Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex)...
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
►B OVEREENKOMST
(PB L 114 van 30.4.2002, blz. 91)
Gewijzigd bij:
►M1 Besluit nr. 2/2004 van het Comité vervoer over land Gemeenschap/Zwitserland van 22 juni 2004
►M2 Besluit nr. 1/2009 van het Comité vervoer over land Gemeenschap/ Zwitserland van 16 juni 2009
Publicatieblad
nr. blz. datum
Gerectificeerd bij:
►C1 Rectificatie PB L 33 van 10.2.2016, blz. 38 (1/2015)
OVEREENKOMST
tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake het goederen- en personenvervoer per spoor en over de weg
DE ZWITSERSE BONDSSTAAT, hierna te noemen „Zwitserland”,
DE EUROPESE GEMEENSCHAP, hierna te noemen „de Gemeenschap”, beide hierna te noemen „de overeenkomstsluitende partijen”,
ZICH BEWUST van het wederzijdse belang van de overeenkomstsluitende par tijen om de samenwerking en de handel te bevorderen, met name door elkaar toegang te verlenen tot hun vervoersmarkt, zoals bepaald in artikel 13 van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende het goederenvervoer over de weg en per spoor van 2 mei 1992, hierna te noemen de overeenkomst van 1992,
VERLANGENDE een gecoördineerd vervoerbeleid te bevorderen met als doel het gebruik van milieuvriendelijker middelen van goederen- en personenvervoer te stimuleren, teneinde de bescherming van het milieu te koppelen aan de effi ciëntie van de vervoersystemen, met name in het Alpengebied,
VERLANGENDE een gezonde concurrentie tussen de verschillende vervoerstak ken te bewerkstelligen, overwegende dat de verschillende vervoerstakken zelf de door hen gemaakte kosten moeten dekken,
ZICH BEWUST van de noodzaak om te zorgen voor samenhang tussen het Zwitserse vervoerbeleid en de algemene beginselen van het communautaire ver voerbeleid, met name met het oog op de tenuitvoerlegging van een gecoördi neerde kaderwet- en regelgeving,
ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:
TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Algemene beginselen en doelstellingen
1. Deze overeenkomst tussen de Gemeenschap en Zwitserland beoogt enerzijds de toegang van de overeenkomstsluitende partijen tot hun markt van het goederen- en personenvervoer over de weg en per spoor zodanig te liberaliseren dat het verkeer efficiënter doorstroomt op de route die voor alle in de overeenkomst bedoelde wijzen van vervoer technisch, geografisch en economisch het meest geëigend is, en ander zijds de voorwaarden voor een gecoördineerd vervoerbeleid vast te stellen.
2. De bepalingen van de overeenkomst en de toepassing ervan zijn gebaseerd op de beginselen van wederkerigheid en van vrije keuze van wijze van vervoer.
3. De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe geen dis criminerende maatregelen te treffen in het kader van de toepassing van deze overeenkomst.
Toepassingsgebied
1. Deze overeenkomst is van toepassing op het bilaterale goederen- en personenvervoer over de weg tussen de overeenkomstsluitende par tijen en het transitovervoer over het grondgebied van de overeenkomst sluitende partijen, onverminderd de overeenkomst van 1992 en onder voorbehoud van artikel 7, lid 3, op het goederen- en personenvervoer over de weg met driehoeksvervoerkarakter, en op de grote cabotage voor Zwitserland.
2. Deze overeenkomst is van toepassing op het internationale per sonen- en goederenvervoer per spoor, alsmede op het internationale gecombineerde vervoer. Zij is niet van toepassing op spoorwegonder nemingen waarvan de activiteit beperkt is tot de exploitatie van stads-, voorstads- of regionaal vervoer.
3. Deze overeenkomst is van toepassing op het vervoer dat wordt verzorgd door wegvervoerders of spoorwegondernemingen die zijn ge vestigd in één van de overeenkomstsluitende partijen.
Artikel 3
Definities
1. W e g v e r v o e r
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
— beroep van vervoerder van goederen over de weg: de activiteit van iedere onderneming die met een motorrijtuig of een samenstel van voertuigen goederen vervoert voor rekening van derden;
— beroep van vervoerder van personen over de weg: de activiteit van iedere onderneming die voor rekening van derden het internationaal personenvervoer per bus en touringcar verzorgt;
— onderneming: iedere natuurlijke persoon, iedere rechtspersoon met of zonder winstoogmerk, iedere organisatie of iedere groep van personen zonder rechtspersoonlijkheid en met of zonder winstoog merk, alsmede iedere overheidsinstantie, hetzij met een eigen rechts persoonlijkheid hetzij afhankelijk van een autoriteit die daarover beschikt;
— voertuig: motorrijtuig dat bij een overeenkomstsluitende partij is geregistreerd of samenstel van voertuigen waarvan tenminste het motorrijtuig bij een overeenkomstsluitende partij is geregistreerd en dat uitsluitend is bestemd voor goederenvervoer, of ieder motor rijtuig dat op grond van het bouwtype en de uitrusting geschikt is om, met inbegrip van de bestuurder, meer dan negen personen te vervoeren, en daartoe is bestemd;
— internationaal vervoer: rit van een voertuig waarvan het vertrekpunt zich bevindt op het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij en waarvan de bestemming zich bevindt op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij of in een derde land en omgekeerd, alsmede de lege ritten over voornoemd traject; wanneer het vertrekpunt of de bestemming zich in een derde land bevindt, moet het vervoer worden verricht door een voertuig dat is geregis treerd bij de overeenkomstsluitende partij waar zich het vertrekpunt of de bestemming van de rit bevindt;
— doorvoer: vervoer van goederen of personen over het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij (waarbij niet wordt geladen of gelost) alsmede de lege ritten;
— grote cabotage voor Zwitserland: ieder goederenvervoer voor reke ning van derden vanuit een lidstaat van de Gemeenschap naar een andere lidstaat, middels een in Zwitserland geregistreerd voertuig, ongeacht of het voertuig tijdens dezelfde reis en volgens de normale route al dan niet Zwitserland in doorvoer passeert;
— driehoeksvervoer met derde landen: ieder goederen- of personenver voer vanaf het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij naar een derde land en omgekeerd, middels een voertuig dat bij de andere overeenkomstsluitende partij is geregistreerd, ongeacht of het voertuig tijdens dezelfde reis en volgens de normale route het land waar het is geregistreerd, in doorvoer passeert;
— vergunning: machtiging, vergunning of concessie die krachtens de wetgeving van de overeenkomstsluitende partij kan worden vereist;
2. S p o o r v e r v o e r
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
— spoorwegonderneming: iedere privaatrechtelijke of publiekrechte lijke onderneming waarvan de voornaamste activiteit bestaat uit dienstverlening in de vorm van goederen- en/of personenvervoer per spoor, waarbij de onderneming voor de tractie moet zorgen; de tractie mag worden verricht met materieel dat niet het eigendom is van de betreffende spoorwegonderneming en met behulp van personeel dat niet het eigen personeel van de betreffende spoorweg onderneming is;
— internationaal samenwerkingsverband: het samengaan van ten min ste twee spoorwegondernemingen die in verschillende lidstaten van de Gemeenschap gevestigd zijn, of waarvan er één in Zwitserland is gevestigd, dat dienstverlening in de vorm van internationaal vervoer tussen de Gemeenschap en Zwitserland beoogt;
— beheerder van de infrastructuur: overheidsinstantie of onderneming die met name belast is met de totstandbrenging en het onderhoud van de spoorweginfrastructuur, alsmede met het beheer van de regel- en beveiligingssystemen;
— vergunning: machtiging door de bevoegde instantie van een over eenkomstsluitende partij verleend aan een onderneming die als spoorwegonderneming is erkend. De hoedanigheid van spoorweg onderneming kan beperkt zijn tot de exploitatie van bepaalde typen vervoer;
— vergunningverlenende instanties: de organen die door iedere over eenkomstsluitende partij zijn belast met het verlenen van de ver gunningen;
— spoorwegtraject: de infrastructuurcapaciteit die nodig is om een trein op een gegeven tijdstip tussen twee punten te laten rijden;
— toewijzing: het beschikbaar stellen van spoorweginfrastructuurcapa citeit door een toewijzende instantie;
— toewijzende instantie: de autoriteit en/of de beheerder van de infra structuur die door een van de overeenkomstsluitende partijen belast is met de toewijzing van infrastructuurcapaciteit;
— stads- en voorstadsvervoer: vervoer dat is afgestemd op de vervoers behoeften van een stadscentrum of agglomeratie, alsmede op de behoeften aan vervoer tussen dat centrum of die agglomeratie en de omliggende gebieden;
— regionaal vervoer: vervoer dat is afgestemd op de vervoersbehoeften van een regio;
— gecombineerd vervoer: goederenvervoer door wegvoertuigen of la dingeenheden, waarbij een deel van het traject per spoor, en het begin- en/of eindtraject over de weg wordt afgelegd.
— concurrerende prijzen van de spoorwegen: de prijzen van de spoor wegen worden geacht concurrerend te zijn, wanneer de gemiddelde prijzen van de spoorwegen in Zwitserland niet hoger zijn dan de kosten van vervoer over de weg, als omschreven in bijlage 9, over een soortgelijk traject.
Artikel 4
Voorbehoud betreffende de overeenkomst van 1992
Onder voorbehoud van de bij deze overeenkomst ingevoerde uitzon deringen hebben de bepalingen van deze overeenkomst geen invloed op de rechten en verplichtingen van de overeenkomstsluitende partijen die voortvloeien uit de overeenkomst van 1992.
TITEL II
INTERNATIONAAL WEGVERVOER
A. GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
Artikel 5
Toegang tot het beroep
1. De ondernemingen die het beroep van wegvervoerder wensen uit te oefenen, moeten aan de volgende drie voorwaarden voldoen:
a) betrouwbaarheid
b) voldoende financiële capaciteit
c) vakkundigheid.
2. De terzake van toepassing zijnde bepalingen staan in deel 1 van bijlage 1.
Artikel 6
Sociale normen
De op sociaal gebied van toepassing zijnde wetgeving staat vermeld in deel 2 van bijlage 1.
Technische normen
1. Behoudens het bepaalde in de leden 2 en 3 van dit artikel, stelt Zwitserland uiterlijk zes maanden na ondertekening van deze overeen komst regelingen vast die gelijkwaardig zijn aan de in deel 3 van bijlage 1 vermelde communautaire wetgeving inzake de technische voorwaar den voor het wegvervoer.
2. Zwitserland beschikt bij wijze van overgangsperiode over twee jaar vanaf de inwerkingtreding van de onderhavige overeenkomst om zijn wetgeving inzake de technische controle van voertuigen in over eenstemming te brengen met de communautaire wetgeving.
3. Vanaf 1 januari 2001 mag het totale effectieve gewicht in beladen toestand van gelede voertuigen en opleggercombinaties in Zwitserland maximaal 34 ton bedragen voor alle verkeerstypen.
Vanaf 1 januari 2005 brengt Zwitserland zijn wetgeving inzake het maximaal in het internationale verkeer toegestane gewicht van deze voertuigen in overeenstemming met de op het moment van de onder tekening van de overeenkomst in de Gemeenschap geldende wetgeving.
4. De invoering van de in artikel 40 omschreven heffingen op het wegvervoer vindt tegelijk met de geleidelijke verhoging van het in lid 3 genoemde maximumgewicht plaats.
5. Iedere overeenkomstsluitende partij verbindt zich ertoe aan de door de andere overeenkomstsluitende partij goedgekeurde voertuigen geen voorwaarden te stellen die strenger zijn dan de op haar eigen grondgebied geldende voorwaarden.
Artikel 8
Overgangsregeling voor het gewicht van voertuigen
1. Met het oog op de geleidelijke invoering van de definitieve rege ling van artikel 7, lid 3, tweede alinea, geldt er voor het goederenver voer door voertuigen, waarvan het totale effectieve gewicht in beladen toestand meer dan 28 t (vóór 31 december 2000) of 34 t (tussen 1 januari 2001 en 31 december 2004), maar niet meer dan 40 t bedraagt, dat plaatsvindt vanuit de Gemeenschap naar een plaats over de grenszone van Zwitserland, als omschreven in bijlage 6, (en omgekeerd) of dat Zwitserland in doorvoer passeert, een contingenteringsregeling die voor ziet in betaling van een vergoeding voor het gebruik van de infrastruc tuur, overeenkomstig het bepaalde in de leden 2, 3 en 4 van dit artikel. Voor in Zwitserland geregistreerde voertuigen kan deze contingente ringsregeling ook worden toegepast op vervoer binnen de grenzen van Zwitserland.
2. De Gemeenschap ontvangt een contingent van 250 000 vergunnin gen voor het jaar 2000. Zwitserland ontvangt een contingent van 250 000 vergunningen voor het jaar 2000. Indien de overeenkomst niet op 1 januari 2000 in werking treedt, wordt het voor het jaar 2000 beoogde aantal vergunningen naar verhouding teruggebracht.
3. De Gemeenschap ontvangt zowel voor het jaar 2001 als voor het jaar 2002 een contingent van 300 000 vergunningen. Zwitserland ont vangt een contingent van 300 000 vergunningen, zowel voor het jaar 2001 als voor het jaar 2002.
4. De Gemeenschap ontvangt zowel voor het jaar 2003 als voor het jaar 2004 een contingent van 400 000 vergunningen. Zwitserland ont vangt een contingent van 400 000 vergunningen, zowel voor het jaar 2003 als voor het jaar 2004.
5. Met het oog op het gebruik van de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde vergunningen dient iedere Zwitserse of communautaire exploitant een vergoeding voor het gebruik van de Zwitserse infrastructuur te betalen, die berekend en geïnd wordt volgens de wijze van toepassing van bij lage 2.
6. Vanaf 1 januari 2005 zijn voertuigen die aan de in artikel 7, lid 3, tweede alinea, bedoelde technische normen voldoen, conform artikel 32 vrijgesteld van ieder contingenterings- en vergunningsstelsel.
B. INTERNATIONAAL GOEDERENVERVOER OVER DE WEG
Artikel 9
Goederenvervoer tussen de grondgebieden van de partijen
1. Het internationale goederenvervoer over de weg voor rekening van derden alsmede de lege ritten tussen de grondgebieden van de overeen komstsluitende partijen vinden plaats onder dekking van de communau taire vergunning voor communautaire vervoerders zoals opgesteld in Ver ordening (EEG) nr. 881/92, waarvan het model in bijlage 3 wordt gegeven, en onder dekking van een soortgelijke Zwitserse vergunning voor Zwit serse vervoerders.
2. De aldus verleende vergunningen vervangen, voor wat betreft ver voer dat binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst valt, de tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland uitgewisselde bilaterale vergunningen die nodig waren tot aan de inwerkingtreding van deze overeenkomst.
3. Het in bijlage 4 vermelde vervoer is vrijgesteld van elke vergun ningsregeling en iedere vervoersvergunning.
4. De procedures betreffende het verlenen, het gebruik, het vernieu wen en het intrekken van vergunningen alsmede de procedures inzake wederzijdse bijstand vallen onder de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 881/92 voor communautaire vervoerders en onder vergelijkbare Zwitserse bepalingen.
Artikel 10
Goederenvervoer dat het grondgebied van de partijen in doorvoer passeert
1. Het internationale goederenvervoer over de weg voor rekening van derden, alsmede de lege ritten in verband met dit vervoer, dat de grond gebieden van de overeenkomstsluitende partijen in doorvoer passeert, wordt geliberaliseerd. Dit vervoer vindt plaats onder dekking van de in artikel 9 bedoelde vergunningen.
2. De leden 2, 3 en 4 van artikel 9 zijn van toepassing.
Artikel 11
Transitovervoer door Oostenrijk
Een ecopuntensysteem dat vergelijkbaar is met het systeem genoemd in artikel 11 van Protocol 9 van de Akte van Toetreding van Oostenrijk tot de Europese Unie, is van toepassing op het transitovervoer van Zwit serse exploitanten over het grondgebied van Oostenrijk, binnen de gren zen van de geldigheid van dit protocol. De berekeningsmethode en de gedetailleerde regels en procedures voor het beheer van en het toezicht op de ecopunten worden omschreven in een administratieve regeling die in onderlinge overeenstemming door de overeenkomstsluitende partijen is vastgesteld op het moment dat de overeenkomst werd gesloten, en zullen mutatis mutandis in overeenstemming zijn met de bepalingen van bovengenoemd Protocol 9.
Grote cabotage voor Zwitserland
1. Vanaf het jaar 2001 is de grote cabotage voor Zwitserland onder de volgende voorwaarden toegestaan:
— dit vervoer vindt plaats onder dekking van de in artikel 9, lid 1, bedoelde Zwitserse vergunning,
— het is beperkt tot een vervoeractiviteit op de terugweg, volgend op het vervoer van goederen tussen Zwitserland en een lidstaat van de Gemeenschap.
2. Tot deze datum kunnen de bestaande rechten die voortvloeien uit de geldende bilaterale overeenkomsten, evenwel blijven worden uitge oefend. Een opsomming van deze rechten wordt gegeven in bijlage 5 van deze overeenkomst.
3. Vanaf het jaar 2005 is de grote cabotage voor Zwitserland volledig vrij. Het vervoer vindt plaats onder dekking van de in artikel 9, lid 1, bedoelde Zwitserse vergunning.
Artikel 13
Driehoeksvervoer met derde landen
1. De regeling betreffende het driehoeksvervoer met derde landen wordt in onderlinge overeenstemming vastgesteld, na sluiting van de noodzakelijke overeenkomst tussen enerzijds de Gemeenschap en het derde land in kwestie, en anderzijds Zwitserland en het derde land in kwestie. Deze regeling dient om een gelijke behandeling van de com munautaire en Zwitserse exploitanten wat dit driehoeksvervoer betreft te waarborgen.
2. In afwachting van de sluiting van overeenkomsten tussen de Ge meenschap en de betreffende derde landen heeft deze overeenkomst geen invloed op de bepalingen inzake dit driehoeksvervoer en van bilaterale overeenkomsten die tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland zijn gesloten met betrekking tot het vervoer met derde landen. Een opsomming van deze rechten wordt gegeven in bijlage 5 van deze overeenkomst.
3. Na het opstellen van de in lid 1 bedoelde regeling sluit Zwitser land voorzover nodig bilaterale overeenkomsten met deze derde landen of past ze aan.
Artikel 14
Vervoer tussen twee punten op het grondgebied van een lidstaat van de Gemeenschap of tussen twee punten op het grondgebied van Zwitserland
Vervoer tussen twee punten op het grondgebied van een lidstaat van de Gemeenschap dat plaatsvindt door middel van een in Zwitserland ge registreerd voertuig, alsmede vervoer tussen twee punten op het grond gebied van Zwitserland dat plaatsvindt door middel van in een lidstaat van de Gemeenschap geregistreerd voertuig, is ingevolge deze overeen komst niet toegestaan.
Verbod om 's nachts en op zondag te rijden en vrijstellingen van de gewichtsbeperking
1. Het verbod om 's nachts over het grondgebied van Zwitserland te rijden geldt slechts tussen 22.00 uur en 5.00 uur.
2. De vrijstellingen van de gewichtsbeperking en van het verbod om 's nachts en op zondag te rijden, staan vermeld in bijlage 6.
3. De vrijstellingen van het verbod om 's nachts te rijden worden op een niet-discriminerende wijze verleend en zijn verkrijgbaar bij een centraal loket. De vrijstellingen worden verleend na betaling van een voor dekking van de administratiekosten bestemd bedrag.
Artikel 16
Afschaffing van bepaalde vrijstellingen van de gewichtsbeperking
De bepalingen van bijlage 6, II, punten 3 en 4 van de overeenkomst van 1992 zullen niet meer van toepassing zijn vanaf de inwerkingtreding van de onderhavige overeenkomst.
C. INTERNATIONAAL PERSONENVERVOER PER BUS EN TOURINGCAR
Artikel 17
Voorwaarden die van toepassing zijn op vervoerders
1. Iedere vervoerder die voor rekening van derden vervoert, mag het in artikel 1 van bijlage 7 omschreven vervoer verrichten zonder discri minatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats, mits:
— hij in de lidstaat van de Gemeenschap waar de vervoerder is geves tigd, of in Zwitserland gerechtigd is vervoer per bus en touringcar te verzorgen in de vorm van geregeld vervoer, bijzondere vormen van geregeld vervoer inbegrepen, of ongeregeld vervoer,
— hij op het gebied van de verkeersveiligheid voldoet aan de voor schriften voor wat betreft de op de bestuurders en voertuigen van toepassing zijnde normen.
2. Iedere vervoerder die voor eigen rekening vervoert, mag het in artikel 1, punt 3, van bijlage 7 bedoelde vervoer verrichten zonder discriminatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats, mits:
— hij in de lidstaat van de Gemeenschap waar de vervoerder is geves tigd, of in Zwitserland gerechtigd is vervoer per bus en touringcar te verzorgen volgens de in de nationale wetgeving vastgelegde voor waarden betreffende de toegang tot de markt,
— hij voldoet aan de verkeersveiligheidsvoorschriften voor wat betreft de op de bestuurders en voertuigen van toepassing zijnde normen.
3. Om internationaal reizigersvervoer per touringcar of autobus te mogen verrichten, moet iedere vervoerder die voldoet aan de voorwaar den van lid 1 in het bezit zijn van een communautaire vergunning voor communautaire vervoerders of een soortgelijke vergunning voor Zwit serse vervoerders.
Het model en de procedures voor afgifte, gebruik, en vernieuwing van de vergunningen zijn vastgelegd in Verordening (EEG) nr. 684/92, als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 11/98 voor communautaire vervoer ders alsmede in daarmee gelijkstaande Zwitserse bepalingen.
