Stichting Pensioenfonds voor Roeiers in het Rotterdamse havengebied
Stichting Pensioenfonds voor Roeiers in het Rotterdamse havengebied
Actuariële en bedrijfstechnische nota 1 januari 2023
Inhoudsopgave
2.1. Wederzijdse medewerking 3
2.2. Vastlegging pensioenovereenkomst in pensioenreglement 3
2.3. Verplichtingen van het pensioenfonds 3
2.4. Verplichtingen van de deelnemersvereniging SPR 4
2.6. Liquideren bij opzeggen uitvoeringsovereenkomst 4
3. Hoofdlijnen van de pensioenregeling 4
3.1. Beëindiging van het deelnemerschap 5
4.3. Minimaal vereist eigen vermogen 7
5. Administratieve organisatie en interne controle 9
5.4. Beheersmaatregelen en interne controle 11
5.5. Deskundigheidsbevordering 12
5.6. Uitbestede werkzaamheden 12
5.7. Bescherming van persoonsgegevens (AVG) 12
5.8. Gegevensaanlevering Stichting Pensioenregister 13
Bijlage 1: Investment Policy Statement Bijlage 2: Financieel crisisplan
Stichting Pensioenfonds voor Roeiers in het Rotterdamse havengebied (hierna genoemd: het pensioenfonds) is een beroepspensioenfonds als bedoeld is artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
Het pensioenfonds voert de beroepspensioenregeling, die het karakter heeft van een uitkeringsregeling, uit in opdracht van de Deelnemersvereniging Stichting Pensioenfonds voor Roeiers in het Rotterdamse havengebied (hierna genoemd: Deelnemersvereniging SPR). De Deelnemersvereniging SPR heeft als status een beroepspensioenvereniging als bedoeld in artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
Het pensioenfonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn). Het doel van deze abtn is het geven van inzicht in het functioneren van het pensioenfonds en van een beschrijving van het ten behoeve van het pensioenfonds te voeren beleid, waarbij de financiële opzet en de grondslagen waarop het rust, gemotiveerd zijn omschreven. De uit de abtn voortvloeiende financiële en overige verplichtingen worden in overeenstemming met de statuten in een afzonderlijke uitvoeringsovereenkomst tussen de Deelnemersvereniging SPR en het pensioenfonds geregeld. De methoden, actuariële grondslagen en veronderstellingen als omschreven in deze abtn vormen mede het uitgangspunt van deze uitvoeringsovereenkomst.
Het werkgebied van het pensioenfonds strekt zich uit tot iedere Roeier in het Rotterdamse havengebied die aan de voorwaarden voor het verplichte deelnemerschap voldoet.
Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar. Aan het einde van elk boekjaar wordt de balans opgesteld en wordt het resultaat en ook de bestemming daarvan vastgesteld.
Het pensioenfonds is met de deelnemersvereniging SPR een uitvoeringsovereenkomst overeengekomen. De hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst zijn in het vervolg van dit hoofdstuk weergegeven.
2.1. Wederzijdse medewerking
De deelnemersvereniging SPR en het pensioenfonds verbinden zich over en weer om elkaar de medewerking te verlenen die nodig is voor de vervulling van de aan het pensioenfonds bij de statuten, het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst opgedragen taak.
2.2. Vastlegging pensioenovereenkomst in pensioenreglement
Het pensioenfonds stelt het pensioenreglement op en kan dit wijzigen overeenkomstig de bepalingen in de statuten en het pensioenreglement. Het pensioenreglement is in overeenstemming met de bepalingen in de pensioenovereenkomst en met deze uitvoeringsovereenkomst en niet in strijd met geldende pensioenwet- en regelgeving.
2.3. Verplichtingen van het pensioenfonds
Het pensioenfonds verplicht zich jegens de deelnemersvereniging SPR met inachtneming van de bepalingen in de statuten en het pensioenreglement:
- overeenkomstig de statuten, het pensioenreglement en deze overeenkomst aangemelde leden als deelnemer in te schrijven; en
- overeenkomstig de bepalingen van het pensioenreglement pensioenaanspraken te verlenen en pensioenen uit te keren of te doen uitkeren aan de personen als bedoeld in de statuten en het pensioenreglement.
2.4. Verplichtingen van de deelnemersvereniging SPR
2.5. Aanpassing pensioenen
Als de financiële middelen van het pensioenfonds dit toelaten worden alle pensioenrechten en -aanspraken jaarlijks verhoogd, met uitzondering van het ANW-hiatenpensioen, in overeenstemming met de voorwaarden en de wijze zoals omschreven in deze nota in hoofdstuk 3.3. De aanpassing van de pensioenen is voorwaardelijk en het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke aanpassing is geen bestemmingsreserve gevormd, maar zij wordt gefinancierd uit eventuele overrendementen en/of een opslag in de kostendekkende premie.
2.6. Liquideren bij opzeggen uitvoeringsovereenkomst
Bij het opzeggen van de uitvoeringsovereenkomst door de deelnemersvereniging SPR zal het pensioenfonds overgaan tot liquideren. Hiervoor is een additionele uitvoeringskostenvoorziening aanwezig.
3. Hoofdlijnen van de pensioenregeling
De pensioenen worden vastgesteld in overeenstemming met de pensioenregeling zoals is vastgelegd in het pensioenreglement. Het deelnemerschap geeft, met inachtneming van de bepalingen van het pensioenreglement, recht op een levenslang ouderdomspensioen, ingaande op 61-jarige leeftijd van de deelnemer, of een eerdere ingangsdatum indien de deelnemer hiervoor op grond van flexibiliseringsmogelijkheden uit het pensioenreglement kiest. Het deelnemerschap geeft ook recht op een partnerpensioen, een ANW-hiatenpensioen en een wezenpensioen. Onderstaande tabel geeft een beknopt overzicht van de pensioenregeling.
Regeling | : | Middelloonregeling |
Pensioenrichtleeftijd | : | 61 jaar, vervroeging is mogelijk |
Pensioengevend inkomen | : | De winst uit onderneming voordat deze is beïnvloed door de toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve en de ondernemersaftrek, waarbij de in het betreffende jaar ten laste van de winst gebrachte premies uit hoofde van deze pensioenregeling buiten beschouwing blijven. Bedoelde gecorrigeerde winst uit onderneming is het bedrag uit het kalenderjaar drie jaar voorafgaand aan het jaar van pensioenopbouw. Gedurende de eerste drie jaar van deelneming wordt het pensioengevend inkomen vastgesteld op basis van een schatting van de deelnemer van zijn pensioengevend inkomen in het betreffende deelnemersjaar. Het pensioengevend inkomen is gemaximeerd. In 2023 bedraagt het maximaal pensioengevend inkomen € 128.810. |
Franchise | : | Het bestuur stelt jaarlijks de franchise vast. In 2023 is deze € 16.322 |
Pensioengrondslag (PG) | : | Het pensioengevend inkomen verminderd met de franchise |
Opbouwpercentage ouderdomspensioen | : | Ambitie 1,242%. Het opbouwpercentage is afhankelijk van de premiebijdrage vanuit de vereniging en de wettelijke vereisten inzake pensioenpremie. In 2023 bedraagt het feitelijke opbouwpercentage 1,242%. |
Partnerpensioen | : | Het partnerpensioen bedraagt 70% van het te behalen ouderdomspensioen (opgebouwd ouderdomspensioen en nog op te bouwen ouderdomspensioen) en is verzekerd op opbouwbasis. |
Wezenpensioen | : | Het wezenpensioen bedraagt 14% van het te behalen ouderdomspensioen (opgebouwd ouderdomspensioen en nog op te bouwen ouderdomspensioen) en is verzekerd op risicobasis. |
ANW- hiatenpensioen | : | Het ANW-hiatenpensioen bedraagt in 2023 € 17.860 en is verzekerd op risicobasis. |
Tijdelijk ouderdomspensioen | : | Er vindt geen opbouw meer plaats van tijdelijk ouderdomspensioen. Het tijdelijk ouderdomspensioen wordt in beginsel uitgekeerd gedurende zes jaar vanaf de pensioendatum. |
Toeslag | : | Indien de financiële middelen van het pensioenfonds dit toelaten, worden alle opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten van (gewezen) deelnemers, gepensioneerden en pensioengerechtigden in gelijke mate verhoogd. Het ANW-hiatenpensioen wordt niet verhoogd. De geambieerde toeslag wordt bepaald door de ontwikkeling van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de eerste maal gepubliceerde afgeleide consumentenprijsindex voor alle huishoudens (hierna: “CPI”). De geambieerde toeslag in enig jaar is gelijk aan de relatieve toename van de CPI van oktober van het voorafgaande jaar ten opzichte van de CPI van oktober van het jaar daarvoor. Indien deze relatieve toename negatief is, wordt de geambieerde toeslag op 0% gesteld. |
Korting | : | De ingegane en de nog niet ingegane pensioenen verminderen, als de financiële toestand van het pensioenfonds dat nodig maakt. |
Flexibilisering | : | De (gewezen) deelnemer heeft onder voorwaarden de mogelijkheid om: - partnerpensioen om te zetten in extra levenslang ouderdomspensioen - levenslang ouderdomspensioen om te zetten in extra partnerpensioen - de pensioendatum te vervroegen - de uitkeringshoogte van het levenslang ouderdomspensioen te variëren (hoog-laag) - de uitkeringsperiode van het tijdelijk ouderdomspensioen aan te passen |
3.1. Beëindiging van het deelnemerschap
Als het deelnemerschap eindigt vóór de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, behoudt de ex-deelnemer
NP naar OP
De (gewezen) deelnemer heeft het recht om (een gedeelte van) het op de pensioeningangsdatum opgebouwde recht op partnerpensioen om te zetten in een hoger recht op ouderdomspensioen. Indien een (gewezen) deelnemer op pensioendatum geen partner heeft, zal automatisch het uitruilbare partnerpensioen worden omgezet naar een hoger recht op ouderdomspensioen.
Vervroeging
De (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen één of twee volle jaren eerder dan de pensioenrichtdatum laten ingaan.
Hoog laag
De (gewezen) deelnemer heeft op de pensioeningangsdatum de mogelijkheid om met betrekking tot het ouderdomspensioen dat is opgebouwd vanaf 1 januari 2015 gebruik te maken van een hoog-laag constructie. Hierbij ontvangt de (gewezen) deelnemer tijdens de eerste periode een uitkering die 33,3% hoger is dan de uitkering tijdens de tweede periode.
Uitkeringsperiode TOP
De (gewezen) deelnemer met een aanspraak op tijdelijk ouderdomspensioen kan de uitkeringsperiode van dit pensioen wijzigen.
De flexibiliseringsfactoren behorend bij de bovengenoemde keuzes worden jaarlijks herzien op basis van de rentecurve per 30 september en de actuariële grondslagen die in het daaropvolgende jaar van toepassing zijn. De flexibiliseringsfactoren worden als bijlage bij het pensioenreglement gepubliceerd.
3.3. Toeslagen
Als de financiële middelen van het pensioenfonds dit toelaten worden de pensioenrechten en -aanspraken jaarlijks verhoogd.
De procentuele toeslag wordt afgeleid van de ontwikkeling van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de eerste maal gepubliceerde afgeleide consumentenprijsindex voor alle huishoudens over de laatst verstreken periode van oktober tot oktober (hierna: “CPI”). Als de ontwikkeling van de CPI over bedoelde periode negatief is, wordt de toeslag gesteld op 0%.
Op basis van de Wet verplichte beroepspensioenregeling mogen toeslagen alleen verleend worden als die toeslag naar verwachting ook in de toekomst gegeven kan worden. De mate waarin de pensioenen verhoogd kunnen worden is afhankelijk van de omvang van het eigen vermogen van het pensioenfonds, bepaald volgens de strategische beleggingsmix. Als dit eigen vermogen toereikend is om de pensioenen in de toekomst ook te kunnen verhogen met de CPI, dan stijgen de pensioenaanspraken en pensioenrechten in beginsel met de CPI. Als het eigen vermogen niet toereikend is om in de toekomst de volledige CPI toe te kennen, dan kunnen de
4.1. Financiering
Voor de bepaling van de premies, koopsommen en de voorziening voor pensioenverplichtingen wordt uitgegaan van de pensioenen zoals vastgesteld conform het pensioenreglement. De voorziening voor pensioenverplichtingen voor de deelnemers per einde van het boekjaar is gelijk aan de contante waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken per 1 januari van het jaar volgend op het boekjaar. Voor het opgebouwde partnerpensioen wordt voor actieve en gewezen deelnemers gereserveerd op basis van het “onbepaalde partner”-systeem. Voor het opgebouwde partnerpensioen van gepensioneerden wordt gereserveerd op basis van het “bepaalde partner”-systeem.
De pensioenaanspraken worden gefinancierd op basis van het systeem van stortingskoopsommen, bepaald op de actuariële grondslagen zoals in paragraaf 4.2 “Actuariële grondslagen” vermeld. Er vindt geen demping van de premie plaats. Het niet opgebouwde deel van het partnerpensioen wordt, evenals het volledige ANW- hiatenpensioen, gefinancierd door middel van een risicopremie. Voor het wezenpensioen wordt niet gereserveerd. Voor de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken is de voorziening voor pensioenverplichtingen gelijk aan de contante waarde van de verkregen pensioenrechten. De financiering van de pensioenregeling is vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst tussen de deelnemersvereniging SPR en het pensioenfonds.
4.2. Actuariële grondslagen
De technische voorzieningen worden berekend op basis van marktwaardering. De voor de berekening van de technische voorziening gebruikte grondslagen inzake overlijden en levensverwachting worden gebaseerd op prudente grondslagen, waarin rekening wordt gehouden met de voorzienbare toekomstige sterftetrend. De rekenrentevoet van de technische voorziening is gelijk aan de rentetermijnstructuur zoals wordt gepubliceerd door De Nederlandsche Bank (DNB).
Het pensioenfonds toets periodiek, minimaal eens per drie jaar, de actuariële grondslagen. Daarnaast vindt een toetsing plaats indien een aanpassing wordt gedaan in de sterftecijfers die ten grondslag liggen aan de gehanteerde overlevingstafel en de fondsspecifieke ervaringsfactoren.
Bijlage 3 bevat een overzicht van de actuariële grondslagen die gelden per 1 januari 2023.
4.3. Minimaal vereist eigen vermogen
Het pensioenfonds dient, conform artikel 126 van de wet verplichte beroepspensioenregeling, te beschikken over een minimaal vereist eigen vermogen.
Indien het eigen vermogen van het pensioenfonds lager is dan het minimaal vereist eigen vermogen, is sprake van een dekkingstekort ter grootte van het bedrag waarmee het eigen vermogen het minimaal vereist eigen vermogen onderschrijdt.
Het pensioenfonds stelt het minimaal vereist eigen vermogen vast conform artikel 11 van het Besluit FTK Pensioenfondsen. Het minimaal vereist eigen vermogen is gelijk aan de som van de volgende twee berekeningen:
1. vier procent van het bedrag van de bruto technische voorzieningen vermenigvuldigd met de verhouding tussen de bruto technische voorzieningen onder aftrek van de overdrachten uit hoofde van verzekering en de bruto technische voorzieningen aan het eind van het afgelopen boekjaar. Dit verhoudingsgetal is ten minste vijfentachtig procent.
4.4. Vereist eigen vermogen
Het pensioenfonds dient conform artikel 127 van de wet verplichte beroepspensioenregeling te beschikken over een vereist eigen vermogen.
Indien het eigen vermogen van het pensioenfonds lager is dan het vereist eigen vermogen en hoger is dan het minimaal vereist eigen vermogen, is sprake van een reservetekort ter grootte van het bedrag waarmee het eigen vermogen het vereist eigen vermogen onderschrijdt.
Het vereist eigen vermogen is het vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van het fonds. In die situatie is het eigen vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijke zekerheidsmaat van 97,5% ten aanzien van de als onvoorwaardelijk aangemerkte onderdelen van de pensioenverplichting wordt voorkomen dat het pensioenvermogen van het fonds binnen één jaar minder is dan de voorziening pensioenverplichtingen. Het vereist eigen vermogen wordt berekend conform de regels van hoofdstuk 3, paragraaf 1 van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.
Het vereist eigen vermogen volgens het strategisch beleggingsbeleid bedraagt per 31 december 2021 in de evenwichtssituatie in duizenden euro’s 27.839. Dit is gelijk aan 9,1% van de totale technische voorziening.
4.5. Beleidsdekkingsgraad
De beleidsdekkingsgraad van een beroepspensioenfonds is, in overeenstemming met artikel 128a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, de gemiddelde dekkingsgraad van de 12 maanden voorafgaand aan het moment van vaststelling.
4.6. Premiebijdrage
4.7. Kostendekkende premie
De kostendekkende premie bestaat uit de som van:
1. De actuarieel benodigde koopsom met betrekking tot het in eigen beheer gehouden onvoorwaardelijke gedeelte van de pensioentoezegging op basis van de actuariële grondslagen zoals vermeld in paragraaf
4.2 “Actuariële grondslagen”.
