligheid van ’t rechtsgebied waarin die zaken worden behandeld.
Nog een andere uitzondering aan den regel
« Gewesttaal-Voertaal »wordt gevraagd, namelijk de vrijheid voor den advocaat om, voor zijn plei dooien, vrijelijk de taal zijner keuze te bezigen. Opvallend is het dat de voorstanders van die vrijheid deze niet eischen, ja zelfs miskennen, w aar het den Vlaamschen advocaat betreft die, in zijne taal, vóór een W aalsch rechtscollege wil
pleiten voor Franschonkundige partijen.
Ten slotte, gaat het dus slechts om de vrijheid voor den advocaat om in ’t Fransch te pleiten vóór de rechtscolleges van het Vlaamsche land. De meerderheid uwer Commissie heeft ge meend die uitzondering niet te mogen aanvaar den, omdat deze door geen enkel gegronde reden
wordt verrechtvaardigd.
Het aangevoerd grondwettelijk argum ent houdt geen steek. Immers, de Orde der advocaten be hoort tot de rechterlijke organisatie en kan dien volgens, zoowel als haar andere bestanddeelen, op gebied van talengebruik bij de behandeling van rechtsgedingen vóór de rechtscolleges, aan wettelijke voorschriften worden onderworpen. Trouwens, de bestaande wetten op het gebruik der talen in strafzaken houden beschikkingen in over het gebruik der talen voor de pleidooien, en nooit werd daartegen verzet aangeteekend, al is er daartusschen eene welke den advocaat ver biedt, als woordvoerder der burgerlijke partij, eene ondere taal te bezigen dan der openbare partij.
Andere beroepen zich op het belang der par tijen. Men vraagt zich vruchteloos of hoe, in ’t algemeen, het belang der partijen minder zal gediend zijn door een Nederlandsch pleidooi dan door een Fransch. Het is toch mogelijk even goed in ’t Nederlandsch te pleiten als in 't Fransch, en ernstige argum enten verliezen'hun ne waarde niet doordat zij in ’t Nederlandsch in plaats van in ’t Fransch worden voorgedragen.
De meerderheid Xxxx Commissie neemt echter aan dat, in uitzonderlijke omstandigheden, door eene met redenen omkleede beslissing en op ver zoek der partijen, de Rechter, voor de pleidooien, een andere landstaal late bezigen dan die der rechtspleging.
38
der rechtspleging niet kent, m aar om zijne bui tengewone begaafdheid of bevoegdheid werd aan gesteld in een zwaarwichtig geding, waarin het gaat over het bezit of de eer van een der par tijen.
De meerderheid uwer Commissie houdt vast aan den regel : « het pleidooi in de taal der rechts pleging»: 1° omdat zij van gevoelen is dat hij die bij onze rechterlijke instellingen als helper of medewerker van den Rechter optreedt, reeds in geweten verplicht is de taal van het volk dat aan die instellingen is onderworpen, grondig te kennen en, bij de uitoefening van zijn beroep, zoowel als Rechter, te bezigen; 2° omdat de ad vocaat een maatschappelijken rol te vervullen heeft, welke bestaat in het meedeelen aan het volk, te midden van hetwelk hij leeft en zijn be staan vindt, van de wetenschap welke het hem gegeven werd te verwerven en dat hij zulks slechts kan in de taal van het volk; 3° omdat de rol der advocaten in het rechterlijk leven en hunne invloed hierop zoo belangrijk zijn, dat de toestanden waarover door de Vlamingen, op rech terlijk gebied, wordt geklaagd, nooit zullen ver dwijnen en dat, in Wallonië, de taalconflicten vóór de rechtscolleges met den dag zullen aan groeien, indien de vrijheid van taalgebruik voor de pleidooien blijft voortbestaan.
Uwe Commissie werd verzocht rekening te
houden met het feit dat er, in het Vlaamsch ge deelte van het land, thans advocaten zijn die geen voldoende kennis van het Nederlandsch bezitten om in die taal te kunnen pleiten. Zij heeft dat verzoek, na eene langdurige bespreking, xxxxx xxxxxxx door, in haar voorstel, een overgansbe- schikking op te nemen, waardoor de vrijheid van taalgebruik voor de pleidooien wordt gelaten aan de advocaten die, bij ’t in werking treden der wet, zullen voorkomen als « ingeschreven » op de « Lijst der Orde ». E r dient, nochtans, hier aan toegevoegd dat de meerderheid uwer Com missie fel geneigd was die overgangsbeschikking minder breed te maken, omdat het h aar voor kwam dat de advocaten, met hoogstens tien jaar practijk, alle gelegenheid hebben gehad het N e derlandsch grondig te leeren en hunne rechts studiën hebben gedaan of in de Balie zijn geko men wanneer alles er hen op wees, dat eene vol doende kennis van ’t Nederlandsch voortaan eene vereischte zou zijn voor de uitoefening van het beroep van advocaat bij rechtscolleges in een Vlaamsch arrondissement gevestigd. H eeft de meerderheid der Commissie niettem in besloten, U de hierboven beschreven overgansbeschikking voor te stellen, dan is het enkel en alleen omdat zij verwacht dat, met zoo te handelen, zij door heel het Parlem ent in hare andere voorstellen zal worden gevolgd.
Het voorstel uwer Commissie voorziet, voor het arrondissement Brussel, het tweetalig regime omdat het beantwoordt aan de aldaar bestaande gewone taaltoestanden; het houdt echter ook re kening met het bestaan, in dat arrondissement, van rechterlijke kantons die uitsluitend uit Vlaamsche gemeenten zijn gevormd.
Uwe Commissie heeft ook getracht voldoening te geven, wat het gebruik der talen in rechtsza ken betreft, aan de Waalsche grensgemeenten der Vlaamsche arrondissementen en aan de Vlaamsche grensgemeenten der Waalsche arron dissementen. De oplossing welke zij U hier Voor stelt is: de verplichte tweetaligheid vóór het vre degerecht en de politierechtbank en dè eenigs- zins facultatieve tweetaligheid vóór de rechtbank van eersten aanleg en de koophandelsrechtbank. Bij de bespreking van deze bijzondere kwes tie, werd er voorgesteld, de in het W aalsch ge deelte van het land bestaande Vlaamsche ge meenten te hechten aan het dichtst bijgelegen Vlaamsch rechterlijk arrondissement, en de in het Vlaamsch gedeelte van het land bestaande Waalsche gemeenten te hechten aan het dichtst bijgelegen Waalsch rechterlijk arrondissement.
Verscheidene leden zagen in die grenswijziging
van bepaalde provinciën of arrondissementen een middel om in de grensstreek de taalmoeilijkhe den bepaaldelijk te doen ophouden.
De Commissie besloot echten dit punt onverlet te laten, niet enkel omdat, volgens haar, voor de grensstreek, door haar eene voldoende rege ling werd gevonden, m aar ook omdat, w aar het over wijziging der grenzen van een provincie of van een arrondissement gaat, er geen verschil lende belangen op ’t voorplan komen, welke geen verband houden met de regeling van ’t taalge bruik in rechtszaken.
Het wetsvoorstel der heeren Romsée en con- soorten houdt o.m. eene beschikking in, waardoor wordt beoogd de provincie Limburg te onttrek ken aan het rechtsgebied van ’t Hof van Beroep van Luik om haar te plaatsen in het rechtsgebied van ’t Hof van Beroep van Brussel.
Uwe Commissie is van oordeel dat die diep gaande hervorming onzer rechterlijke organisatie buiten het kader valt van eene wet op het gebruik der talen in rechtszaken. Sommigen harer leden lieten zich nochtans sym pathiek uit over het voorstel, terw ijl anderen zich beriepen op het met redenen omkleed ongunstig advies van de hoogere rechterlijke overheid.
In het voorstel der Commissie, worden de be staande beschikkingen over het gebruik der talen in rechtszaken vóór de rechtscolleges van de rechterlijke kantons Eupen, St-Vith en Malmedy, na wijziging en vollediging, overgebracht. H et zelfde geldt voor de beschikkingen van het be- sluit-wet op het gebruik der talen in militaire strafzaken.