Artikel 18
Toegang tot de markt
1. Het ongeregeld vervoer, als omschreven in artikel 1, punt 2.1, van bijlage 7, is vrijgesteld van iedere vergunning.
2. De bijzondere vorm van geregeld vervoer zoals omschreven in artikel 1, punt 1.2, van bijlage 7, is vrijgesteld van vergunningen, mits het, op het grondgebied van de Gemeenschap, plaatsvindt onder dekking van een contract tussen de organisator en de vervoerder.
3. De lege ritten van voertuigen in verband met het in de leden 1 en 2 bedoelde vervoer zijn eveneens vrijgesteld van iedere vergunning.
4. Voor het geregeld vervoer zijn conform de artikelen 2 en volgende van bijlage 7 vergunningen vereist.
5. Voor de bijzondere vorm van geregeld vervoer die niet onder een contract tussen organisator en vervoerder valt, zijn op het grondgebied van de Gemeenschap vergunningen vereist overeenkomstig de artikelen 2 en volgende van bijlage 7.
In Zwitserland is dergelijk vervoer vrijgesteld van iedere vergunning.
6. Het wegvervoer voor eigen rekening zoals omschreven in artikel 1, punt 3, van bijlage 7 is vrijgesteld van vergunningen en op het grond gebied van de Gemeenschap geldt daarvoor een attestregeling.
Artikel 19
Driehoeksvervoer met derde landen
1. De regeling betreffende het driehoeksvervoer met derde landen wordt in onderlinge overeenstemming vastgesteld, na sluiting van de noodzakelijke overeenkomst tussen enerzijds de Gemeenschap en het derde land in kwestie, en anderzijds Zwitserland en het derde land in kwestie. De regeling dient om een gelijke behandeling van de com munautaire en Zwitserse exploitanten voor wat dit driehoeksvervoer betreft te waarborgen.
2. In afwachting van de sluiting van overeenkomsten tussen de Ge meenschap en de betreffende derde landen heeft deze overeenkomst geen invloed op de bepalingen inzake het in lid 1 bedoelde vervoer in bilaterale overeenkomsten die tussen de lidstaten van de Gemeen schap en Zwitserland met betrekking tot het vervoer met derde landen zijn gesloten. Een opsomming van deze rechten wordt gegeven in bij lage 8 van deze overeenkomst.
3. Na het opstellen van de in lid 1 bedoelde regeling sluit Zwitser land voorzover noodzakelijk bilaterale overeenkomsten met deze derde landen of past ze aan.
Artikel 20
Vervoer tussen twee punten op het grondgebied van één overeenkomstsluitende partij
1. Vervoer tussen twee punten op het grondgebied van één overeen komstsluitende partij door op het grondgebied van de andere overeen komstsluitende partij gevestigde vervoerders, is krachtens deze overeen komst niet toegestaan.
2. De bestaande rechten die voortvloeien uit de geldende bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitser land, kunnen evenwel blijven worden uitgeoefend, mits er op geen enkele wijze tussen communautaire vervoerders wordt gediscrimineerd en er geen concurrentievervalsing is. Een opsomming van deze rechten wordt gegeven in bijlage 8 van deze overeenkomst.
Artikel 21
Procedures
De procedures betreffende het verlenen, gebruiken, vernieuwen en ver vallen raken van vergunningen alsmede de procedures inzake weder zijdse bijstand staan beschreven in bijlage 7 van de onderhavige over eenkomst.
Artikel 22
Overgangsbepaling
De vervoersvergunningen die op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst van kracht zijn, blijven geldig totdat ze aflopen, voorzover voor het desbetreffende vervoer nog steeds vergunningen vereist zijn.
TITEL III
INTERNATIONAAL SPOORWEGVERVOER
Artikel 23
Bestuurlijke onafhankelijkheid
De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe
— de bestuurlijke onafhankelijkheid van spoorwegondernemingen te garanderen, met name door hun een onafhankelijke status te ver schaffen, hen in staat te stellen hun activiteiten op de markt af te stemmen en hen te beheren onder verantwoordelijkheid van hun bestuursorganen,
— het beheer van de spoorweginfrastructuur en de exploitatie van de vervoer door de spoorwegondernemingen, tenminste wat de boek houding betreft, van elkaar te scheiden; de steun die aan één van beide activiteiten wordt verleend, kan niet naar de andere activiteit worden overgeheveld.
Toegangs- en doorvoerrechten met betrekking tot de spoorweginfrastructuur
1. De spoorwegondernemingen en de internationale samenwerkings verbanden hebben de toegangs- en doorvoerrechten die staan omschre ven in de communautaire wetgeving waarnaar wordt verwezen in bijlage 1, deel 4.
2. Aan de op het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij gevestigde spoorwegondernemingen wordt voor exploitatie van het in ternationaal gecombineerd vervoer het recht van toegang verleend tot de infrastructuur op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij.
3. De spoorwegondernemingen en internationale samenwerkingsver banden die hun toegangs-, respectievelijk doorgangsrechten exploiteren, sluiten met de beheerders van de gebruikte spoorweginfrastructuur de administratieve, technische en financiële overeenkomsten die nodig zijn voor regeling van de verkeersregelings- en verkeersveiligheidsproble men in verband met het in de leden 1 en 2 bedoeld internationaal vervoer.
Artikel 25
Vergunningen voor spoorvervoer
1. Alvorens toegang tot of doorvoer via de spoorweginfrastructuur, en dus het recht om vervoer te exploiteren, te kunnen aanvragen, moet men over de bij het betreffende type spoorvervoer passende vergunning beschikken. Deze vergunning geeft op zichzelf geen recht op toegang tot de spoorweginfrastructuur.
2. Een spoorwegonderneming is gerechtigd een vergunning aan te vragen in Zwitserland of in de lidstaat van de Gemeenschap waar zij is gevestigd. Vergunningen worden niet door de overeenkomstsluitende partijen verleend of verlengd, wanneer niet aan de eisen van de onder havige overeenkomst wordt voldaan.
3. De vergunningen worden, onder de verantwoordelijkheid van de overeenkomstsluitende partijen, afgegeven door de vergunningver lenende autoriteit die verantwoordelijk is voor de speciaal voor de be staande en nieuwe ondernemingen bestemde vergunningen.
4. De vergunningen worden in de Gemeenschap of in Zwitserland op basis van wederkerigheid erkend.
5. Zij moeten voldoen aan door de overeenkomstsluitende partijen opgestelde eisen inzake betrouwbaarheid, financieel vermogen en vak bekwaamheid, alsmede inzake wettelijke-aansprakelijkheidsdekking, en wel voor hun volledige geldigheidsduur. De bepalingen die hierop van toepassing zijn, worden vermeld in deel 4 van bijlage 1.
6. De vergunningen blijven geldig zolang de spoorwegonderneming de in bovengenoemde wettelijke bepalingen vervatte verplichtingen na komt. De vergunningverlenende autoriteit kan evenwel bepalen dat zij regelmatig opnieuw moeten worden bekeken.
7. De procedures voor het controleren, wijzigen, opschorten of in trekken van een vergunning worden geregeld door bovengenoemde wettelijke bepalingen.
Toekenning van het veiligheidscertificaat
1. De overeenkomstsluitende partijen verplichten de spoorwegonder nemingen er bovendien toe een veiligheidscertificaat voor te leggen waarin de aan hen gestelde veiligheidseisen ter waarborging van een veilige dienstverlening op de desbetreffende trajecten vermeld staan.
2. De spoorwegonderneming kan het veiligheidscertificaat aanvragen bij een instantie die is aangewezen door de overeenkomstsluitende partij waarvan de infrastructuur wordt gebruikt.
3. Om het veiligheidscertificaat te verkrijgen, moet de spoorweg onderneming zich houden aan de voor het Zwitserse gedeelte van het traject geldende voorschriften van de Zwitserse wetgeving en aan de voorschriften van de wetgeving die in de Gemeenschap van toepassing is op het gedeelte van het traject dat op het grondgebied van de Ge meenschap ligt.
Artikel 27
Toewijzing van spoorwegtrajecten
1. Iedere overeenkomstsluitende partij wijst de instantie aan die ver antwoordelijk is voor de toewijzing van de capaciteit; dit kan een spe cifieke instantie zijn of de beheerder van de infrastructuur. De toewij zende instantie, die kennis heeft van alle beschikbare spoorwegtrajecten, ziet er met name op toe dat:
— de spoorweginfrastructuurcapaciteit wordt toegewezen op een bil lijke en niet-discriminerende wijze,
— de toewijzingsprocedure leidt tot een doeltreffend en optimaal ge bruik van de infrastructuur, onder voorbehoud van het bepaalde in de leden 3 en 4 van dit artikel.
2. Spoorwegondernemingen of internationale samenwerkingsverban den, die verzoeken om toewijzing van een of meerdere spoorwegtrajec ten, richten zich tot de toewijzende instantie(s) van de overeenkomst sluitende partij op het grondgebied waarvan zich het vertrekpunt van het vervoer bevindt. De toewijzende instantie bij welke een aanvraag is ingediend, stelt onmiddellijk de andere betrokken toewijzende instanties daarvan in kennis. Laatstgenoemden nemen uiterlijk een maand na ont vangst van de vereiste inlichtingen een besluit; elke toewijzende instan tie kan een aanvraag afwijzen. De toewijzende instantie bij welke een aanvraag is ingediend, beslist — in overleg met de andere belangheb bende toewijzende instanties — uiterlijk twee maanden nadat alle ver eiste inlichtingen zijn verstrekt over de aanvraag. De procedures betref fende de behandeling van een aanvraag om infrastructuurcapaciteit wor den geregeld door de in deel 4 van bijlage 1 genoemde richtlijnen.
3. De Gemeenschap en Zwitserland kunnen de nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat bij de toewijzing van spoorweginfra structuurcapaciteit voorrang wordt gegeven aan het volgende spoorver voer:
a) in het belang van het publiek verricht vervoer,
b) vervoer dat geheel of gedeeltelijk wordt verricht op een speciaal daarvoor aangelegde of uitgeruste infrastructuur (bijvoorbeeld speci ale lijnen voor hogesnelheidstreinen of goederenvervoer).
4. De Gemeenschap en Zwitserland kunnen de toewijzende instantie gelasten om aan spoorwegondernemingen die bepaalde typen vervoer verrichten of deze in bepaalde regio's verrichten, op een niet-discrimi nerende grondslag bijzondere rechten te verlenen inzake de toewijzing van infrastructuurcapaciteit, indien deze rechten onmisbaar zijn voor een goede openbare dienstverrichting of voor een doeltreffend gebruik van de infrastructuurcapaciteit dan wel om de financiering van nieuwe infra structuur mogelijk te maken.
5. De overeenkomstsluitende partijen kunnen bepalen dat het moge lijk moet zijn dat bij de aanvragen om toegang tot de infrastructuur een borgsom wordt gestort dan wel dat een vergelijkbare zekerheid wordt gesteld.
6. De Gemeenschap en Zwitserland stellen de procedures voor de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit vast en publiceren deze. Bovendien stellen zij het krachtens artikel 51 van de onderhavige over eenkomst opgericht Gemengd Comité daarvan in kennis.
Artikel 28
Rekeningen en gebruiksrechten
1. De rekeningen van de infrastructuurbeheerder moeten — be schouwd over een redelijke termijn — een evenwicht vertonen tussen de voor de infrastructuur ontvangen gebruiksrechten en eventuele over heidsbijdragen enerzijds en de infrastructuuruitgaven anderzijds.
2. De infrastructuurbeheerder heft rechten voor het gebruik van de infrastructuur die hij beheert, die moeten worden betaald door de spoor wegondernemingen of internationale samenwerkingsverbanden die van deze infrastructuur gebruik maken.
3. De rechten die worden geheven voor het gebruik van de infra structuur worden met name bepaald op grond van de aard van het vervoer, de periode gedurende welke het vervoer wordt verricht, de marktsituatie, en de aard en slijtage van de infrastructuur.
4. De gebruiksrechten worden betaald aan de infrastructuurbeheer der(s).
5. Iedere overeenkomstsluitende partij stelt na overleg met de infra structuurbeheerder de nadere regels voor de bepaling van deze rechten vast. De rechten voor diensten van vergelijkbare aard op eenzelfde markt worden op niet-discriminerende wijze geheven.
6. De infrastructuurbeheerder stelt de spoorwegondernemingen of de internationale samenwerkingsverbanden die van zijn infrastructuur ge bruik maken voor het verrichten van diensten als bedoeld in artikel 24, tijdig in kennis van alle belangrijke wijzigingen in de kwaliteit of de capaciteit van de betrokken infrastructuur.
Artikel 29
Beroep
1. De Gemeenschap en Zwitserland treffen de nodige maatregelen om te waarborgen dat tegen de besluiten met betrekking tot toewijzing van infrastructuurcapaciteit of heffing van rechten, beroep kan worden aangetekend bij een onafhankelijke instantie. Deze instantie neemt een besluit binnen twee maanden nadat alle nodige inlichtingen zijn ver strekt.
2. De overeenkomstsluitende partijen nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat de overeenkomstig lid 1 en artikel 25, lid 3 genomen besluiten aan een rechterlijke toetsing worden onderworpen.
TITEL IV
GECOÖRDINEERD VERVOERBELEID
A. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 30
Doelstellingen
1. De overeenkomstsluitende partijen zijn overeengekomen om voor zover nodig een gecoördineerd goederen- en personenvervoersbeleid te ontwikkelen. De doelstelling van dit beleid is efficiëntie van vervoer systemen te aan bescherming van het milieu, zodat een duurzame mo biliteit wordt gewaarborgd.
2. De partijen trachten op hun respectieve grondgebieden voor het vervoer sterk vergelijkbare voorwaarden te scheppen, met inbegrip van de voorwaarden betreffende belastingheffing, met name om te voor komen dat het verkeer het Alpengebied zal mijden of om daar een betere verdeling van het verkeer te bewerkstelligen.
Artikel 31
Maatregelen
1. Teneinde deze doelstelling te verwezenlijken, treffen de overeen komstsluitende partijen maatregelen om te zorgen voor een gezonde concurrentie tussen en binnen de verschillende vervoerstakken, en om het gebruik van milieuvriendelijker goederen- en personenvervoermid delen te bevorderen.
2. De maatregelen omvatten, in aanvulling op de bepalingen van de Titels II en III:
— de ontwikkeling van spoorweginfrastructuren door de Alpen en de beschikbaarstelling van diensten op het gebied van vervoer per spoor en gecombineerd vervoer die in prijs en kwaliteit concurrerend zijn,
— de invoering van heffingsystemen voor het wegvervoer,
— begeleidende maatregelen.
3. De door de overeenkomstsluitende partijen in het kader van deze overeenkomst getroffen maatregelen worden geleidelijk en, indien mo gelijk, gecoördineerd ten uitvoer gelegd.
Artikel 32
Beginselen
Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 47 zijn de in artikel 31 genoemde maatregelen conform de volgende beginselen:
— geen rechtstreekse of indirecte discriminatie op grond van de natio naliteit van de vervoerder of van de herkomst of bestemming van de vervoerde goederen,
— vrije keuze van de wijze van vervoer,
— geen eenzijdige kwantitatieve beperkingen,
— territorialiteit,
— de heffing van rechten moet evenredig zijn aan de vervoerskosten, waarbij ook rekening wordt gehouden met het type voertuig,
— doorzichtigheid,
— vergelijkbaarheid van de gebruiksvoorwaarden tussen Alpenpassa ges,
— voorkoming van verstoringen van de verkeersstromen in het Alpen gebied,
— wederkerigheid.
B. VERVOER PER SPOOR EN GECOMBINEERD VERVOER
Artikel 33
Doelstellingen
1. De overeenkomstsluitende partijen stellen zich tot doel vervoer per spoor en gecombineerd vervoer aan te bieden in het Alpengebied dat kwantitatief, kwalitatief en in economisch opzicht kan concurreren met het wegvervoer, waarbij de in artikel 32 opgesomde beginselen in acht worden genomen, en het vrije spel van de krachten van de markt — met name in het kader van de in titel III voorziene openstelling van de spoorweginfrastructuur — en de zelfstandigheid van de spoorwegonder nemingen wordt gewaarborgd.
2. Hiertoe handelen de overeenkomstsluitende partijen als volgt:
— zij treffen, zowel in Zwitserland als op het grondgebied van de Gemeenschap, binnen de grenzen van hun bevoegdheid, infrastruc turele en operationele maatregelen om de levensvatbaarheid op lange termijn, de innerlijke samenhang en de integratie van het Zwitserse aanbod in een systeem van langeafstandsvervoer per spoor te waar borgen,
— zij verbinden zich er eveneens toe de onderlinge verbinding en interoperabiliteit van hun spoorwegnetten en gecombineerd vervoer snetwerken te ontwikkelen. Hiertoe zorgen zij voor de nodige sa menwerking met de betrokken internationale organisaties en instan ties en zij dragen het Gemengd Comité op deze aspecten te volgen.
3. De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe de nodige maatregelen te treffen om, tegelijk met de geleidelijke invoering van de in artikel 40 bedoelde heffingsystemen voor het wegvervoer, het aan bieden van meer vervoer per spoor en gecombineerd vervoer aan de gebruikers te bevorderen; dit aanbod moet qua capaciteit, prijs en kwa liteit zodanig zijn dat het verkeer evenwichtig over de diverse Alpen passages wordt verdeeld.
Artikel 34
Capaciteit van het spoorvervoersaanbod
1. De overeenkomstsluitende partijen bevestigen de in de artikelen 5 en 6 van de overeenkomst van 1992 neergelegde afspraken die voorzien in de aanleg door Zwitserland van de NLFA en de verhoging door de Gemeenschap van de capaciteit van de toegangswegen ten noorden en
2. Voor de Gemeenschap behoren de in lid 1 bedoelde infrastruc tuurmaatregelen tot de maatregelen die zijn genomen en de voorwaarden die zijn vastgesteld in het kader van Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire richt snoeren voor de ontwikkeling van een Trans-Europees vervoersnet, waaronder ook de spoor- en gecombineerd vervoerverbindingen door de Alpen vallen, met name de toegangswegen tot de Zwitserse spoor weginfrastructuur, alsmede de installaties voor gecombineerd vervoer.
3. De twee overeenkomstsluitende partijen werken samen om hun respectieve bevoegde instanties in staat te stellen de planning en uitvoe ring van de spoorweginfrastructuurwerkzaamheden en de maatregelen ter bevordering van het gecombineerde vervoer die nodig zijn om te voldoen aan de in leden 1 en 2 genoemde verplichtingen, gecoördineerd te doen plaatsvinden en het draaiboek van de werkzaamheden naar gelang van de vereiste capaciteit te harmoniseren. Daarbij streven zij ernaar de gedane investeringen rendabel te maken. Hiertoe treffen zij binnen het Gemengd Comité alle nuttige maatregelen.
4. Het Comité kan een subcomité instellen dat wordt belast met het toezicht op de coördinatie van de infrastructuurprojecten in het Alpen gebied. Het Subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van Zwitserland, de Gemeenschap en de lidstaten van de Gemeenschap die zich in het Alpengebied bevinden.
Artikel 35
Economische parameters
1. De overeenkomstsluitende partijen treffen alle maatregelen die no dig zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 33 aangegeven doel stelling. Hiertoe zien zij er op toe dat het goederenvervoer per spoor en het gecombineerd vervoer door Zwitserland, met inbegrip van het be geleide gecombineerd vervoer, middels een vergelijkbaar kwaliteits- en prijsniveau kan blijven concurreren met het wegvervoer op hetzelfde traject, waarbij de zelfstandigheid van de spoorwegondernemingen ge waarborgd blijft.
2. Ter realisering van een aangepast aanbod van vervoer per spoor en gecombineerd vervoer kunnen de overeenkomstsluitende partijen finan ciële steun geven ten behoeve van investeringen in spoorweginfrastruc tuur, vaste of mobiele overslaginstallaties voor vervoer over land, spe ciaal voor gecombineerd vervoer bestemd en gebruikt materieel, en, voorzover hun respectievelijke wetgevingen dit toelaten, in de exploita tie van gecombineerd vervoer dat het Zwitsers grondgebied in doorvoer passeert, voorzover deze maatregelen ertoe bijdragen de kwaliteit van het dienstenaanbod in het vervoer per spoor en het gecombineerd ver voer te verbeteren, de prijzen concurrerender te maken, en voorzover zij niet tot buitensporige concurrentievervalsing tussen exploitanten leiden. De prijsvaststelling voor het spoorwegtraject blijft de verantwoordelijk heid van de bevoegde autoriteiten of organen.
3. De overeenkomstsluitende partijen kunnen eveneens met de spoor wegondernemingen openbare-dienstverleningscontracten ter waarbor ging van voldoende spoorwegvervoer afsluiten, met name op grond van sociale en milieuoverwegingen.
Artikel 36
Kwaliteitsparameters
1. De overeenkomstsluitende partijen komen overeen alle maatrege len te treffen die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 33 aangegeven doelstelling. Te dien einde verbinden zij zich ertoe het gecombineerd vervoer te bevorderen.
2. Tijdens de in artikel 8 bedoelde overgangsperiode verbindt Zwit serland zich er eveneens toe om, overeenkomstig de overeenkomst van 1992, begeleid gecombineerd vervoer („rijdende weg”) aan te bieden dat in kwaliteit en prijs met het wegvervoer kan concurreren.