2. Een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen volgens het strategische beleggingsbeleid. Deze opslag is gelijk aan het vereist eigen vermogen als percentage van de voorziening pensioenverplichting voor eigen beheer maal de koopsom uit onderdeel 1.
3. Een opslag voor directe uitvoeringskosten. Deze opslag is gelijk aan de verwachte uitvoeringskosten in het komende boekjaar minus de verwachte vrijval uit de pensioenuitkeringen in het komende boekjaar.
4. Een premie voor voorwaardelijke indexatie, indien gekozen is voor financiering van indexatie op deze wijze.
4.9. Premiebeleid
Met betrekking tot de bijdragen gelden de volgende voorwaarden:
- De totale bijdrage dient ten minste gelijk te zijn aan de kostendekkende premie; en
- De totale bijdrage zal maximaal gelijk zijn aan 35% van de pensioengrondslagsom.
De verschuldigde premie is in beginsel gelijk aan de kostendekkende premie. . Indien dit meer is dan 35% van de pensioengrondslagsom, wordt de verschuldigde premie vastgesteld op 35% van de pensioengrondslagsom. Indien bij deze verschuldigde premie de premiedekkingsgraad lager is dan 100% (peildatum 30 september), dan kan het opbouwpercentage worden verlaagd om een premiedekkingsgraad van 100% te bereiken. Het bestuur kan in enig jaar onderbouwd afwijken van deze minimale premiedekkingsgraad.
4.10. Herverzekeringsbeleid
Met betrekking tot het overlijdensrisico geldt dat het pensioenfonds grote dalingen in dekkingsgraad door het overlijden van actieve deelnemers wenst te voorkomen. In extreme scenario’s is het acceptabel dat de dekkingsgraad beperkt daalt. Om deze reden heeft het pensioenfonds het overlijdensrisico ten aanzien van het Anw-hiaatpensioen volledig herverzekerd, binnen de voorwaarden die de herverzekeraar gesteld heeft. In verband met administratieve eenvoud in de afwikkeling van schades en het beperken van (toekomstig) tegenpartijrisico wordt dit risico verzekerd door middel van overlijdensrisicokapitalen. Het resulterende overlijdensrisico wordt door het pensioenfonds geaccepteerd.
5. Administratieve organisatie en interne controle
Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de organisatie van het pensioenfonds. In de eerste paragraaf is de organisatie via een organogram schematisch weergegeven. In de navolgende paragrafen zijn de taken en bevoegdheden van het bestuur, deelnemersvereniging, verantwoordingsorgaan en het interne toezicht weergegeven
5.1. Organogram
Organisatie van het pensioenfonds
Het bestuur van het pensioenfonds benoemt bestuursleden op voordracht van de deelnemersvereniging SPR. De bestuurder is bij aanvaarding van de bestuursfunctie geschikt als bestuurder van een pensioenfonds en beschikt tenminste over geschiktheidsniveau A. De benoeming van het nieuwe bestuurslid vindt plaats voor een termijn van vier jaar, onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door DNB.
De samenstelling van het bestuur dient te voldoen aan de criteria zoals die zijn vastgelegd in het geschiktheidsplan van het pensioenfonds.
Het bestuur laat zich bijstaan door een extern accountant, een certificerend actuaris, een adviserend actuaris, een compliance officer en eventueel overige adviseurs.
Het is de taak van het bestuur ervoor te zorgen dat het bepaalde bij of krachtens de Wet verplichte beroepspensioenregeling, statuten en reglementen op een correcte wijze wordt nageleefd en dat het beleid wordt gevoerd overeenkomstig de actuariële en bedrijfstechnische nota. Het bestuur besluit over het
beleggingbeleid wordt gebruik gemaakt van ALM-studies, haalbaarheidstoets, strategische asset allocatie studie en eventuele andere beleidsondersteunende studies. Een en ander is verder uitgewerkt in het investment policy statement (bijlage 1). Hierbij wordt een afweging gemaakt tussen het verwachte rendement en het risico van de beleggingen en wordt er rekening gehouden met de risicohouding van het fonds. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan de prudent-person regel zoals bedoeld bij en krachtens artikel 130 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
Het bestuur benoemt de externe accountant, de adviserend en de certificerend actuaris en de sleutelfunctiehouders.
Het bestuur heeft een beleidsdocument risicomanagement opgesteld, waarin de risicostrategie en de risicobereidheid is beschreven. Het risicomanagementbeleid is gericht op het vaststellen, beheersen en
verantwoorden van zowel de financiële als niet financiële risico’s. Het bestuur evalueert ten minste 1 keer per jaar de risico-analyse. Hierdoor houdt het bestuur een integraal beeld van de risico’s en is het bestuur in staat om waar nodig bij te sturen.
Het bestuur bespreekt ten minste tweemaal per jaar het gevoerde beleid en de resultaten daarvan met het verantwoordingsorgaan en bespreekt jaarlijks de bevindingen van de visitatiecommissie.
Het bestuur heeft een communicatieplan opgesteld, dat voldoet aan de informatieverplichtingen uit de Wet verplichte Beroepspensioenregelingen. Het bestuur ziet toe op de uitvoering van het communicatieplan. De aan de belanghebbende te verstrekken informatie zal tijdig worden verstrekt en is duidelijk en begrijpelijk voor de deelnemer. De communicatiedoelstellingen zullen jaarlijks worden geëvalueerd. Tevens beoordeelt het bestuur jaarlijks of het communicatieplan bijgesteld dient te worden.
5.2. Verantwoordingsorgaan
Het bestuur stelt een verantwoordingsorgaan in. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit ten minste vier (4) leden van de Deelnemersvereniging SPR, zodanig dat zij de deelnemers en de pensioengerechtigden evenredig en op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigen. Zij worden gekozen, benoemd en ontslagen door de algemene vergadering van de Deelnemersvereniging SPR. De zittingsduur van een lid van het verantwoordingsorgaan is vier (4) jaar, waarna telkens herbenoeming mogelijk is.
Taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan staan beschreven in artikel 13 van de statuten van het pensioenfonds.
Tevens stelt het pensioenfondsbestuur het verantwoordingsorgaan in de gelegenheid advies uit te brengen over:
• Het beleid inzake beloningen;
• De vorm en inrichting van het intern toezicht;
• Het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid;
• Gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het Fonds of de overname van verplichtingen door het Fonds;
• Liquidatie, fusie of splitsing van het Fonds;
• Het sluiten, wijzigen of beëindigen van de uitvoeringsovereenkomst;
• Het omzetten van het Fonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
• Specifieke gevallen na voorafgaande toekenning van het Adviesrecht hiervoor door het Bestuur;
• De samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten.
5.3. Visitatiecommissie
Het pensioenfonds heeft het interne toezicht vormgegeven door middel van een visitatiecommissie, bestaande uit drie externe deskundigen. Het bestuur benoemt de leden van de visitatiecommissie nadat het verantwoordingsorgaan een bindende voordracht heeft gedaan. Taken en bevoegdheden van de visitatiecommissie zijn beschreven in artikel 14 van de statuten van het pensioenfonds.
5.4. Beheersmaatregelen en interne controle
In de statuten van het pensioenfonds zijn de wettelijke en organisatorische verplichtingen van het bestuur vastgelegd. Het pensioenfonds beschikt over een geschiktheidsplan in de zin van de beleidsregel geschiktheid 2012 van DNB. Ten aanzien van de integriteitrisico’s, beschikt het fonds over een integriteitbeleid, waarin de beheersmaatregelen van de relevante risico’s zijn opgenomen. Ten aanzien van procedures en maatregelen met betrekking tot de omgang met en vastlegging van misstanden en incidenten, beschikt het fonds over een klokkenluiders- en incidentenregeling. Daarnaast geldt voor bestuursleden en voor ieder die over middelen en/of informatie van het pensioenfonds kan beschikken een gedragscode ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik of oneigenlijk gebruik van bij het pensioenfonds aanwezige informatie. De compliance officer ziet toe op de naleving van de gedragscode.
De interne controle is zoveel mogelijk gewaarborgd door de volgende maatregelen:
• Het beschermen van systemen en eigendommen door middel van toegangsbeveiliging, beleggingsmandaat en de daarbij te hanteren benchmarks.
• Het toepassen van het vier-ogenprincipe.
• Het afbakenen van bevoegdheden door het beperken van het aantal bevoegdheden per persoon en van het aantal personen per bevoegdheid.
Voor zover financiële middelen in eigen beheer worden belegd wordt een voorstel tot belegging door tenminste twee bestuursleden geautoriseerd alvorens het voorstel wordt uitgevoerd. De penningmeester van het fonds houdt de opbrengsten van bedoelde beleggingen nauwkeurig bij. Betalingen zijn niet mogelijk door 1 functionaris. Er zijn altijd 2 handtekeningen noodzakelijk om een betaling te kunnen uitvoeren.
Beleggingsbeslissingen c.q. het aangaan van financiële verplichtingen worden in de bestuursvergaderingen besproken en genotuleerd. Hierdoor wordt het risico over een geringe AO/IC geminimaliseerd.
5.5. Deskundigheidsbevordering
De deskundigheid van bestuursleden en anderen die direct of indirect bij het pensioenfonds betrokken zijn wordt bevorderd door opleidingen te volgen.
Bestuursleden vullen elkaar aan in kennis en competenties. Het bestuur draagt er zorg voor dat het via permanente educatie op de hoogte blijft van actuele ontwikkelingen op de aandachtsgebieden en tegelijkertijd aangesloten blijft op brede maatschappelijke ontwikkelingen die van belang kunnen zijn voor de pensioenregeling en de uitvoering daarvan.
Geschiktheidseisen, (permanente) educatie, competenties etc. zijn vastgelegd in het geschiktheidsplan.
5.6. Uitbestede werkzaamheden
Vermogensbeheer
ASR vermogensbeheerder beheert het grootste deel van het vermogen, voor zover niet ter dekking van de herverzekerde pensioenverplichtingen. De voorwaarden hiervan zijn vastgelegd in een vermogensbeheersovereenkomst.
Pensioenadministratie:
Een groot deel van de pensioenadministratie is uitbesteed aan Bell. Dit betreft onder andere:
- Deelnemersadministratie
- Vervaardiging DNB-rapportages
- Diverse gegevensaanleveringen
- Communicatie
- Secretariële ondersteuning
Hiertoe is een uitbestedingsovereenkomst met Xxxx aangegaan waarin onder andere de voorwaarden, wederzijdse verplichtingen, vergoeding en duur zijn opgenomen.
5.7. Bescherming van persoonsgegevens (AVG)
In het kader van de wettelijke eisen over de bescherming van persoonsgegevens, zoals de Algemene Verordening Gegevensbescherming die op 25 mei 2018 in werking is getreden, heeft het pensioenfonds een AVG-beleid met privacyverklaring vastgesteld en maatregelen getroffen die ertoe moeten leiden dat de kans op oneigenlijk gebruik van persoonsgegevens en het mogelijk ‘lekken’ van gevoelige gegevens geminimaliseerd wordt. Voor de uitvoering van dit beleid is het pensioenfonds mede afhankelijk van de uitbestedingsrelaties die persoonsgevoelige gegevens behandelen.
Het uitgangspunt van het beleid is dat het pensioenfonds alle belanghebbenden duidelijk informeert over welke gegevens door het pensioenfonds op welke wijze worden verkregen en verwerkt. SPRH verwerkt alleen persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en administratie van de pensioenregeling. Het pensioenfonds bewaart uitsluitend die gegevens die noodzakelijk zijn om aan de wettelijke verplichtingen te
Het pensioenfonds heeft met alle partijen die persoonsgegevens van deelnemers verwerken schriftelijke verwerkersovereenkomsten gesloten. Hierin zijn de voorwaarden vastgelegd waaronder deze partijen de gegevens mogen verwerken. Er wordt toegezien dat het door het pensioenfonds vastgestelde beleid over bescherming van persoonsgegevens wordt nageleefd door deze partijen. De partijen die in opdracht van het pensioenfonds persoonsgegevens verwerken hebben ‘verwerkingenregisters’ opgesteld waarin is vastgelegd welke handelingen er met welke persoonsgegevens worden verricht. Op basis hiervan heeft het pensioenfonds ook een eigen verwerkingenregister opgesteld waarin de verwerkingsactiviteiten zijn gedocumenteerd.
De beveiliging van de persoonsgegevens en IT-systemen vormt een belangrijk aandachtspunt van het pensioenfonds.
Het pensioenfonds moet een geconstateerd datalek meteen doch in ieder geval binnen 72 uur melden aan de autoriteit persoonsgegevens.
Met Xxxx is een verwerkersovereenkomst overeengekomen waarin onder andere de beveiligingsmaatregelen, meldplicht, geheimhouding en aansprakelijkheid zijn opgenomen.
5.8. Gegevensaanlevering Stichting Pensioenregister
Pensioenuitvoerders zijn verplicht om gegevens aan te leveren aan Stichting PensioenRegister. Vanaf
30 september 2019 betreft dit ook de pensioenbedragen conform de Uniforme Rekenmethodiek. De Uniforme Rekenmethodiek is vastgelegd in de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.
Belangrijke kenmerken met betrekking tot de URM zijn:
• Er zijn meerdere rekenmethodes mogelijk
• De berekening vindt elk kwartaal plaats
SPRH hanteert voor de berekening de generieke rekenmethode. Deze methode betreft de berekening van toeslagen en pensioenverlagingen per scenario / prognosejaar en de berekening van verlaging van geambieerde pensioenopbouw per scenario / prognosejaar. Deze berekeningen zijn onderdeel van de haalbaarheidstoets (HBT). Op basis van de gegevens uit de HBT dienen de pensioenbedragen per deelnemer per scenario vastgesteld te worden. Vervolgens wordt voor iedere deelnemer een pessimistisch, verwacht en optimistisch resultaat bepaald, op basis van het 5%-, 50%- en 95%-percentiel.
Rotterdam, 16 mei 2023
Voorzitter, Secretaris en Penningmeester,
X.X. Xxxxx X.X. Xxxxxxxxxxx
Investment Policy Statement
Logboek van veranderingen
18 nov 2022 | Rik | Diverse aanpassingen gemaakt voor versie 3. |
23 nov 2022 | Rik | Na bespreking met Xxxx diverse aanpassingen gemaakt. |
1 dec 2022 | Rik | Met Mark wijzigingen geaccepteerd en kostentabel aangepast. |
2 dec 2022 | Rik | Investment case EMD in bijlage 7 toegevoegd. |
Datum: 19 dec 2022
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 2
1 Inleiding 3
2 Reikwijdte 8
3 Doelstelling 9
4 Risicotolerantie 10
5 Beleggingsovertuigingen 12
6 Maatschappelijk verantwoord beleggen 14
7 Beperkingen 21
0 Xxxxxxxxxxxxxx 00
9 Risicobeheersing 29
Bijlage 1: Economische veronderstellingen 30
Bijlage 2: Toelichting eigen beheer portefeuille 31
Bijlage 3: Kostenoverzicht 33
Bijlage 4: Investment Case Vastgoed 34
Bijlage 5: Onderbouwing prudent person 46
Bijlage 6: Mandaat voor ASR 50
Bijlage 7: Investment case Emerging Markets Debt 57
1 Inleiding
Om aan de pensioenverplichtingen en -ambities te voldoen, is het noodzakelijk door middel van beleggen rendement te behalen. Xxxxxxxx brengt echter
xxxxxx’x met zich mee. Het is daarom van belang dat het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille aansluit bij de risicotolerantie van het pensioenfonds. De risicotolerantie is mede ingegeven door de risicohouding1. Om op verantwoorde wijze invulling te geven aan het risicoprofiel heeft de Stichting Pensioenfonds voor Roeiers in het Rotterdamse havengebied (SPRH) deze Investment Policy Statement (IPS) opgesteld. Met de IPS geeft SPRH invulling aan het beleggingsplan en de verklaring inzake beleggingsbeginselen. De IPS is een bijlage van de ABTN.
De IPS is een document dat de beleggingsovertuigingen, het beleggingsdoel, de risicotolerantie, de beperkingen, de strategische asset allocatie en het risicobeheer omschrijft en vormt daarmee het fundament onder het beleggingsbeleid. Door middel van de IPS geeft SPRH op verantwoorde en transparante wijze invulling aan het beleggingsbeleid en de risico’s die daarmee samenhangen. De IPS is echter geen garantie voor rendement en het kan geen verliezen voorkomen.
SPRH heeft een fiduciaire verplichting naar de deelnemers. Dit betekent dat het beheer van de beleggingen in hun belang dient plaats te vinden. Het bestuur van SPRH draagt de eindverantwoordelijkheid voor de IPS en de uitvoering daarvan.
1 De korte termijn risicohouding is het vereist eigen vermogen. De lange termijn risicohouding is het pensioenresultaat en de ondergrens daarvan.