Het voorstel der Commissie w aarborgt nochtans aan de partijen en de betichten de volledigste vrijheid om, voor hun gezegdens en verklaringen de taal hunner keuze te bezigen. Aan de getuigen wordt, ten slotte, hetzelfde recht verzekerd. Zulks is echter niet het geval voor de deskun digen, omdat deze feitelijk in de meeste gedin gen de grondslagen aanbrengen van het te vellen vonnis en dus, zoowel als de Rechter, gehouden zijn de taal der rechtspleging te bezigen. Men
39
In crimineele zaken, wordt door het voorstel der Commissie aan den beschuldigde toegelaten zijne verwijzing te vragen vóór een Assisenhof waar de rechtspleging geschiedt in de door hem gesproken taal, zoodat er een einde wordt ge m aakt aan een regime dat toeliet een beschuldig de te laten veroordeelen door een jury welke hem niet eens kon verstaan.
Tot nu toe kan men beroepsrechter benoemd worden bij een Vlaamsch rechtscollege, mits te slagen in eene proef over de Vlaamsche term i nologie van het strafrecht. Daar ligt dan ook de oorzaak der aanwezigheid bij de rechtbanken van eerten aanleg der Vlaamsche arrondissemen ten, van m agistraten die geen voldoende kennis der Nederlandsche taal bezitten. Aan dien toe stand dient een einde te worden gem aakt door de verzwaring der eischen welke, wat de kennis der Nederlandsche taal betreft, door de wet op het toekennen van de academische graden worden gesteld. Hier voorziet de Commissie toch ook een overgangsperiode.
Die verzwaring is trouwens onvermijdelijk indien, vóór de Vlaamsche rechtscolleges, de rechtspleging in burgerlijke zaken in ’t N eder landsch moet geschieden.
Er kan geen spraak zijn een examen over de kennis der Nederlandsche taal op te leggen aan diegenen welke zich wenschen te laten verkiezen tot rechters bij de koophandelsrechtbanken of bij de werkrechtersraden van een Vlaamsch arron dissement. Doch er moet uitdrukkelijk worden bepaald dat hij die tot gezegde ambten wil ge roepen worden, de grondige kennis der Neder landsche taal moet bezitten en dus niet geldig kan zetelen indien hij deze taal niet kent.
Het voorstel uwer Commissie voorziet ook enkele m aatregelen welke toelaten de bepalingen der besproken wet stiptelijk te doen naleven door het Hof van Verbreking, de Hoven van Beroep en de andere rechtscolleges.
**
De wet op het gebruik der talen in rechtsza ken zou doode letter blijven indien zij geen ern stige sanctie voorzag. Xxx Xxxxxxxxx stelt U dan ook voor te beslissen d at alle akten welke gesteld worden in overtreding van de regels door de wet voorzien, nietig zullen zijn en dat de nie tigheid door den rechter, van ambtswege, zal moeten uitgesproken worden. Nochtans moet er voorkomen worden dat ernstige belangen bepaal delijk worden geschonden door eene bij enkele nalatigheid of bij kwaadwilligheid begane over treding der taalw et; daarom stelt de Commissie U voor te zeggen, dat de wegens overtreding der taalgebruikers nietig verklaarde akten, de ver jaring onderbreken.
*
Ziedaar, in breede trekken, w at xxx Xxxxxxx sie U voorstelt. De bespreking, te r vergadering van den tekst welken wij aan xxx xxxxxxxxxxx onderwerpen, zal gelegenheid verschaffen om, zoo het noodig mocht blijken, enkele artikelen verder te verduidelijken. Vermelden wij, ten slotte, dat de U voorgestelde tekst m et zijne in dit verslag voorkomende toelichting, in de Com missie werd goedgekeurd met algemeene stem men min twee welwillende onthoudingen.
De Verslaggever, De Voorzitter,
X. XXXXX. X. XXXXXXXX.
TEKST DOOR DE COMMISSIE AANGENOMEN
EERSTE HOOFDSTUK
Burgerlijke en handelsgerechten rechtdoende in eersten aanleg
Eerste artikel.
Vóór al de burgerlijke en handelsgerechten in eersten aanleg rechtdoende en w aarvan de zetel is gevestigd, in de provinciën Henegouwen, Luik, Luxemburg, Namen en in het arrondissem ent Nij vel, wordt geheel de rechtspleging in betwiste zaken, behoudens hetgeen hierna is voorbehou den, in de Fransche taal gevoerd.
A rt. 2.
Vóór al de burgerlijke en handelsgerechten in eersten aanleg rechtdoende en w aarvan de zetel is gevestigd in de provinciën Antwerpen, W est- Viaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en j n het arrondissem ent Leuven, wordt geheel de rechts pleging in betwiste zaken, behoudens hetgeen hierna is voorbehouden, in de Nederlandsche taal gevoerd.
Art. 3.
De regel bij vorig artikel vastgesteld geldt insgelijks voor de vredegerechten en werkrech tersraden van het arrondissem ent Brussel, wier rechtsgebied uitsluitend uit Vlaamsche gemeen ten bestaat.
A rt. 4.
Vóór al de burgerlijke en handelsgerechten in eersten aanleg rechtdoende en w aarvan de zetel is gevestigd in het arrondissem ent Brussel, uit gezonderd die welke bij het vorig artikel zijn vermeld, wordt het gebruik der talen voor gansch de rechtspleging in betwiste zaken, behoudens hetgeen hierna is voorbehouden, geregeld als volgt:
De akte tot inleiding van het geding wordt in de Fransche taal gesteld, zoo de verweerder woonachtig is in eene W aalsche gemeente; in de Nederlandsche taal, zoo de verweerder woonach tig is in eene Vlaamsche gemeente; in het Fransch of in het Nederlandsch, n aar keuze van den eischer, zoo de verweerder woonachtig is in eene gemeente van de Brusselsche agglom eratie
— en de rechtspleging wordt voortgezet in de taal gebezigd voor het opstellen van die akte,
40
De akte tot inleiding van het geding wordt in de Fransche of in de Nederlandsche taal gesteld, volgens dat de verweerder woonachtig is in eene Waalsche of in eene Vlaamsche gemeente, en de rechtspleging wordt voortgezet in de taal gebe zigd voor het opstellen van die akte, tenzij de verweerder, vóór alle verweer en alle exceptie zelfs van onbevoegdheid, vraag t dat de rechts pleging in de andere taal voortgezet worde.
W anneer de verweerder woonachtig is in eene Vlaamsche gemeente gelegen binnen het gebied van een burgerlijke rechtbank in eersten aanleg rechtdoende, van een rechtbank van koophandel of van een w erkrechtersraad, waar, krachtens het eerste artikel, de rechtspleging in het Fransch moet gevoerd worden of, wanneer hij in een Waalsche gemeente woonachtig is, gelegen bin nen het gebied van een burgerlijke rechtbank in eersten aanleg rechtdoende, van een rechtbank van koophandel of van een w erkrechtersraad w aar, krachtens artikel 2, de rechtsplegirig in het Nederlandsch moet gevoerd worden, kan dit rechtscollege, bijaldien de verweerder dit aan vraagt, vóór alle verweer en alle exceptie zelfs van onbevoegdheid, bevelen dat de rechtspleging in de andere taal voortgezet worde.
A rt. 6. .
Vóór de vredegerechten van Eupen en Sint- Vith, wordt de akte to t inleiding van het geding in de Duitsche taal gesteld en wordt de rechts pleging voortgezet in die taal, tenzij de verweer der, vóór alle verweer en alle exceptie zelfs van onbevoegdheid, v raagt dat zij in de Fransche taal worde voortgezet.
Vóór het vredegerecht van Malmedy, wordt de akte to t inleiding van het geding gesteld in het Fransch, en de rechtspleging wordt voortgezet in de taal gebezigd voor het opstellen van die akte, tenzij de verweerder, vóór alle verweer en alle exceptie zelfs van onbevoegdheid, vraagt dat de rechtspleging in het Duitsch worde voortge zet.