3. De overeenkomstsluitende partijen treffen alle maatregelen die no dig zijn om het gecombineerde vervoer te bevorderen. Zij zien er in het bijzonder op toe dat de volgende bepalingen worden toegepast:
— inachtneming van de regelgeving op het gebied van technische en sociale normen voor het wegvervoer, met name betreffende rij- en rusttijden, snelheidsbeperkingen en normen voor maximaal gewicht en maximale afmetingen,
— beperking van de grenscontroles voor het spoorwegvervoer en ver plaatsing van deze controles naar de laad- of los- en op- of uitstap plaats, conform de overeenkomst van 20 mei 1987 tussen de Ge meenschap en Zwitserland, alsmede tussen de EVA-staten, betref fende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer,
— vergemakkelijking van de organisatie van de gecombineerd vervoer keten door vereenvoudiging van de regelgeving en van de adminis tratieve voorwaarden die voor elk van de betrokken overeenkomst sluitende partijen gelden,
— aanmoediging van exploitanten van gecombineerd vervoer en spoor wegondernemingen om de kwaliteit van hun diensten te verbeteren.
Een opsomming van spoorwegparameters wordt gegeven in bijlage 9. Met deze parameters wordt rekening gehouden ingeval een beroep wordt gedaan op artikel 46.
4. In het kader van hun bevoegdheden spannen de overeenkomst sluitende partijen zich in om passende maatregelen te treffen teneinde een snelle vorming van spoorwegcorridors voor het vrachtvervoer mo gelijk te maken. Zij stellen elkaar regelmatig in kennis van de maat regelen die zij met betrekking tot deze spoorwegcorridors van plan zijn te nemen.
5. Het Gemengd Comité stelt om de twee jaar een verslag op over de invoering van de in dit artikel bedoelde maatregelen.
C. HEFFINGSYSTEMEN VOOR HET WEGVERVOER
Artikel 37
Doelstellingen
Overeenkomstig de doelstellingen van Titel III van de overeenkomst van 1992 stellen de overeenkomstsluitende partijen zich in het kader van hun bevoegdheden en volgens hun respectieve procedures ten doel geleidelijk heffingsystemen in te voeren, die erop gericht zijn om aan de wegvoertuigen, evenals aan de andere vervoerswijzen, de kosten aan te rekenen die zij veroorzaken
Artikel 38
Beginselen
1. De heffingsystemen zijn gebaseerd op de in artikel 32 genoemde beginselen, met name non-discriminatie, evenredigheid en doorzichtig heid.
2. De tarifering omvat voertuigbelastingen, brandstofheffingen en heffingen voor het gebruik van het wegennet.
3. Met het oog op de verwezenlijking van de in artikel 37 genoemde doelstellingen wordt bij voorkeur voor maatregelen gekozen die het verkeer niet verleggen ten opzichte van de technisch, economisch en geografisch meest geëigende route tussen het vertrekpunt en de plaats van eindbestemming van het vervoer te nemen.
4. De maatregelen worden zodanig toegepast dat het vrije verkeer van goederen of diensten tussen de overeenkomstsluitende partijen niet wordt belemmerd, met name voor wat betreft het beheer en de inning van tolgelden of van de rechten voor het gebruik van het net, de afwezigheid van systematische controle aan de grenzen tussen de overeenkomstsluitende partijen en de afwezigheid van buitensporig veel formaliteiten. Teneinde moeilijkheden op dit punt te voorkomen, tracht Zwitserland de geldende communautaire regelgeving terzake toe te passen.
5. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op voertuigen met een op het kentekenbewijs vermeld maximaal toegestaan gewicht in beladen toestand van ten minste 12 ton. De onderhavige overeenkomst belet evenwel niet de vaststelling door overeenkomstsluitende partijen van maatregelen op hun eigen grondgebied met betrekking tot voer tuigen met een maximaal toegestaan gewicht in beladen toestand 12 ton of meer.
6. De overeenkomstsluitende partijen verlenen geen rechtstreekse of indirecte staatssteun aan ondernemingen, met name aan vervoerders, om de gevolgen voor hen van de aanrekening van kosten aan het wegver voer middels de in de onderhavige overeenkomst voorziene heffingen op te vangen.
Artikel 39
Interoperabiliteit van de instrumenten
Ter realisering van een voldoende mate van interoperabiliteit van de elektronische systemen voor de inning van gebruiksrechten voor het wegvervoer plegen de overeenkomstsluitende partijen overleg binnen het Gemengd Comité.
Zwitserse maatregelen
1. Om de in artikel 37 omschreven doelstellingen te bereiken en met het oog op de verhogingen van het maximumgewicht zoals aangegeven in artikel 7, lid 3, voert Zwitserland een niet-discriminerend heffingsy steem in voor voertuigen, en wel in twee fasen, die respectievelijk ingaan op 1 januari 2001 en 1 januari 2005. Dit heffingsysteem is onder meer gebaseerd op de in artikel 38, lid 1, vermelde principes en de bepalingen van bijlage 10.
2. De heffingen worden gedifferentieerd op basis van 3 categorieën emissienormen (EURO). In het vanaf 1 januari 2005 geldende hef fingsysteem moet het verschil in heffingen tussen de verschillende ca tegorieën zo groot mogelijk zijn, maar mag niet meer bedragen dan 15 % van het in lid 4 vermelde gewogen gemiddelde van de heffingen.
3. a) In het vanaf 1 januari 2001 geldende heffingsysteem bedraagt de maximale aanslag voor voertuigen waarvan het effectief totaal gewicht in beladen toestand de 34 t niet overschrijdt, en die een afstand van 300 km door het Alpengebied afleggen, respectievelijk niet meer dan 205 CHF voor een voertuig dat niet aan de EURO-normen voldoet, 172 CHF voor een voertuig dat aan de EURO-I-norm voldoet, en 145 CHF voor een voer tuig dat aan de EURO-II-norm voldoet.
b) In afwijking van bovenstaand lid 3(a) ontvangt de Gemeen schap gedurende de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2004 een jaarlijks contingent geldend voor 220 000 enkele transitoritten door het Zwitserse Alpengebied van lege of met lichte producten beladen voertuigen, voorzover het totaal effec tief gewicht in beladen toestand van het voertuig de 28 ton niet overschrijdt bedraagt, tegen betaling van een vergoeding voor het gebruik van de infrastructuur ten bedrage van 50 CHF in het jaar 2001, 60 CHF in het jaar 2002, 70 CHF in het jaar 2003 en 80 CHF in het jaar 2004. Zwitserland ontvangt even eens een contingent tegen dezelfde voorwaarden. De normale controleprocedures zullen van toepassing zijn.
4. In het vanaf 1 januari 2005 geldende heffingsysteem bedraagt het gewogen gemiddelde van de heffingen niet meer dan 325 CHF voor voertuigen met een effectief totaal gewicht in beladen toestand van niet meer dan 40 t die een afstand van 300 km door het Alpengebied afleggen. De heffing voor de meest verontreinigende categorie bedraagt niet meer dan 380 CHF.
5. Een deel van de in de leden 3 en 4 vermelde heffingen mag bestaan uit tolgelden voor het gebruik van speciale Alpen-infrastructuur. Dit deel mag niet meer dan 15 % van de in de leden 3 en 4 vermelde heffingen bedragen.
6. De in lid 4 vermelde wegingen worden vastgesteld op basis van het aantal voertuigen per EURO-normcategorie dat in Zwitserland rijdt. Het aantal voertuigen van iedere categorie wordt bepaald aan de hand van tellingen die door het Gemengd Comité worden onderzocht. Het Gemengd Comité stelt het gemiddelde vast op basis van tweejarige
onderzoeken, waarvan de eerste plaatsvindt vóór 1 juli 2004, teneinde rekening te houden met de ontwikkeling van de structuur van het wa genpark in Zwitserland, en de ontwikkeling van de EURO-normen.
Artikel 41
Communautaire maatregelen
De Gemeenschap gaat door met het ontwikkelen van op haar grond gebied geldende heffingsystemen, die gekoppeld zijn aan de door het gebruik van de infrastructuur veroorzaakte kosten. Deze systemen zijn gebaseerd op het beginsel van de „gebruiker betaalt”.
Artikel 42
Nieuw onderzoek van de hoogte van de heffingen
1. Vanaf 1 januari 2007, worden om de twee jaar de in artikel 40, lid 4, vastgestelde maximale hoogtes van de heffingen aangepast, om re kening te houden met de inflatie in Zwitserland van de afgelopen twee jaar. Met het oog op die aanpassing deelt Zwitserland uiterlijk 30 sep tember van het aan de aanpassing voorafgaande jaar het Gemengd Comité de statistische gegevens mede die nodig zijn om de beoogde aanpassing te rechtvaardigen. Het Gemengd Comité komt op verzoek van de Gemeenschap binnen 30 dagen na deze mededeling bijeen voor overleg over de beoogde aanpassing.
Indien in de periode tussen de datum van ondertekening van deze over eenkomst en 31 december 2004 de gemiddelde jaarlijkse inflatie in Zwitserland meer dan 2 % bedraagt, worden de in artikel 40, lid 4, vastgestelde maximale hoogtes van de heffingen aangepast, waarbij uit sluitend rekening wordt gehouden met de inflatie boven het gemiddelde jaarlijkse inflatiepercentage van 2 %. De in voorgaand lid beschreven procedure is van toepassing.
2. Vanaf 1 januari 2007 kan het Gemengd Comité op verzoek van één van de overeenkomstsluitende partijen de in artikel 40, lid 4, vast gestelde maximale hoogtes van de heffingen opnieuw onderzoeken, met het oog op een besluit om deze aan te passen, dat gezamenlijk moet worden genomen. Dit onderzoek vindt plaats aan de hand van de vol gende criteria:
— de hoogte en de structuur van de fiscale heffingen op het grond gebied van beide overeenkomstsluitende partijen, en met name de heffingen voor vergelijkbare Alpenpassages,
— de verdeling van het verkeer over vergelijkbare Alpenpassages,
— de ontwikkeling van de modale verdeling in het Alpengebied,
— de ontwikkeling van de spoorweginfrastructuur in het Alpengebied.
D. BEGELEIDENDE MAATREGELEN
Artikel 43
Vereenvoudiging van de grenscontroles
1. De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe de forma liteiten voor de vervoersector te beperken en te vereenvoudigen, in het bijzonder op douanegebied.
2. De Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten in het goederenvervoer van 21 november 1990, de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake dou anevervoer van 20 mei 1987 alsmede, voor wat betreft het spoorweg vervoer, de overeenkomst tussen spoorwegondernemingen inzake de technische controle bij de overdracht van goederenwagons in het inter nationale vervoer dienen als basis voor de maatregelen die ter uitvoering van lid 1 door de overeenkomstsluitende partijen zijn genomen.
Artikel 44
Milieunormen voor vrachtwagens
1. Met het oog op een betere milieubescherming, en onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 7, willen de overeenkomst sluitende partijen onder meer milieunormen invoeren die een hoog be schermingsniveau waarborgen, teneinde de emissie van uitlaatgassen, deeltjes en geluid van zware vrachtwagens te verminderen.
2. De overeenkomstsluitende partijen plegen tijdens de uitwerking van deze normen regelmatig overleg.
3. De emissiecategorie (EURO) waartoe een vrachtwagen behoort (als omschreven in de communautaire wetgeving) wordt, als zij niet op het kentekenbewijs van het voertuig vermeld wordt, gecontroleerd op de op genoemd bewijs vermelde datum van het voor de eerste maal in het verkeer brengen, of eventueel, aan de hand van een speciaal door de bevoegde instanties van de staat van afgifte opgesteld document.
Artikel 45
Waarnemingspost voor het verkeer
1. Vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst wordt een per manente waarnemingspost ingericht voor het volgen van het weg-, spoorweg- en gecombineerd verkeer in het Alpengebied. Deze rappor teert jaarlijks over de ontwikkelingen in het verkeer aan het Gemengd Comité dat ingevolge artikel 51 van deze overeenkomst wordt opge richt. Het Gemengd Comité kan de waarnemingspost eveneens verzoe ken een speciaal verslag op te stellen, met name ingeval van toepassing van het bepaalde in de artikelen 46 en 47 van deze overeenkomst.
2. De werkzaamheden van de waarnemingspost worden gefinancierd door de overeenkomstsluitende partijen. De verdeelsleutel voor de fi nanciering wordt door het Gemengd Comité vastgesteld
3. De overeenkomstsluitende partijen stellen een bestuurlijke regeling voor de werking van de waarnemingspost vast middels een op de eerste vergadering genomen besluit van het Gemengd Comité.
E. CORRIGERENDE MAATREGELEN
Artikel 46
Eenzijdige beschermende maatregelen
1. Indien na 1 januari 2005, ondanks concurrerende spoorwegprijzen en een correcte toepassing van de maatregelen van artikel 36 betreffende de kwaliteitsparameters, er moeilijkheden zijn met de doorstroming van het transalpijns Zwitsers wegverkeer, en indien, gedurende een periode van 10 weken, de gemiddelde benuttingsgraad van de bij het spoorweg aanbod op het Zwitserse grondgebied behorende capaciteit (begeleid en
2. Wanneer zich een situatie als beschreven in lid 1 op haar grond gebied voordoet, kan de Gemeenschap, in vergelijkbare omstandighe den, soortgelijke maatregelen nemen om de situatie te verbeteren.
3. a) De duur en werkingssfeer van de in de voorgaande leden voor ziene beschermende maatregel zijn beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is om de situatie te verbeteren. De maatregel duurt ten hoogste zes maanden, maar kan met nog eens zes maanden worden verlengd. Het Gemengd Comité kan met een parigheid van stemmen tot verdere verlengingen besluiten.
b) Wanneer een overeenkomstsluitende partij reeds eerder de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen heeft toegepast, gelden in geval van hernieuwde toepassing de volgende voorwaarden:
— wanneer de voorafgaandelijke toepassingsperiode niet meer dan zes maanden heeft geduurd, mogen er pas nadat sinds het einde van de vorige toepassing 12 maanden zijn ver streken, nieuwe maatregelen worden toegepast,
— wanneer de toepassingsperiode meer dan zes maanden heeft geduurd, mogen er pas nadat sinds het einde van de vorige toepassing 18 maanden zijn verstreken, nieuwe maatregelen worden toegepast,
— in geen geval mogen er binnen een tijdsbestek van 5 jaar, gerekend vanaf het begin van de eerste periode van toepas sing van de beschermende maatregelen, meer dan twee perioden zijn waarin beschermende maatregelen worden genomen.
Het Gemengd Comité kan in speciale gevallen met eenparig heid van stemmen besluiten van de hierboven vermelde beper kingen af te wijken.
4. Alvorens de in de voorgaande leden voorziene maatregelen te nemen, stelt de betreffende overeenkomstsluitende partij het Gemengd Comité in kennis van haar voornemen. Het Gemengd Comité komt bijeen om de kwestie te onderzoeken. Tenzij het Gemengd Comité anders beslist, kan de betrokken overeenkomstsluitende partij de maat regel in kwestie treffen, 30 dagen na de datum van kennisgeving daar van aan het Gemengd Comité.
Artikel 47
Maatregelen genomen in onderling overleg
1. In geval van ernstige verstoringen van de verkeersstromen door het Alpengebied, die afbreuk doen aan de verwezenlijking van de doel stellingen van artikel 30 van deze overeenkomst, komt het Gemengd Comité op verzoek van één van de overeenkomstsluitende partijen bij een, teneinde passende maatregelen vast te stellen om de situatie te
verhelpen. De overeenkomstsluitende partij die het verzoek doet stelt de waarnemingspost voor het verkeer daarvan onmiddellijk in kennis, en deze stelt binnen 14 dagen een rapport op over de situatie en eventueel te nemen maatregelen.
2. Het Gemengd Comité komt bijeen binnen 15 dagen na het ver zoek. Het onderzoekt de situatie, waarbij het naar behoren rekening houdt met het rapport van de waarnemingspost voor het verkeer. Het Gemengd Comité stelt eventueel te treffen maatregelen vast binnen 60 dagen na de datum van de eerste vergadering over de kwestie. Deze termijn kan met eenparigheid van stemmen worden verlengd.
3. De maatregelen zijn, wat werkingssfeer en duur betreft, beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is om de situatie te verbeteren. Er moet bij voorrang worden gekozen voor maatregelen die de werking van de overeenkomst het minst belemmeren.
Artikel 48
Maatregelen in geval van crisis
Bij ernstige verstoringen van het verkeer door het Alpengebied door overmacht, bijvoorbeeld door natuurrampen, nemen de overeenkomst sluitende partijen op gecoördineerde wijze, ieder voor haar eigen grond gebied, alle mogelijke dienstige maatregelen om de doorgang van dit verkeer mogelijk te maken. Bepaalde gevoelige transporten, zoals be derfelijke waren, krijgen een voorkeursbehandeling.
TITEL V
ALGEMENE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 49
Tenuitvoerlegging van de overeenkomst
1. De overeenkomstsluitende partijen treffen alle passende algemene of bijzondere maatregelen om nakoming van de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te waarborgen.
2. Zij onthouden zich van iedere maatregel die de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst in gevaar kan brengen.
3. De bepalingen van deze overeenkomst inzake het maximaal toe gestane gewicht van gelede voertuigen en opleggercombinaties en in zake de tarifering van het vervoer worden ten uitvoer gelegd volgens een procedure die in twee etappes verloopt, van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004, en vanaf 1 januari 2005.
Artikel 50
Maatregelen om het evenwicht te herstellen
Indien een overeenkomstsluitende partij constateert dat de andere over eenkomstsluitende partij de in deze overeenkomst vastgestelde verplich tingen niet nakomt, of dat deze een besluit van het Gemengd Comité niet uitvoert, kan de benadeelde partij na overleg binnen het Gemengd Comité passende maatregelen treffen om het evenwicht in deze over eenkomst te handhaven. De overeenkomstsluitende partijen verstrekken het Gemengd Comité alle nuttige inlichtingen om een diepgaand onder zoek van de situatie mogelijk te maken.
Gemengd Comité
1. Er wordt een Gemengd Comité opgericht, het zogeheten „Comité inlandvervoer Gemeenschap/Zwitserland”, dat bestaat uit vertegenwoor digers van de overeenkomstsluitende partijen en dat verantwoordelijk is voor het beheer en de juiste tenuitvoerlegging van deze overeenkomst. Hiertoe formuleert het aanbevelingen. Het neemt besluiten in de in de overeenkomst voorziene gevallen; de overeenkomstsluitende partijen voeren deze besluiten volgens hun eigen regels uit. Het Gemengd Co mité neemt besluiten met eenparigheid van stemmen.
2. In het bijzonder zorgt het Gemengd Comité voor het toezicht op en de tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze overeenkomst en met name van de artikelen 27, lid 6, 33, 34, 35, 36, 39, 40, 42, 45, 46, 47 en 54. Het past de in de artikelen 52 en 55 bedoelde aanpassings- en herzieningsbepalingen toe.
3. Met het oog op een goede uitvoering van deze overeenkomst wisselen de overeenkomstsluitende partijen regelmatig informatie uit en plegen zij, wanneer één van de overeenkomstsluitende partijen daarom vraagt, overleg binnen het Gemengd Comité. De partijen ver strekken elkaar de gegevens van de instanties die zijn belast met de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst, met name met het verlenen van vergunningen en het uitoefenen van controle. Deze instanties cor responderen rechtstreeks.
4. Het Gemengd Comité stelt zijn reglement van orde vast, dat onder andere de voorwaarden voor het bijeenroepen van vergaderingen, het benoemen van de voorzitter en het omschrijven van het mandaat van laatstgenoemde regelt.
5. Het Gemengd Comité komt bijeen, wanneer dat nodig is, doch minstens eenmaal per jaar. Iedere partij kan om bijeenroeping van een vergadering verzoeken.
6. Het Gemengd Comité kan besluiten een werkgroep of groep van deskundigen te vormen om het te helpen bij de vervulling van zijn taken.
7. Dit comité voert ook de taken uit die voorheen door het bij ar tikel 18 van de overeenkomst van 1992 opgericht gemengd comité, het zogeheten „Comité inlandvervoer Gemeenschap/Zwitserland” werden verricht.
Artikel 52
Ontwikkeling van het recht
1. Deze overeenkomst laat van iedere overeenkomstsluitende partij het recht onverlet om, onder voorbehoud van de eerbiediging van het beginsel van non-discriminatie en van het bepaalde in deze overeen komst, haar binnenlandse wetgeving op de gebieden waarop deze over eenkomst betrekking heeft, zelfstandig te wijzigen.
2. Wanneer een overeenkomstsluitende partij nieuwe wetgeving ont wikkelt op een gebied waarop deze overeenkomst betrekking heeft, vraagt zij deskundigen van de andere overeenkomstsluitende partij in formeel om advies. In de periode voorafgaand aan de formele goedkeu ring van deze nieuwe wetgeving houden de overeenkomstsluitende par tijen elkaar op de hoogte en plegen zij voorzover nodig overleg. Indien één van de overeenkomstsluitende partijen daarom vraagt, vindt binnen het Gemengd Comité een voorlopige bespreking plaats, met name van de gevolgen van een dergelijke wijziging voor de werking van de over eenkomst.
3. Zodra de gewijzigde wetgeving is goedgekeurd, en uiterlijk acht dagen na de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen of in de Zwitserse staatscourant, maakt de betreffende overeenkomstsluitende partij de tekst van de nieuwe bepalingen aan de andere overeenkomstsluitende partij bekend. Indien één van de over eenkomstsluitende partijen daarom vraagt, vindt uiterlijk binnen twee maanden na de datum van dit verzoek in het Gemengd Comité een bespreking plaats van de gevolgen van de wijziging voor de werking van deze overeenkomst.
4. Het Gemengd Comité
— beslist de bijlagen 1, 3, 4 en 7 te herzien of stelt, indien nodig, voor de bepalingen van deze overeenkomst te herzien, om, voorzover nodig, op basis van wederkerigheid de betreffende wetswijzigingen daarin te verwerken; of
— neemt een besluit op grond waarvan de betreffende wetswijzigingen worden geacht conform deze overeenkomst te zijn; of
— besluit tot andere maatregelen ter waarborging van de goede wer king van deze overeenkomst.