1.1 Beleggingsbeleid- en verantwoordingscyclus
De beleggingsbeleid en verantwoordingscyclus staat weergegeven in het onderstaande diagram. Dit wordt in de IPS nader uitgewerkt.
Jaarschema
Onderwerp | Q1 | Q2 | Q3 | Q4 | Toelichting |
Evaluatie beleid | |||||
Investment Policy Statement | X | Beleid integraal toetsen | |||
Evaluatie strategische asset allocatie | X | Uitgangspunten toetsen | |||
Evaluatie uitbesteding | |||||
Kwartaalrapportage ASR | X | X | X | X | Uitbesteding beoordelen |
Maandrapportages ASR | X | X | X | X | Uitbesteding beoordelen |
Maandrapportages VPV | X | X | X | X | Bandbreedte VEV checken |
Maandrapportages ASR Mortgage fund | X | X | X | X | Uitbesteding beoordelen |
Overzicht FX Forwards | X | X | X | X | Uitbesteding beoordelen |
Factsheets fondsen | X | X | X | X | Uitbesteding beoordelen |
Dekkingsgraad spreadsheet | X | X | X | X | Bandbreedte VEV checken |
Evaluatie ASR | X | Dienstverlening en kosten | |||
Evaluatie beleggingsfondsen | X | X | X | X | Uitbesteding beoordelen |
Evaluatie custodian | X | Uitbesteding beoordelen | |||
Operationeel | |||||
Herbalancering allocatie | X | ||||
Herbalancering rentehedge | X |
Wettelijke normen
Door middel van de IPS geeft het pensioenfonds invulling aan onder meer de volgende wet- en regelgeving. Xxx verplichte beroepspensioenregeling artikel 140 lid 1
De actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) bevat een verklaring inzake beleggingsbeginselen. Besluit FTK artikel 29a
De verklaring inzake beleggingsbeginselen, bedoeld (…) in artikel 140, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, omvat in ieder geval onderwerpen als de strategische allocatie van activa in het licht van de aard en de looptijd van de pensioenverplichtingen, de toegepaste wegingmethoden voor
beleggingsrisico’s, de risicohouding, het gevoerde risicoprofiel en de risicobeheerprocedures. Besluit FTK artikel 13a
1. Een fonds stelt voor de langere termijn een strategisch beleggingsbeleid vast dat aansluit op de doelstellingen en beleidsuitgangspunten, waaronder de risicohouding, van het fonds en is gebaseerd op gedegen onderzoek.
2. Het strategisch beleggingsbeleid bevat in ieder geval een beschrijving van de beleggingsdoelstelling, de samenstelling van de beoogde beleggingsportefeuille en de mate waarin van de beoogde beleggingsportefeuille kan worden afgeweken.
3. Het fonds vertaalt het strategisch beleggingsbeleid naar een beleggingsplan. In het beleggingsplan neemt het fonds concrete en gedetailleerde richtniveaus en bandbreedtes per beleggingscategorie op. Het fonds stelt daarbij beleid op voor de beheersing van de relevante risico’s.
4. Het fonds onderbouwt dat het strategisch beleggingsbeleid en het beleggingsplan passen binnen de prudent person regel.
5. Een fonds stelt een beleggingscyclus vast op grond waarvan het strategisch beleggingsbeleid, het beleggingsplan en de uitvoering periodiek worden geëvalueerd en herbeoordeeld.
Besluit FTK artikel 27
De beschrijving van het beleggingsbeleid, (…) bevat in ieder geval een beschrijving van:
a. het strategisch beleggingsbeleid en het beleggingsplan;
b. de cyclus voor het beleggingsbeleid;
c. de opzet van de uitvoering van de vermogensbeheeractiviteiten;
d. de wijze van risicometing en -beheersing, met name van marktrisico’s en kredietrisico’s; en
e. de opzet van de resultaatsevaluatie met betrekking tot de onderwerpen genoemd onder a, c en d. Code Pensioenfondsen artikel 19
Het bestuur legt verantwoording af over het beleid dat het voert, de gerealiseerde uitkomsten van dit beleid en de beleidskeuzes die het eventueel voor de toekomst maakt.
IORP II-richtlijn
Het bestuur geeft invulling aan sleutelfuncties en neemt ESG integraal mee in het beleggingsproces. Investering verbod clustermunitie
Financiële ondernemingen, waaronder pensioenfondsen en verzekeraars mogen niet investeren in ondernemingen die clustermunitie of cruciale onderdelen daarvan produceren, verkopen of distribueren.
1.2 Werkwijze
De IPS is opgesteld door de beleggingsadviescommissie (BAC) met ondersteuning van adviseurs en de vermogensbeheerders. Ten slotte beoordeelt het bestuur de finale versie en stelt de IPS vast.
De IPS is een intern beleidsdocument van SPRH. De implementatie van de IPS is grotendeels (ca. 95%) uitbesteed aan externe vermogensbeheerders. Met de externe beheerders worden contractuele afspraken gemaakt met betrekking tot het mandaat waaronder: doelstelling, begrenzingen, risicobeheersing, kosten en rapportage. De IPS is leidend. De mandaatafspraken zijn daaraan ondergeschikt. De BAC ziet toe op de uitvoering door de vermogensbeheerders.
De IPS wordt ten minste één keer per jaar geëvalueerd en indien nodig aangepast. Redenen voor aanpassing kunnen onder andere zijn een verandering in het economisch klimaat, conclusies uit de haalbaarheidstoets en/of ALM- studie, de financiële positie van het fonds, gewijzigde wet- en regelgeving of gewijzigde risicotolerantie. Indien zich in de loop van de tijd kwesties voordoen waarin de IPS niet voorziet, zal SPRH een besluit nemen in de geest van de IPS en dit vastleggen in de bestuursnotulen. Nadat het besluit valt over de definitieve tekst van de IPS, volgt een implementatiefase. Zodoende kan de werkelijke portefeuille tijdelijk niet volledig overeenkomen met de gewenste situatie volgens de IPS. De BAC zal toezien op een spoedige implementatie waarbij kosten en risico’s worden afgewogen.
Deze Investment Policy Statement is vastgesteld door het bestuur in de vergadering van 19 december 2022.
2 Reikwijdte
Binnen de reikwijdte van de IPS vallen de volgende deelportefeuilles:
• Portefeuille uitbesteed aan een externe vermogensbeheerder: portefeuille van participaties in beleggingsfondsen voor aandelen en obligaties.
• Portefeuille in eigen beheer: hypotheken, onderhandse leningen, private equity en direct vastgoed.
• Garantiecontract bij Nationale-Nederlanden Levensverzekeringen N.V.: gegarandeerde kasstromen.1
Deelnemers maken aanspraak op het totale vermogen van SPRH en niet op deelportefeuilles. Om die reden behandelt de IPS de beleggingsportefeuille holistisch. Dat wil zeggen dat rendement en risico van alle deelportefeuille in gezamenlijkheid beoordeeld worden, hoewel per deelportefeuille een ander beleid van toepassing kan zijn.
1 Per 1 januari 2012 is het herverzekeringscontract premievrij gemaakt. De op dat moment bij Nationale Nederlanden ingekochte pensioenen blijven gegarandeerd.
3 Doelstelling
Het beleggings- en rendementsdoel is afgeleid van de financiële missie van SPRH. Dit staat uitgewerkt in de onderstaande tabel.
Beleggingsdoelen | Nominaal Met grote mate van zekerheid de nominale pensioenen uitkeren. | Indexatie De pensioenen indexeren voor 100% van de prijsinflatie. 1 |
Rendements- doelen | Vereist rendement Het vereiste rendement voor de nominale pensioenen en de uitvoeringskosten is de nominale rentetermijnstructuur, op basis van de 6 maands euribor renteswapcurve, gewogen met de verplichtingenstructuur van het fonds. | Benodigd overrendement2 Uitgaande van een verwachte inflatie van ca. 2,0% bedraagt het doel voor het overrendement ca. 2,0% voor de geconsolideerde portefeuille (van 3 deelportefeuilles.) Het garantiecontract keert alleen het vereiste rendement uit en geen overrendement. Aangezien ca. 42% van het vermogen vast zit in het garantiecontract is het benodigde overrendement voor de 2 overige deelportefeuilles samen ca. 3,5%. |
1 Maximaal de door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde jaarmutatie consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens per oktober van het voorgaande jaar.
2 Overrendement is het rendement van de beleggingen minus het rendement op de voorziening pensioenverplichtingen.
4 Risicotolerantie
De twee beleggingsdoelen kunnen niet met zekerheid tegelijkertijd behaald worden. Om de indexatie mogelijk te maken, neemt SPRH beleggingsrisico. Hierdoor bestaat het risico dat de pensioenen niet geïndexeerd kunnen worden en dat zelfs de nominale uitkeringen verlaagd moeten worden.
4.1 Kwalitatieve risicohouding
Bij de afweging van de risicotolerantie neemt SPRH de volgende punten in overweging.
Mogelijkheid om risico te nemen
Omschrijving | Effect op mogelijkheid om risico te nemen |
SPRH is een actief pensioenfonds, met premie-instroom. | Verhoging |
Het deelnemersbestand kent meer slapers en gepensioneerden dan actieven. | Verlaging |
Bij een DB-regeling is verhoging van de pensioenpremie een optie. | Verhoging |
De binnenkomende pensioenpremies zijn ongeveer gelijk aan de pensioenuitkeringen plus uitvoeringskosten. | Neutraal |
De beleggingshorizon wordt gekenmerkt door de duration van de verplichtingen die met circa 20 jaar gemiddeld is. | Neutraal |
Bereidheid om risico te nemen
Omschrijving | Effect op bereidheid om risico te nemen |
Deelnemers hebben weinig andere bronnen van inkomen en pensioen. | Verlaging |
Deelnemers zien pensioen als een uitkering waar men recht op heeft en waar men op kan sturen en plannen. Daarbij is voor deelnemers met een ingegane uitkering een stabiel en voorspelbaar nominaal bedrag belangrijker dan een bedrag dat steeds verandert door kortingen of verhoging. | Verlaging |
Tijdens de opbouwfase is het belangrijk dat de aanspraken geïndexeerd worden omdat er sprake is van middelloonregeling in plaats van eindloon. Zonder indexatie is de nominale aanspraak (veel) lager dan verwacht. Dit vereist het nemen van meer risico. | Verhoging |
Omschrijving | Effect op bereidheid om risico te nemen |
SPRH is een beroepspensioenfonds waarbij er geen sponsor is die eventuele tekorten aanvult. | Verlaging |
De mogelijkheid om risico te nemen is voldoende, maar de bereidheid is minder. Het nominale pensioen staat op nummer één en eventuele indexatie is extra.1
4.2 Kwantitatieve risicohouding
De kwalitatieve risicotolerantie heeft SPRH met behulp van een ALM-studie2 en een haalbaarheidstoets vertaald in kwantitatieve maatstaven.
Korte termijn risicohouding
De bandbreedte voor het vereist eigen vermogen behorend bij de strategische asset allocatie bedraagt plus en min 2%. Ieder kwartaal toetst SPRH of het feitelijk vereist eigen vermogen binnen die bandbreedte valt.
Het minimaal vereist eigen vermogen is 3,6%.
Lange termijn risicohouding
SPRH heeft gekozen voor een eenduidige normstelling voor de ondergrens voor het verwachte pensioenresultaat vanuit zowel de situatie dat het pensioenfonds precies beschikt over het vereist eigen vermogen als de feitelijke dekkingsgraad.
Uitgangspositie | Te stellen ondergrens | Lange termijn risicohouding |
Financiële positie waarbij aan VEV wordt voldaan | Ondergrens bij verwacht pensioenresultaat | N.v.t. |
Feitelijke financiële positie | Ondergrens bij verwacht pensioenresultaat | 85% |
Xxxxxxxx relatieve afwijking van het pensioenresultaat in slechtweerscenario | 25% |
1 Zie missie, visie en strategie
2 Zie ALM-studie 19 mei 2021.
5 Beleggingsovertuigingen
Beleggingsovertuigingen | Implicaties | |
1 | Om aan de missie te voldoen, belegt SPRH het vermogen. Op lange termijn wordt beleggingsrisico beloond met een positief verwacht rendement, maar op korte termijn kan beleggen tot daling van de pensioenen leiden. | SPRH beheerst de beleggingsrisico’s die bij de spagaat tussen lange termijn rendement en korte termijn risico’s ontstaat. |
2 | Rendement en risico gaan hand-in- hand. De kapitaalmarkt biedt geen rendement zonder risico's. Risico's kunnen soms verborgen zijn en alleen in exotische gevallen materialiseren. | SPRH heeft niet alleen oog voor meetbare, kwantitatieve risico’s, maar beoordeelt risico’s ook kwalitatief. XXXX is zich ervan bewust dat xxxxxx’x ook bestaan waar die zich nog niet eerder hebben voorgedaan. |
3 | SPRH is een lange termijn belegger en kan de illiquiditeitspremie van illiquide beleggingen verdienen. | SPRH kan beleggen in vastgoed, hypotheken en niet beursgenoteerde bedrijven. |
4 | De strategische asset allocatie is bepalend voor het rendement en risico. De rendement/risico verhouding wordt geoptimaliseerd door diversificatie. | SPRH zet primair in op het optimaliseren van de strategische asset allocatie d.m.v. diversificatie. SPRH voert geen tactische asset allocatie. |
5 | De rente volgt, naar verwachting, de forward curve. Daarmee is renterisico een onbeloond risico en het wordt in principe zoveel mogelijk afgedekt. Een beperkte mate van renterisico biedt diversificatie en bescherming tegen inflatie. | SPRH dekt het renterisico grotendeels af met obligaties. In de opzet van het beleid gaat SPRH ervan uit dat de rente de forward curve volgt. SPRH voert een passief beleid ten aanzien van renterisico. |
6 | Als de inflatie stijgt, zal de nominale rente ook stijgen. De ECB heeft een inflatiedoelstelling van ca. 2% waardoor grote schommelingen in de inflatie onaannemelijk zijn. | Een beperkte hoeveelheid nominaal renterisico biedt een rentehedge omdat de dekkingsgraad stijgt als de nominale rente ook stijgt. Beleggen in reële assets zoals aandelen en vastgoed geeft ook een zekere mate van inflatiebestendigheid. Instrumenten zoals Inflation Linked Bonds of inflatieswaps die een directe koppeling hebben met inflatie zijn gekoppeld aan de Europese inflatie index, die niet per se hetzelfde is als de inflatie die de deelnemers ervaren. Deze instrumenten vergoeden bovendien niet de hoogte van de inflatie, maar alleen veranderingen in |
de hoogte; bij dalende inflatie leveren deze effecten nadeel op. | ||
7 | Valutarisico is een onbeloond risico. | SPRH dekt het valutarisico zoveel mogelijk af met derivaten. SPRH beschouwd de leverage bij het gebruik van derivaten als noodzakelijk hulpmiddel. |
8 | Actief beheer zoals stockpicking en tactische asset allocatie bieden na aftrek van kosten en gecorrigeerd voor risico een negatief verwacht rendement. | SPRH voert zoveel mogelijk een passief beleid. |
9 | Neem niet meer risico dan nodig is om aan de missie te voldoen. | SPRH beoordeelt of het verwachte en gerealiseerde rendement aansluit bij het rendementsdoel. |
10 | Effectenbelening biedt een bescheiden rendement, maar onvoorspelbare risico's. | Bij voorkeur past SPRH geen effectenbelening toe in mandaten. In fondsstructuren wordt wel effectenbelening toegestaan. |
11 | Beleggen kost geld. Iedere euro die aan kosten wordt uitgegeven gaat ten laste van het rendement. | SPRH is kostenbewust. De kosten van beleggen moeten zo laag mogelijk zijn. |
12 | Een professionele, kostenbewuste organisatie draagt bij aan de beheersing van risico's. | SPRH zorgt voor voldoende professionaliteit in het bestuur en de beleggingscommissie om de vermogensbeheerder effectief aan te sturen. |
13 | Eenvoud en transparantie dragen bij aan de beheersing van risico's. | SPRH weegt complexiteit en rendement van beleggingen af en moeten in verhouding staan tot de deskundigheid in het bestuur. Derivaten worden vermeden. Bij het huidige rentebeleid is de inzet van swaps niet nodig. |
14 | Maatschappelijk verantwoord beleggen draagt op lange termijn bij aan het algemeen welzijn en het heeft nagenoeg geen uitwerking op het financieel rendement. | Het MVB-beleid is beleggingstechnisch verantwoord en mag zeer beperkte meerkosten opleveren. |
6 Maatschappelijk verantwoord beleggen
6.1 Inleiding en achtergrond
SPRH heeft een lange termijn beleggingsperspectief. Dit vertaalt zich in een lange termijn beleggingsbeleid. De wens om verantwoord te beleggen is een onderdeel van dit beleid.