W anneer de verweerder woonachtig is in een Duitsche gemeente gelegen binnen het gebied van een burgerlijke rechtbank in eersten aanleg rechtdoende, van de rechtbank ivan koophandel of van den w erkrechtersraad van Verviers, kan dit rechtscollege, zoo de verweerder het aan vraagt vóór alle verweer en alle exceptie zelfs van onbevoegdheid, bevelen d at de rechtspleging in het Duitsch voortgezet worde.
A rt. 7.
W anneer in een zelfde zaak meerdere verweer ders zijn en dat, krachtens voorgaande artikelen, de akte to t inleiding van het geding in het Fransch of in het Nederlandsch moet gesteld worden, n aar gelang de verweerder woonachtig is in eene W aalsche of in eene Vlaamsche ge meente, wordt, voor het opstellen dier akte, van een of andere dezer talen gebruik gem aakt, vol gens dat de meerderheid van de verweerders in eene Waalsche gemeente of in eene Vlaamsche gemeente woonachtig zijn.
In geval van gelijkheid, wordt de akte to t in leiding van het geding gesteld in het Fransch of in het Nederlandsch, volgens de keuze van den eischer.
W anneer in een zelfde zaak meerdere verweer ders zijn en dat, krachtens voorgaande artikelen, de keus van de taal der rechtspleging aan den verweerder behoort, wordt de taal gebruikt, die door de meerderheid is gevraagd. In geval van gelijkheid, duidt dè rechter zelf de taa l aan, w aarin de rechtspleging moet voortgezet wor den, daarbij rekening houdende met de aangele genheden; zijne beslissing moet m et redenen om kleed zijn en zij is niet vatbaar voor beroep noch voor verzet.
A rt. 8
Op aanvraag van partijen of van een harer, kan de rechter in uitzonderlijke gevallen en bij m et redenen omkleede beslissing, de vertaling bevelen van een document gesteld in een andere taal dan die welke voor de rechtspleging is ge vorderd; de kos]ten van vertaling worden mede begroot.
A rt. 9
De akten van de willige rechtsm acht worden gesteld in de taal welke bij de voorgaande a r t i kelen voor de eigenlijke rechtsm acht is voorzien. De notulen van de bijeenkomsten der fam ilie raden worden opgemaakt in de bestuurstaal van de gemeente w aar de voogdij opengevallen is; echter, wanneer de omstandigheden het recht vaardigen, kan de rechter, bij m et redenen om kleede beslissing, een afw ijking van dezen regel
toelaten.
A rt. 10
In zake akkoord to t voorkoming van faillisse ment, faillissement of verzoek to t uitstel van betaling, worden de berichten, oproepingen en voorstellen w aarvan de bekendmaking door de wet vereischt wordt, gedaan in het Fransch, in de provinciën en het arrondissem ent aangeduid onder artikel 1; in het Nederlandsch, in de pro vinciën en het arrondissem ent aangeduid onder artikel 2, en, in het Nederlandsch en in het Fransch, in het arrondissem ent Brussel. ,
HOOFDSTUK II.
Vooronderzoek en onderzoek in strafzaken.
Strafgerecht in 1""* aanleg.
Hoven van Xxxxxxx
A rt. 11.
De processen-verbaal betreffende de opsporing en de vaststelling der misdaden, wanbedrijven en overtredingen, alsmede die in fiskale zaken wor den, mits hetgeen hierna is voorbehouden, ge steld in het Fransch, in de W aalsche gemeenten van de bij de artikelen 1 en 2 aangeduide provin ciën en arrondissem enten, en in het Nederlandsch, in de Vlaamsche gemeenten van diezelfde pro vinciën en van de arrondissem enten Brussel en
W at dient er door « uitzonderlijke om standig
w erpt daartegen op dat ,onder die wetenschap- ; tenzij de verweerder, vóór alle verweer en alle
Leuven.
heden » te worden verstaan?
Bedoeld worden door de Commissie: de zwaar wichtige gevallen bij de. behandeling derwelke het in ’t belang der partijen als volstrekt onont beerlijk voorkomt, het gebruik eener andere taal dan die der rechtspleging, voor de pleidooien, toe
pelijke menschen, er heel w at worden aangetrof- ten die de Nederlandsche taal niet kennen. De vervlaamsching van het hooger onderwijs zal 1 aan dien spijtigen toestand een eind maken. In afwachting, kunnen de deskundigen die het Ne derlandsch niet voldoende m achtig zijn, onder
exceptie zelfs van onbevoegdheid, vraagt dat de rechtspleging in de andere taal voortgezet worde.
A rt. 5.
W anneer de verweerder woonachtig is in eene Vlaamsche gemeente gelegen binnen het gebied
Zij worden gesteld in het Fransch of in het Nederlandsch, in de gemeenten der Brusselsche agglom eratie, volgens de noodwendigheden van elke zaak.
Zij worden gesteld in het Duitsch, in de Duitschsprekende gemeenten van de kantons Eu-
te laten, m et dezen verstande echter dat de taal-
hunne verantwoordelijkheid, hun in ’t Fransch ' van een vredegerecht waar, krachtens het eerste
pen-Sint-Vitli en Malmedy.
onwetendheid, op zich zelf, niet als eene uitzon derlijke omstandigheid mag aangezien worden. Deze bepaling m aakt o.a. nog mogelijk de tu s schenkomst van een buitenlandsch advocaat in een belangrijk proces, alsook het gebruik eener andere taal dan die der rechtspleging voor het pleidooi van een Belgisch advocaat welke de taal
gesteld werk doen vertalen.
H et voorstel der Commissie geeft ook, door het recht op vertaling, aan alle partijen en be tichten de zekerheid dat niets van w at zij w er kelijk moeten weten, door hen onbegrepen zal blijven; het voorziet zelfs de verplichte vertaling van sommige akten.
artikel, de rechtspleging in het Fransch moet gevoerd worden of, wanneer hij woonachtig is in eene W aalsche gemeente gelegen binnen het gebied van een vredegerecht w aar, krachtens artikel 2, de rechtspleging in het Nederlandsch moet gevoerd worden, wordt het gebruik der talen, voor dit rechtscollege, geregeld als volgt:
A rt. 12.
H et Xxxxxx en de onderzoeksrechter maken, voor hun daden van rechtsvervolging en van on derzoek, m its hetgeen hierna voorbehouden is, gebruik van de taal in strafzaken voorzien voor de rechtbank waartoe zij behooren.
A rt. 13.
41 42
voor het assisenhof van een der bij artikel 1
43
A rt. 28.
44
Art. 37.
Vóór de Raadskamer zetelend in strafzaken en de Kamer van in beschuldigingstelling wordt, mits hetgeen hierna is voorbehouden, geheel de
rechtspleging gevoerd in de taal welke voor de daden van rechtsonderzoek wordt gebruikt.
A rt. 14.
Vóór de rechtbanken van politie en de correc- tioneele rechtbanken rechtsprekende in eersten aanleg, wordt, mits hetgeen hierna is voorbehou den, geheel de rechtspleging gevoerd in het Fransch of in het Nederlandsch, volgens d at de zetel van die rechtscolleges gevestigd is in de provinciën en het arrondissem ent aangeduid on der artikel 1, of in de provinciën en het arron dissement aangeduid bij artikel 2.
A rt. 15.
Vóór de politierechtbanken van het arrondis sement Brussel, w aarvan het rechtsgebied uit sluitend bestaat uit Vlaamsche gemeenten, wordt, mits hetgeen hierna is voorbehouden, geheel de rechtspleging in het Nederlandsch gevoerd.
A rt. 16.
Vóór de politierechtbanken van het arrondis sement Brussel, andere dan die bij vorig artikel bedoeld, en vóór de Correctioneele rechtbank van Brussel rechtdoende in eersten aanleg, wordt de rechtspleging gevoerd in het Fransch of in het Nederlandsch, volgens de verdachte zich van eene of andere van beide talen voor zijn verklaringen heeft bediend.
Van dezen regel wórdt afgeweken, wanneer de verdachte daartoe op navolgende wijze de aan vraag zal hebben gedaan:
Zoo de zaak in onderzoek is, zal de verdachte zijn aanvraag doen bij den onderzoeksm agistraat die hem daarvan in zijn proces-verbaal zal akte verleenen.