5. Het Gemengd Comité stelt de voorwaarden vast voor de aanpas sing van deze overeenkomst aan de relevante bepalingen van de toe komstige overeenkomsten tussen de Gemeenschap of Zwitserland ener zijds, en de in de artikelen 13 en 19 bedoelde derde landen anderzijds.
6. Om de in deze overeenkomst gestelde doelen te bereiken, treffen de overeenkomstsluitende partijen, volgens het in artikel 49 genoemde tijdschema, alle nodige maatregelen om de rechten en verplichtingen die gelijkwaardig zijn aan die welke zijn vervat in de in bijlage I opge nomen wetsteksten van de Gemeenschap, op hun betrekkingen van toepassing te laten zijn.
Artikel 53
Geheimhouding
De vertegenwoordigers, deskundigen en andere functionarissen van overeenkomstsluitende partijen mogen, zelfs na de beëindiging van hun taken, de in het kader van deze overeenkomst verkregen informatie, die door haar aard onder het beroepsgeheim valt, niet bekendmaken.
Artikel 54
Beslechting van geschillen
Iedere overeenkomstsluitende partij kan een geschil over de interpretatie of tenuitvoerlegging van deze overeenkomst aan het Gemengd Comité voorleggen. Het Comité tracht het geschil te beslechten. Alle informatie die van belang is voor een op het vinden van een aanvaardbare oplos sing gericht diepgaand onderzoek van de situatie, worden aan het Ge mengd Comité verstrekt. Te dien einde onderzoekt het Gemengd Comité alle mogelijkheden tot handhaving van de goede werking van deze overeenkomst.
Herziening van de overeenkomst
1. Indien een overeenkomstsluitende partij een herziening wenst van de bepalingen van deze overeenkomst, stelt zij het Gemengd Comité daarvan op de hoogte. Onder voorbehoud van onderstaande leden 2 en 3, treedt de wijziging van de onderhavige overeenkomst in werking nadat de respectievelijke interne procedures zijn voltooid.
2. De bijlagen 1, 3, 4 en 7 kunnen middels een besluit van het Gemengd Comité conform artikel 51, lid 1, worden gewijzigd, teneinde rekening te houden met de ontwikkeling van de communautaire wetge ving op dit gebied.
3. De bijlagen 5, 6, 8 en 9 kunnen middels een besluit van het Gemengd Comité conform artikel 51, lid 1, worden gewijzigd.
Artikel 56
Bijlagen
De bijlagen 1 tot en met 10 vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.
Artikel 57
Grondgebieden waarop de overeenkomst van toepassing is
Deze overeenkomst is enerzijds van toepassing op de grondgebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap toepas selijk is onder de in dat Verdrag genoemde voorwaarden, en anderzijds op het grondgebied van Zwitserland.
Artikel 58
Slotbepalingen
1. Deze overeenkomst wordt door de overeenkomstsluitende partijen volgens hun eigen procedures geratificeerd of goedgekeurd. Zij treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de laatste bekendmaking van de nederlegging van de ratificatieoorkonden of van de goedkeuring van alle zeven onderstaande overeenkomsten:
— Overeenkomst inzake het Goederen- en Personenvervoer per Spoor en over de Weg.
— Overeenkomst inzake het Vrije Verkeer van Personen,
— Overeenkomst inzake het Luchtvervoer,
— Overeenkomst inzake de Handel in Landbouwproducten,
— Overeenkomst inzake Wederzijdse Erkenning op het Gebied van Conformiteitsbeoordeling,
— Overeenkomst inzake Bepaalde Aspecten van Overheidsopdrachten,
— Overeenkomst inzake Wetenschappelijke en Technologische samen werking.
2. Deze overeenkomst wordt gesloten voor een beginperiode van zeven jaar. Zij wordt voor onbepaalde tijd verlengd, tenzij de Gemeen schap of Zwitserland voor het verstrijken van de beginperiode aan de andere overeenkomstsluitende partij kennis geeft van het tegendeel. In geval van kennisgeving zijn de bepalingen van lid 4 van toepassing.
3. De Gemeenschap of Zwitserland kan deze overeenkomst opzeggen door middel van kennisgeving hiervan aan de andere overeenkomstslui tende partij. In geval van kennisgeving zijn de bepalingen van lid 4 van toepassing.
4. De in het eerste lid vermelde zeven overeenkomsten zijn zes maanden na ontvangst van de kennisgeving betreffende de in lid 2 bedoelde niet-verlenging of de in lid 3 bedoelde opzegging niet langer van kracht.
Hecho en Luxemburgo, el veintiuno de junio de mil novecientos no venta y nueve, en doble ejemplar en lenguas alemana, danesa, española, finesa, francesa, griega, inglesa, italiana, neerlandesa, portuguesa y sue ca, siendo cada uno de estos textos igualmente auténtico.
Udfærdiget i Luxembourg, den enogtyvende juni nitten hundrede og nioghalvfems, i to eksemplarer på dansk, engelsk, finsk, fransk, græsk, italiensk, nederlandsk, portugisisk, spansk, svensk og tysk, idet hver af disse tekster har samme gyldighed.
Geschehen zu Luxemburg am einundzwanzigsten Juni neunzehnhun dertneunundneunzig in zwei Urschriften in dänischer, deutscher, eng lischer, finnischer, französischer, griechischer, italienischer, niederlän discher, portugiesischer, spanischer und schwedischer Sprache, wobei jeder dieser Wortlaute gleichermaßen verbindlich ist.
Έγινε στο Λουξεμβούργο, στις είκοσι μία Ιουνίου χίλια εννιακόσια ενενήντα εννέα, εις διπλούν στην αγγλική, γαλλική, γερμανική, δανική, ελληνική, ισπανική, ιταλική, ολλανδική, πορτογαλική, σουηδική, και φινλανδική γλώσσα, κάθε κείμενο από τα οποία είναι αυθεντικό.
Done at Luxembourg on the twenty-first day of June in the year one thousand and ninety-nine, and drawn up in duplicate in the Danish, Dutch, English, Finnish, French, German, Greek, Italian, Portuguese, Spanish and Swedish languages, each text being equally authentic.
Fait à Luxembourg, le vingt-et-un juin mil neuf cent quatre-vingt dix- neuf, en double exemplaire en langues allemande, anglaise, danoise, espagnole, finnoise, française, grecque, italienne, néerlandaise, portu gaise et suédoise, chacun de ces textes faisant également foi.
Fatto a Lussemburgo, addì ventuno giugno millenovecentonovantanove, in duplice copia, in lingua danese, finlandese, francese, greca, inglese, italiana, olandese, portoghese, spagnola, svedese e tedesca, ciascun testo facente ugualmente fede.
Gedaan te Luxemburg, de eenentwintigste juni negentienhonderd negen ennegentig, in twee exemplaren in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portu gese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
Feito em Luxemburgo, em vinte e um de Junho de mil novecentos e noventa e nove, em duplo exemplar nas línguas alemã, dinamarquesa, espanhola, finlandesa, francesa, grega, inglesa, italiana, neerlandesa, portuguesa e sueca, fazendo fé qualquer dos textos.
Tehty Luxemburgissa kahdentenakymmenentenäensimmäusenä päivänä kesäkuuta vuonna tuhatyhdeksänsataayhdeksänkymmentäyhdeksän xxxx xxxx kappaleena englannin, espanjan, hollannin, italian, kreikan, portu galin, ranskan, ruotsin, saksan, suomen ja tanskan kielellä, ja kaikki teksti ovat yhtä todistusvoimaiset.
Utfärdat i Luxemburg den tjugoförsta juni nittonhundranittionio i två exemplar på det danska, engelska, finska, franska, grekiska, italienska, nederländska, portugisiska, spanska, svenska och xxxxx xxxxxxx, xxxxx xxxxxxxx xxxxxx xx xxxx xxxxxxx.
Xxx xx Xxxxxxxxx Europea
For Det Europæiske Fællesskab Für die Europäische Gemeinschaft Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα For the European Community Pour la Communauté européenne Per la Comunità europea
Voor de Europese Gemeenschap Pela Comunidade Europeia Euroopan yhteisön puolesta
På Europeiska gemenskapens vägnar
Por la Confederación Suiza
For Det Schweiziske Edsforbund
Für der Schweizerischen Eidgenossenschaft Για την Ελβετική Συνομοσπονδία
For the Swiss Confederation Pour la Confédération suisse Per la Confederazione svizzera Voor de Zwitserse Bondsstaat Pela Confederação Suíça Sveitsin valaliiton puolesta
På Schweiziska Edsförbundets vägnar
LIJST VAN BIJLAGEN
Bijlage 1: artikelen 5, lid 2, 6, 7, lid 1, 24, lid 1, 25, lid 5 en 27, lid 2: toepasselijke bepalingen
Bijlage 2: artikel 8, lid 5: wijze van toepassing van de in artikel 8 voorgeschreven heffingen
Bijlage 3: artikel 9, lid 1: model van een vergunning voor het inter nationale beroepsgoederenvervoer over de weg
Bijlage 4: artikel 9, lid 3: vervoer waarvoor geen vergunningsregeling of een vervoersvergunning vereist is
Bijlage 5: artikelen 12 en 13: lijst van bestaande uit de geldende bi laterale overeenkomsten voortvloeiende rechten
Bijlage 6: artikel 15, lid 2: vrijstellingen van de gewichtsbeperking en het verbod om 's nachts en 's zondags te rijden
Bijlage 7: artikelen 17, 18 en 21: internationaal personenvervoer en vergunningsprocedures
Bijlage 8: artikelen 19 en 20: lijst van bestaande uit de geldende bi laterale overeenkomsten voortvloeiende rechten
Bijlage 9: artikel 36: kwaliteitsparameters voor spoorvervoer en ge combineerd vervoer
Bijlage 10: artikel 40, lid 1: wijze van toepassing van de in artikel 40 voorgeschreven heffingen
▼M11
BIJLAGE 1
TOEPASSELIJKE BEPALINGEN
Overeenkomstig artikel 52, lid 6, van deze overeenkomst past Zwitserland wet telijke bepalingen toe die gelijkwaardig zijn aan de hieronder vermelde bepalin gen:
Relevante bepalingen van de wetgeving van de Europese Unie
D e e l 1 – T o e g a n g t o t h e t b e r o e p
— Richtlijn 2006/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg (gecodificeerde versie) (PB L 33 van 4.2.2006, blz. 82).
— Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoer ondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 51), laatstelijk gewijzigd bij Verorde ning (EU) nr. 517/2013 van de Raad van 13 mei 2013 (PB L 158 van 10.6.2013, blz. 1).
— Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 72), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 517/2013 van de Raad van 13 mei 2013 (PB L 158 van 10.6.2013, blz. 1).
Met het oog op de toepassing van deze overeenkomst:
(a) ontslaan de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat iedere onderdaan van de Zwitserse Bondsstaat, een lidstaat van de Europese Unie en een lidstaat van de Europese Economische Ruimte van de verplichting om in het bezit te zijn van een bestuurdersattest;
(b) mag de Zwitserse Bondsstaat onderdanen van andere staten dan bedoeld onder a) alleen ontslaan van de verplichting om in het bezit te zijn van een bestuurdersattest na raadpleging en met instemming van de Europese Unie;
(c) zijn de bepalingen van hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1072/2009 (inzake cabotage) niet van toepassing.
— Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijzi ging van Verordening (EG) nr. 561/2006 (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 88), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 517/2013 van de Raad van 13 mei 2013 (PB L 158 van 10.6.2013, blz. 1).
Voor de toepassing van deze overeenkomst is hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 1073/2009 (inzake cabotage) niet van toepassing.
— Besluit 2009/992/EU van de Commissie van 17 december 2009 betreffende minimumeisen voor de in het nationale elektronische register van wegver voerondernemingen in te voeren gegevens (PB L 339 van 22.12.2009, blz. 36).
— Verordening (EU) nr. 1213/2010 van de Commissie van 16 december 2010 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor de onderlinge koppeling van nationale elektronische registers van wegvervoerondernemingen (PB L 335 van 18.12.2010, blz. 21).
— Verordening (EU) nr. 361/2014 van de Commissie van 9 april 2014 hou dende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad aangaande de documenten voor het inter nationale personenvervoer met touringcars en autobussen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2121/98 van de Commissie (PB L 107 van 10.4.2014, blz. 39).
▼M11
— Verordening (EU) 2016/403 van de Commissie van 18 maart 2016 tot aan vulling van Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de classificatie van ernstige inbreuken op de wetgeving van de Unie die tot verlies van de betrouwbaarheidsstatus van wegvervoerondernemers kunnen leiden, en tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 74 van 19.3.2016, blz. 8).
D e e l 2 – S o c i a l e n o r m e n
— Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen (PB L 80 van 23.3.2002, blz. 35).
— Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad en Richtlijn 91/439/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 76/914/EEG van de Raad (PB L 226 van 10.9.2003, blz. 4).
— Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1), laatstelijk ge wijzigd bij Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 1).
— Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voor schriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 35), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/403 van de Commissie van 18 maart 2016 (PB L 74 van 19.3.2016, blz. 8).
— Verordening (EU) nr. 581/2010 van de Commissie van 1 juli 2010 inzake de maximumtermijnen voor het downloaden van relevante gegevens van voer tuigunits en bestuurderskaarten (PB L 168 van 2.7.2010, blz. 16).
— Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleap paraat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voor schriften van sociale aard voor het wegvervoer (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 1).
— Uitvoeringsverordening (EU) 2016/68 van de Commissie van 21 januari 2016 betreffende gemeenschappelijke procedures en specificaties die nodig zijn voor de onderlinge verbinding van elektronische registers van bestuurders kaarten (PB L 15 van 22.1.2016, blz. 51), zoals gewijzigd bij Uitvoerings verordening (EU) 2017/1503 van de Commissie van 25 augustus 2017 (PB L 221 van 26.8.2017, blz. 10).
— Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 van de Commissie van 18 maart 2016 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parle ment en de Raad tot vaststelling van de eisen voor de constructie, het testen, de installatie, de exploitatie en de reparatie van tachografen en tachograaf onderdelen (PB L 139 van 26.5.2016, blz. 1), zoals gewijzigd bij Uitvoe ringsverordening (EU) 2018/502 van de Commissie van 28 februari 2018 (PB L 85 van 28.3.2018, blz. 1).
— Uitvoeringsverordening (EU) 2017/548 van de Commissie van 23 maart 2017 tot vaststelling van een standaardformulier voor de schriftelijke verklaring over de verwijdering of verbreking van de verzegeling van een tachograaf (PB L 79 van 24.3.2017, blz. 1).
▼M11
— Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1013 van de Commissie van 30 maart 2017 tot vaststelling van het standaardschema als bedoeld in artikel 17 van Verorde ning (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 153 van 16.6.2017, blz. 28).
D e e l 3 – T e c h n i s c h e n o r m e n
Motorvoertuigen
— Richtlijn 70/157/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen (PB L 42 van 23.2.1970, blz. 16), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/34/EG van de Commissie van 14 juni 2007 (PB L 155 van 15.6.2007, blz. 49).
— Richtlijn 88/77/EEG van de Raad van 3 december 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maat regelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voer tuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (PB L 36 van 9.2.1988, blz. 33), laatstelijk gewij zigd bij Richtlijn 2001/27/EG van de Commissie van 10 april 2001 (PB L 107 van 18.4.2001, blz. 10).
— Richtlijn 91/671/EEG van de Raad van 16 december 1991 inzake de onder linge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende het ver plichte gebruik van veiligheidsgordels in voertuigen van minder dan 3,5 ton (PB L 373 van 31.12.1991, blz. 26), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2014/37/EU van de Commissie van 27 februari 2014 (PB L 59 van 28.2.2014, blz. 32).
— Richtlijn 92/6/EEG van de Raad van 10 februari 1992 betreffende de instal latie en het gebruik, in de Gemeenschap, van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen (PB L 57 van 2.3.1992, blz. 27), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2002/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 no vember 2002 (PB L 327 van 4.12.2002, blz. 8).
— Richtlijn 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertui gen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toe gestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toe gestane gewichten (PB L 235 van 17.9.1996, blz. 59), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2002/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 februari 2002 (PB L 67 van 9.3.2002, blz. 47).
— Verordening (EG) nr. 2411/98 van de Raad van 3 november 1998 inzake de erkenning van het onderscheidingsteken van de lidstaat van inschrijving van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan in het verkeer binnen de Ge meenschap (PB L 299 van 10.11.1998, blz. 1).
— Richtlijn 2000/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2000 betreffende de technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in de Gemeenschap deelnemen aan het verkeer (PB L 203 van 10.8.2000, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2010/47/EU van de Commissie van 5 juli 2010 (PB L 173 van 8.7.2010, blz. 33).
— Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 septem ber 2005 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lid staten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleum gas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (PB L 275 van 20.10.2005, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/74/EG van de Commissie van 18 juli 2008 (PB L 192 van 19.7.2008, blz. 51).
▼M11
— Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en moto ren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verorde ning (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (PB L 188 van 18.7.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 133/2014 van de Commissie van 31 januari 2014 (PB L 47 van 18.2.2014, blz. 1).
— Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van
13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor be stemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/1004 van 22 juni 2016 (PB L 165 van 23.6.2016, blz. 1).
— Verordening (EU) nr. 582/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoer tuigen (Euro VI) en tot wijziging van de bijlagen I en III bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 167 van 25.6.2011, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 627/2014 van 12 juni 2014 (PB L 174 van 13.6.2014, blz. 28).
— Richtlijn 2014/45/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 51).
— Verordening (EU) nr. 540/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende het geluidsniveau van motorvoertuigen en vervan gende geluidsdempingssystemen, en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van Xxxxxxxxx 70/157/EEG (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 131), zoals gewijzigd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1576 van de Commissie van 26 juni 2017 (PB L 239 van 19.9.2017, blz. 3).
Vervoer van gevaarlijke goederen
— Richtlijn 95/50/EG van de Raad van 6 oktober 1995 betreffende uniforme procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (PB L 249 van 17.10.1995, blz. 35), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 (PB L 162 van 21.6.2008, blz. 11).
— Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 septem ber 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (PB L 260 van 30.9.2008, blz. 13), laatstelijk gewijzigd bij Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2020/1833 van de Commissie van 2 oktober 2020 (PB L 408 van 4.12.2020, blz. 1).
Met het oog op de toepassing van deze Overeenkomst gelden de volgende afwijkingen van Richtlijn 2008/68/EG in Zwitserland:
1. W e g v e r v o e r
Afwijkingen voor Zwitserland krachtens artikel 6, lid 2, punt a), van Richtlijn 2008/68/EG van 24 september 2008 betreffende het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen.
RO - a - CH - 1
Betreft: vervoer van dieselbrandstof en stookolie met UN-nummer 1 202 in tankcontainers.
▼M11
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van de richtlijn: punten 1.1.3.6 en 6.8.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: afwijkingen met betrekking tot de vervoerde hoeveelheden per vervoerseenheid, voorschriften voor de construc tie van tanks.
Inhoud van de nationale wetgeving: tankcontainers met een capaciteit van hoogstens 1 210 l voor het vervoer van stookolie of dieselbrandstof met UN- nummer 1 202 die niet overeenkomstig punt 6.8 maar overeenkomstig de nationale wetgeving zijn vervaardigd, komen in aanmerking voor de afwij kingen in punt 1.1.3.6 ADR.
Referentie van de nationale wetgeving: aanhangsel 1, punten 1.1.3.6.3, b), en 6.14, van de Verordening inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR; RS 741.621).
Vervaldatum: 1 januari 2023.
RO - a - CH - 2
Betreft: vrijstelling van het voorschrift om een vervoersdocument bij zich te hebben voor bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen als gedefinieerd onder 1.1.3.6.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van de richtlijn: punten 1.1.3.6 en 5.4.1.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verplichting om een vervoersdocument te hebben.
Inhoud van de nationale wetgeving: voor het vervoer van ongereinigde lege houders van categorie 4 en volle of lege gascilinders voor ademhalingsappa ratuur voor noodhulpdiensten of voor duikapparatuur, in hoeveelheden die de grenswaarden van punt 1.1.3.6 niet overschrijden, geldt de in punt 5.4.1 gestelde verplichting om een vervoersdocument bij te hebben niet.
Referentie van de nationale wetgeving: aanhangsel 1, punt 1.1.3.6.3, c), van de verordening van 29 november 2002 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR; RS 741.621).
Vervaldatum: 1 januari 2023.
RO - a - CH - 3
Betreft: vervoer van ongereinigde lege tanks door bedrijven die diensten verlenen aan opslagfaciliteiten voor vloeistoffen die gevaarlijk zijn voor wa ter.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van de richtlijn: punten 6.5, 6.8, 8.2 en 9.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vervaardiging, uitrusting en inspectie van tanks en voertuigen; bestuurdersopleiding.
Inhoud van de nationale wetgeving: voertuigen en ongereinigde lege tanks/ houders die worden gebruikt door bedrijven die diensten verlenen aan op slagfaciliteiten voor vloeistoffen welke gevaarlijk zijn voor water en die bestemd zijn om vloeistoffen op te vangen terwijl stationaire tanks worden onderhouden, vallen niet onder de in de ADR vastgestelde regels inzake vervaardiging, uitrusting en inspectie, noch onder de regels inzake etikettering en identificatie aan de hand van oranje borden. Ze vallen onder bijzondere etiketterings- en identificatieregels, en de bestuurder van het voertuig hoeft de in 8.2 beschreven opleiding niet te hebben gevolgd.