Het verantwoord beleggingsbeleid is de visie van het bestuur op de maatschappelijke verantwoordelijkheid die het beheren van vermogen met zich meebrengt. De invulling van deze verantwoordelijk kent subjectieve elementen en is daarnaast continu onderhevig aan nieuwe inzichten. Het bestuur zoekt een optimale balans tussen haar ambitie op het gebied van verantwoord beleggingen en de praktische haalbaarheid daarvan.
6.2 Verantwoord beleggingsbeleid
Verantwoord beleggingsbeleid houdt in dat kapitaalverstrekkers hun verantwoordelijkheid nemen voor de manier waarop het vermogen belegd wordt. Door ergens wel of juist geen of minder geld in te steken kan invulling gegeven worden aan deze verantwoordelijkheid.
Bij het vormgeven en uitvoeren van het verantwoord beleggingsbeleid hanteert SPRH de volgende uitgangspunten:
XXXX onderschrijft de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Daarbij gebruikt het pensioenfonds het OESO-richtsnoer voor institutionele beleggers als leidraad. Daarmee verwacht SPRH eveneens van externe fiduciaire managers, ESG- dienstverleners en/of vermogensbeheerders, en van ondernemingen waarin het belegt dat zij conform deze internationale standaarden handelen en dit
publiekelijk kenbaar maken.”
SPRH streeft via de beleggingen naar (maatschappelijke) langetermijnwaardecreatie. SPRH verwerkt dit leidend principe op de volgende manier in het beleid:
• Selectie van vermogensbeheerders, beleggingsfondsen of individuele beleggingstitels op basis van vooruitkijkende strategieën voor de lange termijn (niet alleen op basis van rendementen uit het verleden) en rekening houdend met maatschappelijke waardecreatie (meewegen van ESG-informatie in plaats van alleen financiële informatie).
• Mandaten/contracten van externe dienstverleners met een voldoende lange looptijd.
• Waar beloning van externe dienstverleners is gekoppeld aan financiële prestaties, een koppeling aan prestaties over een voldoende lange termijn."
Niet beleggen in onverantwoorde sectoren
SPRH streeft ernaar beleggingen in controversiële wapens in zijn geheel uit te sluiten. SPRH houdt zich vanzelfsprekend aan het wettelijk verbod op het investeren in bedrijven die clustermunitie produceren. Daarnaast streeft SPRH ernaar niet te investeren in aan controversiële wapens gelieerde ondernemingen. Naast clustermunitie maken ook landmijnen, biologische en chemische wapens onderdeel uit van controversiële wapens.
SPRH hanteert onder andere de uitsluitingenlijst van de externe vermogensbeheerders.1
Gepaste zorgvuldigheid
SPRH maakt duidelijke afspraken over de implementatie en uitvoering van het MVB-beleid, inclusief de toepassing van de zes OESO due diligence stappen.
Daarbij gebruikt SPRH het OESO-richtsnoer voor institutionele beleggers als leidraad bij de selectie, engagement en monitoring van de beleggingen. Hier staat beschreven hoe de vermogensbeheerder dit doet. SPRH verwacht van de vermogensbeheerder dat zij de portefeuille screenen op de eventuele negatieve impact van beleggingen en vervolgens de meest ernstige impacts prioriteren (op basis van zwaarte, reikwijdte, onomkeerbaarheid en waarschijnlijkheid). Waar zinvol raadpleegt SPRH externe experts en andere belanghebbenden voor aanvullend onderzoek en perspectief.
Zes due diligence stappen:
1. Integreer maatschappelijk verantwoord ondernemen in beleid en managementsystemen.
1 ASR: xxxxx://xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx-xxxxxx-xx-xxxxxxxxx
2. Identificeer en beoordeel risico op negatieve impacts.
3. Gebruik invloed om potentiële negatieve impacts te voorkomen of verminderen.
4. Monitor de toepassing en resultaten.
5. Communiceer/wees transparant over de aanpak.
6. Zorg voor herstel en verhaal, draag hieraan bij of dring hierop aan.
Engagement beursgenoteerde ondernemingen en corporate credits
SPRH gelooft in engagement via een constructieve dialoog met de bedrijven waarin het belegt, met als doel langetermijnwaardecreatie bij ondernemingen. Engagement is uitbesteed aan diverse vermogensbeheerders.
Hard maken voor mensenrechten, goede werkomstandigheden, anti-corruptie en milieu
XXXX is zich bewust van haar maatschappelijke functie en verantwoordelijkheden en laat dit ook meewegen bij de inrichting van het beleggingsbeleid. Het bestuur streeft ernaar bedrijven die niet opereren in lijn met de principes vanuit UN Global Compact over mensenrechten, werkomstandigheden, anti-corruptie en milieu, uit de beleggingsportefeuille te weren. Bij de selectie van vermogensbeheerders is het ondertekend hebben van de United Nations-supported Principles for Responsible Investment (UN PRI) onderdeel van de selectiecriteria.
Communicatie
SPRH kiest voor gezamenlijke beleggingsoplossingen die beheerd worden door externe vermogensbeheerders. Hierdoor kan SPRH niet direct stemmen op bijvoorbeeld aandeelhoudersvergaderingen. SPRH verlangt van de vermogensbeheerders dat zij op een zorgvuldige wijze het stemrecht uitoefenen in het belang van SPRH en in overeenstemming met het duurzaam beleggingsbeleid van SPRH. Bij de selectie van vermogensbeheerders is dit een selectiecriterium.
SPRH vindt het belangrijk transparant te zijn en relevante informatie te delen met de stakeholders. De communicatie over het verantwoord beleggingsbeleid is een belangrijk onderdeel hiervan.
Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR)
SPRH neemt bij beleggingsbeslissingen de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren niet in aanmerking in de zin van artikel 4 van de Informatieverschaffingsverordening voor duurzaamheid in de financiële sector en de nog te verschijnen secundaire wetgeving. De reden hiervoor is dat SPRH die niet kan meten, omdat onvoldoende data beschikbaar is om de ongunstige effecten van onze beleggingen op duurzaamheidsfactoren op betrouwbare wijze te kunnen meten. Tevens is SPRH van mening dat de deelnemers deze extra informatie niet waarderen en onnodige complexiteit en kosten toevoegen.
Zodra betrouwbare data op kostenefficiënte wijze beschikbaar is en uit deelnemersonderzoek blijkt dat dit wel op prijs wordt gesteld, kan SPRH het beleid heroverwegen.
SPRH merkt de pensioenregeling niet aan als artikel 8 of 9 product in de zin van SFDR.
6.3 Aandelen
Specifiek voor de aandelenportefeuille geldt het volgende beleid:
ESG-controversies
The MSCI Global ex Select Controversies Indexes use MSCI Scores to identify those companies that are involved in very involving the environmental, social or governance impact of products and services. Companies are required to have an MSCI ESG Controversies Score of 1 or above to be eligible for inclusion in the MSCI Global ex Select Controversies Indexes. Additionally, all companies that fail to comply with the United Nations Global Compact principles are also excluded from the Index.
ESG-uitsluitingen
The MSCI Global ex Select Controversies Indexes use MSCI ESG Business Involvement Screening Research to identify companies that are involved in the following business activities. Companies that meet the business involvement exclusion criteria are excluded from the MSCI Global ex Select Controversies Indexes. MSCI ESG Research has developed a framework designed to define significant involvement in controversial activities. According to this framework, there are three tolerance levels: Zero Tolerance, Minimal Tolerance and Low Tolerance.
Activities classified under “Zero Tolerance”
Controversial Weapons
Nuclear Weapons
• All companies that manufacture components that were developed or are significantly modified for exclusive use in nuclear weapons (warheads and missiles).
• All companies that manufacture nuclear weapons, including nuclear warheads, intercontinental ballistic missiles, and ballistic missile submarines, which are capable of the delivery of nuclear warheads.
• All companies that own 20% or more of a company with nuclear weapons involvement.
• All companies that are owned 50% or more by a company with nuclear weapons involvement.
• All companies that manufacture nuclear warheads and/or whole nuclear missiles.
• All companies that manufacture components that were developed or are significantly modified for exclusive use in nuclear weapons (warheads and missiles)
• All companies that manufacture or assemble delivery platforms that were developed or significantly modified for the exclusive delivery of nuclear weapons.
• All companies that provide auxiliary services related to nuclear weapons.
• All companies that manufacture components that were not developed or not significantly modified for exclusive use in nuclear weapons (warheads and missiles).
• All companies that manufacture or assemble delivery platforms that were not developed or not significantly modified for the exclusive delivery of nuclear weapons.
• All companies that manufacture components for nuclear-exclusive delivery platforms.
Activities classified under “Minimal Tolerance”
Tobacco
• All companies classified as a “Producer”.
• All companies deriving 5% or more aggregate revenue from the
• production, distribution, retail and supply of tobacco-related products.
Activities not classified under any specific tolerance level
Civilian Firearms
• All companies classified as “Producer” of firearms and small arms ammunitions for civilian markets. It does not include companies that cater to the military, government, and law enforcement markets.
• All companies deriving $20 million or more revenue from the distribution (wholesale or retail) of firearms or small arms ammunition intended for civilian use.
• All companies deriving 5% or more aggregate revenue from the manufacture and retail of civilian firearms and ammunition
Thermal Coal
• All companies deriving 5% or more revenue (either reported or estimated) from the mining of thermal coal (including lignite, bituminous, anthracite and steam coal) and its sale to external parties. It excludes: revenue from metallurgical coal; coal mined for internal power generation (e.g. in the case of vertically integrated power producers); intra-company sales of mined thermal coal; and revenue from coal trading.
• All companies deriving 5% or more revenue (either reported or estimated) from the thermal coal based power generation.
Oil Sands
All companies deriving 5% or more revenue from oil sands extraction, which own oil sands reserves and disclose evidence of deriving revenue from oil sands extraction. Companies that derive revenue from non- extraction activities (e.g. exploration, surveying, processing, refining) or intra-company sales are not excluded. Additionally, companies that own oil sands reserves with no associated revenue are also not excluded.
6.4 Obligaties
De uitbestede portefeuille voor obligaties wordt beheerd volgens het beleid van de vermogensbeheerder.1
1 ASR: xxxxx://xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx-xxxxxx-xx-xxxxxxxxx
7 Beperkingen
7.1 Externe beperkingen
Wetgeving en regelgeving
Artikel 130 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling schrijft het volgende voor:
• Een beroepspensioenfonds voert een beleggingsbeleid dat in overeenstemming is met de prudent-person regel, en dat met name is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
o de waarden worden belegd in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden.
o de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaardering.
Artikel 13, 16 lid 4 en 36 van het besluit financieel toetsingskader (FTK) pensioenfondsen schrijven het volgende voor:
• De veiligheid, kwaliteit, liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel moet zijn gewaarborgd.
• Beleggingen ter dekking van de verplichtingen moeten afgestemd zijn op de duur daarvan.
• Beleggingen moeten hoofdzakelijk op gereglementeerde markten plaatsvinden.
• Derivaten worden gebruikt voor het mitigeren van risico of om het portefeuillebeheer te vergemakkelijken. Bovenmatig tegenpartijrisico moet worden tegengegaan.
• Beleggingen moeten worden gediversifieerd.
• Een fonds in dekkingstekort dan wel reservetekort mag het risicoprofiel niet verhogen, behoudens dat een pensioenfonds in reservetekort éénmalig het risicoprofiel mag verhogen (artikel 36).
Verbod op clustermunitie
Er geldt een wettelijk verbod1 op het (laten) uitvoeren van transacties, het verstrekken van leningen of verwerven van niet vrij verhandelbare deelnemingen in bedrijven die betrokken zijn bij de productie, distributie of verkoop van clustermunitie of cruciale onderdelen daarvan.
Het wettelijk verbod geldt niet voor transacties in door derden beheerde beleggingsinstellingen en indices waarbij de producenten van clustermunitie en of daarbij betrokken ondernemingen, minder dan 5% van de waarde van die beleggingsinstelling of index vertegenwoordigen.
Sanctiewetgeving
De pensioensector heeft op grond van de Sanctiewet 1977 c.a. (SW) en EU sanctieverordeningen specifieke verplichtingen waar het gaat om het naleven van sanctiemaatregelen. SPRH moet de sanctielijsten van Nederland, de Europese Unie en de Verenigde Naties naleven.
Voor SPRH zijn de volgende soorten financiële sancties het meest relevant:
• Een gebod tot het bevriezen van tegoeden en activa van aangewezen personen of organisaties.
• Een verbod om direct of indirect middelen ter beschikking te stellen aan deze personen of organisaties.
• Een verbod of restricties op het verlenen van financiële diensten.
• Een verbod op het ter beschikking stellen van kapitaal (kapitaalmarktrestricties).
Indien zich een ‘hit’ voordoet in een beleggingsfonds waarin SPRH participeert, dan is het voor DNB voldoende als het beleggingsfonds het incident meldt bij DNB. In dat geval is geen actie van SPRH vereist.
1 Besluit van 21 december 2012 tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit marktmisbruik Wft, het Besluit prudentiële regels Wft, alsmede enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingsbesluit financiële markten 2013).
7.2 Interne beperkingen
Garantiecontract
SPRH heeft een deel van het vermogen ondergebracht in een premievrij garantiecontract bij NN. SPRH kan niet vrij beschikken over dit vermogen en het niet investeren.
8 Beleggingsplan
Met behulp van een ALM-studie zijn de rendementsdoelen, risicohouding en beperkingen in samenhang beoordeeld.1 Na afweging van diverse alternatieven in het bestuur is daaruit de onderstaande strategische asset allocatie naar voren gekomen.
Deelportefeuille ASR | Deel- portefeuille Eigen Beheer | Totaal portefeuille | |||||
Beleggingscategorie 1, 2 | Norm | Min Max | Afbouw 3 | Norm | Min | Xxx | |
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx | |||||||
Euro staatsobligaties | 22,0% | 18,5% | 24,2% | 23,6% | 21,2% | 26,0% | |
Hypotheken (Basket of Merrill swap indices with the same weighted duration as the fund at the month) | 6,1% | 4,1% | 8,1% | 0,6% | |||
Cash | 0,9% | 0,0% | 1,6% | 12,4% | 2,7% | 0,0% | 3,0% |
Euro credit | 26,3% | 23,8% | 29,4% | 24,3% | 21,9% | 26,7% | |
Onderhandse leningen | 10,9% | ||||||
Subtotaal | 55,3% | 23,9% | 50,6% | ||||
Returnportefeuille | |||||||
Wereldwijde aandelen (MSCI World ex Select Controversies EUR NET Index) | 27,8% | 23,8% | 32,0% | 34,9% | 31,4% | 38,4% | |
Direct vastgoed (GPR General Index Netherlands) | 50,7% | ||||||
Private equity | 25,4% | ||||||
Emerging markets aandelen (MSCI Emerging Markets ex Select Controversies Net EUR Index) | 4,4% | 4,0% | 4,8% | 3,8% | 3,4% | 4,1% | |
Emerging markets debts (X.X. Xxxxxx EMBI Global Core Index) | 12,5% | 11,4% | 13,8% | 10,7% | 9,7% | 11,8% | |
Subtotaal | 44,7% | 76,1% | 49,4% | ||||
Totaal | 100,0% | 100,0% | 100,0% |
1. Tussen haakjes staat de benchmark.
2. De grijs gemarkeerde regels zijn illiquide en kunnen niet geherbalanceerd worden. De blootstelling naar deze beleggingen wordt geherbalanceerd door deze samen te nemen met de daarbij vermelde liquide beleggingscategorie.
3. De gewichten voor de eigen beheer portefeuille zijn een momentopname van de feitelijke situatie op 31 augustus 2022. Deze portefeuille bedroeg toen ca. 15% van de totale portefeuille. Zie bijlage 2 voor een toelichting op de eigen beheer portefeuille.
Eigen beheerportefeuille
Voor onderhandse leningen, hypotheken in eigen beheer en private equity gelden geen bandbreedtes binnen de eigen beheerportefeuille omdat hier geen nieuwe investeringen meer in plaatsvinden. Deze portefeuille zal aflopen. De waarde van deze illiquide beleggingen
1 Zie ALM-studie van 19 mei 2021. Het bestuur heeft besloten de strategische asset allocatie op hoofdlijnen ongewijzigd te laten.
kan wel fluctueren. Eventuele onder- of overwegingen worden op het niveau van de norm portefeuille en de bandbreedtes daarvoor beheerd.