Zoo de zaak reeds onderzocht is of rechtstreeks ter terechtzitting werd gebracht, zal de ver dachte zijn aanvraag doen bij de rechtbank, en op het zittingblad zal daarvan melding worden gemaakt. In geval de verdachte de taal niet ver staat, waarvan hij het gebruik voor de rechts pleging vraagt, zal het feit worden vermeld in het proces-verbaal van den onderzoeksm agistraat of op het zittingblad der terechtzitting, en de rechtspleging zal in de andere taal gevoerd wor den.
A rt. 17.
W anneer de verdachte woonachtig is in eene Vlaamsche gemeente gelegen binnen het gebied van een politierechtbank w aar het gebruik van de Fransche taal is gevorderd, of in een Waal- sche gemeente gelegen binnen het gebied van een politierechtbank w aar het gebruik van het Nederlandsch is gevorderd worden, voor hetgeen hem betreft tegenover dit rechtscollege, de bij het vorig artikel voorziene bepalingen toegepast. W anneer de verdachte woonachtig is in een Vlaamsche gemeente gelegen binnen het gebied van een Correctioneele rechtbank w aar het ge bruik van_ de Fransche taal is gevorderd, of in een W aalsche gemeente gelegen binnen het ge bied van een correctioneele rechtbank w aar het gebruik van -het .Nederlandsch is. gevorderd, wordt, voor dit rechtscollege, de rechtspleging gevoerd in de bij artikel 14 voorziene taal. Ech ter, kan de rechtbank bevelen, wanneer de ver dachte daartoe, op de bij artikel 14 voorziene wijze zal aanvraag hebben gedaan, dat de rechts pleging ter terechtzitting in de andere taal zal
gevoerd worden.
A rt. 18.
Vóór de politierechtbanken van Eupen en van Sint-Vith wordt de rechtspleging in het Duitsch gevoerd, tenzij de verdachte aanvraagt, op de bij artikel 16 aangeduide wijze, dat de rechts pleging in het Fransch zou gevoerd worden.
Vóór de politierechtbank van Malmedy, wordt de rechtspleging gevoerd in het Fransch. De rechtspleging wordt echter in het Duitsch ge voerd, zoo de verdachte Belg is en de aanvraag daartoe doet op de bij artikel 16 aangeduide wijze.
W anneer de verdachte woonachtig is in eene Duitschsprekende gemeente gelegen binnen het gebied van de Correctioneele rechtbank van Ver- viers, dat hij Belg is en daartoe de aanvraag doet op de bij artikel 16 aangeduide wijze, wordt de rechtspleging vóór dit rechtscollege- in het Duitsch gevoerd.
A rt. 19.
Vóór de krijgsraden, wordt, onder hetgeen hierna is voorbehouden, de rechtspleging gevoerd in het Fransch of in het Nederlandsch, volgens dat de verdachte een of andere van die talen mocht gekozen hebben. De verdachte zal, van zijn eerste ondervraging af, door den Voorzitter van de rechterlijke Commissie gevraagd worden in welke van die beide talen hij wenscht d at de rechtspleging gevoerd wordt. In het proces-ver baal van die ondervraging, wordt hem akte ge geven van zijn antwoord dat als onherroepelijk zal gelden.
In geval de verdachte de taal niet verstaat, w aarvan hij het gebruik eischt voor de rechts pleging zal het feit in het proces-verbaal van de ondervraging worden vastgesteld en zal de rechtspleging in de andere taal gevoerd worden.
A rt. 20.
Vóór de assisenhoven van de bij artikel 1 aan geduide provinciën, wordt, behoudens hetgeen hierna is voorbehouden, de rechtspleging in het Fransch gevoerd.
Vóór de assisenhoven van de bij artikel 2 aan geduide provinciën, wordt, behoudens hetgeen hierna is voorbehouden, de rechtspleging in het Nederlandsch gevoerd.
Vóór het assisenhof van de provincie Brabant, wordt, behoudens hetgeen hierna is voorbehou den, de rechtspleging in het Fransch of in het Nederlandsch gevoerd, volgens d at de beschuldig de zich, in het onderzoek, van de eene of de an dere van die talen heeft bediend voor zijne ver klaringen. Van dien regel wordt af geweken, wan neer de beschuldigde daartoe de aanvraag zal hebben gedaan, uiterlijk in den loop van het bij artikel 293 van het Wetboek van strafvordering voorziene ondervraging.
A rt. 21.
De beschuldigde die alleen Nederlandsch kent of zich gemakkelijker in die taal uitdrukt en die
aangeduide provinciën moet worden gebracht, zal, zoo hij het vraagt, door de Kamer van inbe schuldigingstelling, vóór het dichtstbij gelegen assisenhof van een der bij artikel 2 aangeduide provinciën worden verwezen, of vóór het assisen hof van de provincie Brabant.
De beschuldigde die alleen Fransch kent of zich gemakkelijker in die taal uitdrukt, en die vóór het assisenhof van een der bij artikel 2 aan geduide provinciën moet worden gebracht, zal, zoo hij het aanvraagt, door de Kamer van inbe schuldigingstelling, vóór het dichtstbij gelegen assisenhof van een der bij artikel 1 aangeduide provinciën worden verwezen, of vóór het assisen hof van de provincie Brabant.
Dit artikel zal niet worden toegepast, wanneer meerdere beschuldigden die niet dezelfde taal kennen, in een zelfde zaak zijn betrokken, tenzij de meerderheid de verwijzing vraagt vóór een assisenhof w aar de rechtspleging in het Neder landsch moet gevoerd worden, hetzij vóór een assisenhof w aar de rechtspleging in het Fransch moet gevoerd worden.
A rt. 22.
W anneer, vóór de politierechtbanken, de cor rectioneele rechtbanken en de krijgsraden waar, naar luid van de vorige bepalingen, de taal der rechtspleging diegene is w aarvan de verdachte zich heeft bediend voor zijne verklaringen, of die welke hij heeft gekozen, meerdere verdachten in dezelfde zaak zijn betrokken, wordt er, voor de rechtspleging, gebruik gem aakt van de taal w aarvan de meerderheid der verdachten zich heeft bediend voor hare verklaringen of welke zij gekozen heeft. In geval van gelijkheid, duidt de rechtbank, bij met redenen omkleede beslis sing, zelf de taal aan w aarin de rechtspleging zal gevoerd worden.
W anneer, vóór het Assisenhof van Brabant,
meerdere beschuldigden in dezelfde zaak zijn be trokken en dat allen niet dezelfde taal voor de rechtspleging kiezen, wordt gebruik gemaakt van diegene welke gekozen is door de meerder heid der beschuldigen; in geval gelijkheid, zal het de Nederlandsche taal zijn.
A rt. 23.
Ieder verdachte die alleen Nederlandsch ver staat, kan vragen dat aan zijn dossier een Ne- derlandsche vertaling wordt toegevoegd van de processen-verbaal van de verklaringen van getui gen of klagers, alsmede van de in het Fransch gestelde verslagen van deskundigen.
Eveneens kan ieder verdachte die alleen Fransch verstaat, vragen dat aan het dossier een Fransche vertaling wordt toegevoegd van voren genoemde in het Nederlandsch gestelde stukken. De verdachte zal, over de griffie, zijn verzoek schrift aan den am btenaar van het openbaar mi nisterie zenden; het zal aldaar niet meer ontvan kelijk zijn na verloop van acht dagen volgende op de beteekening hetzij van het bevelschrift tot verwijzing naar het assisenhof, hetzij van de dagvaarding om te verschijnen ter terechtzitting van de politierechtbank of van de correctioneele
rechtbank of van het Hof van beroep.
De kosten van vertaling zijn ten laste der Schatkist.
HOOFDSTUK III.
Hoven en andere rechtsm achten van beroep.
Hof van Verbreking.
A rt. 24.