Referentie van de nationale wetgeving: aanhangsel 1, punt 1.1.3.6.3.10, van de verordening van 29 november 2002 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR; RS 741.621).
Vervaldatum: 1 januari 2023.
Afwijkingen voor Zwitserland krachtens artikel 6, lid 2, punt b), i), van Richtlijn 2008/68/EG van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land.
▼X00
XX - xx - XX - 0
Xxxxxxx: vervoer van huishoudelijk afval dat gevaarlijke goederen bevat naar afvalverwijderingsinstallaties.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van de richtlijn: punten 2, 4.1.10, 5.2 en 5.4.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatie, gecombineerde verpak king, markering en etikettering, documentatie.
Inhoud van de nationale wetgeving: de regels hebben onder meer betrekking op de vereenvoudigde classificatie van huishoudelijk afval dat (huishoudelij ke) gevaarlijke goederen bevat door een deskundige die erkend is door de bevoegde autoriteit, op het gebruik van aangepaste houders en op bestuur dersopleidingen. Huishoudelijk afval dat niet door de deskundige kan worden geclassificeerd, mag in kleine hoeveelheden, die per pakket en per vervoers eenheid zijn geïdentificeerd, worden vervoerd naar een behandelingsinstalla tie.
Referentie van de nationale wetgeving: aanhangsel 1, punt 1.1.3.7, van de verordening van 29 november 2002 inzake het vervoer van gevaarlijke goe deren over de weg (SDR; RS 741.621).
Toelichting: deze regels mogen alleen worden toegepast op het vervoer van huishoudelijk afval dat gevaarlijke goederen bevat tussen openbare behan delingsvestigingen en afvalverwijderingsinstallaties.
Vervaldatum: 1 januari 2023.
RO - bi - CH - 2
Betreft: terugvervoer van vuurwerk.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van de richtlijn: punten 2.1.2 en 5.4. Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatie en documentatie.
Inhoud van de nationale wetgeving: om het terugvervoer van vuurwerk met UN-nummers 0335, 0336 en 0337 van detailhandelaars naar leveranciers te vergemakkelijken, is voorzien in vrijstellingen van de vermelding van het nettogewicht en de productclassificatie in het vervoersdocument.
Referentie van de nationale wetgeving: aanhangsel 1, punt 1.1.3.8, van de verordening van 29 november 2002 inzake het vervoer van gevaarlijke goe deren over de weg (SDR; RS 741.621).
Toelichting: een gedetailleerde controle van de exacte inhoud van elk niet- verkocht product in elke verpakking is praktisch onmogelijk voor producten die voor de detailhandel zijn bestemd.
Vervaldatum: 1 januari 2023.
RO - bi - CH - 3
Betreft: ADR-opleidingscertificaat voor reizen die worden ondernomen om defecte voertuigen te vervoeren, herstellingen uit te voeren, tankvoertuigen en tanks te inspecteren, en reizen met tankvoertuigen door deskundigen die verantwoordelijk zijn voor de inspectie van het voertuig in kwestie.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van de richtlijn: punt 8.2.1.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bestuurders moeten een opleiding volgen.
Inhoud van de nationale wetgeving: ADR-opleiding en certificaten zijn niet vereist voor reizen die worden ondernomen om defecte voertuigen te ver voeren of voor testritten na herstellingen, voor reizen met tankvoertuigen teneinde het tankvoertuig/de tank te inspecteren en voor reizen door deskun digen die verantwoordelijk zijn voor de inspectie van tankvoertuigen.
▼M11
Referentie van de nationale wetgeving: instructies van 30 september 2008 van het federale departement milieu, vervoer, energie en communicatie (DE TEC) met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.
Toelichting: in sommige gevallen bevatten defecte voertuigen of voertuigen die worden hersteld en tankvoertuigen die worden voorbereid op een tech nische inspectie of worden gecontroleerd, op het ogenblik van de inspectie nog steeds gevaarlijke goederen.
De onder 1.3 en 8.2.3 vermelde eisen blijven van toepassing. Vervaldatum: 1 januari 2023.
2. S p o o r v e r v o e r
Afwijkingen voor Zwitserland krachtens artikel 6, lid 2, punt a), van Richtlijn 2008/68/EG van 24 september 2008 betreffende het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen.
RA - a - CH - 1
Betreft: vervoer van dieselbrandstof en stookolie met UN-nummer 1 202 in tankcontainers.
Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, van de richtlijn: punt 6.8.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: regels met betrekking tot de constructie van tanks.
Inhoud van de nationale wetgeving: tankcontainers met een capaciteit van hoogstens 1 210 l voor het vervoer van stookolie of dieselbrandstof met UN- nummer 1 202 die niet overeenkomstig punt 6.8 maar overeenkomstig de nationale wetgeving zijn vervaardigd, zijn toegestaan.
Referentie van de nationale wetgeving: bijlage bij de DETEC-verordening van 3 december 1996 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor en kabelspoor (RSD; RS 742.401.6) en aanhangsel 1, hoofdstuk 6.14, van de verordening van 29 november 2002 inzake het vervoer van gevaarlijke goe deren over de weg (SDR; RS 741.621).
Vervaldatum: 1 januari 2023.
RA - a - CH - 2
Betreft: vervoersdocument.
Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, van de richtlijn: punt 5.4.1.1.1.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene informatie die in het ver voersdocument moet worden vermeld.
Inhoud van de nationale wetgeving: het gebruik van een collectieve benaming in het vervoersdocument is toegestaan als bij dat vervoersdocument een lijst is gevoegd met de bovenvermelde informatie.
Referentie van de nationale wetgeving: bijlage bij de DETEC-verordening van 3 december 1996 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor en kabelspoor (RSD, RS 742.401.6).
Vervaldatum: 1 januari 2023.
— Richtlijn 2010/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2010 betreffende vervoerbare drukapparatuur en houdende intrekking van Richtlijnen 76/767/EEG, 84/525/EEG, 84/526/EEG, 84/527/EEG en 1999/36/EG van de Raad (PB L 165 van 30.6.2010, blz. 1).
D e e l 4 – T o e g a n g s - e n t r a n s i t o r e c h t e n v o o r h e t s p o o r
— Richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwik keling van de spoorwegen in de Gemeenschap (PB L 237 van 24.8.1991, blz. 25).
▼M11
— Richtlijn 95/18/EG van de Raad van 19 juni 1995 betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen (PB L 143 van 27.6.1995, blz. 70).
— Richtlijn 95/19/EG van de Raad van 19 juni 1995 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van gebruiksrechten voor de infrastructuur (PB L 143 van 27.6.1995, blz. 75).
— Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergun ningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (“spoorwegveiligheidsrichtlijn”) (PB L 164 van 30.4.2004, blz. 44), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2014/88/EU van de Commissie van 9 juli 2014 (PB L 201 van 10.7.2014, blz. 9).
— Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 51), zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/554 van de Commissie van 5 april 2019 (PB L 97 van 8.4.2019, blz. 1).
— Verordening (EG) nr. 653/2007 van de Commissie van 13 juni 2007 betref fende het gebruik van een gemeenschappelijk Europees formaat voor veilig heidscertificaten en aanvraagdocumenten overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad en betreffende de geldigheid van overeenkomstig Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad afgegeven veiligheidscertificaten (PB L 153 van 14.6.2007, blz. 9), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 445/2011 van de Commissie van 10 mei 2011 (PB L 122 van 11.5.2011, blz. 22).
— Beschikking 2007/756/EG van de Commissie van 9 november 2007 tot vast stelling van de gemeenschappelijke specificatie van het nationaal voertuig register als bedoeld in de artikelen 14, leden 4 en 5, van de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG (PB L 305 van 23.11.2007, blz. 30), zoals gewij zigd bij Besluit 2011/107/EU van de Commissie van 10 februari 2011 (PB L 43 van 17.2.2011, blz. 33).
— Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 14).
— Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Ge meenschap (herschikking) (PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1), laatstelijk ge wijzigd bij Richtlijn 2014/38/EU van de Commissie van 10 maart 2014 (PB L 70 van 11.3.2014, blz. 20).
— Beschikking 2009/965/EG van de Commissie van 30 november 2009 betref fende het referentiedocument als bedoeld in artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de inter operabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PB L 341 van 22.12.2009, blz. 1), gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2299 van de Commissie van 17 november 2015 (PB L 324 van 10.12.2015, blz. 15).
— Verordening (EU) nr. 36/2010 van de Commissie van 3 december 2009 inzake communautaire modellen voor vergunningen van machinisten, aanvul lende bevoegdheidsbewijzen, gewaarmerkte afschriften van aanvullende be voegdheidsbewijzen en aanvraagformulieren voor vergunningen van xxxxxx xxxxxx, in het kader van Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 13 van 19.1.2010, blz. 1).
— Besluit 2010/713/EU van de Commissie van 9 november 2010 inzake de modules voor de procedure voor de beoordeling van de conformiteit, de geschiktheid voor gebruik en de EG-keuring die moeten worden toegepast in het kader van de overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde technische specificaties inzake interope rabiliteit (PB L 319 van 4.12.2010, blz. 1).
▼M11
— Verordening (EU) nr. 1158/2010 van de Commissie van 9 december 2010 betreffende een gemeenschappelijke veiligheidsmethode ter beoordeling van de conformiteit met de vereisten voor de verkrijging van veiligheidscertifica ten voor spoorwegen (PB L 326 van 10.12.2010, blz. 11).
— Verordening (EU) nr. 1169/2010 van de Commissie van 10 december 2010 betreffende een gemeenschappelijke veiligheidsmethode ter beoordeling van de conformiteit met de vereisten voor de verkrijging van veiligheidscertifica ten voor spoorwegen (PB L 327 van 11.12.2010, blz. 13).
— Verordening (EU) nr. 201/2011 van 1 maart 2011 betreffende het model voor de verklaring van overeenstemming met een goedgekeurd type spoorvoertuig (PB L 57 van 2.3.2011, blz. 8).
— Verordening (EU) nr. 445/2011 van de Commissie van 10 mei 2011 betref fende een systeem voor de certificering van met het onderhoud van goede renwagons belaste entiteiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 653/2007 (PB L 122 van 11.5.2011, blz. 22).
— Verordening (EU) nr. 454/2011 van de Commissie van 5 mei 2011 betref fende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem telematicatoepassingen ten dienste van passagiers van het trans-Europees spoorwegsysteem (PB L 123 van 12.5.2011, blz. 11), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/775 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 103).
— Uitvoeringsbesluit 2011/665/EU van de Commissie van 4 oktober 2011 in zake het Europees register van goedgekeurde spoorwegvoertuigtypen (PB L 264 van 8.10.2011, blz. 32), zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverorde ning (EU) 2019/776 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 108).
— Besluit 2011/765/EU van de Commissie van 22 november 2011 inzake cri teria voor de erkenning van opleidingscentra voor treinbestuurders, inzake criteria voor de erkenning van examinatoren van treinbestuurders en inzake criteria voor de organisatie van examens overeenkomstig Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 314 van 29.11.2011, blz. 36).
— Verordening (EU) nr. 1078/2012 van de Commissie van 16 november 2012 betreffende een gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor de controle die moet worden uitgevoerd door met onderhoud belaste entiteiten alsmede door spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders nadat zij een veilig heidscertificaat of veiligheidsvergunning hebben ontvangen (PB L 320 van 17.11.2012, blz. 8).
— Verordening (EU) nr. 321/2013 van de Commissie van 13 maart 2013 be treffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsys teem “rollend materieel – goederenwagens” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot intrekking van Beschikking 2006/861/EG (PB L 104 van 12.4.2013, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/776 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 108).
— Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 van de Commissie van 30 april 2013 betreffende de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-xxxx xxxxxx en -beoordeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 352/2009 (PB L 121 van 3.5.2013, blz. 8), zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1136 van de Commissie van 13 juli 2015 (PB L 185 van 14.7.2015, blz. 6).
— Verordening (EU) nr. 1299/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsys teem “infrastructuur” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 1), gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/776 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 108).
— Verordening (EU) nr. 1300/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit betreffende de toegankelijkheid van het spoorwegsysteem in de Unie voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 110), ge wijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/772 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 1).
Het volgende nationale voorschrift als bedoeld in artikel 6 van Besluit nr. 2/2019 van het Gemengd Comité, is van toepassing in Zwitserland:
▼M11
— CH-TSI PRM-001 (versie 2.0 van juni 2021): autonome toegang tot treinen
— Verordening (EU) nr. 1301/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsys teem “energie” van het spoorwegsysteem in de Unie (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 179), laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/776 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 108).
De volgende specifieke gevallen als bedoeld in artikel 6 van Besluit nr. 2/2019 van het Gemengd Comité zijn van toepassing in Zwitserland:
— Permanent specifiek geval XX-XXX XXX-000: omgrenzingsprofiel pantograaf (4.2.10 (2) van de TSI)
Voor nieuwe, verbeterde of vernieuwde subsystemen energie op het inter operabele spoornetwerk van Zwitserland wordt het omgrenzingsprofiel van de pantograaf overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen van de ver ordening inzake de spoorwegen van 15 december 1983 (DE-OCF), versie van 1.11.2020, ad art. 18, normaal spoor, DE 18, figuren, figuur 12, en ad art. 18/47, DE 18.2/47.2, referentieomtrek, ch 14, als volgt gespecificeerd:
— OCF S1: geometrie stroomafnemerkop type 1 450 mm met hoorns van isolerend materiaal;
— OCF S2: geometrie stroomafnemerkop type 1 450 mm of type 1 600 mm met hoorns van isolerend materiaal;
— OCF S3: geometrie stroomafnemerkop type 1 600 mm;
— OCF S4: geometrie stroomafnemerkop type 1 950 mm
Opmerking: Om op bestaande baanvakken te kunnen rijden, moet xxxxx xxxxxx rollend materieel zijn uitgerust met een pantograaf met een stroom afnemerkop die 1 450 mm breed is (met hoorns van isolerend materiaal) overeenkomstig figuur B.1 van EN 50367:2020.
— Permanent specifiek geval CH-TSI ENE-002: verklaring van gemid delde nuttige spanning (punt 6.2.4.1 van de TSI)
Als alternatief voor de beoordeling van de gemiddelde nuttige spanning volgens ontwerpnorm EN 50388:xxxx, voorschrift 15.4, mag de prestatie van het elektriciteitsvoorzieningssysteem ook worden beoordeeld aan de hand van:
— een vergelijking met een referentie waarbij de oplossing voor de elek triciteitsvoorziening is gebruikt voor een vergelijkbare of een meer veel eisende dienstregeling. De volgende referentie-aspecten moeten vergelijk baar of groter zijn:
— de afstand tot de voltage gestuurde geleider (frequentieomvormer);
— de impedantie van de bovenleiding.
— een ruwe schatting van de gemiddelde nuttige spanning voor eenvoudige gevallen die resulteert in een verhoogde extra capaciteit voor toekomstige verkeersbehoeften.
— Verordening (EU) nr. 1302/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende een technische specificatie inzake interoperabiliteit van het sub systeem “rollend materieel — locomotieven en reizigerstreinen” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 228), laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/776 van de Com missie van 16 mei 2019 (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 108).
De volgende specifieke gevallen als bedoeld in artikel 6 van Besluit nr. 2/2019 van het Gemengd Comité zijn van toepassing in Zwitserland:
▼M11
— Permanent specifiek geval CH-TSI LOC&PAS-004: dwarskrach- ten(punt 4.2.3.4 vande TSI)
De maximaal toelaatbare dwarskrachten (som van de geleidingskrachten) per as worden aan de infrastructuurzijde begrensd door de weerstand van het spoor tegen de toegelaten dwarskrachten. Gezien het ontwerp van de bovenbouw van het spoor in Zwitserland moet een coëfficiënt α = k1 = 0,85 als voorgeschreven waarde worden gehanteerd voor de berekening van de maximaal toelaatbare dwarskrachten.
In uitzonderlijke gevallen kan een coëfficiënt α = k1 = 1,0 worden toegepast; in dat geval zijn bijzondere controles vereist.
De dynamische homologatieproeven moeten worden uitgevoerd op basis van de coëfficiënt α = k1 = 0,85.
— Permanent specifiek geval CH-TSI LOC&PAS-005: verkantings- tekort (punt 4.2.3.4.2 van de TSI LOC&PAS en punt 4.2.3.5 van de TSI WAG)
De toegestane rijsnelheid op het Zwitserse spoorwegnet wordt bepaald op basis van een verkantingstekort van 130 mm (goederentreinen) en 150 mm (passagierstreinen); die verkantingstekorten worden zonder verder onder zoek aanvaard. Met het oog op een veilige exploitatie is het daarom noodzakelijk te onderzoeken of voertuigen geschikt zijn voor die verkan tingstekorten.
Voertuigen waarvan de geschiktheid voor dergelijke verkantingstekorten niet is onderzocht, mogen niet op het Zwitserse spoorwegnet rijden.
— Permanent specifiek geval CH-TSI LOC&PAS-017: omgrenzingspro- fiel: algemeen (punt 4.2.3.1 van de TSI LOC&PAS)
De compatibiliteit van de OCF-omgrenzingsprofielen met de internatio nale profielen van EN 15273-1:2013 is als volgt:
— Profiel G1: toelating zonder beperkingen;
— Profiel GA: toelating met beperkingen binnen het profiel OCF X0.Xx formules voor profiel G1 moeten worden toegepast voor de bereke ning van het kinematisch omgrenzingsprofiel van rollend materieel (bovenste deel), voor alle hoogtes h. In Zwitserland is de toepassing van de bijzondere gevallen als voorzien bij EN 15273-2, bijlage B, B.3.3.1, B.3.4.1, B.3.5.1 en B.3.6.1 niet toegestaan als de hoogte h > 3,250 m bedraagt. Het omgrenzingsprofiel OCF O1 is compatibel met standaardladingen voor profiel GA, als gedefinieerd in UIC-fiche 506, bijlage B, artikel B.1.1;
— Profiel GB: toelating met beperkingen binnen het profiel OCF O2. De formules voor profiel G1 moeten worden toegepast voor de bereke ning van het kinematisch omgrenzingsprofiel van rollend materieel (bovenste deel), voor alle hoogtes h. In Zwitserland is de toepassing van de bijzondere gevallen als voorzien bij EN 15273-2, bijlage B, B.3.3.1, B.3.4.1, B.3.5.1 en B.3.6.1 niet toegestaan als de hoogte h > 3,250 m bedraagt. Het omgrenzingsprofiel OCF O2 is compatibel met standaard ladingen voor profiel GB, als gedefinieerd in UIC-fiche 506, bijlage B, artikel B.1.1;
— Profiel GC: toelating met beperkingen binnen het profiel OCF O4.
Het infrastructuurprofiel (bovenste deel) voor alle typen omgrenzingspro fielen (bv. OCF O1, OCF O2 en OCF O4) wordt berekend overeenkom stig EN 15273-1:2013, bijlage C, C.2.1, tabel C1 (respectievelijk bijlage C, C.2.3, tabel C4), met inachtneming van de kinematische referentiepro fielen en de bijbehorende berekeningsregels. In Zwitserland mogen de formules in EN 15273-3:2013, bijlage C, tabellen C.2 en C.3 (voor hoogten h > 3,250 m) niet worden gebruikt.
▼M11
— Permanent specifiek geval CH-TSI LOC&PAS-028: vrij ruimtepro- fiel, deuren (punt 4.2.3.1 van de TSI LOC&PAS)
Instapdeuren die voldoen aan de voorschriften van UIC-fiches 560, pun ten 1.1.4 t.e.m. 1.1.4.3, zijn toegestaan. In het algemeen zijn de volgende punten van toepassing:
De compatibiliteit van OCF-profielen met de internationale profielen van EN 15273-1:2013 is als volgt:
— Profiel G1 toelating zonder beperkingen;
— Profiel GA: toelating met beperkingen in het profiel OCF O1. De formules voor profiel G1 moeten worden toegepast voor de bereke ning van het kinematisch omgrenzingsprofiel van rollend materieel (bovenste deel), voor alle hoogtes h. In Zwitserland is de toepassing van de bijzondere gevallen als voorzien bij EN 15273-2, bijlage B, B.3.3.1, B.3.4.1, B.3.5.1 en B.3.6.1 niet toegestaan als de hoogte h > 3,250 m bedraagt. Het omgrenzingsprofiel OCF O1 is compatibel met standaardladingen voor profiel GA, als gedefinieerd in UIC-fiche 506, bijlage B, artikel B.1.1;
— Profiel GB: toelating met beperkingen in het profiel OCF O2. De formules voor profiel G1 moeten worden toegepast voor de bereke ning van het kinematisch omgrenzingsprofiel van rollend materieel (bovenste deel), voor alle hoogtes h. In Zwitserland is de toepassing van de bijzondere gevallen als voorzien bij EN 15273-2, bijlage B, B.3.3.1, B.3.4.1, B.3.5.1 en B.3.6.1 niet toegestaan als de hoogte h > 3,250 m bedraagt. Het omgrenzingsprofiel OCF O2 is compatibel met standaardladingen voor profiel GB, als gedefinieerd in UIC-fiche 506, bijlage B, artikel B.1.1;
— Profiel GC: toelating met beperkingen in het profiel OCF O4.
Het infrastructuurprofiel (bovenste deel) voor alle typen omgrenzingspro fielen (bv. OCF O1, OCF O2 en OCF O4) wordt berekend overeenkom stig EN 15273-1:2013, bijlage C, C.2.1, tabel C1 (respectievelijk bijlage C, C.2.3, tabel C4), met inachtneming van de kinematische referentiepro fielen en de bijbehorende berekeningsregels. In Zwitserland mogen de formules in EN 15273-3:2013, bijlage C, tabellen C.2 en C.3 (voor hoogten h > 3,250 m) niet worden gebruikt.