Garantiecontract
De tabel geeft uitsluitend de allocatie binnen beleggingsportefeuille weer. Daarnaast heeft SPRH een garantiecontract met NN. Op 31 oktober 2022 was de verhouding beleggingsportefeuille/garantiecontract ca. 58%/42%. Het garantiecontract heeft een impliciete rentehedge van 100% en kan als onderdeel van de matchingportefeuille beschouwd worden. Dit betekent dat de feitelijke blootstelling van SPRH naar de returnportefeuille ca. 49,4%*58%=28,7 % bedraagt. Aangezien het garantiecontract premievrij is, zal het relatieve gewicht in de loop van de tijd afnemen. Dit proces wordt versneld bij een rentestijging en vertraagt bij een rentedaling. Het risicoprofiel van het pensioenfonds zal in de toekomst dus toenemen.1
8.1 Aandelenallocatie2
Na evaluatie3 van de afwijkende regio-allocatie van aandelen heeft het bestuur besloten de aandelenallocatie aan te laten sluiten bij de MSCI All Country World Index (ACWI) d.m.v passief beheerde beleggingsfondsen.
8.2 Marktrisico
Het marktrisico wordt op twee manieren gemeten. Ten eerste gelden bandbreedtes voor de uitbestede deelportefeuille voor ASR. Ten tweede gelden tracking error limieten voor de beleggingsfondsen.4
Tracking error limieten:
• Wereldwijde aandelen: 0,20%.
• Emerging markets aandelen: 0,25%
• Emerging markets debt: 0,35%
8.3 Renterisico
De afdekking van het renterisico vindt plaats in de matchingportefeuille. Onderdeel van de matchingportefeuille is het garantiecontract.
1 Dit is geëvalueerd in de ALM-studie van 2021 en bevestigd door het bestuur
2 Op basis van advies van ASR uit offerte van 4 november 2016.
3 Zie bestuursvergadering van 1 november 2021.
4 Voor de hypothekenbeleggingen geldt geen tracking error limiet. Voor het hypothekenfonds van ASR geldt een maximum loan to value van 100% en een maximum van 106% voor energiebesparende maatregelen.
Garantiecontract
De ‘dekkingsgraad’ van het garantiecontract is altijd 100%, omdat NN de uitkeringen doet ongeacht de rentestand. Dit impliceert een perfecte rentehedge waarbij 100% van de marktrente (zonder UFR) wordt afgedekt. Hierbij wordt wel kredietrisico op NN geïntroduceerd.
Uitbestede portefeuille
Het renterisico van de pensioenverplichtingen, gemeten met de swapcurve (zonder UFR), wordt afgedekt met een matchingportefeuille. De benchmark voor de matchingportefeuille bestaat uit de target hedge die volgens onderstaand schema wordt afgeleid van de verplichtingen. (Daarbij wordt het garantiecontract buiten beschouwing gelaten):
Key rate | Norm- afdekking |
1 jaar | 90,00% |
5 jaar | 90,00% |
10 jaar | 90,00% |
15 jaar | 90,00% |
20 jaar | 63,25% |
30 jaar | 15,50% |
50 jaar | 0,75% |
De PV01 (rentegevoeligheid) van de matchingportefeuille mag per key rate en op totaalniveau maximaal +/-2% afwijken van de totale PV01 van de totale pensioenverplichtingen.
De rentehedge binnen de uitbestede portefeuille wordt op kwartaalbasis bijgestuurd.
Updates van VPV en eigen beheerportefeuille worden per de eerste van de kalendermaand na ontvangst meegenomen in de opdracht aan ASR Vermogensbeheer inzake het afdekken van het renterisico.
De volgende beleggingscategorieën worden gezien als onderdeel van de portefeuille ter afdekking van de renterisico's:
• Euro staatsobligaties
• Euro credits
• Hypotheekleningen
• Onderhandse leningen
8.4 Valutarisico
In aansluiting met de beleggingsovertuiging dekt SPRH het valutarisico op de USD, GBP, JPY en CHF voor 75% af met een bandbreedte van minimaal 50% en maximaal 100%.1 De mate van valutahedging wordt bepaald op basis van werkelijk gewichten in de portefeuille. 2
Voor de afdekking van het valutarisico wordt gebruik gemaakt van derivaten.
8.5 Herbalanceren
Een keer per jaar in september wordt de feitelijke portefeuille vergeleken met de normwegingen. Indien de bandbreedtes overschreden worden, wordt de portefeuille geherbalanceerd naar de normweging d.m.v. transacties.
Gedurende het jaar worden premies en onttrekking gebruikt om de portefeuille richting de normwegingen te sturen.
De bandbreedtes zijn alleen bedoeld voor drift als gevolg van koersfluctuaties; niet voor het innemen van tactische posities.
Het herbalanceringsbeleid wordt altijd uitgevoerd met peildatum 30 september. De hoogte van aandelenkoersen, spreads en/of rentes zijn geen aanleiding herbalancering uit of af te stellen. Wel kan SPRH beoordelen dat de markt als gevolg van illiquiditeit en/of volatiliteit niet goed functioneert en daarom herbalancering uitstellen tot een later moment. Bij uitstel definieert SPRH van tevoren kwantitatieve norm(en)3 op basis waarvan op een later tijdstip de herbalancering alsnog wordt uitgevoerd. Bovendien kan SPRH in dat geval besluiten eventuele herbalancering te spreiden over maximaal 12 maanden.
1 Een uitzondering hierop vormt het emerging markets debt fonds waar het valutarisico 100% wordt afgedekt.
2 Uit de evaluatie van het valutabeleid van 9 juni 2022 met behulp van een rapport van ASR van 12 april 2022, blijkt dat de theorie is niet eenduidig is. De correlatie is niet constant en het is niet zeker of de valutahedge invloed heeft op het rendement of risico. Conclusie is dat de valutahedge tussen 50% en 100% zou moeten liggen. SPRH dekt 75% af en dat is dus goed te onderbouwen. Bovendien verlaagt de valutahedge het VEV.
3 Bijvoorbeeld een VIX-index of een of meer andere maatstaven.
8.6 Verwacht overrendement
Onderstaande berekening van het verwachte overrendement is gebaseerd op de economische uitgangspunten uit de ALM van 20211 en de verhouding tussen de deelportefeuille bij ASR en de deelportefeuille in eigen beheer van 85,4% en 14,6% per 31 augustus 2022. Daarbij zijn de meetkundige rendementen met behulp van de standaarddeviatie omgerekend naar rekenkundige rendementen.
Beleggingscategorie | Gewicht | Verwacht rekenkundig rendement |
Euro staatsobligaties | 18,8% | -0,1% |
Hypotheken | 5,3% | 1,8% |
Cash | 2,6% | 0,0% |
Euro credit | 22,5% | 0,1% |
Onderhandse leningen | 1,6% | 1,8% |
Subtotaal | 50,7% | 0,3% |
Wereldwijde aandelen | 23,7% | 5,6% |
Direct vastgoed | 7,4% | 3,1% |
Private equity | 3,7% | 8,3% |
Emerging markets aandelen | 3,8% | 8,5% |
Emerging markets debt | 10,7% | 2,9% |
Subtotaal | 49,3% | 5,1% |
Totaal beleggingen | 58% | 2,6% |
Bij: garantiecontract | 42% | -0,1% |
Totaal rendement | 1,5% | |
Af: pensioenverplichtingen | -0,1% | |
Overrendement | 1,6% | |
1 Zie bijlage 1. |
9 Risicobeheersing
Op jaarbasis beoordeelt SPRH de risico’s op basis van onderstaande key performance indicators. Als één of meerdere key performance indicators over de grens gaat, wordt de portefeuille geherbalanceerd ten einde de overschrijding ongedaan te maken. Gedurende het jaar hebben de key performance indicators een signaleringsfunctie.
Key performance indicator | Begrenzing | Maatregel |
Afdekkingspercentage (ex-ante) van het renterisico | Zie tabel met bandbreedte% | Wordt op kwartaalbasis geherbalanceerd |
Strategische asset allocatie | Zie gewichten | Wordt op jaarbasis geherbalanceerd |
Vereist eigen vermogen (korte termijn risicohouding) | Minimum: SVEV1 -2% Maximum: SVEV +2% | Wordt op kwartaalbasis geëvalueerd; bijsturen eens per jaar |
Tracking errors van de beleggingsfondsen | Zie tabel met tracking error limieten | Wordt op kwartaalbasis geëvalueerd |
1 Strategisch vereist eigen vermogen.
Bijlage 1: Economische veronderstellingen
Onderstaande economische uitgangspunten zijn gebruikt bij het opstellen van de strategische asset allocatie. Let op: dit zijn meetkundige rendementen over een periode van 15 jaar. Voor de bepaling van het verwacht overrendement in hoofdstuk 8.5 zijn de meetkundige rendementen m.b.v. de standaarddeviatie omgerekend naar rekenkundige rendementen.
1.1 Scenar ioset
Veronderstelde rendementen, r isicopremies en standaarddeviaties
Rendementen, risicopremies en standaarddeviaties zijn als volgt vastgesteld 1)
Beleggingscategorie | Bruto meetkundig rendement (15 jaar) | Risicopremie boven risicovrije obligatie | Standaarddeviatie jaarlijks rendement |
Euro staatsobligaties | -0,2% | -0,1% | 5% |
Euro credit | 0,0% | 0,1% | 5% |
Hypotheken | 1,6% | 1,7% | 7% |
Onderhandse leningen | 1,3% | 1,4% | 10% |
Aandelen ontwikkeld | 3,8% | 3,9% | 19% |
Aandelen opkomend | 4,3% | 4,4% | 29% |
Emerging market debt | 2,2% | 2,3% | 12% |
Direct vastgoed | 2,6% | 2,7% | 10% |
Private equity | 4,1% | 4,2% | 29% |
Liquiditeiten | 0,0% | 0,1% | 1% |
1) Deze parameters per beleggingscategorie zijn afgeleid van de parameters van basiscategorieën en verdeling naar 4
Bron: ALM 19 mei 2021.
Bijlage 2: Toelichting eigen beheer portefeuille
Vastgoed
Dit betreft een portefeuille fysiek vastgoed, met alleen kantoor- en bedrijfspanden. Hiervoor is een aparte investment case opgesteld.
Deze zijn allen verhuurd aan diverse partijen.
Aandelen/private equity
Dit betreft een 100%-deelneming in een holding waar bv’s zijn ondergebracht.
Over de vraag of deze deelneming een niet-toegestane nevenactiviteit betreft (overschrijding 20%-criterium), beschikt het fonds over een uitgebreide analyse/memo van Nauta-Dutihl. Naar aanleiding hiervan beschikt het fonds over plannen om de belegging op afstand te kunnen zetten.
De bestuurders van zowel de holding als de onderliggende bv’s zijn geen
bestuurder van het pensioenfonds.
Uitgangspunt blijft in eerste instantie dat de belegging past in de prudent- personregel.
Hypotheken/leningen
Dit betreft een gesloten portefeuille aan hypotheken. De leningen zijn verstrekt aan banken, verzekeraars en ondernemingen en privé-personen alle in Nederland gevestigd en veelal met zekerheidsstelling.
Cash
Dit betreft de betaalrekening(en) van het pensioenfonds. Het saldo van deze rekeningen fluctueert.
Positieve mutaties:
- Pensioenpremies
- Huurinkomsten
- Rente en aflossingen leningen hypotheken
- Pensioenuitkeringen uit garantiecontract Negatieve mutaties:
- Pensioenuitkeringen
- Investeringen (vastgoed/leningen)
- Facturen dienstverlening
Begrenzingen
Van nieuwe voorgestelde beleggingen in de eigen beheer portefeuille wordt getoetst of zij passen binnen de bestaande portefeuille. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende beleggingscategorieën.
Vastgoed
Zie investment case vastgoed in bijlage 4.
Cash
a. Begrenzing van de beleggingscategorie cash is maximaal 3% op de totale portefeuille.
Belangrijkste variabele is het kunnen nakomen van de pensioenuitkeringsverplichtingen (risicoraamwerk 1.3). Jaarlijks wordt een liquiditeitsbegroting gemaakt. Hierin worden o.a. de volgende zaken meegenomen:
• Premie-inkomsten
• Herverzekerde pensioenuitkeringen
• Huurinkomsten
• Rente/aflossing leningen
• Kosten pensioenuitvoering/vermogensbeheer
Op basis van deze liquiditeitsbegroting wordt beoordeeld wat het wenselijke saldo van de betaalrekening is.
Bijlage 3: Kostenoverzicht
Onderstaande tabel geeft de invulling van de strategische asset allocatie weer met de daarbij behorende kosten.
Toelichting:
• De kosten voor de totale dienstverlening van ASR bedraagt €160.930
inclusief BTW per jaar. Dat komt neer op 0,27% van de euro
staatsobligaties en euro credits onder beheer (samen ca. €60 mln) bij ASR. Voor deze kosten verleent ASR aanvullende diensten zoals beleggingsadministratie, rapportages en manager selectie.
• Voor het direct vastgoed heeft SPRH in 2021 €38.115 kosten gemaakt. Dit is 0,34% van de waarde (€11.267.000) van het direct vastgoed in het jaarverslag 2021.
• Voor private equity heeft SPRH in 2021 €15.000 kosten gemaakt. Dit is 0,26% van de waarde (€5.700.000) van het private equity in het jaarverslag 2021.
Bijlage 4: Investment case vastgoed Vastgoed – generiek
Investible universe
Volgens onderzoek naar de global multi-asset market portfolio bestaat ca 5,1% van de wereldwijde beleggingsmarkt uit vastgoed. Het gaat hier om commercieel vastgoed dat daadwerkelijk investeerbaar is.
Figur e 1. G lobal mar ket por tfolio at the end of 2012 (USD tr illion and as % )
Bron: The Global Multi-Asset Market Portfolio 1959-2012, Xxxxxxxx, Lam en Swinkels, November 2013
Privaat vastgoed vereist langdurige commitment omdat het illiquide is. Tevens is meer kennis en betrokkenheid van de belegger nodig omdat een goed overzicht van de markt lastig te verkrijgen is en er een gebrek aan benchmarks is. Kosten kunnen op het eerste gezicht relatief hoog zijn, maar door maximale transparantie zijn er geen verborgen kosten. Voordeel is dat het bestuur maximale invloed heeft en een belegging kan zoeken die past bij het pensioenfonds. Privaat vastgoed is niet-beursgenoteerd en kan in zowel direct als indirect wijze (d.m.v. een fonds) toegepast worden. De volatiliteit en correlatie met andere beleggingscategorieën is laag, maar dit kan ook komen door een gebrek aan frequente waardering.
Publiek vastgoed is een Laagdrempelige manier om blootstelling naar vastgoed op te bouwen. Er is een grote keuze aan beursgenoteerde beleggingsfondsen te krijgen waarbij makkelijk een wereldwijde gespreide portefeuille naar vastgoed te realiseren is. Vastgoed is al ca. 2,5% à 3,0% van de MSCI World index. Dit is beursgenoteerd indirect vastgoed in de vorm van bijvoorbeeld Real Estate Investment Trusts (REITS). Dus, vastgoed lift al vrijwel ongemerkt mee in de aandelenportefeuille. Dat laat meteen het nadeel van publiek vastgoed zien: het zijn ‘quasi aandelen’ die relatief hoog gecorreleerd zijn met aandelen.
Bron: MSCI World Index (EUR) per 31 december 2020.
Rol in de portefeuille/doelstellingen
• Bron van overrendement. De ALM-studie van 2021 gaat uit van een bruto meetkundig overrendement boven risicovrije obligaties van 2,7% met een standaarddeviatie van 10%. Het totaalrendement van vastgoed is onder te verdelen naar het directe (huuropbrengsten) en indirecte rendement (waardeontwikkeling).
• Diversificatie. De ALM-studie van 2021 gaat uit van een correlatie met aandelen van 40% en met AAA-AA staatsobligaties van 0,1%.
• Stabiele kasstroom. Huurcontracten liggen langjarig vast.
• Inflatiehedge. Huur wordt meestal geïndexeerd.
Risico’s van vastgoed
• Leverage. Als vastgoed deels gefinancierd is met geleend geld, kan dat het rendement verhogen als het goed gaat, maar evengoed het rendement verlagen in slechte economische omstandigheden. Problemen kunnen ontstaan als leningen aflopen en niet geherfinancierd kunnen worden of alleen tegen hoge kosten.
• Concentratie. Vooral bij privaat vastgoed kan door een hoge investering per object een gebrek aan diversificatie ontstaan.
• Illiquiditeit. Vooral privaat vastgoed is lastig te verhandelen.
• Marktrisico. Daling in de marktwaarde.
• Waarderingsrisico: De getaxeerde waarde kan afwijken van de marktwaarde bij een transactie.
• Leegstand: Bij een recessie of als gevolg van overheidsingrijpen zoals gedwongen sluiting vanwege corona kan leiden tot leegstand.
• Renterisico: Hogere rentetarieven verlagen de beschikbaarheid van kapitaal en verlagen over het algemeen de waarderingen of investeringen in onroerend goed en vice versa.
• Kredietrisico: De huurder kan een betalingsachterstand oplopen.
• Integriteitsrisico: Het risico op belangenverstrengeling dient te worden gemitigeerd.
• Operationeel risico: Onverwachte kosten uit schade en onderhoud.
• ESG: Eens goedgekeurde panden kunnen uit de gratie raken als gevolg van duurzaamheidsfactoren zoals slechte isolatie of slechte liggen t.o.v. openbaar vervoer.