Vóór de Hoven vàn beroep, het m ilitair ge rechtshof en de burgerlijke, handels- en s tra f gerechten in hooger beroep uitspraak doende, wordt, behoudens hetgeen hierna is voorbehou den, voor de rechtspleging, gebruik gem aakt van de taal waarin de bestreden beslising is gesteld. De burgerlijke rechtbanken en de correctioneele rechtbanken wier zetel is gevestigd in de provin ciën en het arrondissem ent bij artikel 1 aange duid, wanneer zij in beroep kennis nemen van in het Nederlandsch gevonniste zaken, mogen echter bevelen dat de rechtspleging in ’t Fransch zal gevoerd worden.
, Eveneens, de burgerlijke rechtbanken en de
correctioneele rechtbanken wier zetel is geves tigd in de provinciën en het arrondissem ent bij artikel 2 aangeduid, mogen, wanneer zij, in be roep, kennis nemen van in het Fransch gevon niste zaken, bevelen d at de rechtspleging in ’t Nederlandsch worde gevoerd.
A rt. 25.
Vóór het Hof van Verbreking, wordt, in al de zaken, voor de rechtspleging, gebruik gem aakt van de taal w aarin de bestreden beslissing is ge steld. E r mag van deze beschikking af geweken worden indien de bestreden beslissing in ’t Duitsch is gesteld.
HOOFDSTUK IV.
Algemeene bepalingen.
A rt. 26.
Vóór al de burgerlijke en handelsrechtbanken maken de in persoon ter terechtzitting verschij nende partijen, voor al h aar gezegdens en ver klaringen, gebruik van de taal harer keuze. Dit geldt eveneens bij het verhoor op feiten en vraagpunten. Voor den beslissenden of aanvul lenden eed, wordt gebruik gem aakt van de taal aangeduid door de partij aan welke de eed is opgedragen.
Indien de rechter de door partijen of door een harer gebruikte taal niet verstaat, zal hij de medewerking van den vertaler inroepen.
De kosten van vertaling zijn ten laste der Schatkist.
A rt. 27.
In al de ondervragingen van het vooronder zoek of van het onderzoek, alsmede vóór de rechtbanken in raadkam er en de rechtbanken ter terechtzitting, m aakt de verdachte gebruik van de taal zijner keuze voor al zijne verklaringen. Dit geldt eveneens voor de burgerlijke verant woordelijke partij. De burgerlijke partij m aakt gebruik van dezelfde taal als de openbare partij. Indien degenen die met het vooronderzoek zijn belast of het parket of den onderzoeksrechter of bovenvermelde rechtbanken niet de taal kennen waarvan door den verdachte gebruik wordt ge maakt, doen zij beroep op de medewerking van een beëedigd vertaler. De kosten van vertaling
zijn ten laste van de Schatkist.
De getuigen worden ondervraagd en hun getui genissen worden ontvangen en opgeteekend in de taal van de rechtspleging, tenw are zij vragen een andere taal te mogen gebruiken. Indien de genen die met de ondervraging van de getuigen belast zijn — of indien de verdachte — die taal niet kennen, wordt beroep gedaan op de mede werking van een beëedigd vertaler. De kosten van vertaling zijn ten laste van de Schatkist.
A rt. 29.
De verslagen van de experts en deskundigen worden gesteld in de taal van de rechtspleging.
A rt. 30.
In de processen-verbaal of op het terechtzit- tingblad wordt melding gem aakt van de taal waarin de partijen, klagers, getuigen, deskundi gen of verdachten hunne verklaringen doen en van die welke voor de pleidooien wordt gebezigd.
Art. 31.
De adviezen en vorderingen van het openbaar ministerie worden in de taal van de rechtspleging gedaan.
A rt. 32.
Voor de pleidooien wordt gebruik gem aakt van de taal der rechtspleging, behoudens de volgen de afwijkingen:
1° Zoo de partij er zich niet tegen verzet, mag haar raadsm an gebruik maken van het Fransch voor zij npleidooi, vóór de rechtbanken waarvan de zetel is gevestigd in de provinciën of het a r rondissement bij het eerste artikel aangeduid en w aar de rechtspleging in het Nederlandsch ge schiedt. Eveneens, zoo de partij er zich niet tegen verzet, mag haar raadsm an gebruik maken van het Nederlandsch, vóór de rechtbanken w aar van de zetel is gevestigd in de provinciën of het arrondissem ent bij artikel 2 aangeduid en w aar de rechtspleging in het Fransch geschiedt;
2° Zoo de partij er zich niet tegen verzet, mag haar raadsm an gebruik maken van het Fransch, vóór de rechtbanken w aar de rechtspleging in het Duitsch geschiedt;
3° Zoo de partij het uitdrukkelijk aanvraagt, mag haar raadsm an door den Rechter, in uitzon derlijke omstandigheden en door met redenen omkleede beslissing, gemachtigd worden om, voor zijn pleidooi, een andere landstaal dan die van de rechtspleging te gebruiken.
A rt. 33.
De vonnissen en arresten, evenals de akten be treffende dezer ten uitvoerlegging, worden ge steld in de taal van de rechtspleging.
De tusschenvorderingen en de tegenberoepen worden vervolgd en gevonnist in de taal gebruikt voor de rechtspleging der hoofdzaak.
In al de mededeelingen van m agistraat to t m a gistraat, wordt gebruik gem aakt van de taal der rechtspleging.
A rt. 34.
Aan elke in het Nederlandsch gestelde akte van rechtspleging of vonnis of arrest, w aarvan beteekening moet worden gedaan in de Fransch- sprekende gemeenten van het Rijk, zal een F ran sche vertaling worden toegevoegd.
Aan alle in het Fransch gestelde akte van rechtspleging of vonnis of arrest, w aarvan betee kening moet worden gedaan in eene Vlaamsche gemeente van het Rijk, zal een Nederlandsche vertaling worden toegevoegd.
Aan elke in het Nederlandsch of in het Fransch gestelde akte van rechtspleging of von nis of arrest, w aarvan beteekening moet wor den gedaan in eene Duitschsprekende gemeente van het Rijk, zal eene' Duitsche vertaling wor den toegevoegd.
Van de voorschriften van dit artikel m ag wor den af geweken, indien de partij aan welke de beteekening moet worden gedaan, voor de rechts pleging de taal zal hebben gekozen of aanvaard, in dewelke de akte, het vonnis of het a rrest is gesteld. In repressieve en crimineele zaken zijn de kosten dezer vertaling ten laste der Schat kist; in andere zaken worden zij mede begroot.
A rt. 35.
De voorgaande regelen zijn voorgeschreven op straffe van nietigheid. Deze wordt van am bts wege door den Rechter uitgesproken. De nietig verklaarde akten, wegens overtreding van ge zegde regels, onderbreken de verjaring.
HOOFDSTUK V.
Kennis van de talen door de m agistraten, griffiers, enz.
A rt. 36.
De eerste twee en de vóórlaatste alinéas van artikel 40 van de wet van 21 Mei 1929 op de academische graden worden gewijzigd als volgt: Eerste alinea. — Niemand kan in de provin ciën W est-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, A nt werpen, Limburg of in het arrondissem ent Xxxx ven, benoemd worden als titularis, adjunct of plaatsvervanger, tot eenig rechterlijk am bt bui ten dat van rechter in een handelsrechtbank of van lid van een werkrechtersraad, indien hij niet door een examen bewijst dat hij bekwaam is om, w at het gebruik der Nederlandsche taal be treft, de bepalingen na te leven van de wet op
het gebruik der talen in gerechtszaken.
Alinea 2. — Niemand kan benoemd worden in het arrondissem ent Brussel, als titularis, adjunct of plaatsvervanger, tot eenig rechterlijk ambt in de rechtbanken van eersten aanleg noch in de vredegerechten, noch tot het am bt van refe rendaris bij de rechtbank van Koophandel, noch tot dat van rechtskundig bijzitter bij een werk rechtersraad, noch to t d at van voorzitter van een werkrechtersraad van beroep, zoo hij niet voldaan heeft aan de in voorgaande paragraaf vermelde proef.
Die regel geldt ook voor den hoofdgriffier van het Hof van Verbreking.