De volgende nationale voorschriften als bedoeld in artikel 6 van Besluit nr. 2/2019 van het Gemengd Comité zijn van toepassing in Zwitserland:
— CH-TSI LOC&PAS-001 (versie 1.0 van juni 2015): breedte van de stroomafnemerkop;
— CH-TSI LOC&PAS-002 (versie 2.0 van juni 2021): scherpe wissels / rijtest op wissels;
— CH-TSI LOC&PAS-003 (versie 2.0 van juni 2021): kleine boogstraal r < 250 m;
— CH-TSI LOC&PAS-006 (versie 2.0 van juni 2021): homologatie van kantelbakvoertuigen overeenkomstig categorie N;
— CH-TSI LOC&PAS-007 (versie 2.0 van juni 2021): wielflenssmering;
— CH-TSI LOC&PAS-009 (versie 1.0 van juni 2015): uitlaatemissies van dieselmaterieel (dit voorschrift is mogelijk niet verenigbaar met Verordening (EU) 2016/1628 en moet voor ►M12 31 december 2022 ◄ opnieuw worden onderzocht);
— CH-TSI LOC&PAS-011 (versie 2.0 van juni 2021): beperking van het tractievermogen;
▼M11
— CH-TSI LOC&PAS-012 (versie 1.0 van juli 2016): geleidingsver- mogen;
— CH-TSI LOC&PAS-013 (versie 1.0 van juli 2016): interactie tussen stroomafnemer en rijdraad;
— CH-TSI LOC&PAS-014a (versie 2.0 van juni 2021): eigenschappen van het rollend materieel voor compatibiliteit met een treindetectie- systeem op basis van spoorstroomkringen;
— CH-TSI LOC&PAS-014b (versie 2.0 van juni 2021): vereiste eigen- schappen van rollend materieel voor compatibiliteit met een treinde- tectiesysteem op basis van assentellers;
— CH-TSI LOC&PAS-019 (versie 2.0 van juni 2019): signaal “non leading input” voor het kopvoertuig (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor
►M12 31 december 2022 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);
— CH-TSI LOC&PAS-020 (versie 2.0 van juni 2019): signaal “sleeping input” bij de exploitatie van gekoppelde motorvoertuigen of stuurstan- drijtuigen (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verorde- ning (EU) nr. 1302/2014 en die voor ►M12 31 december 2022 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);
— CH-TSI LOC&PAS-022 (versie 2.1 van juni 2021): resetten van de noodrem;
— CH-TSI LOC&PAS-025 (versie 2.0 van juni 2019): beveiliging van het systeem voor de ontkoppeling van de ETCS-treinapparatuur (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor ►M12 31 december 2022 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);
— CH-TSI LOC&PAS-026 (versie 2.0 van juni 2019): SIGNUM/ZUB
niet toegestaan op voertuigen die zijn uitgerust met ERTMS/ETCS Baseline 3;
— CH-TSI LOC&PAS-027 (versie 2.0 van juni 2019): handmatige radio- besturing tijdens het rangeren (rangeermodus) (regel die mogelijker- wijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor ►M12 31 december 2022 ◄ opnieuw moet worden onder- zocht);
— CH-TSI LOC&PAS-030 (versie 2.0 van juni 2021): gebruik van remsystemen die niet op basis van adhesie werken;
— CH-TSI LOC&PAS-031 (versie 2.1 van november 2020): veilige tractieuitschakeling (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor ►M12 31 december 2022 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);
— CH-TSI LOC&PAS-035 (versie 2.1 van november 2020): toereikend remvermogen van de noodrem (regel die mogelijkerwijs niet verenig- baar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor
►M12 31 december 2022 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);
— CH-TSI LOC&PAS-036 (versie 2.0 van juni 2019): voertuigen met een stuurstand voor beide rijrichtingen (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor
►M12 31 december 2022 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);
— CH-TSI LOC&PAS-037 (versie 1.0 van juni 2019): ETCS-bedrijfs- rem (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor ►M12 31 december 2022 ◄ op- nieuw moet worden onderzocht).
— Verordening (EU) nr. 1303/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit betreffende “veiligheid in spoorwegtunnels” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 394), laatstelijk gewijzigd bij Uitvoe- ringsverordening (EU) 2019/776 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 108).
▼M11
— Verordening (EU) nr. 1304/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsys- teem “rollend materieel – geluidsemissies”, tot wijziging van Beschikking 2008/232/EG en tot intrekking van Besluit 2011/229/EU (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 421).
— Verordening (EU) nr. 1305/2014 van de Commissie van 11 december 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsys- teem telematicatoepassingen voor goederenvervoer van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 62/2006 (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 438), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/778 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 356).
— Uitvoeringsverordening (EU) 2015/171 van de Commissie van 4 februari 2015 betreffende bepaalde aspecten van de procedure voor de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen (PB L 29 van 5.2.2015, blz. 3).
— Uitvoeringsverordening (EU) 2015/909 van de Commissie van 12 juni 2015 betreffende de modaliteiten voor de berekening van de kosten die rechtstreeks uit de exploitatie van de treindienst voortvloeien (PB L 148 van 13.6.2015, blz. 17).
— Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Euro- pese Unie (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44). In Zwitserland gelden alleen de volgende bepalingen: artikel 7 (leden 1 t.e.m. 3), artikelen 8 t.e.m. 10, ar-
tikelen 12, 15, 17, 21 (behalve lid 7), 22 t.e.m. 25, 27 t.e.m. 42, 44, 45 en 49, en de bijlagen II, III en IV.
— Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102). In Zwitserland gelden alleen de volgende bepalingen: artikelen 9, 10 (behalve lid 7), 13, 14 en 17 en bijlage III.
— Verordening (EU) 2016/919 van de Commissie van 27 mei 2016 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van de subsystemen “be- sturing en seingeving” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 158 van 15.6.2016, blz. 1), gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/776 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 108).
De volgende nationale voorschriften als bedoeld in artikel 6 van Besluit nr. 2/2019 van het Gemengd Comité zijn van toepassing in Zwitserland:
— CH-TSI CCS-003 (versie 2.0 van juni 2019): activering/deactivering van de transmissie van het pack 44 naar de ZUB / SIGNUM-systemen;
— CH-TSI CCS-006 (versie 2.1 van november 2020): verlies van het signaal “non leading permitted” in de bedrijfsmodus “non leading” (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor ►M12 31 december 2022 ◄ opnieuw moet worden onder zocht);
— CH-TSI CCS-007 (versie 3.0 van november 2020): regel inzake de rem- curves voor ERTMS/ETCS Baseline 2;
— CH-TSI CCS-008 (versie 3.0 van juni 2021): minimale uitvoering van wijzigingsverzoeken;
— CH-TSI CCS-011 (versie 2.0 van juni 2019): Euroloopfunctie;
— CH-TSI CCS-015 (versie 2.0 van juni 2019): gelijktijdig beheer van twee GSM-R-datakanalen;
— CH-TSI CCS-016 (versie 3.0 van juni 2021): gebruik van landspecifieke parameters en functies;
▼M11
— CH-TSI CCS-018 (versie 2.0 van juni 2019): verbod op de STM/NTC- niveaus voor ZUB/SIGNUM;
— CH-TSI CCS-019 (versie 3.0 van november 2020): automatische verwer- ving en weergave van treingegevens (regel die mogelijkerwijs niet ver- enigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor
►M12 31 december 2022 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);
— CH-TSI CCS-022 (versie 2.0 van juni 2019): achteruit rijden in bedrijfs- modus “unfitted”;
— CH-TSI CCS-023 (versie 2.0 van juni 2019): weergave van tekstberich- ten;
— CH-TSI CCS-024 (versie 3.0 van juni 2021): flexibele gegevensinvoer;
— CH-TSI CCS-026 (versie 2.1 van november 2020): onlinemonitoring van de spooruitrusting vanuit het voertuig (regel die mogelijkerwijs onver- enigbaar met Verordening (EU) nr. 2016/919 en die voor
►M12 31 december 2022 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);
— CH-TSI CCS-032 (versie 2.1 van november 2020): initiële invoer van het treinnummer voor de ETCS-treinapparatuur en de GSM-R-CabRadio (re gel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor ►M12 31 december 2022 ◄ opnieuw moet wor den onderzocht);
— CH-TSI CCS-033 (versie 1.1 van november 2020): functionaliteit GSM-R Voice (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor ►M12 31 december 2022 ◄ opnieuw moet wor- den onderzocht);
— CH-TSI CCS-034 (versie 1.0 van juni 2019): bedrijfsmodus “non lea- ding”;
— CH-TSI CCS-035 (versie 1.0 van juni 2019): op de DMI weer te geven teksten (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor ►M12 31 december 2022 ◄ opnieuw moet worden onderzocht);
— CH-TSI CCS-038 (versie 1.1 van november 2020): waarschuwing dat het betrouwbaarheidsinterval van de odometrie aanzienlijk is toegenomen (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor ►M12 31 december 2022 ◄ opnieuw moet wor den onderzocht);
— CH-CSM-RA-001 (versie 1.0 van juni 2019): model van het veiligheids- dossier voor de aanvraag van een ETCS-homologatie in Zwitserland (re gel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor ►M12 31 december 2022 ◄ opnieuw moet wor den onderzocht);
— CH-CSM-RA-002 (versie 1.0 van juni 2019): eisen voor snelheden van meer dan 200 km/h (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor ►M12 31 december 2022 ◄ opnieuw moet worden onderzocht).
— Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie van 4 april 2018 tot vaststelling van de praktische regelingen voor het proces voor de afgifte van typegoedkeuringen en vergunningen voor spoorvoertuigen overeenkom- xxxx Xxxxxxxxx (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 90 van 6.4.2018, blz. 66).
— Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/761 van de Commissie van 16 februari 2018 tot vaststelling van gemeenschappelijke veiligheidsmethoden voor toe- zicht door nationale veiligheidsinstanties na de afgifte van een uniek veilig- heidscertificaat of een veiligheidsvergunning overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1077/2012 (PB L 129 van 25.5.2018, blz. 16).
▼M11
— Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/762 van de Commissie van 8 maart 2018 tot vaststelling van gemeenschappelijke veiligheidsmethoden inzake de eisen voor veiligheidsbeheersystemen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 1158/2010 en (EU) nr. 1169/2010 (PB L 129 van 25.5.2018, blz. 26).
— Uitvoeringsverordening (EU) 2018/763 van de Commissie van 9 april 2018 tot vaststelling van praktische regelingen voor de afgifte van unieke veilig- heidscertificaten aan spoorwegondernemingen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 653/2007 van de Commissie (PB L 129 van 25.5.2018, blz. 49).
— Uitvoeringsverordening (EU) 2019/250 van 12 februari 2019 van de Com- missie inzake de modellen voor EG-verklaringen en certificaten voor inter- operabiliteitsonderdelen en -subsystemen, het model voor de verklaring van conformiteit met een vergund voertuigtype en de EG-keuringsprocedures voor subsystemen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Par- lement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 201/2011 van de Commissie (PB L 42 van 13.2.2019, blz. 9).
— Uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie van 16 mei 2019 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het sub- systeem “exploitatie en verkeersleiding” van het spoorwegsysteem in de Eu- ropese Unie en tot wijziging van Besluit 2012/757/EU van de Commissie (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 5).
De volgende nationale voorschriften als bedoeld in artikel 6 van Besluit nr. 2/2019 van het Gemengd Comité zijn van toepassing in Zwitserland:
— CH-TSI OPE-006 (versie 1.0 van juli 2020): spoorwegexploitatie: com- municatieconcepten;
— CH-TSI OPE-007 (versie 1.0 van juli 2020): processen voor de exploitatie van spoorlijnen, zonder grondslag in de TSI OPE;
— CH-TSI OPE-008 (versie 1.0 van juli 2020): verordeningen die uitsluitend betrekking hebben op infrastructuurbeheerders of die uitsluitend betrek- king hebben op de ETF.
— Uitvoeringsverordening (EU) 2019/777 van de Commissie van 16 mei 2019 inzake de gemeenschappelijke specificaties voor het register van de spoor- weginfrastructuur en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2014/880/EU (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 312).
— Aanbeveling van de Commissie (EU) 2019/780 van 16 mei 2019 over de praktische regelingen voor de afgifte van veiligheidsvergunningen aan infra- structuurbeheerders (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 390).
D e e l 5 – A n d e r e g e b i e d e n
— Richtlijn 92/82/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onder- linge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën (PB L 316 van 31.10.1992, blz. 19).
— Richtlijn 2004/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet (PB L 167 van 30.4.2004, blz. 39).
— Richtlijn 2008/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 novem- ber 2008 betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastruc- tuur (PB L 319 van 29.11.2008, blz. 59).
— Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 1).
▼B
BIJLAGE 2
WIJZE VAN TOEPASSING VAN DE IN ARTIKEL 8 VOORGESCHREVEN HEFFINGEN
1. De Zwitserse heffing voor voertuigen met de in artikel 8, lid 2, bedoelde vergunning en een totaal effectief gewicht in beladen toestand van meer dan 28 t bedraagt ten hoogste:
— 180 CHF voor een transitorit door Zwitserland,
— 70 CHF voor een retourrit in het bilaterale verkeer vanuit of naar Zwitserland.
2. De maximale Zwitserse heffing voor voertuigen met de in artikel 8, lid 3, bedoelde vergunning, met een totaal effectief gewicht in beladen toestand van meer dan 34 t maar minder dan 40 t bedraagt voor een afstand van 300 km door het Alpengebied respectievelijk 252 CHF voor een voertuig dat niet aan de EURO-normen voldoet, 211 CHF voor een voertuig dat aan de EURO-I-norm voldoet, en 178 CHF voor een voertuig dat aan de EURO-II-norm voldoet. De heffing wordt toegepast op de wijze van artikel 40.
3. De maximale Zwitserse heffing voor voertuigen met de in artikel 8, lid 4, bedoelde vergunning en een totaal effectief gewicht in beladen toestand van meer dan 34 t maar minder dan 40 t bedraagt voor een afstand van 300 km door het Alpengebied respectievelijk 300 CHF voor een voertuig dat niet aan de EURO- normen voldoet, 240 CHF voor een voertuig dat aan de EURO-I-norm voldoet, en 210 CHF voor een voertuig dat aan de EURO-II-norm voldoet. De heffing wordt toegepast op de wijze van artikel 40.
▼M5
BIJLAGE 3
EUROPESE GEMEENSCHAP
(a)
(Kleur: pantone lichtblauw 290, of pantone lichtblauw dat daar zo sterk mogelijk op gelijkt, formaat DIN A4 cellulosepapier, 100 g/m2 of meer)
(Eerste blad van de vergunning)
(Tekst in de officiële taal (talen) of een van de officiële talen van de lidstaat die de vergunning afgeeft)
Kenteken van de lid- staat (1) die de vergun- ning afgeeft
Benaming van de be- voegde autoriteit of in- stantie
VERGUNNING Nr. …
of
VOOR EENSLUIDEND GEWAARMERKT AFSCHRIFT Nr. …
voor het internationale goederenvervoer over de weg voor rekening van derden Deze vergunning machtigt (2) …
tot het verrichten, over alle verkeersverbindingen op het grondgebied van de Gemeenschap, van internationaal goederenvervoer over de weg voor rekening van derden, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappe- lijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg, en volgens de algemene voorwaarden van deze vergunning.
Bijzondere opmerkingen:
Deze vergunning is geldig van tot
Afgegeven te
op
...................................................... (3)
(1) De kentekens van de lidstaten zijn: (B) België, (BG) Bulgarije, (CZ) Tsjechië, (DK) Denemarken, (D) Duitsland, (EST) Estland, (IRL) Ierland, (GR) Griekenland, (E) Spanje,
(F) Frankrijk, (HR) Kroatië, (I) Italië, (CY) Cyprus, (LV) Letland, (LT) Litouwen, (L) Luxemburg, (H) Hongarije, (MT) Malta, (NL) Nederland, (A) Oostenrijk, (PL) Polen, (P) Xxxxxxxx, (XX) Xxxxxxxx, (XXX) Xxxxxxxx, (XX) Xxxxxxxxx, (XXX) Xxxxxxx, (X) Xxxxxx, (XX) Xxxxxxxx Xxxxxxxxxx.
(2) Naam of firmanaam en volledig adres van de vervoerder.
(3) Handtekening en stempel van de bevoegde autoriteit of instantie die de vergunning afgeeft.
▼M5
(b)
(Tweede blad van de vergunning)
(Tekst in de officiële taal (talen) of een van de officiële talen van de lidstaat die de vergunning afgeeft)
ALGEMENE BEPALINGEN
Deze vergunning is afgegeven uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1072/2009.
Zij machtigt tot het verrichten, over alle verkeersverbindingen op het grond- gebied van de Gemeenschap, en eventueel op de in deze vergunning gestelde voorwaarden, van internationaal goederenvervoer over de weg voor rekening van derden:
— waarvan het punt van vertrek en het punt van aankomst in twee verschillende lidstaten zijn gelegen, met of zonder doorvoer via een of meer lidstaten of derde landen,
— van een lidstaat naar een derde land en omgekeerd, met of zonder doorvoer via één of meer lidstaten of derde landen,
— tussen derde landen met doorvoer via het grondgebied van een of meer lid- staten,
alsmede lege ritten in verband met dit vervoer.
In geval van vervoer van een lidstaat naar een derde land en omgekeerd, is deze vergunning geldig voor het op het grondgebied van de Gemeenschap afgelegde traject. Zij is pas geldig in de lidstaat waar wordt geladen en gelost zodra de daartoe vereiste overeenkomst tussen de Gemeenschap en het betrokken derde land overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1072/2009 is gesloten.
De vergunning is persoonlijk en mag niet aan een derde worden overgedragen.
Zij kan door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van afgifte worden ingetrok- ken wanneer de houder met name:
— niet aan alle voorwaarden heeft voldaan waaraan het gebruik van de ver- gunning was onderworpen,
— onjuiste inlichtingen heeft verstrekt met betrekking tot de gegevens die nood- zakelijk waren voor de afgifte of verlenging van de vergunning.
Het origineel van de vergunning moet door de vervoeronderneming worden bewaard.
Een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de vergunning moet zich in het voertuig bevinden (1). In het geval van een samenstel van voertuigen moet zij het trekkende voertuig vergezellen. Zij geldt voor het samenstel van voertuigen, ook wanneer de aanhanger of oplegger niet op naam van de houder van de ver- gunning is geregistreerd of toegelaten tot het verkeer of wanneer deze is ge- registreerd of toegelaten tot het verkeer in een andere staat.
De vergunning moet op verzoek van de met controle belaste beambten worden getoond.
De houder is verplicht op het grondgebied van elke lidstaat de aldaar geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, met name op het gebied van vervoer en verkeer, in acht te nemen.
(1) Onder „voertuig” dient te worden verstaan een in een lidstaat geregistreerd motorvoer- tuig, of een samenstel van voertuigen waarvan ten minste het trekkende voertuig in een lidstaat is geregistreerd, dat uitsluitend voor het vervoer van goederen is bestemd.
▼M5
BIJLAGE 4
SOORTEN VERVOER EN LEGE RITTEN IN HET KADER VAN DERGELIJK VERVOER DIE ZIJN VRIJGESTELD VAN ELKE COMMUNAUTAIRE VERGUNNINGENREGELING EN VAN ALLE VERVOERVERGUNNINGEN
1. Postvervoer in het kader van een universele dienst.
2. Vervoer van beschadigde of defecte voertuigen.
3. Goederenvervoer met motorvoertuigen waarvan de toegestane massa in be- laden toestand, met inbegrip van die van de aanhangwagen(s), niet meer dan 3,5 t bedraagt.
4. Goederenvervoer met motorvoertuigen voor zover aan de volgende eisen wordt voldaan:
a) de vervoerde goederen zijn eigendom van de onderneming of zijn door haar verkocht of gekocht, verhuurd of gehuurd, geproduceerd, gedolven, bewerkt of hersteld;
b) het doel van het vervoer is de goederen naar de onderneming te brengen of deze vanuit de onderneming te verzenden, ofwel deze te verplaatsen bin- nen de onderneming of voor eigen behoeften buiten de onderneming;
c) de voor dit vervoer gebruikte motorvoertuigen worden bestuurd door per- soneel dat in dienst is of ter beschikking gesteld is van de onderneming krachtens een contractuele verplichting;
d) de voertuigen die de goederen vervoeren, zijn eigendom van de onder- neming, door haar op krediet gekocht of door haar gehuurd, in het laatste geval mits zij voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2006/1/EG van het Europees Parlement en de Raad (1).
Deze bepaling is niet van toepassing bij gebruik van een reservevoertuig bij een kortdurend defect aan het normaal gebruikte voertuig;
e) het vervoer mag slechts een secundaire bedrijvigheid zijn in het kader van de algemene werkzaamheden van de onderneming.
5. Vervoer van geneesmiddelen, medische apparaten en uitrusting, alsmede van andere artikelen die nodig zijn voor eerstehulpverlening, met name in geval van natuurrampen.
(1) Richtlijn 2006/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg (PB L 33 van 4.2.2006, blz. 82).