Beoordeling van vastgoed in relatie tot de beleggingsovertuigingen
Beleggingsovertuigingen1 | Beoordeling in relatie tot vastgoed | |
1 | Om aan de missie te voldoen, belegt SPRH het vermogen. Op lange termijn wordt beleggingsrisico beloond met een positief verwacht rendement, maar op korte termijn kan beleggen tot daling van de pensioenen leiden. | Vastgoed draagt bij aan het rendement. |
2 | Rendement en risico gaan hand-in- hand. De kapitaalmarkt biedt geen rendement zonder risico's. Risico's kunnen soms verborgen zijn en alleen in exotische gevallen materialiseren. | Direct vastgoed wordt infrequent gewaardeerd waardoor verliezen onzichtbaar kunnen blijven. Een kwalitatief oordeel is dus belangrijk. |
3 | SPRH is een lange termijn belegger en kan de illiquiditeitspremie van illiquide beleggingen verdienen. | Vastgoed is bij uitstek een illiquide beleggingscategorie die geschikt is voor de lange beleggingshorizon van vastgoed. |
4 | De strategische asset allocatie is bepalend voor het rendement en risico. De rendement/risico verhouding wordt geoptimaliseerd door diversificatie. | Vastgoed biedt diversificatie waardoor de rendement/risico verhouding verbetert. |
5 | De rente volgt, naar verwachting, de forward curve. Daarmee is renterisico een onbeloond risico en het wordt in principe zoveel mogelijk afgedekt. Een beperkte mate van renterisico biedt diversificatie en bescherming tegen inflatie. | SPRH dekt het renterisico grotendeels af met obligaties. In de opzet van het beleid gaat SPRH ervan uit dat de rente de forward curve volgt. SPRH voert een passief beleid ten aanzien van renterisico. |
6 | Valutarisico is een onbeloond risico. | Niet relevant. |
7 | Actief beheer zoals stock picking en tactische asset allocatie bieden na aftrek van kosten en gecorrigeerd voor risico een negatief verwacht rendement. | Direct vastgoed wordt niet beheerd tegen een benchmark, dat maakt andere wijze van risicobeheer noodzakelijk. |
8 | Neem niet meer risico dan nodig is om aan de missie te voldoen. | Niet relevant. |
9 | Effectenbelening biedt een bescheiden rendement, maar onvoorspelbare risico's. | Niet relevant. Bij direct vastgoed komt geen effectenbelening voor. |
1 Bron: Investment Policy Statement van 16 december 2020.
10 | Beleggen kost geld. Iedere euro die aan kosten wordt uitgegeven gaat ten laste van het rendement. | Direct vastgoed is op het eerste gezicht niet de goedkoopste beleggingscategorie om te beheren. Voordeel is wel dat alle kosten transparant zijn en er geen verborgen kosten zijn. |
11 | Een professionele, kostenbewuste organisatie draagt bij aan de beheersing van risico's. | SPRH zorgt voor voldoende professionaliteit in het bestuur en de beleggingscommissie om het beheer van het vastgoed effectief aan te sturen. |
12 | Eenvoud en transparantie dragen bij aan de beheersing van risico's. | Direct vastgoed is bij uitstek een eenvoudige en transparante beleggingscategorie. |
13 | Maatschappelijk verantwoord beleggen draagt op lange termijn bij aan het algemeen welzijn en het heeft nagenoeg geen uitwerking op het financieel rendement. | De duurzaamheideigenschappen van vastgoed zijn een voortdurende bron van aandacht. |
Vastgoed – specifiek
In dit hoofdstuk wordt de specifieke vastgoedbelegging van SPRH besproken.
Huurder
SPRH belegt direct in privaat vastgoed dat wordt verhuurd aan de KRVE en daaraan gelieerde maatschappijen Shipyard Rotterdam BV en Shore Tension B.V.
Daarnaast is een klein gedeelte van Xxxxxxxxxxxx 0 verhuurd aan het Loodswezen.
Omschrijving
Object | Functie | Waarde 31-12-20 | Huurovereenkomsten |
Xxxxxxxxxxxx 0 | Xxxxxxxxxxx met werkruimten | €2.955.000 | Huurovereenkomst SPRH - KRVE Xxxxxxxxxxxx 0 -0 Xxxxxxxxxxxxxxxx SPRH - Xxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx 0 |
Xxxxxxxxxxxx 0 | Bedrijfsgebouw ingericht als botenloods | €235.000 | |
Xxxxxxxxxxxx 00 | Half vrijstaand bedrijfsgebouw en ingericht als scheepsbouwloods | €2.840.000 | Huurovereenkomst SPRH – SYR Xxxxxxxxxxxx 00 |
Xxxxxxxxxxxx 00 | Bedrijfsgebouw ingericht als assemblageloods voor Shipyard Rotterdam B.V | €2.250.000 | Huurovereenkomst SPRH – SYR Xxxxxxxxxxxx 00 |
Xxxxxxxxxxxx 00 | Werkplaats en testruimte voor Shore Tension. | €€2.270.000 | Huurovereenkomst SPRH – XX Xxxxxxxxxxxx 00 |
Xxxxxxxxxxxx 0 | Vrijstaand bedrijfsgebouw deels ingericht als dagverblijf van de roeiers | €690.000 | Huurovereenkomst SPRH - XXXX Xxxxxxxxxxxx 0 - 0X |
Xxxxxxxxxxxx 0X | Vrijstaand bedrijfsgebouw met garages en werkplaats |
Risico’s
Specifiek voor het direct vastgoed beoordeelt SPRH de risico’s als volgt.
Het concentratierisico is verhoogd omdat er sprake is van een locatie, huurder en sector. Dit vergroot tevens het bruto risico op leegstand en wanbetaling (kredietrisico). Dit risico wordt deels gemitigeerd door een maximum te stellen aan de omvang van deze portefeuille en er is sprake van langlopende huurcontracten. Het overgebleven concentratierisico is een afgewogen consequentie waar voordelen als rendement en beheersbaarheid tegenover staan.
Bijzondere aandacht gaat uit naar het risico op belangenverstrengeling omdat verhuurder en huurder aan elkaar gelieerd zijn. Hierdoor kan de vraag ontstaan of de hoogte van de huur op zakelijke wijze is vastgesteld en uitsluitend het belang van het pensioenfonds dient. Dit risico wordt gemitigeerd door een consequente methodiek voor vaststelling van de huur waarbij het geïnvesteerde bedrag leidend is.
Ten slotte kan vanuit de huurder druk ontstaan om uitbreiding en/of verbouwing goed te keuren. Dit kan tevens het bruto concentratierisico verhogen. Dit risico wordt gemitigeerd door een duidelijk van tevoren vastgesteld maximum aan de omvang van de portefeuille.
Benchmark
Voor dit privaat vastgoed geldt geen algemene performance rendementsbenchmark omdat het voor illiquide vastgoed geen optie is om te verkopen en passief in de benchmark te beleggen. Wel kan bij periodieke evaluatie het rendement op het privaat vastgoed vergeleken worden met de GPR General Index – Netherlands.1
Kosten
De kosten voor het beheer van het private vastgoed bestaan uit de tijdsbesteding voor monitoring en begeleiding door een huismeester en het bestuur van SPRH. In 2020 bedroeg dit € 38.115 inclusief BTW.
1 Bron: xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xxx/xxxxxxxxxxxx-xxxxx-xxxx
Beleggingsrichtlijnen/restricties
In de bestuursvergadering van 13 december 2021 is besloten dat er niet meer in direct vastgoed in de eigen beheer portefeuille wordt geïnvesteerd, met uitzondering van een lopend project op de Maasvlakte in het Rotterdamse havengebied.
Hiermee zijn richtlijnen en restricties van nieuw voorgestelde beleggingen niet meer van toepassing.
Oordeelsvorming
Onderstaande tabel geeft een samenvatting en kwalitatief oordeel van de punten genoemd in deze investment case.
Aspect | Oordeel (Met eventueel toelichting) |
Bron van overrendement | 2,7% |
Diversificatie | Correlatie met aandelen 40% |
Stabiele kasstroom | Langjarige huurcontract |
Inlatiehedge | Huur geïndexeerd. |
Leverage | Geen leverage bij eigen beheer panden. |
Concentratie | Huidige panden zijn geconcentreerd. Afgewogen consequentie. |
Illiquiditeit | Afgewogen consequentie in relatie tot rendement. |
Marktrisico | Minder dan van aandelen. |
Waarderingsrisico | Afgewogen consequentie. Gemitigeerd door taxatiebeleid. |
Leegstand | Afgewogen consequentie. |
Renterisico | Beperkt |
Kredietrisico | Beperkt; wordt gemonitord. |
Integriteitsrisico | Belangenverstrengeling aanwezig en gemitigeerd. |
Operationeel risico | Beperkt |
ESG-risico | Beperkt; wordt gemonitord. |
Beleggingsovertuigingen | Voldoende aansluiting. |
Kosten | Beperkt door eigen beheer. |
Het overall oordeel is dat vastgoed en direct vastgoed in eigen beheer passend is om in te
beleggen. De beheersing van de genoemde risico’s is daarbij een aandachtspunt.
Evaluatiecriteria
Het direct vastgoed wordt op kwartaalbasis geëvalueerd aan de hand van de onderstaande evaluatiecriteria. Dit zijn softe criteria. Het illiquide karakter van vastgoed maakt het een lange termijn buy-and-hold belegging. Dat betekent dat de evaluatiecriteria aanleiding zijn voor het bestuur om te evalueren: aanhouden, verkopen of andere maatregelen nemen. Het bestuur doet hiervan gemotiveerd verslag in de notulen.
Ter illustratie is onderstaand een rapportage opgenomen.
Taxatiebeleid
Het privaat vastgoed wordt jaarlijks integraal gewaardeerd op marktwaarde, daarbij wordt tevens de huurwaarde vastgesteld zodat de hoogte van de huur gebenchmarkt kan worden.
In 2022 heeft één van de huurders (KRVE) aangegeven een onderzoek te starten om de door haar gehuurde objecten van SPRH over te nemen. SPRH staat hier welwillend tegenover onder de voorwaarde dat er op de geplande overdrachtsdatum minimaal twee taxateurs een taxatie uitvoeren. Hierbij dient een duidelijke omschrijving van de opdracht en doelstelling te worden verstrekt.
Doel van de taxatie
Het verkrijgen van inzicht in de marktwaarde in het economische verkeer in verhuurde staat zulks in verband met fiscale aangelegenheden c.q. een opgave voor de jaarrekening en FTK-rapportages voor DNB.
Marktwaarde: Het geschatte bedrag waartegen vastgoed tussen een bereidwillige koper en een bereidwillige verkoper na behoorlijke marketing, in een zakelijke transactie zou worden overgedragen op de waarde peildatum, waarbij de partijen met kennis van zaken, prudent en niet onder dwang zouden hebben gehandeld (IVSC 2017).
Markthuur: Het geschatte bedrag waartegen een object of ruimte tussen een bereidwillige huurder en een bereidwillige verhuurder op passende huurvoorwaarden na behoorlijke marketing, in een zakelijke transactie zou worden verhuurd op de waarde peildatum, waarbij de partijen met kennis van zaken, prudent en niet onder dwang zouden hebben gehandeld (IVSC).
Te taxeren belang: volle eigendom.
Waarderingsgrondslagen
Taxatiewaarde uitgangspunt waarde in het economisch verkeer (marktwaarde in verhuurde staat).
Onroerend goed in ontwikkeling wordt gewaardeerd op basis van gedane uitgaven, waarbij wordt getoetst of die uitgaven tot waardewijzigingen leiden. Na oplevering worden (her)ontwikkelde objecten naar actuele waarde geherwaardeerd.
Taxatiestandaarden
De taxatie wordt uitgevoerd conform de RICS-taxatiestandaarden (The Red Book), Nederlandse editie, editie 2012. De standaarden in het Red Book zijn in overeenstemming met de “International Valuation Standards”, uitgegeven door de International Valuation Standards Council (IVSC). Tevens hanteert de taxateur de gedragsregels en governance-structuur zoals besloten in het Nederlands Register van Vastgoed Taxateurs (NRVT).
Roulatie
Roulatie van de taxateur is van belang, aangezien het voor een lange tijd uitvoeren van taxatiediensten voor eenzelfde vastgoedobject of ten aanzien van dezelfde opdrachtgever, kan leiden tot een bedreiging van de onafhankelijkheid en zorgvuldigheid. De taxateur voert derhalve maximaal 6 jaar achtereenvolgend, met een maximum van 12 taxaties, taxatiediensten uit voor hetzelfde vastgoedobject. Na het verloop van de hiervoor vermelde periode zal een andere taxateur de taxatiedienst verzorgen.
Bijlage 5: Onderbouwing prudent person
Inleiding
Op grond van de prudent person regel in artikel 135 Pensioenwet moeten pensioenfondsen beleggen in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden. In wet- en regelgeving is hieraan een nadere invulling gegeven. Maar er blijft uitdrukkelijk sprake van een open norm: de verantwoordelijkheid om een beleggingsbeleid te voeren in overeenstemming met het prudent person beginsel ligt bij het pensioenfonds.
Prudent Person regel
De belangrijkste uitgangspunten voor toepassing van het prudent beginsel die zijn vastgelegd in wet- en regelgeving, zijn in het kort:
Artikel 130 Wet verplichte beroepspensioenregeling: Eisen ten aanzien van beleggingen
Uitgangspunt | Onderbouwing | |
1 | De waarden worden belegd in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden | Hoofdstuk 4 IPS “Risicotolerantie” |
2 | De beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaardering | Voor de meerderheid van de beleggingen is sprake van objectief vast te stellen frequente marktnoteringen. Voor bepaalde beleggingen zijn deze niet beschikbaar en vindt waardering plaats op basis van waarderingsmodellen en - technieken. I.v.m. deze verscheidenheid zijn er twee waarderingsniveaus: Niveau 1: De waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen van identieke beleggingen in een actieve markt. Niveau 2: De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen waarin niet gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. Het bestuur heeft de actuele waarde van deze beleggingen geschat met behulp van een rekenmodel per beleggingssoort. De beleggingen die zijn ingedeeld in niveau 1 maken ongeveer 94% van de totale beleggingsportefeuille (inclusief garantiecontract) uit. |
3 | Een beroepspensioenfonds vermeldt in zijn bestuursverslag op welke wijze in het | Compliant: Bestuursverslag |
beleggingsbeleid rekening wordt gehouden met milieu en klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen. |
Artikel 13 besluit FTK: Eisen ten aanzien van beleggingen
Uitgangspunt | Onderbouwing | |
4 | De waarden worden op zodanige wijze belegd dat de veiligheid, de kwaliteit, de liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel zijn gewaarborgd; | Hoofdstuk 5 IPS “Beleggingsovertuigingen” 1. SPRH beheerst de beleggingsrisico’s die bij de spagaat tussen lange termijn rendement en korte termijn risico’s ontstaat. 2. SPRH heeft niet alleen oog voor meetbare, kwantitatieve risico’s, maar beoordeelt risico’s ook kwalitatief. XXXX is zich ervan bewust dat xxxxxx’x ook bestaan waar die zich nog niet eerder hebben voorgedaan. 4. SPRH zet primair in op het optimaliseren van de strategische asset allocatie d.m.v. diversificatie. SPRH voert geen tactische asset allocatie. 12. SPRH zorgt voor voldoende professionaliteit in het bestuur en de beleggingscommissie om de vermogensbeheerder effectief aan te sturen. |
5 | Waarden die ter dekking van de technische voorzieningen worden aangehouden, worden belegd op een wijze die strookt met de aard en de duur van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen; | Hoofdstuk 8.2 IPS “Renterisico” |
6 | De waarden worden hoofdzakelijk op gereglementeerde markten belegd. Beleggingen in niet tot de handel op een gereglementeerde financiële markt toegelaten waarden worden tot een prudent niveau beperkt; | Hoofdstuk 5 IPS “Beleggingsovertuigingen” 3 SPRH is een lange termijn belegger en kan de illiquiditeitspremie van illiquide beleggingen verdienen. SPRH kan beleggen in vastgoed, hypotheken en niet beursgenoteerde bedrijven. Dit beperkt zich tot ca. 6% van de beleggingsportefeuille. |
7 | Beleggingen in derivaten zijn toegestaan voor zover deze bijdragen aan een vermindering van het risicoprofiel of een doeltreffend portefeuillebeheer vergemakkelijken. Het fonds vermijdt een bovenmatig risico met betrekking tot een en dezelfde tegenpartij en tot andere derivatenverrichtingen; | Hoofdstuk 5 IPS “Beleggingsovertuigingen” 13. SPRH weegt complexiteit en rendement van beleggingen af en moeten in verhouding staan tot de deskundigheid in het bestuur. Derivaten worden vermeden. Bij het huidige rentebeleid is de inzet van swaps niet nodig. |
8 | De waarden worden naar behoren gediversifieerd zodat een bovenmatige afhankelijkheid van of vertrouwen in bepaalde waarden, of een bepaalde emittent van waarden of groep van ondernemingen en | Hoofdstuk 5 IPS “Beleggingsovertuigingen” 4. SPRH zet primair in op het optimaliseren van de strategische asset allocatie d.m.v. diversificatie. SPRH voert geen tactische asset allocatie. |
risicoaccumulatie in de portefeuille als geheel worden vermeden; |
Artikel 13a besluit FTK: Beleggingsbeleid
Uitgangspunt | Onderbouwing | |
9 | Een fonds stelt voor de langere termijn een strategisch beleggingsbeleid vast dat aansluit op de doelstellingen en beleidsuitgangspunten, waaronder de risicohouding, van het fonds en is gebaseerd op gedegen onderzoek; | Hoofdstuk 8 IPS: Strategische asset allocatie |
10 | Het strategisch beleggingsbeleid bevat in ieder geval een beschrijving van de beleggingsdoelstelling, de samenstelling van de beoogde beleggingsportefeuille en de mate waarin van de beoogde beleggingsportefeuille kan worden afgeweken; | Hoofdstuk 3 IPS: Doelstelling Hoofdstuk 8 IPS: Beleggingsplan |
11 | Het fonds vertaalt het strategisch beleggingsbeleid naar een beleggingsplan. In het beleggingsplan neemt het fonds concrete en gedetailleerde richtniveaus en bandbreedtes per beleggingscategorie op. Het fonds stelt daarbij beleid op voor de beheersing van de relevante risico’s. | Hoofdstuk 8 IPS: Beleggingsplan |
12 | Het fonds onderbouwt dat het strategisch beleggingsbeleid en het beleggingsplan passen binnen de prudent person regel; | Compliant: Dit document |
13 | Een fonds stelt een beleggingscyclus vast op grond waarvan het strategisch beleggingsbeleid, het beleggingsplan en de uitvoering periodiek worden geëvalueerd en herbeoordeeld. | Hoofdstuk 1 IPS: Inleiding |
Beheerste en integere bedrijfsvoering
Een beheerste en integere bedrijfsvoering (artikel 143 Pw) betekent onder meer dat een pensioenfonds zijn organisatie dusdanig inricht dat sprake is van goede procedures en controle-mechanismen, dat er beleid is voor beheersing van
xxxxxx’x en dat het fonds zorgdraagt voor de uitvoering van dat beleid (zie artikel