Vóórlaatste alinea. — Worden vrijgesteld van de proef voorzien bij de alinea’s 1 en 2, de doc toren in de rechten, die door hun diploma be wijzen dat zij in het Nederlandsch een examen heb>ben afgelegd over het burgerlijk recht, de burgerlijke rechtsvordering, het handelsrecht, het strafrecht en de strafvordering voor een der universitaire commissies of voor een door de Regeering ingestelde commissies, zitting houden de voor de proef waarvan de cursussen in boven staande vakken deel uitmaken.
Niemand kan, in de bij artikel 2 van deze wet aangeduide provinciën en arrondissementen, de ambten bekleeden van gezwoorne of van rechter in eene rechtbank van koophandel of in - een werkrechtersraad of in een werkrechtersraad van beroep, zoo hij zich niet geheel kan schik ken, voor w at het gebruik der Nederlandsche taal betreft, naar de bepalingen van deze wet.
A rt. 38.
Niemand kan tot de functies van voorzitter van het M ilitaire hof, van auditeur generaal, van substituut-auditeur generaal, van krijgs auditeur, van substituut-krijgsauditeur of van burgerlijk rechter bij een krijgsraad worden be noemd, zoo hij de kennis• van beide landstalen niet grondig bezit.
Bij het Militaire hof en bij al de krijgsraden, is er een Fransche kamer en een Vlaamsche kamer.
A rt. 39.
In de hoven van beroep worden zooveel F ran sche en Vlaamsche kamers gevormd als er noo- dig zijn om de volledige toepassing van deze wet te verzekeren. Het aantal dezer kamers wordt bij Koninklijk besluit bepaald.
Alleen kunnen van de Vlaamsche kamers deel uitmaken :
De m agistraten die de bij artikel 40 der wet van 21 Mei 1929 op de academische graden voor ziene voorwaarde vervullen, zooals dit artikel bij de tegenwoordige wet werd gewijzigd.
In het Hof van Beroep van Luik, in de bur gerlijke rechtbank en in de Rechtbank van Koop handel van Verviers, wordt een kamer gevormd, samengesteld uit m agistraten welke een gron dige kennis der Duitsche taal bezitten.
A rt. 40.
Niemand kan, in de provinciën W est-Vlaan deren, Oost-Vlaanderen, Antwerpen of Limburg, noch in het arrondissem ent Leuven, noch in het arrondissem ent Brussel, noch bij een Vlaamsche kamer van de Hoven van beroep, benoemd wor den tot de ambten van griffier of adjunct grif fier, indien hij niet door een examen bewijst dat hij bekwaam is zich geheel te schikken naar de bepalingen van deze wet.
De inrichting van dit examen en de instelling van de voor deze proef zetelende examencom missie worden bij Koninklijk besluit geregeld. Die regel geldt insgelijks voor de adjunct-
griffiers bij het Hof van Verbreking.
A rt. 41.
Niemand kan tot vrederechter of griffier wor den benoemd in een kanton gelegen in de bij het eerste artikel aangeduide provinciën, en w aarvan het gebied ook een of meer Vlaamsche gemeen ten omvat, zoo hij niet, op een grondige wijze, beide landstalen machtig is.
De rechterlijke kantons waarop de voorafgaan de bepaling van toepassing is, worden bij Ko ninklijk besluit aangeduid.
A rt. 42.
De artikelen 120 en 123 van de wet van 18 Juni 1869 op de rechterlijke inrichting (hoofd stuk VI van het Hof van V erbreking), worden gewijzigd als volgt:
A rt. 120. — Zij is samengestèld uit een eerste- voorzitter, een kam ervoorzitter en zeventien raadsheeren.
A rt. 123. — De volgende alinea toevoegen:
« Zeven van de raadsheeren en twee van de advocaten generaal moeten, voor w at de kennis van de Nederlandsche taal betreft, de voorwaar den vervullen, voorzien bij artikel 40 der wet van 21 Mei 1929 op de academische graden, ge wijzigd bij de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken.
HOOFDSTUK VI.
Overgangsbepalingen
A rt. 43.
1. — De wijzigingen voorzien bij artikel 36 der tegenwoordige wet op artikel 40 der wet van 21 Mei 1929 op de academische graden treden slechts in werking zes jaar na de afkondiging van de tegenwoordige wet.
2. — De bij artikel 37 van deze wet voorziene regel zal voor de eerste maal worden toegepast bij de eerstvolgende verkiezing van de rechters in de rechtbanken van koophandel en van de rechters in de werkrechtersraden van eersten aanleg en van beroep.
3. — Xxxxx lid van een rechtscollege wordt als belet zijnde aangem erkt, indien hij de overeen komstig deze wet gebruikelijke taal onwetend is.
Indien om reden van dit belet, het onmogelijk is de rechtbank samen te stellen, wordt de zaak verwezen naar een anderen rechter met dezelfde bevoegdheid en van hetzelfde rechtsgebied in be roepszaken.
H et xxxxxx van verwijzing is voor verzet noch beroep vatbaar.
De expeditie van het vonnis wordt gezonden aan den griffier der rechtbank bij welke de zaak, van ambtswege en zonder kosten, 1er rolle wordt gebracht.
De griffier dagvaart partijen bij eenvoudigen te r post aangeteekenden brief, zonder verlenging van de term ijnen, wegens den afstand.
De expeditie van het vonnis van verwijzing is vrij van zegel en griffierechten, alsmede van de form aliteiten der registratie.
Een afschrift van het vonnis wordt, volgens den weg der rangorde, door den griffier gezonden aan den Minister van Justitie.
A rt. 44.
De bij de inwerkingtreding dezer wet, op de L ijst der Orde gebrachte advocaten kunnen, in burgerlijke en handelszaken, doch alleen voor de pleidooien, gebruik maken van de taal hunner keuze. Vóór de strafrechtbanken, andere dan de Hoven van Assisen, zullen zij hetzelfde recht ge nieten, op uitdrukkelijke aanvraag van den be klaagde wiens verdediging zij waarnemen.
A rt. 45.
Al de wetten of bepalingen in strijd met de tegenwoordige wet zijn opgeheven.
45
Bibliographie
EEN BELANGRIJK WERK
X. Xxxxx en X. Xx Xxxx. — Belgische Strafwetten. Brussel Etablissent. Buvrlant Em. 1932.
Het is met het grootste genoegen dat we in ons R. W. de verschijning kunnen aankondigen van het uiterst belangrijk werk van de hand van de H.H. J. Xxxxx, Ondervoorzitter in de Rechtbank van Eer- stan Aanleg te Brussel, docent aan de Rechtsfaculteit der. Gentsche Hoogeschool, en X. Xx Xxxx, onderzoeksrechter te Turn hout.
Al degenen die tegenstrevers waren van dé vervlaamsching van ons rechtswezen, riepen sinds jaren dat het geen zin had in de Vlaamsche taal te procedeeren om de goede reden dat er nog geene officieeie teksten bestonden van onze wetboeken en bijzondere wetten die uitgevaardigd wer den vóór 1898.
Dit bezwaar was stellig ernstig en er is dan ook in 1923 eene officieeie commissie ingesteld, gelast met het opstellen der of ficieeie vertaling van onze wetboeken. Die commissie heeft sinds haar ontstaan reeds een zeer belangrijk werk gepresteerd en het is te verhopen dat zij binnen afzien- baren tijd haar werk volledig ten einde zal gebracht hebben.
Ondertusschen zijn er vertalingen van zeer belangrijke wetboeken en wetten reeds afgekondigd geworden in het Staats blad, doch deze onontbeerlijke teksten wa ren geen gemeen goed geworden van de heele juristenwereld. Deze teksten, voor wat betreft het strafrecht, in handen te brengen van alle magistraten en advocaten in het Vlaamsche land, is het doel geweest xxx xx Xxxxxx Xxxxx en De Beus. Doch ze hebben er zich niet bij bepaald de wetboe ken van strafrecht en strafrechtspleging uit te geven, het boek dat komt te ver schijnen en dat een lijvig deel vormt van bijna 900 blz., geeft ook den tekst van alle bijzondere wetten dje strafrechtelijke be palingen inhouden, zoodat we hier een vol strekt volledige samenvoeging hebben van alle wettelijke bepalingen die op het ge bied van strafrecht gelden in ons land.