▼B
BIJLAGE 5
LIJST VAN BEPALINGEN MET BETREKKING TOT HET GOEDERENVERVOER IN DRIEHOEKSVERKEER IN DE BILATERALE OVEREENKOMSTEN OP HET GEBIED VAN HET WEGVERKEER TUSSEN ZWITSERLAND EN VERSCHILLENDE LIDSTATEN VAN DE GEMEENSCHAP
Land | Overeenkomst getekend op | In werking getreden op | Voorwaarden |
Duitsland | 17.12.1953 | 1.2.1954 | artikel 7 |
volgens nationaal recht: eigenlijk driehoekverkeer toegestaan; | |||
oneigenlijk driehoeksverkeer verboden. | |||
Oostenrijk | 22.10.1958 | 4.4.1959 | artikel 8 |
Ondernemers die gerechtigd zijn goederenvervoer te verrichten | |||
mogen, met voertuigen die in één van de overeenkomstslui- | |||
tende staten geregistreerd zijn: | |||
a) goederen die één van die staten als bestemming of herkomst | |||
hebben vervoeren. | |||
Eigenlijk driehoeksverkeer toegestaan; Oneigenlijk driehoeks- | |||
verkeer verboden. | |||
België | 25.2.1975 | 24.7.1975 | artikel 4, punt. 1, onder b) |
Eigenlijk driehoeksverkeer toegestaan; Oneigenlijk driehoeks- | |||
verkeer verboden. | |||
Denemarken | 27.8.1981 | 25.3.1982 | artikel 4, punt 2 |
Voor vervoer vanuit een derde land naar de andere overeen- | |||
komstsluitende partij of vanuit de andere overeenkomstslui- | |||
tende partij naar een derde land is een voor ieder geval afzon- | |||
derlijk door de andere overeenkomstsluitende partij afgegeven | |||
vergunning vereist. | |||
Spanje | 23.1.1963 | 21.8.1963 | Protocol van 29 oktober 1971: |
Eigenlijk driehoeksverkeer toegestaan; Oneigenlijk driehoeks- | |||
verkeer verboden. | |||
Finland | 16.1.1980 | 28.5.1981 | artikel 6, punt 2 + Verslag van de vergadering van de ge- |
mengde Zwitsers-Finse Commissie van 23 en 24 mei 1989 | |||
ad punt 2.2: eigenlijk en oneigenlijk driehoeksverkeer toe- | |||
gestaan met vergunning. | |||
Frankrijk | 20.11.1951 | 1.4.1952 | Volgens nationaal recht. |
Zwitserse vervoerders: eigenlijk en oneigenlijk driehoeksver- | |||
keer in Frankrijk verboden. | |||
Franse vervoerders: eigenlijk en oneigenlijk driehoeksverkeer | |||
in Zwitserland verboden. | |||
Griekenland | 8.8.1970 | 6.9.1971 | artikel 3 + Verslag van de vergadering van de gemengde Zwit- |
sers-Griekse Commissie van 11-13 december 1972 = eigenlijk | |||
en oneigenlijk driehoeksverkeer toegestaan (met speciale ge- | |||
contingenteerde vergunningen). | |||
Italië | — | — | Verslag van de gemengde Zwitsers-Italiaanse Commissie van |
14 juni 1993 | |||
Zwitserse vervoerders: gecontingenteerde vergunningen voor | |||
het eigenlijk driehoeksverkeer. Het oneigenlijk driehoeksver- | |||
keer is verboden. | |||
Italiaanse vervoerders: eigenlijk driehoeksverkeer toegestaan | |||
zonder vergunning. Gecontingenteerde vergunningen voor het | |||
oneigenlijk driehoeksverkeer. |
▼B
Land | Overeenkomst getekend op | In werking getreden op | Voorwaarden |
Ierland | — | — | Volgens nationaal recht. |
Zwitserse vervoerders: eigenlijk en oneigenlijk driehoeksver- | |||
keer verboden, behalve met door de Ierse autoriteiten afgege- | |||
ven vergunning. | |||
Ierse vervoerders: eigenlijk en oneigenlijk driehoeksverkeer | |||
met Zwitserland toegestaan. | |||
Luxemburg | 17.5.1972 | 1.6.1972 | De overeenkomst is niet van toepassing op personenvervoer. |
Voor het goederenvervoer is geen enkele regeling overeen- | |||
gekomen. Driehoeksverkeer volgens het nationaal recht toe- | |||
gestaan. (Toepassing van het wederkerigheidsbeginsel). Eigen- | |||
lijk en oneigenlijk driehoeksverkeer toegestaan. | |||
Nederland | 20.5.1952 | 15.6.1952 | De overeenkomst is niet van toepassing op personenvervoer. |
Voor het goederen vervoer is geen enkele regeling overeen- | |||
gekomen. Driehoeksverkeer is volgens nationaal recht toe- | |||
gestaan. (Toepassing van het wederkerigheidsbeginsel). Eigen- | |||
lijk en oneigenlijk driehoeksverkeer is toegestaan. | |||
Portugal | 28.6.1973 | 1.1.1974 | Eigenlijk en oneigenlijk driehoeksverkeer is geliberaliseerd |
krachtens het door de gemengde Zwitsers-Portugese Commis- | |||
sie op de vergadering van 6 juni genomen besluit. | |||
Verenigd Ko- | 20.12.1974 | 21.11.1975 | artikel 3, onder b) |
ninkrijk | Eigenlijk driehoeksverkeer toegestaan. Oneigenlijk driehoeks- | ||
verkeer verboden. | |||
Zweden | 12.12.1973 | 22.4.1974 | artikel 4, punten 1 en 2 |
Driehoeksverkeer toegestaan met speciale gecontingenteerde | |||
vergunning. |
Eigenlijk driehoeksverkeer: wanneer het voertuig langs de normale route door het land rijdt waar het geregistreerd staat. Bijvoorbeeld een Zwitsers voertuig verricht vervoer van Duitsland naar Italië in doorvoer door Zwitserland.
Oneigenlijk driehoeksverkeer: wanneer een voertuig niet door het land rijdt waar het geregistreerd staat. Bijvoorbeeld een Zwitsers voertuig verricht vervoer van Duitsland naar Italië in doorvoer door Oostenrijk.
▼B
BIJLAGE 6
VRIJSTELLINGEN VAN DE GEWICHTSBEPERKING EN HET VERBOD OM 'S NACHTS EN 'S ZONDAGS TE RIJDEN
I. Vrijstelling van de gewichtsbeperking tot 31 december 2004
Voor ritten afkomstig uit het buitenland met als bestemming de Zwitserse grenszone (1) (en omgekeerd) worden, zonder leges, uitzonderingen toe- gestaan voor om het even welke goederen tot een totaalgewicht van 40 ton en voor het vervoer van 40-voets ISO-containers in het gecombineerd vervoer tot ten hoogste 44 ton. Sommige douanekantoren passen om wegen- bouwtechnische redenen lagere gewichten toe.
II. Andere vrijstellingen van de gewichtsbeperking
Voor ritten afkomstig uit het buitenland met als bestemming een plaats buiten de Zwitserse grenszone (1) (en omgekeerd) en het transitovervoer door Zwitserland mag een totaal effectief gewicht in belaste toestand dat het in Zwitserland toegestane maximale gewicht overschrijdt wat het niet in artikel 8 bedoelde vervoer worden toegestaan voor:
a) het vervoer van ondeelbare goederen wanneer, zelfs indien een aangepast voertuig wordt gebruikt, de voorschriften niet kunnen worden nageleefd;
b) de overbrenging of het gebruik van speciale voertuigen, met name voer- tuigen gebruikt bij de uitvoering van werken, die vanwege het gebruik waarvoor zij zijn bestemd, niet kunnen worden aangepast aan de voor- schriften met betrekking tot het gewicht;
c) het vervoer, in spoedgevallen, van beschadigde of defecte voertuigen;
d) het vervoer van producten bestemd voor de bevoorrading van vliegtuigen (catering);
e) het voor- en natransport over de weg bij gecombineerd vervoer, in de regel binnen een straal van 30 km vanaf de terminal.
III. Vrijstelling van het verbod om 's nachts en 's zondags te rijden
Het verbod om 's nachts en 's zondags te rijden geldt niet in de volgende gevallen:
a) zonder speciale vergunning
— ritten in het kader van de eerstehulpverlening bij rampen;
— ritten in het kader van de eerstehulpverlening bij bedrijfsongevallen, met name in de openbaar vervoersondernemingen en in het lucht- verkeer;
b) met speciale vergunning
Vervoer van goederen die, vanwege hun aard, nachtritten en, om wer- kelijk gegronde redenen, zondagsritten rechtvaardigen:
— bederfelijke landbouwproducten (bijvoorbeeld bessen, groenten of fruit, planten (snijbloemen inbegrepen) of vers geperste vruchtensap- pen) gedurende het gehele kalenderjaar;
— slachtvarkens en -pluimvee;
(1) Het begrip „grenszone” staat omschreven in bijlage μ4 van het verslag van de vijfde, op 2 april 1998 te Brussel gehouden vergadering van het in het kader van de Overeenkomst van 1992 opgericht Gemengd Comité. In de regel gaat het om een zone met een straal van 10 km gemeten vanaf het douanekantoor.
▼B
— verse melk en bederfelijke zuivelproducten;
— circusmaterieel, muziekinstrumenten van orkesten, theaterdecors enz.;
— dagbladen met een redactioneel gedeelte en postzendingen in het kader van de wettelijk verplichte dienstverlening.
Ten einde de procedures voor de toekenning van vergunningen te ver- gemakkelijken, mogen vergunningen worden afgegeven die tot twaalf maan- den geldig zijn voor om het even welk aantal ritten, voorzover al deze ritten van dezelfde aard zijn.
▼M5
BIJLAGE 7
INTERNATIONAAL PERSONENVERVOER MET TOURINGCARS EN AUTOBUSSEN
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van deze overeenkomst gelden de volgende definities:
1. G e r e g e l d v e r v o e r
1.1. Geregeld vervoer is vervoer van personen met een bepaalde regelmaat en langs een bepaalde reisweg, waarbij op vooraf vastgestelde stopplaatsen reizigers mogen worden opgenomen of mogen worden afgezet. Geregeld vervoer is voor iedereen toegankelijk, ongeacht, in voorkomend geval, de verplichting om de reis te boeken.
Een aanpassing van de exploitatievoorwaarden voor het vervoer doet niet af aan het geregelde karakter van het vervoer.
1.2. Tevens wordt als geregeld vervoer beschouwd, ongeacht door wie het wordt georganiseerd, vervoer van bepaalde categorieën reizigers met uitsluiting van andere reizigers, voor zover dat vervoer op de in punt 1.1 bepaalde wijze ge- schiedt. Dergelijk vervoer wordt „bijzondere vorm van geregeld vervoer” ge- noemd.
De bijzondere vorm van geregeld vervoer omvat met name:
a) vervoer van werknemers van en naar het werk;
b) vervoer van scholieren en studenten van en naar hun onderwijsinstellingen.
Aan het geregelde karakter van de bijzondere vorm van geregeld vervoer wordt geen afbreuk gedaan door het feit dat bij de organisatie van het vervoer rekening wordt gehouden met de wisselende behoeften van de gebruiker.
1.3. Voor de organisatie van parallel of tijdelijk vervoer met dezelfde clientèle als bij het bestaande geregelde vervoer, het doorrijden op bepaalde stopplaatsen of het inlassen van extra stopplaatsen in het bestaande geregelde vervoer gelden dezelfde regels als die voor dat geregeld vervoer.
2. O n g e r e g e l d v e r v o e r
2.1. Ongeregeld vervoer is vervoer dat niet aan de definitie van geregeld ver- voer, met inbegrip van de bijzondere vorm van geregeld vervoer, beantwoordt en dat met name wordt gekenmerkt door het transport van vooraf samengestelde groepen, op initiatief van een opdrachtgever of van de vervoerder zelf.
Voor de organisatie van parallel of tijdelijk vervoer dat vergelijkbaar is met het bestaande geregelde vervoer en op dezelfde clientèle is gericht, is een vergunning vereist die wordt verkregen via de procedure van afdeling I.
2.2. Het ongeregelde karakter van het in punt 2 bedoelde vervoer gaat niet verloren doordat het met een zekere regelmaat geschiedt.
2.3. Ongeregeld vervoer kan worden geëxploiteerd door een groep vervoerders die voor rekening van dezelfde opdrachtgever werken.
De namen van deze vervoerders en, waar van toepassing, de overstapplaatsen onderweg, worden meegedeeld aan de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten van de Europese Unie en Zwitserland volgens een regeling die het Gemengd Comité vaststelt.
3. V e r v o e r v o o r e i g e n r e k e n i n g
Vervoer voor eigen rekening is vervoer dat voor niet-lucratieve en niet-commer- ciële doeleinden door een natuurlijke of rechtspersoon wordt verricht, met dien verstande:
— dat de vervoersactiviteit voor de natuurlijke of rechtspersoon slechts een bijkomende activiteit vormt,
▼M5
— dat de gebruikte voertuigen eigendom van die natuurlijke of rechtspersoon zijn of door hem op afbetaling zijn aangekocht dan wel dat daarvoor een leasingovereenkomst op lange termijn is afgesloten en dat zij worden be- stuurd door een personeelslid van de natuurlijke of rechtspersoon of door de natuurlijke persoon zelf of door personeel dat in dienst is van de onder- neming of krachtens een contractuele verbintenis ter beschikking van de onderneming is gesteld.
Afdeling I
AAN EEN VERGUNNING ONDERWORPEN GEREGELD VERVOER
Artikel 2
Aard van de vergunning
1. Vergunningen worden gesteld op naam van de vervoerder; zij mogen door hem niet aan derden worden overgedragen. De vervoerder die de vergunning heeft gekregen mag evenwel, met instemming van de instantie bedoeld in arti- kel 3, lid 1, van deze bijlage het vervoer door een onderaannemer laten ver- richten. In dat geval moet de naam en de hoedanigheid van de onderaannemer op de vergunning worden vermeld. De onderaannemer moet voldoen aan de in artikel 17 van de overeenkomst vermelde voorwaarden.
In het geval van een associatie van ondernemingen voor de exploitatie van geregeld vervoer wordt de vergunning gesteld op naam van alle ondernemingen. Zij wordt afgegeven aan de ondernemer die het vervoer beheert; de overige ondernemingen ontvangen een kopie. Op de vergunning worden de namen van alle exploitanten vermeld.
2. De geldigheidsduur van de vergunning bedraagt maximaal vijf jaar.
3. In de vergunning worden vermeld:
a) het soort vervoer;
b) de reisweg, in het bijzonder het punt van vertrek en van bestemming;
c) de geldigheidsduur van de vergunning;
d) de stopplaatsen en de dienstregeling.
4. De vergunning moet conform het model van Verordening (EU) nr. 361/2014 van de Commissie (1) zijn.
5. De vergunningen geven de houder(s) het recht om op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen geregeld vervoer te verrichten.
6. De exploitant van geregeld vervoer mag extra voertuigen gebruiken om het hoofd te bieden aan tijdelijke en uitzonderlijke omstandigheden.
In dat geval moet de vervoerder ervoor zorgen dat de volgende documenten zich in het voertuig bevinden:
— een afschrift van de vergunning voor geregeld vervoer,
— een afschrift van de overeenkomst tussen de exploitant van het geregelde vervoer en het bedrijf dat de extra voertuigen ter beschikking stelt, of een daaraan gelijkwaardig document,
(1) Verordening (EU) nr. 361/2014 van de Commissie van 9 april 2014 houdende uitvoe- ringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad aangaande de documenten voor het internationale personenvervoer met touringcars en autobussen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2121/98 van de Commissie (PB L 107 van 10.4.2014, blz. 39).
▼M5
— een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergun- ning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of van een soort- gelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders die aan de exploitant die de extra voertuigen voor de dienst ter beschikking stelt, is afgegeven.
Artikel 3
Indiening van de vergunningaanvragen
1. Vervoersondernemers van de Europese Unie dienen hun vergunningaanvra- gen in overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad (1) en Zwitserse vervoers- ondernemers dienen hun vergunningsaanvragen in overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3 van de verordening van 4 november 2009 inzake personenver- voer (ordonnance sur le transport de voyageurs of OTV) (2). Voor diensten waarvoor in Zwitserland niet, maar in de Europese Unie wel een vergunning vereist is, worden de vergunningaanvragen door Zwitserse vervoerondernemers bij de Zwitserse bevoegde instanties ingediend, indien het punt van vertrek zich in Zwitserland bevindt.
2. De aanvragen moeten conform het model van Verordening (EU) nr. 361/2014 zijn.
3. De aanvrager van de vergunning verstrekt, ter ondersteuning van zijn ver- gunningsaanvraag, alle aanvullende inlichtingen die hij dienstig acht of die hem door de instantie van afgifte worden gevraagd, met name een rijschema aan de hand waarvan de toepassing van de regelgeving inzake rij- en rusttijden kan worden gecontroleerd, alsmede een afschrift van de aan de exploitant van het geregeld vervoer afgegeven communautaire vergunning voor het internationaal personenvervoer over de weg voor rekening van derden in het geval van ver- voerders van de Europese Unie of van een soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders.
Artikel 4
Vergunningsprocedure
1. De vergunning wordt afgegeven met instemming van de bevoegde instan- ties van de overeenkomstsluitende partijen op het grondgebied waarvan reizigers worden opgenomen of afgezet. De instantie van afgifte doet hun, alsmede de bevoegde instanties van de lidstaten van de Europese Unie over het grondgebied waarvan gereisd wordt zonder dat reizigers worden opgenomen of afgezet, samen met haar beoordeling, een afschrift van de aanvraag en van alle andere dienstige documenten toekomen.
2. De bevoegde instanties van Zwitserland en de lidstaten van de Europese Unie waaraan om instemming is gevraagd, geven de instantie van afgifte binnen twee maanden uitsluitsel. Deze termijn gaat in op de datum waarop het verzoek om instemming is ontvangen, welke wordt vermeld in de ontvangstbevestiging. Indien de instantie van afgifte binnen deze termijn geen antwoord ontvangt, worden de geraadpleegde instanties geacht hun instemming te hebben gegeven en verleent de instantie van afgifte de vergunning. Een negatieve beslissing van de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partijen waaraan instem- ming is gevraagd, wordt naar behoren gemotiveerd.
3. Onverminderd de leden 7 en 8 neemt de instantie van afgifte een besluit binnen vier maanden na de datum van indiening van de vergunningaanvraag door de vervoerder.
(1) Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 88).
▼M5
4. De vergunning wordt verleend tenzij:
a) de aanvrager niet in staat is het vervoer waarvoor hij een aanvraag heeft ingediend, te verrichten met het materieel waarover hij rechtstreeks beschikt;
b) de aanvrager in het verleden niet heeft voldaan aan de nationale of inter- nationale regels inzake het wegvervoer, meer bepaald aan de voorwaarden en vereisten betreffende de vergunningen voor internationaal personenvervoer, of ernstige inbreuken heeft gepleegd op de regels inzake het wegvervoer, met name ten aanzien van de normen voor de voertuigen en de rij- en rusttijden van de bestuurders;
c) in het geval van een aanvraag voor verlenging van de vergunning, de voor- waarden voor de vergunning niet zijn vervuld;
d) de bevoegde instantie van een overeenkomstsluitende partij, op basis van een grondig onderzoek, besluit dat de betrokken dienst, op de betrokken recht- streekse trajecten, de levensvatbaarheid van een vergelijkbare dienst waarop een of meer openbaredienstovereenkomsten van toepassing zijn die in over- eenstemming zijn met de wetgeving van de overeenkomstsluitende partij, ernstig in het gedrang kan brengen. In dat geval stelt die bevoegde instantie niet-discriminerende criteria vast aan de hand waarvan kan worden bepaald of het vervoer waarvoor een aanvraag is ingediend, de levensvatbaarheid van bovengenoemd vergelijkbaar vervoer ernstig in het gedrang zou brengen, en brengt hij die criteria op verzoek ter kennis van het Gemengd Comité;
e) de bevoegde instantie van een overeenkomstsluitende partij op grond van een gedetailleerde analyse besluit dat het hoofddoel van de vervoerdienst er niet in bestaat passagiers tussen haltes in verschillende overeenkomstsluitende par- tijen te vervoeren.
In de gevallen waarin een bestaande internationale vervoerdienst met touringcars en met autobussen de levensvatbaarheid van een vergelijkbare dienst waarop één of meer openbaredienstovereenkomsten van toepassing zijn die in overeenstem- ming zijn met de wetgeving van een overeenkomstsluitende partij, op de betrok- ken rechtstreekse trajecten ernstig in het gedrang brengt om uitzonderlijke rede- nen die op het moment van de verlening van de vergunning niet konden worden voorzien, kan de bevoegde instantie van een overeenkomstsluitende partij, met instemming van het Gemengd Comité, zes maanden na kennisgeving daarvan aan de vervoerder de vergunning voor internationaal vervoer met touringcars en autobussen schorsen of intrekken.
Het feit dat een vervoerder lagere prijzen biedt dan andere ondernemingen voor vervoer over de weg, of dat de verbinding in kwestie reeds door andere onder- nemingen voor vervoer over de weg wordt geëxploiteerd, kan op zich geen rechtvaardiging vormen voor afwijzing van de aanvraag.
5. De instantie van afgifte mag de aanvraag slechts op met deze overeenkomst verenigbare gronden afwijzen.
6. Indien geen instemming kan worden bereikt als bedoeld in lid 1, kan de zaak bij het Gemengd Comité aanhangig worden gemaakt.
7. Het Gemengd Comité neemt zo spoedig mogelijk een besluit, dat binnen dertig dagen na kennisgeving aan Zwitserland en de betrokken lidstaten van de Europese Unie van toepassing wordt.
8. Nadat de in dit artikel vastgestelde procedure is afgewikkeld, stelt de in- stantie van afgifte alle in lid 1 bedoelde instanties in kennis van haar besluit en doet zij hun in voorkomend geval een afschrift van de vergunning toekomen.
Artikel 5
Afgifte en verlenging van de vergunning
1. Zodra de procedure van artikel 4 van deze bijlage is afgewikkeld, wordt door de instantie van afgifte een vergunning afgegeven of wordt de vergunning formeel geweigerd.