18 Besluit ftk).
Specifiek voor het bepalen en uitvoeren van het beleggingsbeleid geldt dat het fonds een duidelijke organisatiestructuur vastlegt waarin (1) het risicobeheer adequaat en onafhankelijk is vormgegeven en (2) een zorgvuldig en transparant besluitvormingsproces is geborgd. Daarnaast geldt dat sprake moet zijn van een balans tussen aard en complexiteit van de beleggingsportefeuille enerzijds en de aanwezige kennis en ervaring, en het risicobeheer anderzijds.
[SPRH]
De sleutelfunctiehouder risk is onafhankelijk.
De BAC bereidt beleggingsbeleid en -beslissingen voor. Bestuur besluit.
Regels uitbesteding
Een andere algemene wettelijke eis is dat een pensioenuitvoerder bij uitbesteding zorgdraagt dat de externe uitvoerder de geldende wet- en regelgeving naleeft (artikel 34 Pw). Hierbij zijn regels vastgelegd voor de overeenkomst tot uitbesteding en de beheersing van risico’s die verband houden met uitbesteding (zie artikel 13 en 14 Besluit uitvoering Pw).
Voor de beleggingen betekent dit onder meer dat de opdracht die het pensioenfonds geeft aan de vermogensbeheerder, het beleggingsmandaat, aansluit op het strategische beleggingsbeleid en het beleggingsplan van het pensioenfonds zelf. Dit om te voorkomen dat de uitvoering die de
vermogensbeheerder aan zijn mandaat geeft, gepaard gaat met risico’s die het fonds niet heeft beoogd of voorzien. Ook is er een sluitende set afspraken en richtlijnen nodig tussen pensioenfonds en vermogensbeheerder om de opdracht te begrenzen in aansluiting op het vastgestelde beleid. Daarnaast moeten pensioenfondsen vooraf een concrete selectie- en evaluatieprocedure vastleggen voor externe vermogensbeheerders met concrete prestatie- indicatoren.
[SPRH]
Vermogensbeheerovereenkomst met ASR VB.
Verbod op langlopende leningen en garantstelling
Een pensioenfonds gaat geen leningen aan, tenzij het gaat om een tijdelijke lening (maximaal een jaar) voor liquiditeitsdoelstellingen. Een fonds treedt niet namens derde partijen op als garant. Zie hiervoor artikel 136 Pw en artikel 14 van het Besluit ftk.
[SPRH]
SPRH is geen leningen aangegaan en ook niet namens derde partijen als garant opgetreden.
Bijlage 6: Mandaat voor ASR
Bijlage 7: Investment case Emerging Markets Debt1
Emerging Market Debt (EMD) biedt een aantrekkelijk risico-rendementsprofiel, vergelijkbaar met dat van Amerikaanse high yield, maar dan met veel meer unieke diversificatiemogelijkheden vanwege de grote verscheidenheid aan landen met een hoog groeipotentieel.
EMD heeft in het verleden interessante - voor risico gecorrigeerde rendementen
- opgeleverd. EMD biedt bovendien diversificatie. Verder biedt de beleggingscategorie de mogelijkheid mee te doen met de 'bigger part of the economic activity in the world', met een potentiële exposure naar maar liefst zo'n tachtig landen, van een aantal hele grote zoals China, India en Brazilië, tot kleine frontier markets. Het zijn allemaal landen die onderling sterk verschillen wat betreft economische en politieke omstandigheden en ontwikkelingen. Deze grote groep landen bepaalt een groot deel van de wereldwijde economische groei in de wereld.
Ongeveer 25% van de marktkapitalisatie van EMD Hard Currency (HC) bestaat tegenwoordig uit frontiermarkten. Dit zijn doorgaans in economische zin nog kleine, maar wel sterk groeiende landen. De meeste institutionele beleggers vergelijken het risico-rendementsprofiel van de beleggingscategorie met die van high yield uit de Verenigde Staten.
Bijzondere aandacht gaat uit naar de sanctiewetgeving. Diverse Russische bedrijven staan op de sanctielijst van de EU, maar kunnen toch onderdeel zijn van de portefeuille. Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de fondsbeheerder deze ‘hits’ te melden bij de toezichthouder.
EMD HC zijn obligaties uitgegeven in harde valuta (meestal USD) door landen die zelf een andere locale valuta gebruiken. Hiermee krijgen deze emittenten een betere toegang tot de wereldwijde kapitaalmarkt. Het nadeel voor de emittent is dat als de eigen, locale valuta sterk daalt, het moeilijk kan worden voor het land om voldoende harde valuta te kopen om aan de rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen. Dit is meteen een risico voor de belegger.
Dit risico wordt gemitigeerd als het land voldoende voorraad aan harde valuta aanhoudt.
1 Bron: Geparafraseerd en aangevuld op basis van artikel in Financial Investigator van Xxxxx Xxxxx en Xxxxxx Xxxxxxxx, nr. 7, 2022.
EMD Local Currency (LC) zijn obligaties uitgegeven in de lokale valuta van het land. Het kredietrisico van deze obligaties is lager dan dat van EMD HC omdat het land altijd de locale valuta kan bijdrukken om aan de verplichtingen te voldoen. Daartegenover staat een groter valutarisico. De belegger neemt dus een valutarisico en gaat ervan uit dat het land zich positief zal ontwikkelen waardoor de lokale valuta zal stijgen.
EMD zijn vastrentende waarden, maar met een hoog risicoprofiel en meestal niet luidend in euro. Daarom heeft EMD geen functie in de matchingportefeuille, maar wel in de returnportefeuille. Hier moet EMD een bijdrage leveren aan het rendement maar ook diversificatie toevoegen.
Volgens de ALM-studie van 2021 waren dit de aannames voor EMD:
• Rekenkundig rendement: 2,9%1
• Standaarddeviatie: 12,0%
• Correlatie met overige beleggingscategorieën: varieert tussen 20% en 40%
1 Afgeleid van het bruto meetkundig rendement (15 jaar) van 2,2%.
Toetsen EMD aan beleggingsovertuigingen
Beleggingsovertuigingen1 | Beoordeling in relatie tot EMD | |
1 | Om aan de missie te voldoen, belegt SPRH het vermogen. Op lange termijn wordt beleggingsrisico beloond met een positief verwacht rendement, maar op korte termijn kan beleggen tot daling van de pensioenen leiden. | EMD draagt bij aan het rendement. |
2 | Rendement en risico gaan hand-in- hand. De kapitaalmarkt biedt geen rendement zonder risico's. Risico's kunnen soms verborgen zijn en alleen in exotische gevallen materialiseren. | EMD biedt aanzienlijk krediet en eventueel valutarisico. Afwaardering als gevolg van (geo)politieke ontwikkelingen kunnen zich plotseling voordoen. Het risico wordt gemitigeerd door adequate spreiding. |
3 | SPRH is een lange termijn belegger en kan de illiquiditeitspremie van illiquide beleggingen verdienen. | EMD is beperkt illiquide waardoor SPRH die premie kan ontvangen. |
4 | De strategische asset allocatie is bepalend voor het rendement en risico. De rendement/risico verhouding wordt geoptimaliseerd door diversificatie. | EMD biedt diversificatie waardoor de rendement/risico verhouding verbetert. |
5 | De rente volgt, naar verwachting, de forward curve. Daarmee is renterisico een onbeloond risico en het wordt in principe zoveel mogelijk afgedekt. Een beperkte mate van renterisico biedt diversificatie en bescherming tegen inflatie. | EMD is weliswaar een vastrentende waarde, maar luidt vrijwel altijd niet in euro en levert bovendien aanzienlijk kredietrisico. EMD levert daarom geen bijdrage in de matchingportefeuille. |
6 | Valutarisico is een onbeloond risico. | EMD levert valutarisico. Het fonds waar SPRH in participeert belegt alleen in USD obligaties (hard currency) en is bovendien gehedged naar euro. |
7 | Actief beheer zoals stock picking en tactische asset allocatie bieden na aftrek van kosten en gecorrigeerd voor risico een negatief verwacht rendement. | EMD kan passief beheerd worden. |
8 | Neem niet meer risico dan nodig is om aan de missie te voldoen. | Niet relevant. |
9 | Effectenbelening biedt een bescheiden rendement, maar onvoorspelbare risico's. | Het EMD-fonds waar SPRH participeert past effectenbelening toe. |
1 Bron: Investment Policy Statement van 16 december 2020.
10 | Beleggen kost geld. Iedere euro die aan kosten wordt uitgegeven gaat ten laste van het rendement. | EMD is een relatief dure beleggingscategorie, maar deze wordt passief ingevuld. |
11 | Een professionele, kostenbewuste organisatie draagt bij aan de beheersing van risico's. | SPRH zorgt voor voldoende professionaliteit in het bestuur en de beleggingscommissie. |
12 | Eenvoud en transparantie dragen bij aan de beheersing van risico's. | EMD is niet de eenvoudigste beleggingscategorie, maar deze wordt wel passief beheerd. |
13 | Maatschappelijk verantwoord beleggen draagt op lange termijn bij aan het algemeen welzijn en het heeft nagenoeg geen uitwerking op het financieel rendement. | Het EMD-fonds waar SPRH participeert heeft geen duurzaamheidsbeleid. |
Bijlage 2: Financieel crisisplan Inleiding
Een financieel crisisplan is een beschrijving van maatregelen die het bestuur van het pensioenfonds op korte termijn effectief zou kunnen inzetten, indien de beleidsdekkingsgraad (of de actuele dekkingsgraad) beweegt buiten kritieke waarden, waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Deze kritieke waarden worden vooraf door het bestuur vastgesteld.
Het financieel crisisplan dient te worden opgenomen in, of als bijlage bij de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn). Het crisisplan geeft vooraf een denkrichting van de mogelijke maatregelen. Daadwerkelijke maatregelen zullen in geval van een crisis worden afgestemd op de feitelijke omstandigheden.
Het bestuur van het pensioenfonds zal jaarlijks beoordelen of een update van het crisisplan benodigd is op basis van de dan geldende situatie en/of cijfers. Het huidige crisisplan is gebaseerd op de economische parameters per 31 december 2019.
Elementen van het crisisplan
1. Wanneer is er naar de mening van het pensioenfonds sprake van een crisis?
2. Bij welke ondergrens van de (beleids)dekkingsgraad kan het fonds nog herstellen zonder korten?
3. Welke maatregelen heeft het pensioenfonds ter beschikking in geval van een crisis?
4. Hoe realistisch is de inzet van deze maatregelen?
5. Wat is het verwachte financiële effect van de inzet van deze maatregelen?
6. Hoe is bij deze maatregelen rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging?
7. Op welke wijze wordt er met belanghebbenden gecommuniceerd en wanneer?
8. Hoe is het besluitvormingsproces vormgegeven?
9. Op welke wijze wordt het crisisplan jaarlijks getoetst?
Crisisplan van de stichting Pensioenfonds voor Roeiers in het Rotterdamse havengebied
Hierna wordt achtereenvolgens ingegaan op de genoemde elementen van een financieel crisisplan, om zo te komen tot een crisisplan voor Pensioenfonds voor Roeiers in het Rotterdamse havengebied (hierna: SPRH). Een versie van het crisisplan zal (al dan niet in vereenvoudigde vorm) ter kennisneming aan de deelnemers ter beschikking worden gesteld (via de website van het fonds).
Het crisisplan is onderdeel van de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) van het pensioenfonds.
1. Wanneer is er sprake van een crisis
Het bestuur van het pensioenfonds is van mening dat er sprake is van een financiële crisis als het realiseren van de statutaire doelstelling van het fonds in gevaar komt. Er is naar de mening van het bestuur sprake van een crisis zodra één van de volgende omstandigheden zich voordoet:
- De dekkingsgraad bevindt zich onder (of beweegt zeer snel richting) kritieke waarden waardoor er naar verwachting geen herstel (meer) mogelijk is binnen de hiervoor wettelijk gestelde termijnen, zonder aanspraken en rechten te korten. Om te bepalen of de dekkingsgraad zich op een kritiek niveau bevindt wordt zowel gekeken naar de actuele dekkingsgraad als naar de beleidsdekkingsgraad.
- De pensioenregeling, zoals afgesproken door de deelnemersvereniging, kan door het fonds niet meer worden uitgevoerd binnen de overeengekomen financiële randvoorwaarden.
Voorbeelden van oorzaken als gevolg waarvan deze situaties zich kunnen voordoen zijn:
• De continuïteit van het pensioenfonds wordt bedreigd
• Er is sprake van een extreme daling van de dekkingsgraad in korte tijd
• Er moet een voorgenomen korting worden aangekondigd
2. Bij welke ondergrens van de (beleids)dekkingsgraad kan het fonds nog herstellen zonder korten
De minimaal vereiste dekkingsgraad komt voor SPRH uit op 103,6%. De vereiste dekkingsgraad komt voor SPRH uit op 108,1%.
Voor het bepalen bij welke dekkingsgraad het pensioenfonds naar verwachting nog binnen de wettelijke hersteltermijn van 5 jaar kan herstellen tot de minimaal vereiste dekkingsgraad van 103,6% dan wel kan herstellen tot de vereiste dekkingsgraad binnen 10 jaar, is de herstelkracht van het pensioenfonds van belang. Deze herstelkracht betreft de verwachte jaarlijks toename van de dekkingsgraad en wordt bepaald door:
• De mate waarin het premiebeleid bijdraagt aan het herstel van de dekkingsgraad.
• De mate waarin het verwacht rendement bijdraagt aan het herstel van de dekkingsgraad.
De mate waarin het premiebeleid bijdraagt aan herstel van de dekkingsgraad is afhankelijk van de bereidheid van de deelnemer om meer bij te dragen dan de kostendekkende premie die voortvloeit uit de pensioenopbouw. Bij een lage rente is de prijs voor pensioenopbouw hoog en is de bereidheid hier een opslag op te betalen laag. Bij een hoge rente is de prijs voor pensioenopbouw laag en is de bereidheid hoger.
In de verslagjaren 2012 t/m 2019 was de gemiddelde feitelijke premie ca. 25% hoger dan de kostendekkende premie. Dit gaf een gemiddelde bijdrage van 1,5 miljoen per jaar. Op een totaal voorziening van 300 miljoen (december 2019) geeft deze extra premie een herstelcapaciteit van de dekkingsgraad van ca. 0,5%-punt per jaar. Het bestuur verwacht voor de toekomst echter dat de mate waarin het premiebeleid bijdraagt aan het herstel van de dekkingsgraad zal afnemen.