Wanneer de ontwerpers van dit boek hierbij hunne taak beperkt hadden, zou den ze stellig reeds een uiterst verdien stelijk werk geleverd hebben dat van aard zou zijn aan de magistratuur en de balie van het Vlaamsche land de grootste dien sten te bewijzen.
De schrijvers zijn echter veel verder gegaan en ze hebben alle belangrijke arti kels van de wetteksten voorzien met aan- teekeningen van rechtspraak, en rechtsleer die van de uitgave een persoonlijken arbeid van de schrijvers maakt van het hoogste belang. Aan het vermelden van de recht spraak vooral is de grootste zorg besteed en ontelbare arresten van het Hof van Verbreking, die de wetsartikels verklaren en toelichten, zijn aangehaald geworden. Bij een onderzoek van het boek treft het vooral hoe de schrijvers zich beijverd heb ben om de jongste rechtspraak op te ge
ven.
Dit benedictijnenwerk xxx xx Xxxxxx Xxxxx en Xx Xxxx zal bij alle juristen in het Vlaamsche land ten zeerste welkom zijn en geen enkel magistraat of advocaat zal deze « Belgische Strafwetten » kunnen ontberen.
Deze uitgave brengt den genadeslag toe aan diegenen die het gemis aari behoor lijke Vlaamsche wetteksten inriepen als argument tegen de vervlaamsching van ons rechtswezen.
Laat ons hopen dat binnen zeer korten tijd iemand gevonden worde met den noo- digen moed en de noodige werkkracht om voor het burgerlijk recht en de burgerlijke rechtspleging te doen wat de Heeren Si mon en De Beus verwezenlijkt hebben voor het strafrecht.
Het boek is op prachtige wijze uitgege ven op sterk papier en met uitstekende drukletters door het huis Bruylant te Brussel. Deze vermaarde uitgeversfirma dient eveneens gelukgewenscht met deze uitgave. R. V.
Vierde Congres van de ” Internationale Vereeniging der Advokaten”
Besluiten van 30 Juli 1932 te ’s Gravenhage aangenomen
Wij deelen hieronder aan onze lezers de gewichtige beslissingen mede die genomen zijn geworden op het Congres der Inter nationale Vereeniging der advocaten dat in de maand Juli 1.L te ’s Gravenhage ge houden werd.
46
INRICHTING VAN NATIONALE RECHTSCOLLEGIEN VOOR DE UITDRIJVING VAN VREEMDELINGEN
Het Congres,
na het hooren der verslagen ' voorge bracht door de afgevaardigden der 12 ver tegenwoordigde landen, meldt met voldoe ning de reeds bekomen uitslagen in zekere landen;
Bevestigt den wensch met algemeenheid van stemmen aangenomen door het Con gres van Luxemburg en welken aldus luidt:
« Dat de Regeeringen eene proceduur tot uitdrijving zouden inrichten op de wij ze die hen geschikt blijkt doch dat aan de betrokkenen het recht der verdediging zou geschonken worden en eene voldoende waarborg van kennis te kunnen nemen van het dossier».
En uit den wensch dat men niet meer tot uitdrijving zou overgaan tenzij volgens de voorziene vormen, tegenover vreemde lingen die gedurende een zekeren tijd reeds verbleven op het grondgebied, termijn dat zou moeten bepaald worden door elke Re- geering en zoo kort mogelijk wezen.
En beslist dat deze wenschen zullen ter kennis van de Regeeringen gebracht wor den door de afgevaardigden van elk land. Het Congres beslist het vraagstuk der (internationale) unificatie van de proce duur in zake uitdrijving ter studie te leg
gen.
INRICHTING VAN INTERNATIONALE GEMENGDE RECHTSCOLLEGES
Het Congres,
de vroegere besluiten bevestigende (Pa rijs 1930, Luxemburg 1931) ten voordeele van internationale gemengde rechtscolle ges.
Overwegende dat in den huidigen stand der betrekkingen tusschen de volkeren, de inrichting van dergelijke instellingen eene noodwendige voorwaarde is van de ontwik keling van het internationaal recht, en van de vorming eener internationale recht spraak.
Boekt met vertrouwen het initiatief der Belgische en Fransche regeeringen en uit den wensch dat spoedig eene overeenkomst tusschen beide landen zou mogen intreden, en dat dit voorbeeld door het grootst mo gelijk getal landen zou mogen gevolgd worden.
DE ADVOCAAT EN DE VENNOOT* SCHAPPEN MET AANDEELEN
Gezien de gegevens verstrekt door het onderzoek ingesteld in zijn midden met betrekking op de taak van den advocaat tegenover de naamlooze vennootschappen. Rekening houdend met die uitslagen en na bespreking zoowel in sectie als in alge-
meene vergadering.
Verklaart het Congres,
dat de tusschenkomst van den advocaat in zake opstel der statuten geheel aange wezen is, daar de advocaat in dit geval zijn rol van juridisch raadgever, en van opstel ler in juridischen vorm van den wil der partijen, vervult;
dat niets zich verzet tegen de inlas- sching in de statuten der naamlooze en andere vennootschappen, van een scheids rechterlijk beding volgens xxxxxxx even tueel advocaten als scheidsrechter kunnen aangesteld worden;
dat, indien het kan aangenomen wor den dat advocaten mits forfaitaire ver goeding juridische raadgevers kunnen zijn, dit nochtans slechts mogelijk is in dien in de uitvoering van zijne zending het princiep der onafhankelijkheid van den advocaat volledig geëerbiedigd is;
dat in landen, waar van kracht zijnde wetten en verordeningen het bijwonen door advocaten van de zittingen der be heerraden en algemeene vergaderingen niet verbieden, die aanwezigheid slechts zou moeten geoorloofd zijn onder voor waarde dat de leden der Balie geroepen om deze vergaderingen bij te wonen, niet zou den blootgesteld zijn zich van hunne hoofd taak, d.i. raadgeving en verdediging, af te wijken.
Het Congres,
anderzijds bestatigende, dat er meenigs- verschil bestaat in den schoot der «Union» voor wat betreft te weten of de advocaten beheerders mogen, zijn van vennootschap pen, besluit eene commissie in te richten gelast deze vraag verder in te studeeren, de evolutie der opvattingen van de balie op dit punt na te gaan en verslag uit te brengen op volgende Congreszittingen over jleze evolutie en over de mogelijk heid, uit te maken welke de bestanddeelen en de essentieele princiepen zouden zijn,
47
nopens dewelke eensgezindheid zou kun nen bereikt worden.
(De commissie voorzien door dit laatste
besluit is ingesteld, ze bestaat uit de HH. Xxxxxxxx, Xxxxx Xxxxx, Xxxxxxx Xxxxxx, Telders en Xxxxx).
AANWERVING EN PLAATSING VAN INTELLECTUEELE WERKERS
Gezien de uitslagen van het onderzoek door de « Union » ingesteld op verzoek van het Int. Arbeidsbureel. voor wat betreft het beroep van advocaat in verband met aanwerving en plaatsing van intellectueele arbeiders.
Waargenomen zijnde dat in alle aange
sloten landen het aantal gediplomeerden gedurende de laatste jaren klaarblijkelijk het vereischte aantal overtreft:
Het Congres,
is van meening dat meer dan ooit eene selectie noodzakelijk blijkt, te meer dat daardoor de innerlijke waarde der Balie stijgen zal.
Te dien einde beveelt aan eene strengere verplichting en uitoefening van den stage en eene verder doorgevoerde voorberei ding op het beroep, namelijk door de in richting van een « préstage » doorgemaakt bij middel van practische oefeningen ge durende de universiteitsstudiën.
OVER HET INDRINGEN VAN NIET- GEDIPLOMEERDEN
Overwegende dat het uit de verschillen de nationale verslagen blijkt dat er eene inmenging van zaakwaarnemers en niet- gediplomeerden plaats heeft en zich meer en meer uitbreidt in gerechtelijke zaken, bizonder bij rechtbanken van lageren graad,
Ziende in deze inmenging een werkelijk gevaar voor de rechtsbedeeling, zoowel juridisch als moreel,
Het Congres,
Noodigt de Balies uit wilskrachtig po gingen in te stellen opdat in alle gerech telijke of betwiste zaken, het recht van raadpleging te houden en verdediging voor te dragen slechts zou mogen uitgeoefend worden door advocaten vereenigd in offi- ciëele genootschappen en onderworpen aan paritaire tuchtraden.