▼M5
2. Besluiten waarbij een vergunning wordt geweigerd, moeten met redenen worden omkleed. De overeenkomstsluitende partijen zien erop toe dat de ver- voerders de mogelijkheid krijgen om tegen een weigering in beroep te gaan.
3. Artikel 4 van deze bijlage is van overeenkomstige toepassing op aanvragen voor de verlenging van een vergunning of voor de wijziging van de voorwaarden van het aan vergunning onderworpen vervoer.
In geval van minder belangrijke wijzigingen van de exploitatievoorwaarden, zoals aanpassingen van de tarieven en dienstregelingen, volstaat het dat de in- stantie van afgifte de bevoegde instanties van de andere overeenkomstsluitende partij in kennis stelt van deze wijzigingen.
Artikel 6
Verval van een vergunning
De bij het vervallen van een vergunning te volgen procedure is conform de bepalingen van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1073/2009 en artikel 46 van de OTV.
Artikel 7
Verplichtingen van de vervoerders
1. De exploitant van geregeld vervoer moet, behalve in geval van overmacht, tot aan het verstrijken van de geldigheidsduur van de vergunning, alle maat- regelen nemen om een vervoerdienst te garanderen die voldoet aan de normen op het vlak van continuïteit, regelmaat en capaciteit alsook aan de overige door de bevoegde instantie overeenkomstig artikel 2, lid 3, van deze bijlage vast- gestelde voorwaarden.
2. De vervoerder zorgt ervoor dat de reisweg, de stopplaatsen, de dienstrege- ling, de tarieven en de overige vervoersvoorwaarden door alle gebruikers gemak- kelijk kunnen worden geraadpleegd.
3. Zwitserland en de betrokken lidstaten van de Europese Unie hebben de bevoegdheid om, in onderling overleg en in overleg met de houder van de ver- gunning, in de exploitatievoorwaarden van een geregelde vervoerdienst wijzigin- gen aan te brengen.
Afdeling II
ONGEREGELD VERVOER EN ANDER VERVOER WAARVOOR GEEN VERGUNNING IS VEREIST
Artikel 8
Controleformulier
1. Bij het vervoer als bedoeld in artikel 18, lid 1, van de overeenkomst is steeds een controleformulier (reisblad) vereist.
2. Een vervoerder die ongeregeld vervoer verricht, dient vóór de aanvang van iedere reis het reisblad in te vullen.
3. Reisbladboekjes worden afgegeven door de bevoegde instanties van Zwit- serland en van de lidstaat van de Europese Unie waar de vervoerder is gevestigd, of door de door hen aangewezen organen.
▼M5
4. Het model van het controleformulier en de wijze waarop het dient te worden gebruikt, zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 361/2014.
5. In het geval van het in artikel 18, lid 2, van de overeenkomst bedoeld vervoer dient het contract of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan als controledocument.
Artikel 9
Attest
Het in artikel 18, lid 6, van de overeenkomst voorgeschreven attest wordt af- gegeven door de bevoegde instantie van Zwitserland of de lidstaat van de Euro- pese Unie waar het voertuig is geregistreerd.
Het is conform het bij Verordening (EU) nr. 361/2014 vastgestelde model.
Afdeling III CONTROLE EN SANCTIES
Artikel 10
Reisdocumenten
1. Vervoerders die geregeld vervoer verrichten, met uitzondering van een bij- zondere vorm van geregeld vervoer, moeten persoonlijke of collectieve reisdocu- menten afgeven waarin de volgende gegevens worden vermeld:
— het punt van vertrek en bestemming en eventueel de terugreis,
— de geldigheidsduur van het document,
— het tarief van het vervoer.
2. De in lid 1 bedoelde reisdocumenten moeten op verzoek van iedere met de controle belaste persoon worden overgelegd.
Artikel 11
Controle op de weg en in de ondernemingen
1. In het geval van vervoer voor rekening van derden moet een voor eens- luidend gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie en van de soortgelijke Zwitserse ver- gunning in het geval van Zwitserse vervoerders, alsmede, naargelang van de aard van het vervoer, de vervoersvergunning (dan wel een eensluidend afschrift daarvan) of het reisblad in het voertuig aanwezig zijn en op verzoek van de met de controle belaste persoon ter inzage worden overgelegd.
In het geval van vervoer voor eigen rekening moet het attest (of een voor eens- luidend gewaarmerkt afschrift daarvan) zich aan boord van het voertuig bevinden en op verzoek van de met de controle belaste persoon ter inzage worden over- gelegd.
2. Vervoerders die internationaal personenvervoer verrichten met touringcars en autobussen, staan toe dat het correct verrichten van het vervoer wordt gecon- troleerd, met name ten aanzien van de rij- en rusttijden.
Artikel 12
Onderlinge bijstand en sancties
1. De bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar bijstand met het oog op de toepassing van en het toezicht op de bepalin- gen van deze bijlage. Zij wisselen gegevens uit via de overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1071/2009 (1) opgerichte nationale contactpunten.
(1) Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 51).
▼M5
2. De communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Euro- pese Unie of de soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders wordt ingetrokken door de bevoegde instanties van de overeenkomst- sluitende partijen wanneer de houder:
a) niet meer voldoet aan de voorwaarden van artikel 17, lid 1, van de over- eenkomst, of
b) onjuiste inlichtingen heeft verstrekt met betrekking tot gegevens die nood- zakelijk waren voor de afgifte van de communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of van de Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders.
3. De instantie van afgifte trekt een vergunning in wanneer de houder niet meer voldoet aan de voorwaarden die bepalend waren voor de afgifte van de vergunning op grond van deze overeenkomst, en met name wanneer de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partij waar de vervoerder is gevestigd, daarom verzoeken. Zij stelt de bevoegde instanties van de andere overeenkomst- sluitende partij hiervan onmiddellijk in kennis.
4. In geval van ernstige inbreuk op de regelgeving inzake vervoer en verkeers- veiligheid, met name wat betreft de normen voor de voertuigen, de rij- en rust- tijden van de bestuurders en het zonder vergunning verrichten van parallel of tijdelijk vervoer als bedoeld in artikel 1, punt 2.1, kunnen de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partij waar de vervoerder die de inbreuk heeft gepleegd, is gevestigd, met name overgaan tot intrekking van de communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of van de soort- gelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders of tot tijde- lijke en/of gedeeltelijke intrekking van de conforme afschriften van de com- munautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of van de soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders.
Deze sancties worden bepaald naargelang van de ernst van de inbreuk die de houder van de communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of van de soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders heeft gepleegd, en naargelang van het totale aantal con- forme afschriften van de vergunning waarover hij voor het internationaal vervoer beschikt.
De bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partij waar de vervoerder is gevestigd, delen de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partij op het grondgebied waarvan de inbreuken zijn geconstateerd, zo spoedig mogelijk en uiterlijk zes weken na hun definitieve besluit in de zaak mee of een van de bovenbedoelde sancties is opgelegd. Indien dergelijke sancties niet zijn opgelegd, wordt dit door de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partij waar de vervoerder is gevestigd, gemotiveerd.
5. Wanneer de bevoegde instanties van een overeenkomstsluitende partij ken- nis nemen van een ernstige inbreuk op de bepalingen van deze bijlage of op de wetgeving inzake vervoer over de weg die aan een niet-ingezeten vervoerder is toe te schrijven, geeft de overeenkomstsluitende partij op het grondgebied waar- van de inbreuk is vastgesteld, zo spoedig mogelijk en uiterlijk zes weken na het definitieve besluit ter zake, de volgende informatie door aan de bevoegde instan- ties van de overeenkomstsluitende partij waar de vervoerder is gevestigd:
a) een beschrijving van de inbreuk en de datum en het tijdstip waarop deze werd gepleegd;
b) de categorie, het type en de ernst van de inbreuk; en
c) de opgelegde sancties en de uitgevoerde sancties.
De bevoegde instanties van de ontvangende overeenkomstsluitende partij kunnen de bevoegde instanties van de overeenkomstsluitende partij waar de vervoerder is gevestigd, verzoeken overeenkomstig lid 4 bestuursrechtelijke sancties op te leggen.
6. De overeenkomstsluitende partijen waarborgen dat de vervoerders beroep in rechte kunnen instellen tegen alle bestuursrechtelijke sancties die hun overeen- komstig dit artikel worden opgelegd.
▼M5
Artikel 13
Opneming in het nationale elektronische register
De overeenkomstsluitende partijen zien erop toe dat ernstige inbreuken op de wetgeving inzake vervoer over de weg, die toe te schrijven zijn aan op hun grondgebied gevestigde vervoerders en hebben geleid tot het opleggen van een sanctie door de bevoegde instanties van een lidstaat van de Europese Unie of van Zwitserland, alsook het feit dat de communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of de soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders of het conforme afschrift van de communautaire vergunning of van de soortgelijke Zwitserse vergunning tijdelijk of definitief is ingetrokken, worden opgenomen in het nationale elektronische register van weg- vervoerondernemingen. De aantekeningen in het register die betrekking hebben op de tijdelijke of definitieve intrekking van een communautaire vergunning in het geval van vervoerders van de Europese Unie of van de soortgelijke Zwitserse vergunning in het geval van Zwitserse vervoerders, worden in de gegevensbank bewaard gedurende ten minste twee jaar te rekenen vanaf het verstrijken van de intrekkingstermijn, bij een schorsing, of de datum van intrekking, bij definitieve intrekking.
▼B
BIJLAGE 8
LIJST VAN BEPALINGEN MET BETREKKING TOT HET GOEDERENVERVOER IN DRIEHOEKSVERKEER IN DE BILATERALE OVEREENKOMSTEN DIE TUSSEN ZWITSERLAND EN VERSCHILLENDE LIDSTATEN VAN DE GEMEENSCHAP OP HET GEBIED VAN HET WEGVERKEER ZIJN GESLOTEN
Land | Overeenkomst getekend op | In werking getekend op | Voorwaarden |
Duitsland | 17.12.1953 | 1.2.1954 | Artikel 4 en 5 — volgens nationaal recht — inachtneming van de wederkerigheid Artikel 6 — volgens nationaal recht — inachtneming van de wederkerigheid Artikel 3 — volgens nationaal recht Artikel 3 en 5 — volgens nationaal recht Artikel 2 en 3 — uitdrukkelijke toestemming van de andere overeenkomst- sluitende partij — in onderlinge overeenstemming (wederkerigheid) Artikel 3 — volgens nationaal recht Hoofdstuk II — in onderlinge overeenstemming — inachtneming van de wederkerigheid Artikel 2 — in onderlinge overeenstemming (wederkerigheid) volgens nationaal recht (geen bilaterale overeenkomst) volgens nationaal recht (geen bilaterale overeenkomst) Artikel 3 volgens nationaal recht Lid 2, punt 2 volgens nationaal recht Protocol bij de overeenkomst, punten. 5 en 6 — wederzijdse overeenstemming — wederkerigheid volgens nationaal recht (de overeenkomst heeft geen betrekking op het goederenvervoer) Artikel 3 volgens nationaal recht |
Oostenrijk | 22.10.1958 | 4.4.1959 | |
België | 25.2.1975 | 24.7.1975 | |
Denemarken | 27.8.1981 | 25.3.1982 | |
Spanje | 23.1.1963 | 21.8.1963 | |
Finland | 16.1.1980 | 28.5.1981 | |
Frankrijk | 20.11.1951 | 1.4.1952 | |
Griekenland | 8.8.1970 | 6.9.1971 | |
Italië | — | — | |
Ierland | — | — | |
Luxemburg | 17.5.1972 | 1.6.1972 | |
Nederland | 20.5.1952 | 15.6.1952 | |
Portugal | 28.6.1973 | 1.1.1974 | |
Verenigd Ko- | 20.12.1974 | 21.11.1975 | |
ninkrijk | |||
Zweden | 12.12.1973 | 22.4.1974 |
▼B
BIJLAGE 9
BETREFFENDE DE KWALITEIT VAN HET SPOORVERVOER EN HET GECOMBINEERD VERVOER
Indien Zwitserland zijn toevlucht wil nemen tot de in artikel 46 van de over- eenkomst voorziene beschermende maatregelen, moet aan de volgende voorwaar- den worden voldaan:
1. De gemiddelde prijs van het spoorvervoer en het gecombineerd vervoer door Zwitserland ligt niet boven de kosten van een voertuig met een maximaal toegestaan gewicht van 40 t over een afstand van 300 km door het Alpenge- bied. Met name de gemiddelde prijs die wordt toegepast voor het begeleid gecombineerd vervoer („rollende weg”) ligt niet boven de kosten van de weg (tolheffingen en variabele kosten).
2. Zwitserland heeft maatregelen genomen om het concurrentievermogen van het goederenvervoer per spoor en het gecombineerd vervoer door Zwitserland te versterken.
3. De parameters waarmee het concurrentievermogen van het goederenvervoer per spoor en het gecombineerd vervoer wordt beoordeeld omvatten ten min- ste:
— de mate waarin dienstregelingen en snelheid zijn afgestemd op de behoef- ten van de gebruiker,
— de mate waarin verantwoordelijkheid wordt genomen voor de kwaliteit van de dienstverlening en deze wordt gewaarborgd,
— de mate waarin de beloften inzake de kwaliteit van de dienstverlening worden waargemaakt en de gebruikers worden vergoed in geval van niet-nakoming daarvan door de Zwitserse vervoersondernemers,
— boekingsvoorwaarden.
▼B
BIJLAGE 10
WIJZE VAN TOEPASSING VAN DE IN ARTIKEL 40 VOORGESCHREVEN HEFFINGEN
Behoudens het bepaalde in de leden 3b en 5 van artikel 40 worden de in artikel 40 voorgeschreven heffingen op de volgende wijze toegepast:
a) voor transporten door Zwitserland over afstanden van minder of meer dan 300 km worden de heffingen berekend op basis van de daadwerkelijk in Zwitserland afgelegde afstand,
b) de hoogte van een heffing hangt af van de gewichtsklasse van het voertuig.
▼B
SLOTAKTE
de gevolmachtigden
van de EUROPESE GEMEENSCHAP
en
van de ZWITSERSE BONDSSTAAT,
bijeengekomen te Luxemburg, de eenentwintigste juni negentienhonderd negen- ennegentig, voor de ondertekening van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake het goederen- en personenver- voer per spoor en over de weg, hebben de volgende gemeenschappelijke ver- klaringen aangenomen die aan deze slotakte zijn gehecht:
— Gemeenschappelijke verklaring met betrekking tot artikel 38, lid 6,
— Gemeenschappelijke verklaring over toekomstige verdere onderhandelingen.
Zij hebben tevens akte genomen van de volgende verklaringen die aan deze slotakte zijn gehecht:
— Verklaring van Zwitserland over het bijwonen door Zwitserland van vergade- ringen van comités en commissies,
— Verklaring van Zwitserland over de benutting van contingenten (40 T),
— Verklaring van de Europese Gemeenschap over de benutting van contingen- ten (40 T),
— Verklaring van Zwitserland over artikel 40, lid 4,
— Verklaring van Zwitserland over de vereenvoudiging van de douaneprocedu- res (artikel 43, lid 1).
Hecho en Luxemburgo, el ventiuno de junio de mil novecientos noventa y nueve.
Udfærdiget i Luxembourg den enogtyvende juni nitten hundrede og nioghalv- fems.
Geschehen zu Luxemburg am einundzwanzigsten Juni neunzehnhundertneunund- neunzig.
Έγινε στο Λουξεμβούργο, στις είκοσι μία Ιουνίου χίλια εννιακόσια ενενήντα εννέα.
Done at Luxembourg on the twenty-first day of June in the year one thousand nine hundred and ninety-nine.
Fait à Luxembourg, le vingt-et-un juin mil neuf cent quatre-vingt dix-neuf. Fatto a Lussemburgo, addì ventuno giugno millenovecentonovantanove.
Gedaan te Luxemburg, de eenentwintigste juni negentienhonderd negenennegen- tig.
Feito em Luxemburgo, em vinte e um de Junho de mil novecentos e noventa e nove.
Tehty Luxemburgissa kahdentenakymmenentenäensimmäisenä päivänä kesäkuuta vuonna tuhatyhdeksänsataayhdeksänkymmentäyhdeksän.
Som skedde i Luxemburg den tjugoförsta juni nittonhundranittionio
Por la Comunidad Europea
For Det Europæiske Fællesskab Für die Europäische Gemeinschaft Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα For the European Community Pour la Communauté européenne Per la Comunità europea
Voor de Europese Gemeenschap Pela Comunidade Europeia Euroopan yhteisön puolesta
▼B
På Europeiska gemenskapens vägnar
Por la Confederación Suiza
For Det Schweiziske Edsforbund
Für der Schweizerischen Eidgenossenschaft Για την Ελβετική Συνομοσπονδία
For the Swiss Confederation Pour la Confédération suisse Per la Confederazione svizzera Voor de Zwitserse Bondsstaat Pela Confederação Suíça Sveitsin valaliiton puolesta
På Schweiziska Edsförbundets vägnar
▼B
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING MET BETREKKING
tot artikel 38, lid 6
De overeenkomstsluitende partijen verklaren dat de bepalingen van artikel 38, lid 6, de toepassing, in het kader van het Zwitserse federale stelsel, van de federale financiële vereffeningsinstrumenten onverlet laten.
▼B
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING
over toekomstige verdere onderhandelingen
De Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat verklaren voornemens te zijn onderhandelingen te openen over sluiting van overeenkomsten betreffende onderwerpen van gemeenschappelijk belang, zoals de herziening van Protocol nr. 2 bij de vrijhandelsovereenkomst van 1972 en de deelname van Zwitserland aan bepaalde communautaire programma's op het gebied van opleidingen, jeugd- zaken, media, statistiek en milieu. De voorbereidingen voor die onderhandelingen moeten binnen korte tijd na de afronding van de thans lopende bilaterale onder- handelingen beginnen.
▼B
VERKLARING
over het bijwonen door Zwitserland van vergaderingen van comités en commissies
De Raad komt overeen dat de vertegenwoordigers van Zwitserland, als waarne- mers en voor de punten die hen betreffen, de vergaderingen van de volgende comités, commissies en groepen van deskundigen bijwonen:
— comités en commissies voor onderzoeksprogramma's, waaronder het Comité voor wetenschappelijk en technisch onderzoek (CREST);
— Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werk- nemers;
— coördinatiegroep voor de wederzijdse erkenning van diploma's van het hoger onderwijs;
— raadgevende comités voor de luchtvaart en voor de toepassing van de mede- dingingsvoorschriften in het luchtvervoer.
De stemming in deze commissies en comités wordt door de vertegenwoordigers van Zwitserland niet bijgewoond.
In het geval van andere commissies en comités die onderwerpen behandelen waarop deze Overeenkomsten van toepassing zijn en op welk gebied Zwitserland ofwel de communautaire wetgeving heeft overgenomen of gelijkwaardige wetge- ving toepast, raadpleegt de Commissie de deskundigen van Zwitserland over- eenkomstig het bepaalde in artikel 100 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
▼B
VERKLARING VAN ZWITSERLAND
over de benutting van contingenten (40 T)
Zwitserland verklaart dat ten hoogste 50 % van de contingenten die in artikel 8 van de Overeenkomst zijn vastgesteld voor Zwitserse voertuigen waarvan het totale effectieve gewicht in beladen toestand niet meer dan 40 ton bedraagt, zal worden benut voor de invoer, uitvoer of doorvoer van goederen.
▼B
VERKLARING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP
over de benutting van contingenten (40 T)
De Gemeenschap verklaart dat volgens haar huidige raming ongeveer 50 % van de contingenten waarop zij op grond van artikel 8 recht heeft, voor bilateraal vervoer zal worden benut.
▼B
VERKLARING VAN ZWITSERLAND
over artikel 40, lid 4
Zwitserland verklaart met betrekking tot de heffingen bedoeld in lid 4 van artikel 40 van de Overeenkomst, dat het de tot de opening van de eerste basis- tunnel of tot 1 januari 2008, indien dat eerder is, daadwerkelijk toe te passen heffingen zal vaststellen op een niveau dat lager is dan het maximum dat volgens artikel 40, lid 4, is toegestaan. Zwitserland is op basis van de huidige planning voornemens de heffing voor 2005, 2006 en 2007 vast te stellen op gemiddeld 292,50 Zwitserse frank en ten hoogste 350 Zwitserse frank.
▼B
VERKLARING VAN ZWITSERLAND
over de vereenvoudiging van de douaneprocedures (artikel 43, lid 1)
Om de douaneafhandeling aan de grensovergangen op de weg tussen de Euro- pese Unie en Zwitserland te vereenvoudigen stemt Zwitserland in met de vol- gende maatregelen, die in de loop van 1999 met voorrang zullen worden vast- gesteld in het bij de Overeenkomst van 1992 ingestelde Gemengd Comité:
— In samenwerking met de douanekantoren van de buurlanden wordt erop toegezien dat de openingstijden van de kantoren aan de belangrijkste grens- overgangen zodanig zijn dat vrachtwagens hun reis door Zwitserland kunnen aanvangen zodra het nachtelijk rijverbod wordt opgeheven, dan wel hun reis kunnen voortzetten zodra het nachtelijk rijverbod wordt opgeheven of hun reis kunnen voortzetten totdat dit verbod ingaat. Indien nodig mag hiervoor een met de extra kosten overeenstemmend recht worden geheven. Dit recht mag echter niet meer bedragen dan 8 CHF.
— In samenwerking met de douaneautoriteiten van de buurlanden dient erop te worden toegezien dat met ingang van 1 januari 2000 de douaneafhandeling voor vrachtwagens aan elke grensovergang tussen Zwitserland en de Euro- pese Unie niet meer dan 30 minuten duurt (gemeten vanaf aankomst bij het eerste douanekantoor tot toestemming tot verderrijden bij het tweede kan- toor).