De mate waarin het verwachte rendement bijdraagt aan herstel van de dekkingsgraad is afhankelijk van het verwachte rendement (dat in de herstelplanberekening wordt gebaseerd op wettelijke parameters) en de stand van de korte rente. De dekkingsgraad neemt immers jaarlijks naar verwachting toe met het verschil tussen het verwachte rendement en de éénjaarsrente, die moet worden toegevoegd aan de technische voorziening. Hierbij speelt een rol dat het verwachte rendement van het pensioenfonds op basis van de wettelijke parameters afhangt van de rentetermijnstructuur.
Op basis van de uitgangspunten in het in 2020 ingediende herstelplan bedraagt de bijdrage van over- rendement 1,9%-punt op de dekkingsgraad per jaar. Op basis hiervan bedraagt de dekkingsgraad waarbij het pensioenfonds naar verwachting nog binnen de wettelijke hersteltermijn van 5 jaar kan herstellen tot de minimaal vereiste dekkingsgraad van 103,6% ongeveer 94%. De dekkingsgraad waarbij het pensioenfonds naar verwachting nog binnen de wettelijke hersteltermijn van 10 jaar kan herstellen tot de vereiste dekkingsgraad van 108,1% ligt op basis hiervan rond de 89%. Hierbij dient opgemerkt te worden dat deze dekkingsgraden afhangen van de stand van de rente en daarom gezien moeten worden als een momentopname.
Bij een lagere dekkingsgraad dan de bovengenoemde ondergrenzen mag normaliter niet worden verwacht, dat het pensioenfonds kan herstellen uit de situatie van dekkingstekort zonder bijdrage van de premie aan herstel.
3. Welke maatregelen heeft het pensioenfonds ter beschikking in geval van een crisis.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de maatregelen die het fonds ter beschikking staan om de beleidsdekkingsgraad te verhogen of om te voorkomen dat de (beleids)dekkingsgraad verder wegzakt richting de kritieke waarden.
Het is van groot belang om te voorkomen dat het pensioenfonds in een crisissituatie terecht komt, waarbij beheersing van financiële risico’s daarom essentieel is. Daarom wordt onder andere periodiek via ALM-studies getoetst of het premiebeleid, toeslagbeleid en beleggingsbeleid nog voldoende robuust zijn vormgegeven. Daarnaast wordt door middel van integraal risicomanagement binnen het fonds periodiek gekeken naar de risico’s die het fonds loopt, de beheersing daarvan en het beleid daaromheen.
Mocht het pensioenfonds toch in een crisissituatie terecht komen, dan heeft het pensioenfonds in beginsel de volgende maatregelen ter beschikking:
• Het achterwege laten van de toekenning van voorwaardelijke toeslagen
• Aanpassen van het beleggingsbeleid
• Het verhogen van de premies
• Het korten van pensioenrechten en -aanspraken
• Onderbrengen van de verplichtingen bij een uitvoerder (APF) / verzekeraar
• Liquidatie
4. Hoe realistisch is de inzet van deze maatregelen
Het niet verlenen van toeslagen aan deelnemers is realistisch, maar wordt niet gezien als een maatregel om een financiële crisis te bestrijden, aangezien het verlenen van toeslagen conform de Pensioenwet reeds toekomstbestendig dient plaats te vinden, waarbij de beleidsdekkingsgraad minimaal gelijk dient te zijn aan 110%. Bij een lage beleidsdekkingsgraad zal deze maatregel daarom automatisch worden ingezet.
Op het moment dat de (beleids)dekkingsgraad zich in de buurt van de kritieke waarden begeeft wordt het voor het fonds minder opportuun risico’s te blijven lopen. Op dat moment weegt het voorkomen van verdere daling van de (beleids)dekkingsgraad mogelijk zwaarder dan de kans op een stijging ervan. Bij het zich voordoen van een crisis zal het pensioenfondsbestuur onderling in overleg gaan om te bezien of het (tijdelijk) aanpassen van het strategische beleggingsbeleid (bijvoorbeeld wijziging weging van de portefeuille of verdere afdekking van het renterisico) noodzakelijk is. Een en ander zal afhankelijk zijn van de op dat moment geldende marktomstandigheden. Randvoorwaarde bij aanpassen van het beleggingsbeleid is dat het risicoprofiel op totaalniveau niet wordt vergroot, en dat er sprake is van voldoende herstelkracht. Op deelniveau zou overigens wel sprake kunnen zijn van een verhoogd risico. Het aanpassen van het beleggingsbeleid wordt bezien als een realistische maatregel.
Het verhogen van de door de deelnemers te betalen is sinds 2020 een minder realistische maatregel aangezien het premieplafond van 35% van de pensioengrondslag is bereikt. De hieruit voortvloeiende herstelcapaciteit is daardoor verdwenen.
De mogelijkheid om te korten is opgenomen in artikel 23 van het pensioenreglement. Het bestuur kan besluiten de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten te verminderen, indien overige maatregelen niet voldoende zijn. Deze situatie kan zich voordoen indien:
• Uit het herstelplan als omschreven in paragraaf 5.3 blijkt dat met inzet van overige financiële sturingsmiddelen herstel tot het vereist eigen vermogen binnen de door het bestuur vastgestelde termijn (in principe 10 jaar) niet mogelijk is.
• Op zes achtereenvolgende jaarlijkse meetmomenten, met inbegrip van het startmeetmoment, sprake is van een dekkingstekort, en tevens de actuele dekkingsgraad op dat moment lager is dan de vereiste minimale dekkingsgraad.
• Pensioenaanspraken en pensioenrechten worden dan voor elke deelnemer, gewezen deelnemer en pensioengerechtigde met een gelijk percentage verlaagd.
Als de toekomstperspectieven voor het fonds zich laten kenmerken door een zeer beperkte herstelkracht en/of de pensioenregeling niet meer uitvoerbaar blijkt te zijn, dan kan het bestuur ertoe besluiten de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten over te dragen aan een andere partij (bijvoorbeeld een uitvoerder (APF) / verzekeraar). Of deze maatregel realistisch is, is onder andere afhankelijk van de prijsstelling. Daarnaast is overleg met de deelnemersvereniging benodigd.
5. Wat is het verwachte financiële effect van de inzet van deze maatregelen
Crisismaatregel | Inzet maatregel | Impact op dekkingsgraad |
Toeslagbeleid | Achterwege laten toeslag | geen |
Beleggingsbeleid | Afbouwen risico | Beperkt (verlaging vev) |
Premiebeleid | Premie verhogen tot maximaal 35% van de pensioengrondslag | Beperkt + 0,0%-punt |
Korten pensioenrechten en - aanspraken | Procentuele verlaging van rechten en aanspraken | Stijging van de dekkingsgraad van ca. de grootte van de korting |
Buy-out | Regeling en pensioenaanspraken - rechten onderbrengen bij een uitvoerder (APF) / verzekeraar | n.v.t. (liquidatie van het pensioenfonds) |
6. Hoe is bij de maatregelen rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging
Het bestuur van het pensioenfonds zal in zijn afwegingen als uitgangspunt hanteren dat de belangen van de betrokken deelnemers, pensioengerechtigden en slapers op evenwichtige wijze worden behartigd.
Het korten van pensioenaanspraken en -rechten wordt door het bestuur bezien als laatste redmiddel. Hiertoe worden eerst de overige maatregelen onderzocht.
Voor de actieven en inactieven is in principe hetzelfde toeslagbeleid van toepassing. Dit beleid rechtvaardigt een bepaalde mate van toeslag op basis van de financiële positie van het fonds. Het niet toekennen van toeslagen heeft voor beide groepen een vergelijkbare financiële impact.
Bij het korten van pensioenaanspraken en -rechten zal om dezelfde reden voor beide groepen met hetzelfde percentage worden gekort.
7. Op welke wijze wordt er met belanghebbenden gecommuniceerd en wanneer
Het bestuur van het pensioenfonds zal over het crisisplan, indien gebruik wordt gemaakt (of sprake is van een dreiging) van de in het plan opgenomen crisismaatregelen, communiceren met de deelnemers.
Hiervoor zal gebruik worden gemaakt van de volgende kanalen:
• Jaarlijkse vergadering van de deelnemersvereniging
• Jaarlijkse informatiebrief aan de gepensioneerden.
• Website van het pensioenfonds
• Webportal van de KRVE
8. Hoe is het besluitvormingsproces vormgegeven
Besluiten worden door het bestuur op grond van de statuten genomen (artikel 9 lid 4). Dit houdt in dat besluiten worden genomen in een bestuursvergadering waarin tenminste de meerderheid van de bestuurders aanwezig is.
9. Op welke wijze wordt het crisisplan periodiek getoetst
Het bestuur van het pensioenfonds zal het crisisplan jaarlijks evalueren, gelijktijdig met de jaarlijkse beoordeling van de abtn. Het crisisplan zal hierbij worden geactualiseerd wanneer de situatie hiertoe aanleiding geeft. Het crisisplan is voor het laatst geactualiseerd in december 2020.
Stichting Pensioenfonds voor Roeiers in het Rotterdamse havengebied
Bijlage Actuariële grondslagen 1 januari 2023
1. Inleiding
Stichting Pensioenfonds voor Roeiers in het Rotterdamse havengebied (hierna genoemd: het pensioenfonds) hanteert actuariële grondslagen bij het vaststellen van onder andere de voorzieningen en de kostendekkende premie. In deze bijlage zijn de actuariële grondslagen per 1 januari 2023 opgenomen.
2. Grondslagen
In deze paragraaf worden de diverse grondslagen beschreven. Per grondslag wordt vermeld wanneer deze laatstelijk is vastgesteld, wat de vaststellingsfrequentie is, welke externe bron eventueel wordt gebruikt en wat het eerstvolgende toetsingsmoment is.
2.1. Rentetermijnstructuur DNB
Laatstelijk vastgesteld: 31 december 2022
Vaststellingsfrequentie: Maandelijks
Externe bron: DNB
Eerstvolgende toetsingsmoment: n.v.t.
De rentetermijnstructuur van DNB wordt gebruikt voor het contant maken van de kasstromen van de technische voorzieningen en de actuariële premies. Deze curve wordt maandelijks door DNB gepubliceerd en moet worden gebruikt vanuit wetgeving.
2.2. Overlevingstafel
Laatstelijk vastgesteld: September 2022
Vaststellingsfrequentie: Minimaal elke drie jaar
Externe bron: Koninklijk Actuarieel Genootschap (AG)
Eerstvolgende toetsingsmoment: September 2025, of eerder indien het AG een aanpassing publiceert
De overlevingstafel bevat overlevingskansen voor mannen en vrouwen voor leeftijden van 0 jaar tot en met 120 jaar en voor verschillende kalenderjaren. Deze overlevingstafel wordt normaliter eenmaal per twee jaar bijgewerkt door het AG.
Het pensioenfonds hanteert in 2023 de overlevingstafel AG2022 met als startkolom 2023.
2.3. Ervaringssterftefactoren
Laatstelijk vastgesteld: September 2020
Vaststellingsfrequentie: Minimaal elke drie jaar
Externe bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Eerstvolgende toetsingsmoment: September 2023, of eerder indien het CBS een aanpassing publiceert
De ervaringssterftefactoren corrigeren voor het verschil in verwachte sterfte tussen de gehele Nederlandse bevolking en de fondspopulatie. De ervaringssterftefactoren worden gebaseerd op de cijfers van het CBS (hoogste inkomensklasse) met, voor verzekerde mannen, een afslag in verband met ploegendienst en fysiek zwaar werk.
De leeftijds- en geslachtsafhankelijke correctiefactoren voor 2023 zijn opgenomen in tabel 3.1.
2.4. Partnerfrequenties
Laatstelijk vastgesteld: September 2020
Vaststellingsfrequentie: Minimaal elke drie jaar
Externe bron: N.v.t.
Eerstvolgende toetsingsmoment: September 2023
De partnerfrequenties worden gebruikt om te reserveren voor nog niet ingegaan partnerpensioen voor actieven en gewezen deelnemers. Voor gepensioneerden geldt dat er wordt gereserveerd op basis van “bepaalde partner”. De partnerfrequenties voor (gewezen) deelnemers worden gebaseerd op de partnergegevens uit de deelnemersadministratie van de voorgaande drie jaren.
De partnerfrequenties voor 2023 zijn opgenomen in tabel 3.2.
2.5. Leeftijdsverschil man-vrouw
Laatstelijk vastgesteld: September 2020
Vaststellingsfrequentie: Minimaal elke drie jaar
Externe bron: N.v.t.
Eerstvolgende toetsingsmoment: September 2023
Het leeftijdsverschil man-vrouw wordt gebruikt om te reserveren voor nog niet ingegaan partnerpensioen. Het leeftijdsverschil wordt gebaseerd op de partnergegevens uit de deelnemersadministratie van de voorgaande drie jaren.
Het leeftijdsverschil man-vrouw is in 2023 gelijk aan 3 jaar (man ouder).
2.6. Kostenopslag voorziening en premie
Laatstelijk vastgesteld: Mei 2020
Vaststellingsfrequentie: Minimaal elke drie jaar
Externe bron: N.v.t.
Eerstvolgende toetsingsmoment: Mei 2023
De kostenopslag voorziening en premie is een procentuele opslag ter dekking van toekomstige kosten. De kostenopslag is in 2023 gelijk aan 3,5%.
3. Tabellen
3.1. Ervaringssterftefactoren
Leeftijd | Mannen | Vrouwen | Leeftijd | Mannen | Vrouwen | Leeftijd | Mannen | Vrouwen | ||
<= 40 | 33,00% | 50,00% | 61 | 59,95% | 67,50% | 81 | 85,62% | 84,17% | ||
41 | 34,28% | 50,83% | 62 | 61,23% | 68,33% | 82 | 86,90% | 85,00% | ||
42 | 35,57% | 51,67% | 63 | 62,52% | 69,17% | 83 | 88,18% | 85,83% | ||
43 | 36,85% | 52,50% | 64 | 63,80% | 70,00% | 84 | 89,47% | 86,67% | ||
44 | 38,13% | 53,33% | 65 | 65,08% | 70,83% | 85 | 90,75% | 87,50% | ||
45 | 39,42% | 54,17% | 66 | 66,37% | 71,67% | 86 | 92,03% | 88,33% | ||
46 | 40,70% | 55,00% | 67 | 67,65% | 72,50% | 87 | 93,32% | 89,17% | ||
47 | 41,98% | 55,83% | 68 | 68,93% | 73,33% | 88 | 94,60% | 90,00% | ||
48 | 43,27% | 56,67% | 69 | 70,22% | 74,17% | 89 | 95,88% | 90,83% | ||
49 | 44,55% | 57,50% | 70 | 71,50% | 75,00% | 90 | 97,17% | 91,67% | ||
50 | 45,83% | 58,33% | 71 | 72,78% | 75,83% | 91 | 98,45% | 92,50% | ||
51 | 47,12% | 59,17% | 72 | 74,07% | 76,67% | 92 | 99,73% | 93,33% | ||
52 | 48,40% | 60,00% | 73 | 75,35% | 77,50% | 93 | 100,00% | 94,17% | ||
53 | 49,68% | 60,83% | 74 | 76,63% | 78,33% | 94 | 100,00% | 95,00% | ||
54 | 50,97% | 61,67% | 75 | 77,92% | 79,17% | 95 | 100,00% | 95,83% | ||
55 | 52,25% | 62,50% | 76 | 79,20% | 80,00% | 96 | 100,00% | 96,67% | ||
56 | 53,53% | 63,33% | 77 | 80,48% | 80,83% | 97 | 100,00% | 97,50% | ||
57 | 54,82% | 64,17% | 78 | 81,77% | 81,67% | 98 | 100,00% | 98,33% | ||
58 | 56,10% | 65,00% | 79 | 83,05% | 82,50% | 99 | 100,00% | 99,17% | ||
59 | 57,38% | 65,83% | 80 | 84,33% | 83,33% | 100 | 100,00% | 100,00% | ||
60 | 58,67% | 66,67% |
3.2. Partnerfrequenties
Leeftijd | Mannen | Vrouwen | Leeftijd | Mannen | Vrouwen | |
18 | 0,00% | n.v.t. | 28 | 55,56% | n.v.t. | |
19 | 5,56% | n.v.t. | 29 | 61,11% | n.v.t. | |
20 | 11,11% | n.v.t. | 30 | 66,67% | n.v.t. | |
21 | 16,67% | n.v.t. | 31 | 72,22% | n.v.t. | |
22 | 22,22% | n.v.t. | 32 | 77,78% | n.v.t. | |
23 | 27,78% | n.v.t. | 33 | 83,33% | n.v.t. | |
24 | 33,33% | n.v.t. | 34 | 88,89% | n.v.t. | |
25 | 38,89% | n.v.t. | 35 | 94,44% | n.v.t. | |
26 | 44,44% | n.v.t. | >= 36 | 100,00% | n.v.t. |