DE HERVORMING VAN DEN CALENDER
Het Congres,
De menigvuldige moeilijkheden overwe gende die voortspruiten op economisch en sociaal gebied, uit de toepassing van den huidigen calender, om reden der ongelijke lengte en verdeeling der jaren, '
hét groote voordeel anderzijds beschou wende dat op alle gebied en bijzonder in zake toenadering der volkeren, eene her vorming zou opleveren, hervorming die zou streven naar vereenvoudiging, univer saliteit en perpétuiteit,
overwegende dat eene dusdanige veran dering slechts kan verwezenlijkt worden met medehulp van den Volkenbond,
spreekt den wensch uit dat de Raad van den Volkenbond alles in het werk stellen zou opdat met de hulp der Regeeringen en der betrokken autoriteiten en groepeerin- gen, de calender in bovengemelden zin zou hervormd worden, dat de godsdienstige gezaghebbers met welwillendheid de moge lijkheden zouden onderzoeken om tot eene zulkdanige hervorming te komen en dat ze hunne medewerking eraan zouden ver- leenen.
Het vraagstuk der ouderdomskas der advocaten, over hetwelk M. Xxxxxxxxx (Bulgarie) een verslag heeft uitgebracht, is naar eene bestendige commissie verzon den.
Balieleven
VLAAMSCHE CONFERENTIE DER BALIE VAN ANTWERPEN
De volgende motie aangenomen door de Vlaam sche Conferentie der Baile van Antwerpen werd ons medegedeeld:
De Vlaamsche Conferentie der Balie van Ant werpen in algemeene vergadering van 19 Sep tember 1932, na kennis te hebben genomen van de benoeming van een Vlaamsch-onkundige als Hoofdgriffier bij de Rechtbank van Eersten Aan leg te Brussel.
Overwegende dat de benoeming ten stelligste in strijd is met de schikkingen der wet van 28 Juni 1932 betreffende het gebruik der talen in bestuurzaken.
Overwegende dat de Minister van Rechtswe zen, wiens plicht het is de wetten te doen xxxxxxx xxxxx, zelf de wet overtreedt en aldus door zijn voorbeeld de ambtenaren aanzet geen rekening te houden met de bestaande taalwetten.
Dringt aan bij de Vlaamsche Ministers en Vlaamsche Volksvertegenwoordigers opdat zij de noodige maatregelen zouden nemen om in de toe- Iiamst dergelijke wetsovertredingen onmogelijk tb maken.
De Sekretaris, De Voorzitter.
X. XXXXXXXXX. X. XXXXXX.
48
Vlaamsche Conferentie der Balie van Antwerpen
VERGADERING VAN 19 SEPTEMBER 1932 1
Op Maandag, 19 September, vergaderde de | Vlaamsche Conferentie in de bovenzalen der | Vlaamsche Club. Bij den aanvang der vergade- ] ring was het aftredend Bestuur voltallig aanwe- I zig, doch Xx Xxxxxxxxxx verontschuldigde zich I niet langer te kunnen blijven, daar hij elders 1 verwacht werd.
De Secretaris, Mr van den Brande, brengt ver- f volgens verslag uit over de werkzaamheden der 1 Conferentie gedurende het jaar 1931-32: in het 1 geheel 28 bijeenkomsten, waarvan: 1) negen ge- f wone vergaderingen; 2) negen uitstappen of be- 1 zoeken aan instellingen of gebouwen; 3) zeven |
feestzittingen of lessen; en 4) drie feesten. De j
herinnering aan sommige dezer werkzaamheden j brengt roering in de zaal. Het uitgebreid verslag i der vakantie-ries moet, tegen de verwachting der 1 deelnemers, idet voorgelezen worden. Na enkele ! gedachtenwisselingen wordt het verslag goedge keurd.
De Voorzitter, Xx Xxxxx Xxxxxx, brengt ver volgens, in vervanging van den Penningmeester, ] verslag uit over den toestand der kas. Het jaar sluit met een ernstig tegoed, en verder onzekere schuldvorderingen.
Na goedkeuring van dit verslag is de taak van het aftredend Bestuur afgeloopen. Xx Xxxxx Xxxxx zegt dat hij met genoegen zijne plaats afstaat aan zijn opvolger, Xx Xxxxxx Xxxxxx, die ongetwijfeld zal zorgen voor den vooruitgang en bloei der Conferentie.
Nadat het nieuwe Bestuur de leiding heeft overgenomen, maakt Xx X. Xxxxxx den lof van zijn voorganger, — die reeds driemaal voorzit ter was der Conferentie, — en van het aftredend Bestuur in het algemeen. Hij vreest echter dat hij het vorig bestuur niet zal kunnen overtref fen, want dit schijnt werkelijk een niet te evena ren maximum te hebben bereikt.
De plechtige openingszitting der Conferentie wordt vastgesteld op 15 Oktober. De Feestrede naar, Xx X. Xxxxxxxxx, zal er optreden met eene verhandeling die hij betitelde: « De weg terug ». Na drukke besprekingen over de uit te noodigen personen, en dies meer, wordt er gesproken over de houding der Conferentie in zake vervlaam sching van het Gerecht. Dit punt werd op de dagorde gebracht tengevolge van het uitblijven der vergadering van den Bond der Vlaamsche Rechtsgeleerden; maar ondertusschen schijnt het dat die vergadering nu werd vastgesteld.
Mr van den Xxxxxx meent het nochtans noo- dig het geval « Trefois » te bespreken, en hij legt eene motie voor die felle besprekingen uit lokt, en geene algemeene instemming kon vin den. Tenslotte wordt bij eenparigheid aan het Bestuur opdracht gegeven de voorgestelde mo tie, mits zekere verbeteringen, kenbaar te maken. Rond 11 uur wordt de vergadering geheven.
BALIE VAN TONGEREN
Tuchtraad 1932-33 Stafhouder: Xx X. Xxxxx.
Leden: Mrs Xxxxx Xxxxxxx, X. Xxxxxx, Xxx. Xxxxxx, X. Stas.
Kantteekeningen door een sceptisch observator
ALGEMEENE VERGADERING VAN DEN BOND DER VLAAMSCHE RECHTS GELEERDEN
16 Juli 1932
« Het regende Vlamingen ». Het programma der feestelijkheden was immers aanlokkend.
«Herleeft Limburg!» Deze die dachten dat buiten de Limburgers, die op onze balie ingeschre ven zijn, er geen Vlaamsche juristen meer waren in het land van Ambiorix, waren mis.
Xxx Xxxxxxxx begon het kegelspel. Door zijn vertoog wierp hij een krans; al de kegels vlo gen omver.
. Als de Bond der Vlaamsche juristen iets te zeggen heeft, dan komt er verandering aan het wetsvoorstel Xxxxx; heeft hij (d.w.z. de Xxxx) niets te zeggen dan zal er van de vervlaamschmg van het gerecht niet veel in huis komen.
Op geen enkele vergadering der Kamercom missie werd er gewerkt zooals op de algemeene vergadering van den bond. Daar klonk de stem van den Vlaamschen jurist; de leden der Kamer commissie luisterden met aandacht.
« Geen compromissen » werd het wachtwoord; die kunnen we inderdaad missen.
De Bond bestaat sinds ik-weet-niet-hoeveel- jaren.
Sinds zijn ontstaan gaf hij den 16den Juli U. het eerste teeken van actief leven. De vriend Xxxxx had er genot van; met moeite kon hij htris- waarts keeren.
Het bureel haalt eer van zijn werk; een betere organisator als onzen Xxxx had het niet kannen aanstellen.
Wanneer de tweede vergadering om de bespre kingen met een besluit te eindigen? Dat het bu reel den datum vaststelle, Xxxx zorgt voor de rest.
Uitgever : Drukk. « Themis ».
,
Beet. : R. V an Cauteren
Xxxxx X xxxxxxxxxxx, 00 X xxx xxxxx. — TeL : 200.96